RAADSVERGADERING
d.d.
H Gemeente eente Jn Eergen op Zoom
Datum raadsvergadering
25 september 2003
Nummer
SROB/03/111
Onderwerp
Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing
-JtSCé&zzv?*..
Aan de gemeenteraad, Voorstel Wij stellen voor: 1. De subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing 2003 overeenkomstig het bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte concept vast te stellen; 2. De subsidieverordening Stadsvernieuwing 2001 in te trekken; 3. De subsidieverordening Woninggebonden Subsidies 1995 in te trekken; 4. De subsidieverordening Rolluiken 1995 in te trekken.
Inleiding Met de inwerkingtreding van de Wet Stedelijke Vernieuwing is de subsidiëringsystematiek binnen de volkshuisvesting ingrijpend gewijzigd. Er heeft een bundeling plaatsgevonden van een aantal budgetten, dat voorheen verbonden was aan diverse regelingen, zoals de Tijdelijke stimuleringsregeling herstructurering goedkope woningvoorraad, het Besluit Woninggebonden Subsidies, het Besluit Locatiegebonden Subsidies en budgetten op het terrein van gevelisolatie in verband met verkeerslawaai, raillawaai en bodemsanering. Met het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) beschikken rechtstreekse en programmagemeenten over middelen die kunnen worden ingezet ten behoeve van de stedelijke vemieuwingsopgave, zoals in onze gemeente verwoord in het Ontwikkelingsprogramma Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing, vastgesteld door uw raad bij besluit van 29 juni 2000, nr. SROB/40. Het financieel kader, waaronder de instelling van een Investeringsreserve Stedelijke Vernieuwing, heeft uw raad op 29 november 2001 (SROB/143) vastgesteld. Binnen dit financieel kader heeft een verdere budgettering van middelen plaatsgevonden naarde onderscheiden stimuleringsprojecten, zoals bijvoorbeeld woningverbetering, restauraties en '"wonen boven winkels". Tot deze onderverdeling heeft uw raad bij besluit van 18 december 2002, nr. SROB/109 besloten. Sluitstuk van de besluitvorming in deze ISV-periode vormt de vaststelling van een subsidieverordening, welke gebaseerd is op de nieuwe subsidiëringsystematiek en -regelgeving en tevens dient ter verwezenlijking van de bij de hiervoor genoemde besluitvorming geformuleerde doelen en de vorming van een juridisch kader. Uitwerking voorstel Voor de ontwerp-subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing zijn de Wet Stedelijke Vernieuwing (WSV), de Algemene wet bestuursrecht (ABW) en de algemene verordeningsbevoegdheid uit artikel 149 van de gemeentewet van belang. De WSV bepaalt dat aan gemeenten investeringsbudget kan worden verstrekt ten behoeve van de uitvoering van het gemeentelijke beleid inzake de stedelijke vernieuwing. Deze wet bevat evenwel geen voor de aanvragers van subsidie verbindende bepalingen. Om de juridische verhouding met hen, die een aanspraak op ISV-subsidie willen maken te regelen, is het noodzakelijk, dat er een verordening in het
-2-
leven wordt geroepen, die de bestaande verordeningen (de Verordening Stadsvernieuwing 1996, gewijzigd vastgesteld op 30 augustus 2001 en de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995) vervangt. Model hiervoor heeft de Voorbeeld-subsidieverordening stedelijke vernieuwing van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten gestaan. Dit model is op een aantal punten gewijzigd en aangevuld om een grondslag te kunnen bieden voorde uitvoering van in onze gemeente geldend beleid op basis van het gemeentelijk ontwikkelingsprogramma en het Plan van aanpak. Samenhang Algemene Wet Bestuursrecht en verordening De Awb stelt (onder andere) eisen aan de procedure van subsidieverlening en geeft tevens een deel van de bepalingen, die nodig zijn bij subsidieverlening (zoals weigering en intrekking van subsidie). Een aantal van deze bepalingen is niet in de gemeentelijke verordening opgenomen, omdat de Awb rechtstreekse werking kent in de richting van subsidieaanvragers. In aanvulling op sommige voorschriften in de Awb kent de verordening nadere bepalingen. De samenhang van Awb en subsidieverordening is in onderstaand schema aangegeven: Samenhang Awb en verordening in subsidieproces Stap in subsidietraject Vaststelling subsidieplafonds Inname subsidieaanvraag Behandeling aanvraag Beslissing op aanvraag Opleggen van verplichtingen Intrekking en Wijziging Subsidieverlening | Gereedmelding Vaststellen subsidie Uitbetaling
Belangrijkste bepalingen Awb 4:22; 4:25 en verder 4:5 en verder 4:7 en verder 4:29 en verder 4:33 en verder 4:48 en verder
Belangrijkste bepalingen algemeen deel verordening 3 5; 6, eerste lid 6, tweede en derde lid 6 7 9, tweede lid en 12
4:42 en verder 4:52 en verder
8 9 10
Verordenende bevoegdheid gemeentewet De gemeentewet biedt in artikel 149 een algemene grondslag voor de verordenende bevoegdheid van de raad. In tegenstelling tot de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing kent de Wet Stedelijke Vernieuwing noch de Algemene wet bestuursrecht een verplichting tot vaststelling van de verordening. Nadere regeling De subsidieverordening opent in artikel 4 de mogelijkheid voor ons college om nadere regels te stellen. In het kader van gebiedsgewijze maatregelen -zoals de reconstructie van wijken en buurten- kan het van nader onderzoek afhankelijk zijn welke objecten voor eventuele subsidiëring in aanmerking komen (artikel 19 en 20) of naar welke locaties de stimuleringsmaatregelen moeten uitgaan (artikel 23, lid 2). Omdat hier wel een beperking van het toepassingsgebied noodzakelijk is teneinde een effectieve en efficiënte toedeling van middelen te kunnen laten plaatsvinden en deze beperking afhankelijk is van toekomstige besluitvorming en/of de resultaten van nog uit te voeren onderzoek, is de mogelijkheid van een nadere regeling opgenomen. Overgangsbepaling Omdat de bestaande "oude" subsidieverordeningen kunnen worden ingetrokken, bestaat behoefte aan een overgangsregeling. In de concept-verordening is daarom een algemene overgangsbepaling opgenomen, waarin
-3-
staat, dat voor oude subsidieaanvragen de regelingen, op grond waarvan de aanvragen zijn ingediend, van kracht blijven. Inhoudelijk Zoals hiervoor al aangestipt, vormt het Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing de inhoudelijke basis voor de verordening. Op basis van het Operationeel plan Stedelijke Vernieuwing (SROB/143,29-11-2001} is voor het onderdeel "Wijken en stadsvernieuwing" € 1.270.000,- per jaar gereserveerd gedurende de ISV-periode tot en met 2004. Ten behoeve van stimuleringsprojecten is van dit bedrag € 500.000,- op jaarbasis gereserveerd. Dit bedrag heeft uw raad weer verder onderverdeeld bij besluit van 18 december 2002, nr: SROB/109. De stimuleringsdoeleinden treft u aan in hoofdstuk 2 van de subsidieverordening; artikel 2 van de verordening biedt een overzicht. Reconstructie van wijken en buurten en de subsidieverordening Behalve voor "Wijken en stadsvernieuwing" is er bij het verdeelbesluit van 18 december 2002 tevens budget gereserveerd voor de reconstructie en revitalisering van wijken en buurten. De modelverordening van de VNG bevat een aantal voorschriften en bepalingen, op grond waarvan men ten behoeve van deze activiteiten voor subsidie in aanmerking kan komen. Op grond van de volgende overwegingen hebben wij ervoor gekozen deze materie niet in de subsidieverordening op te nemen. Bij het door uw raad vastgestelde beleid in het kader van de stedelijke vernieuwing zijn de volgende uitgangspunten als maatgevend voor dit beleid vastgesteld: • De gemeente investeert in openbaar gebied en stimuleringsprojecten, voor zover deze niet uit de herstructurering van vastgoed voortkomen; • Private partijen investeren in herstructurering van vastgoed en de daaruit voorkomende aanpassingen van het openbaar gebied; • Burgers betalen voor een beter product (profijtbeginsel). De gemeentelijke inspanning bij reconstructies gaat voornamelijk over investeringen in de openbare ruimte. Vastgoedverbetêringen en -veranderingen behoren tot de verantwoordelijkheid van private partijen en daarmee ook de investerijigsopgave. De Algemene wet bestuursrecht schrijft voor, dat gemeentelijke investeringen niet als 'subsidies' rriogen worden beschouwd. Een en ander overziende leiden de beleidsstandpunten en de wettelijke richtlijden tot de conclusie, dat opname van een hoofdstuk "reconstructiesubsidies" niet wenselijk is gedurende de tdpende ISV-periode. Veeleer ligt het -gezien de taken en verantwoordelijkheden van bij de reconstructie en; revitalisering van wijken en buurten betrokken partijen- voorde hand om met deze partijen overeenkomsten aan te gaan -zoals ook bij de herstructurering van de wijk Fort-Zeekant is gebeurd- om de wederzijdse aarjspraken vastte leggen. Geluid Het onderdeel "geluid" dat deel uitmaakt van het ISV-budget kent een eigen traject. Subsidies worden niet aan de (afzonderlijke) eigenaren van woningen, waaraan geluidwerende voorzieningen worden getroffen toegekend, maar aan de instantie, die de werkzaamheden uitvoert. Bovendien worden vooraf de woningen "aangewezen" die in een bepaalde periode voor subsidie in aanmerking komen, zodat de aanspraken voortijdig -via de begroting- vastliggen; wij achten e.e.a. juridisch voldoende, zodat een nadere regeling in de verordening achterwege kan blijven.
Bodemsanering De Vereniging van Nederlandse Gemeenten adviseert om de mogelijkheid van subsidieverlening voor bodemsanering niet in de verordening op te nemen. De volgende redenen zijn daarvoor relevant: 1. Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, met name artikel 4:21, is het twijfelachtig of er bij het verstrekken van geldelijke steun voor het uitvoeren van bodemsanering wel sprake is van "subsidie" in de zin van deze wet. Mogelijk gaat het hier veeleer om een betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten, zoals in art. 4:21 vermeld. Zoals hiervoor ook onder "herstructurering en de verordening" vermeld,
-4-
verzet de Awb zich er tegen om ten behoeve van middelen, die niet als "subsidie" zijn aan te merken bepalingen in een subsidieverordening op te nemen; 2. Verder bestaat er onduidelijkheid over de vraag of er bij het subsidiëren van bodemsanering sprake kan zijn van ongeoorloofde overheidssteun in het licht van artikel 87 van het EG-verdrag. Mogelijk wordt de subsidiëring van bodemsanering beschouwd als een maatregel, die het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. Er is in ieder geval sprake van ongeoorloofde staatssteun, als bodemgeld beschikbaar wordt gesteld aan partijen, die op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) aansprakelijk kunnen worden gesteld. Vanwege de onduidelijkheid (ook hier) adviseert de VNG "bodemsanering" niet in de verordening op te nemen; 3. Verder is er vaak een relatie tussen bodemsanering en de grondexploitatie. Vaak wordt met eigenaren en ontwikkelaars onderhandeld over de mogelijkheid om de kosten van bodemsanering te betalen uit de opbrengsten van de bouwexploitatie. Opname van een subsidiehoofdstuk ter zake in de verordening zou in zo'n situatie'dubbelop" zijn. Wij onderschrijven e.e.a. en opteren ervoor om "bodemsanering" derhalve vooralsnog niet in de subsidieverordening op te nemen. Ondertussen werkt het ministerie van VROM aan een nieuw systeem van financiering in het kader van de Wet Bodembescherming (Wbb), waardoor het op termijn niet meer nodig zal zijn om steunmaatregelen bij Brussel te melden ("notificeren"). Om gaandeweg dit proces toch aanvragen om subsidie voor bodemsanering te kunnen afwikkelen, is een afzonderlijke maatregel in voorbereiding, welke separaat aan uw raad zal worden voorgelegd. De inwerkingtreding van de subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing behoeft zo doende geen vertraging te ondergaan cq belemmeringen op het onderdeel "bodemsanering^1 met zich mee te brengen. |n het kader van de evaluatie van de verordening eind 2004 kan vervolgens bezien worden of opname van een hopfdstuk "bodemsanering" mede met het oog op de maatregelen van VROM alsdan mogelijk is. Stimuleringsbijdragen In de onderscheiden paragrafen in hoofdstuk 2 zijn de diverse subsidiedoeleinden opgenomen. In het Plan van Aanpak, behorende bij het besluit van uw raad van 18 december 2002, nr. SROB/109 is per subsidiecategorie een omschrijving opgenomen. Er wordt in de subsidieverordening onderscheid gemaakt tussen de verlening van een subsidie-op-termijn of een bijdrage-ineens. De voorkeur gaat uit naar subsidie-op-termijn, omdat het met deze methodiek mogelijk is te voldoen aan 2 belangrijke doelstellingen: 1. Er zijn betere beheervoorwaarden mogelijk; 2. Er kunnen meer stadsvernieuwingsactiviteiten worden uitgevoerd met hetzelfde budget. Subsidie-op-termijn De hoogte van de subsidie wordt bepaald door de kwaliteitssprong bij woningverbetering. Voor monumenten geldt, dat de bijdrage een percentage is van de restauratiekosten. De subsidie wordt na de aanvraag verleend, maar pas na 15 jaar uitbetaald. De contante waarde van de subsidie na verlening is zodanig afgestemd, dat deze na 15 jaar door middel van rentebijschrijvingen is uitgegroeid tot een bedrag dat overeenstemt met de door de subsidieaanvrager aangetrokken financiering. Deze financiering kan worden verstrekt door de Stichting het Nationaal Restauratiefonds (het NRF), dat leningen aanbiedt tegen een rentepercentage, dat gemiddeld 0,5% onder de gemiddelde marktrente ligt De rentestand is bepalend voor de omvang van de subsidie: bij een lagere rente moet een hogere contante waarde worden verstrekt dan bij een hoge rente om na afloop van de looptijd het benodigde bedrag te verkrijgen. De middelen waarmee de lening na afloop van de looptijd wordt afgelost komen weer beschikbaar voor het verstrekken van nieuwe leningen door het NRF, waardoor sprake is van een "revotving fund". Gedurende de looptijd van de subsidie-op-termijn dient gewaarborgd te zijn, dat het verbeterde/gerestaureerde pand goed wordt onderhouden. Deze voorwaarde is door het Ministerie van Financiën gesteld (de Belastingdienst) om in aanmerking te kunnen blijven komen voorde fiscale aftrek van de jaarlijks verschuldigde rente. Het niet voldoen aan de onderhoudsverplichting kan ook gevolgen hebben voor de subsidieverstrekking: indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, kan de subsidie worden ingetrokken.
-5-
Tussentijdse verkoop van het verbeterde/gerestaureerde pand heeft tot gevolg, dat de subsidiebijdrage wordt vastgesteld op het op dat moment berekende bedrag. Uiteraard is de eigenaar wel gehouden de gehele lening af te lossen. Een zelfde gedragslijn wordt gevolgd, indien na subsidievaststelling blijkt, dat een op grond van paragraaf 2.6 (woningen boven bedrijfspanden) voor bewoning geschikt gemaakte ruimte voor andere doeleinden wordt gebruikt. Om de woonlasten in tijden van hogere rent beperkt te kunnen houden bestaat de mogelijkheid een voorschot te verstrekken op de subsidie-op-termijn. Hiermee wordt beoogd de omvang van het te financieren bedrag te beperken. De omvang van het voorschot is uiteraard afhankelijk van de rentestand. Indien de werkzaamheden in eigen beheer worden uitgevoerd is sübsidie-op-termijn niet mogelijk. Bijdrage-ineens Ouderen voelen er vaak niet voor om een langlopende financiële verplichting aan te gaan. Om deze reden, maar ook om de subsidieregeling voor de lagere inkomensgroepen bereikbaar te houden, bestaat ook de mogelijkheid tot verlening van een bijdrage-ineens. Deze bedraagt een percentage van de contante waarde van de sübsidieop-termijn, die anders verstrekt zou zijn. Hieronder volgt een korte samenvatting van de activiteiten, die op grond van hoofdstuk 2 van de subsidieverordening subsidiabel zijn: Verbetering vooroorlogse particuliere koopwoningen • Beoogd resultaat: bouwtechnisch cascoherstel naar de kwalificatie "goed" • Subsidiebijdrage: variërend van € 2.500,- (1/2 cascodeel) naar € 25.000,- (4 cascodelen) als subsidie-optermijn (SOT). Bijdrage-ineens: 30% van de SOT Verbetering na-ooriogse particuliere koopwoningen • Beoogd resultaat: bouwtechnisch cascoherstelnaar de kwalificatie "goed" in door ons college aangewezen gebeiden(herstructureringswijken) • Subsïdiebijdrage: overeenkomstig de bijdragen voor voor-oorlogse woningen • Subsidie haalbaarheidsonderzoek (maximaal € 2.000,-) mogelijk Verbetering van objecten _ • Beoogde resultaat verbetering van op markante plaateen, grenzend aan het publiek domein in een door ons college aangewezen gebied (herstructureringswijken) gesitueerde objecten (erfafscheidingen bijvoorbeeld). • Subsidiebijdrage: 45% van de kosten tot een maximum van € 2.000,Restauratie van monumentale panden • Beoogde resultaat: restauratie van casco's van een monument, de specifieke monumentale waarden van een monument, een zich tijdens de restauratie manifesterende cultuurhistorische voorziening of de reconstructie van een monument • Subsidiebijdrage: 100% van de subsidiabele kosten, indien subsidie-op-termijn, tot een maximum van € 100.000,- of -als bijdrage ineens- 30% van de SOT-bijdrage. Restauratie van monumentale objecten • Beoogd resultaat: restauratie van tuinmuren, garagepuien, roihekken, gevelstenen, stoepen, grafstenen, tombes en -kapellen, permanente bergingen en muurschilderingen binnen het beschermd Stadsgezicht van Bergen op Zoom en de dorpskern van Halsteren en op door ons college nader aan te wijzen begraafplaatsen; • Subsidiebijdrage: 100% van de kosten tot een maximum van € 10.000,- indien subsidie-op-termijn of 20% van de SOT als bijdrage-ineens.
-6-
Voorzieningen aan puien bedrijfspanden • Beoogd resuftaat kwalitatieve verbetering middels toepassing van duurzame materialen van een pui voor een bedrijfspand in het centrumgebied van Bergen op Zoom. Er moet sprake zijn van een aantoonbare meerwaarde ten opzichte van een doorsnee oplossing. Subsidieaanvragen ter zake zullen aan de WelstandsMonumentenCommissie worden voorgelegd. • Subsidiebijdrage: 25% van de kosten, die een meerwaarde vertegenwoordigen, tot een maximumkostengrens van € 10.000,Realiseren van woningen boven bedrijfspanden • Beoogd resultaat: bevordering van de woonfunctie in boven bedrijfsruimten gelegen verdiepingen), welke nog in gebruik zijn als opslagruimte of in ieder geval niet als woonruimte ter verbetering van het verblijfsklimaat, de leefbaarheid en het sociale veiligheidsgevoel in de binnenstad na sluitingstijd van het winkelapparaat De kosten van het maken van toegangen, het verrichten van haalbaarheidsstudies en de exploitatie na algehele renovatie komen voor subsidie in aanmerking. • Subsidiebijdrage: • Toegangen: 100% van de door ons college goedgekeurde kosten in de vorm van subsidie-op-termijn of 45% als bijdrage-ineens; • Haalbaarheidsstudies: 100% van de kosten tot maximaal € 2.000,• Kosten van exploitatie: 100% van het negatieve exploitatiesaldo in de vorm van subsidie-óp-termijn of 45% van het SOT-bedrag als bijdrage-ineens. Behoud en verbetering van het cultuurhistorisch erfgoed (Belvédère) • Beoogd resultaat: stimulering van initiatieven, die strekken tot behoud en verbetering van het ^ cultuurhistorisch erfgoed in gebieden, behorende tot de Brabantse Wal of het beschermd Stadsgezicht. Gedacht kan worden aan verbetering/reconstructie van objecten, maar ook kennisoverdracht of de oprichting van samenwerkingsverbanden, die in het teken van "Belvédère" en de subsidiedoeleinden staan. • Subsidiebijdrage: afhankelijk van de beschikbare middelen en de aard en omvang van het initiatief, door ons college nader vast te stellen. Prioriteitenregeling en gemeentelijke monumenten Artikel 11 bevat een prioriteitenregeling, welke dient te waarborgen, dat de ter beschikking staande middelen zo effectief en efficiënt mogelijk worden ingezet Belangrijke basis vormt onder meer de behoefteraming/inventarisatie van de kwaliteit van rijksmonumenten en de daaruit voortkomende restauratie- en investeringsopgave over een langere periode. De beschikbare middelen kunnen zo worden gerelateerd aan de restauratiebehoefte en daarop worden afgestemd. Een dergelijke inventarisatie ontbreekt voor de gemeentelijke monumenten. Eigenaren hiervan kunnen evenwel wel een beroep op de subsidieverordening doen. Wij zijn dan ook voornemens op korte termijn te bezien of een bouwkundige inventarisatie van de in onze gemeente aanwezige gemeentelijke monumenten een bijdrage kan leveren aan een efficiëntere behoefteraming en inzet van middelen. Nieuwe of gewijzigde subsidiedoeleinden Inhoudelijk zijn de volgende zaken nieuw of hebben wijziging ondergaan: • In artikel 23 is de restauratie van de in lid 2 vermelde monumentale objecten binnen het Beschermd Stadsgezicht van Bergen op Zoom of de dorpskern van Halsteren onder de in artikel 24 vermelde voorwaarden subsidiabel gesteld tot een maximum van € 10.000,- (artikel 25, lid 3). Onder deze objecten kunnen tevens rollujken en -hekken begrepen zijn. Om deze reden kan de subsidieverordening Rolluiken, vastgesteld door uw raad op 30 november 1995, nummer SROB/34 -bij uw besluit van 27 juni 1996, nr. SROB/45 gewijzigd-worden ingetrokken.
-7-
•
•
•
De subsidie voor woningverbetering kan betrekking hebben op zowel voor- als na-ooriogse eigen woningen tot 1960. De verbetering van huurwoningen is dus van subsidiëring uitgesloten. Als argument hiervoor geldt, dat de aanwending van middelen ten behoeve van het groot onderhoud aan de sociale huurwoningvoorraad expliciet tot de verantwoordelijkheid van de corporaties behoort. Bij de bepaling van de hoogte van de huurprijs wordt overigens rekening gehouden met een aandeel voor groot onderhoud op termijn daarin. Dit laatste argument is ook op de particuliere huurwoningvoorraad van toepassing. Na-ooriogse eigen woningen komen alleen voor een subsidiebijdrage in aanmerking als er sprake is van casco-herstel en mits de woningen gelegen zijn in een gebied van de gemeente, dat daartoe specifiek door ons college is aangewezen. Deze maatregel is in de verordening opgenomen om gelijktijdig met de revitalisering en herstructurering van wijken en buurten het cascoherstel van vroeg na-ooriogse koopwoningen te stimuleren. Nieuw is de subsidiemogelijkheid voor het treffen van voorzieningen aan puien voor bedrijfspanden in de Bergse binnenstad. Alleen de aantoonbare meerwaarde van de voorziening ten opzichte van een doorsneeoplossing komt voor subsidie in aanmerking. Doel is om de kwaliteit van het aangezicht van winkelpanden in de binnenstad te verhogen. Subsidie ten behoeve van initiatieven voor het behoud en de verbetering van cultuur-historisch erfgoed op de Brabantse Wal of in het Beschermd Stadsgezicht van onze gemeente (Belvédère).
Overwegingen door inspraak Zoals voorgeschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, heeft het ontwerp van dit besluit en de concept-subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing met de daarbij behorende toelichting gedurende 4 weken voor eenieder ter inzage gelegen. Verder is het concept ter becommentariëring toegezonden aan de volgende terzake relevante partijen binnen de volkshuisvesting en de stedelijke vernieuwing: de in onze gemeente gevestigde corporaties, de Huurdersvereniging "Actief, de Huurdersvereniging "Halsteren/Lepelstraat" en de Stichting Nationaal Restauratiefonds. Een en ander heeft tot de volgende reactie geleid. De Huurdersvereniging Actief heeft bij brief van 30 juni 2003 op de uitnodiging gereageerd. Ten aanzien van haar opmerkingen over het Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing zij opgemerkt, dat de verordening niet het juiste middel is om in dergelijke oplossingen te voorzien. Ten behoeve van specifieke projecten kunnen afzonderlijke regelingen in het leven worden geroepen, zoals de Tijdelijke stimuleringsmaatregel verbetering particulier woningbezit Fort-Zeekant, welke op 24 juni 2003 door uw raad is vastgesteld. In het kader van het Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing en het daarbij behorende financiële kader kunnen daartoe separaat middelen worden gereserveerd, zoals in het geval van de verbetering van het particulier woningbezit Fort-Zeekant ook gebeurd is. Indien het vervolgens noodzakelijk is om ten behoeve van een dergelijk project een subsidieregeling te ontwerpen, kan uw raad daartoe afzonderlijke voorstellen worden gedaan. De overige hoofdzakelijk redactionele aandachtpunten in de brief van Actief zijn waar nodig verwerkt. Juridische overwegingen en referendummogelijkheid De Subsidieverordening is referendabel op grond van de Tijdelijke referendumwet. Kiesgerechtigden kunnen binnen 3 weken na publicatie verzoeken daarover een referendum te houden. Na vaststelling door uw raad van de verordening zal hierop in de publicatie de aandacht worden gevestigd. Bijlagen De volgende bijlagen zijn, als onderdeel van dit raadsvoorstel, bijgevoegd: • De cc-Subsidieverordening Stedelijke vernieuwing; • De toelichting op de cc-Subsidieverordening stedelijke vernieuwing; De volgende bijlagen zijn, als achtergrondinformatie voor dit raadsvoorstel, ter inzage gelegd:
-8-
De ingekomen schriftelijke reactie naar aanleiding van de terinzagelegging en de toezending aan de partijen binnen de lokale volkshuisvesting/stedelijke vernieuwing.
Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, De secretaris,
V Mr. P.B.J.M. Thomassen.
Dhr.
Gemeente fn Eergen op Zoom
De raad van de gemeente Bergen op Zoom; gezien het voorstel van het college van 26 augustus 2003, nr. SROB/03/111 ; gelet op de Wet stedelijke vernieuwing en artikel 149 van de gemeentewet; BESLUIT: 1. De subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing 2003 overeenkomstig het bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte concept vast te stellen; 2. De subsidieverordening Stadsvernieuwing 2001 in te trekken; 3. De subsidieverordening Woninggebonden Subsidies 1995 in te trekken. 4. De subsidieverordening Rolluiken 1995 in te trekken. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van De griffier,
F.P.deVos
Concept-subsidieverordening stedelijke vernieuwing De raad van de gemeente Bergen op Zoom; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van... (datum), nr.; gelet op artikel 149 van de gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet Stedelijke Vernieuwing; overwegende dat het wenselijk is om stedelijke vernieuwing in de gemeente een extra impuls te geven door stimulering van projecten op het gebied van stedelijke vernieuwing die voldoen aan de gemeentelijke criteria, zoals verwoord in het door ons vastgestelde ontwikkelingsprogramma cq de door ons vast te stellen ontwikkelingsprogramma's; gezien het advies van de commissie Ruimtelijke Ontwikkeling, Uitvoering en Beheer;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Subsidieverordening stedelijke vernieuwing HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen 1.1
Begripsbepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder. a De wet: de Wet stedelijke vernieuwing (Stb. 2000,504); b Gasco: fundering, gevels en dragende muren (hoofddraagconstructie), inclusief buitenkozijnen in geval van belang voor het voortbestaan van het pand, vloerconstructies en kapconstructies; c Cascodelen: fundering (1 cascodeel), een gehele gevel of bouwmuur (1 cascodeel), alle vloeren gezamenlijk (1 cascodeel) en de gehele dakconstructie (1 cascodeel); 1. Fundering: totale lengte funderingstrook 1 cascodeel; bij gedeeltelijke aanpak naar rato; 2. Gevel of bouwmuur: totale gevel of bouwmuur: 1 cascodeel Metselwerk: 0,5 cascodeel Voegwerk: 0,2 cascodeel Kozijnen: 0,3 cascodeel 3. Vloeren: alle vloeren gezamenlijk: 1 cascodeel; bij gedeeltelijke aanpak naar rato; 4. Dakconstructie: geheel vernieuwen dakconstructie: 1 cascodeel Verbetering alle goten: 0,3 cascodeel; bij gedeeltelijke aanpak naar rato; Verbetering constructie kap: 0,6 cascodelen; voor- en achtergeveldakvlak: ieder 0,3 cascodelen Verbetering dakkapel(len): 0,1 cascodeel d Woningen van goede kwaliteit: woningen waarvan het casco geheel of nagenoeg geheel voldoet aan de technische voorschriften voor bestaande woningen en woongebouwen in het Bouwbesluit, zoals dat op het moment van vaststelling van deze verordening luidt of in de toekomst zal luiden; e Woningen van redelijke kwaliteit: woningen waarvan één cascodeel herstel of vervanging behoeft, terwijl de herstelkosten minimaal € 6.000,- bedragen; f Woningen van matige kwaliteit: woningen waarvan twee cascodelen herstel of vervanging behoeven, terwijl de herstelkoster) minimaal € 12.000,-bedragen; g Woningen van slechte kwaliteit: woningen waarvan drie cascodelen herstel of vervanging behoeven, terwijl de herstelkosten minimaal € 21.000,-bedragen;
l
h i j k l m n 0 p q r s
t u v w
1.2
Woningen van zeer slechte kwaliteit: woningen waarvan meer dan drie cascodelen herstel of vervanging behoeven, terwijl de herstelkosten minimaal € 30.000,- bedragen; Restauratie: hetgeen hieronder in de Monumentenwet 1988 (Stb. 1988,638) wordt verstaan; Verlenen van subsidie: het besluit van burgemeester en wethouders dat een opschortende voorwaardelijke aanspraak op subsidie verschaft; Vaststellen van subsidie: het besluit van burgemeester en wethouders, nadat de voorzieningen zijn getroffen, waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en burgemeester en wethouders zich verplichten tot betaling; Beeldbepalend pand: pand, dat niet als monument is beschermd, maar dat naar het oordeel van het gemeentebestuur een kenmerkend onderdeel vormt van een beschermd stads- of dorpsgezicht krachtens de Monumentenwet 1988 of een op grond van deze wet aangewezen gebied; Cultuur-historische voorziening: in een monument aanwezig(e) object(en) en/of voorzieningen), welke een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen en zich gedurende de restauratie openbaren; Kosten: de door burgemeester en wethouders vast te stellen direct met de activiteit, waarvoor subsidie wordt verleend samenhangende kosten exclusief BTW; Activiteit: iedere actviteit van een natuurlijke- of rechtspersoon, die in het belang is van de stedelijke vernieuwing; Plan: de omschrijving van de activiteiten, waarvoor subsidie wordt gevraagd; Regeling: de Regeling nadere normering subsidies stedelijke vernieuwing Monument: een beschermd gemeentelijk monument als bedoeld in de Monumentenverordening of een rijksmonument als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988; Onderhoudsplan: een door burgemeester en wethouders goedgekeurde omschrijving van de uit te voeren werkzaamheden en kosten over een termijn, gelijk aan die van de looptijd van de subsidie op termijn ten behoeve van het onderhoudvoor handhaving van het kwaliteitsniveau van het verbeterde/gerestaureerde object. Bouwtechnische gebreken: gebreken aan het casco van een woning of een object; Beschermd stads- of dorpsgezicht gebied als bedoeld in artikel 35 van de Monumentenwet, op de bij de verordening behorende kaart met volgnummer 1 aangegeven; Dorpskern Halsteren: de Kruisberg en landgoed de Beek alsmede het dorpshart van Halsteren, op dé bij deze verordening behorende kaart met de volgnummers 2 respectievelijk 3 aangegeven; Bouwhistorisch onderzoek: een door burgemeester en wethouders goedgekeurd onderzoek naar de reconstructie van de bouwgeschiedenis van een monumentaal pand of object op hoofdlijnen. De ingrijpendheid van het onderzoek is mede afhankelijk van de aard en/of ingrijpendheid van de restauratie of reconstructie en/of de monumentale waarde van het pand of het object. Subsidiedoeleinden
Artikel 2 Subsidiedoeleinden 1 Op grond van hoofdstuk 2 van deze verordening kan subsidie worden verleend voor de volgende doeleinden: a het bekostigen van de verbetering van particuliere koopwoningen, zoals omschreven in de artikelen 15en16; b het bekostigen van de verbetering van objecten als bedoeld in artikel 19; c het bekostigen van de restauratie van monumentale panden als bedoeld in artikel 22; d het bekostigen van de restauratie van monumentale objecten als bedoeld in artikel 23; e het bekostigen van het treffen van voorzieningen aan puien voor bedrijfspanden als bedoeld in artikel 26; f het bekostigen van de realisering van woningen boven bedrijfspanden als bedoeld in artikel 29 onder a tot en met c; g het bekostigen van het behoud en de verbetering van cultuurhistorisch erfgoed (Belvédère) als bedoeld in artikel 32. 2 Voor alle subsidies als bedoeld in het eerste lid geldt dat deze slechts worden verstrekt indien het plan, waarvoor subsidie wordt aangevraagd naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voldoet aan het gemeentelijk beleid inzake stedelijke vernieuwing.
1.3
Vaststelling van de subsidiepfafonds
Artikel 3 Subsidieplafonds 1 De raad stelt periodiek een subsidieplafond vast voor de verstrekking van de subsidies die zijn opgenomen in deze verordening. 2 De raad kan het vast te stellen subsidieplafond onderverdelen in meerdere subsidieplafonds middels de vaststelling van deelbudgetten. 3 De raad kan voorts besluiten het algehele subsidieplafond of de deelsubsidieplafonds te wijzigen als gedeputeerde staten voor enige periode het budget voor stedelijke vernieuwing voor de gemeente Bergen op Zoom wijzigen. 1.4
Algemene procedure voor subsidiëring
Artikel 4 Nadere regels Het college van burgemeester en wethouders kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen in een door hem vast te stellen 'Regeling nadere normering subsidies stedelijke vernieuwing'. Artikel 5 Aanvraag om subsidie 1 De aanvrager vraagt subsidie aan met behulp van een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier. 2 Het aanvraagformulier bevat per de in artikel 2 genoemde subsidiedoeleinden een overzicht van de gegevens, die nodig zijn ten behoeve van de besluitvorming. 3 Een aanvraag gaat tenminste vergezeld van gegevens over het doel waarvoor subsidie wordt gevraagd, een aanduiding van de start van de werkzaamheden en een begroting van de kosten. 4 Een aanvraag wordt ingediend vóór 1 oktober van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd. Artikel 6 Verlenen van subsidie 1 Het college van burgemeester en wethouders bevestigt binnen drie weken de ontvangst van de aanvraag. 2 Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. 3 Het college van burgemeester en wethouders kan de in het vorige lid genoemde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met 8 weken verlengen. 4 Het college van burgemeester en wethouders weigert de subsidieverlening in ieder geval indien: a de noodzaak van het project naar zijn oordeel niet is aangetoond; b het plan naar zijn oordeel onvoldoende doelmatig is; c de kosten van de werkzaamheden naar zijn oordeel niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat; d de aanvraag in strijd is met het bij' of krachtens deze verordening of de wet gestelde; e de voor de activiteiten noodzakelijke vergunningen niet zijn verleend; f er binnen een tijdsbestek van 10 jaar, voorafgaand aan het tijdstip van indiening van de aanvraag op grond van een gemeentelijke- of rijkssubsidieregeling subsidie is verkregen ten behoeve van dezelfde doeleinden, als waarvoor de aanvraag wordt ingediend; g De initiatiefnemer op grond van andere subsidieregelingen of op grond van privaatrechtelijke afspraken en/of overeenkomsten middelen kan verwerven ten behoeve van de in deze verordening omschreven doeleinden; h de aanvraag betrekking heeft op een plan, waarvoor een besluit geldt als bedoeld in artikel 13 en dit plan niet valt binnen het aangewezen gebied; 5 Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidieverlening voorts in ieder geval weigeren indien reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden zonder zijn toestemming, 6 Indien de ingediende aanvragen om subsidieverlening het subsidieplafond overschrijden, wordt met voorrang subsidie verleend aan een eerder ingediende aanvraag.
Artikel 7 Verplichtingen 1 Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening andere dan de in artike!4:37 Awb genoemde verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. 2 Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening voorts verplichtingen opleggen ten aanzien van de volgende onderdelen: a er dient binnen 1 jaar na een besluit tot verlening van subsidie als bedoeld in artikel 6 van deze verordening een aanvang te zijn gemaakt met de activiteiten, waarvoor de subsidie is toegekend, tenzij het college van burgemeester en wethouders van deze verplichting ontheffing heeft verleend; b zonder toestemming van het college van burgemeester en wethouders mag niet worden afgeweken van het plan; : c er mag niet in strijd worden gehandeld met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958; d de eigenaar verplicht zich het onderhoud gedurende een termijn van 15 jaar na vaststelling van de subsidie te laten uitvoeren overeenkomstig het onderhoudsplan, in het geval sprake is van verlening van een subsidie-op-termijn; e met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen dient toegang te worden verleend tot het gebouw of de bouwplaats waarvoor subsidie wordt verleend dan wel inzage verschaft in de op de activiteit betrekking hebbende bescheiden en tekeningen, alsmede alle inlichtingen verstrekt, die naar hun oordeel nodig zijn voor de beoordeling of aan de voorwaarden, verbonden aan het verlenen van subsidie wordt voldaan; Artikel 8 De gereedmelding 1 De subsidie-ontvanger meldt het project zo spoedig mogelijk na voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de subsidie gereed bij het college van burgemeester en wethouders. 2 Het college van burgemeester en wethouders kan op aanvraag de in het eerste lid genoemde termijn met maximaal 1 jaar verlengen. 3 De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling van de subsidie en geschiedt op een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld, ingevuld, gereedmeldingsformulier. 4 De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van: a een verklaring van de subsidie-ontvanger dat bij het realiseren van het project is voldaan aan de opgelegde verplichtingen; b een gespecificeerde opgave van de kosten van het project met daarop betrekking hebbende rekeningen en betalingsbewijzen; c een opgave van de dag waarop het project is gereedgekomen; d de rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden; 5 Het college van burgemeester en wethouders bevestigt binnen drie weken de ontvangst van de gereedmelding. Artikel 9 De vaststelling van de subsidie 1 Binnen dertien weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 8 neemt het college van burgemeester en wethouders een besluit tot vaststelling en uitbetaling van de subsidie. 2 Het college van burgemeester en wethouders kan met inachtname van het bepaalde in afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht de subsidie in ieder geval lager vaststellen dan het bedrag uit de subsidieverlening als bedoeld in artikel 6 dan wel intrekken, indien de aanvrager het bij of krachtens deze verordening gestelde niet heeft nageleefd. 3 Het college van burgemeester en wethouders kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmalig met 8 weken verlengen. Een dergelijke verlenging wordt door het college van burgemeester en wethouders meegedeeld aan de subsidie-ontvanger.
4
Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurde werkelijke kosten met als maximum het bij de subsidieverlening toegekende bedrag.
Artikel 10 De uitbetaling van de subsidie en het geven van voorschotten 1 De subsidie wordt door het college van burgemeester en wethouders aan de subsidie-ontvanger onder verrekening van betaalde voorschotten uitbetaald als bijdrage ineens binnen 6 weken na het besluit als bedoeld in artikel 9, eerste lid. 2 In geval van de vaststelling van een bijdrage-ineens-op-termijn vindt de betaling plaats aan het eind van het lopende kwartaal van het jaar, gelegen 15 jaren na de vaststelling van de subsidie, mits is voldaan aan alle gestelde voorwaarden en bepalingen 3 Het college kan besluiten de subsidie-ontvanger voorschotten te verlenen. 4 Burgemeester, en wethouders stellen het in het vorige lid bedoelde voorschot als volgt vast: : tot 5,5% rente 0% voorschot 5,5% tot 6,5% 5% voorschot 6,5% tot 7,5% 10% voorschot 7,5% tot 8,5% 15% voorschot 8,5% tot 9,5% 20% voorschot 9,5% tot 10,5% 25% voorschot 10,5% tot 11,5% 30% voorschot 11,5% en hoger 35% voorschot 5 Het in het vorige lid bedoelde rentepercentage is gelijk aan de standaardrente, zoals in overleg tussen de gemeente en de Stichting Nationaal Restauratiefonds is gedefinieerd en door de Stichting periodiek aan de gemeente wordt verstrekt. 6 Een voorschot als bedoeld in het eerste lid wordt voor een restaurerende instelling met 10% verhoogd. 7 Op de verlening en vaststelling van een voorschot zijn dezelfde voorwaarden en bepalingen van toepassing als voor verlening en vaststelling van de subsidie. Artikel 11 Prioriteitenregeling Een aanvraag als bedoeld in artikel 5 is tevens een verzoek om prioriteit toe te kennen aan het initiatieven als bedoeld in hoofdstuk 2. In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 kent het college van burgemeester en wethouders prioriteit toe aan de hand van: 1 Het tijdstip van indiening van de aanvraag en 2 Het belang van het initiatief voor de Stedelijke Vernieuwing en 3 De wiate van urgentie, gelet op de bouwtechnische staat van het object, de woning of het pand in relatie tot de waarde ervan of 4 Een daartoe op verzoek van het college van burgemeester en wethouders uitgebracht advies van de WelstandsMbnumentenCommissie in het geval van een initiatief als bedoeld in de artikelen 22 en 23. Artikel 12 Tussentijdse verkoop of wijziging van het gebruik 1. Indien een woning, object, monument of beeldbepalend pand, waaraan voorzieningen zijn getroffen, wordt vervreemd gedurende de periode, aanvangende op het tijdstip van vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 10, lid 2, dan wei voor andere doeleinden wordt gebruikt dan bedoeld in paragraaf 2.6 van deze verordening, wordt de subsidie hernieuwd vastgesteld en bedraagt deze een percentage van de vastgestelde hoogte overeenkomstig het in lid 2 van dit artikel vermelde schema, mits is voldaan aan de in deze verordening gestelde voorwaarden en bepalingen. Een eventueel op grond van artikel 10 vastgesteld voorschot wordt op de hernieuwd vastgestelde subsidie in mindering gebracht. 2. De hoogte van de subsidie als bedoeld in het vorige lid bedraagt bij vervreemding: Binnen 1 jaar 40% Na 1 jaar 40% Na 8 jaar 65% Na 2 jaar 40% Na 9 jaar 70% Na 3 jaar 50% Na 10 jaar 75% Na 4 jaar 52,5% Na 11 jaar 80% Na 5 jaar 55% Na 12 jaar 85%
Na 6 jaar Na 7 jaar
57,5% 60%
Na 13 jaar Na 14 jaar
90% 95%
HOOFDSTUK 2 Stimuleringsbijdragen 2.1 Toepassingsbereik Artikel 13 Toepassingsbereik Het college van burgemeester en wethouders kan bij de regeling, ais bedoeld in artikel 4 het toepassingsbereik van de in dit hoofdstuk genoemde subsidies beperken tot delen van de gemeente. 2.2 Subsidie voor de verbetering van particuliere koopwoningen Artikel 14 Uitsluiting De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op woningen die niet geschikt of bestemd zijn voor permanente bewoning.
Artikel 15 Subsidie voor de verbetering van voor-oorlogse particuliere koopwoningen 1 2
het college van burgemeester en wethouders kan aan de eigenaar van een woning een subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken aan het casco van woningen van onvoldoende kwaliteit, Onder woningen van onvoldoende kwaliteit wordt verstaan: woningen van redelijke, matige, slechte of zeer slechte kwaliteit.
Artikel 16 Subsidie voor de verbetering van na-ooriogse particuliere koopwoningen 1. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de eigenaar van een woning subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken aan het casco van woningen van onvoldoende kwaliteit. 2. Onder woningen van onvoldoende kwaliteit wordt verstaan: woningen van redelijke, matige, slechte of zeer slechte kwaliteit. 3. Het college van burgemeester en wethouders wijst jaarlijks op grond van artikel 13 in dat artikel bedoelde delen van de gemeente aan, waarop dit artikel van toepassing is. 4. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de eigenaar van een woning een subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van het verrichten van een haalbaarheidsstudie. Artikel 17 Verlening Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidieverlening als bedoeld in artikel 15 of 16 in ieder gevat weigeren indien: a. De woning niet van redelijke, matige, slechte of zeer slechte kwaliteit is;
b. c. d. e.
De woning na verbetering niet de kwalificatie'goed'verkrijgt; De woning als bedoeld in artikel 15 na 1 januari 1946 gereed is gekomen; De woning als bedoeld in artikel 16 voor 1 januari 1946 dan wel na 1 januari 1960 gereed is gekomen; De woning ais bedoeld in artikel 16 niet gelegen is in een gebied, dat op grond van artikel 13 is aangewezen als deel van de gemeente, waartoe de toepassing van artikel 16 beperkt dient te blijven; f. De woning een monument is als bedoeld in artikel 1 onder r; g. De woning een ruimte is als bedoeld in paragraaf 2.6 ArtikeM 8 Subsidiebedragen 1. De subsidie als bedoeld in artikel 15 en 16, lid 1 wordt verleend in de vorm van een subsidie op termijn en bedraagt 100% van de in genoemd artikel bedoelde kosten tot de in lid 2 omschreven maxima. 2. De subsidie als bedoeld in lid 1 bedraagt maximaal de volgende bedragen bij verbetering van de onderscheiden cascodelen:
3. 4. 5. 6. 7.
a. 1/a cascodeel € 3.000,g. 31/z cascodelen €25.500,b.1 cascodeel € 6.000,h. 4 cascodelen €30.000,C.1V2 cascodeel € 9.000,d. 2 cascodelen €12.000,e. 2% cascodelen €16.500,f. 3 cascodelen €21.000,De subsidie als bedoeld in artikel 15 kan worden verleend in de vorm van een bijdrage-ineens en bedraagt 30% van de in lid 2 van dit artikel vermelde bedragen. Indien de werkzaamheden als bedoeld in artikel 15, lid 1 in eigen beheer worden uitgevoerd, bedraagt de subsidie 45% van de in lid 3 bedoelde bijdrage-ineens. De subsidie als bedoeld in artikel 16, lid 1 kan worden verleend in de vorm van een bijdrage-ineens en bedraagt 45% van de in lid 2 van dit artikel vermelde bedragen; . : Indien de werkzaamheden als bedoeld in artikel 16, lid 1 in eigen beheer worden uitgevoerd, bedraagt de subsidie 45% van de in lid 5 van dit artikel bedoelde bijdrage-ineens; De subsidie als bedoeld in artikel 16, lid 4 bedraagt 100% van de in dit artikel bedoelde kosten tot een maximum van € 2.000,- en wordt verleend in de vorm van een bijdrage-ineens.
2.3 Subsidie voor de verbetering van objecten in particulier bezit Artikel 19 Verbetering objecten Het college van burgemeester en wethouders kan aan de eigenaar van een object, gesitueerd op een markante locatie en grenzend aan het publiek domein in op grond van artikel 13 aangewezen gebieden subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurde kosten van verbetering van dit object. Artikel 20 Verlenen van subsidie Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidieverlening als bedoeld in artikel 19 weigeren, indien a. het object niet is gelegen in een krachtens artikel 13 aangewezen gebied en niet is aangeduid bij of krachtens de Regeling; b. goedkeuring onthouden wordt door het college van burgemeester en wethouders aan de omvang en aard van de kosten van verbetering van het object. Artikel 21 Subsidiebijdrage De subsidie als bedoeld in artikel 19 wordt verleend in de vorm van een bijdrage-ineens en bedraagt maximaal 45% van de goedgekeurde kosten tot een maximum van € 2.000,2.4 Restauratie van monumentale panden en objecten en reconstructie Artikel 22 Restauratie van monumentale panden en reconstructie 1. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de eigenaar van monumentaal pand subsidie verlenen ter tegemoetkoming aan de door het college goedgekeurde kosten van: a. het restaureren van het casco van een monument; b. het restaureren van de specifieke monumentale waarden van een monument, bestaande uit aan of in het monument aanwezige onderdelen; c. het restaureren van een zich tijdens de restauratie manifesterende cultuur-historische voorziening; d. het reconstrueren van een monument alleen voor zover dit naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders bouwtechnisch noodzakelijk is of de aangebrachte gewijzigde onderdelen ernstig afbreuk doen aan de monumentale waarde van het pand. 2. Ten aanzien van de onder 1 a tot en met d genoemde voorzieningen kan het college van burgemeesteren wethouders de WelstandsMonumentenCommissie om een nader advies verzoeken. 3. Het college van burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een niet-monumentaal pand als bedoeld in paragraaf 2.2 subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de door het college
7
goedgekeurde kosten van reconstructie als aan de volgende beoordelingscriteria is voldaan: a. het pand doet afbreuk aan een monumentale straatwand; b, uit een op verzoek van het college van burgemeester en wethouders uitgebracht advies van de Welstandsmonumentencommissie blijkt, dat de onder 3.a van dit artikel bedoelde situatie ach voordoet. Artikel 23 Restauratie monumentale objecten 1. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de eigenaar van een monumentaal object, dat grenst aan het openbaar gebied, subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van restauratie van het object. 2. De volgende 'monumentale objecten' kunnen in aanmerking komen voor de onder 1 bedoelde subsidie: tuinmuren, garagepuien, rolhekken, gevelstenen, stoepen, grafstenen, -tombes en -kapellen, permanente bergingen en muurschilderingen binnen het beschermd Stadsgezicht van Bergen op Zoom en de dorpskern van Halsteren en op door het college van burgemeester en wethouders bij de Regeling nader aan te wijzen begraafplaatsen. 3. Het college van burgemeester en wethouders kan een aanvraag om de in lid 1 bedoelde subsidie om nader advies aan de WelstandsMonumentenCommissie voorleggen. Artikel 24 Verlenen van subsidie 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidieverlening als bedoeld in de artikelen 22 en 23 in ieder geval weigeren indien: a. Met verlening het in artikel 3 genoemd subsidieplafond wordt overschreden; b. De WelstandsMonumentenCommissie negatief adviseert over het initiatief of onderdelen daarvan; c. Niet kan worden gewaarborgd dat de bouwkundige kwaliteit van het pand en/of het object na restauratie in stand blijft; d. Geen bouwhistorisch onderzoek heeft plaatsgevonden of niet in voldoende mate, zulks naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders; e. Uit het advies als hiervoor onder b genoemd blijkt, dat de keuze van te gebruiken materialen in onvoldoende mate past in het traditionele beeld van het pand of het object; f. Niet wordt voldaan aan wettelijke voorschriften, volgend uit de Woningwet, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Monumentenwet 1988, het Bouwbesluit en/of de gemeentelijke Bouwverordening, g. In een periode van 10 jaar voorafgaand aan de aanvraag voor dezelfde werkzaamheden subsidie is verleend; h. Op grond van rijksregelingen, zoals het Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumenten, zoals dit thans luidt of in de toekomst zal luiden, subsidie kan worden verkregen; i. Het Nationaal Restauratiefonds aan de eigenaar van het pand en/of het object ter financiering van de restauratiekosten een Restauratiefonds-hypotheek verstrekt; j. Op grond van enige andere paragraaf van dit hoofdstuk subsidie kan worden verkregen. 2. Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidieverlening als bedoeld in artikel 22, lid 1, onder a, b en d en lid 3 van dat artikel weigeren indien de kosten van restauratie minder bedragen dan € 20.000,- en meer dan € 100.000,- en kan een subsidieverlening als bedoeld in artikel 22, lid 1 onder c weigeren indien de kosten meer bedragen dan €10.000,3. Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidieverlening als bedoeld in artikel 23 weigeren indien de kosten van restauratie meer bedragen dan € 10.000,4. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, onder h vermeld voorschrift, indien de subsidie-aanvraag naar het oordeel van het college en na advies van de WelstandsMonumentenCommissie een initiatief betreft, waaraan in het kader van de stedelijke vernieuwing hoge prioriteit moet worden toegekend. Artikel 25 Subsidiebijdragen 1. De subsidiebijdrage op termijn bedraagt 100% van de in artikel 24, lid 2 en 3 bedoelde kosten tot de aldaar genoemde maxima. 2. De subsidiebijdrage-ineens bedraagt maximaal 30% van de in het vorige lid bedoelde kosten. 3. De subsidiebijdrage op termijn bedraagt 100% van de in artikel 23, lid 1 bedoelde kosten tot een maximum van € 10.000,8
4. De subsidiebijdrage ineens bedraagt 20% van de in het vorige lid bedoelde kosten tot een maximum van €2.000,2.5 Treffen van voorzieningen aan puien voor bedrijfspanden Artikel 26 Voorzieningen puien bedrijfspanden 1. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de eigenaar van een bedrijfspand, gelegen binnen het Beschermd Stadsgezicht in het centrumgebied van Bergen op Zoom subsidie verlenen in de kosten van het treffen van voorzieningen aan de pui van dat bedrijfspand; 2. De onder lid 1 bedoelde kosten zijn de kosten, verband houdende met duurzame, kwalitatieve voorzieningen, welke een meerwaarde inhouden overeenkomstig de Regeling behorende omschreven normering; 3. Het college van burgemeester en wethouders legt een aanvraag om de onder 1 bedoelde subsidie voor aan de WelstandsMonumentenCommissie. Artikel 27 Verlenen van subsidie Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidieverlening als bedoeld in artikel 26 weigeren indien: a. Het pand niet is gelegen binnen het Beschermd Stadsgezicht in het centrumgebied van Bergen op Zoom; b. De kosten van de voorzieningen meer bedragen dan €10.000,-; c. De voorgestane voorzieningen, gelet op het advies van de in artikel 26, lid 3 bedoelde Welstandsmonumentencommissie, niet resulteren in duurzame, kwalitatieve oplossingen. Artikel 28 Subsidiebijdragen De subsidiebijdrage is een bijdrage-ineens en bedraagt maximaal 25% van de in artikel 26, lid 2 bedoelde kosten. 2.6 Woningen boven bedrijfspanden Artikel 29 Realisering van woningen boven bedrijfspanden Het college van burgemeester en wethouders kan aan de eigenaar van een bedrijfspand, gelegen binnen het Beschermd Stadsgezicht van Bergen op Zoom als bedoeld in de Monumentenwet 1988 subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van: a. het maken van toegangen b. het verrichten van een haalbaarheidsstudie c. de exploitatie na algehele renovatie ten behoeve van het realiseren van of het treffen van voorzieningen aan boven de bestaande bedrijfsruimte gelegen huur- of koopwoning(en). Artikel 30 Verlenen van subsidie 1 Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidieverlening als bedoeld in artikel 29 sub c weigeren, indien: a. de woning na het treffen van de voorzieningen een netto-oppervlakte van ten hoogste 150 m2 volgens NEN 2330 overschrijdt; b. de huur na het treffen van voorzieningen hoger is dan de maximaal redelijke huurprijs op grond van het Besluit Huurprijzen Woonruimte (Stb. 1979,216) zoals dat luidt op het tijdstip van het nemen van een besluit op de aanvraag; c. de aanvraag betrekking heeft op nieuwbouwactiviteiten; d. het pand een monument is als bedoeld in artikel 1 onder r; e. de in de aanvraag toegepaste parameters voor de exploitatieopzet, als bedoeld in artikel 29, sub c niet voldoen aan de door burgemeester en wethouders daartoe gehanteerde normering in de Regeling. 2 Het college van burgemeesteren wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het vorige lid, sub c, indien naar het oordeel van het college, gehoord de Welstandsmonumentencommissie, gebaseerd
op een voldoende onderbouwd bouwtechnisch rapport de bouwtechnische staat van het pand zodanig is, dat vervangende nieuwbouw noodzakelijk is. 3 De subsidie als bedoeld in artikel 29, sub c bedraagt in het geval van de in het vorige lid bedoelde ontheffing maximaal de bijdrage, welke in de bestaande situatie zou zijn verleend. 4 Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 van dit artikel, sub d, indien de te treffen maatregelen voornamelijk betrekking hebben op het treffen van woontechnische voorzieningen. Artikel 31 Subsidiebijdragen 1. De subsidie voor het maken van toegangen bedraagt 100% van deze kosten en wordt verleend in de vorm van subsidie op termijn; 2. De subsidie als bedoeld in het vorige lid kan worden verleend in de vorm van een bijdrage-ineens en bedraagt 45% var» de in dat lid bedoelde kosten; 3. De subsidie voor het verrichten van een haalbaarheidsstudie bedraagt 100% van de kosten tot maximaal € 2.000,- en wordt verleend in de vorm van een bijdrage-ineens; 4. De subsidie in de kosten van exploitatie bedraagt 100% van het negatieve exploitatiesaldo en wordt verleend in de vorm van subsidie-op-termijn; 5. De subsidie als bedoeld in het vorige lid kan worden verleend in de vorm van een bijdrage-ineens en bedraagt 45% van de in dat lid omschreven subsidïe-op-termijn. 2.7 Behoud en verbetering cultuurhistorisch erfgoed ;
Artikel 32 Subsidie voor Belvédère 1. Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van initiatieven voor het behoud en de verbetering van het cultuurhistorisch erfgoed, gelegen binnen het gebied van de Brabantse Wal of het Beschermd Stadsgezicht subsidie verlenen; 2. Het college van burgemeester en wethouders legt een aanvraag om subsidie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor aan de WelstandMonumentenCommissie. Artikel 33 Verlenen van Subsidie Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidieverlening als bedoeld in artikel 32 weigeren, indien a. Het initiatief betrekking heeft op activiteiten, gericht op delen van de gemeente, gelegen buiten de in artikel 32 genoemde gebieden; b. Op grond van andere bepalingen in deze verordening ten behoeve van het initiatief subsidie kan worden verleend; c. De WelstandMonumentenCommissie negatief adviseert. Artikel 34 Subsidiebijdragen 1. De subsidie wordt verleend in de vorm van een bijdrage-ineens; 2. Het college van burgemeester en wethouders bepalen de omvang van de bijdrage aan de hand van het beschikbare budget, als bedoeld in artikel 3, lid 2 en de aard en omvang van het initiatief. HOOFDSTUK 3 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 35 Hardheidsclausule Het college van burgemeester en wethouders kan bepalingen uit deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van stedelijke vernieuwing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Artikel 36 Geen verslag op grond van de Algemene wet bestuursrecht De werking van artikel 4:24 van de Awb wordt uitgesloten voor subsidies die op basis van bepalingen uit deze verordening worden verleend.
10
Artikel 37 Toezicht op de naleving Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen personen. Artikel 38 Intrekking bestaande verordeningen 1 De Verordening woninggebonden subsidies Bergen op Zoom, vastgesteld door de raad op 28 september 1995, wordt ingetrokken. 2 De Subsidieverordening stadsvernieuwing Bergen op Zoom, vastgesteld door de raad op 30 augustus 2001, wordt ingetrokken. 3 De Subsidieverordening rolluiken, vastgesteld door de raad op 30 november 1995, gewijzigd bij raadsbesluit van 27 juni 1996, wordt ingetrokken, Artikel 39 Overgangsbepaling Op aanvragen om subsidie op grond van de verordeningen genoemd in artikel 38 die zijn ingediend vóór 1 oktober 2003 blijven de bepalingen van die verordeningen van toepassing. Artikel 40 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2003. Artikel 41 Bekendmaking De vaststelling van deze verordening wordt bekend gemaakt in een huis-aan-huisblad of een plaatselijk dagblad. In genoemd blad wordt tevens aangegeven waar de verordening ter inzage ligt. Artikel 42 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald ais Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing 2003. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van... (datum).
11
. ff- .-: ^ 'f. ^
Toelichting bij subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing Hoofdstuk 1 Algemeen 1.1 inleiding Het Rijk heeft aan de 30 rechtstreekse gemeenten, voor de periode 2000 tot 2005, investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) toegekend. De provincies hebben datzelfde gedaan ten aanzien van de (111) programmagemeenten. Bergen op Zoom is een programmagemeente. Het IS V-budget bestaat uit verschillende voormalige budgetten, zoals het Stadsvernieuwingsfonds, de Tijdelijke stimuleringsregeling herstructurering goedkope woningvoorraad, het Besluit woninggebonden subsidies (BWS), het Besluit locatiegebonden subsidies en budgetten op het terrein van gevelisolatie in verband met wegverkeerslawaai en raillawaai en bodemsanering. Voor de rechtstreekse gemeenten is daarnaast budget beschikbaar voor fysieke economische activiteiten en grootschalig groen. Met dit ISV-budget - eventueel aangevuld met eigen gemeentelijke middelen - kan uitvoering worden gegeven aan de stedelijke vernieuwingsopgave van de gemeenten, zoals verwoord in het meerjarenontwikkeüngsprogramma van de desbetreffende gemeenten. Bijgaande verordening is als volgt opgebouwd: 1 De hoofdstukken 1 en 3 omvatten respectievelijk de 'kop en de staart' van de verordening: algemene artikelen zoals begripsomschrijvingen en overgangs- en slotbepalingen, maar ook de algemene procedure voor het aanvragen, verlenen, vaststellen, intrekken of wijzigen en betalen van subsidies. 2 Hoofdstuk 2 omvat de subsidiecategorieën. De subsidieverordening stedelijke vernieuwing is om de volgende redenen tamelijk beperkt van opzet: In principe zijn alleen de subsidies opgenomen die aan derden (niet-overheidsorganen) kunnen worden toegekend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hoeft er voor het verstrekken van financiële middelen aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld (zoals gemeenten) geen subsidieverordening te worden gemaakt omdat er in dat geval geen sprake is van subsidie. Dit betekent dat de ISV-gelden die de gemeente zelf uitgeeft voor bijvoorbeeld de openbare ruimte, bodemsanering, geluidwerende voorzieningen en voorbereidingskosten van complexe projecten niet in deze subsidieverordening zijn opgenomen. Zie ook paragraaf 2.2 (juridisch kader). De Algemene wet bestuursrecht is rechtstreeks van toepassing op een aantal procedurevoorschriften, zoals de indiening van een subsidieaanvraag en de (tussentijdse) intrekking en wijziging van een subsidiebeschikking. Op pagina 2 is e.e.a. schematisch weergegeven. Overname van dergelijke bepalingen in de verordening is niet nodig, waardoor de omvang beperkt kan blijven. De verordening isjin principe van toepassing gedurende de lopende ISV-periode (tot 2005). Na afloop van deze periode zal een nieuw Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing worden vastgesteld, dat voor de periode vanaf 2005 nieuw beleid zal bevatten. De subsidieverordening zal alsdan daaraan eventueel imoetenworde^ aangepast. Om deze reden is ervoor gekozen om onderwerpen, waarop in de lopendp periode geen beleidsaccent ligt, zoals de nieuwbouw van sociale huur- en/of koopwoningen niet in de verordening op te nemen. Deze keuze gaat enigszins ten koste van de flexibiliteit, maar biedt wel duidelijkheid. Op langere termijn biedt de gekozen systematiek overigens wel de nodige flexibiliteit 1.2 Juridisch kader Voor de subsidieverordening zijn de Wet stedelijke vernieuwing (WSV), de Algemene wet bestuursrecht en de algemene verordeningsbevoegdheid uit artikel 149 gemeentewet van belang. De WSV bepaalt dat aan gemeenten investeringsbudget kan worden verstrekt ten behoeve van de uitvoering van het gemeentelijk beleid inzake de stedelijke vernieuwing. Dit beleid is door onze gemeente als zogenaamde programmagemeente voor een groot deel neergelegd in het gemeentelijk ontwikkelingsprogramma. De Subsidieverordening stedelijke vernieuwing kan als een juridische uitwerking van het beleid, dat in het ontwikkelingsprogramma is vastgelegd 12
worden beschouwd. De WSV bevat echter niet de verplichting om een verordening in het leven te roepen (zoals de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing dat bijvoorbeeld deed). Gezien evenwel het aantal aanspraken door burgers en instanties, dat op grond van het ontwikkelingsprogramma kan ontstaan, is het wel wenselijk om de betrekkingen tussen hen en de gemeente ïn een juridisch kader te vatten. Model hiervoor heeft de Voorbeeldsubsidieverordening Stedelijke Vernieuwing van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten gestaan. Dit model is op een aantal punten gewijzigd en aangevuld om een grondslag te kunnen bieden voor uitvoering van in onze gemeente geldend beleid op basis van het gemeentelijk ontwikkelingsprogramma. De Algemene wet bestuursrecht en subsidieverordeningen De Awb stelt (onder andere) eisen aan de procedure van subsidieverlening en geeft tevens een deel van de basisbepalingen die nodig zijn bij subsidieverlening (zoals weigering en intrekking van subsidie). De Awb bepaalt verder wanneer er sprake is van subsidie (artikel 4:21 eerste lid) en wanneer een wettelijk voorschrift (zoals een subsidieverordening) is vereist (artikel 4:23 eerste lid). Er worden belangrijke stappen in het proces van subsidieverlening geregeld in zowel de Algemene wet bestuursrecht als de gemeentelijke verordening. In het onderstaande schema is de samenhang van beide regelingen nog eens aangegeven. Checklist samenhang Awb en verordening in subsidfeproces Stap in subsidietraject Vaststelling subsidieplafonds Inname subsidieaanvraag Behandeling aanvraag Beslissing op aanvraag Opleggen van verplichtingen Intrekking en Wijziging Subsidieverlening Gereedmelding Vaststellen subsidie | Uitbetaling
Belangrijkste bepalingen Awb 4:22; 4:25 en verder 4:5 en verder 4:7 en verder 4:29 en verder 4:33 en verder 4:48 en verder
Belangrijkste bepalingen algemeen deel verordening 3 5; 6, eerste lid 6, tweede en derde lid 6 7 9, tweede lid en 12
4:42 en verder 4:52 en verder
8 9 10
Verordeningsbevoegdheid gemeentewet De grondslag voor de verordening wordt gevonden in artikel 149 gemeentewet. Er moet worden teruggegrepen op deze algemene Verordeningsbevoegdheid aangezien noch de Wet stedelijke vernieuwing noch de Awb een grondslag bevatten voor het vaststellen van een verordening. Op dit punt wijkt de Wet stedelijke vernieuwing dus af van bijvoorbeeld de Wet pp de stads- en dorpsvernieuwing, die een zelfstandige grondslag (en verplichting) voor het vaststellen van een verordening bevatte (met de Invoeringswet wet stedelijke vernieuwing verdwenen). Bestaande 'oude'subsidieverordeningen Omdat bestaande subsidieverordeningen worden ingetrokken, bestaat behoefte aan een overgangsregeling. In de verordening stedelijke vernieuwing is daarom een algemene overgangsbepaling opgenomen, waarin staat vermeld dat voor oude subsidieaanvragen de oude regelingen van kracht blijven. 1.3 Inhoudelijk kader Het meerjarenontwikketingsprogramma vormt het beleidskader voor de stedelijke vernieuwing in de gemeenten en is tevens het ontwikkelingsprogramma om in aanmerking te komen voor middelen uit het landelijke ISVbudget. In deze verordening is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de visie op de toedeling van ISV-middelen, welke aan het Ontwikkelingsprogramma zoals dat bij besluit van de raad van 29 juni 2000, nr. SROB/40 is vastgesteld ten grondslag ligt. Gekozen is voor de volgende investeringsverantwoordelijkheid: • De gemeente investeert in openbaar gebied en stimuleringsprojecten (voor zover die niet uit herstructurering
13
van vastgoed voortkomen), private partijen investeren in herstructurering van vastgoed en de daaruit voorkomende aanpassingen van het openbaar gebied, • burgers betalen voor een beter product. De gemeentelijke investeringen zijn in beginsel gebaseerd op een gebiedsgewijze aanpak zoals deze in het door de gemeenteraad vastgesteld WOP is vastgelegd. Op basis van dat document zal de gemeente voor de grotere projecten samenwerkingsovereenkomsten tot stand brengen. •
1.4 Financieel kader De middelen voor de stedelijke vernieuwing zijn primair afkomstig uit het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV). Periodiek neemt de raad een besluit over de verdeling van de middelen over de in deze verordening onderscheiden subsidiecategorieën. Tegelijkertijd worden de subsidieplafonds vastgesteld voor de verschillende subsidies uit deze verordening. De bestedingsdoelen van het ISV kunnen worden herleid uit de kaders die worden geboden door de Wet stedelijke vernieuwing enerzijds en de gemeentelijke plannen (meerjarenontwikkelingsprogramma en het Plan van Aanpak) anderzijds. De memorie van toelichting bij de Wet stedelijke vernieuwing noemt als doel van het ISV het stimuleren van stedelijke vernieuwing. Onder stedelijke vernieuwing verstaat de Wet stedelijke vernieuwing: 'op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied' (artikel 1, lid 1 van de wet). Stedelijke vernieuwing heeft in de wet betrekking op die stedelijke vernieuwing die door middel van ingrepen in de fysieke leefomgeving kan worden gerealiseerd, te weten op de gebieden wonen, ruimte, milieu, grootschalig groen en stadseconomie. Het tweede kader wordt gevormd door het voor onze gemeente als programmagemeente goedgekeurde meerjarenontwikkelingsprogramma en eventuele verdere uitwerkingsplannen. ISV-middelen zijn bedoeld om de doelstellingen uit de ontwikkelingsprogramma's van de gemeenten te realiseren. De raad is hiertoe overgegaan middels het bij het Plan van Aanpak behorende raadsbesluit. Het geld voor stedelijke vernieuwing bestaat in élk geval uit het ISV-budget dat de gemeente van het Rijk ontvangt en is aangevuld met andere (restanten van) subsidies en gemeentelijke middelen. Bij besluit van 29 november 2001, nr. SRQB/143 heeft de gemeenteraad op hoofdlijnen de wijze van financiering en de omvang van de budgetten voor wijken en stadsvernieuwing, voor bodemsanering, voor geluid en voor sociale vernieuwing vastgesteld. Verder is een investeringsreserve stedelijke vernieuwing in het leven geroepen, waarin behalve de ISV-gelden ook middelen, afkomstig van andere bronnen zijn gereserveerd. 1.5 Evaluatie verordening In de verordening is geen plicht opgenomen om de werking van de verordening te evalueren. De evaluatie van regelgeving is van groot belang. Dat geldt ook voor deze verordening die de subsidiëring van fysieke ingrepen mogelijk maakt. Evaluatie is hier temeer van belang omdat met de fysieke ingrepen achterliggende (sociale) maatschappelijke effecten worden beoogd. Evaluatie wordt echter niet in de verordening geregeld, omdat de wettelijke regeling van het ISV zoals de wetgever die in formele zin heeft opgesteld al voorziet in een verslaglegging over zowel de besteding van de gelden als het behalen van de beoogde effecten. Daarnaast is er een uitgebreide monitor opgezet ten behoeve van de Tweede Kamer en heeft de gemeente op grond van de wet de verplichting een 'kwaliteitszorgsysteem' in het leven te roepen.
Hoofdstuk 2 Artikelsgewijze toelichting 2,1 Aanhef De grondslag voor deze verordening ligt in artikel 149 gemeentewet. De Wet stedelijke vernieuwing kent geen zelfstandige bevoegdheid tot het in het leven roepen van een subsidieverordening.
14
2.2 Algemene bepalingen De algemene bepalingen van hoofdstuk 1 gelden voor alle onderdelen. Specifieke bepalingen of aanvullingen op deze algemene bepalingen staan in hoofdstuk 2. De bepalingen van hoofdstuk 1 zijn daarom naast de in hoofdstuk 2 genoemde voorwaarden van toepassing, Artikel 1 Begripsomschrijvingen In dit artikel worden de begrippen uitgelegd die bij de toekenning van de verschillende subsidies een rot spelen. Begrippen als subsidie, subsidie-ontvanger en subsidie-aanvrager zijn niet in de begripsbepalingen opgenomen omdat deze al volgen uit het subsidiebegrip en de subsidietitel in titel 42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het begrip 'stedelijke vernieuwing' is niet opgenomen omdat dit al is gedefinieerd in de Wet stedelijke vernieuwing. Artikel 2 Subsidiedoeleinden Dit artikel geeft aan waarvoor op grond van deze verordening subsidie wordt verleend. Het derde lid bepaalt dat alle subsidie-aanvragen zullen worden getoetst aan het gemeentelijk beleid inzake stedelijke vernieuwing. Dit is verwoord in het ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing en het Plan van Aanpak. Artikel 3 Subsidieplafonds Dit artikel bepaalt dat de raad periodiek een subsidieplafond vaststelt voor de subsidies uit de verordening. Voor de lopende ISV-periode is dit gebeurd door vaststelling van het Plan van Aanpak. Uiteraard dienen wel eerst budgetten te worden vastgesteld voor de verschillende subsidies. De raad is hiertoe overgegaan middels het bij het Plan van Aanpak behorende raadsbesluit. Het geld voor stedelijke vernieuwing bestaat in elk geval uit het ISV-budget dat de gemeente van het Rijk ontvangt en is aangevuld met andere (restanten van) subsidies en gemeentelijke middelen. Bij besluit van 29 november 2001, nr. SROB/143 heeft de gemeenteraad op hoofdlijnen de wijze van financiering en de omvang van de budgetten voor wijken en stadsvernieuwing, voor bodemsanering, voor geluid en voor sociale vernieuwing vastgesteld. Bij het nemen van het besluit kan rekening worden gehouden met a gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing zoals vermeld in het meerjarenontwikkelingsprogramma en het Plan van Aanpak; b prioriteit voor bepaalde wijken; c prioriteit voor bepaalde ingrepen. In artikel 11 is hiertoe een prioriteitenregeling in het leven geroepen. Het subsidieplafond is feitelijk de koppeling van budgetten die in de begroting worden opgenomen voor bepaalde subsidies aan de verordening en de verdeelcriteria in. de verordening. Artikel 4:22 Awb omschrijft het begrip subsidieplafond als het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak maximaal beschikbaar is voor de verstrekking van de subsidies. Overschrijding van het subsidieplafond is een financiële weigeringsgrond voor aanvragen om subsidieverlening. Artikel 4:25 Awb geeft aan dat een subsidieplafond bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt ingesteld. Artikel 4:26 Awb geeft aan dat bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag aan subsidie wordt verdeeld. Dit betekent dat de raad inzicht moet geven in de manier waarop hij het budget binnen het subsidieplafond verdeelt Voor de wijze van verdelen worden verwezen naar de bepalingen uit de verordening. Het ISV maakt het mogelijk een integraal budget te hanteren voor subsidieverlening. Het is niettemin wenselijk om het budget op te splitsen. De gemeenteraad heeft in zijn besluit van 29 november 2001 -zoals hiervoor omschreven- een dergelijke verdeling aangebracht. Met het in het tweede lid bepaalde kan het subsidieplafond worden opgedeeld in verschillende (deel)subsidieplafonds, verdeeld naar de verschillende subsidiecategorieën of bijvoorbeeld verschillende wijken. Ook een combinatie van een onderverdeling naar subsidiecategorie en naar gebied is op zich denkbaar. Op grond van artikel 18 van de Wet stedelijke vernieuwing kan de minister een aanvullend ISV-budget verstrekken als het rijksbudget tijdens het investeringstijdvak (2000 tot en met 2004) wordt verhoogd. Anderzijds bepaalt artikel 22 van die wet dat budget kan worden ingetrokken of gewijzigd bij strijdigheid van de wet met een
15
verdrag (bijvoorbeeld EG-bepalingen). Omdat het gemeentelijk ISV-budget derhalve tussentijds door de minister en/of gedeputeerde staten kan worden aangepast, is in het derde lid de mogelijkheid opgenomen dat de raad (deel)subsidieplafonds kan aanpassen als het gemeentelijk ISV-budget wijzigt Artikel 4 Nadere regels Hier is geregeld, dat het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan stellen. In deze nadere regels kunnen bepalingen worden opgenomen, die betrekking hebben op de in artikel 13 en artikel 23, lid 2 genoemde mogelijkheden tot aanwijzing van het toepassingsgebied. Verder zal de regeling een normering bevatten inzake de bepaling van de meerwaarde van voorzieningen aan puien van bedrijfspanden als bedoeld in artikel 26, lid 2. Ook de omvang van en de criteria ten behoeve van de verlening van een subsidiebijdrage voor "Belvédère", zoals geregeld in de artikelen 32 en 33 kan nader door het college worden bepaald. Zie ook de toelichting op laatstgenoemde artikelen. Artikel 5 Aanvraag om subsidie Artikel 4:1 Awb bepaalt dat subsidie wordt aangevraagd bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen. Voor deze verordening is dat het college van B en W. Om de procedure te vergemakkelijken, zijn er door het college vastgestelde aanvraagformulieren te verkrijgen (lid 1). Op het aanvraagformulier wordt aangegeven welke gegevens bij de aanvraag moeten worden meegestuurd. De gevraagde gegevens zijn nodig om te beoordelen tot welke subsidiecategorie de aanvraag behoort om het voorgestelde project te toetsen aan de gestelde prioriteiten. Voor de belangrijkste gegevens kan worden gedacht aan a bestek en tekeningen van het plan; b de relevante eigendomsverhoudingen; c een opgave van het aantal woningen waarop het plan betrekking heeft; d een gespecificeerde opgave van de geraamde kosten; e een opgave van de te realiseren financiering; Het aanvraagformulier zal tevens een toelichting op de specifieke subsidieaanvraag bevatten met daarbij een overzicht van de belangrijkste subsidievoorwaarden. Er is een uiterste indieningsdatum voor alle subsidie-aanvragen ingevoerd (lid 2). De uiterste indieningsdatum is hier 1 oktober. Dit mede gezien de tijd die nodig kan zijn voor de behandeling van aanvragen. Bepaling van het uiterste tijdstip van indiening geeft tevens de mogelijkheid om de laatste aanvragen voor subsidie uit het deelbudget van dat jaar in samenhang te behandelen. Doorschuiven of niet in behandeling nemen van een aanvraag Bij te late indiening wordt het plan in principe niet in behandeling genomen op grond van artikel 4:5 van de Awb. Het buiten behandeling laten is een beslissing die voor bezwaar en beroep vatbaar is. In overleg met de aanvrager kan worden bekeken of deze bereid is de aanvraag in te dienen voor het volgende jaar. Voor het niet in behandeling nemen van een aanvraag wordt verwezen naar de regeling in de Awb (artikel 4:5). Artikel 6 Verlenen van subsidie Burgemeester en wethouders verlenen de subsidie. Zij verlenen slechts subsidie indien het door de gemeente gereserveerde bedrag niet wordt overschreden. Dat laatste staat niet expliciet vermeld in dit artikel omdat dit is bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb, artikel 4:25, lid 2). De leden 2 en 3 vermelden welke termijn burgemeester en wethouders in acht nemen om de aanvraag te beoordelen. De Awb bevat eveneens een aantal weigeringsgronden voor subsidies (zie de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35). In artikel 4:25 van de Awb ig bepaald in welk geval de subsidie in elk geval moet worden geweigerd (overschrijding subsidteplafónd). Daarnaast zijn in artikel 4:35 van de Awb facultatieve weigeringsgronden genoemd. Met name de weigeringsgrond bij overschrijding van het subsidieptafond is cruciaal. Genoemde gronden zijn in deze verordening echter niet volledig herhaald, daar ze vanuit de Awb rechtstreeks werken. In lid 4 staan weigeringsgronden ^oor de subsidieverlening die niet reeds in de Awb zijn opgenomen. Het vijfde lid gaat ervan uit dat in beginsel nog niet met de werkzaamheden mag worden begohnen voordat de aanvraag is behandeld. Deze bepaling biedt de ruimte om, vooruitlopend op het indienen van de aanvraag om 16
subsidie, toestemming te verkrijgen voor het starten van het project zonder het recht op subsidie te verliezen. Voor een aantal specifieke subsidiedoeieinden in Hoofdstuk 2 van deze verordening, zoals de verbetering van woningen, geldt bovendien als voorwaarde voor subsidieverlening, dat een kwaiiteitssprong moet worden gerealiseerd. Om deze sprong te kunnen beoordelen is het noodzakelijk, dat de oorspronkelijke situatie ten opzichte van de situatie na verbetering kan worden beoordeeld. Als al gestart is met de werkzaamheden is het vaak niet meer mogelijk om deze beoordeling te kunnen doen. Een belangrijke reden voor opname van de in lid 5 opgenomen weigeringsgrond is voorts, dat gewaarborgd moet worden, dat de gemeente de regie moet kunnen houden voor de beoordeling van de aanvraag en de mate van urgentie, dat aan het plan moet worden toegekend. Lichtvaardige omgang met deze bepaling kan een zodanige precedentwerking in de hand werken, dat de gemeentelijke regie ten aanzien van de toedeling van overheidsmiddelen niet meer verantwoord inhoud kan worden gegeven. Aan handhaving van de bepaling, dat niet mag worden gestart melde werkzaamheden voordat de gemeente daartoe toestemming heeft gegeven, wordt dan ook groot gewicht gehecht. Het is : uitdrukkelijk niet de bedoeling dat projecten die reeds zijn afgerond, alsnog voor subsidie in aanmerking komen. Wanneer burgemeester en wethouders instemmen met het begin van de werkzaamheden, wordt het project wel getoetst aan de overige vereisten op grond van deze verordening. ir ' • Intrekking en wijziging van de beschikking tot subsidieverlening en subsidievaststelling en terugvordering van uitbetaalde bedragen geschieden op basis van afdeling 4.2.6 van de Awb. Indien er meerdere subsidieaanvragen zijn ingediend, waardoor het subsidieplafond dreigt te worden overschreden, zal verlening van de subsidie plaatsvinden aan de hand van de prioriteitenregeling als bedoeld in artikel 11. Het tijdstip van indiening kan maatgevend zijn, maar ook de betekenis van het initiatief voor de stedelijke vernieuwing en de mate van urgentie of de in het geding zijnde monumentale waarde kunnen in de beoordeling worden meegenomen. Artikel 7 Verplichtingen Dit artikel maakt het mogelijk andere verplichtingen aan de subsidieverlening te verbinden dan op grond van de Awb reeds mogetijk is (artikel 4:37 Awb en verder). Artikel 4:37 geeft de bevoegdheid bepaalde verplichtingen op te leggen. Artikel 4:38 Awb bepaalt in het eerste lid dat verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen worden opgelegd, maar maakt het in het tweede lid wel noodzakelijk dat die bevoegdheid nog eens wordt opgenomen in het wettelijk voorschrift dat de basis vormt voor de subsidieverlening (in casu de verordening). Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen op grond van art. 4:38 van de Awb mogelijk worden gemaakt. In lid 2 zijn de verplichtingen opgenomen. Onder a is een termijn van een jaar vermeldt na datum van het besluit tot subsidieverlening, waarbinnen met de werkzaamheden moet zijn begonnen. Over het algemeen is dit een redelijke termijn; ontheffing wordt dan ook slechts verleend, als ten gevolge van aantoonbaar onvoorziene omstandigheden of overmacht deze termijn niet haalbaar blijkt. Artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958 bepaalt, dat aannemers moeten zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De onder d vermelde langdurige onderhoudsverplichting geldt alleen in het geval er sprake is van subsidie-op-termijn. De verplichting is ingesteld om aanspraak te kunnen maken op een fiscale aftrek gedurende de looptijd van de lening. Hieraan kan worden voldaan door het monument jaarlijks te laten inspecteren door de Stichting Monumentenwacht of een naar het oordeel van burgemeesteren wethouders gelijkwaardige instantie welke in staat is om periodiek inspecties te verrichten. Het inspectierapport kan door burgemeester en wethouders worden gebruikt bij het toetsen van de subsidievoorwaarden als in dit artikel en artikel 24, lid 1 sub c omschreven. Toezicht op de naleving van het bepaalde in de verordening speelt een belangrijke rol om de handhaving van de bepalingen te kunnen waarborgen en erop toe te kunnen zien, dat de toedeling van overheidsmiddelen daadwerkelijk bijdragen aan de gestelde doeleinden. Het niet naleven van de verplichtingen kan leiden tot intrekking van de subsidie. Intrekking en wijziging van de beschikking tot subsidieverlening en subsidievaststelling en terugvordering van uitbetaalde bedragen geschieden op basis van afdeling 4.2.6 van de Awb. .
17
Artikel 8 De gereedmelding Zodra een project is voltooid, vindt de gereedmelding plaats door de subsidie-aanvrager (leden ten 2). Een gereedméldingstermijn is gewenst om de voortgang van de plannen te garanderen en om te voorkomen dat onnodig lang een verplichting tot betaling van subsidie blijft bestaan. Het is uiteraard van belang de uiterlijke termijn voor de gereedmelding af te stemmen met het moment waarop moet zijn begonnen met de activiteit of waarop deze moet zijn afgerond. Lid 3 bepaalt dat de gereedmelding tegelijkertijd de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vormt. Lid 4, sub a bepaalt dat een verklaring wordt bijgevoegd dat is voldaan aan de opgelegde verplichtingen. De gemeente controleert dus achteraf of aan de voorwaarden bij het verlenen van de subsidie is voldaan. Om te voorkomen dat iedere voorwaarde daadwerkelijk moet worden gecontroleerd, is ervoor gekozen om een verklaring te vragen. Indien later blijkt dat bij de uitvoering van het project is afgeweken van het goedgekeurde plan, kan de subsidie alsnog worden ingetrokken en eventueel worden teruggevorderd. Met het oog op de uitbetaling van de subsidie is het van belang te weten wanneer het project is voltooid (lid 4, sub c). Omdat de gemeente controle moét kunnen uitoefenen, moeten de rekeningen en betalingsbewijzen worden ingeleverd (lid 4, sub d). Ook de gemeente kan door het Rijk, respectievelijk de provincie worden gevraagd gegevens ter inzage te geven (artikel 23 Wet stedelijke vernieuwing). Het ligt voor de hand dat dat uiterlijk naar aanleiding van de verslaglegging wordt gevraagd, die plaatsvindt aan het eind van de vijfjarige subsidieperiode. Deze bepaling gaat ervan uit dat alle bewijzen worden gevraagd bij de gereedmelding en door de gemeente worden gearchiveerd. Er is niet voor gekozen om de plicht op te leggen dat de gegevens gedurende een aantal jaren beschikbaar worden gehouden. Het probleem daarbij is namelijk dat er na de vaststelling van de subsidie geen mogelijkheid meer is om het overleggen van de gegevens af té dwingen. Artikel 9 De vaststelling van de subsidie De vaststelling dient om de hoogte van de subsidie definitief te bepalen op basis van de uitvoering van het project. Indien het college van burgemeester en wethouders instemt met de aanvraag tot vaststelling en uitbetaling, stelt het de subsidie vast overeenkomstig artikel 4:46 van de Awb. Artikel 4:46 van de Awb noemt in lid 2 de gronden om de subsidie lager vast te stellen. Dit artikel voegt daar een uitdrukkelijke grond aan toe: het niet naleven van het bij of krachtens de verordening gestelde. Lager vaststellen houdt ook de mogelijkheid in om, indien de gereedmelding daartoe aanleiding geeft, de subsidie vast te stellen op nul. Artikel 10 De uitbetaling van de subsidie en het geven van voorschotten In artikel 4:52 en verder van de Awb worden regels gegeven voor uitbetaling en bevoorschotting van subsidiebedragen. Een deel van deze bepalingen is regelend recht, hetgeen wil zeggen dat de wet een norm geeft waarvan bij wettelijk voorschrift kan worden afgeweken. Overige bepalingen over het geven van voorschotten zijn te vinden in artikel 4:54 e.v. Awb. Lid 4 regelt de bevoorschotting, indien er sprake is van subsidie op termijn. De bevoorschotting heeft tot doel om de uit een financiering voortvloeiende lasten in tijden van hogere rente te beperken. Om deze reden neemt het percentage van de bevoorschotting toe, als de rente stijgt. Artikel 11 Prioriteitenreqelinq De ervaring heeft aangetoond, dat het aantal aanvragen om subsidie het beschikbare budget kan overstijgen. Een prioriteitsvolgorde in de afwikkeling van subsidie-aanvragen kan om deze reden van belang zijn. Een afdoening van aanvragen alleen op volgorde van binnenkomst kan afbreuk doen aan een efficiënte inzet van middelen als niet tevens het belang van een aanvraag op grond van de Stedelijke Vernieuwing wordt meegewpgen. Om deze reden zijn onder b, c en d van dit artikel criteria opgenomen, die ook een inhoudelijke beoordeling van de (urgentie van) de aanvraag inhouden. Het onder d opgenomen beoordelingscriterium heeft betrekking op aanvragen om subsidie voor de restauratie van monumenten. Artikel 12 Tussentijdse verkoop of wijziging van gebruik Deze bepaling is alteen van toepassing als er sprake is van verlening van subsidie-op-termijn. Zij geldt ook in het geval, dat bijvoorbeeld vanwege echtscheiding tot gedwongen verkoop moet worden overgegaan.
18
In het geval van subsidieverlening in het kader van "woningen boven bedrijfspanden" (paragraaf 2.6) geldt, dat onttrekking van de woning aan haar bestemming door uitoefening van een feitelijk ander gebruik dan "wonen" ongewenst is. Een belangrijk uitgangspunt van het beleid, dat aan de stimulering van "wonen boven winkels" ten grondslag ligt is, dat de leefbaarheid in de binnenstad moet worden bevorderd door zoveel mogelijk boven winkelpanden gelegen woningen weer bewoond te krijgen. Als blijkt, na subsidieverlening, dat de ruimte toch weer voor een ander gebruik wordt benut, is stopzetting van de subsidiebijdrage-op-termijn gerechtvaardigd, omdat dan in strijd met het hiervoor genoemde uitgangspunt wordt gehandeld. 2.2 Stimuleringsbijdragen Hoofdstuk 2 moet in samenhang met het eerste hoofdstuk worden gelezen: In hoofdstuk 1 zijn de algemene procedures van aanvragen, gereed melden en dergelijke vastgelegd. Hoofdstuk 2 geeft aanvullende of afwijkende bepalingen voor de afzonderlijke subsidies, Artikel 13 Toepassingsbereik Deze bepaling biedt de mogelijkheid om de werking van de subsidiemogelijkheden uit dit hoofdstuk te beperken tot bepaalde delen van de gemeente. Het college kan bijvoorbeeld het toepassingsbereik beperken tot de delen van de gemeente die worden aangewezen in een Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing of het daarop gebaseerde Plan van Aanpak. Aangezien de IS V-gelden door de provincie aan onze gemeente zijn toegekend op basis van een goedgekeurd Ontwikkelingsprogramma, is een beperking van de inzet van de gelden tot de gebieden uit het Ontwikkelingsprogramma goed denkbaar. Er is niet voor gekozen deze beperking standaard in te voeren. Sommige subsidies zijn immers juist voor de hele gemeente opengesteld. Artikel 14 Uitsluiting Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat de subsidies worden besteed aan woningen die niet geschikt of bestemd zijn voor permanente bewoning (zoals recreatie- en wisselwoningen). Met "bestemd" is in dit geval een bestemming in het kader van de ruimtelijke ordening bedoeld. Artikel 15 Subsidie voor de verbetering van voor-oorlogse particuliere koopwoningen Op grond van het eerste lid van deze bepaling kunnen burgemeesteren wethouders subsidie verlenen voor de verbetering van woningen van onvoldoende kwaliteit, die van particuliere eigenaren zijn. Onder verbetering wordt in deze verordening alleen het opheffen van bouwtechnische achterstanden aan het casco of cascodelen van woningen verstaan. In het tweede lid wordt nader gedefinieerd wat onder woningen van onvoldoende kwaliteit verstaan wordt. Deze definities sluiten weer aan bij de begripsomschrijvingen in artikel 1 onder e t/m i, waar dé kwaliteitsnormeringen zijn opgenomen. Behalve een uitsplitsing in cascodelen wordt in de begripsomschrijving in artikel 1 ook een minimaal investeringsniveau aangegeven per cascodeel om voor een subsidiebijdrage in aanmerking te kunnen komen. De woning dient na verbetering minimaal te voldoen aan de kwaliteit "goed" om voor een bijdrage in aanmerking te kunnen komen. In feite wordt derhalve de kwaliteitssprong gesubsidieerd, waarmee een doelgericht resultaat het uitgangspunt vormt. Voor deze subsidie is een apart aanvraagformulier opgesteld. In aanvulling op de lijst in de toelichting bij artikel 4 dienen hierbij de volgende gegevens te worden overlegd: a een bouwtechnisch rapport van de woning(en) waaraan de voorzieningen worden getroffen waaruit blijkt in welke bouwkundige toestand het gebouw zich bevindt. Dit rapport wordt opgesteld door het bureau Bouwen en Wonen van de gemeente of door een door burgemeester en wethouders erkende instantie; b een bewijs van eigendom door middel van een authentiek afschrift van de koopakte en een gewaarmerkt recent uittreksel uit het kadaster; c een afschrift van het legitimatiebewijs van de aanvrager. De indieningsvereisten worden afgestemd op de toetsingscriteria voor de subsidieverlening. Voor het niet in behandeling nemen van een aanvraag wordt verwezen naar de regeling in de Awb (artikel 4:5).
19
Artikel 16 Verbetering van na-oorlogse particuliere koopwoningen Deze mogelijkheid is in de verordening opgenomen om bij gebiedsgewijze reconstructies en herstructureringen een mogelijkheid te hebben om in samenhang met investeringen door gemeente en private partijen in de openbare ruimte en het vastgoed in een herstructureringsgebied particuliere woningeigenaren een prikkel te verschaffen om bouwtechnische gebreken aan hun woningen op te heffen. Doelstelling is te bevorderen, dat een zo groot mogelijk deel van de bebouwde omgeving een kwaliteitsstimulans krijgt. Om aan deze doelstelling bij te dragen is in lid 3 de mogelijkheid van het verrichten van een haalbaarheidsstudie opgenomen. Een dergelijke studie biedt inzicht in het te behalen resultaat en de financiële consequenties daarvan. Dit inzicht kan bijdragen aan de bereidheid van eigenaren om de noodzakelijke maatregelen te treffen. De bijdrage is 100% van de kosten tot een maximum van € 2.000,- Zie ook artikel 18, lid 7. Artikel 17 Verlening Dit artikel bevat aanvullende weigeringsgronden voor aanvragen om subsidie voor particuliere woningverbetering. Er is een samenhang aangebracht met aanschrijvingen uit de Woningwet. Panden waarop een aanschrijving rust tot het aanpakken van strijdigheden met de bouwregelgeving worden uitgesloten van subsidiëring. De overige weigeringsgronden in dit artikel spreken voor zich. Artikel 18Subsidiebijdragen In beginsel worden subsidies uitgekeerd in de vorm van een zogenaamde subsidiebijdrage-op-termijn. Na gereedmelding wordt de subsidiesom vastgesteld, maar pas na 15 jaar uitbetaald. In de loop van deze tijd is de contante waarde van de subsidie (de subsidiesom) door rentebijtelling zodanig uitgegroeid, dat het alsdan verkregen bedrag overeenstemt met de door de eigenaar aangetrokken financiering. Financiering en depotstelling van de subsidiesom geschiedt bij het Nationaal Restauratiefonds. De rentestand is bepalend voor de omvang van de subsidie: bij een lage rente moet een hogere contante waarde worden verstrekt dan bij een hoge rente om na afloop van de looptijd het benodigde bedrag te verkrijgen. Om de effecten van renteschommelingen op de kosten van financiering beperkt te houden bestaat de mogelijkheid een voorschot te verstrekken op de subsidie^op-termijn. Hiermee wordt beoogd de omvang van het te financieren bedrag te beperken, als de rente stijgt. Daarmee kan de invloed van hogere rente op de woonlast beperkt blijven, waardoor ook in tijden met een hoger renteniveau de toegankelijkheid van de regeling voor de lagere inkomensgroepen gehandhaafd blijft. De hoogte van het inkomen in relatie tot de uit de financiering voortvloeiende lasten is immers een ijkpunt voor het kunhen aangaan van een lening bij het NRF. Artikel 19 Verbetering van objecten De in dit artikel bedoelde objecten (erfafscheidingen bijvoorbeeld) kunnen louter voorfinanciering in aanmerking komen als zij zich op markante plaatsen bevinden in een herstructureringsgebied, dat specifiek ten behoeve van de hier bedoelde stimuleringsmaatregel door het college in een door hem vastgestelde nadere regeling als zodanig zijn aangewezen. Op een plankaart, behorende bij het herstructureringsplan ten behoeve van het aangewezen gebied; dienen deze objecten specifiek te zijn vermeld. Artikel 20 Verlenen van subsidie De criteria, waaraan een subsidieaanvraag getoetst wordt, zijn hier omschreven. De kosten dienen in redelijke verhouding te staan tot het resultaat. Een sobere en doelmatige uitvoering vormt het uitgangspunt4 Een en ander wordt afgemeten aan de gebruikte materialen en de arbeidskosten. Artikel 21 Sübsidiebiidrage De subsidie wordt verleend in de vorm van een bijdrage ineens. Subsidie^op-termijn is niet mogelijk. Artikel 22 Restauratie monumentale panden 1 a. De uitgangspunten van subsidiëring zijn ten opzichte van de voorgaande Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1996, gewijzigd vastgesteld in 2002, niet veranderd. Bij de restauratie van fnonumenten en beeldbepalende panden is ervoor gekozen om de inzet van subsidies te richten op het casco van de monumenten. Het aanbrengen van woontechnische
20
1 b.
1c.
1 d. 2.
3.
voorzieningen, zoals keukens en badkamers, wordt niet gesubsidieerd. Gedacht kan worden aan architectonische kenmerken, zoals gevelbekroningen en monumentale stoepen, interieuronderdelen, zoals plafonds met decoratief stucwerk, bijzonder schilderwerk, zoals marmer- en houtimitaties, decoratief werk en historische muur-en plafondschilderingen en specifiek bij het monument behorende onderdelen, zoals gevelstenen. De kosten van eventueel bij het monument behorende objecten kunnen subsidiabel zijn op grond van artikel 23. Bedoeld zijn voorzieningen, die voor de aanvang van de werkzaamheden niet zichtbaar in een monumentaal pand aanwezig zijn en pas na hak- en breekwerk te voorschijn komen. In de planopzet kan hiermee voor aanvang van de werkzaamheden uiteraard geen rekening worden gehouden. Voorbeelden zijn grafstenen en schilderingen met een cultuurhistorische waarde. Reconstructie is de heropbouw in de oorspronkelijke staat na sloop van (onderdelen) van een monument. De noodzaak hiertoe moetvaststaan op grond van bouwtechnische motieven, blijkend bijvoorbeeld uit een rapportage van een daartoe erkend bureau of bedrijf. Met name ter beoordeling van de specifieke monumentale waarden van een monument kan een advies van de WelstandsMonumentenCommissie noodzakelijk zijn om tot een objectief besluit te kunnen komen. Ook een deskundigenadvies over de mogelijk aanwezige cultuurhistorische voorzieningen heeft tot doel te ondersteunen bij de besluitvorming. Niet-monumentale panden komen uiteraard niet voor een restauratiesubsidiebijdrage in aanmerking. Op * deze regel kan een uitzondering worden gemaakt als het pand afbreuk doet aan een monMmentale straatwand Een advies ter zake van de Welstandsmonumentencommlssie is noodzakelijk.
Artikel 23 Restauratie monumentale objecten Doelstelling van deze bepaling is om te bevorderen, dat monumentale bouwsels, grenzend aan het openbaar gebied binnen het beschermd Stadsgezicht van Bergen op Zoom of behorend tot de dorpskern van Halsteren, die niet tot het casco van een monumentaal pand behoren, maar wel aan te merken zijn als cultureel erfgoed en die bovendien bouwtechnisch in slechte staat verkeren, in hun oude luister worden hersteld. In lid 2 zijn deze objecten nader aangeduid. Het betreft een limitatieve opsomming. Het ligt voor de hand om ook hier gebruik te maken van de adviesfunctie van de MonumentenWelstandsCommissie, zoals ook in het geval van restauratie van monumentale panden. Artikel 24 Verlenen van subsidie 1c Gestreefd wordt naarji oen duurzaam resultaat. Om dit te waarborgen is een onderhoudsplan noodzakelijk, dat erin voorziet, dat voorkomende bouwtechnische gebreken na voltooiing van de restauratie worden opgeheven. Zie ook de toelichting op artikel 7, lid 2 onder d. 1d De intensiteit van een bouwkundig onderzoek kan gelijke tred houden met de ingrijpendheid van de te treffen voorzieningen^ en/of de monumentale waarde van het pand. In de begripsomschrijving in artikel 1 onder w is daartoe een defihitie opgenomen. Het is van de situatie afhankelijk of bij een kleine ingreep volstaan kan worden met een beperkt onderzoek; de mate waarin de ingreep betekenis heeft voor monumentale waarde van het pand kan daarop van invloed zijn. 1i Sedert september 2002 kent het NRF de mogelijkheid om ten behoeve van de kosten van de restauratie van een Rijksmonument een laagrentende hypotheek (5% onder de gemiddelde marktrente voor hypotheken) af te sluiten. De lening geldt voor 70% van de fiscaal aftrekbare kosten. Op termijn gaat deze financieringsconstructie in de plaats komen van de huidige BRRM-regeling. De normale fiscale aftrekmogelijkheden blijven daarbij gehandhaafd. Verder rnag geen beroep gedaan worden op de reguliere subsidieregeling in het kader van het BRRM. In veel fgevallen is de financieringsmogelijkheid van het NRF overigens aantrekkelijker dan gebruikmaking van het BRRM. Zoals onder h in lid 1 van dit artikel bepaald, zijn restauratieaanvragen, die voor BRRM-subsidie in aanmerking komen, van subsidie op basis van deze verordening uitgesloten. Zonder de in 1i opgenomen bepaling, zouden deze aanvragen echter wel voor restauratiesubsidie op basis van deze verordening in aanmerking kunnen komen. Gezien het gestelde onder h zou dat het doel voorbijschieten en ongewenste stapeling teweegbrengen.
21
2/3 4
Om voor een subsidiebijdrage in aanmerking te komen moet voldaan worden aan een minimaal investeringsniveau. Ook de maximale kosten zijn genormeerd om een "open-einde-regeling" te voorkomen. In uitzonderingssituaties, ter beoordeling aan het college van burgemeester en wethouders, kan stapeling met rijkssubsidies worden toegestaan, als blijkt, dat een in het kader van het behoud van het cultureel erfgoed en de stedelijke vernieuwing belangwekkend initiatief zonder additionele geldelijke steun volstrekt onrealiseerbaar is. Hert belang dient door de Welstandmonumentencommissie te worden onderschreven. Het college van burgemeester en wethouders zal daarnaast de financiële aspecten (kosten-kwaliteitsverhouding) zwaar laten meewegen, zulks mede in relatie tot de financiële weerbaarheid van de initiatiefnemer. Een sobere, maar doelmatige uitvoering van de restauratie is hierbij het uitgangspunt.
Artikel 25 Subsidiebijdragen De subsidiabele kosten hebben betrekking op alle kosten, die gemaakt moeten worden en verband houden met de activiteiten, die in het belang zijn van de restauratie. Artikel 26 Voorzieningen puien bedrijfspanden Om te stimuleren, dat in onze monumentale binnenstad wordt afgezien van doorsnee oplossingen met een dito uitstraling bestaat de mogelijkheid tot een subsidiebijdrage, indien aan de pui van een bedrijfspand ten opzichte van een doorsnee oplossing kwaliteit wordt toegevoegd. Het is dus niet de reconstructie van de pui, die voor subsidie in aanmerking kan komen, maar de meerwaarde, die daaraan, gehoord de Welstandsmonumentencommissie, wordt toegevoegd. Deze meerwaarde is genormeerd in de door het college vastgestelde Regeling als bedoeld in artikel 4 van deze verordening. Artikel 27 Verlenen van subsidie Dit artikel bevat de specifieke weigeringsgronden in aanvulling op de algemene bepalingen daaromtrent in artikel 6 van deze Verordening. Het kostenniveau is gemaximeerd om een open-einde te voorkomen. Artikel 28 Subsidiebijdrage Dit artikel spreekt voor zich. Artikel 29 Woningen boven bedrijfspanden Ter bevordering van de leefbaarheid en het verblijfsmilieu in de binnenstad heeft het behoud en de stimulering van de woonfunctie boven winkel- en bedrijfspanden gelegen ruimten in de binnenstad prioriteit. Zowel eigen woningen als huurwoningen kunnen voor een subsidiebijdrage in aanmerking komen. Gebleken is, dat in veel gevallen de bevordering van de woonfunctie belemmerd wordt door het ontbreken van een goedq toegankelijkheid. De aandacht gaat dan ook in het bijzonder uit naar projecten, waarbij meerdere woningen tegelijk worden ontsloten. Haalbaarheidsstudies hiernaar komen voor subsidie in aanmerking. De subsidie bestaat uit een bijdrage in de kosten van een mogelijk exploitatietekort na het treffen van de voorzieningen. In het geval van een door de eigenaar bewoonde woning wordt gerekend met een fictieve exploitatieppzet, waarbij dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd als voor de exploitatie van een huurwoning. Voorwaarde is dat de (fictieve) huurprijs op basis van het puntensysteem als bedoeld in de Huurprijzenwet Woonruimte overeenstemt met het kwaliteitsniveau van de woning na het treffen van de voorzieningen en dat de kosten en parameters, waarop de exploitatieopzet gebaseerd is, door burgemeester en wethouders zijn goedgekeurd. Artikel 30 Verlenen van subsidie 1 a. Overschrijding van de maximale oppervlakte heeft een weigeringsgrond tot gevolg. Woningen van meer dan 150 m2 zijn te luxe in het kader van de toedeling van overheidsmiddelen voor de stadsvernieuwing. b. Verwezen zij naar de uitleg onder artikel 30. De maximale huurprijs wordt afgemeten aan de hand van het puntensysteem. Deze huurprijs is onder meer van belang voor de bepaling van een eventueel exploitatietekort, c. Deze bepaling dient om stapeling van subsidies tegen te gaan.
22
2.
3.
4.-
Er zijn situaties denkbaar, waarin de bouwkundige staat van het pand zodanig is, dat het treffen van voorzieningen geen afdoende oplossing biedt. In zo'n situatie dient de bouwtechnische ingreep verder te gaan dan verbetering van het bestaande pand of een gedeelte daarvan en is vervangende nieuwbouw geboden. In zo'n situatie is het gerechtvaardigd om de doelstelling van de bijdrageverlening (het creëren van woningen boven bedrijfspanden binnen het beschermd stadsgezicht) centraal te stellen en ontheffing van de onder c bedoelde weigeringsgrond te verlenen, mits de noodzaak van vervangende nieuwbouw voldoende kan worden onderbouwd middels een bouwtechnisch rapport. De omvang van de bijdrage blijft beperkt tot de mogelijkheden, die de bestaande bebouwing bood. Wellicht worden in het geval van nieuwbouw mogelijkheden benut om aan een pand meerdere verdiepingen toe te voegen; de subsidieverlening blijft echter beperkt tot het aantal woningen, dat binnen de contouren van de bestaande bebouwing gecreëerd had kunnen worden. Om stapeling van subsidies te voorkomen dient bij aanvragen, die bouwkundige voorzieningen aan het casco van panden, die een gemeentelijke dan wel rijksmonumentale status hebben, een beroep te worden gedaan op de restauratiesubsidieparagraaf. Het is evenwel mogelijk, dat de ingreep in het kader van deze paragraaf slechts inpandige voorzieningen in een monument omvat, die alleen tot doel hebben een woonfunctie te creëren. In zo'n geval zou de subsidieaanvraag, gelet op de in lid 1 sub d van dit artikel omschreven weigeringsgrond, tussen wal en schip kunnen belanden, terwijl toch aan de doelstelling van deze paragraaf voldaan wordt. Om deze reden is in lid 4 een ontheffingsmogelijkheid opgenomen.
Artikel 31 Subsidiebiidragen ^ 1 De bijdrage voor het maken van toegangen wordt verleend in de vorm van een subsidie-op-terrnijn.. De omvang van de bijdrage is afhankelijk van de kpsten. De kosten van het maken van toegangen komen voor volledige subsidiering in aanmerking. 2 Een haalbaarheidsstudie komt voor een subsidiebijdrage in aanmerking. Gebleken is, dat de bereidheid om tot het creëren van bovenwoningen over te gaan toeneemt naarmate men meer inzicht krijgt in het resultaat, de omvang van de investering en de (financiële) gevolgen op termijn. Een haalbaarheidsstudie beoogt dit inzicht te bieden. De subsidiebijdrage bedraagt 100% van de kosten tot een maximum van € 2.000V Artikel 32 tot en met 34 Subsidie voor Belvédère Binnen specifiek daartoe in artikel 32 aangewezen gebieden, deel uitmakende van het Beschermd Stadsgezicht en/of de Brabantse Wal kunnen initiatieven, die betrekking hebben op "cultuurhistorisch erfgoed" voor een subsidiebijdrage in aanmerking komen, als dit in verband met het behoud of de verbetering daarvan noodzakelijk is. Deze initiatieven kunnen breed van aard zijn: het kan bijvoorbeeld gaan om activiteiten, gericht op de verbetering of instandhouding van een object of landschappelijke waarde met een cultuurhistorische achtergrond (bijv. behoud van cultuurhistorische identiteit van gronden met landschappelijke waarde, verbetering/restauratie/reconstructie van boerderijen binnen de Brabantse Wal), het aangaan van een samenwerkingsverband, dat in het teken van "Belvédère" en de hiervoor geschetste subsidiedoeleinden staat of het maken/verspreiden van voorlichtingsmateriaal (kennisoverdracht). In artikel 34 is geregeld, dat het college van B&W de subsidie verleent en de omvang bepaalt aan de hand van de beschikbare middelen en de aard van het initiatief. Voor een dergelijke constructie is gekozen, omdat -zoals zojuist omschreven- de aard en omvang van de activiteit zeer kan verschillen; algemeen daarop afgestemde inhoudelijke subsidievoorwaarden zijn dus niet mogelijk. Om deze reden wordt ook de omvang van de subsidiebijdrage door het college bepaald. 2.3 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 35 Hardheidsclausule Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast in situaties, waarbij toepassing van de verordening tot onbillijkheden kan leiden. Uiteraard blijven burgemeester en wethouders bij gebruikmaking van deze mogelijkheid gehouden aan de regels van de Wet stedelijke vernieuwing (een regeling van hogere aard).
23
Artikel 36 Geen verslag op grond van de Algemene wet bestuursrecht Artikel 4:24 van de Awb bepaalt dat er ten minste eenmaal in de vijf jaar een verslag moet worden gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dit Awb-artikel is voor de werking van deze verordening uitgesloten. De Wet stedelijke vernieuwing bepaalt reeds dat gemeenten uiterlijk op 1 juli 2005 verslag moeten uitbrengen aan het Rijk (de rechtstreekse gemeenten) of aan de provincie (de programmagemeenten). Daarnaast is er een uitgebreide monitor opgezet ten behoeve van de informatievoorziening aan de Tweede Kamer en heeft de gemeente op grond van de wet de verplichting een 'kwaliteitszorgsysteem' in het leven te roepen. Met de uitsluiting van de Awb- verslaglegging wordt getracht een overmaat aan verslaglegging te voorkomen. Artikel 37 Toezicht op de naleving Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van het college van B en W aan te wijzen personen. Deze bepaling is opgenomen om de gemeente betere mogelijkheden te geven om anders dan aan de hand van de gereedmelding vast te stellen of de gesubsidieerde activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en of het bij of krachtens de verordening gestelde is nageleefd. Zie ook artikel 7, lid 2 sub d. De bepaling is nodig omdat de Wet stedelijke vernieuwing alleen het toezicht door het Rijk en de provincie regelt. De bevoegdheden van de aan te wijzen opsporingsambtenaren zijn te vinden in afdeling 5.2 van de Awb. Artikel 38 Intrekking bestaande verordeningen De onderhavige subsidieverordening vervangt de subsidieverordening Stadsvernieuwing 2001 en de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995. Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding kunnen op basis van de "oude" verordeningen geen aanvragen meer worden gehonoreerd. Om deze reden vindt intrekking van deze verordeningen plaats. Als overgangsbepaling (zie de toelichting op artikel 39, hierna) geldt evenwel, dat aanvragen, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening nog op grond van de bepalingen in de genoemde verordeningen dienen te worden afgedaan. Verder is het mogelijk, dat subsidietoekenningen uit het verleden een langjarige looptijd kennen in de vorm van jaarlijkse bijdragen of subsidieverstrekkingen-optermijrv en waarvan de laatste termijn nog niet is verstreken. Ook op deze situaties is de overgangsbepaling van toepassing. Artikel 39 Overgangsbepaling De bepalingen van de regelingen op grond waarvan subsidie is verleend, blijven van toepassing zoals deze luidden op het moment van de verlening van de subsidie. Dit kan ook van belang zijn in verband met een ingesteld beroep. Artikel 40 Inwerkingtreding Deze verordening treedt op 1 oktober 2003 in werking. Artikel 41 Bekendmaking Dit artikel regelt de bekendmaking en terinzagelegging van de verordening. Naast de hier genoemde verplichting regelt de gemeentewet de plaatsing in het 'Gemeenteblad' van besluiten die algemeen verbindende voorschriften bevatten
^
24