Actuele ontwikkelingen in het betalings- en effectenverkeer • De vier grootste banken hebben op 4 oktober jl. een nieuwe betaalstandaard ingevoerd, genaamd iDEAL, voor het direct en veilig afrekenen van aankopen op het internet via internetbankieren. • Op 17 november jl. hebben de toonbankinstellingen en de banken een convenant ondertekend. Daarin is afgesproken dat de banken de toonbankinstellingen een korting geven op de PINtarieven, dat toonbankinstellingen hun claims tegen de banken en Interpay intrekken en dat de betrokken partijen kostenefficiënt betaalgedrag gaan stimuleren, zoals het bevorderen van het betalen met de PINpas en de Chipknip. • TARGET2, het toekomstige pan-Europese centralebanksysteem voor hoogwaardige eurobetalingen, zal op 19 november 2007 in gebruik worden genomen. Nederland zal op 18 februari 2008 volgen, samen met enkele andere landen. De laatste migratiegroep zal op 19 mei 2008 overgaan op TARGET2.
Winkelen op het internet Vanaf 4 oktober jl. kunnen Nederlandse consumenten voor het afrekenen van aankopen op het internet gebruik maken van een nieuw betaalinstrument, genaamd ideal. ideal is ontwikkeld door abn amro Bank, ing Bank, de Postbank en de Rabobank voor het betalen op internet via de vertrouwde omgeving van internetbankieren van de bank. Ontwikkeling online consumentenbestedingen Steeds meer Nederlanders kopen producten bij webwinkels. Meer dan 1/3 van de Nederlandse bevolking ouder dan 12 jaar heeft al eens iets gekocht op het internet1 en dit aandeel is stijgende, onder andere als gevolg van het toenemende gebruik van het internet in huishoudens. Grafiek 1 toont de groeiende omzetontwikkeling bij webwinkels vanaf 2003. In het eerste halfjaar van 2005 is er voor meer dan eur 1,1 miljard bij webwinkels gekocht, wat 42% hoger is dan in de eerste helft van 2004. De omzettoename kent een aantal oorzaken. Zo neemt het aantal huishoudens met internettoegang toe en daarmee samenhangend het aantal huishoudens dat online winkelt, en zijn er steeds meer bedrijven die hun goederen en diensten aanbieden via het internet. Het groeiende aantal reizen en vliegtickets dat wordt verkocht via het internet heeft bovendien een stijging van het gemiddelde aankoopbedrag tot gevolg gehad. 28
Grafiek 1 Consumentenbestedingen bij webwinkels (halfjaarcijfers, 2003-2005:i) eur miljoenen 1200 1000 800 600 400 200 0 I 03
II
I 04
II
I 05
Bron: Blauw Research, Thuiswinkel.org.
Er zijn veel manieren waarop consumenten hun op het internet gekochte producten kunnen betalen: met de acceptgiro, creditcard, eenmalige machtiging, onder rembours, een overschrijving, via internetbankieren en met speciaal voor het kopen op internet ontwikkelde betaalinstrumenten zoals bijvoorbeeld Bidpay, Minitix, Paypal en Walliecard. Thans betalen veel consumenten op een ‘traditionele’ manier (zie grafiek 2); zo werd in de eerste helft van 2005 40% van de webaankopen nog betaald met een acceptgiro en 18% met de creditcard, terwijl 11% van de betalingen via internetbankieren plaatsvond.2 De speciaal voor betalen op het internet ontwikkelde betaalinstrumenten worden nog
Grafiek 2 Gebruik betaalinstrumenten bij online aankopen, eerste halfjaar 2005 Procentuele aandelen 14%
40%
5%
Acceptgiro Creditcard Eenmalige machtiging
11%
Internetbankieren 12%
Onder rembours 18%
Overig
Bron: Blauw Research, Thuiswinkel.org
DNB
/ Kwartaalbericht December 2005
Betalingsverkeer
weinig gebruikt, minder dan 14% van de aankopen wordt met deze betaalinstrumenten betaald. Door consumenten vaak genoemde redenen om geen producten op het internet te kopen betreffen gepercipieerde onveiligheid en privacy redenen.3 Deze factoren kunnen ook een rol spelen bij de keuze van online winkelende consumenten om relatief veel te betalen met de vertrouwde, traditionele betaalinstrumenten zoals de acceptgiro. Nieuwe betaalstandaard iDEAL Om het betalen van aankopen bij webwinkels via internetbankieren te stimuleren, hebben abn amro Bank, ing Bank, de Postbank en de Rabobank de gezamenlijke betaalstandaard ideal ontwikkeld. Hun internetbankierende klanten kunnen met ideal bestellingen plaatsen bij webwinkels in Nederland en deze direct betalen vanaf hun bankrekening. Genoemde banken brengen de consumenten geen kosten in rekening voor het betalen met ideal. Webwinkeliers betalen een vergoeding bestaande uit abonnementskosten en transactietarieven variërend van 55-75 eurocent aan de bank waarvan zij ideal afnemen. Ideal is een open standaard: andere banken kunnen deze betaalmethode ook gaan aanbieden aan hun klanten en verwacht wordt dat een aantal van hen dit binnenkort ook zal gaan doen. Een aankoop op een webwinkel via ideal gaat als volgt. De klant doet een aankoop op het internet bij een webwinkel en klikt als hij gaat betalen op de ideal betaalknop. Vervolgens selecteert hij de bank waar hij internetbankiert en wordt hij doorgeleid naar de internet-bankieromgeving van deze bank. Hier treft hij een al ingevulde betaalopdracht aan die hij bevestigt met de beveiligde betaalmethode voor internetbankieren. De betaling wordt meteen afgeschreven van de betaalrekening van de klant en binnen enkele seconden ontvangt de webwinkelier een gegarandeerde betaalbevestiging van de bank. Voordelen van ideal ten opzichte van andere online betaalinstrumenten voor de consumenten zijn gebruiksgemak, vertrouwdheid en veiligheid. Pluspunten voor de webwinkels zijn dat betalingen gegarandeerd zijn en dat de verwerkingskosten lager kunnen worden. Webwinkels hebben bijvoorbeeld baat bij een snellere en gegarandeerde ontvangst van de aankoopbedragen en kunnen kosten besparen vanwege het minder vaak hoeven corrigeren van verkeerd ingevulde betaalopdrachten. Banken kunnen kosten DNB
/ Kwartaalbericht December 2005
besparen door een vermindering van het formulierengebruik. Een mogelijke vermindering van financiële schade als gevolg van identiteitsfraude op het internet kan ook bijdragen aan een reductie van de kosten. Zowel consumenten als webwinkels hebben positief gereageerd op de komst van ideal. Gedurende de eerste twee maanden van haar bestaan is het aantal aankopen dat bij webwinkels wordt betaald via ideal toegenomen; in oktober waren er ongeveer 21 duizend transacties en in november 45 duizend transacties. Hiermee is het marktaandeel van ideal op het totale aantal transacties bij webwinkels gestegen van 1% in oktober naar 2 à 3% in november. De aantallen transacties zijn inclusief de circa 11 duizend donaties aan de nationale actie voor slachtoffers van de aardbeving in Pakistan betaald met ideal. Het aantal webwinkels dat ideal als betaalmethode aanbiedt, bedroeg eind november ongeveer 300 en dit aantal zal verder toenemen. Het sterk stijgende aantal ideal-transacties sinds de invoering en het groeiende marktaandeel lijkt de verwachting te rechtvaardigen dat consumenten hun online aankopen vaker via internetbankieren gaan betalen en minder vaak met bijvoorbeeld de acceptgiro. Consumenten kunnen overigens alleen met ideal betalen voor hun aankopen bij Nederlandse en niet bij buitenlandse webwinkels. Aankopen bij buitenlandse webwinkels kunnen worden voldaan met de creditcard of met een online betaalinstrument zoals Paypal. Mastercard en visa hebben internationale standaards ontwikkeld, genaamd Mastercard SecureCode respectievelijk Verified by Visa (vbv), voor het veilig (grensoverschrijdend) betalen op het internet. Bij beide standaarden moeten de consumenten bij het bevestigen van een online aankoop een persoonlijk ‘wachtwoord’ opgeven, waarmee de bank/creditcardmaatschappij van de consument de identiteit van de kaarthouder kan verifiëren. Hiermee is betalen op het internet veiliger dan via een reguliere creditcardbetaling, waarbij alleen kaartgegevens door de consument worden doorgegeven. In veel landen kan al worden betaald met Mastercard creditcards of door banken uitgegeven debitcards voorzien van Mastercard SecureCode of met visa creditcards met vbv. Nederlandse banken rusten de door hen uitgegeven creditcards en pinpassen vooralsnog niet uit met deze functionaliteit. De Nederlandse consument die wil beschikken over vbv kan hiervoor wel terecht bij een aantal co-branded creditcards, zoals ics en de anwb. 29
Betalingsverkeer
Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer Banken, winkeliers, horeca en de benzinebranche hebben op 17 november 2005 ten kantore van dnb een convenant afgesloten dat moet leiden tot een efficiënter en veiliger betalingsverkeer. Het convenant houdt onder meer in dat banken acceptanten een korting geven van één cent per pinbetaling, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005. Hiermee wordt het gemiddelde pintarief van ongeveer 5 eurocent met 20% verlaagd. Op hun beurt laten de acceptanten hun claims tegen Interpay4 en de banken over de hoogte van de tarieven vallen. Behalve de kortingsregeling willen de partijen ook verdere efficiëntie in het betalingsverkeer doorvoeren en de veiligheid vergroten. Dit betekent onder meer het verder stimuleren van elektronisch betalen, en het terugdringen van het gebruik van contant geld. Hiervoor storten de banken eur 10 miljoen in een door het Platform Detailhandel Nederland en de Nederlandse Vereniging van Banken beheerd fonds. Concrete acties zullen nog worden uitgewerkt. De ondertekenaars nemen deel aan het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (mob), het platform waar gebruikers en aanbieders in het betalingsverkeer met elkaar spreken over efficiëntieverbeteringen en concrete maatregelen op het terrein van bijvoorbeeld veiligheid, toegankelijkheid en bereikbaarheid. Het mob zal dan ook worden betrokken bij de verdere uitwerking van de gezamenlijke plannen. Het mob is op 30 november jl. bijeengeweest en heeft zich uitgesproken over onder meer de volgende onderwerpen. Elektronisch betalen in winkels is niet voor alle consumenten zonder problemen. Visueel gehandicapten kunnen niet altijd goed gebruikmaken van een betaalautomaat, en ook mensen met een motorische handicap en ouderen hebben vaak moeite met de bediening ervan. Door richtlijnen te ontwikkelen voor onder meer de locatie, de leesbaarheid van het scherm, de gebruikersvriendelijkheid van het toetsenbord en de pasinvoer kan de toegankelijkheid van het elektronische betalingsverkeer in winkels voor deze groepen worden verbeterd. In mob-verband is een inventariserende studie verricht, en het is de bedoeling dat in de eerste helft van 2006 specifieke richtlijnen voor producenten van betaalautomaten beschikbaar komen. Eerder zijn soortgelijke richtlijnen vastgesteld voor de geldopnameautomaten. Het betalingsverkeer kan met (nieuwe) technologieën mogelijkheden bieden verdere efficiëntieverbeteringen door te voeren. Zo is er de technologische 30
migratie van magneetstrip naar chip via de invoering van de emv-standaard. In de verdere toekomst zijn initiatieven op basis van nieuwe mobiele en contactloze technologieën te verwachten. Het op de markt brengen van innovatieve betaalinstrumenten is primair een zaak van marktpartijen. Ontwikkelingen die in de (nabije) toekomst impact kunnen hebben op Nederland worden door het mob gevolgd in de vorm van een ‘tech monitor’. Veiligheidsknelpunten blijven prominent op de agenda van het mob staan, zowel ten aanzien van bankbiljetten als van elektronische betaalinstrumenten. In 2005 heeft het mob drie informatieve modules geproduceerd ter informatie van consumenten en bedrijven over hoe te handelen bij het aantreffen van verdachte bankbiljetten. Ter ondersteuning van het ontdekken van valse bankbiljetten zijn er detectieapparaten op de markt. Een overzicht van geteste detectieapparatuur is te vinden op de website van dnb (www.dnb.nl). Op het gebied van elektronisch betalen krijgen momenteel vooral fraude met creditcards en de beveiliging van internetbankieren aandacht. Ook hier streeft het mob ernaar door middel van analyse (wat is echt het probleem?) en voorlichting (wat kan iedere partij in de keten hieraan doen?) het betalingsverkeer veilig te houden. Geld- en waardetransporteurs hebben te maken met beperkte tijdvensters waarbinnen zij bij een klant – winkel of bank – kunnen komen. Gemeenten stellen deze zogenoemde venstertijden vast, waarbinnen distributie met vrachtwagens binnen gemeentegrenzen en vooral in winkelgebieden is toegestaan. Geld- en waardetransporteurs – die doorgaans alleen geld vervoeren – lopen veiligheidsrisico’s als gevolg van deze beperkte venstertijden, doordat zij minder variatie in hun aanrijtijden kunnen brengen. Het mob heeft vanwege deze veiligheidsproblematiek, maar ook uit efficiencyoverwegingen, advies uitgebracht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat (v&w) om een collectieve ontheffing van gemeentelijke venstertijden voor het geldtransport wettelijk te regelen. De Minister heeft in haar reactie op het mob advies aangegeven dat de voorbereiding voor de collectieve ontheffing van venstertijden in gang zal worden gezet.
target2 Op 19 november 2007 zal target2 live gaan. De opvolger van het huidige target systeem dient hetzelfde doel, namelijk het beperken van systeemrisico door het DNB
/ Kwartaalbericht December 2005
Betalingsverkeer
bieden van een snel en veilig systeem voor het uitvoeren van het monetaire beleid en het verrichten van hoogwaardige en tijdkritische eurobetalingen tussen banken en clearing- en settlementinstellingen. De verbeteringen die met target2 zullen worden gerealiseerd ten opzichte van het huidige systeem liggen vooral op functioneel en technisch vlak. Functioneel wordt het dienstenaanbod en de prijsstelling op Europees niveau geharmoniseerd tot een homogeen systeem. Technisch gezien verandert vooral de architectuur: van vele nationale platformen met eigen hardware en software gaan de centrale banken over op één systeem, vanwege continuïteitsredenen geïmplementeerd op meer dan één locatie. De relatie met de klanten blijft bij de nationale centrale banken (ncb’s) en ook juridisch blijft het systeem decentraal. In het tweede voortgangsrapport target2 heeft het Europese Stelsel van Centrale Banken (escb) onder andere een tariefstructuur voor de betaaldiensten gepubliceerd. Na de visie van de banken te hebben vernomen zal met het volgende voortgangsrapport de tariefstructuur definitief worden vastgesteld. Deze bestaat uit een tarief per transactie, ongeacht of die binnenlands of grensoverschrijdend is, en een vast tarief per maand. Banken kunnen te zijner tijd kiezen: òf eur 0,80 per transactie plus een vast tarief van eur 100 per maand; òf een degressief variabel tarief van eur 0,60 tot eur 0,20, plus een vast tarief van eur 1.250 per maand. Dit schema is gebaseerd op een aantal beleidsuitgangspunten, waaronder kostendekkendheid en toegankelijkheid. Kleine banken en banken met weinig transacties kunnen kiezen voor de optie met het lage vaste tarief, terwijl banken met veel betaaltransacties de andere optie met een lager en degressief verlopend transactietarief kunnen kiezen. De tarieven voor de clearing- en settlementinstellingen zijn nog niet vastgesteld. Aangezien target2 extra voorzieningen bevat voor deze systemen zal dit waarschijnlijk leiden tot een hoger vast tarief per jaar. Tarieven voor de optionele modules van target2 zijn ter besluitvorming van elke centrale bank afzonderlijk. dnb heeft hierover nog geen besluit genomen. Ook voor de dienst ‘intraday liquidity pooling’ zijn tarieven afgesproken. Deze dienst maakt het mogelijk dat meerdere rekeningen worden ‘samengevoegd’ en gebruikt als één virtuele rekening, wat meer flexibiliteit geeft. Zo kan een debetsaldo op een dnb-rekening gecompenseerd worden door voldoende krediet op andere rekeningen van de betreffende financiële instelling bij dnb of bij andere centrale banken van het Eurosysteem. Het tarief voor deze dienst is gesteld op DNB
/ Kwartaalbericht December 2005
eur 6.800 per rekening per jaar. Er is een ‘light’ versie beschikbaar voor eur 2.900 per rekening per jaar waarbij wel de informatie van de afzonderlijke rekeningen en het geconsolideerde totaal wordt gepresenteerd, maar niet de functionaliteit van de virtuele rekening wordt geboden. Vanaf de startdatum van target2 zal er gefaseerd gemigreerd worden van de huidige systemen naar het nieuwe gezamenlijke platform. Dit zal plaatsvinden in drie groepen: groep i op 19 november 2007 met onder andere Duitsland, Oostenrijk en Luxemburg; gevolgd door groep ii op 18 februari 2008 met onder meer Nederland, België, Frankrijk en Spanje. Tot slot groep iii op 19 mei 2008, met onder andere Italië en de ecb. De target2 tarieven gaan in op de datum van deze laatste groep, omdat dan pas alle banken van de target2diensten gebruik kunnen maken. Tot die datum worden de nationale tarieven en het huidige target-tarief gehanteerd. Op de website van dnb (www.dnb.nl) is de volledige groepsindeling te vinden, samen met de nationale migratieprofielen waarmee inzicht wordt verkregen in diverse migratieaspecten en het gebruik van modules per centrale bank. Door de gefaseerde migratie verloopt het testen ook gefaseerd, maar wordt er wel rekening gehouden met multi-country testmogelijkheden voor internationale banken. Het testen voor groep i start op 1 mei 2007 met connectivity testing, gevolgd door interoperabiliteitstesten, testen met de nationale banksector en businessdag testen. De andere groepen starten enige maanden later. Ook over de testplanning is gedetailleerde informatie te vinden op de dnb-website. Medio november 2005 heeft de Bank of England (boe) aangegeven niet mee te zullen doen aan target2. De Raad van Bestuur van de ecb besloot op 6 oktober 2005 dat de boe kan meedoen aan target2 onder gelijke omstandigheden als de ncb’s in het Eurosysteem. De boe ging hiermee niet akkoord omdat zij niet is vertegenwoordigd in de Raad van Bestuur van de ecb en derhalve geen invloed zou hebben op de toekomstige besluitvorming over target2.
Ontwikkeling escb-cesr standaarden voorlopig gestaakt In eerdere kwartaalberichten is verslag gedaan van de voortgang van de ontwikkeling van standaarden voor effectenclearing en -settlementsystemen. Deze zogenoemde escb-cesr standaarden hebben tot doel de veiligheid en efficiëntie van effectenclearing en -settle31
Betalingsverkeer
mentsystemen in de eu te bevorderen en stellen bijvoorbeeld eisen aan de juridische basis, de operationele betrouwbaarheid en het risicomanagement van de systemen. Onlangs hebben de Raad van Bestuur van de ecb en het Europese Comité voor Effectentoezichthouders (cesr) besloten om de ontwikkeling van de standaarden tijdelijk te staken. Naar verwachting zal de Europese Commissie zich binnenkort uitspreken over de wenselijkheid van een richtlijn voor clearing en settlement. In overleg met de Europese Commissie zal worden besloten of de ontwikkeling van de escb-cesr standaarden voortgezet kan worden of dat het werk definitief wordt gestaakt. De tegenstellingen in Europa blijken voorlopig te groot om tot een compromis te komen. Controverse bestaat vooral over de aard van een centraal effectenbewaar- en settlementhuis (csd, central securities depository). In de meeste landen, waaronder Nederland, wordt de csd gezien als onderdeel van de centrale financiële infrastructuur, die zo risicovrij mogelijk dient te opereren. Commerciële activiteiten zoals kredietverlening zijn niet toegestaan. In andere landen kan een csd een bankstatus hebben en uit dien hoofde commerciële activiteiten verrichten. In Nederland spreekt de Wet Giraal Effectenverkeer in de memorie van toelichting zich uit tegen commerciële activiteiten van de Nederlandse csd (Euroclear Nederland). Nu de ontwikkeling van de standaarden voorlopig is stopgezet, gaat Nederland voort met het reeds aanwezige regelgevende kader, dat voldoet aan de in g10-verband afgesproken cpss-iosco5 aanbevelingen.
Pooling productie en inkoop eurobiljetten De wereldwijde circulatie van eurobiljetten bedraagt thans 9,8 miljard eurobiljetten (ultimo september 2005) en heeft een totale waarde van eur 538 miljard. De ecb en de ncb’s stellen jaarlijks gezamenlijk de productiebehoefte aan nieuwe eurobiljetten vast. In 2005 worden er circa 3,6 miljard eurobiljetten gedrukt en in 2006 zijn er zelfs 7 miljard nieuwe eurobiljetten nodig waarvan dnb er 350 miljoen voor haar rekening neemt. De verdubbeling van de productiebehoefte wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de toenemende slijtage van eurobiljetten. Het aantal in omloop zijnde eurobiljetten neemt nog altijd toe. Zo is de circulatie eurobiljetten ten opzichte van het derde kwartaal 2004 met ongeveer 9% gestegen. De circulatiegroei, het gewenste voorraadniveau van eurobiljetten in het Eurosysteem en de 32
vernietiging van versleten biljetten bepalen samen de productiebehoefte van eurobiljetten. De vaststelling van de productiebehoefte begint met een raming van de ecb voor het gehele Eurosysteem en een schatting van de twaalf ncb’s van de behoefte in hun land. Als de ecb en de ncb’s overeenstemming hebben bereikt over de gezamenlijke productiebehoefte in een jaar, wordt de productie verdeeld onder de ncb’s. Daarbij zijn de afzonderlijke ncb’s verantwoordelijk voor de productie van twee à drie coupures. Grafiek 3 geeft een overzicht van het aantal geproduceerde eurobiljetten verzorgd door dnb tot en met 2005 en de geplande productie in 2006. dnb neemt in 2006 circa 5% van de totale productiebehoefte in het eurogebied voor haar rekening, 222 miljoen eur 10 en 125 miljoen eur 50 biljetten. Het aantal geproduceerde biljetten is de laatste jaren toegenomen, wat hoofdzakelijk kan worden toegeschreven aan twee factoren. Ten eerste, het aantal biljetten dat moet worden vervangen vanwege slijtage neemt sterk toe, met name bij de eur 50 biljetten. De levensduur van een eur 50 biljet wordt geschat op circa 31/2-4 jaar, zodat veel eur 50 biljetten die in 2002 en 2003 in omloop zijn gebracht aan vervanging toe zijn. Ten tweede, er circuleren steeds meer eurobiljetten buiten het eurogebied wat een opwaarts effect heeft op de circulatiegroei. De productieverdeling van de verschillende coupures over de ncb’s is vastgelegd in een verdeelsleutel. Iedere ncb in het eurogebied draagt de kosten voor zijn eigen productiebehoefte en laat zijn biljetten drukken bij een interne of particuliere drukkerij. De ncb’s zijn vrij in hun keuze voor een drukkerij, maar de meeste prefereren een order bij een drukkerij in hun eigen land. De drukkerij Joh. Enschedé in Haarlem drukt in 2005 dnb’s behoefte aan biljetten. Dit jaar richt dnb zich op Grafiek 3 Productie van eurobiljetten verzorgd door dnb Aantallen in miljoenen 350 300 250 200 150 100 50 0 02
03
04
05
DNB
06
/ Kwartaalbericht December 2005
Betalingsverkeer
de productie van eur 10 en eur 50 biljetten. De reden hiervoor is dat deze coupures relatief veel worden gebruikt in Nederland. Wat overblijft na uitgifte in Nederland wordt geruild met ncb’s die andere coupures produceren. Het voordeel van het poolingsysteem is dat ncb’s schaalvoordelen kunnen realiseren door in één keer grote partijen biljetten te laten drukken. De specialisatie van drukkerijen op twee à drie coupures, komt bovendien de kwaliteit ten goede. 1 cbs (2005), De digitale economie 2004, Voorburg. 2 Blauw Research (2005), Thuiswinkel Markt Monitor 2005. 3 cbs (2005), De digitale economie 2004, Voorburg. 4 In maart 2004 is de rol van Interpay gewijzigd. Een van de veranderingen betreft het afsluiten van pin- en/of chipknipcontracten door toonbankinstellingen. Vanaf maart 2004 is het afsluiten van deze contracten ondergebracht bij de banken in plaats van bij Interpay. Interpay richt zich nu voornamelijk op de verwerking van het elektronische retailbetalingsverkeer. 5 cpss is een afkorting van Committee on Payment and Settlement Systems en iosco voor International Organisation of Securities Commissions. cpss-iosco richt zich op wereldwijde standaarden voor oversight.
DNB
/ Kwartaalbericht December 2005
33