NAT-V-016 e
95 zitting 3 en 4 mei 2012
ONTWERPADVIES van het Comité van de Regio's WETGEVINGSVOORSTELLEN BETREFFENDE DE HERVORMING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID EN HET BELEID VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING NA 2013
_____________ Rapporteur: René Souchon (FR/PSE), voorzitter van de regioraad van Auvergne _____________
Uiterste datum voor wijzigingvoorstellen: woensdag 18 april 2012 om middernacht (Belgische tijd). U dient gebruik te maken van het nieuwe systeem voor het online indienen van wijzigingsvoorstellen (zie het ledenportaal: www.cor.europa.eu/members). Vereiste aantal handtekeningen: 6.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib — Belliardstraat 101 — 1040 Brussel — BELGIË — Tel. +32 22822211 — Fax +32 22822325 — Internet: http://www.cor.europa.eu
NL
-1-
Referentiedocumenten Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid – COM(2011) 625 final/2 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening") – COM(2011) 626 final/2 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) – COM(2011) 627 final/2 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid – COM(2011) 628 final/2 Voorstel voor een verordening van de Raad houdende maatregelen inzake de vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten – COM(2011) 629 final Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat de toepassing van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers voor 2013 betreft – COM(2011) 630 final Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat de regeling op de bedrijfstoeslagregeling en de steun voor wijnbouwers betreft – COM(2011) 631 final
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
-2I.
BELEIDSAANBEVELINGEN
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Prioriteiten van het GLB 1.
stemt in met de door de Commissie bepleite doelstellingen voor het toekomstige GLB die betrekking hebben op het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen, de continuïteit van de voedselvoorziening, de instandhouding van landbouw op het hele grondgebied van de EU, de evenwichtige ontwikkeling van de regio's, het concurrentievermogen van de landbouw overal in de EU en de vereenvoudiging van het GLB.
2.
De Commissievoorstellen hebben echter nog steeds niets van een grondige hervorming van het GLB, terwijl daarvan toch het voortbestaan van de Europese landbouw en van de plattelandsgebieden afhangt. Immers, bij die hervorming moet rekening worden gehouden met de behoeften van de Europese landbouwbedrijven, zoals bepaald in het VWEU, en moet alle Europese landbouwers een gelijke behandeling worden gegarandeerd.
3.
Zoals in het VWEU is bepaald, moet het GLB landbouwers een levensstandaard bieden die billijk is in vergelijking met die van de rest van de bevolking. Dit streven moet gepaard gaan met maatregelen om de markten te stabiliseren, met een prijsvorming die producenten gelijkmatige en consumenten redelijke prijzen garandeert.
4.
De door de Commissie voorgestelde herdosering van de diverse steunregelingen is onontbeerlijk om kleine en middelgrote ondernemingen, gebieden met een natuurlijke handicap en eilandgebieden concurrerender te maken, maar volstaat op zich niet. Voor deze herdosering zouden ook nog andere criteria moeten worden gehanteerd, zoals met name de werkgelegenheid.
5.
Subsidiariteit zou een grotere rol moeten spelen in de hervorming, zodat de lidstaten en de regio's meer flexibiliteit wordt gegarandeerd.
6.
Vermindering van de bureaucratische lasten dient een essentieel onderdeel van de hervorming van het GLB te zijn.
7.
Het CvdR is gekant tegen de toename van het aantal GLB-instrumenten met dezelfde finaliteit (agromilieu- en klimaatmaatregelen, cross-compliance en vergroening, gebieden met natuurlijke handicaps). Deze toename is immers in strijd met het beginsel van de concentratie van middelen, de doeltreffendheid van de acties en de vereenvoudiging en beperking van de kosten.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
-38.
Het GLB moet meer worden gericht op de kwalitatieve verbetering van landbouwproducten, vooral in het geval van landbouwproducten met een officieel kwaliteitskeurmerk. Daarom zou de Commissie moeten zorgen voor een betere afstemming van het GLB en het kwaliteitsbeleid. Regulering van de markten
9.
De marktreguleringsmaatregelen die de Commissie voorstelt, laten te wensen over: daarmee wordt ontegenzeggelijk de klok teruggezet in de ontwikkeling van het GLB. Alhoewel marktstabilisering een doelstelling is van het Verdrag van Lissabon, stelt de Commissie geen enkel systeem voor waardoor overheden de productie doeltreffend in de hand kunnen houden.
10.
Een strategische fout van de Commissie is dat zij de voorkeur geeft aan crisisbeheersing achteraf boven een marktregulering vooraf waardoor de prijsvolatiliteit doeltreffend en goedkoper kan worden bestreden.
11.
Als de resultaten van de nieuwe effectbeoordelingen eenmaal bekend zijn, zou de Commissie de afschaffing van de diverse systemen betreffende quota en aanplantrechten opnieuw moeten bekijken, vooral in het geval van probleemgebieden en met name berggebieden.
12.
Ook zou de Commissie moeten vasthouden aan de regelingen op grond van het beginsel van 1 communautaire preferentie en vooral gebruik moeten maken van interventiemechanismen en regelingen voor publieke en particuliere opslag.
13.
De Commissie heeft voor het toekomstige GLB als doelstelling vastgelegd dat de continuïteit van de voedselvoorziening wordt verzekerd. Met het oog op dit streven moet er beslist voor worden gezorgd dat de producenten sterker staan in de krachtsverhoudingen binnen de voedselketen.
14.
Het is voor de landbouwsector - die niet mag worden ingezet als ruilmiddel met als enig voordeel dat daardoor de uitvoer van diensten en industrieproducten naar landen buiten de EU wordt bevorderd - van levensbelang dat het handelsbeleid van de EU wordt herzien.
15.
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de mondialisering, met een budget van 2,5 miljard euro, is niet geschikt om de gevolgen voor de landbouw van bepaalde handelsovereenkomsten te ondervangen. Zo behoort met name niet tot het takenpakket van dit fonds om het voorspelbare effect van de bilaterale handelsovereenkomsten waarover momenteel wordt onderhandeld, af te zwakken.
1
CvdR-advies van 2010 "De toekomst van het GLB na 2013" (rapporteur: René Souchon - CdR 127/2010 fin).
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
-4Convergentie 16.
Het is niet meer dan terecht dat lokale en regionale overheden, met inachtneming van het institutioneel bestel van elke lidstaat, meewerken aan de toepassing van de eerste pijler van het GLB, omdat steunmaatregelen door die regionale inbreng beter kunnen worden gestuurd: dankzij die regionale inbreng kan rekening worden gehouden met sociale, milieu-, agronomische en territoriale aspecten van de landbouw, met als gevolg dat de middelen doelmatiger worden besteed.
17.
Het is een goede zaak dat de Commissie in haar voorstellen niet langer uitgaat van de "historische referenties", een systeem dat ongelijkheid in de hand werkte en tot een oneerlijke verdeling van de steun over de landbouwers heeft geleid.
18.
Toch zou de ongelijkheid nog te groot blijven als de steun wordt verdeeld zoals de Commissie voorstelt. Jammer is ook dat de Commissie geen termijnen verbindt aan de volledige convergentie van de lidstaten. De daaruit voortvloeiende voorwaarden en tijdschema's moeten zijn afgestemd op de productiekosten in iedere lidstaat.
19.
Er zou in iedere lidstaat geleidelijk moeten worden toegewerkt naar convergentie van de basisbetalingen, maar dan wel binnen een redelijke termijn. Voor volledige convergentie in Europa zou een voorlopig tijdschema moeten worden opgesteld. Degressie en maximering
20.
De Commissie zou de degressiedrempels moeten verlagen vanaf 100.000 euro, met een bovengrens van 200.000 euro per bedrijf. Daarvan zouden de werkelijk betaalde en als zodanig door de werkgever opgegeven lonen moeten worden afgetrokken, inclusief de arbeid van de exploitant en zijn of haar familie. Gekoppelde steun
21.
Handhaving van de gekoppelde steun voor bepaalde kwetsbare producties en regio's isonontbeerlijk.
22.
De Commissie zou de toekenning van de gekoppelde steun en de bepaling van de steunsectoren in moeilijkheden, die vooral te wijten zijn aan economische, sociale of milieufactoren, aan de lidstaten moeten overlaten. Verder wordt zij verzocht om de regelingen voor gekoppelde steun te consolideren in ultraperifere gebieden en in gebieden met natuurlijke handicaps. Daarbij zou niet alleen moeten worden gekeken naar de al in het voorstel voor een verordening genoemde producties, maar ook naar producties voor de afzet van producten met officiële kwaliteitskeurmerken (voor onder meer de biologische landbouw).
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
-5Maatregelen voor een duurzamere landbouw 23.
De door de Commissie voorgestelde verandering van landbouwmodel in het kader van de "vergroening" is noodzakelijk. Alleen zijn de desbetreffende maatregelen niet flexibel genoeg voor oplossingen die aan regionale/lokale behoeften tegemoetkomen en daarmee optimaal bijdragen tot de verwezenlijking van de Europa 2020-strategie. Ook mag het daar niet bij blijven: het is even noodzakelijk om tegelijkertijd voor stabiele economische randvoorwaarden te zorgen als garantie dat landbouwers genoeg kunnen verdienen. Met het oog daarop zijn krachtdadige maatregelen geboden om de markten te reguleren.
24.
De geleidelijke ontwikkeling van duurzame productiemethoden voor Europa's landbouw en de aanpassing daarvan aan de klimaatverandering moeten gepaard gaan met de opvoering van de steun voor agronomische innovatieve toepassingen. Het engagement van de EU voor een innoverende duurzame economie vraagt om meer synergie tussen duurzaam landbouw- en visserijbeleid, klimaat- en energiebeleid, regionaal en onderzoeksbeleid. Het CvdR benadrukt in dit verband het belang van voedselgerelateerd onderzoek en het potentieel van innovatieve toepassingen in de biobased sector.
25.
De door de Commissie voorgestelde maatregelen zijn te algemeen en om die reden ongeschikt. Daarom zou de subsidiariteit meer moeten worden meegewogen om ervoor te zorgen dat die maatregelen zo veel mogelijk aansluiten bij de plaatselijke agronomische, milieu- en sociaaleconomische omstandigheden. Met het oog daarop zouden lokale en regionale overheden het voortouw moeten kunnen nemen voor doelgerichte landbouwmilieumaatregelen en zou hun het beheer daarvan moeten worden toevertrouwd. Ook zou hun de mogelijkheid moeten worden geboden om met landbouwers of hun vertegenwoordigers territoriale overeenkomsten te sluiten.
26.
Landbouwers die door de lidstaten erkende landbouwmilieucertificaten hebben verworven, zouden volwaardig aanspraak moeten kunnen maken op vergroeningssteun. Voorwaarde is wel dat hoge eisen worden gesteld aan de door hen te treffen regelingen en dat de Commissie dit eisenpakket officieel erkent. Zo kan ervoor worden gezorgd dat in alle lidstaten gelijkwaardige eisen worden gesteld.
27.
De drempel van 7% van het akkerland van een landbouwbedrijf dat wordt ontrokken aan de landbouwproductie om voor milieudoeleinden te worden bestemd, kan in bepaalde situaties aan de hoge kant lijken. Daarom zou de Commissie zich soepeler moeten opstellen en de regio's zelf moeten laten uitmaken hoe deze maatregelen worden uitgevoerd naar gelang van de specifieke lokale omstandigheden, en of dit ook kan gelden voor gebieden met blijvend grasland.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
-628.
De Commissie zou voor heel Europa een "eiwittenplan" moeten opstellen op basis van de uitbreiding van de teelt van eiwitrijke en oliehoudende gewassen in wisselbouw. Dit eiwittenplan zou een drieledig doel moeten dienen: totstandbrenging van de autonomie van Europese veetelers wat eiwitten betreft, terugdringing van het gebruik van stikstofhoudende kunstmest en verbetering van de vruchtbaarheid van de bodem.
29.
Verder zou de Commissie met het oog op klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken aanvullende maatregelen moeten voorstellen op het gebied van fytosanitaire bescherming en een behoorlijk bodem- en waterbeheer. Op die manier kan de landbouw in Europa op weg worden geholpen naar duurzame systemen met een hoge milieuwaarde2.
30.
De Commissie zou betalingen voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken moeten indelen onder het systeem voor degressie en maximering (zoals bepaald in artikel 11 van het voorstel voor een verordening betreffende rechtstreekse betalingen). Gebieden met natuurlijke handicaps
31.
Eerdere aanbevelingen van het CvdR indachtig3 zouden voor de omschrijving van "een gebied met een natuurlijke of andere specifieke handicap" ook criteria moeten worden gehanteerd als "territoriale samenhang" en "ruimtelijke ordening", zodat de ingesloten ligging van een gebied of de toegang tot infrastructuurvoorzieningen of de kwetsbaarheid van de ecosystemen mede in aanmerking worden genomen. Startende ondernemingen
32.
De Commissie stelt voor om, als aanvulling op de basisbetalingen, specifieke steun toe te kennen aan jonge landbouwers. Dit is een vernieuwende maatregel die de goede kant op gaat, maar ontoereikend is.
33.
De Commissie zou het begrip "jonge landbouwer" moeten verruimen door er "onlangs gevestigde landbouwer" van te maken: dan kunnen investeringen in startende ondernemingen worden gesteund, ongeacht de leeftijd van de begunstigden. Toch moet de steun vooral ten goede komen aan jonge landbouwers. Bovendien moet erop worden toegezien dat alle pas gevestigde landbouwers een minimumopleiding hebben genoten op agrarisch en plattelandsgebied.
34.
De Commissie zal meer vastberadenheid moeten tonen als het erom gaat startende ondernemers te hulp te schieten.
2 3
Europese Raad van Göteborg, 15 en 16 juni 2001. CvdR-advies van 2010 "Steun voor landbouwers in gebieden met natuurlijke handicaps" (rapporteur: Luis Durnwalder – CdR 314/2009 fin).
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
-735.
Landbouwgrond die vrijkomt omdat landbouwers ermee ophouden, zou bij voorkeur moeten worden overgenomen door startende ondernemers in plaats van te dienen voor de uitbreiding van het landbouwareaal van een al gevestigde landbouwer.
36.
De Commissie zou het budget voor de specifieke vestigingssteun (2% van het jaarlijkse nationale maximum) dan ook moeten aanvullen met een deel van de middelen die vrijkomen als gevolg van de degressie en maximering van de rechtstreekse steun.
37.
De voornaamste moeilijkheden waarop startende ondernemers in de landbouw stuiten, houden verband met de toegang tot grondbezit en de mogelijkheid om bankleningen te verkrijgen. De lidstaten zouden er dan ook toe moeten worden aangespoord om, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, regelingen te treffen waardoor op die gebieden de nodige garanties worden geboden. Actieve en kleine landbouwers
38.
De Commissie zou de definitie van het begrip "actieve landbouwer" moeten preciseren om te voorkomen dat rechtstreekse steun wordt uitgekeerd aan natuurlijke of rechtspersonen die niet meewerken in een landbouwbedrijf, noch betrokken zijn bij het beheer ervan.
39.
De Commissie stelt terecht voor om erkenning te geven aan een specifiek statuut voor "kleine landbouwer", omdat er diverse lidstaten zijn waar de landbouw goed is voor zeer veel werkgelegenheid op het platteland. Bovendien wordt het GLB door deze regeling voor kleine landbouwers vereenvoudigd. Alleen zou de maximale steundrempel 1500 euro moeten worden. Plattelandsontwikkeling
40.
Het voorstel om voor alle structuurfondsen, waaronder het ELFPO, een gemeenschappelijk strategisch kader in het leven te roepen, wordt toegejuicht.
41.
De Commissie wil plattelandsontwikkeling opnemen in de Europa 2020-strategie, maar ook in het nieuwe gemeenschappelijk strategisch kader, net als het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds en het EFMZV. Hierin moet een kans worden gezien voor een harmonische en geïntegreerde ontwikkeling van plattelandsgebieden. In tal van EU-lidstaten is "platteland" geen synoniem van "landbouw": het platteland is ook een gebied waar kleine ondernemingen actief zijn en waar mensen wonen.
42.
Voor de omschrijving van probleemgebieden moet worden uitgegaan van voor de gehele EU ingevoerde, gemeenschappelijke en vergelijkbare indicatoren. Als bij de verdeling van de voor het platteland beschikbare middelen gekeken wordt naar het aandeel van probleemgebieden, moet de nieuwe omschrijving van deze gebieden al gehanteerd worden,
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
-8omdat zij berust op de voor de gehele EU ingevoerde, gemeenschappelijke, objectieve en vergelijkbare indicatoren. 43.
Bij de uitwerking van een mechanisme voor de verdeling van de financiële middelen in het kader van de tweede pijler van het GLB moet niet alleen rekening gehouden worden met de omvang van de plattelandsbevolking, maar ook met de bevolkingsdichtheid, alsook met de omvang van de ecologische aandachtsgebieden.
44.
De zes prioriteiten die de Commissie voorstelt, hangen als los zand aan elkaar en vertonen ook nauwelijks samenhang met de elf thematische doelstellingen van de verordening inzake de algemene bepalingen. Deze nieuwe opzet sluit ook niet aan bij de huidige verordening, die is opgezet rond vier hoofdlijnen ("assen"), en is evenmin bevorderlijk om tot een geïntegreerde aanpak te komen met de andere fondsen die deel uitmaken van het gemeenschappelijk strategisch kader.
45.
Daarom zou de Commissie een Europese strategie voor plattelandsontwikkeling moeten uitwerken waaraan iedere lidstaat zelf vorm kan geven door middel van partnerschapsovereenkomsten en waarvoor als eerste eis een duurzame en evenwichtige territoriale ontwikkeling geldt.
46.
In beginsel kan worden ingestemd met een overdracht van 10% van de middelen van de eerste naar de tweede pijler.
47.
Het is een goede zaak dat er in de nieuwe verordening met algemene bepalingen gemeenschappelijke regels worden vastgelegd voor het ELFPO, het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds en het EFMZV. Dit is volgens het CvdR een belangrijke doorbraak om een geïntegreerde territoriale aanpak via al deze fondsen samen te garanderen.
48.
Van doorslaggevend belang is dat de plattelandsontwikkelingsverordening de dynamiek van niet-agrarische werkgelegenheid op het platteland helpt vergroten. Even belangrijk is echter dat de problematiek van plattelandsgebieden wordt meegenomen in álle structuurfondsen. Zorgwekkend is hoe de door de EU voor plattelandsgebieden geboden steun zich ontwikkelt, temeer daar deze niet worden genoemd in de nieuwe EFRO-verordening.
49.
Het is geen goed idee om voor de ontwikkeling van het platteland instrumenten "om de risico's beter te kunnen beheren" in het leven te roepen. De Commissie zou deze maatregel uit de verordening moeten schrappen en daarvoor in de plaats een beroep moeten doen op de reguleringsinstrumenten van de eerste pijler.
50.
De Commissie zou minimaal 10% moeten uittrekken voor de zesde prioriteit van de plattelandsontwikkelingsverordening ("bevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden"), die onontbeerlijk is voor een evenwichtige territoriale ontwikkeling en de territoriale samenhang vergroot. Daarbij moet de
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
-9verbinding worden gemaakt met de andere fondsen van het gemeenschappelijk strategisch kader, met name het ESF. 51.
Het CvdR is ermee ingenomen dat de LEADER-bepalingen zijn uitgebreid tot de andere fondsen via een nieuwe benadering van "vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling". Door die nieuwe benadering wordt het mogelijk om lokale-ontwikkelingsstrategieën op geïntegreerde wijze ten uitvoer te leggen en door een hoofdfonds (Lead Fund) te laten ondersteunen.
52.
Het CvdR wijst erop dat landbouwers in peri-urbane gebieden een bijzondere rol spelen bij het promoten van oplossingen die de doelstellingen van de Europa 2020-strategie kunnen helpen verwezenlijken. Landbouwgebieden rond steden hebben specifieke voor- en nadelen die rechtvaardigen dat daarvoor in het kader van de tweede pijler thematische subprogramma's in het leven worden geroepen. Governance
53.
Lokale en regionale overheden moet in hun hoedanigheid van cofinanciers en als partners van de beheersautoriteiten beslist een centrale rol worden toegekend bij de tenuitvoerlegging van de plattelandsontwikkelingsverordening. Immers, Europese subsidies worden doeltreffender en doelmatiger benut als projecten lokaal en regionaal worden benaderd.
54.
De hervorming van het GLB voor de periode na 2013 heeft alleen kans van slagen als de randvoorwaarden worden geschapen voor multilevel governance (Europees, nationaal en regionaal).
55.
De vertegenwoordigers van plattelandsgebieden zouden volop moeten worden betrokken bij de opstelling van de partnerschapsovereenkomsten.
56.
Het voorstel om voor specifieke gebieden, zoals berggebieden en eilandregio's, en voor specifieke sectoren subprogramma's te lanceren, biedt belangwekkende mogelijkheden, maar kan alleen echt meerwaarde hebben als al die subprogramma's tegelijkertijd ook in de structuurfondsenverordeningen worden opgenomen, zodat het scala aan mogelijke territoriale-ontwikkelingsmaatregelen wordt uitgebreid tot alle financieringsinstrumenten van de EU, en als die subprogramma's door lokale of regionale overheden worden begeleid.
57.
De Commissie krijgt als gedelegeerde handelingen moeten worden goedgekeurd, hulp van een "Comité voor plattelandsontwikkeling". In dit comité zou een vertegenwoordiger van de lokale en regionale overheden zitting moeten hebben. Meer in het algemeen zou de samenstelling van de adviesgroepen van het DG Landbouw en Plattelandsontwikkeling moeten worden herzien om die groepen representatiever te maken voor de bevolking van het platteland.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
- 10 Begroting 58.
Het budget van 435,6 miljard euro dat in het meerjarig financieel kader voor de periode 20142020 is gepland voor het GLB als geïntegreerd beleid, moet in reële termen worden bekrachtigd, voor zowel de eerste als de tweede pijler, omdat de landbouw- en levensmiddelensector de komende jaren met belangrijke uitdagingen te maken krijgt.
59.
Daar staat tegenover dat de schuldencrisis in Europa zorg wekt, omdat het budget voor het toekomstige GLB daar niet zonder kleerscheuren vanaf dreigt te komen. Dit maakt het nog noodzakelijker om voor het GLB ook in de toekomst ambitieuze financiële middelen uit te trekken.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
- 11 II.
AANBEVOLEN WIJZIGINGEN COM(2011) 626 final/2 Wijzigingsvoorstel 1 Invoeging van nieuwe tekst vóór artikel 101 Door de Commissie voorgestelde tekst
Door het CvdR aanbevolen wijziging Uitgaande van de vóór 31 december 2012 geplande effectbeoordelingen met betrekking tot de afschaffing van de melkquotaregeling en de aanplantrechten in de wijnbouwsector, zal de Commissie vóór 30 juni 2013 een voorstel indienen voor de voortzetting of herziening van de procedures waarmee een einde moet worden gemaakt aan de quota en aanplantrechten in de zuivel-, wijn- en suikerbietensector.
Motivering Meerdere vakkundige studies wijzen uit dat de afschaffing van de aanplantrechten (zie "Onderzoek naar de sociaaleconomische en territoriale gevolgen van het vrijgeven van de aanplantrechten in de wijnbouw", AREV-MOISA-studie, maart 2012) en quota tot een concentratie van de productie in bepaalde gebieden zal leiden. De Commissie heeft verzuimd de economische, territoriale en milieuconsequenties daarvan naar behoren te evalueren.
COM (2011) 625 final Wijzigingsvoorstel 2 Wijziging van overweging 21
Door de Commissie voorgestelde tekst Aangezien in de loop der tijd diverse sectoren in de bedrijfstoeslagregeling zijn geïntegreerd en de landbouwers tijd hebben gekregen om zich daaraan aan te passen, is het steeds moeilijker geworden om het bestaan van aanzienlijke individuele verschillen in de hoogte van de steun per hectare, die gebaseerd zijn op in het verleden verleende steun, te rechtvaardigen. Daarom moet rechtstreekse inkomenssteun, mede gelet op de brede context van de EU-begroting, billijker worden verdeeld over de lidstaten door deze
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
Wijzigingsvoorstel Aangezien in de loop der tijd diverse sectoren in de bedrijfstoeslagregeling zijn geïntegreerd en de landbouwers tijd hebben gekregen om zich daaraan aan te passen, is het steeds moeilijker geworden om het bestaan van aanzienlijke individuele verschillen in de hoogte van de steun per hectare, die gebaseerd zijn op in het verleden verleende steun, te rechtvaardigen. Daarom moet rechtstreekse inkomenssteun, mede gelet op de brede context van de EU-begroting, billijker worden verdeeld over de lidstaten door deze
- 12 minder sterk te koppelen aan historische referenties. Om rechtstreekse steun gelijker te verdelen zonder voorbij te gaan aan de nog bestaande verschillen in loonkosten en inputkosten, moeten de niveaus van de rechtstreekse steun per hectare geleidelijk worden aangepast. Daartoe moeten alle lidstaten die minder ontvangen dan 90 % van het gemiddelde aan rechtstreekse betalingen, de kloof tussen hun huidige niveau en dat niveau – gespreid over de periode – met een derde verminderd zien. Deze convergentie moet naar evenredigheid worden gefinancierd door alle lidstaten die meer dan het EU-gemiddelde aan rechtstreekse betalingen ontvangen. Voorts moeten alle betalingsrechten die in 2019 in een lidstaat of in een regio zijn geactiveerd, een uniforme waarde per eenheid hebben, zulks nadat in lineaire stappen in de overgangsperiode een convergentie naar deze waarde toe heeft plaatsgevonden. Om ontwrichtende financiële gevolgen voor de landbouwers te voorkomen, moet het de lidstaten die de bedrijfstoeslagregeling, en met name het historische model, hebben toegepast, evenwel worden toegestaan om bij de berekening van de waarde van betalingsrechten in het eerste jaar van toepassing van de nieuwe regeling deels rekening te houden met historische factoren. De discussie over het volgende meerjarig financieel kader voor de periode vanaf 2021 moet zich ook toespitsen op de doelstelling om een volledige convergentie tot stand te brengen door rechtstreekse steun in die periode gelijkelijk te verdelen over de Europese Unie.
minder sterk te koppelen aan historische referenties. Om rechtstreekse steun gelijker te verdelen zonder voorbij te gaan aan de nog bestaande verschillen in loonkosten en inputkosten, moeten de niveaus van de rechtstreekse steun per hectare binnen een redelijke termijn geleidelijk worden aangepast en moet er een voorlopig schema komen voor de volledige convergentie op het grondgebied van de Unie. Daartoe moeten alle In de lidstaten die minder ontvangen dan 90 % van het gemiddelde aan rechtstreekse betalingen, de kloof tussen hun huidige niveau en dat niveau – gespreid over de periode – met een derde verminderd zien moet gegarandeerd worden dat de rechtstreekse betalingen ten minste 80% van het EUgemiddelde bedragen. Deze convergentie moet naar evenredigheid worden gefinancierd door alle lidstaten die meer dan het EU-gemiddelde aan rechtstreekse betalingen ontvangen. Voorts moeten alle betalingsrechten die in 2019 in een lidstaat of in een regio zijn geactiveerd, een uniforme waarde per eenheid hebben, zulks nadat in lineaire stappen in de overgangsperiode een convergentie naar deze waarde toe heeft plaatsgevonden. Om ontwrichtende financiële gevolgen voor de landbouwers te voorkomen, moet het de lidstaten die de bedrijfstoeslagregeling, en met name het historische model, hebben toegepast, evenwel worden toegestaan om bij de berekening van de waarde van betalingsrechten in het eerste jaar van toepassing van de nieuwe regeling deels rekening te houden met historische factoren. De discussie over het volgende meerjarig financieel kader voor de periode vanaf 2021 moet zich ook toespitsen op de doelstelling om een volledige convergentie tot stand te brengen door rechtstreekse steun in die periode gelijkelijk te verdelen over de Europese Unie.
Motivering In de huidige financieringsperiode kan de hoogte van steun per hectare in de ene lidstaat een veelvoud bedragen van de steun in een andere lidstaat. In 2010 zagen de gemiddelde rechtstreekse betalingen voor een subsidiabele hectare er als volgt uit: het EU-27-gemiddelde 260 euro per hectare, in Estland 87 euro (33% van het EU-gemiddelde), in Duitsland 342 euro en in Nederland 470 euro per hectare. De lidstaten die minder dan het EU-gemiddelde ontvangen, koesterden hoge verwachtingen wat een eventuele compensatie voor rechtstreekse betalingen betreft, uitgaande van de naar voren gebrachte standpunten, waarbij de Commissie had gepleit voor een billijkere verdeling van de rechtstreekse betalingen. Volgens het voorstel van de Commissie zouden de rechtstreekse
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
- 13 betalingen per hectare in Estland toenemen van 117 euro in 2013 tot 158 euro in 2020, zodat de rechtstreekse betalingen aan Estland in 2020 slechts 59% van het EU-gemiddelde zouden bedragen, wat geenszins voldoende is. De rechtstreekse betalingen dienen minstens 80% van het EUgemiddelde te bedragen. Wijzigingsvoorstel 3 Wijziging van artikel 9, lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst
Door het CvdR aanbevolen wijziging
Er worden geen rechtstreekse betalingen toegekend aan natuurlijke of rechtspersonen dan wel groepen natuurlijke of rechtspersonen, wanneer een van de volgende voorwaarden van toepassing is:
Er worden geen rechtstreekse betalingen toegekend aan natuurlijke of rechtspersonen dan wel groepen natuurlijke of rechtspersonen, wanneer een van de volgende voorwaarden van toepassing is:
a) het jaarlijkse bedrag aan rechtstreekse a) het jaarlijkse bedrag aan rechtstreekse betalingen is minder dan 5 % van de totale betalingen is minder dan 5 % van de totale opbrengsten die zij in het meest recente opbrengsten die zij in het meest recente fiscale jaar uit de niet-landbouwactiviteiten fiscale jaar uit de niet-landbouwactiviteiten hebben verworven; hebben verworven bedoelde personen nemen niet op regelmatige basis, deel aan de b) hun landbouwarealen bestaan hoofdzakelijk werkzaamheden op een landbouwbedrijf of uit grond die in een voor beweiding of teelt aan het beheer daarvan, waarbij de lidstaten geschikte natuurlijke staat wordt gehouden en de criteria mogen vaststellen aan de hand zij verrichten op deze grond geen waarvan deze deelname wordt gedefinieerd; minimumactiviteit die de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), heeft vastgesteld.
b) het bedrag aan rechtstreekse betalingen is hoger dan 10.000 euro in het geval van personen die meer dan 75% van hun totale inkomsten uit niet-agrarische activiteiten halen.
bc) hun de landbouwarealen van bedoelde personen bestaan hoofdzakelijk uit grond die in een voor beweiding of teelt geschikte natuurlijke staat wordt gehouden en zij bedoelde personen verrichten op deze grond geen minimumactiviteit die de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), heeft vastgesteld.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
- 14 Wijzigingsvoorstel 4 Wijziging van artikel 11, lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst Het bedrag aan rechtstreekse betalingen dat in het kader van deze verordening voor een bepaald kalenderjaar aan een landbouwer moet worden toegekend, wordt als volgt verlaagd:
Door het CvdR aanbevolen wijziging Het bedrag aan rechtstreekse betalingen dat in het kader van deze verordening voor een bepaald kalenderjaar aan een landbouwer moet worden toegekend, met inbegrip van betalingen ten gunste van klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken overeenkomstig artikel 29, wordt als volgt verlaagd:
Motivering De aan productie verbonden betalingen ten gunste van klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken en de meeweging daarvan in de degressie- en maximeringsmaatregelen die worden genomen, zijn ook ingegeven door het streven naar een eerlijkere verdeling van de steun.
Wijzigingsvoorstel 5 Wijziging van artikel 14, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst Door het CvdR aanbevolen wijziging Artikel 14 Artikel 14 Flexibiliteit tussen de pijlers Flexibiliteit tussen de pijlers 1. Vóór 1 augustus 2013 mogen de lidstaten 1. Vóór 1 augustus 2013 mogen de lidstaten besluiten om ten hoogste 10 % van hun in besluiten om ten hoogste 10 % van hun in bijlage II bij deze verordening vermelde bijlage II bij deze verordening vermelde jaarlijkse nationale maxima voor de jaarlijkse nationale maxima voor de kalenderjaren 2014 tot en met 2019 kalenderjaren 2014 tot en met 2019 beschikbaar te stellen als aanvullende steun beschikbaar te stellen als aanvullende steun voor maatregelen in het kader van voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. [...] overeenkomstig Verordening (EU) nr. [...] [POV] uit het ELFPO worden gefinancierd. [POV] uit het ELFPO worden gefinancierd. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor de toekenning van meer beschikbaar voor de toekenning van rechtstreekse betalingen. rechtstreekse betalingen. Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt uiterlijk op de in die alinea genoemde datum uiterlijk op de in die alinea genoemde datum aan de Commissie gemeld. aan de Commissie gemeld. Het percentage dat overeenkomstig de tweede Het percentage dat overeenkomstig de tweede alinea wordt gemeld, is een en hetzelfde alinea wordt gemeld, is een en hetzelfde percentage voor de in de eerste alinea percentage voor de in de eerste alinea genoemde jaren. genoemde jaren. In geval van toepassing van artikel 20 van onderhavige verordening kunnen de lidstaten deze bedragen aan de regio's ter beschikking stellen op basis van CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
- 15 objectieve en niet-discriminerende criteria die voor de verdeling van de ELFPO-maxima zijn vastgesteld.
Motivering Ingeval de middelen bestemd zijn voor plattelandsontwikkeling is het zinvol de verdeling te baseren op verdelingscriteria die onder de tweede pijler zijn vastgesteld. Ook is het nuttig te voorzien in enige flexibiliteit van het systeem. Indien bijvoorbeeld een regionaal gebied "Lombardische vlakte" met een nationaal plafond wordt vastgesteld, zou het voor de regio's die er deel van uitmaken, interessant kunnen zijn een percentage van de middelen voor hun respectieve programma's voor plattelandsontwikkeling uit te trekken ten behoeve van sectoraal beleid.
Wijzigingsvoorstel 6 Wijziging van artikel 22, lid 3 Door de Commissie voorgestelde tekst Door het CvdR aanbevolen wijziging 3. De lidstaten die gebruikmaken van de in lid 2 3. De lidstaten die gebruikmaken van de in lid 2 geboden mogelijkheid, gebruiken het deel van geboden mogelijkheid, gebruiken het deel van het maximum dat na de toepassing van het het maximum dat na de toepassing van het bepaalde in dat lid resteert, om de waarde van bepaalde in dat lid resteert, om de waarde van de betalingsrechten te verhogen wanneer de de betalingsrechten te verhogen wanneer de overeenkomstig lid 2 berekende totale waarde overeenkomstig lid 2 berekende totale waarde van de betalingsrechten waarover een van de betalingsrechten waarover een landbouwer in het kader van de landbouwer in het kader van de basisbetalingsregeling beschikt, lager is dan de basisbetalingsregeling beschikt, lager is dan de totale waarde van de toeslagrechten, inclusief totale waarde van de toeslagrechten, inclusief de bijzondere toeslagrechten, waarover de de bijzondere toeslagrechten, diewaarover de landbouwer op 31 december 2013 in het kader landbouwer in portefeuille heeft en die van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig gebruikt zijn voor de betaling van de Verordening (EG) nr. 73/2009 beschikte. verzamelaanvraag op 31 december 2013, in het kader van de bedrijfstoeslagregeling Daartoe wordt de nationale of regionale overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 waarde per eenheid van elk betalingsrecht van beschikte. de betrokken landbouwer verhoogd met een Daartoe wordt de nationale of regionale percentage van het verschil tussen de waarde per eenheid van elk betalingsrecht van overeenkomstig lid 2 berekende totale waarde de betrokken landbouwer verhoogd met een van de betalingsrechten in het kader van de percentage van het verschil tussen de basisbetalingsregeling en de totale waarde van overeenkomstig lid 2 berekende totale waarde de toeslagrechten, inclusief de bijzondere van de betalingsrechten in het kader van de toeslagrechten, waarover de landbouwer op 31 basisbetalingsregeling en de totale waarde van december 2013 in het kader van de de toeslagrechten, inclusief de bijzondere bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig toeslagrechten, waarover de landbouwer op 31 Verordening (EG) nr. 73/2009 beschikte. december 2013 in het kader van de bedrijfstoeslagregeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 beschikte. Bij de berekening van de verhoging mag een lidstaat ook rekening houden met de steun die
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
Bij de berekening van de verhoging mag een lidstaat ook rekening houden met de steun die
- 16 uit hoofde van artikel 52, artikel 53, lid 1, en artikel 68, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 73/2009 voor kalenderjaar 2013 is verleend, mits de lidstaat heeft besloten om de vrijwillige gekoppelde steun uit hoofde van titel IV van deze verordening niet toe te passen op de desbetreffende sectoren.
uit hoofde van artikel 52, artikel 53, lid 1, en artikel 68, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 73/2009 voor kalenderjaar 2013 is verleend, mits de lidstaat heeft besloten om de vrijwillige gekoppelde steun uit hoofde van titel IV van deze verordening niet toe te passen op de desbetreffende sectoren.
Voor de toepassing van de eerste alinea wordt een landbouwer geacht op 31 december 2013 over toeslagrechten te beschikken wanneer uiterlijk op die datum toeslagrechten aan hem waren toegewezen of definitief aan hem waren overgedragen.
Voor de toepassing van de eerste alinea wordt een landbouwer geacht op 31 december 2013 over toeslagrechten te beschikken wanneer uiterlijk op die datum toeslagrechten aan hem waren toegewezen of definitief aan hem waren overgedragen.
Motivering Bij de vaststelling van de rechten 2014 zal worden voorzien in mechanismen om de rechten van degenen die hun activiteiten hebben gestaakt over te dragen aan degenen die actief zijn. De datum van 31 december zou tot fraude kunnen aanzetten. Het is zaak het bezit van rechten te bepalen op basis van de rechtenportefeuille die gebruikt wordt voor de betaling van de verzamelaanvraag 2013.
Wijzigingsvoorstel 7 Wijziging van artikel 22, lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst Alle betalingsrechten in een lidstaat of, bij toepassing van artikel 20, in een regio hebben vanaf aanvraagjaar 2019 een uniforme waarde per eenheid.
Door het CvdR aanbevolen wijziging Alle betalingsrechten in een lidstaat of, bij toepassing van artikel 20, in een regio hebben vanaf aanvraagjaar 2019 een uniforme waarde per eenheid. De Commissie komt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de hervorming met een voorstel voor een voorlopig tijdschema voor convergentie van de bedrijfstoeslagrechten in alle 27 lidstaten van de EU.
Motivering De Commissie stelt convergentie voor in de lidstaten, maar zonder een tijdschema te geven of aan te duiden hoe kan worden gezorgd voor convergentie tussen de lidstaten.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
- 17 Wijzigingsvoorstel 8 Invoeging van nieuwe tekst vóór artikel 29 Door de Commissie voorgestelde tekst
Door het CvdR aanbevolen wijziging De mogelijkheid om in een regio, overeenkomstig de artikelen 20 en 29, een betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken in te voeren, kan aanleiding geven tot territoriale overeenkomsten tussen de regionale overheden en groepen van landbouwers, voor zover het in artikel 33 vastgelegde maximumpercentage van 30% niet wordt overschreden. Op grond van die overeenkomsten worden er grootschalige specifieke stimulerende acties ontwikkeld, die collectief ten uitvoer worden gelegd op subsidiabele landbouwgrond en bedoeld zijn om de toestand van de natuurlijke hulpbronnen en van de bodem te verbeteren en de biodiversiteit te vergroten, waarbij de specifieke lokale kenmerken in acht worden genomen en van gedeelde en meetbare doelstellingen wordt uitgegaan.
Wijzigingsvoorstel 9 Invoeging van nieuwe tekst vóór artikel 29 Door de Commissie voorgestelde tekst
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
Door het CvdR aanbevolen wijziging De lidstaten voeren een "eiwittenplan" in voor de teelten van olie- en eiwithoudende gewassen die het best zijn aangepast aan de lokale bodem- en klimaatgesteldheid, voor zover het in artikel 33 vastgelegde maximumpercentage van 30% niet wordt overschreden.
- 18 Wijzigingsvoorstel 10 Wijziging van artikel 32, lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst De landbouwers zorgen ervoor dat ten minste 7 % van hun subsidiabele hectaren in de zin van artikel 25, lid 2, exclusief de als blijvend grasland gebruikte arealen, ecologisch aandachtsgebied is, zoals braakland, terrassen, landschapselementen, bufferstroken en beboste gebieden als bedoeld in artikel 25, lid 2, onder b), punt ii).
Door het CvdR aanbevolen wijziging De landbouwers zorgen ervoor dat ten minste 7 % van hun subsidiabele hectaren in de zin van artikel 25, lid 2, exclusief de als blijvend grasland gebruikte arealen, ecologisch aandachtsgebied is, zoals braakland, terrassen, landschapselementen, bufferstroken, permanent grasland en beboste gebieden als bedoeld in artikel 25, lid 2, onder b), punt ii). Als lokale overheden en een groep landbouwers een territoriale overeenkomst sluiten, zal het maximumpercentage van 7 % kunnen worden berekend op grond van het totaal aan oppervlakten waarvoor die overeenkomst is gesloten. Voor die berekening kunnen landbouwbedrijven hun arealen bij elkaar op laten tellen.
Motivering Vanuit agronomisch en milieuoogpunt is de omvang van een landbouwbedrijf geen steekhoudende maatstaf om te bepalen welk deel van een landbouwareaal als ecologisch aandachtsgebied wordt bestemd. Bovendien blijkt dat die maatstaf de landbouwers aan banden legt. Bedoeld percentage moet voor een groep landbouwbedrijven of voor kleine landbouwgebieden worden vastgesteld via een regeling waarbij arealen bij elkaar kunnen worden opgeteld, zodat een gemiddeld percentage voor al die landbouwbedrijven samen kan worden vastgelegd.
Wijzigingsvoorstel 11 Wijziging van artikel 33, lid 1
Door de Commissie voorgestelde tekst Wijzigingsvoorstel Artikel 33 Artikel 33 Financiële bepalingen Financiële bepalingen 1. De lidstaten gebruiken 30 % van het in 1. De lidstaten gebruiken 30 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum bijlage II vermelde jaarlijkse nationale voor de financiering van de in dit hoofdstuk maximum voor de financiering van de in bedoelde betaling dit hoofdstuk bedoelde betaling. II. Door artikel 20 toe te passen kunnen de lidstaten voor regio's zoals bedoeld bij hetzelfde artikel andere financieringen vaststellen.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
- 19 -
Motivering Door in verschillende financieringsniveaus voor vergroening te voorzien, wordt gezorgd voor meer flexibiliteit en subsidiariteit bij de tenuitvoerlegging.
Wijzigingsvoorstel 12 Wijziging van de leden 1 en 2 van artikel 36
1.
2.
Door de Commissie voorgestelde tekst Door het CvdR aanbevolen wijziging De lidstaten kennen een jaarlijkse betaling 1. De lidstaten kennen een jaarlijkse betaling toe toe aan jonge landbouwers die recht hebben aan jonge landbouwers onlangs gevestigde op een betaling in het kader van de in landbouwers die recht hebben op een betaling hoofdstuk 1 bedoelde basisbetalingsregeling. in het kader van de in hoofdstuk 1 bedoelde basisbetalingsregeling.
onder "jonge 2. In dit hoofdstuk wordt onder "jonge landbouwers onlangs gevestigde landbouwer" verstaan: a) natuurlijke personen verstaan die zich a) natuurlijke personen die zich voor het voor het eerst als bedrijfshoofd op een eerst als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigen of die zich al op landbouwbedrijf vestigen of die zich al zo'n bedrijf gevestigd hebben in de op zo'n bedrijf gevestigd hebben in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de periode van vijf jaar voorafgaande aan eerste indiening van een aanvraag in het de eerste indiening van een aanvraag in kader van de basisbetalingsregeling als het kader van de basisbetalingsregeling bedoeld in artikel 73, lid 1, van als bedoeld in artikel 73, lid 1, van Verordening (EU) nr. [...] [HZV], en Verordening (EU) nr. [...] [HZV], en b) die jonger zijn dan 40 jaar op het moment b) die jonger zijn dan 40 jaar op het van indiening van de onder a) bedoelde moment van indiening van de onder a) aanvraag. bedoelde aanvraag. In dit hoofdstuk wordt landbouwers" verstaan:
Wijzigingsvoorstel 13 Wijziging van de eerste alinea van artikel 37, lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst De lidstaten gebruiken voor de financiering van de in artikel 36 bedoelde betaling ten hoogste 2 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum. Zij melden uiterlijk op 1 augustus 2013 aan de Commissie welk percentage zij volgens hun ramingen nodig hebben voor de financiering van deze betaling.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
Door het CvdR aanbevolen wijziging De lidstaten gebruiken voor de financiering van de in artikel 36 bedoelde betaling ten hoogste 2 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum, aangevuld met de heffingen uit hoofde van de geleidelijke verlaging en plafonnering van de betalingen van artikel 11. Zij melden uiterlijk op 1 augustus 2013 aan de Commissie welk percentage zij volgens hun
- 20 ramingen nodig hebben voor de financiering van deze betaling.
Wijzigingsvoorstel 14 Wijziging van artikel 38, lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst Door het CvdR aanbevolen wijziging De lidstaten kunnen landbouwers onder de in dit De lidstaten kunnen landbouwers onder de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden gekoppelde hoofdstuk gestelde voorwaarden gekoppelde steun verlenen. steun verlenen. Gekoppelde steun kan worden verleend voor de volgende sectoren en teelten: Gekoppelde steun kan worden verleend voor de landbouwproducten met een officieel volgende sectoren en teelten: granen, kwaliteitskeurmerk, granen, oliehoudende zaden, oliehoudende zaden, durumtarwe, eiwithoudende durumtarwe, eiwithoudende gewassen, gewassen, zaaddragende leguminosen, vlas, zaaddragende leguminosen, vlas, hennep, rijst, hennep, rijst, noten, zetmeelaardappelen, melk en noten, zetmeelaardappelen, melk en zuivelproducten, zaaizaad, schapenen zuivelproducten, zaaizaad, schapenen geitenvlees, rundvlees, olijfolie, zijderupsen, geitenvlees, rundvlees, olijfolie, zijderupsen, gedroogde voedergewassen, hop, suikerbieten, gedroogde voedergewassen, hop, suikerbieten, suikerriet en cichorei, groenten en fruit, en suikerriet en cichorei, groenten en fruit, en hakhout met korte omlooptijd. hakhout met korte omlooptijd, en landbouwproducten met een officieel kwaliteitskeurmerk (waaronder producten van de biologische landbouw). Indien nodig kunnen ze zelf aanvullende sectoren aanwijzen die in aanmerking komen voor gekoppelde steun. Motivering Koppeling van de steun is vanuit economisch en territoriaal oogpunt noodzakelijk om van al die producten een voldoende productie te garanderen.
Wijzigingsvoorstel 15 Wijziging van artikel 38, lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst Gekoppelde steun mag alleen worden verleend voor zover dat noodzakelijk is als stimulans om de huidige productie in de betrokken regio's op peil te houden.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
Door het CvdR aanbevolen wijziging Gekoppelde steun mag alleen worden verleend voor zover dat noodzakelijk is als stimulans om de huidige productie in de betrokken regio's op peil te houden, vooral in het geval van gebieden met natuurlijke handicaps, zoals eilandregio's, en
- 21 ultraperifere gebieden en ten behoeve van productiesectoren die de werkgelegenheid stimuleren. Motivering Koppeling van de steun is vanuit economisch en territoriaal oogpunt noodzakelijk om van al die producten een voldoende productie te garanderen.
COM(2011) 627 final/2 Wijzigingsvoorstel 16 Wijziging van artikel 3 Door de Commissie voorgestelde tekst Het ELFPO draagt bij tot de Europa 2020strategie door de duurzame ontwikkeling van het platteland in de hele Unie te bevorderen via instrumenten die complementair zijn aan de andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (hierna het "GLB" genoemd), het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het ELFPO maakt de landbouwsector in de EU territoriaal en ecologisch evenwichtiger, klimaatvriendelijker en -bestendiger en innovatiever.
Door het CvdR aanbevolen wijziging Het ELFPO draagt bij tot de Europa 2020strategie, in het kader van een Europese strategie voor plattelandsontwikkeling, door de duurzame ontwikkeling van het platteland in de hele Unie te bevorderen via instrumenten die complementair zijn aan de andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (hierna het "GLB" genoemd), en aan het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid, waarmee het ELFPO tevens wordt gecoördineerd. Het ELFPO maakt de landbouwsector in de EU territoriaal en ecologisch evenwichtiger, klimaatvriendelijker en -bestendiger en innovatiever.
Motivering Er moet een daadwerkelijke strategie voor plattelandsontwikkeling worden toegepast op de EU. Deze strategie ontbreekt in de voorstellen van de Commissie. Bedoeld is een strategie die in iedere lidstaat in het kader van partnerschapsovereenkomsten ten uitvoer wordt gelegd en die moet voldoen aan het vereiste van een evenwichtige territoriale ontwikkeling.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
- 22 Wijzigingsvoorstel 17 Wijziging van artikel 5, lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst Door het CvdR aanbevolen wijziging (1) bevordering van de kennisoverdracht en (1) bevordering van de kennisoverdracht en innovatie in de landbouw- en de innovatie in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden, bosbouwsector en in plattelandsgebieden, met met bijzondere aandacht voor: bijzondere aandacht voor: (a) het stimuleren van sectorspecifieke (a) het stimuleren van innovatie en van de innovatie en van de kennisbasis in kennisbasis in plattelandsgebieden; plattelandsgebieden; (b) het verstevigen van de banden tussen (b) het verstevigen van de banden tussen de de landbouw- en de bosbouwsector en landbouw- en de bosbouwsector en onderzoek en innovatie; onderzoek en innovatie; (c) het stimuleren van een leven lang leren (c) het stimuleren van een leven lang leren en beroepsopleiding in de landbouwen beroepsopleiding in de landbouw- en en de bosbouwsector; de bosbouwsector;
Wijzigingsvoorstel 18 Wijziging van artikel 5, lid 5 Door de Commissie voorgestelde tekst bevordering van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en steun voor de omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, de voedsel- en de bosbouwsector, met bijzondere aandacht voor: (a) het bevorderen van een efficiënter watergebruik in de landbouwsector; (b) het bevorderen van een efficiënter energiegebruik in de landbouw- en de voedingssector; (c) het faciliteren van de levering en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, van bijproducten, afvalmateriaal, residuen en andere non-foodgrondstoffen ten bate van de bio-economie; (d) het reduceren van de stikstofoxide- en de methaanuitstoot door de landbouw; (e) het bevorderen van koolstofopslag in de landbouw- en de bosbouwsector;
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
Door het CvdR aanbevolen wijziging bevordering van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en steun voor de omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, de voedsel- en de bosbouwsector, met bijzondere aandacht voor: (a) het bevorderen van een efficiënter watergebruik in de landbouwsector; (b) het bevorderen van een efficiënter energiegebruik in de landbouw- en de voedingssector en het stimuleren van het gebruik van energiearme productiemiddelen; (c) het faciliteren van de levering en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, van bijproducten, afvalmateriaal, residuen en andere duurzaam geproduceerde nonfoodgrondstoffen ten bate van de bioeconomie; (d) het reduceren van de stikstofoxide- en de methaanuitstoot door de landbouw; (e) het bevorderen van koolstofopslag in de landbouw- en de bosbouwsector;
- 23 Wijzigingsvoorstel 19 Wijziging van artikel 5, lid 6 Door de Commissie voorgestelde tekst Door het CvdR aanbevolen wijziging (6) bevordering van sociale inclusie, (6) bevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden, met ontwikkeling in plattelandsgebieden, met bijzondere aandacht voor: bijzondere aandacht voor de volgende gebieden waarvoor iedere lidstaat minimaal 10% van de totale ELFPO-bijdrage moet uitgeven: (a) het faciliteren van diversifiëring, de (a) het faciliteren van diversifiëring, de creatie van nieuwe kleine creatie van nieuwe kleine ondernemingen en van extra ondernemingen en van extra werkgelegenheid; werkgelegenheid; (b) het stimuleren van de plaatselijke (b) het stimuleren van de plaatselijke ontwikkeling in plattelandsgebieden; ontwikkeling in plattelandsgebieden; (c) het verbeteren van de toegankelijkheid, (c) het verbeteren van de toegankelijkheid, het gebruik en de kwaliteit van het gebruik en de kwaliteit van informatieen informatieen communicatietechnologieën (ICT) in communicatietechnologieën (ICT) in plattelandsgebieden. plattelandsgebieden.
Wijzigingsvoorstel 20 Wijziging van artikel 8, lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst De lidstaten kunnen in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's thematische subprogramma's opnemen die bijdragen tot de verwezenlijking van de EUprioriteiten voor plattelandsontwikkeling en gericht zijn op specifieke behoeften, met name in verband met: (a) jonge landbouwers;
Door het CvdR aanbevolen wijziging De lidstaten kunnen in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's thematische subprogramma's opnemen die bijdragen tot de verwezenlijking van de EUprioriteiten voor plattelandsontwikkeling en gericht zijn op specifieke behoeften, met name in verband met: (a) jonge landbouwers onlangs gevestigde landbouwers; (b) kleine landbouwbedrijven zoals bedoeld in (b) kleine landbouwbedrijven zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, derde alinea; artikel 20, lid 2, derde alinea; (c) berggebieden zoals bedoeld in artikel 33, (c) berggebieden zoals bedoeld in artikel 33, lid 2; lid 2; (d) korte voorzieningsketens. (d) korte voorzieningsketens.; (e) de ontwikkeling en het promoten van
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
- 24 landbouwproducties met een officieel kwaliteitskeurmerk, waaronder de producten van biologische landbouw. Een indicatieve lijst van maatregelen en soorten Een indicatieve lijst van maatregelen en soorten concrete acties die bijzonder relevant zijn voor concrete acties die bijzonder relevant zijn voor elk thematisch subprogramma, is opgenomen in elk thematisch subprogramma, is opgenomen in bijlage III. bijlage III.
Wijzigingsvoorstel 21 Wijziging van artikel 8, lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst De lidstaten kunnen in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's thematische subprogramma's opnemen die bijdragen tot de verwezenlijking van de EUprioriteiten voor plattelandsontwikkeling en gericht zijn op specifieke behoeften, met name in verband met: (a) jonge landbouwers; (b) kleine landbouwbedrijven zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, derde alinea; (c) berggebieden zoals bedoeld in artikel 33, lid 2; (d) korte voorzieningsketens.
Een indicatieve lijst van maatregelen en soorten concrete acties die bijzonder relevant zijn voor elk thematisch subprogramma, is opgenomen in bijlage III.
Door het CvdR aanbevolen wijziging De lidstaten kunnen in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's thematische subprogramma's opnemen die bijdragen tot de verwezenlijking van de EUprioriteiten voor plattelandsontwikkeling en gericht zijn op specifieke behoeften, met name in verband met: (a) jonge landbouwers onlangs gevestigde landbouwers; (b) kleine landbouwbedrijven zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, derde alinea; (c) berggebieden zoals bedoeld in artikel 33, lid 2; (d) korte voorzieningsketens.; (f) de landbouw rond steden. Een indicatieve lijst van maatregelen en soorten concrete acties die bijzonder relevant zijn voor elk thematisch subprogramma, is opgenomen in bijlage III.
Wijzigingsvoorstel 22 Wijziging van artikel 21, lid 3
Door de Commissie voorgestelde tekst In lid 1 bedoelde investeringen komen voor steun in aanmerking wanneer de betrokken concrete acties overeenkomstig de plannen voor CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
Door het CvdR aanbevolen wijziging In lid 1 bedoelde investeringen komen voor steun in aanmerking wanneer de betrokken concrete acties overeenkomstig de plannen voor
- 25 de ontwikkeling van de gemeenten in plattelandsgebieden en de gemeentelijke basisdiensten worden uitgevoerd, voor zover dergelijke plannen voorhanden zijn en consistent zijn met de eventueel voorhanden zijne plaatselijke ontwikkelingsstrategie.
de ontwikkeling van de gemeenten in plattelandsgebieden en de gemeentelijke basisdiensten worden uitgevoerd, voor zover dergelijke plannen voorhanden zijn en moeten consistent zijn met de eventueel voorhanden zijnde plaatselijke ontwikkelingsstrategie.
Motivering De investeringen moeten in ieder geval aansluiten op de plannen voor de ontwikkeling van de gemeenten in plattelandsgebieden en de gemeentelijke basisdiensten, zodat een effectief gebruik van de investeringen en de integratie ervan in de ontwikkeling van de gemeenten gegarandeerd zijn.
Wijzigingsvoorstel 23 Wijziging van artikel 29, lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst De agromilieu- en klimaatbetalingen worden verleend aan landbouwers, groepen van landbouwers of groepen van landbouwers en andere grondbeheerders die zich er op vrijwillige basis toe verbinden concrete acties uit te voeren die bestaan uit een of meer agromilieu- en klimaatverbintenissen voor landbouwgrond. Agromilieu- en klimaatbetalingen kunnen aan andere grondbeheerders of groepen van andere grondbeheerders worden verleend wanneer dit naar behoren gerechtvaardigd is om milieudoelstellingen te bereiken.
Door het CvdR aanbevolen wijziging De agromilieu- en klimaatbetalingen worden verleend aan landbouwers, groepen van landbouwers of groepen van landbouwers en andere grondbeheerders die zich er op vrijwillige basis toe verbinden concrete acties uit te voeren die overeenkomen met bestaan uit een of meer agromilieu- en klimaatverbintenissen voor landbouwgrond. Agromilieuen klimaatbetalingen kunnen aan andere grondbeheerders of groepen van andere grondbeheerders worden verleend wanneer dit naar behoren gerechtvaardigd is om milieudoelstellingen te bereiken.
Motivering
De beperking “voor landbouwgrond” moet worden geschrapt want die brengt belangrijke milieu- en klimaatdoelstellingen onmiddellijk in gevaar. Daarbij moet worden gedacht aan het beweiden van percelen die niet als landbouwgrond worden aangemerkt en landbouwkundige milieumaatregelen voor vennen, venen en waterloopgebieden.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
- 26 Wijzigingsvoorstel 24 Wijziging van artikel 29, lid 6
Door de Commissie voorgestelde tekst De betalingen worden jaarlijks verricht en vergoeden de begunstigden geheel of gedeeltelijk voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die voortvloeien uit de aangegane verbintenissen. In voorkomend geval kunnen de betalingen ook worden gebruikt ter dekking van transactiekosten ter waarde van maximaal 20 % van de premie die voor de agromilieu- en klimaatverbintenissen wordt betaald. Indien de verbintenissen worden aangegaan door groepen van landbouwers, bedraagt dit maximum 30 %.
Door het CvdR aanbevolen wijziging De betalingen worden jaarlijks verricht en dienen aan het ecologisch succes van de maatregel te zijn gekoppeld.vergoeden de begunstigden geheel of gedeeltelijk voor de extra kosten en de gederfde inkomsten die voortvloeien uit de aangegane verbintenissen. In voorkomend geval kunnen de betalingen ook worden gebruikt ter dekking van transactiekosten ter waarde van maximaal 20 % van de premie die voor de agromilieu- en klimaatverbintenissen wordt betaald. Indien de verbintenissen worden aangegaan door groepen van landbouwers, bedraagt dit maximum 30 %.
Motivering
Het moet mogelijk zijn om de premie niet meer aan de hand van opbrengst en bijkomende lasten te berekenen, maar op basis van de resultaten op milieugebied. De Europese Rekenkamer heeft zich in haar verslag over de agrarische milieuprogramma’s (nr. 7/2011) uitdrukkelijk achter dit uitgangspunt geschaard.
Wijzigingsvoorstel 25 Wijziging van artikel 46, lid 2 Door de Commissie voorgestelde tekst Uitsluitend de volgende uitgaven worden als subsidiabel beschouwd: (a) uitgaven voor de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen; (b) uitgaven voor de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties, met inbegrip van computerprogrammatuur, tot maximaal de marktwaarde van de activa; (c) algemene kosten in verband met de onder a) en b) bedoelde uitgaven, zoals voor het CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
Door het CvdR aanbevolen wijziging Uitsluitend de volgende uitgaven worden als subsidiabel beschouwd: (a) uitgaven voor de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen; (b) uitgaven voor de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties, met inbegrip van computerprogrammatuur, tot maximaal de marktwaarde van de activa; (c) investeringen in de modernisering of aanleg van irrigatie-installaties die deel uitmaken van plannen of programma's van lidstaten
- 27 inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs, het uitvoeren van haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties.
of regio's en waarvan de resultaten van de milieubeoordeling vanuit het oogpunt van zowel de waterkwaliteit als het kwantitatieve aspect van de bron als gunstig zullen worden aangemerkt; (d) algemene kosten in verband met de onder a) en b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs, het uitvoeren van haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties.
Wijzigingsvoorstel 26 Wijziging van artikel 64, lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst Door de Commissie wordt middels een uitvoeringshandeling een verdeling per lidstaat en per jaar verricht van de in lid 1 genoemde bedragen, na aftrek van het in lid 2 genoemde bedrag en rekening houdend met de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. RB/2012 bedoelde overdracht van middelen. Bij het maken van de jaarlijkse verdeling houdt de Commissie rekening met: a) objectieve criteria die gekoppeld zijn aan de in artikel 4 bedoelde doelstellingen; en b) c) in het verleden behaalde resultaten.
Door het CvdR aanbevolen wijziging Door de Commissie wordt middels een uitvoeringshandeling een verdeling per lidstaat en per jaar verricht van de in lid 1 genoemde bedragen, na aftrek van het in lid 2 genoemde bedrag en rekening houdend met de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. RB/2012 bedoelde overdracht van middelen. Bij het maken van de jaarlijkse verdeling houdt de Commissie rekening met: (a) objectieve criteria die gekoppeld zijn aan de in artikel 4 bedoelde doelstellingen; en (b) in het verleden behaalde resultaten; (c) de bevolkingsdichtheid; en (d) de omvang van ecologische aandachtsgebieden.
Wijzigingsvoorstel 27 Wijziging van artikel 64, lid 6 Door de Commissie voorgestelde tekst Voor de toepassing van de toewijzing van de in artikel 20, lid 2, van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde prestatiereserve worden de beschikbare bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) nr. HR/2012 voor het ELFPO zijn geïnd, toegevoegd aan de in artikel 18 van
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
Door het CvdR aanbevolen wijziging Voor de toepassing van de toewijzing van de in artikel 20, lid 2, van Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde prestatiereserve worden de beschikbare bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) nr. HR/2012 voor het ELFPO zijn geïnd, toegevoegd aan de in artikel 18 van
- 28 Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde bedragen. De prestatiereserve wordt aan de lidstaten toegewezen in verhouding tot hun aandeel in het totale steunbedrag uit het ELFPO.
Verordening (EU) nr. [GSK/2012] bedoelde bedragen. De prestatiereserve wordt aan de lidstaten toegewezen in verhouding tot hun aandeel in het totale steunbedrag uit het ELFPO.
Motivering Op 5 maart 2012 heeft de CvdR-commissie COTER zich uitgesproken tegen de invoering van een prestatiereserve.
COM(2011) 628 final Wijzigingsvoorstel 29 Wijziging van artikel 34, lid 1 Door de Commissie voorgestelde tekst Na het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het programma keert de Commissie een eerste voorfinanciering voor de gehele programmaperiode uit. Deze eerste voorfinanciering bedraagt 4 % van de bijdrage uit het ELFPO voor het betrokken programma. Zij kan over ten hoogste drie tranches worden gespreid, afhankelijk van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen. De eerste tranche bedraagt 2 % van de bijdrage uit het ELFPO voor het betrokken programma.
Door het CvdR aanbevolen wijziging Na het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het programma keert de Commissie een eerste voorfinanciering voor de gehele programmaperiode uit. Deze eerste voorfinanciering bedraagt 4 7 % van de bijdrage uit het ELFPO voor het betrokken programma. Zij kan over ten hoogste drie tranches worden gespreid, afhankelijk van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen. De eerste tranche bedraagt 2 % van de bijdrage uit het ELFPO voor het betrokken programma.
Motivering Maatregelen ten behoeve van het platteland zijn van groot belang en strekken ver. Daarom moet de 7%-bijdrage uit het ELFPO worden gehandhaafd. De Commissie wil de voorfinanciering echter substantieel en maar liefst tot 4% terugbrengen. Dat zal alleen maar resulteren in vertragingen bij de uitvoering van programma’s en forse extra administratieve rompslomp.
Wijzigingsvoorstel 30 Wijziging van artikel 43, lid 4 Door de Commissie voorgestelde tekst Verlagingen en schorsingen op grond van dit artikel laten de artikelen 17, 20 en 21 van Verordening (EU) nr. GV/xxx onverlet. Voor de toepassing van de in de artikelen 17 en 20 van Verordening (EU) nr. GV/xxx bedoelde schorsingen wordt de procedure van lid 2 van het onderhavige artikel gevolgd.
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
Door het CvdR aanbevolen wijziging Verlagingen en schorsingen op grond van dit artikel laten de artikelen 17, 20 en 21 van Verordening (EU) nr. GV/xxx onverlet. Voor de toepassing van de in de artikelen 17 en 20 van Verordening (EU) nr. GV/xxx bedoelde schorsingen wordt de procedure van lid 2 van het onderhavige artikel gevolgd.
- 29 Motivering In het gemeenschappelijk strategisch kader voor de Structuurfondsen, met inbegrip van het ELFPO en het EFMZV, is bepaald dat op ELFPO-maatregelen kan worden gekort als niet aan de exantevoorwaarden is voldaan (artikel 17). Verder wordt een prestatiereserve van 5% aangehouden en wordt de uitbetaling van de desbetreffende bedragen van het bereiken van de doelstellingen afhankelijk gesteld (artikelen 18, 20 en 21). Die regelingen moeten worden verworpen, omdat zij slechts in een spectaculaire groei van administratieve lasten resulteren zonder dat de doelstellingen dichterbij worden gebracht. Dit wijzigingsvoorstel komt overeen met het CvdR-advies over genoemd kader. Brussel,
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib
- 30 III.
PROCEDURE
Titel
Referenties
Wetgevingsvoorstellen betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het beleid voor plattelandsontwikkeling na 2013 COM(2011) 625 final/2, COM(2011) 626 final/2, COM(2011) 627 final/2, COM(2011) 628 final/2, COM(2011) 629 final, COM(2011) 630 final, COM(2011) 631 final Artikel 307, eerste alinea Facultatieve raadpleging
Rechtsgrondslag Procedurele grondslag Raadpleging door de Raad/Brief van 19 december 2011 de Commissie 27 oktober 2011 Besluit van de voorzitster Commissie Natuurlijke Hulpbronnen (NAT) Bevoegde commissie René Souchon (FR/PSE), voorzitter van de regioraad van Rapporteur Auvergne December 2011 Analysenota 26 maart 2012 Behandeling in de commissie 26 maart 2012 Goedkeuring in de commissie Met meerderheid van stemmen Stemuitslag in de commissie Goedkeuring door de voltallige Gepland voor 3 en 4 mei 2012 vergadering Eerdere adviezen van het CvdR _____________
CdR 65/2012 rev.1 fr/VDS/WR/ib