CMFB 02-06-2009 Agendapunt:
7
Sittard, 11 mei 2009 AAN DE COMMISSIES ALGEMEEN BESTUURLIJKE AANGELEGENHEDEN, MIDDELEN EN FINANCIEEL BELEID EN WATERSYSTEMEN Onderwerp: Vaststelling meerjarenraming 2010-2014
./.
Hierbij bieden wij u, conform de planning en controlcyclus, de meerjarenraming 2010-2014 (bijlage 1) aan. Algemeen Op 1 januari 2009 is de Regeling Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen (BBVW) in werking getreden. Deze regeling vervangt met ingang van genoemde datum de huidige Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen. In de BBVW is de meerjarenraming als verplicht instrument in het kader van de planning- en controlcyclus opgenomen. De meerjarenraming wordt evenals de begroting gepresenteerd op programmaniveau en omvat een periode van 4 jaar volgende op het komende begrotingsjaar. Vooruitlopend op de meerjarenraming heeft het algemeen bestuur op 17 februari 2009 de notitie ‘Toelichting opbouw programmabegroting en technische uitgangpunten begroting 2010 en meerjarenraming 2010-2014’ vastgesteld. Hierin is aangegeven hoe de opzet van de programmabegroting eruit ziet en welke uitgangspunten gehanteerd worden voor de begroting en meerjarenraming. Hiermee is dan ook rekening gehouden.
./.
Afweging dagelijks bestuur Naast de doorrekening op basis van de door het algemeen bestuur vastgestelde uitgangspunten zijn nog een aantal zaken voor de meerjarenraming aangedragen die buiten de scoop vallen hetgeen door het bestuur is vastgesteld en die derhalve kostenverhogend zijn. Het dagelijks bestuur heeft op 27 april 2009 de betreffende onderdelen op hun merites beoordeeld en afgewogen welke zaken verantwoord zijn om mee te nemen in de voorliggende meerjarenraming. Dit zogenaamde 'Afwegingsdocument' treft u als bijlage 2 aan. Meerjarenraming 2010-2014 In de meerjarenraming is op basis van de huidige inzichten en rekening houdend met de afweging van het dagelijks bestuur per individueel programma aangegeven wat de beleidsvoornemens zijn en welke kosten hiermee gemoeid zijn. Daarnaast is aangegeven welk effecten dit heeft op de ontwikkeling van de opbrengst waterschapslasten.
090530/PDA
1/2
Op basis van de voorliggende gegevens kunnen wij voor de meerjarenraming 2010-2014, rekening houdend met een verantwoorde inzet van de ‘egalisatiereserves voor tariefsegalisatie’, een opbrengststijging presenteren die verdedigbaar is. Voor de totale meerjarenperiode 2010-2014 ziet het beeld er als volgt uit. Omschrijving
2010
2011
2012
2013
2014
stijgingspercentage opbrengst watersysteemheffing
4,00%
2,00%
2,00%
1,50%
1,50%
stijgingspercentage opbrengst zuiveringsheffing
1,10%
2,10%
2,10%
2,00%
2,00%
gemiddeld stijgingspercentage opbrengst waterschapslasten
2,10%
2,10%
2,10%
1,80%
1,80%
Voor een uitgebreide toelichting op de beleidsvoornemens en financiële aspecten verwijzen wij u naar de bijgevoegde meerjarenraming. Begroting 2010 De eerste jaarschijf van de voorliggende meerjarenraming zal vertaald worden in de begroting 2010. Op basis van nadere inzichten kan dit tot een bijstelling ten opzichte van de meerjarenraming leiden in zowel positieve als negatieve zin. Uitgangspunt blijft het stijgingspercentage van de opbrengst waterschapslasten zoals voorgesteld in de meerjarenraming voor 2010. Wij zijn voornemens het algemeen bestuur voor te stellen de meerjarenraming 2010-2014 vast te stellen. Graag vernemen wij uw advies ter zake. Het dagelijks bestuur, de secretaris/directeur wnd.,
de voorzitter,
ing. J.M.G. In den Kleef
dr. J.J. Schrijen
090530/PDA
2/2
Meerjarenraming 2010-2014
Vastgesteld door het algemeen bestuur bij besluit van
Inhoudsopgave 1
Inleiding.........................................................................................................................................1
2
Samenvatting................................................................................................................................2
3
Programmatotaal..........................................................................................................................3
4
Programma’s ................................................................................................................................4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
5
Dekkingsplan ..............................................................................................................................21 5.1 5.3
6
Programma Plannen ............................................................................................................5 Programma Watersysteem ..................................................................................................7 Programma Veiligheid..........................................................................................................9 Programma Zuiveren .........................................................................................................11 Programma Instrumenten ..................................................................................................13 Programma Bestuur, externe communicatie en belastingen .............................................15 Programma Bedrijfsvoering ...............................................................................................17
Algemeen ...........................................................................................................................21 Tariefsontwikkeling 2010-2014 ..........................................................................................25
Overige paragrafen ....................................................................................................................26 6.1 6.2 6.3
Algemene ontwikkelingen en uitgangspunten ...................................................................26 De financiering ...................................................................................................................27 Het weerstandsvermogen ..................................................................................................28
Meerjarenraming 2010-2014 Waterschap Roer en Overmaas
2
Meerjarenraming 2010-2014
1
Inleiding
Op 1 januari 2009 is de Regeling Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen (BBVW) in werking getreden. Deze regeling vervangt met ingang van genoemde datum de comptabiliteitsvoorschriften voor waterschappen. In de BBVW is de meerjarenraming als verplicht instrument in het kader van de planning- en controlcyclus opgenomen. De meerjarenraming wordt evenals de begroting gepresenteerd op programmaniveau en omvat een periode van 4 jaar volgend op het komende begrotingsjaar. De meerjarenraming is één van de documenten uit de planning- en controlcyclus van het waterschap. In de meerjarenraming wordt vooruit gekeken en zo goed mogelijk geschat wat in de komende periode (2010-2014) de voornemens zijn en wat dit financieel betekent. Op deze wijze wordt het bestuur in staat gesteld om de koers te bepalen en te bepalen of de prijs die daarbij hoort maatschappelijk acceptabel en verantwoord is. Vooruitlopend op de meerjarenraming heeft het bestuur op 17 februari 2009 de notitie ‘toelichting opbouw programmabegroting en technische uitgangspunten begroting 2010 en meerjarenraming 2011-2014’ vastgesteld. Hierin is aangegeven hoe de opbouw van de programmabegroting er uitziet en welke uitgangspunten gehanteerd worden voor de begroting en meerjarenraming. In paragraaf 6.1 zijn deze uitgangspunten in gecomprimeerde vorm weergeven. De meerjarenraming 2010-2014 is de eerste meerjarenraming van het nieuwe bestuur en de tweede in de nieuwe cyclus. De meerjarenraming kan beschouwd worden als een groeimodel. De voorliggende meerjarenraming loopt (nog) niet parallel met het nieuwe Waterbeheerplan 2010-2015 dat eind 2009 zal worden vastgesteld. De komende jaren zal de meerjarenraming dan ook worden doorontwikkeld en verfijnd. Ondanks dit zijn wij van mening dat de voorliggende meerjarenraming 2010-2014 inzicht geeft in waar het waterschap de komende jaren voor aan de lat staat.
Waterschap Roer en Overmaas
1
2
Samenvatting
In de Regeling Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen (BBVW) is de meerjarenraming als verplicht instrument voorgeschreven. Op basis van de door het bestuur op 21april 2008, (herbevestigt door algemeen bestuur op 17 februari 2009) vastgestelde programma’s is het programmatotaal opgesteld. Hierin is aangegeven wat de financiële effecten, uitgedrukt in netto kosten (uitgaven minus inkomsten), zijn van de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2014. In hoofdstuk 4 wordt per individueel programma aangegeven wat de voornemens zijn. Hier wordt antwoord gegeven op de vragen: wat willen we bereiken, wat doen we ervoor, wat mag het kosten en welk investeringsniveau is hiermee gemoeid. De netto kosten die voortvloeien uit het programmatotaal vormen de door de opbrengst waterschapslasten te dekken kosten en worden gehanteerd voor de berekening van de belastingtarieven. Om dit inzichtelijk is maken is in hoofdstuk 5 een dekkingsplan opgesteld waarin de effecten zichtbaar zijn gemaakt. Naast de ontwikkeling van de waterschapslasten is ook rekening gehouden met de bestemmingsreserves voor tariefegalisatie. Deze reserves dienen om ongewenste schommelingen in de stijgingspercentages van de opbrengst waterschapslasten op te vangen. Het voorgenomen beleid zoals verwoord in de individuele programma’s en in totaliteit financieel vertaald in het programmatotaal leidt tot een stijging van de opbrengst waterschapslasten in 2010 met 5,0%. Indien de egalisatiereserves voor tariefsegalisatie op een verantwoorde wijze worden ingezet kan deze stijging in 2010 beperkt blijven tot 2,1%. Bij de totstandkoming van de voorliggende meerjarenraming is dan ook uitgegaan van een verantwoorde inzet van de egalisatiereserves voor tariefegalisatie over de jaren 2010-2014. Voor de totale meerjarenperiode 2010-2014 ziet het beeld er als volgt uit. 2010
2011
2012
2013
2014
netto kosten programmatotaal
79.755
81.072
82.594
83.640
84.944
opbrengst waterschapslasten
77.609
79.211
80.847
82.321
83.823
Exploitatie tekort (-)
- 2.146
- 1.861
-1.747
-1.319
- 1.121
2.170
1.880
1.750
1.330
1.130
+ 24
+ 19
+3
+ 11
+9
stijgingspercentage watersysteemheffing
4,00%
2,00%
2,00%
1,50%
1,50%
stijgingspercentage zuiveringsheffing
1,10%
2,10%
2,10%
2,00%
2,00%
gemiddeld stijgingspercentage opbrengst waterschapslasten
2,10%
2,10%
2,10%
1,80%
1,80%
Omschrijving x € 1.000
inzet egalisatiereserves ontwikkeling waterschapslasten Tekort (-) / Overschot (+)
Voor een nadere toelichting op een en ander verwijzen wij u naar hoofdstuk 5 ‘dekkingsplan’.
2
Meerjarenraming 2010-2014
3
Programmatotaal
In het programmatotaal wordt het naar de programma’s onderscheiden en te realiseren beleid voor het waterschap financieel voor de totale meerjarenperiode 2010-2014 weergegeven. Het programmatotaal is opgebouwd uit zeven programma’s die door het algemeen bestuur op 21 april 2008 zijn vastgesteld. Het nieuwe algemeen bestuur heeft hier op 17 februari 2009 via het voorstel ‘toelichting opbouw programmabegroting en technische uitgangspunten programmabegroting 2010 en meerjarenraming 2010-2014’ kennis van genomen en ingestemd. Een programma is een meerjarig samenhangend geheel van activiteiten op basis waarvan het bestuur het beleid van het waterschap vaststelt. Opgemerkt kan worden dat het programma bedrijfsvoering een bijzondere functie heeft. Hier worden de ondersteunende activiteiten financieel verantwoord en doorberekend naar de overige programma’s. In hoofdstuk 4 wordt per programma inhoud gegeven aan het voorgenomen beleid van het waterschap over de jaren 2010-2014. Samenvatting exploitatie Programma
2010
2011
2012
Plannen Watersysteem Veiligheid Zuiveren Instrumenten Bestuur, externe communicatie en belastingen Bedrijfsvoering
3.282 14.743 956 45.097 6.693 9.648 -
3.325 14.832 946 45.999 6.811 9.810 -
3.389 15.033 976 46.919 6.996 9.935 -
3.415 14.837 999 47.857 7.153 10.039 -
3.466 15.172 1.018 48.815 7.308 9.831 -
Programmatotaal
80.419
81.723
83.248
84.300
85.610
100 221
120 225
122 230
122 235
123 239
-523 -462
-534 -462
-544 -462
-555 -462
-566 -462
79.755
81.072
82.594
83.640
84.944
Onvoorzien Waterschap Roer en Overmaas Onvoorzien Waterschapsbedrijf Limburg Onttrekking bedijfsreserve Waterschapsbedrijf Limburg Dividend Nederlandse Waterschapsbank
Totaal netto kosten
2013
2014
Samenvatting investeringen Programma Plannen Watersysteem Veiligheid Instrumenten Bestuur, externe communicatie en belastingen Bedrijfsvoering Huisvesting buitendienst Totaal netto investeringsniveau
2010
2011
2012
2013
2014
400 7.165 500 1.400 1.700
100 8.965 100 300 2.000
100 8.965 100 750 300 -
100 8.965 100 300 -
100 8.965 100 300 -
11.165
11.465
10.215
9.465
9.465
In de vastgestelde technische uitgangspunten begroting 2010 en meerjarenraming 2011-2014 is uitgegaan van een netto investeringsniveau van € 8.915.000 per jaar, exclusief de te activeren uren en exclusief de huisvesting van de buitendienst. Rekening houdend met jaarlijks € 550.000 te activeren uren bedraagt het totale netto investeringsniveau € 9.465.000 exclusief de huisvesting van de buitendienst.
Waterschap Roer en Overmaas
3
4
Programma’s
In dit hoofdstuk wordt per programma de inhoud weergegeven. Vervolgens wordt beknopt per programma voor de totale meerjarenperiode ingegaan op de volgende onderdelen. • Wat willen we bereiken • Wat doen we ervoor • Wat mag het kosten • Welk investeringsniveau is hiermee gemoeid
Programmatotaal exploitatie Miljoen 90 80 70 Bestuur, externe communicatie en belastingen
60
Instrumenten 50
Zuiveren Veiligheid
40
Watersysteem 30
Plannen
20 10 2010
4
2011
2012
2013
2014
Meerjarenraming 2010-2014
4.1
Programma Plannen
Programma-inhoud Dit programma is vooral gericht op het opstellen van eigen plannen en overige beleidsaspecten. Ook de kosten voor studie en onderzoek voor het formuleren van nieuw beleid maken hier deel vanuit. Het belangrijkste beleidsplan is het waterbeheersplan met de nieuwe beleidsaspecten zoals de Kaderrichte lijn Water, waterbeheer 21 eeuw / Nationaal Bestuursakkoord Water en Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Maar ook hiervan afgeleide werkprocessen en beleidsplannen, zoals plannen van derden, gebiedsgericht werken, landinrichting, watertoets en wateradvies, het beheersplan waterkeringen en het calamiteitenplan, het grondbeleid, recreatief medegebruik, cultuurhistorische waarden, visserij en jacht worden tot dit programma gerekend. Wat willen we bereiken Waterbeheerplan 2010-2015 Een door het bestuur vastgesteld Waterbeheerplan waarin opgenomen de Kaderrichtlijn Water, e waterbeheer 21 eeuw/Nationaal Bestuursakkoord Water en Gewenst Grond en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Van Waterbeheerplan afgeleide werkprocessen en beleidsplannen Voorbeelden hiervan zijn plannen van derden, gebiedsgericht werken, landinrichting, watertoets en wateradvies, beheerplan waterkeringen, calamiteitenplan, grondbeleid, recreatief medegebruik, cultuurhistorische waarden, visserij en jacht. Wat doen we ervoor Waterbeheersplan 2010-2015 Het ontwerp waterbeheerplan doorloopt in 2009 de formele inspraakprocedure en de besluitvormingsprocedure eindigend in het vaststellen van het waterbeheerplan door het algemeen bestuur in december 2009. Van Waterbeheersplan afgeleide werkprocessen en beleidsplannen • Beheerplan waterkeringen. In 2010 vindt de halftijdse evaluatie plaats van het Beheerplan Waterkeringen dat in 2008 is vastgesteld. Dit is onder andere input voor het opstellen van het nieuwe Beheerplan Waterkeringen in 2012. • Calamiteitenplan. Eens in de vier jaar (volgende in 2012) wordt een calamiteitenplan opgesteld. In dit parapluplan wordt beschreven welke organisatorische maatregelen het waterschap neemt om in bijzondere, vaak bedreigende omstandigheden haar taakuitoefening te kunnen waarborgen. Dit plan wordt afgestemd met betrokken organisaties als gemeenten en veiligheidsregio’s. Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg dienen hun goedkeuring hierover te geven. Op basis van het calamiteitenplan wordt periodiek, een keer in de vier jaar, een meerjarig opleidings- en oefenbeleidsplan opgesteld. In 2010 wordt gestart met het opstellen van het nieuwe plan (2011-2014) op basis van het in 2008 vastgestelde calamiteitenplan.
Waterschap Roer en Overmaas
5
•
Grondbeleid. Gezien de te verwachten problemen rondom grondverwerving in de toekomst, komt verwerving met het instrument van onteigening steeds meer aan de orde. Rekeninghoudend met de nieuwe Waterwet en het hiermee gemoeide juridische kader zal het huidige grondbeleid, vooral op het gebied van onteigening, verder ontwikkeld worden.
Wat mag het kosten
Programma plannen
2010
2011
2012
2013
2014
Kosten Opbrengsten
400 -
408 -
416 -
425 -
433 -
Waterschapsbedrijf Limburg en doorberekende kosten
400
408
416
425
433
Bijdrage aan het Waterschapsbedrijf Limburg Van programma bedrijfsvoering: Rente en afschrijvingen Personeelskosten Overige kosten
348
355
362
369
377
228 1.727 579
200 1.778 584
186 1.827 598
141 1.879 601
119 1.932 605
Netto kosten programma plannen
3.282
3.325
3.389
3.415
3.466
Welk investeringsniveau is hiermee gemoeid
6
Netto investeringsvolume
2010
2011
2012
2013
2014
Programma Plannen
400
100
100
100
100
Meerjarenraming 2010-2014
4.2
Programma Watersysteem
Programma-inhoud Dit programma betreft het inrichten en onderhouden van waterhuishoudkundige werken van het watersysteem, zijnde het waterkwantiteit- en het passieve waterkwaliteitsbeheer. Het programma omvat de inrichting van stromende en stilstaande wateren in zowel het landelijke gebied als de bebouwde omgeving. Hiertoe behoren ook beekherstel en maatregelen ten behoeve van de verbetering van vismigratie evenals duurzaam stedelijk waterbeheer, waterbodemsanering (baggeren), aanpak diffuse bronnen van watervervuiling en andere (fysieke) maatregelen voor de verbetering van de waterkwaliteit. Verder behoren de inrichting van het watersysteem op basis van de nieuwe normering, voorkomen van wateroverlast, aanleg regenwaterbuffers en retentie, aanpak van bodemerosie en oppervlakkige afstroming in hellend gebied, gewenst grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR) en peilbeheer tot dit programma. Wat willen we bereiken In de planperiode wordt (grotendeels) uitvoering gegeven aan de maatregelen zoals opgenomen in het huidige verlengde Waterbeheerplan 2003-2007 en het in voorbereiding zijnde nieuwe Waterbeheerplan 2010-2015. In het nieuwe Waterbeheerplan is opgenomen dat de wateren gedeeltelijk zijn, of worden, ingericht zodat ze voldoen aan de eisen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW). Ook dient het e watersysteem te voldoen aan de nieuwe normering Waterbeheer 21 eeuw (WB21) en het Nationaal bestuursakkoord water (NBW). Concreet betekent dit onder andere: • Stedelijke gebieden moeten worden beschermd tegen wateroverlast. • De inrichting van het watersysteem moet voldoen aan de nieuwe normering. • Oppervlaktewateren moeten optrekbaar zijn voor trekvissen. • Waar mogelijk verwijderen van overkluizingen binnen stedelijk gebied. • Zorgen dat schoon regenwater niet meer in het rioolsysteem terecht komt. • In het kader van het GGOR bekijken hoe de waterhuishouding dient te zijn zodat de gewenste natuurwaarden zich kunnen ontwikkelen. • Sanering van vervuilde waterbodems. • Juist en goed afgestemd onderhoudsniveau van het watersysteem, rekeninghoudend met de hydrologische en ecologische functies. • Verder onderzoek naar de uitvoering en kosten van onderhoudsbaggerwerkzaamheden vanuit baggeruitvoeringsplan. • Voor muskus- en beverratbestrijding onder het gestelde landelijke normeringgetal blijven. Wat doen we ervoor In 2010-2014 worden onder andere de volgende maatregelen uitgevoerd: • Oplossen van de wateroverlastproblemen en het voldoen aan de nieuwe normering wordt vooral bereikt door het vergroten van ca.150 bestaande (stedelijke) regenwaterbuffers. • Oplossen van vismigratieknelpunten. Bestaande belemmeringen zoals stuwen en watermolens moeten passeerbaar zijn of worden gemaakt.
Waterschap Roer en Overmaas
7
•
• • •
Het ontkluizen van de Rode Beek in Schinveld en de Keutelbeek in Beek. Tevens wordt de mogelijkheid onderzocht tot het gedeeltelijk open maken van de Caumerbeek. Ook vindt onderzoek plaats naar het eventueel ‘openmaken’ van de noordelijke Jekertak in de gemeente Maastricht. Stimuleren van afkoppelen van regenwater. Diverse saneringsprojecten zijn in voorbereiding (onder andere Kanjel en Gelei in Maastricht). Effectief en efficiënt bestrijden van de muskus- en beverrat. De muskusrattenbestrijding bevindt zich op een prima niveau. Getracht wordt dit te borgen in de periode 2010-2014. De discussie betreffende het voortzetten van de beverratbestrijding leidt in de komende jaren tot meer duidelijkheid. Er zal duidelijkheid moeten komen over de wijze van financieren en wanneer deze taak over gaat naar de waterschappen (uitgangspunt van de nieuwe Waterwet).
Wat mag het kosten
Programma watersysteem
2010
2011
2012
2013
2014
Kosten Opbrengsten
3.878 405
4.002 436
3.770 442
3.305 449
3.373 455
Waterschapsbedrijf Limburg en doorberekende kosten
3.473
3.566
3.328
2.856
2.918
Bijdrage aan het Waterschapsbedrijf Limburg Van programma bedrijfsvoering: Rente en afschrijvingen Personeelskosten Overige kosten
Netto kosten programma watersysteem
-
-
-
-
-
7.758 1.940 1.571
7.680 1.998 1.586
8.026 2.054 1.622
8.234 2.111 1.632
8.435 2.171 1.643
14.743
14.832
15.033
14.837
15.172
Welk investeringsniveau is hiermee gemoeid Netto investeringsvolume Programma Watersysteem
8
2010
7.165
2011
8.965
2012
8.965
2013
8.965
2014
8.965
Meerjarenraming 2010-2014
4.3
Programma Veiligheid
Programma-inhoud Dit programma omvat de aanleg en onderhoud van waterkeringen, de hoogwateractiviteiten (dijkbewaking) en de calamiteitenbestrijding. Onder deze noemer zijn de (uitvoerings)maatregelen gebracht die voortkomen uit het Beheersplan Waterkeringen 2009-2012. Wat willen we bereiken Het uitgangspunt voor het beleid ten aanzien van waterkeringbeheer is voldoen aan de veiligheidsnorm en daarmee het waarborgen van de veiligheid van het achterland tegen overstromingen bij waterstanden lager dan de maatgevende waterstand. Dit betekent enerzijds dat de waterkerende functie van de waterkeringen gehandhaafd moet blijven en anderzijds dat de werking van kwelwatervoorzieningen en sluiting van demontabele keringen in hoogwatersituaties gewaarborgd moet zijn. Het uitgangspunt voor het beleid ten aanzien van de calamiteitenbestrijding is te voldoen aan de eisen van daadkrachtig en efficiënt optreden bij calamiteiten op het gebied van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterzuivering. Bewustwording bevorderen van de hoogwaterrisico’s ten aanzien van het gekozen veiligheidsniveaus en voorbereid zijn op situaties die boven de norm uitgaan. Wat doen we ervoor De hoogte en stabiliteit van de waterkeringen worden bepaald en beschermd via het vaststellen van veiligheidsnormen en de daarbij behorende maatgevende waterstanden voor de waterkeringen. Het periodiek toetsen of de waterkeringen hier nog aan voldoen. Het eventueel aanleggen of verbeteren van waterkeringen en opstellen van de legger (bevat minimale afmetingen waterkeringen). Het uitvoeren van inspecties, regulier onderhoud en bijhouden van het beheerregister (bevat actuele afmetingen waterkeringen). In het kader van het onderhoud worden de waterkeringen en de kunstwerken frequent gecontroleerd. Alle primaire en regionale waterkeringen worden minimaal twee keer per jaar geïnspecteerd. Bovendien worden de harde constructies en kunstwerken onderhouden, waarbij voor de ‘Keringen Roer’ een onderhoudsplan wordt opgesteld. Ten slotte vindt regulier onderhoud van de waterkeringen plaats zoals de muskus- en beverratbestrijding, het herstellen van kleine beschadigingen en het in stand houden van aanwezige begroeiingen en oeverbegroeiingen. Het opstellen van een calamiteitenplan en bestrijdingsplannen voor bijzondere en dreigende situaties. Tot deze situaties behoren onder andere: • Overstromingen en doorbraak van waterkeringen. • Overstromingen/inundatie bij watergangen en regenwaterbuffers. • Inundatie door kwelwater. • Het niet functioneren van een zuivering en het transport. In dergelijke situaties werkt het waterschap nauw samen met de regionale beleids- en operationele teams. Hiervoor wordt regelmatig overlegd en afgestemd met de betrokken instanties. Om adequaat op deze situaties te kunnen inspelen dienen opleidingen en oefeningen voor het personeel plaats te vinden aan de hand van hiervoor op te stellen plannen. Verder zullen de benodigde middelen geïnventariseerd worden en zal afstemming met externe partijen plaatsvinden.
Waterschap Roer en Overmaas
9
Wat mag het kosten
Programma veiligheid
2010
2011
2012
2013
2014
Kosten Opbrengsten
223 82
228 103
232 103
237 104
241 106
Waterschapsbedrijf Limburg en doorberekende kosten
141
125
129
133
135
Bijdrage aan het Waterschapsbedrijf Limburg Van programma bedrijfsvoering: Rente en afschrijvingen Personeelskosten Overige kosten
-
-
-
-
-
234 168 413
231 173 417
242 178 427
254 183 429
263 188 432
Netto kosten programma veiligheid
956
946
976
999
1.018
2010
2011
2012
2013
Welk investeringsniveau is hiermee gemoeid Netto investeringsvolume Programma veiligheid
10
-
-
-
-
2014
-
Meerjarenraming 2010-2014
4.4
Programma Zuiveren
Programma-inhoud Dit programma omvat de investeringen en onderhoudskosten die gemaakt worden voor de waterketen, ofwel het zuiveringsbeheer. De investeringen, het beheer en onderhoud van zuiveringstechnische werken (rioolwaterzuiveringsinstallaties, BBP: gezuiverd afvalwater) plus slibverwerking, het rioleringsbeleid en de kosten voor het rioolwatertransportsysteem (BBP: transport afvalwater) maken hier deel van uit. Ook de samenwerking in de waterketen behoort tot dit programma. Wat willen we bereiken De uitvoering van het programma zuiveren vindt plaats door het Waterschapsbedrijf Limburg. De unit zuiveringsbedrijf van het waterschapsbedrijf is belast met het transporteren en zuiveren van afvalwater en het drogen van het ontwaterde slib. In het strategie en masterplan Zuiveringsbedrijf 2009-2013 is dit nader uitgewerkt. Uitgangspunten hierbij zijn: • Bedrijfsvoering tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten en voldoen aan wet- en regelgeving, waarbij veiligheid en continuïteit van de bedrijfsvoering centraal staan. • Investeren in slagvaardige en innovatieorganisatie die snel kan reageren op die veranderende omgeving. • Samenwerking met derden daar waar bedrijfsmatige en maatschappelijke voordelen te behalen zijn. Wat doen we ervoor Door het waterschapsbedrijf wordt gebouwd aan een verdere optimalisatie van de organisatie gericht op een zelfstandig zuiveringsbedrijf naar het model van een nutsbedrijf waar bedrijfsmatig werken leidend is, zoals omschreven in de bestuurlijk vastgestelde Kadernotitie. Een flexibele organisatie waarin kennis en ervaring verankerd is als basis en waarborg voor de bedrijfscontinuïteit en het proces van voortdurend verbeteren en aanpassen aan omgevingsinvloeden. In de periode 2010-2014 worden de volgende stappen ondernomen: • Uitvoering geven aan het bestuurlijke besluit de huidige afvalwaterinfrastructuur verder te optimaliseren. Dit moet leiden tot het aanpassen, renoveren en buiten gebruik stellen van installaties. • Uitwerken van de alternatieven voor slibverwerking. • Samenwerking met gemeenten in het afvalwaternetwerk, samenwerking met en advisering van bedrijven met afvalzuivering. • Samenwerking met de WML op het gebied van o.a. procesautomatisering, toepassing duurzame energie, bouwen, innovatie en inkoop. • Verbeteren milieuprestaties. • Verbeteren energie-efficiency en toepassen duurzame energie op de rwzi’s en transportsysteem. • Verder uitrollen van gemalen beheerssysteem, mensonafhankelijke besturingsconcepten installaties, het besturen op afstand en het bouwen van een nieuwe procesbesturingsarchitectuur. • Het binnen de stroomgebieden zoeken van samenwerking met (buitenlandse) zuiveringsbeheerders met als doel verlaging maatschappelijke kosten en verbetering milieurendement. Kennisoverdracht aan buitenland vindt plaats tegen vergoeding van kosten en ter ontwikkeling van de verruiming van innovatie-inzichten. • Het inkopen volgens een modern inkoopbeleid, gericht op duurzaamheid en economisch beste aanbieding. Het aandeel van duurzaam inkopen zal groeien naar 75%. Dit sluit aan bij het niveau van potentiële samenwerkingspartners in de afvalwaterketen. • Uitvoering geven aan het meerjaren programma onderhoud MEP2009-2013.
Waterschap Roer en Overmaas
11
Wat mag het kosten
Programma zuiveren
2010
2011
2012
2013
2014
-
-
-
-
-
Kosten Opbrengsten
Waterschapsbedrijf Limburg en doorberekende kosten
-
-
-
Bijdrage aan het Waterschapsbedrijf Limburg Van programma bedrijfsvoering: Rente en afschrijvingen Personeelskosten Overige kosten
45.097
45.999
46.919
Netto kosten programma zuiveren
45.097
-
-
45.999
-
-
46.919
-
47.857 -
47.857
48.815 -
48.815
Welk investeringsniveau is hiermee gemoeid De investeringen worden uitgevoerd door het Waterschapsbedrijf Limburg. De kapitaallasten van deze investeringen maken integraal onderdeel uit van de te betalen bijdrage aan het Waterschapsbedrijf Limburg.
12
Meerjarenraming 2010-2014
4.5
Programma Instrumenten
Programma-inhoud Dit programma omvat een aantal (beheers)instrumenten die het waterschap tot zijn beschikking heeft om de taakuitoefening op een adequate manier te kunnen uitvoeren. Hieronder vallen de Leggers, de vergunningverlening en handhaving op grond van de Keur, de Wet op de waterhuishouding, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Grondwaterwet, maar ook de veiligheidstoets op grond van de Wet op de waterkering. Daarnaast heeft het waterschap enkele financiële regelingen (subsidies voor afkoppelen en groene berging en regeling permanent grasland). Tevens wordt de monitoring tot dit programma gerekend. Wat willen we bereiken In 2009 treedt de Waterwet in werking. Zowel organisatorisch als inhoudelijk leidt dit tot veranderingen. Naast de implementatie van de Waterwet dienen de Keur, werkprocessen vergunningverlening en handhaving, formats en dergelijke te worden aangepast. Bovendien moeten afspraken met andere bevoegde gezagen worden gemaakt. Afronding van deze implementatie is voorzien in 2010. In de Waterwet zijn ook regels gesteld ten aanzien van de inhoud van de leggers. Doel is dat voor de wateren in 2013 alle leggers aan de in de Waterwet gestelde eisen voldoen. Welke consequenties dit heeft, is op dit moment nog niet helder. Een en ander is afhankelijk van de discussie die op dit moment hierover nog plaatsvindt in het kader van de vaststelling van de Waterwet. In verband met de uitvoering van de grensmaas kunnen de (laatste) leggers van de waterkeringen niet eerder dan 2017 aan de eisen van de Waterwet voldoen. Verder wordt het meetnet van het oppervlaktewater op een zo hoog mogelijk niveau gehouden. Vragen ten aanzien van het waterbeheer voor zowel waterkwantiteit als -kwaliteit worden met behulp van het meetnet oppervlaktewater zo goed mogelijk beantwoord. De verzamelde gegevens worden intern en extern gerapporteerd. Met vergunningverlening en handhaving worden initiatieven van derden gereguleerd op een zodanige wijze dat de taakuitoefening en de na te streven doelen van het waterschap niet in gevaar komen. Dit gebeurt zo veel mogelijk integraal, om de lastendruk voor de klanten zo laag mogelijk te laten zijn. In het handhavingspoor zal veel energie gestoken worden in voorlichting en preventief handelen. Wat doen we ervoor We zorgen dat de implementatie van de Waterwet tijdig gereed is en voorbereidt zijn op de nieuwe situatie waarbij de klant centraal staat. De klant vraagt via het digitale loket bij de gemeente een vergunning aan of doet daar een melding. De gemeente leidt de aanvragen door naar het waterschap. Het waterschap draagt zorg voor een integrale en tijdige afdoening van de aanvraag, zo nodig na overleg met Rijkswaterstaat. De leggers zijn/worden eveneens aangepast aan de nieuwe wetgeving. Naar verwachting wordt de verplichting om de leggers aangepast te hebben aan de vereisten van de Waterwet later van kracht dan de wet zelf. Op dat moment dient geborgd te zijn dat beschikt kan worden over die gegevens betreffende de wateren en waterkeringen die de wet verplicht stelt. Deze inventarisatie is in 2010 afgerond.
Waterschap Roer en Overmaas
13
Door middel van monitoring worden gegevens verzameld die noodzakelijk zijn voor: • Het adequaat kunnen uitvoeren van het dagelijks waterbeheer. • Toestandsbepaling en trenddetectie. • Effectiviteit van het gevoerde beleid. • Aanbevelingen c.q. ondersteuning van uitvoeringsprojecten.
Wat mag het kosten
Programma instrumenten
2010
2011
2012
2013
2014
Kosten Opbrengsten
587 222
599 227
610 231
623 236
635 241
Waterschapsbedrijf Limburg en doorberekende kosten
365
372
379
387
394
Bijdrage aan het Waterschapsbedrijf Limburg Van programma bedrijfsvoering: Rente en afschrijvingen Personeelskosten Overige kosten
594
606
618
630
643
588 3.658 1.488
562 3.768 1.503
590 3.872 1.537
608 3.982 1.546
621 4.094 1.556
Netto kosten programma instrumenten
6.693
6.811
6.996
7.153
7.308
Welk investeringsniveau is hiermee gemoeid
14
Netto investeringsvolume
2010
2011
2012
2013
2014
Programma Instrumenten
500
100
100
100
100
Meerjarenraming 2010-2014
4.6
Programma Bestuur, externe communicatie en belastingen
Programma-inhoud Dit programma bevat alle aspecten die gemoeid zijn met het bestuur, de externe communicatie en de belastingheffing. Het vaststellen van de belastingtarieven is expliciet een taak van het bestuur. Wat willen we bereiken Bestuur Op 1 januari 2009 is het nieuwe algemeen bestuur aangetreden. Van de 25 leden zijn er 16 gekozen op basis van het lijstenstelsel. Er is een coalitie gevormd, bestaande uit de fracties Waterbelang, Overig Ongebouwd en Bedrijven, die samen 5 zetels in het dagelijks bestuur bezetten. Het fenomeen 'portefeuillehouder' heeft zijn intrede gedaan. De ambities van het nieuwe bestuur zijn vastgelegd in het op 17 februari 2009 vastgestelde Bestuursprogramma 2009-2012. Het vigerende ontwerp waterbeheersplan en het vastgestelde Beheersplan Waterkeringen is uitgangspunt geweest voor dit bestuursprogramma. Het spreekt voor zich dat uitvoering van het bestuursprogramma in de komende bestuursperiode de hoogste prioriteit heeft. Communicatie Voor de komende jaren is meer voorzien te focussen op de doelgroepen en (minder) op algemene communicatie naar een breed publiek, zonder dit laatste te verwaarlozen. Dit moet uitmonden in een nog betere score in het volgende imago-onderzoek. Communicatie houdt ook steeds meer de dialoog met de omgeving in. In een vroeg stadium de belanghebbenden bijeenbrengen en met een open maatschappelijk vizier samenwerken met derden is het devies. Als anderen met ons als regionale waterautoriteit willen samenwerken omdat men ons als een betrouwbare, resultaatgerichte en deskundige partner ziet, zijn wij tevreden. Ook willen wij gezien worden als een doelmatige, transparante, rechtmatig handelende en eigentijdse overheid. Belastingheffing De uitvoering van de belastingheffing vindt plaats door het Waterschapsbedrijf Limburg. De unit waterschapsheffingen van het waterschapsbedrijf is belast met het namens de Waterschappen Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei, uitvoeren van de waterschapsheffingen en presenteert zich als zodanig richting de klanten als dienstverlener namens beide waterschappen. Onder de uitvoering van de belastingheffing wordt verstaan het integraal opleggen en innen van waterschapsheffingen ten behoeve van het Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de volgende elementen: kwaliteit en volledigheid van de op te leggen heffing, tijdigheid van de invordering, klantgerichtheid, kwaliteit en zorgvuldigheid richting belastingplichtigen en het voeren van een heffing- en invorderingsproces op een transparante en betrouwbare wijze tegen zo laag mogelijke kosten.
Waterschap Roer en Overmaas
15
Wat doen we ervoor Bestuur Het zodanig faciliteren van het bestuur dat uitvoering van het bestuursprogramma volgens planning verloopt. Communicatie In 2011 houden wij een hernieuwd imago-onderzoek. In de aanloop daarnaar richten wij ons specifieker op de doelgroepen. In het bijzonder jongeren worden met eigentijdse middelen opgezocht (scholen, hyves, website). Ook zal er een educatief programma voor het voortgezet onderwijs worden ontwikkeld. Bij het voorbereiden en uitvoeren van projecten wordt steeds meer de dialoog aangegaan met belanghebbenden. Ook worden uitnodigende werkvormen gehanteerd. Het waterschap participeert in landelijke benchmarks, verricht rechtmatigheidsonderzoek, legt publiek verantwoording af en verricht doelmatigheidsonderzoek. Belastingheffing • Implementatie Programma Stroomlijning Basisgegevens (2010). • Aandacht voor ontwikkeling kwaliteitsbeheer en bewaking. • Samenwerkingsmogelijkheden blijvend volgen. Wat mag het kosten Programma bestuur, externe communicatie en belastingen
2010
2011
2012
2013
2014
Kosten Opbrengsten
1.140 21
1.149 25
1.167 26
1.254 26
1.277 26
Waterschapsbedrijf Limburg en doorberekende kosten
1.119
1.124
1.141
1.228
1.251
6.617
6.749
6.884
7.022
7.163
800 699 413
800 720 417
742 740 428
599 761 429
201 783 433
9.648
9.810
9.935
10.039
9.831
Bijdrage aan het Waterschapsbedrijf Limburg Van programma bedrijfsvoering: Rente en afschrijvingen Personeelskosten Overige kosten
Netto kosten programma bestuur, externe communicatie en belastingen
Welk investeringsniveau is hiermee gemoeid Netto investeringsvolume Programma Bestuur, externe communicatie en belastingen
16
2010
-
2011
-
2012
750
2013
-
2014
-
Meerjarenraming 2010-2014
4.7
Programma Bedrijfsvoering
Programma-inhoud Dit programma bevat alle activiteiten die erop gericht zijn om de organisatie te ondersteunen bij het realiseren van de bestuurlijke doelstellingen. Naast de financiële administratie en de voorbereiding van de producten uit de planning en control cyclus vallen hier alle beleidsaspecten onder die gemoeid zijn met o.a. de huisvesting, informatiebeleid en automatisering, juridische, personele en facilitaire aangelegenheden. Wat willen we bereiken De bedrijfsvoering binnen onze organisatie is gericht op het ondersteunen van de werking van de primaire processen, de realisatie van bestuurlijke doelstellingen en de sturing van de organisatie. Het voortdurende streven is om ons te ontwikkelen tot een professionele partner voor onze omgeving. Dit betekent een organisatie die haar werkprocessen integraal beheerst en gericht is op interne en externe samenwerking en ondersteuning. Begrippen als efficiënt, effectief en rechtmatig zijn dan ook in dit streven een vanzelfsprekendheid. De ISO certificering stimuleert ons om de geleverde prestaties op een hoog niveau te continueren. Wat doen we ervoor Personeel en organisatie De ambtelijke organisatie blijft zich doorontwikkelen. De wensbeelden van een efficiënte, kwalitatief hoogwaardige organisatie die flexibel inspeelt op maatschappelijke veranderingen en bestuurlijke prioriteiten vragen voortdurend aandacht. De inspanningen zijn de komende jaren gericht op het ontwikkelen van de organisatie en kwaliteiten van medewerkers om te kunnen blijven voldoen aan de eisen die de omgeving aan het waterschap stelt. Hiervoor worden naast de reguliere werkzaamheden in de periode 2010-2014 de volgende stappen ondernomen: • De invoering van een nieuwe beloning- en beoordelingsystematiek. • Het ontwikkelen van een opleidingsbeleid en een –plan. • De ontwikkeling van mobiliteitsbeleid. • Het ontwikkelen van een leeftijdsbewust personeelsbeleid. Financiën Doorontwikkeling van de planning- en control cyclus, anders omgaan met informatie. Meegaan met de veranderingen die zich voordoen en zijn opgelegd door interne en externe regelgeving zijn aandachtspunten. Als gevolg van de herziening van de Waterschapswet en de Regeling Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen, die hier onderdeel van uitmaakt, heeft in 2009 de programmabegroting en de nieuwe financieringsstructuur zijn intrede gedaan. Dit is een proces dat hiermee niet is afgerond. Zo verandert de jaarrekening 2009 die wordt opgemaakt in 2010 qua opzet. Het denken en handelen op hoofdlijnen en in programma’s brengt zowel voor het bestuur als de organisatie een veranderende werkwijze met zich mee. Verder staan voor de komende jaren nog een aantal specifieke taken op de rol: • Verdere optimalisatie rechtmatigheid (2010). • Herziening nota vaste activa 2008 (2012). • Herziening nota reservebeleid 2008 (2012). • Herziening kostentoedelingsverordening watersysteembeheer 2009 (2013).
Waterschap Roer en Overmaas
17
Informatiebeleid en automatisering E-mail en internet zijn niet meer weg te denken als communicatie- en informatiemedia in onze huidige samenleving. Digitalisering van de maatschappij en de eis dat de diensten digitaal dienen te worden aangeboden hebben hun weerslag op het informatie- en automatiseringsbeleid van ons waterschap. In het kader van het programma e-overheid dienen de diverse overheidsinstanties over te gaan tot vergaande digitalisering en automatisering van hun werkprocessen. Ook aan ons waterschap gaat dit niet voorbij. Om het geheel van deze steeds groeiende digitale informatievoorziening in de lucht te houden is een steeds complexere en groeiende ICT infrastructuur noodzakelijk. Aangezien de digitale informatievoorziening nagenoeg continue beschikbaar moet zijn is een adequaat beheer van de ICT infrastructuur een ‘must’. Zowel de interne als externe klanten hebben een verwachtingspatroon dat hoog is. Het niet beschikbaar zijn van informatiesystemen betekend niet alleen negatieve publiciteit maar kost ook geld omdat de bedrijfsvoering nagenoeg geheel afhankelijk is van de beschikbaarheid van de ICT infrastructuur, met alle hierop geïmplementeerde informatiesystemen. Uitval is dan ook uit den boze. Om meer grip te krijgen op de impact van veranderingen op bedrijfsprocessen, informatievoorziening en de ICT infrastructuur is hebben van een up-to-date business-, informatie- en technische architectuur onontbeerlijk. Aan de informatisering- en automatiseringsbehoefte wordt richting gegeven door een meerjaren beleidsplan informatievoorziening en automatisering met een looptijd van 5 jaar. Uitvoering vindt plaats op basis van een activiteitenplan informatievoorziening en automatisering dat een kortere periode heeft, ca. 3 jaar. Jaarlijks wordt dit plan bijgesteld op basis van ontwikkelingen in de markt, ontwikkelingen die voortkomen uit de activiteiten van Het Waterschapshuis en interne ontwikkelingen bij het waterschap. Samengevat worden in 2010-2014 de volgende taken uitgevoerd: • Opstellen beleidsplan informatievoorziening en automatisering 2010-2014. • Opstellen activiteitenplan 2010-2012. • Uitvoering geven aan activiteitenplan 2010-2012. • Uitvoering geven aan het programma e-overheid. • Het opstellen van een business-, informatie- en technische architectuur. Facilitaire aangelegenheden Ook op het gebied van huisvesting en facilitaire zaken dient doelmatig en doeltreffend te worden geopereerd. De zorg voor een goede huisvesting en het verantwoord faciliteren naar het bestuur en de medewerkers toe is een vanzelfsprekendheid. De digitale informatievoorziening en digitalisering van documenten wordt binnen de organisatie verder doorontwikkeld en uitgevoerd. Het gebruik ten behoeve van het personeel, bestuur en publiek wordt verfijnd. Ook worden gebruiksmogelijkheden voor gebruik in de loodsen en ten behoeve van telewerken ontwikkeld. Het is noodzakelijk om gebruik te maken van een uniforme mappenstructuur waardoor de toegankelijkheid van digitaal opgeslagen documenten wordt vergemakkelijkt. Daarnaast doet workflowmanagement zijn intrede. Samengevat worden in 2010-2014 de volgende taken uitgevoerd: • Zorg voor een goede huisvesting en het verantwoord faciliteren naar bestuur en medewerkers. • Doorontwikkelen van digitale informatievoorziening en digitalisering van documenten. • Doorontwikkelen van workflowmanagement. Juridische zaken Naleving van de wet- en regelgeving is een belangrijk onderwerp. Risico’s, claims en procedures kunnen hierdoor worden beheerst, c.q. worden voorkomen. Het steeds meer opkomen van de ingezetenen van het waterschap voor hun rechten betekent dat de juridische aspecten aan belangrijkheid toenemen.
18
Meerjarenraming 2010-2014
Naast de reguliere zaken staan in de periode 2010-2014 nog een aantal specifieke taken op de rol: • Implementatie van de Waterwet. • De effecten van inwerkingtreding van de gewijzigde Waterschapswet. • Voorbereiding verkiezingen 2012. Geografische informatievoorziening Het gebruik van geografische informatievoorziening door de primaire afdelingen neemt aan belangrijkheid toe. Een verdere optimalisatie en benadering van de informatie is dan ook een must. De nieuwe geografische gegevens worden in het Geodatawarehouse eenduidig en volgens de geldende standaarden opgeslagen en beheerd. In 2009 wordt fase 1 van de implementatie van het Integraal Resultaatgericht Informatie Systeem (IRIS) afgerond. IRIS is een gemeenschappelijke ICT-applicatie die grote delen van het primaire proces bij waterschappen ondersteunt. IRIS is het product van het samenwerkingsverband tussen alle waterschappen. Omdat één systeem gebruikt wordt, wordt uitwisseling tussen waterschappen onderling en met andere overheden makkelijker. In de periode 2010-2013 vindt de doorgroeifase van IRIS, fase 2, plaats. Hierin worden de in fase 1 gekozen oplossing voor het landmeetkundig inwinningsysteem en mobiele GIS-toepassingen geïmplementeerd. Ook wordt onderzoek uitgevoerd naar de noodzaak/ mogelijkheden en waar mogelijk de implementatie van verdere relevante oplossingen als authentieke basisregistratie, vergunningenloket, toetsing ruimtelijke plannen, maai- en groenbeheersysteem en baggermodule. Nieuwe relevante ontwikkelingen worden hierin meegenomen. Het Geodatawarehouse en IRIS zorgen voor de beschikbaarheid van de geografische informatie. Om de kwaliteit van de geografische informatie te verbeteren is in 2008 een kwaliteitsonderzoek Geodata uitgevoerd. In 2009-2014 wordt de kwaliteit van de Geodata daadwerkelijk op orde gebracht. Het op orde houden van de kwaliteit (traject gestart in 2009) is een continu proces. Samengevat staan in de periode 2010-2014 de volgende zaken op de planning • Optimaliseren Geodata. • IRIS fase 2. Buitendienst Bij de buitendienst van het waterschap zal ook de komende jaren nog extra aandacht uitgaan naar het verder op orde brengen van de interne bedrijfsvoering. Binnen het project ‘bedrijfsvoering buitendienst’ zullen onderhoudsconcepten worden opgesteld en de relevante onderhoudskengetallen worden geborgd via een geautomatiseerd onderhoudsbeheerssysteem. Verder zal in de komende periode nader onderzoek worden gedaan voor realisatie van de herhuisvesting van de buitendienst.
Waterschap Roer en Overmaas
19
Wat mag het kosten
Programma bedrijfsvoering
2010
2011
2012
2013
2014
Kosten Opbrengsten
22.907 642
23.068 648
23.721 652
24.046 658
24.138 664
Waterschapsbedrijf Limburg en doorberekende kosten
22.265
22.420
23.069
23.388
23.474
Bijdrage aan het Waterschapsbedrijf Limburg Van programma bedrijfsvoering: Rente en afschrijvingen Personeelskosten Overige kosten Naar programma's: Rente en afschrijvingen Personeelskosten Overige kosten
Netto kosten programma bedrijfsvoering
-
-
-
-
-
897 5.576 3.803
840 5.744 3.840
867 5.902 3.928
814 6.070 3.951
766 6.240 3.977
10.50513.7698.267-
10.31414.1828.348-
10.65314.5738.540-
10.65014.9868.587-
10.40515.4078.645-
-
-
-
-
-
Welk investeringsniveau is hiermee gemoeid
20
Netto investeringsvolume
2010
2011
2012
2013
2014
Programma Bedrijfsvoering Huisvesting buitendienst
1.400 1.700
300 2.000
300 -
300 -
300 -
Meerjarenraming 2010-2014
5
Dekkingsplan
5.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt weergegeven hoe de netto kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van het programmatotaal voor de meerjarenperiode gedekt kunnen worden. In dit dekkingsplan is niet alleen gekeken naar de ontwikkeling van de waterschapslasten maar is ook nadrukkelijk gekeken naar een verantwoorde inzet van de ‘egalisatiereserves voor tariefsegalisatie’. Dit is een lijn die met ingang van de begroting 2009 is ingezet en zal worden gecontinueerd voor de meerjarenperiode 2010-2014. Alvorens hierop wordt teruggekomen wordt eerst nog even ingezoomd op de nieuwe financieringsstructuur en de jaarrekening 2008. Nieuwe financieringsstructuur In verband met de Wet modernisering waterschapsbestel is de financieringsstructuur met ingang van 2009 aanzienlijke veranderd. In het nieuwe systeem is sprake van twee heffingen, te weten de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing. Hierdoor hebben in 2009 binnen de diverse belastingcategorieën diverse verschuivingen plaatsgevonden. De kosten van het watersysteembeheer worden betaald door inwoners en de eigenaren van gebouwde, ongebouwde onroerende zaken en natuurterreinen. De zuiveringsheffing is toegespitst op de kosten van de zuivering, het transport van afvalwater en de verwerking van het zuiveringsslib. Dit betekent dat kosten die in het watersysteem worden gemaakt (zoals o.a. integraal waterbeheer, monitoring en sanering van verontreinigde waterbodems) via het watersysteem worden bekostigd. De kosten van het zuiveringsbeheer worden betaald door de huishoudens en bedrijven op basis van het aantal vervuilingseenheden. In verband met de nieuwe financieringsstructuur is op 24 november 2009 de ‘kostentoedelingsverordening watersysteembeheer 2009’ vastgesteld. De impact van een kostentoedelingsverordening is aanzienlijk. Eenmaal op de 5 jaar dient deze verordening te worden herzien. Jaarrekening 2008 De jaarrekening 2008 is afgesloten met een positief saldo van € 1.520.708.
Waterschap Roer en Overmaas
21
5.2
Opbrengstontwikkeling waterschapslasten 2010-2014
Doordat het dienstjaar 2008, evenals 2007, positief is afgesloten zou vanuit deze gedachte een (zeer) beperkte opbrengststijging binnen de lijn der verwachting liggen. Wat is echter financieel verantwoord? Niet alleen kijkend naar 2010 maar ook naar de meerjarenraming. Uitkomsten programmatotaal De uitkomsten van het programmatotaal, te weten de netto kosten (uitgaven minus inkomsten) vormen de basis voor de door de belastingopbrengsten te dekken kosten. Op basis van de netto kosten van het programmatotaal ziet dit er als volgt uit. 2010
2011
2012
2013
2014
79.755
81.072
82.594
83.640
84.944
toename absoluut (2009 was 78.074)
1.681
1.317
1.522
1.046
1.304
toename procentueel
2,2%
1,7%
1,9%
1,3%
1,6%
Omschrijving netto kosten ( x 1.000 )
In de notitie technische uitgangspunten begroting 2010 en meerjarenraming 2010-2014 is uitgegaan van een loonstijging van 2% en toename van de inflatie met 2%. De stijging van de netto kosten in 2010 ten opzichte van 2009 valt op basis van de huidige inzichten slechts marginaal hoger uit dan de gehanteerde uitgangspunten en bedraagt 2,2%. Op hoofdlijnen kan de toename van de netto kosten in 2010 met bijna € 1,7 miljoen als volgt worden verklaard. • De kapitaallasten, te weten rente en afschrijving, nemen toe met € 383.000. Dit wordt veroorzaakt doordat de afschrijvingskosten die gemoeid zijn met het reguliere investeringsniveau hoger zijn dan de jaarlijks vrijval. Verder is gelet op de positieve liquiditeitspositie van het waterschap sinds 2006 geen langlopende geldlening meer afgesloten. Dit is uiteraard een situatie die niet blijvend is. De rentelasten zullen vanaf 2010 dan ook weer toenemen. • Doordat de positieve liquiditeitspositie op de weg terug is, in combinatie met de gedaalde korte rente die een gevolg is zijn van de wereldwijde financiële crisis, daalt de opbrengst rente rekeningcourant in 2010 met € 337.000. • De personeelslasten (inclusief bestuur) zijn in 2010 toegenomen met € 194.000 ofwel 2%. Dit is conform de technische uitgangspunten begroting 2010 en meerjarenraming 2011-2014. • Door de stijging van de begroting 2010 van het Waterschapsbedrijf Limburg neemt de verschuldigde bijdrage in 2010 van ons waterschap toe met € 802.000. Ontwikkeling waterschapslasten (basis) Indien de netto kosten volledig worden opgevangen door de belastingopbrengsten, inclusief de effecten voor kwijtschelding en oninbaarheid, resulteert dit in de navolgende gemiddelde stijgingspercentages van de opbrengst waterschapslasten. Het gemiddelde stijgingspercentage betreft het gewogen gemiddelde van het stijgingspercentage van de watersysteem- en de zuiveringsheffing. Stijgingspercentages
2010
2011
2012
2013
2014
Gemiddeld stijgingspercentage opbrengst waterschapslasten
5,0%
1,7%
2,0%
1,5%
1,5%
22
Meerjarenraming 2010-2014
Inzet egalisatiereserves voor tariefsegalisatie Bij de vaststelling van de jaarrekening 2005 zijn voor de ontwikkeling van de waterschaplasten twee egalisatiereserves ingesteld, de ‘egalisatiereserve ontwikkeling waterschapslasten watersysteemheffing’ en de ‘egalisatiereserve ontwikkeling waterschapslasten zuiveringsheffing’. Deze reserves zijn gevoed uit de rekeningresultaten en jaarlijks wordt rente bijgeschreven. In de praktijk wordt de ‘egalisatiereserve ontwikkeling waterschapslasten’ ingezet om ongewenste fluctuaties van de opbrengst waterschapslasten in 'piek' periodes terug te brengen tot een acceptabel niveau. De egalisatiereserve geeft daardoor ook enige speelruimte om de stijgingspercentages van de waterschapslasten te beperken tot maatschappelijk aanvaardbare niveaus. Opgemerkt dient te worden dat de inzet van de ‘egalisatiereserves ontwikkeling waterschapslasten’ een eenmalig effect heeft. Indien deze reserves (in gedeeltes) over meerdere jaren worden ingezet heeft dit een cumulatieve doorwerking en kan gesproken worden van een structurele dekking. De stand van de ‘egalisatiereserves ontwikkeling waterschapslasten’ ziet er rekeninghoudende met de geraamde mutaties zoals opgenomen in de begroting 2009, te weten € 1.600.000, als volgt uit. Egalisatiereserve
Stand per 01-01-2010
* ontwikkeling waterschapslasten watersysteemheffing
4.506.868
* ontwikkeling waterschapslasten zuiveringsheffing
3.264.304
Totaal
7.771.172
In navolging van het ingezette beleid in 2009 is ook in 2010 en volgende jaren een verantwoorde inzet van de ‘egalisatiereserves ontwikkeling waterschapslasten’ op zijn plaats. Het uitgangspunt dat hierbij gehanteerd wordt is dat de egalisatiereserves in de meerjarenraming volledig worden ingezet waarbij een afbouw plaatsvindt naar de toekomst toe. Een verantwoorde inzet van de egalisatiereserves zou over 2010-2014 als volgt uit kunnen zien. Inzet egalisatiereserves (afgerond op € 1.000) Totaal
2010
2012
2011
2014
2.170.000 1.880.000 1.750.000 1.330.000 1.130.000
* ontwikkeling waterschapslasten watersysteemheffing 1.420.000 1.170.000 1.050.000 * ontwikkeling waterschapslasten zuiveringsheffing
2013
750.000
710.000
700.000
640.000
450.000
690.000
680.000
Ontwikkeling waterschapslasten na inzet egalisatiereserves Door de inzet van de egalisatiereserves op de beschreven wijze kan het gemiddelde stijgingspercentages van de opbrengst waterschapslasten voor 2010 worden beperkt tot 2,10%. Verder leidt de inzet van de egalisatiereserve voor de jaren na 2010 op basis van de huidige inzichten eveneens tot verantwoorde stijgingspercentages van de opbrengst waterschapslasten. Voor de totale meerjarenperiode 2010-2014 ziet dit er dan ook als volgt uit. Stijgingspercentages na inzet egalisatiereserves
2010
2011
2012
2013
2014
watersysteemheffing
4,0%
2,0%
2,0%
1,5%
1,5%
zuiveringsheffing
1,1%
2,1%
2,1%
2,0%
2,0%
gemiddeld stijgingspercentage opbrengst waterschapslasten
2,1%
2,1%
2,1%
1,8%
1,8%
Waterschap Roer en Overmaas
23
Het verschil in stijgingspercentages tussen de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing wordt volledig veroorzaakt door de overheveling van de kosten van het laboratorium (Intertek) voor analyses en bemonstering van de waterkwaliteit van openbare waterlichamen naar het watersysteembeheer. Deze kosten zijn in 2009 door het Waterschapsbedrijf Limburg abusievelijk toegerekend aan de taak zuiveringsbeheer terwijl dit kosten van het passieve kwaliteitsbeheer betrof die deel uit maken van het watersysteembeheer. Met ingang van 2010 is dit gecorrigeerd. Het handelt hierbij om een bedrag van € 513.600 dat in 2010 dan ook is overgeheveld van het zuiveringsbeheer naar het watersysteembeheer. Vergelijk met meerjarenraming 2009-2013 In de meerjarenraming 2009-2013 was voor 2010 en volgende jaren het volgende gemiddelde stijgingspercentages voor de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing opgenomen waarbij eveneens rekening was gehouden met een verantwoorde inzet van de egalisatiereserves. Omschrijving
2010
2011
2012
2013
2014
gemiddeld stijgingspercentage opbrengst waterschapslasten
2,6%
2,6%
2,1%
1,4%
n.v.t.
Indien de voorgestelde percentages tegen de genoemde percentages voor 2010-2014 worden afgezet, dan blijkt dat ten opzichte van de meerjarenraming 2009-2013 voor het jaar 2010 sprake is van een daling van het gemiddelde stijgingspercentage met 0,5%. Voor 2011 is eveneens sprake van een daling, voor het jaar 2012 blijft het stijgingspercentage gelijk en voor 2013 is sprake van een lichte stijging met 0,4%.
24
Meerjarenraming 2010-2014
5.3
Tariefsontwikkeling 2010-2014
Zoals bekend mag worden verondersteld is een opbrengststijging van de waterschaplasten niet gelijk aan een tariefsstijging. Als uitgangspunt voor de tariefberekening 2010 geldt de opbrengst watersysteemheffing en zuiveringsheffing. Verhoogd met de stijgingspercentages die voortvloeien uit de meerjarenraming. Watersysteemheffing Bij de watersysteemheffing zijn naast de verhoging van de opbrengst een aantal elementen die invloed hebben op de tariefsberekening: 1. De kostentoedeling per 1 januari 2009. 2. De realisatiegegevens van de aanslagoplegging 2009 op perceelsniveau. 3. De effecten van de bevolkingskrimp. 4. Het reguliere accres en het effect van de hertaxatie bij gebouwd als gevolg van de jaarlijkse herwaardering van de wet WOZ. Zuiveringsheffing De zuiveringsheffing wordt geheven op basis van het aantal vervuilingswaardes die huishoudens en bedrijven produceren en wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden (ve). De vervuilingseenheden voor huishoudens worden toegerekend op basis van een forfaitaire heffing (één- en meerpersoonshuishoudens). De vervuilingswaarde van bedrijven is echter voor bijna 90% afhankelijk van variabele factoren en is (jaarlijks) gebaseerd op de werkelijke vervuiling. Door de wijziging van de Waterschapswet en de Wet Verontreinigingsheffing is de zuurstofnorm met ingang van 1 januari 2009 verhoogd naar 54,8kg per vervuilingseenheid per jaar (was 49,6kg). Hierdoor is het aantal vervuilingseenheden per genoemde datum aanzienlijk gedaald. Op basis van de huidige inzichten is voor 2010 sprake van een daling van het aantal vervuilingseenheden met 4.000. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens, ten koste van het aantal meerpersoonshuishoudens. Anderzijds neemt de ve-ontwikkeling bij bedrijven af als gevolg van onder ander de economische crisis. Naar verwachting blijft deze daling vooralsnog constant waardoor het aantal vervuilingseenheden voor ons waterschap ook voor de jaren 2011 tot en met 2014 afnemen met 4.000 ve’s per jaar. Conclusie Een direct gevolg van de aangehaalde onderdelen is dat dit een complexe berekening van de tarieven tot gevolg heeft. Het mag dan ook duidelijk zijn dat de tarieven voor 2010 voor de diverse onderdelen zowel in positieve als negatieve wijze kunnen afwijken van de opbrengststijging. Een opbrengststijging is dan ook per definitie niet gelijk aan een tariefsstijging.
Waterschap Roer en Overmaas
25
6
Overige paragrafen
6.1
Algemene ontwikkelingen en uitgangspunten
Op 17 februari 2009 heeft het bestuur de technische uitgangspunten begroting 2010 en meerjarenraming 2011-2014 vastgesteld. Voor een uitgebreide toelichting op de uitgangspunten wordt naar deze notitie verwezen. Voor de volledigheid zijn onderstaand de interne en externe factoren waarmee in deze meerjarenraming rekening is gehouden gecomprimeerd weergegeven. Interne factoren Onderdeel basis
verplichte uitgave afschrijving reserves oninbaarheid onvoorzien
jaarrekening 2008 begroting 2009 waterbeheersplan 2004-2007 BBVW en Burgerlijk Wetboek BWII begroting waterschapsbedrijf nota vaste activa 2008 nota reservebeleid 2008 0,50% belastingvolume 0,40% van begrotingstotaal
investeringsniveau
€ 8.915.000 (exclusief te activeren uren)
Onderdeel
Externe factoren 2010 2011
Kosten / inflatie Personeelskosten Rente langlopende leningen Rente kortlopende leningen Rente reserves en voorzieningen
26
Uitgangspunten 2010 - 2014
2% 2% 5% 2,5% 2,5%
2% 2% 5% 3,5% 3,5%
2012
2013
2014
2% 2% 5,5% 3,5% 3,5%
2% 2% 5,5% 3,5% 3,5%
2% 2% 5,5% 3,5% 3,5%
Meerjarenraming 2010-2014
6.2
De financiering
De treasuryfunctie ondersteunt de uitvoering van de programma’s. De treasuryfunctie omvat de financiering van beleid en het uitzetten van geldmiddelen die niet direct nodig zijn. De uitvoering hiervan verreist adequaat handelen in een steeds complexere geld- en kapitaalmarkt. Twee componenten zijn bij het onderdeel financiering van belang, te weten: • De rentevisie. • Liquiditeitspositie. Rentevisie In de meerjarenraming 2010-2014 is voor de rekenrente 2010 uitgegaan van een rentepercentage van 2,50% en voor de jaren 2011 tot en met 2014 van een percentage van 3,50%. Als gevolg van de economische crisis en de daarmee gemoeide renteontwikkeling heeft de Europese Centrale Bank (ECB) de korte rente in 2009 al drie verlaagd tot het niveau van 1,25%. Door deze verlagingen ligt het rentepercentage van de korte rente momenteel dan ook onder het genoemde percentage van 2,5%. Ervan uitgaande dat de economie in 2010 enigszins zal verbeteren is het gehanteerde percentage voor de korte rente voor 2010 en de volgende jaren vooralsnog reëel. In de meerjarenraming 2010-2014 is voor de lange rente uitgegaan van een rentepercentage van 5,00% voor 2010 en 2011. Voor de jaren 2012 tot en met en 2014 wordt uitgegaan van een rentepercentage van 5,5%. De ontwikkeling van de lange rente is moeilijker in te schatten, omdat deze niet wordt bepaald door de ECB, maar door de markt. Vooralsnog is het gehanteerde percentage reëel. Liquiditeitspositie Wat betreft de liquiditeitspositie kan worden opgemerkt dat in 2010, ondanks het risico dat gemoeid is met het uitstaande deposito bij Landsbanki Island, nog sprake van een stabiele situatie. Hierbij zijn wij uiteraard volledig afhankelijk van het tijdstip van de aanslagoplegging. Voor 2011-2014 zal op basis van de huidige inzichten het aantrekken van langlopende geldleningen voor de eventuele financiering van nieuwe investeringen en/of consolidatie van de vlottende schuld noodzakelijk zijn. Hiermee is in de meerjarenraming rekening gehouden. Evenals voorgaande jaren is het beleid erop gericht op de beperking van de rekening-courantrente, in de periodes dat de liquiditeitspositie een tekort vertoont, door de inzet van het instrument van kasgeldleningen. In de periodes dat de liquiditeitspositie een overschot laat zien wordt getracht een zo hoog mogelijke renteopbrengst te realiseren door gelden uit te zetten in deposito. Uiteraard binnen de kaders van het in 2009 nieuw vast te stellen ‘treasurystatuut’.
Waterschap Roer en Overmaas
27
6.3
Het weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen: • De weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover het waterschap beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken. • Alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie. Schematisch kan het weerstandsvermogen als volgt worden weergegeven:
Risico’s
Weerstandcapaciteit
Samenloop van risico’s
Flexibiliteit
Weerstandsvermogen
Indien weerstandsvermogen aanwezig is, wordt voorkomen dat elke financiële tegenvaller dwingt tot directe begrotingsmaatregelen zoals bezuinigingen of inkomstenverhogende maatregelen. Hierdoor kan voorkomen worden dat het door het bestuur vastgestelde kader en de programmadoelstellingen dienen te worden aangepast. Inventarisatie van de weerstandscapaciteit De weerstandcapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden waarover het waterschap beschikt om niet geraamde kosten te dekken. Het gaat om die middelen waarmee tegenvallers bekostigd kunnen worden. Bij de bepaling van de weerstandscapaciteit worden de navolgende onderdelen betrokken: • De algemene reserve. • De bestemmingsreserves. • De post onvoorzien. • De belastingcapaciteit. Onderscheid kan worden gemaakt tussen incidentele- en structurele weerstandscapaciteit. Incidentele weerstandscapaciteit staat voor het vermogen om calamiteiten en andere eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat het voorzieningenniveau van de programma’s wordt beïnvloed. Hiertoe kunnen in zijn algemeenheid de reserves en de post onvoorzien worden gerekend. Met de structurele weerstandcapaciteit worden de middelen bedoeld die permanent kunnen worden ingezet om tegenvallers in de lopende exploitatie op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van de programma’s. Tot de structurele weerstandscapaciteit behoort de belastingcapaciteit.
28
Meerjarenraming 2010-2014
De algemene reserve Op 21 april 2008 is de ‘nota reservebeleid 2008’ door het bestuur vastgesteld. Hierin is opgenomen dat de omvang van de algemene reserve minimaal gelijk dient te zijn aan 5% van het begrotingstotaal. In verband met het Landsbanki dossier zal het algemeen bestuur bij de resultaatsbestemming 2008 naar verwachting een extra toevoeging doen aan de ‘algemene reserve watersysteembeheer en zuiveringsbeheer’ van € 1.425.829. Hierdoor overschrijdt deze reserve het minimumniveau van 5% van het begrotingstotaal. Gelet op het financieel risico dat gelopen wordt in het Landsbanki dossier is een hogere stand van de algemene reserves verantwoord. Door dit overschot kan een risico van 25% van het nog openstaande deposito van Landsbanki worden opgevangen. Meerjarig is in beeld gebracht hoe hoog het minimumniveau van de algemene reserve dient te zijn en wat het beeld meerjarig is, rekeninghoudende met de extra toevoeging vanuit de resultaatsbestemming 2008. Stand per 1 januari (afgerond op € 1.000)
2010
2011
2012
2013
2014
minimum niveau algemene reserve
4.080.000 4.149.000 4.226.000
4.279.000 4.345.000
werkelijk niveau algemene reserve
5.226.000 5.226.000 5.226.000
5.226.000 5.226.000
De bestemmingsreserves Een bestemmingsreserve is een afgezonderd vermogensbestanddeel waaraan door het bestuur een specifieke bestemming voor bepaalde doeleinden is gegeven. Hierdoor is een groot gedeelte van de bestemmingsreserve niet zondermeer vrij inzetbaar. Uiteraard is het aan het bestuur de bestemming c.q. het te bereiken doel door de inzet van een reserve, indien dit nodig zou, zijn te wijzigen. De bestemmingsreserves dienen te worden opgesplitst in ‘bestemmingreserves voor tariefsegalisatie’ en ‘overige bestemmingsreserves’. Meerjarig vertonen de bestemmingsreserves het volgende beeld Stand per 1 januari (afgerond op € 1.000)
2010
2011
2012
2013
2014
Bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie (na inzet conform MJB 2010-2014)
7.771.000 5.797.000 4.087.000
2.450.000 1.182.000
Overige bestemmingsreserves
2.000.000 2.000.000 2.000.000
2.000.000 2.000.000
De post onvoorzien In de notitie technische uitgangspunten is opgenomen dat voor de post onvoorzien een percentage van 0,4% van het begrotingstotaal geldt. Voor ons waterschap ziet dit er als volgt uit: Stand per 1 januari Post onvoorzien
2010
2011
2012
2013
2014
100.000
120.000
122.000
122.000
123.000
De belastingcapaciteit Het bestuur van het waterschap is vrij om de hoogte van de belastingopbrengsten te bepalen. De belastingcapaciteit is dan ook niet aan een maximum verbonden. Dit betekent dat het bestuur in elke situatie waar het weerstandsvermogen in het geding is technisch gezien dekking kan zoeken via een aanpassing van de belastingopbrengst.
Waterschap Roer en Overmaas
29
Risico’s Ondanks dat een duidelijke definiëring van risico’s niet terug is te vinden in de regelgeving van het weerstandsvermogen en risicomanagement kunnen risico’s als volgt worden gerangschikt. De risico’s relevant voor het weerstandsvermogen, zijn die risico’s die niet anderszins zijn te ondervangen. Reguliere risico’s - risico’s die zich regelmatig voordoen en die veelal vrij goed meetbaar zijn maken geen deel uit van de risico’s in de paragraaf weerstandsvermogen. Hiervoor kunnen immers verzekeringen worden afgesloten of voorzieningen worden gevormd. Het gaat hierbij niet alleen om negatieve risico’s, ook positieve risico’s dienen hierbij genoemd te worden. Risicofactoren Risicofactoren kunnen de doelstellingen van het waterschap bedreigen. Op hoofdlijnen is hierbij sprake van: • Financiële risico’s. • Risico’s die samenhangen met de interne organisatie. Financiële risico’s Borgstelling Het Waterschapshuis Het algemeen bestuur waterschap heeft op 24 november 2008 een borgstelling van € 771.000 afgegeven ten behoeve van de kredietlimiet van de rekening-courantverhouding van ‘Het Waterschapshuis’ met de Nederlands Waterschapsbank. Dit onder toevoeging van de voorwaarde, dat voor de toekomst afdoende wordt geregeld dat de borgstelling slecht wordt aangesproken voor zover het waterschap participeert in projecten. Indien ‘Het Waterschapshuis’ in een positie terecht komt dat niet meer aan de financiële verplichtingen ten opzichte van de Nederlandse Waterschapsbank kan worden voldaan zal ons waterschap hierop kunnen worden aangesproken en kan de borgstelling worden geëffectueerd. Een risico is dan ook niet uitgesloten. Financiering rattenbestrijding Als gevolg van de invoering van de nieuwe Waterwet zal de rijks- en provinciale bijdrage aan de muskusratten- en beverrattenbestrijding worden afgebouwd. De uitkomst van de onderhandelingen tussen het rijk, de provincie en de Unie van Waterschappen zijn nog niet duidelijk. Wel is zeker dat de eigen bijdrage van de waterschappen aan de rattenbestrijding vanaf 2011 zal toenemen. Opbrengst zuiveringsheffing Voor de heffing van de opbrengst zuiveringsheffing vormt het aantal vervuilingseenheden in ons beheersgebied de basis. Dit aantal is gebaseerd op de prognose opbrengst waterschapsheffingen die jaarlijks ten behoeve van de begroting door het Waterschapsbedrijf Limburg wordt afgegeven. Aangezien het aantal vervuilingseenheden op basis van de realisatie per waterschapsgebied in de praktijk kan afwijken, kan dit aanzienlijke financiële gevolgen hebben. Verder speelt de demografische ontwikkeling, te weten de afname van de bevolkingsdichtheid (lees bevolkingskrimp), binnen ons beheersgebied eveneens een rol. Oninbaar Voor het bedrag van oninbaarheid wordt in de meerjarenraming een percentage gehanteerd van 0,5% van de opbrengst waterschapslasten. Het effect van oninbaarheid is echter eerst na afloop van het heffings- en invorderingstraject na verloop van enkele jaren duidelijk. Niet beïnvloedbare effecten op oninbaarheid, zoals de gevolgen van de economische situatie, kunnen een verhogend effect hebben op het werkelijke percentage van oninbaarheid.
30
Meerjarenraming 2010-2014
Renterisico’s Het renterisico speelt bij de beoordeling van financieringsvraagstukken een belangrijke rol. Aangezien de rentepercentages van de leningportefeuille voor de restantlooptijd van de geldleningen vastliggen, is in de meerjarenraming bij het renterisico slecht sprake van een kort termijnrisico. Plotselinge rentestijgingen kunnen tot een incidenteel tekort leiden op het rentekostenbudget dat betrekking heeft op het onderdeel rekening-courantrente. Door het (eventueel) afsluiten van nieuwe langlopende geldleningen neemt het risico enigszins toe. Gelet op de gevolgen van de wereldwijde kredietcrisis en de verwachte renteontwikkeling, die afhankelijk is van economische factoren, is deze situatie niet uit te sluiten. Verder kan een onstabiele situatie in de diverse delen van de wereld dit proces versnellen. Uitzetting bij Landsbanki Island Het waterschap heeft, gelet op het gestelde in het treasurystatuut, op 30 mei 2008 een deposito van € 5.000.000 afgesloten tot 15 december 2008 bij Landsbanki Island. De rating van de bank voldeed op het moment van plaatsing aan de Wet Fido. In oktober 2008 zijn de IJslandse banken wegens financiële problemen door de IJslandse overheid genationaliseerd. Inmiddels is gebleken dat Landsbanki niet aan de financiële verplichtingen blijkt te kunnen voldoen. Het is onzeker welk gedeelte van de vordering uiteindelijk nog zal en geïnd kan worden. Het gehele bedrag wordt daarom als risico aangemerkt. Het waterschap heeft in samenwerking met andere gedupeerde lagere overheden een advocatenkantoor ingeschakeld om een zo groot mogelijk deel van de uitgezette gelden terug te krijgen. De kans dat een deel van de vordering niet wordt geïnd wordt als realistisch aangemerkt. De verwachte expiratiedatum van het risico is naar verwachting begin 2010. Aansprakelijkheid Het waterschap is al lange tijd in een juridische procedure verwikkeld met de bewoners van het woonhuis gelegen aan de Gouverneur Hövelstraat te Sittard. De bewoners zijn van mening dat als gevolg van de bouwwerkzaamheden bij de aanleg van de kelder van het waterschapsgebouw hun woonhuis ernstige schade heeft geleden. De procedure ligt momenteel in hoger beroep bij het Gerechtshof te Den Bosch. Het Hof heeft het waterschap veroordeeld tot het betalen van de onderzoekskosten van 1994 tot 2006, inclusief rente. Over de hoogte van de vergoeding van de daadwerkelijk geleden schade heeft het Hof nog geen uitspraak gedaan. De door partijen vastgestelde bedragen liggen bijna € 500.000 uit elkaar. Waterschapsbedrijf Limburg Het waterschap staat garant voor eventuele tekorten van het Waterschapsbedrijf Limburg voor zover dit de reservepositie van het waterschapsbedrijf overstijgt. Waterlandstichting (waterschapsbedrijf) Vanaf aanvang jaren '90 heeft het waterschapsbedrijf projecten ingebracht in de Waterlandstichting, met het behalen van fiscaal voordeel als voornaamste doelstelling. De Belastingdienst is het niet eens met de fiscale constructie en heeft naheffingen opgelegd aan de Waterlandstichting die cumulatief, dat wil zeggen voor alle deelnemers in de Waterlandstichting samen, op dit moment meer dan € 62 miljoen (exclusief rente) bedragen. Hoewel de Waterlandstichting van mening is juridisch sterk te staan in deze kwestie, kan niet worden uitgesloten dat uiteindelijk een bedrag aan de Belastingdienst moet worden betaald. Dan wordt ook het waterschapsbedrijf voor een gedeelte hiervan doorbelast. Hiervoor is geen voorziening aanwezig.
Waterschap Roer en Overmaas
31
Energiekosten (waterschapsbedrijf) De energiekosten zijn een substantieel deel van de begroting van het waterschapsbedrijf, wat zich uit in de kosten voor de inkoop van aardgas en slibdrogers. De olieprijs vormt direct, dan wel indirect de basis voor de energieprijzen. Aangezien de prijsstelling van de olie niet beïnvloedbaar is mag het duidelijk zijn dat zich op dit onderdeel financiële risico's kunnen voordoen. Volledigheidshalve kan nog worden opgemerkt dat bij de inkoop van energie nauw wordt samengewerkt met andere waterschappen Slibverwerking (waterschapsbedrijf) Hoewel de slibverwerking bij het waterschapsbedrijf op dit moment goed onder controle is, blijft het een redelijk grote (financiële) risicofactor. Het langdurig uitvallen van één of meer drogers of onverwachte ontwikkelingen met betrekking tot de afzet van het gedroogde slib naar de cementindustrie, vooral de onzekere toekomst van de ENCI, heeft onmiddellijk grote financiële gevolgen. Risico’s die samenhangen met de interne organisatie Aansprakelijkheidsstellingen De landelijke tendens is dat het aantal schadeclaims toeneemt. Als oorzaken kunnen worden genoemd het Nieuwe Burgerlijk Wetboek (risico aansprakelijkheid), de Algemene Wet Bestuursrecht (versterking van de positie van de burger t.o.v. de overheid) en de toenemende mondigheid van de burgers. De risico’s op het gebied van aansprakelijkheidsstelling kunnen aanzienlijk zijn, waardoor het van groot belang is om schadepreventief te werken. Een goed en regelmatig onderhoud, de klachtenlijn, het nauwkeurig naleven van procedures, adequate behandeling van ingediende bezwaarschriften etc. behoren in het kader van preventief werken tot de aandachtspunten. Het waterschap is voor de wettelijke aansprakelijkheid en de bestuurdersaansprakelijkheid verzekerd. Risicobeheer Het beleid met betrekking tot het risicobeheer dient nog te worden geformaliseerd. In de vorm van een zorgvuldige toepassing van de in organisatie ingebedde bedrijfsvoeringprocessen in zijn algemeenheid, interne controlemaatregelen in het bijzonder en de planning- en controlcyclus zijn echter voldoende waarborgen aanwezig om eventuele calamiteiten zichtbaar en beheersbaar te houden.
32
Meerjarenraming 2010-2014
BIJLAGE 2
AFWEGINGSDOCUMENT DAGELIJKS BESTUUR 27 APRIL 2009 Onderwerp: Standpuntbepaling opbrengststijging meerjarenraming 2010-2014
Voorstel Een standpunt innemen over de stijgingspercentages van de waterschapslasten voor de meerjarenraming 2010-2014. Inleiding Op 1 januari 2008 is de Wet modernisering waterschapsbestel (lees nieuwe Waterschapswet) in werking getreden. De Bepalingen Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen (BBVW), die vanaf 1 januari 2009 de huidige Comptabiliteitsvoorschriften voor Waterschappen hebben vervangen, maken hier onderdeel vanuit. In de BBVW is de meerjarenraming als verplicht instrument in het kader van de planning- en controlcyclus opgenomen. De meerjarenraming wordt gepresenteerd op programmaniveau en omvat een periode van 4 jaar volgend op het komende begrotingsjaar. In de meerjarenraming wordt vooruit gekeken en zo goed mogelijk ingeschat wat in de komende periode (2010-2014) de voornemens zijn en wat dit financieel betekent. Op deze wijze wordt het bestuur in staat gesteld om de koers te bepalen en/of de prijs die daarbij hoort maatschappelijk acceptabel en verantwoord is. Vooruitlopend op de meerjarenraming heeft het bestuur op 17 februari 2009 de notitie ‘opzet programmabegroting en technische uitgangspunten begroting 2010 en meerjarenraming 2010-2014’ vastgesteld. Hierin is aangegeven hoe de opzet van de programmabegroting er uit ziet en welke uitgangspunten gehanteerd worden voor de begroting en meerjarenraming. In gecomprimeerde vorm kunnen de interne en externe factoren uit deze notitie onderstaand als volgt worden weergegeven. Onderdeel Kosten / inflatie Personeelskosten Rente langlopende leningen Rente kortlopende leningen Rente reserves en voorzieningen
090529/PDA
Externe factoren 2010 2011 2% 2% 5% 2,5% 2,5%
2% 2% 5% 3,5% 3,5%
2012
2013
2014
2% 2% 5,5% 3,5% 3,5%
2% 2% 5,5% 3,5% 3,5%
2% 2% 5,5% 3,5% 3,5%
1/10
Interne factoren Onderdeel basis
Uitgangspunten 2010 - 2014
verplichte uitgave afschrijving reserves oninbaarheid onvoorzien
jaarrekening 2008 begroting 2009 waterbeheersplan 2004-2007 BBVW en Burgerlijk Wetboek BWII begroting waterschapsbedrijf nota vaste activa 2008 nota reservebeleid 2008 0,50% belastingvolume 0,40% van begrotingstotaal
investeringsniveau
€ 8.915.000 (exclusief te activeren uren)
Concept-meerjarenraming 2010-2014 basis Op basis van de vastgestelde uitgangspunten is de concept-meerjarenraming 2010-2014 opgesteld waarbij rekening is gehouden met een volledige en verantwoorde inzet van de egalisatiereserve in de periode 2010-2014. Op basis van de netto kosten (uitgaven minus inkomsten) ziet de meerjarenraming er als volgt uit. Omschrijving netto kosten ( x 1.000 ) toename absoluut (2009 na wijziging was 78.074) toename procentueel
2010
2011
2012
2013
2014
79.728
81.051
82.558
83.610
84.919
1.654 2,1%
1.323 1,7%
1.507 1,9%
1.052 1,3%
1.309 1,6%
Uit dit overzicht blijkt dat de stijging van de netto kosten binnen de vastgestelde kaders, te weten 2% inflatie en 2% loonstijging blijft. De netto kosten worden in principe gedekt door de opbrengst waterschapslasten (inclusief de effecten voor kwijtschelding en oninbaarheid). Om de ontwikkeling hiervan binnen acceptabele niveaus te houden en ongewenste schommelingen in de belastingopbrengsten te voorkomen worden met ingang van 2009 de egalisatiereserves voor tariefsegalisatie ingezet. Dit betekent dan ook dat de netto kosten slechts gedeeltelijk worden gedekt door de belastingopbrengsten en voor een deel door eigen middelen (lees reserves). Bij de vaststelling van de jaarrekening 2005 heeft het bestuur voor de ontwikkeling van de waterschaplasten twee egalisatiereserves ingesteld: de ‘egalisatiereserve ontwikkeling waterschapslasten watersysteemheffing’ en de ‘egalisatiereserve ontwikkeling waterschapslasten zuiveringsheffing’. Deze reserves zijn gevoed uit de rekeningresultaten en jaarlijks wordt rente bijgeschreven. Per 1 januari 2010 is de stand van deze reserves € 7.771.172, inclusief de geraamde mutaties uit de begroting 2009. Indien rekening wordt gehouden met een continuering van het beleid, te weten het op een verantwoorde manier inzetten van de egalisatiereserves, dan kunnen in de periode 2010-2014 beide egalisatiereserves als volgt worden ingezet.
090529/PDA
2/10
Egalisatiereserve ontwikkeling
Onttrekking
waterschapslasten
Stand per 01-01-2010
2010
2011
2012
2013
2014
watersysteemheffing zuiveringsheffing
4.506.868 3.264.304
1.420.000 750.000
1.170.000 710.000
1.050.000 700.000
640.000 690.000
450.000 680.000
Totaal
7.771.172
2.170.000
1.880.000
1.750.000
1.330.000
1.130.000
Door deze verantwoorde inzet van de egalisatiereserves kunnen de stijgingspercentages van de ‘basis’ meerjarenraming 2010-2014 beperkt blijven tot het inflatieniveau. Stijgingspercentages opbrengst waterschapslasten
2010
2011
2012
2013
2014
watersysteemheffing zuiveringsheffing
2,0% 2,1%
2,0% 2,1%
2,0% 2,1%
1,5% 2,0%
1,5% 2,0%
Voor de volledigheid kan nog worden opgemerkt dat de stijgingpercentages van de opbrengst waterschapslasten hoger zijn dan kostenstijging. Dit wordt veroorzaakt door de afname van de inzet van de egalisatiereserves in de meerjarenraming. De afbouw van de inzet van de egalisatiereserves heeft namelijk een verhogend effect op de stijgingspercentages van de opbrengst waterschapslasten (communicerend vat). Concept-meerjarenraming 2010-2014 inclusief aanvullende wensen Naast de doorrekening op basis van de vastgestelde uitgangspunten zijn door de organisatie nog een aantal zaken aangedragen die buiten de scoop vallen van hetgeen door het bestuur is vastgesteld en kostenverhogend zijn. Globaal kunnen deze zaken worden ingedeeld in drie categorieën, te weten: 1. toerekening monitoring/laboratorium aan watersysteembeheer; 2. gecommitteerde niet beïnvloedbare meerkosten; 3. nieuw beleid; 4. heroverweging bestaand beleid. Om een goed beeld te krijgen van wat de effecten hiervan zijn op de opbrengststijging van de waterschapslasten, zijn deze aspecten nader toegelicht en uitgedrukt in een stijgingspercentage. Op basis hiervan kan een verantwoorde afweging worden gemaakt welke zaken wel of niet worden meegenomen in de definitieve meerjarenraming 2010-2014. Ad 1. Toerekening monitoring/laboratorium aan watersysteembeheer In de wet is opgenomen dat aan de taak zuiveringsbeheer alleen kosten mogen worden toegerekend die direct met de zuivering te maken hebben. De kosten van het passieve kwaliteitsbeheer maken dan ook deel uit van de zorg voor het watersysteembeheer. Onder het passieve kwaliteitsbeheer worden alle activiteiten gerangschikt die tot een verbetering van de waterkwaliteit in de diverse waterlichamen leiden. Voorbeelden hiervan zijn baggeren en monitoring.
090529/PDA
3/10
./.
In 2009 zijn de kosten van het laboratorium (Intertek) voor analyses en bemonstering van de waterkwaliteit van openbare waterlichamen door het Waterschapsbedrijf Limburg abusievelijk toegerekend aan de taak zuiveringsbeheer. De totale kosten die hiermee gemoeid waren bedroegen in 2009 € 1.027.200 en zijn via de begroting van het waterschapbedrijf verdeeld op basis van 50% : 50%. Voor ons handelde het om een bedrag van € 513.600. Ons waterschap heeft in de begroting 2009 deze kosten conform deze verdeling toegerekend aan de taak zuiveringsbeheer. Dit in tegenstelling tot het Waterschap Peel en Maasvallei, die de kosten volledig hebben toegerekend aan de taak watersysteembeheer. Mede hierdoor wijkt het tarief voor de zuiveringsheffing tussen de beide waterschappen in 2009 aanzienlijk af. Voor een analyse hiervan wordt verwezen naar bijlage I. Vanwege de discrepantie in het tarief van de zuiveringsheffing heeft op 19 november 2008 bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen het waterschap en de Vereniging Industriewater Limburg, waarin deze problematiek aan de orde is gesteld. De vereniging heeft verzocht de kosten van analyses en bemonstering in 2009 alsnog ten laste van de taak watersysteembeheer te brengen. In de vergadering van het algemeen bestuur van 24 november 2008 is besloten dit verzoek niet te honoreren. Wel is besloten deze problematiek te betrekken bij de totstandkoming van de programmabegroting 2010. Inmiddels is duidelijk geworden dat de kosten van het laboratorium voor de bemonstering en analyses volledig aan de taak watersysteembeheer dienen te worden toegerekend. Indien hiermee met ingang van de begroting 2010 rekening wordt gehouden betekent dit dat een overheveling van kosten plaatsvindt van de taak zuiveringsbeheer naar de taak watersysteembeheer. Dit heeft een verhogend effect op het stijgingspercentage van de watersysteemheffing en een verlagend effect op het stijgingspercentage van de zuiveringsheffing. Effect watersysteemheffing zuiveringsheffing
2010
2011
2012
2013
2014
+ 1,90% - 1,00%
0% 0%
0% 0%
0% 0%
0% 0%
Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord Ad 2. Gecommitteerde niet beïnvloedbare kosten •
Veiligheid In de komende jaren zal een verdere invulling/professionalisering plaatsvinden van de rol van het waterschap in de veiligheidsregio. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan het ontwikkelen van risicocommunicatie over hoogwater met gemeenten, de verdere doorontwikkeling van informatiesystemen met geografische componenten en het vormgegeven van een multidisciplinair oefenbeleid. Om een en ander te bewerkstelligen is voor de advisering en uitwerking op deze onderdelen vanaf 2010 jaarlijks een bedrag van € 20.000 noodzakelijk. Effect watersysteemheffing: + 0,07% Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord
090529/PDA
4/10
•
Het Waterschapshuis Het waterschap heeft zich enkele jaren geleden gecommitteerd aan Het Waterschapshuis. Inmiddels is gebleken dat Het Waterschapshuis een aanzienlijke kostenpost binnen de begroting van ons waterschap is. De geraamde bijdrage aan Het waterschapshuis in 2009 bedraagt € 275.000. Op basis van de huidige inzichten zal deze bijdrage in 2010 toenemen met € 75.000 tot € 350.000. Effect watersysteemheffing: + 0,28% Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord
•
Onderhoudskosten software Afhankelijk van de voortgang van het project IRIS en de ontwikkelingen en het ambitieniveau in het project e-overheid nemen de onderhoudskosten van deze software toe met € 75.000. Effect watersysteemheffing: + 0,28% Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord
•
Meetnet Voor het realiseren van betrouwbare meetgegevens (kwaliteit/tijdigheid) is een uitbreiding van de beheer- en de onderhoudsactiviteiten noodzakelijk. Dit als gevolg van de toename van het aantal meetlocaties en een betere kwaliteitsborging. Voor de uitbesteding van het beheer en de onderhoudswerkzaamheden op dit terrein is op basis van de huidige inzichten voor 2010 een structureel hoger kostenniveau van € 25.000 en vanaf 2011 van € 50.000 noodzakelijk. Effect watersysteemheffing 2010: + 0,09%; 2011 + 0,09%. Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord
Samengevat kan het totale effect van de onderdelen zoals verantwoord onder ‘gecommitteerde en nieuw beïnvloedbare kosten’ als volgt worden weergegeven. Effect watersysteemheffing zuiveringsheffing
2010
2011
2012
2013
2014
+ 0,72% 0%
+ 0,09% 0%
0% 0%
0% 0%
0% 0%
Ad 3. Nieuw beleid Verder zijn nog een aantal kostenstijgingen aangedragen die geschaard kunnen worden onder nieuw beleid. Hierbij is een opsplitsing gemaakt in nieuw beleid vanuit de optie van stedelijke wateropgaven en nieuw beleid voortvloeiende uit het bestuursprogramma 2009-2012. Stedelijke wateropgaven •
Overstortsubsidies Voorzien wordt dat met ingang van 2010 de Provincie Limburg, samen met de beide waterschappen een bijdrageregeling saneren overstorten gaat instellen. De intentie van deze regeling is dat de beide waterschappen, elk € 3 miljoen en de provincie € 6 miljoen zal bijdrage om te komen tot een verantwoorde sanering van de overstorten. Dit betekent dat het waterschap voor een periode van 6 jaar hier jaarlijks € 500.000 aan bijdraagt.
090529/PDA
5/10
De problematiek van het saneren van overstorten is ook opgenomen in het bestuursprogramma 2009-2012. Verder is in december 2008 aan de waterwethouders van de Limburgse gemeenten medegedeeld dat het waterschap bereid is tot het onderzoeken van de mogelijkheden voor het instellen van een financiële bijdrage van het terugdringen van de rioolwateroverstorten (zie brief bijlage 3).
./.
Effect watersysteemheffing: + 1,87% Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: niet akkoord. Verantwoordelijkheden en taak bezien in relatie tot normeringnotitie en afkoppelfonds. •
Baggeren stedelijk gebied De discussie om in stedelijk gebied meer aandacht te besteden aan stedelijk waterbeheer en het achterstallig baggeronderhoud van stedelijke waterpartijen wordt actueler nu uit de baggerachterstandevaluaties blijkt dat er nog een aanzienlijke opgave ligt. In 2009 zal de beleidsontwikkeling op dit terrein worden gestart met een discussie over de verantwoordelijkheden. Uit de inventarisatie in combinatie met de algemene uitgangspunten van de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zou dit kunnen betekenen dat ons waterschap de komende jaren een bijdrage aan het oplossen van de baggeropgave moet leveren van € 350.000 per jaar. Een en ander is ook opgenomen in het Waterbeheersplan 2010-2015. Omdat achterstallig baggeronderhoud gelet op de nieuwe voorschriften (BBVW) niet meer kan worden aangemerkt als een investering zal een en ander in de exploitatie verantwoord dienen te worden. Effect watersysteemheffing 2010: + 1,31% Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: niet akkoord. Verantwoordelijkheden en taak bezien in relatie tot normeringnotitie en afkoppelfonds.
Bestuursprogramma 2009-2012 •
Gemeentelijke waterplannen Aan de opstelling van gemeentelijke waterplannen zal in de meerjarenperiode de nodige aandacht worden besteed. De kosten die hiermee gemoeid zijn kunnen binnen de bestaande budgetten worden opgevangen. Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord
•
Samenwerking met waterbeheerders De samenwerking met de waterbeheerders over de landsgrenzen zal worden geïnventariseerd. Hierbij zal de stroomgebiedsgerichte benadering, analoog aan de Kaderrichtlijn Water, leidend zijn. Deze inventarisering vergt geen extra middelen en kan binnen de bestaande personele capaciteit worden opgevangen. Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord
090529/PDA
6/10
•
Recreatief medegebruik In 2008 is de ‘Nota recreatief medegebruik’ vastgesteld. In 2009 zal aan de hand van een inventarisatie op dit gebied een start worden gemaakt met de daadwerkelijke implementatie hiervan. Hiervoor is jaarlijks een bedrag van € 25.000 in de begroting voorzien. Dit vergt dan ook geen extra financiële inzet. Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord
•
Onderhoud Ten aanzien van het onderhoud zal in 2010 een evaluatie plaatsvinden waarin ook de mogelijkheden zullen worden opgenomen of de aanliggende agrarische bedrijven, danwel terreinbeheerders het onderhoud kunnen overnemen. De voorliggende evaluatie zal geen extra financiële inzet met zich meebrengen. Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord
•
Maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid Maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid is een issue dat de aandacht heeft en nog nadere uitwerking vraagt. Derhalve zijn de kosten hiervoor vooralsnog pm geraamd. Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord
•
Intensivering externe communicatie In het kader van de herijking/actualisering van de notitie externe communicatie 20062007 en de ontwikkelingen en trends zoals verdergaande digitalisering is het wenselijk om te laten onderzoeken of nog de juiste middelen worden ingezet om onze doelstellingen en doelgroepen te bereiken. En/of dat strookt met het gewenste imago. Ook zal het waterschap meer dan nu het geval is moeten inspelen op digitale ontwikkelingen c.q. communicatiemiddelen. Tevens zal meer worden ingespeeld op de emotie en beleving van mensen via diverse kanalen om ze te bereiken; Crossmediale benadering of anderen noemen het multichannel benadering. Dat betekent diverse inzet van (nieuwe) media, zoals web tv, animaties, games, twitter, doe-tentoonstellingen (ondervinden/doen en beleven). De extra kosten die hiermee gemoeid zijn worden geraamd op € 50.000 per jaar. Effect watersysteemheffing 2010: + 0,19% Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: niet akkoord opvangen binnen het reguliere budget.
•
E-loket Het digitaal aanvragen van vergunningen en het toegankelijk maken van GEO-informatie en afvoermeetgegevens via internet zal uiterlijk in 2010 worden gerealiseerd. De kosten van de software zullen hierdoor enigszins toenemen. Dit is reeds opgenomen onder ‘gecommitteerde niet beïnvloedbare kosten’, onderdeel ‘onderhoudskosten software’. Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord
090529/PDA
7/10
•
Grondgebruiksmogelijkhedenkaart De komende jaren zal gestart worden met het opstellen van een grondgebruiksmogelijkhedenkaart die uiterlijk 2011 maar binnen het bestaande budget plaatsvinden. Afweging dagelijks bestuur 27 april 2009: akkoord
Samengevat kan het totale effect van de onderdelen zoals verantwoord onder ‘nieuw beleid’ als volgt worden weergegeven. Effect watersysteemheffing zuiveringsheffing
2010
2011
2012
2013
2014
+ 3,37% 0%
0% 0%
0% 0%
0% 0%
0% 0%
Ad 4. Heroverweging bestaand beleid Het bestaande beleid is tegen het licht gehouden om te bezien of er mogelijkheden zijn om zaken te heroverwegen. Zo is de stimuleringsregeling verhard oppervlak en de stimuleringsregeling niet kerende grondbewerking opnieuw beoordeeld. Gelet op de hieraan ten grondslag liggende verplichtingen dienen deze echter conform de gemaakte afspraken gehandhaafd te worden. Daarnaast is slechts een beperkt deel van de exploitatiekosten beïnvloedbaar. Van het begrotingstotaal van bijna € 80 miljoen heeft ruim € 52 miljoen betrekking op de ‘verplichte’ bijdrage aan het Waterschapbedrijf Limburg. Van het restant bedrag heeft bijna 74% betrekking op kapitaallasten en personeelslasten. Deze uitgaven liggen in principe vast. Indien rekening wordt gehouden met het feit dat onder de overige 26% van de kosten de maaibestekken, de contributie aan de Unie van waterschappen, Het Waterschaphuis en de STOWA-bijdrage vallen dan moge het duidelijk zijn dat het te beïnvloedbare deel slechts beperkt is. Verder heeft bij de samenstelling van de programmabegroting reeds een heroverweging van het bestaand beleid plaatsgevonden wat in 2009 in geleid heeft tot een aanpassing van een aantal kostencomponenten. Ondanks dit is het toch nog mogelijk gebleken om met ingang van 2010 de reguliere budgetten terug te brengen met € 30.000. Effect watersysteemheffing 2010: - 0,12% Verder is het investeringsniveau 2009 nog een kritisch tegen het licht gehouden. Geconstateerd is dat het geplande netto investeringsniveau voor het programma watersysteem in de eerste maanden van 2009 jaar sterk achterblijft. Dit kan gedeeltelijk verklaard worden uit het feit dat in de loop van het vorige jaar relatief veel projecten in uitvoering zijn geweest en ook zijn afgerond. Hierdoor zijn in het begin van 2009 veel projecten in actieve voorbereiding en relatief weinig projecten in daadwerkelijk uitvoering genomen, waardoor de uigaven achterblijven. Daarnaast is het wel een bekend verschijnsel dat in de 2e helft van het jaar de uitgaven hoger zijn dan in 1e helft van het jaar. Ondanks dit verschijnsel is het de verwachting, na een nadere analyse van de onderhanden projecten, dat het geplande investeringsniveau in 2009 niet zal worden gerealiseerd. Vanwege het achterblijven van het investeringsniveau kan het netto investeringsniveau voor waterstaatkundige investeringen in 2009 met € 2,5 miljoen worden teruggebracht. Ook heeft het waterschap de voorkeur uitgesproken voor nieuwe huisvesting van de buitendienst (regio noord en midden) op het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein Holtum Noord III. Door de economische crisis heeft de ontwikkeling van dit terrein en daarmee ook de realisatie van deze huisvesting echter vertraging opgelopen.
090529/PDA
8/10
Gezien de huidige inzichten is het de verwachting dat deze huisvesting pas op zijn vroegst in 2010 kan worden gerealiseerd, terwijl de planning 2009 was. De totale geplande investering van 2009 en 2010 respectievelijk € 1,7 miljoen (waarvan € 700.000 grond) en € 2 miljoen per jaar wordt doorgeschoven naar 2010 en 2011. Het terugbrengen van het investeringsniveau in 2009 en het doorschuiven van de investering voor de huisvesting heeft een positief effect op de structurele doorwerking van de kapitaallasten in 2010 en volgend jaren. De kapitaallasten nemen hierdoor in 2010 af met € 133.000 en in 2011 met € 25.000 Effect watersysteemheffing 2010: - 0,50% en 2011: - 0,09% Samengevat kan het totale effect van de onderdelen zoals verantwoord onder ‘heroverweging bestaand beleid’ als volgt worden weergegeven. Effect watersysteemheffing zuiveringsheffing
2010
2011
2012
2013
2014
- 0,62% 0%
- 0,09% 0%
0% 0%
0% 0%
0% 0%
Afweging dagelijks bestuur 11 mei 2009: akkoord Resumé Onderstaand is in een totaaloverzicht weergegeven wat het effect is op de stijgingspercentages van de watersysteemheffing en zuiveringsheffing in de meerjarenraming 2010-2014 van de diverse onderdelen. Samenvatting stijgingspercentages opbrengst waterschapslasten Watersysteemheffing Basis conform vastgestelde uitgangspunten Effecten: 1. toerekening laboratorium/monitoring aan watersysteembeheer 2. gecommitteerde niet beïnvloedbare meerkosten 3. nieuw beleid 4. heroverweging bestaand beleid Totaal watersysteemheffingen Zuiveringsheffing Basis conform vastgestelde uitgangspunten Effecten: 1. toerekening laboratorium/monitoring aan watersysteembeheer 2. gecommitteerde niet beïnvloedbare meerkosten 3. nieuw beleid 4. heroverweging bestaand beleid Totaal zuiveringsheffing
090529/PDA
Afweging DB 2010 2,00%
2010
2,00%
+ 1,90% + 1,90%
2011
2,00% -
+ 0,72% + 0,72% + 0,09% + 3,37% - 0,62% 7,99% 4,00% 2,09%
2,10%
2,10%
- 1,00%
- 1,00%
1,10%
-
1,10%
2,10%
2012
2,00%
2013
1,50%
2014
1,50%
-
-
-
-
-
-
2,00%
1,50%
1,50%
2,10%
2,00%
2,00%
-
-
-
-
-
-
-
-
2,10%
2,10%
2,00%
2,00%
9/10
Watersysteemheffing De stijging van de watersysteemheffing met 7,99% is in 2010 gelet op het huidige economische klimaat niet acceptabel en verantwoord. Met in achtneming van de gemaakte keuzes, zoals boven omschreven, kan dit percentage worden teruggebracht naar 4%. Zuiveringsheffing Bij de opbrengststijging van de zuiveringsheffing met ruim 1% is sprake van een maatschappelijk aanvaard niveau. Dit wordt volledig veroorzaakt door de overheveling van de toerekening van de kosten monitoring/laboratorium naar de taak watersysteembeheer. Verder is rekening gehouden met een stijging van de begroting van het waterschapsbedrijf ten opzichte van 2009 met 2%. Mocht de stijging van de begroting van het waterschapsbedrijf hoger uitvallen dan genoemd percentage dan heeft dit uiteraard een verhogend effect op de opbrengststijging van de zuiveringsheffing. De secretaris/directeur wnd.,
ing. J.M.G. In den Kleef
090529/PDA
10/10
090529
TOTAAL VERSCHIL
Inzet reserves Het effect van het inzetten van de reserves is bij WPM groter dan bij WRO omdat het aantal ve's bij WPM bijna de helft is dan bij WRO. Verder zet WPM meer reserves in dan WRO.
Kosten WRO|WPM Kosten bestuur, externe communicatie en vergunning en handhaving VWO
Kosten laboratorium (Intertek)
Kosten oninbaar en kwijtschelding WRO heeft meer stedelijk gebied en meer minima waardoor de post kwijtschelding/oninbaar per ve hoger is dan bij WPM
Directe lozingen 14.000 ve In het gebied van WPM zijn geen directe lozingen. - verdeling begroting WBL o.b.v. indirecte lozingen (0,62 = WPM + 0,40 / WRO -0,22)
Verklaring verschil
2,45
Inzet reserves 0,86 Per ve
Eigen kosten WPM/WRO 0,00 Per ve
Kosten laboratorium 0,50 Per ve
Oninbaar\kwijtschelding 0,47 Per ve
Directe lozingen 0,62 Per ve
2,45
46,85
Tarief WPM
Verschil
49,30
Tarief WRO
OVERZICHT VERKLARING VERSCHILLEN TUSSEN TARIEF ZUIVERINGSHEFFING WPM EN WRO 2009
BIJLAGE I
500.000 0,49
1.753.452 1,71
513.600 0,50
1.429.048 1,40
WRO 690.200 0,62
573.000
Aantal V.E. 1.023.000
0 0,00
774.135 1,35
982.629 1,71
0 0,00
533.049 0,93
WPM
ARCHIEF WRO Besluit DB: 19-12-2008 Besluit AB:
Waterschap Roer en Overmaas
CC: Wes / KI / vBu + externe kopiehouders (zie brief)
Waterwethouders Limburgse gemeenten De heer G.G.J. Janssen p/a Postbus 1992 6201 BZ MAASTRICHT
Sittard, 2 2 DEC 2008 uw kenmerk : uw brief van : ons kenmerk : 200810488 onderwerp
200810488 behandeld door doorkiesnummer e-mail
H.J.M, van Buggenum 046-4205765
[email protected]
:
KRW gemeenten; financiële bijdrageregeling
Geacht heer Janssen, Namens de waterwethouders van de Stuurgroep Waterpanels heeft u aan beide waterschapsbesturen en aan Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg door middel van bovenvermelde brief te kennen gegeven dat de Limburgse gemeenten in het kader van hun bijdrage aan de Europese Kaderrichtlijn Water voor een grote opgave worden gesteld. Deze opgave richt zich met name op het terugdringen van rioolwateroverstorten op kwetsbare en zeer kwetsbare beken tot een frequentie die lager ligt dan de zogenaamde basisinspanning van maximaal zes keer per jaar. De meeste Limburgse gemeenten hebben te kennen gegeven dat ze in principe de KRWdoelstelling 'van helder naar schoon water' ondersteunen. Het blijkt dat binnen de provincie grote regionale verschillen zijn tussen de bijbehorende financiële inspanning per gemeente. Dit is afhankelijk van de hoeveelheid kwetsbare beken, de omvang van een gemeente en het inwonersaantal. Dergelijke verschillen leiden tot verschillen in lastenverdeling. In uw brief verzoekt u ons om samen met provincie en gemeenten onderzoek uit te voeren naar een wijze van financiële ondersteuning door de betrokken partijen. Op basis hiervan kunnen per locatie definitieve maatregeltypen en kosten worden bepaald en kan het maatschappelijk draagvlak voor de uitvoering van maatregelen worden vergroot. Naar aanleiding van uw brief en nader overleg tussen de provincie en beide Limburgse waterschappen, delen wij u mee dat wij bereid zijn tot het onderzoeken van mogelijkheden voor het instellen van een financiële bijdrageregeling voor het terugdringen van rioolwateroverstorten. Daarbij gaan wij ervan uit dat een gemeente het realiseren van de basisinspanning voor eigen rekening geheel gerealiseerd heeft.
Postbus 185, 6130 AD Sittard • Parklaan 10, 6131 KG Sittard telefoon 046-4205700 • fax 046-4205701 e-mail
[email protected] • website www.overmaas.nl Nederlandse Waterschapsbank N.V. 63.67.52.658 btw-nummer NL 8123.61.155.B01
ISO 9001:2000 GECERTIFICEERD
Waterschap Roer en Overmaas Pagina 2 van 2
Het instellen van de regeling is opgenomen als beleidsuitgangspunt in het ontwerpWaterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 (ontwerp-WBP), dat 5 januari 2009 ter visie wordt gelegd. Voorstellen om een dergelijke regeling, samen met de provincie Limburg en het Waterschap Peel en Maasvallei, namens de waterbeheerders te vullen zullen begin 2009 met de benodigde bijdragen bestuurlijk worden voorgelegd. De toezegging om een dergelijke regeling in te stellen is derhalve onder voorbehoud van bestuurlijke goedkeuring van de begrotingen en het nieuwe WBP. Hoogachtend, het dagelijks bestuur, de secretaris/directeur,
drs. F.M.C.M. Wesdijk
de voorzitter,
V _ 2 d c - # f - Schrijen
Een kopie van deze brief is verzonden aan: - Dagelijks bestuur Waterschap Peel en Maasvallei, Postbus 3390, 5902 RJ Venlo - College van Gedeputeerde Staten van Limburg, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht - Stuurgroep Waterpanels, t.a.v. secretaris T. Okkes, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht - KRW Waterambassadeurs Limburgse gemeenten, t.a.v. A. Wanders, Postbus 1992, 6201 BZ Maastricht
200810488