Provinciaal beleidskader Stedelijke vernieuwing 2012 - 2015
GS versie
1
2
1. Inleiding Voor het stimuleren van de stedelijke vernieuwing in Fryslân, beschikt de provincie t/m 2014 over financieringsmiddelen in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 3 (ISV3). Dit zijn gedecentraliseerde rijksmiddelen die de provincie inzet voor het opknappen van de fysieke woon- en leefomgeving in steden en dorpen. Na 2014 vervalt rijksuitkering ISV. In onze aanpak van de stedelijke vernieuwing maken wij een onderscheid tussen de korte termijn (2015) en de (middel)lange termijn (2015-2022): Voor de korte termijn willen wij zo snel mogelijk onze doelen en in relatie daarmee de gewenste verdeling van ISV middelen aangeven. Hierdoor treedt geen vertraging op in de uitvoering van programma’s van programmagemeenten, en kunnen de meest urgente projecten doorgang vinden; Voor de (middel)lange termijn willen wij een structurele, meerjarige impuls geven aan de stedelijke vernieuwing in Fryslân. Hierbij streven wij naar een nieuwe, regionale aanpak en naar bundeling van de diverse geldstromen voor het bestaand stedelijk gebied tot één Stimuleringsregeling kwaliteitsverbetering bestaand stedelijk gebied en één bijbehorend beleidskader. Deze aanpak werken wij samen met alle betrokken partijen uit in het Aanvalsplan herstructurering Friese woningvoorraad. Ondanks dit onderscheid, bestaat er een direct verband tussen de korte en de (middel)lange termijn: de mogelijkheden die op dit moment beschikbaar zijn voor een geïntegreerde, regionale aanpak en een regionale verdeling van middelen, willen wij zoveel mogelijk ook al voor de periode t/m 2015 benutten. We zijn hierin echter pragmatisch en realistisch. De beoogde regionale aanpak werken wij in 2012 in regionaal verband uit samen met gemeenten, woningcorporaties en andere partijen. Dit betekent dat het nog enige tijd zal duren voordat een door alle partijen gedragen regionale aanpak beschikbaar is. Wij vinden dat urgente projecten ondertussen uitgevoerd moeten kunnen worden. Daarom stellen wij voor de tussenliggende periode t/m 2015 het onderhavige, actuele beleidskader stedelijke vernieuwing op. Zodra vanuit het Aanvalsplan nieuwe en meer concrete criteria beschikbaar komen, zal dit Beleidskader stedelijke vernieuwing 2012-2015 worden vervangen. Dit betekent dat de nieuwe aanpak ook al voor de korte termijn (2015) kan gaan gelden. Achtereenvolgens behandelen wij: - beschikbare middelen t/m 2015 (hoofdstuk 2); - provinciale doelen en ambities vanuit provinciaal fysiek omgevingsbeleid (hoofdstuk 3); - provinciale opgaven stedelijke vernieuwing (hoofdstuk 4); - verdelingssystematiek (hoofdstuk 5); - provinciale doelen en aandachtspunten voor stedelijke vernieuwing (hoofdstuk 6); De bijlage behandelt het rijksbeleidkader voor ISV3.
3
2. Beschikbare middelen voor stedelijke vernieuwing t/m 2015 Voor de periode 2010 t/m 2014 heeft het rijk ISV3 gelden aan de provincie ter beschikking gesteld. Het ISV is vanaf 2011 een decentralisatie-uitkering in het provinciefonds op basis van de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv). ISV beoogt een integrale aanpak bij de verbetering van het stedelijk gebied. De provincie zorgt voor de verdeling van het ISV-budget. De eerste twee verdeelronden ISV (ISV1 over de periode 2000 – 2004, en ISV2 over de periode 2005 2009) zijn vrijwel afgerond. Met ISV3 is een nieuwe verhouding tussen gemeenten, provincie en rijk ontstaan. De decentralisatie van rijksmiddelen is doorgezet, en de provinciale verantwoording van de inzet van middelen richting het rijk is vereenvoudigd. Hierdoor wordt de sturende rol van het rijk beperkt, en de regierol van provincies en gemeenten versterkt. Daarmee kunnen provincies en gemeenten de rijkssubsidieregeling nog beter inzetten voor de gedifferentieerde regionale opgaven. Bestuurslasten en bureaucratie verminderen. Uitvoering van programma’s en projecten staat centraal. De 10 specifieke doelstellingen met vastgelegde prestatievelden uit ISV2, heeft het rijk in ISV3 vervangen door 3 brede doelstellingen1: Bevordering van de kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad, voor zover nodig rekening houdend met een te verwachten afname van het aantal huishoudens; Bevordering van de fysieke kwaliteit van de leefomgeving; Bevordering van een gezonde en duurzame leefomgeving in het algemeen en meer in het bijzonder ten aanzien van bodem, geluid en binnenstedelijke luchtkwaliteit. Meer provinciale beleidsruimte betekent dat wij een grotere verantwoordelijkheid hebben om de middelen op de juiste manier in te zetten. Wij pakken deze nieuwe rol actief, integraal en breed op, samen met gemeenten, corporaties en marktpartijen. Wij zien in dit verband voor de provincie een belangrijke regiefunctie bij het stimuleren en ondersteunen van de stads- en dorpsvernieuwing in de provincie. Het rijksbudget ISV3 is onderverdeeld in 3 deelbudgetten: - stedelijke vernieuwing en herstructurering; - bodemsanering; - geluidssanering. De bijdrage voor Fryslân voor stedelijke vernieuwing en herstructurering is voor de periode 2010-2014 11 % minder dan in de vorige periode 2005-2009. Het deelbudget bodemsanering is echter meer dan verdubbeld.
1
In de bijlage is het rijksbeleidskader ISV3 verder uitgewerkt.
4
In de onderstaande tabel 1 staan de beschikbare provinciale middelen voor stedelijke vernieuwing in 2012 t/m 2015, bestaande uit de ISV3 middelen die het rijk aan de provincie heeft uitgekeerd en de middelen die de provincie beschikbaar heeft gesteld voor het 100.000 woningenplan. Dit betreffen bestaande budgetten. Tabel 1: Beschikbare middelen voor stedelijke vernieuwing in 2012 t/m 2015 in miljoenen euro’s per jaar
ISV provincie rijksbudget ISV3 stedelijke vernieuwing en herstructurering (wonen) rijksbudget ISV3 bodemsanering rijksbudget ISV3 geluidsanering 100.000 woningenplan (incl. EFRO 2010 t/m 2012) Totaal
2012
2013
2014
2015
totaal
2,7
2,7
2,5
3,5
11,4
1,2 0,2
1,3 0,2
1,2 0,1
1,6 0,2
5,3 0,7
2,3
0,7
0,7
6,4
4,9
4,5
3,7 5,3
2
21,1
Daarnaast zijn er ISV middelen uit voorgaande jaren t/m 2010 die nog niet zijn benut, en rentemiddelen van ISV1 en ISV2; in totaal gaat het om ca. €12,2 miljoen. Wij zullen Provinciale Staten in het kader van de Jaarrekening voorstellen om deze middelen in 2013 t/m 2015 opnieuw in te zetten voor stedelijke vernieuwing. ISV middelen dienen te werken als ‘trigger-money’: ze moeten andere partijen stimuleren om te investeren in stedelijke vernieuwing, waardoor een multipliereffect ontstaat. Daarmee kunnen ISV middelen eveneens bouwprojecten versnellen, of bouwprojecten vlot trekken die anders niet of vertraagd van de grond komen (bijv. vanwege een onrendabele top). Op die manier kan ISV een wezenlijke bijdrage leveren aan het op korte termijn stimuleren van de bouwsector; de bouwsector heeft het in deze tijd van financiële en economische crises moeilijk, waardoor werkgelegenheid en ervaring in de bouw dreigen te verdwijnen. Met dit bijkomende doel vormt ISV een onderdeel van de provinciale versnellingsagenda. Daarnaast stellen we provinciale middelen beschikbaar voor het 100.000 woningenplan als onderdeel van het Noordelijk Energieakkoord. Hiermee stimuleren en subsidiëren we projecten van particulieren en corporaties voor verbetering van energieprestaties van woningen; hiervoor zijn al EFRO-middelen gereserveerd. Na 2012 wordt de energiezuinigheid van woningen integraal onderdeel van stedelijke vernieuwing.
2
Dit zijn ISV3 middelen uit 2011 die zijn doorgeschoven naar 2015.
5
3. Provinciale doelen en ambities fysieke woon- en leefomgeving Met stedelijke vernieuwing geven wij invulling aan de doelen van ons fysieke omgevingsbeleid. Deze doelen staan met name in het streekplan Fryslân 2007. Omgekeerd geven wij met ons fysieke omgevingsbeleid en de bijbehorende uitvoeringskaders, sturing aan de stedelijke vernieuwing. 3.1 Streekplan Fryslân 2007, provinciaal woonbeleid ca. In het Streekplan Fryslân 2007 staat het provinciale ruimtelijke beleid voor de periode 20072017. Daarnaast staan provinciale doelen voor de fysieke leefomgeving in het provinciale verkeers- en vervoerplan, het provinciale waterplan, en het Frysk milieuplan. Een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit, is een centraal uitgangspunt in dit beleid. Ondeelbaar Fryslân wil zeggen dat steden en platteland elkaar ondersteunen en zich in samenhang ontwikkelen. Ruimtelijke kwaliteit benadrukt het bovenlokale belang van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Aan dit centrale uitgangspunt geven wij op de volgende manieren invulling: - Uitwerken van de drie elementen van ruimtelijke kwaliteit. Voor de toekomstwaarde rekening houden met een duurzame ruimtelijke inrichting, o.a. eisen voor milieu en energie (vermindering CO2 uitstoot), wateropgaven (kwantitatief en kwalitatief), en klimaatadaptatie (bijv. risicobewust bouwen en vermindering van hittestress); - Concentratie van wonen, werken en voorzieningen in de 6 stedelijke bundelingsgebieden en - op regionale schaal - in de regionale centra. Verbetering van de bereikbaarheid van de stedelijke en de regionale centra. Verbetering van leefbaarheid en sociale samenhang in stedelijke centra d.m.v. een gevarieerd woningaanbod; - Ruimte voor lokale ontwikkelingen in de overige kernen in combinatie met een goed netwerk aan (gecombineerde) basisvoorzieningen op lokaal schaalniveau. Specifiek voor de stedelijke vernieuwing streven wij de volgende doelen na: - Een stevig accent op kwaliteitsverbetering, herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied. Hierdoor aantrekkelijke woon-, werk-, en recreatiemilieus ontwikkelen die beter aansluiten op de vraag en op eisen van duurzaamheid, energiezuinigheid, milieukwaliteit en ruimtelijke kwaliteit; - Aanpassen woningvoorraad vanwege de veranderende samenstelling van de Friese bevolking (vergrijzing, ontgroening, individualisering, minder gezinnen). Noodzakelijke veranderingen vooral tot stand brengen door verbetering, sloop, en vervangende nieuwbouw. Een onderdeel hiervan is realisatie van het 100.000 woningenplan uit het Energieakkoord Noord Nederland. Dit plan zet in op verbetering van de energiezuinigheid in de bestaande woningvoorraad; - Regionaal afstemmen van plannen voor nieuwe woon- en werklocaties. Daarnaast afstemmen van uitbreidingsplannen op plannen voor herstructurering/ transformatie van
6
-
-
bestaand bebouwd gebied. Het is de bedoeling dat plannen elkaar aanvullen/ versterken, en dat overaanbod en ongewenste concurrentie worden voorkomen; Zorgvuldig ruimtegebruik door optimale functionele benutting van het bestaand stedelijk gebied (toepassen SER-ladder); In krimpgebieden de leefbaarheid op peil houden door fysieke en sociale maatregelen; voorkomen verpaupering, leegstand, sociale tweedeling, waardedaling onroerend goed, en onvoldoende bereikbaarheid van voorzieningen. Integraal maatwerk is essentieel; Realiseren van veilige en schone leefomgeving door beheersen of saneren van locaties met bodemverontreiniging met humane risico’s, en bronsanering van geluidhinderlijke situaties.
3.2 Uitvoeringsagenda Streekplan 2011-2014 De Uitvoeringsagenda Streekplan 2011-2014 geeft via acties en programma’s invulling aan doelen van het provinciale ruimtelijke beleid en woonbeleid. Voor de stedelijke vernieuwing zijn de volgende punten relevant: - Vertalen, invullen en evalueren van de regionale afspraken die wij met gemeenten hebben gemaakt over de woningbouw in 2008-2016. Specifiek gaat het om afstemming van de woningvoorraad op de veranderende bevolkingssamenstelling, met een accent op: voldoende betaalbare, levensloopbestendige en energiezuinige woningen, zowel in de huur- als in de koopsector; bevorderen van herstructurering van woningen; bevorderen van bouwen in bestaand stedelijk gebied; - Vertalen van de Beleidsopgave Demografische Ontwikkelingen 2010-2020 (Fan mear nei Better) in een programmatische aanpak om op allerlei terreinen in te spelen op de demografische ontwikkelingen; - Opstellen en uitvoeren van aanvalsplannen voor herstructurering naoorlogse woningvoorraad en bestaande bedrijventerreinen. Rollen en bijdragen van partijen vullen wij met betrokken organisaties nader in, volgens de principes van Koöperaasje Fryslân; - Bundelen van financiële middelen voor kwaliteitsverbeteringen in bestaand bebouwd gebied. Daartoe opstellen van regionale uitvoeringsprogramma’s en één stimuleringsregeling Kwaliteitsverbetering bestaand stedelijk gebied; - Zorgvuldig ruimtegebruik op bestaande bedrijventerreinen in combinatie met herstructurering en parkmanagement. Op basis van een provinciaal herstructureringsprogramma bedrijventerreinen 2010-2013 hierover regionale afspraken maken met gemeenten. 3.3 Coalitieakkoord 2011-2015/ Uitvoeringsprogramma 2011-2015 Belangrijk in het begeleiden van de krimp is (behoud van) de kwaliteit van de omgeving, zo staat in het Coalitieakkoord 2011-2015. Leegstand en verkrotting kunnen krimp versterken. Daarom willen we de stads- en dorpsvernieuwing opnieuw uitvinden. Het investeren in de kwaliteit van de gebouwde omgeving, pakken we op in samenwerking met gemeenten. Zo willen we onze regisseurrol ten aanzien van de omvang van woningbouw uitbreiden naar
7
meer aandacht voor de kwaliteit hiervan. Ook zullen we ons sterk blijven maken voor duurzame woningbouw (o.a. via het 100.000 woningen plan). Transformatie en verbetering van de bestaande woningvoorraad is ook een speerpunt van het provinciale integrale stedelijke vernieuwingsbeleid. De ISV-middelen die het Rijk ter beschikking stelt zullen vanaf 2014 geheel wegvallen. Mede in het licht van de demografische ontwikkelingen en het belang dat wij hechten aan kwaliteit van de woningvoorraad, zullen wij vanaf dat moment de ISV-investeringsimpuls niet alleen voortzetten maar zelfs versterken. Het bij het Coalitieakkoord horende Uitvoeringsprogramma 2011-2015 werkt dit nader uit. 3.4 Frysk Milieuplan Het provinciaal milieubeleid in het Frysk Milieuplan borgt en versterkt de kwaliteit van het Friese leefmilieu. Het plan zet voor het onderdeel bodem in op uitvoering van de afspraken uit het bodemconvenant. Dit houdt in dat in 2015 de humane spoedlocaties zijn gesaneerd of beheerst. Bij humane spoedlocaties gaat het om gevallen van ernstige bodemverontreiniging met risico’s voor de mens. Daarnaast moet uiterlijk op 31-12-2015 een overzicht beschikbaar zijn van de spoedlocaties waar sprake is van overige risico’s (ecologie en verspreiding). Voor het onderdeel geluid wordt ingezet op sanering van de meest geluidhinderlijke situaties langs drukke wegen. Hierbij bestaat er een voorkeur voor bronmaatregelen die gecombineerd worden met andere herinrichtingsmaatregelen. 3.5 Economisch beleid; Uitvoeringsagenda Economie In 2005 hebben Provinciale Staten van Fryslân, Groningen en Drenthe de Strategische Agenda voor Noord-Nederland 2007-2013 vastgesteld. Deze strategische agenda is het leidende beleidsdocument voor het ruimtelijk-economisch beleid. Hierop zijn twee noordelijke uitvoeringsprogramma’s gebaseerd: - Koers Noord: op weg naar pieken 2007-2010; - OP EFRO Noord-Nederland 2007-2013. Voor het OP EFRO programma zijn geen middelen meer beschikbaar voor nieuwe projecten. Fryslân heeft een Uitvoeringsagenda Economie opgesteld, als uitvoering van de noordelijke strategische agenda. Het doel is om de Friese economie naar een kenniseconomie te transformeren met aantrekkelijke steden en een vitaal platteland. Daarin gaan ontwikkeling en implementatie van innovatie en technologie, samen met versterking van de ruimtelijke kwaliteiten in stad en platteland. De ruimtelijke kwaliteiten in stad en platteland (aantrekkelijke steden en een vitaal platteland), vormen in die visie een wezenlijk onderdeel van de gewenste ruimtelijk-economische ontwikkeling van Fryslân. Momenteel wordt er in Noord-Nederland gewerkt aan een opvolger van de noordelijke strategische agenda. Vanuit Provinciale Staten is het verzoek gekomen om voor 1 april 2012 met een notitie over het economisch beleid te komen.
8
3.6 Gebiedsdocument Fryslân Opkreazje Dit provinciale document werkt de Friese opgaven op het gebied van stedelijke vernieuwing uit voor de periode 2010–2020. Hierin worden 4 speerpunten onderscheiden: 1. Herstructurering van de bestaande woningvoorraad en woonomgeving; 2. Transformatie (toekomstige) krimpregio’s gekoppeld aan sociaaleconomische impulsen; 3. Herstructurering/ revitalisering en transformatie van bedrijventerreinen; 4. Gebiedsgerichte ontwikkeling van stedelijke bundelingsgebieden (enkele geselecteerde integrale gebiedsprojecten in de bundelingsgebieden van Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek en Harlingen). Voor de herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen loopt al een afzonderlijk traject met bijbehorende middelen; hierover zijn (financierings)afspraken gemaakt tussen gemeenten, provincie en rijk. Voor de gebiedsgerichte ontwikkeling van stedelijke bundelingsgebieden lopen eveneens afzonderlijke trajecten, o.a. via de Samenwerkingsagenda’s met Leeuwarden, Drachten, Heerenveen en Sûdwest Fryslân. Provinciale Staten hebben eind 2009 kennis genomen van het Gebiedsdocument Fryslân Opkreazje, en gevraagd om de opgaven verder uit te werken. Voor de herstructurering van bedrijventerreinen en de begeleiding van krimp, zijn inmiddels uitwerkingen opgesteld. De uitkomsten van het Aanvalsplan herstructurering naoorlogse woningvoorraad zijn medio 2012 beschikbaar.
9
4. Provinciale opgaven stedelijke vernieuwing in Fryslân In dit hoofdstuk onderbouwen wij de opgaven in Fryslân op het gebied van stedelijke vernieuwing. De focus ligt hierbij op de korte termijn (2015), maar vanwege de samenhang kijken we ook verder naar de (middel)lange termijn (2015-2022). 4.1 Demografische ontwikkelingen De samenstelling van de Friese bevolking verandert, zoals blijkt uit onderstaande figuren. Het aantal ouderen (65 plus) zal als gevolg van de vergrijzing blijven toenemen, van ca. 110.000 nu naar meer dan 160.000 ouderen in 2030. Het aandeel van jongeren neemt af (ontgroening). De sterkste absolute afname treedt op in de groep 25 tot 50-jarigen, dus onder de beroepsbevolking (-40.000). Door deze ontwikkelingen en de toenemende individualisering, zal het aandeel eenpersoonshuishoudens toenemen. Vooral het aandeel tweepersoonshuishoudens met kinderen neemt af.
Figuur 1: Ontwikkeling leeftijdsgroepen 2008-2030
10
Figuur 2: Ontwikkeling huishoudensoorten 2008-2030
In relatie tot deze kwalitatieve veranderingen, treden kwantitatieve veranderingen op: de toekomstige behoefte aan nieuwe woningen en bedrijventerreinen in Fryslân neemt op de wat langere termijn duidelijk af. Volgens prognoses is na circa 2020 sprake van een afname van het aantal inwoners; ook de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen is tegen die tijd nagenoeg weggevallen. De behoefte aan nieuwe woningen in Fryslân blijft door de gezinsverdunning voorlopig nog aanwezig, maar op een lager niveau dan voorgaande jaren; na 2030/ 2035 zijn naar verwachting geen nieuwe woningen meer nodig. Het accent verschuift van nieuwbouw naar herstructurering, sloop en (deels) vervangende nieuwbouw. De bevolkingsontwikkelingen en de gevolgen daarvan zijn regionaal gedifferentieerd. Op dit moment is in een aantal regio’s en in meerdere dorpsgebieden sprake van een afnemende bevolking. Met name in de kleinere kernen is al sprake van een daling van het inwonertal; dit is vooral te zien in de noordrand van Fryslân. De komende jaren zal dit zich in de hele provincie voordoen. Het gevolg hiervan zal een afnemende vraag naar locaties voor wonen, werken en voorzieningen zijn.
11
We verwachten dus dat krimp steeds meer een diffuus patroon zal laten zien. De grotere kernen in Fryslân (met name de stedelijke en regionale centra) zullen de komende paar jaar nog groei kennen, zij het beperkter dan voorheen; daarbuiten zien we verspreid over verschillende kleinere kernen krimp optreden. Vooral in deze kernen zullen woningen en woonomgeving verbeterd moeten worden om verpaupering, verloedering en leegstand tegen te gaan. De veranderende bevolkingssamenstelling heeft gevolgen voor het woningaanbod; woningen moeten worden aangepast om aan de veranderende vraag te voldoen. Zo nodig zullen op sommige plekken woningen gesloopt moeten worden, al dan niet in combinatie met vervangende nieuwbouw. Een andere samenstelling van huishoudens (met name meer ouderen en meer alleenstaanden) zorgt ook voor andere vestigingspatronen. Zo lijkt een terugkeer naar de grotere kernen met hun voorzieningen de laatste jaren ook in Fryslân op te treden; meer mensen vestigen zich in de stedelijke en regionale centra. Dit kan gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van voorzieningen en de leefbaarheid op het platteland. 4.2 Herstructurering van de Friese woningvoorraad De bestaande Friese woningvoorraad zal moeten worden aangepast en afgestemd op de geschetste bevolkingsontwikkelingen. Dit mede om leegstand in zowel de huursector als de koopsector te voorkomen. Daarnaast veroudert de bestaande woningvoorraad en treden daarin onderhoudsachterstanden op. Om de Friese woningvoorraad aantrekkelijk en waardevast te houden, zal het herstructureringsprogramma in Fryslân fors verhoogd en geïntensiveerd moeten worden. Plannen en projecten zullen rekening moeten houden met de veranderende huishoudensamenstelling, woonwensen, en eisen op het gebied van duurzaamheid en energetisch bouwen. Duurzame herstructurering waarbij de energiezuinigheid van bestaande woningen sterk verbetert, draagt bij aan betaalbaar wonen, het wooncomfort, en de klimaatdoelstellingen. Herstructurering kan bestaan uit renovatie van woningen, of sloop van woningen en vervangende nieuwbouw. Zoals in het Gebiedsdocument Fryslân Opkreazje (2009) is aangegeven, werden tot enkele jaren geleden in Fryslân jaarlijks 1.500 tot 2.000 woningen incl. woonomgeving geherstructureerd. Daarvoor investeerden alle (publieke en private) partijen in totaal ca. €160 miljoen p/j. Uitgangspunt was een jaarlijkse ISV-bijdrage van ca. €8 miljoen, en een gemiddelde multiplier van 20 (d.w.z. dat de investeringskosten van de herstructurering 20 keer zoveel bedragen als de verleende ISV-subsidie). Dit leverde een jaarlijkse investering op in de herstructurering van ca. €160 miljoen: €8 miljoen ISV, €8 miljoen gemeentelijke bijdrage, en €144 miljoen door corporaties en marktpartijen.
12
Tabel 3: huidige en gewenste inspanning woningherstructurering in Fryslân aanpak aantal waarvan ter woningen p/j incl. indicatie woonomgeving huidige inspanning 1.500 – 2.000 gewenste inspanning 2.000 – 3.000 1.700 te renoveren 1.000 te slopen
totale investering door partijen €160 miljoen €200 – 300 miljoen
Om de veroudering en achteruitgang van de woningvoorraad te kunnen keren, zullen jaarlijks ca. 2.700 bestaande woningen p/j moeten worden aangepakt (bandbreedte van 2.000 tot 3.000 woningen p/j)3: ter indicatie gaat het om voorgenomen renovatie van 1.700 woningen en sloop van ruim 1.000 woningen p/j. Het gaat zowel om corporatiewoningen (ca. 1.350 te renoveren en ca. 800 te slopen) als particuliere woningen (ca. 350 te renoveren en ruim 200 te slopen). Bij deze opgave hoort een investeringsinspanning voor heel Fryslân door alle partijen van ca. €200 - €300 miljoen per jaar. De multiplier voor ISV (dat is de vermenigvuldigingsfactor voor investeringen door andere partijen die door ISV worden opgewekt) blijkt in de praktijk tussen de 10 en 20 uit te komen. Dit impliceert nog steeds dat het grootste deel van de financiering door corporaties, gemeenten en marktpartijen opgebracht zal moeten worden. Het provinciale geld dient als aanjaaggeld en katalysator van ontwikkelingen, en brengt de gewenste ontwikkeling op gang. In het bestand van corporatiewoningen (sociale huur) is een redelijk constante stroom aan woningverbeteringen aanwezig. Een structurele verhoging van de herstructurering van corporatiewoningen is op termijn wel gewenst; in het Aanvalsplan herstructurering Friese woningvoorraad ontwikkelen we hier voorstellen voor. Woningbouwcorporaties richten zich vanwege afnemende middelen steeds meer op hun kernactiviteit: het opknappen en courant houden van hun woningbestand. Hierdoor zijn minder mogelijkheden beschikbaar voor het opknappen van de fysieke woon- en leefomgeving en investeringen in bijv. sociaal-culturele voorzieningen. Op dit moment zien we met name in de goedkope en middeldure particuliere woningvoorraad achterstanden en tekorten optreden die onvoldoende worden aangepakt. De mogelijkheden om deze particuliere woningen op grote schaal te herstructureren zijn in de huidige omstandigheden gering; het eigendom is versnipperd en de financiële draagkracht van eigenaren om te herstructureren is vaak beperkt. Herstructurering in dit segment heeft volgens ons nog een te incidenteel (ad hoc) karakter. Vooral de goedkope koopwoningen hebben over het algemeen een slechte energie-index, terwijl de woningeigenaren weinig financiële ruimte hebben om hier wat aan te doen. 3
Deze onderbouwing is gebaseerd op het Gebiedsdocument Fryslân Opkreazje (incl. bijlagen) en de raming in het Wurkprogramma Fryske Fiersichten 2009-2011.
13
Aan de gedifferentieerde opgaven zullen alle betrokken partijen gezamenlijk invulling moeten geven. Bij de stedelijke vernieuwingsopgave gaat het dus vooral om kwaliteit, d.w.z.: - in het bestaand bebouwd gebied, het aanzienlijk verhogen van de herstructurering, transformatie en energiezuinigheid, waarbij ook rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische aspecten van karakteristieke buurten en wijken; - bij woningherstructurering, het (ver)bouwen in de juiste segmenten en het realiseren van de juiste woonmilieus om aan de gedifferentieerde vraag te voldoen; - een integrale aanpak waarbij herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied worden gecombineerd met het verhogen van ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid, realiseren van wateropgaven, en benutten van kansen voor ecologie en groen. In het Aanvalsplan herstructurering Friese woningvoorraad werken wij de herstructureringsopgave voor de Friese woningvoorraad samen met gemeenten en corporaties verder uit. Op basis daarvan komen wij met voorstellen voor invulling van de provinciale rol en bijdrage om de herstructurering aan te jagen als na 2014 de ISV middelen van het rijk vervallen.
14
5. Verdelingssystematiek 5.1 Programmagemeenten en projectgemeenten Bij de verdeling van ISV middelen maakt het rijk onderscheid tussen rechtstreekse en nietrechtstreekse gemeenten: - rechtstreekse gemeenten ontvangen ISV middelen rechtstreeks van het rijk en leggen over de inzet daarvan ook rechtstreeks aan het rijk verantwoording af. In Fryslân is Leeuwarden de enige rechtstreekse gemeente; - voor niet-rechtstreekse gemeenten zorgt de provincie voor verdeling van ISV middelen. Bij de verdeling van ISV3 middelen voor stedelijke vernieuwing en herstructurering (wonen) over de niet-rechtstreekse gemeenten maken wij, net als bij ISV1 en ISV2, een onderscheid tussen programmagemeenten en niet-programmagemeenten (projectgemeenten). De programmagemeenten zijn: gemeente Dongeradeel; gemeente Harlingen; gemeente Heerenveen; gemeente Smallingerland gemeente Sneek (thans Sûdwest Fryslân). Van de Friese gemeenten hebben deze programmagemeenten - waarvan in elke gemeente een stedelijk centrum uit het Streekplan ligt -, de meest structurele en omvangrijke vernieuwingsopgave (naast Leeuwarden als rechtstreekse gemeente); deze opgave bestaat vooral uit herstructurering van verouderde woonbuurten en woonwijken. Continuering van de programma-uitvoering in deze gemeenten vinden wij gewenst. Programmagemeenten stellen - gelet op aard, complexiteit en omvang van de stedelijke vernieuwingsopgave - een programma op om in aanmerking te komen voor ISV middelen. In 2011 hebben programmagemeenten Meerjarenprogramma’s (MOP’s) t/m 2014 opgesteld. Deze MOP’s gaan in op: - de gemeentelijke visie en doelen/ ambities m.b.t. de stedelijke vernieuwingsopgaven; - aard en omvang van de op te lossen problemen in relatie tot de effectiviteit van de voorgestelde maatregelen, met als inzet een hoog en waardevast effect ook op lange termijn; - een doorkijk naar de totale gemeentelijke herstructurerings- en transformatieopgave; - de uitvoerbaarheid en de voortgang van de herstructurering; - de nog niet uitgevoerde programmaonderdelen uit eerdere periodes.
15
Met het oog op de gewenste continuïteit en doelmatigheid van (ingezette) programma’s en projecten, hebben wij voor de programmagemeenten op basis van de MOP’s een aandeel van 40% gereserveerd van het ISV3 budget voor stedelijke vernieuwing en herstructurering (excl. bodem en geluid). Bij de verantwoording over de uitvoering van het programma, leggen wij het accent op periodieke uitwisseling van gegevens tussen gemeente en provincie over de voortgang van de uitvoering. Deze werkwijze past goed in het principe van Koöperaasje Fryslân, waarbij provincie en lokale partners samen invulling geven aan gezamenlijke doelstellingen en belangen. Belangrijk is dat de afspraken tussen provincie en gemeenten meetbaar en te monitoren zijn. De overige, niet-programma gemeenten zijn projectgemeenten (excl. Leeuwarden). Deze gemeenten kunnen op projectmatige basis in aanmerking komen voor een bijdrage vanuit de ISV middelen; hiervoor staat max. 60% van het ISV3 budget voor stedelijke vernieuwing en herstructurering (excl. bodem en geluid) ter beschikking. Voor de verdeling van de middelen voor bodemsanering en geluidsanering, maken wij op projectbasis gebruik van de doelen uit hoofdstuk 6. 5.2 Overgang vanuit de oude stedelijke vernieuwingsbudgetten (ISV1 en ISV2) Programmagemeenten Het is mogelijk dat sommige programmaonderdelen uit de ISV2 periode, niet voor 2010 zijn gerealiseerd. De wijze waarop wij hiermee omgaan, is afhankelijk van de situatie en van de mogelijkheden om alsnog tot realisatie te komen. Ons uiteindelijke doel is het realiseren van de prestaties en projecten, en niet het terug vorderen van middelen. Programmagemeenten hebben in het kader van ISV2 vooraf een budget ontvangen voor de uitvoering van de prestaties in het MOP. De ISV prestaties uit de MOP’s die niet zijn gerealiseerd, kunnen worden doorgeschoven binnen de voorwaarden van de Wet stedelijke vernieuwing. Een belangrijk criterium bij het doorschuiven van (gelabelde) projecten naar de ISV3-tranche is, dat er binnen een bepaalde termijn concreet zicht moet zijn op uitvoering. Aan prestaties of fasen van projecten/ programma’s waaraan al ISV2 budget is gekoppeld, kennen wij geen nieuwe middelen toe vanuit ISV3 of bij het maken van prestatieafspraken voor ISV3. Projectgemeenten Projectgemeenten hebben in de ISV1 en ISV2 periode subsidies voor projecten ontvangen. Een aantal van deze projecten zal niet binnen de ISV2 periode zijn afgerond. Op grond van de Wsv dienen gemeenten projecten in de ISV2 periode af te ronden of duidelijkheid te verschaffen over het niet afronden. Onder bepaalde voorwaarden kunnen projecten worden
16
doorgeschoven naar de ISV3 periode. De belangrijkste voorwaarde daarbij is, dat er zicht dient te zijn op afronding van het project. ISV Geluid Restanten van het ISV2-budget geluidsanering zetten wij in voor eigenaren van woningen die op de A-lijst staan en geweigerd hebben hun woning te laten isoleren. Aan deze eigenaren doen wij nog één keer een subsidieaanbod.
17
6. Provinciale doelen/ aandachtspunten voor stedelijke vernieuwing Uit hoofdstuk 4 blijkt dat de stedelijke vernieuwingsopgave in Fryslân de komende jaren zal toenemen. Tegelijk zijn de financiële mogelijkheden van corporaties en gemeenten om extra in stedelijke vernieuwing te investeren beperkt. Zo nemen de mogelijkheden voor financiële verevening tussen nieuwbouw en herstructurering af als gevolg van een verminderde vraag naar nieuwe woningen. Ook door de algehele bezuinigingen, afnemende inkomsten, rijksmaatregelen - zoals vennootschapsbelasting voor corporaties en huurtoeslag - en Europese regelgeving m.b.t. de huurgrens, staan de mogelijkheden van corporaties en gemeenten onder druk. Uitvoering van de stedelijke vernieuwing zien wij in de eerste plaats als een verantwoordelijkheid van gemeenten, samen met corporaties, bewoners, particuliere huiseigenaren, marktpartijen, projectontwikkelaars en maatschappelijke organisaties. Zij zijn initiatiefnemers, stellen programma’s en projecten voor stedelijke vernieuwing op en voeren ze uit. Hierbij kunnen eigen (lokale) prioriteiten worden gesteld. Gemeenten zijn in deze rol primair de regisseurs van de stedelijke vernieuwing op lokaal niveau en geven leiding aan de uitvoering. De provincie zorgt voor regionale afstemming en de totstandkoming van programmaafspraken met gemeenten over woningbouw. De provincie faciliteert, stimuleert en regisseert waar nodig de ontwikkeling en uitvoering van stedelijke vernieuwingsplannen door gemeenten, corporaties, en andere partijen. In het Aanvalsplan herstructurering Friese woningvoorraad werken wij de provinciale rol en bijdrage om de stedelijke vernieuwing te stimuleren verder uit voor de periode t/m 2022. Dit doen we volgens de lijn van het Coalitieakkoord. Wij vinden in dit verband een structurele, meerjarige aanpak gewenst. Voor de ontwikkeling van plannen en projecten met een langere looptijd, is het namelijk belangrijk dat gemeenten, corporaties en marktpartijen moeten kunnen vertrouwen op de continuïteit van de provinciale inspanning. ISV middelen voor stedelijke vernieuwing Voor de korte termijn zijn ISV3 middelen beschikbaar. Deze middelen willen wij in 2012-2015 voor de meest urgente opgaven inzetten. Deze middelen dienen als aanjaaggeld en katalysator van ontwikkelingen. De provinciale middelen voor stedelijke vernieuwing willen we breed inzetten voor verbetering van het bestaand bebouwd gebied. Hiermee stimuleren we dat in programma’s en projecten in het bestaand bebouwd gebied, de volgende doelen worden gerealiseerd: naast corporatiewoningen, ook de particuliere koop- en huurwoningen in het goedkope en middeldure segment worden geherstructureerd zodat zoveel mogelijk woningen in een buurt worden opgeknapt;
18
de energie-index van bestaande woningen met minimaal 2 stappen wordt verbeterd, zoals dat een uitgangspunt is in het 100.000 woningenplan; dit geldt zowel voor corporatiewoningen als voor particuliere woningen; met het verbeteren van woningen tegelijk de woon- en leefomgeving wordt opgeknapt en heringericht, waardoor een buurt integraal wordt aangepakt (woningen en openbaar gebied); kansen voor hergebruik/ herbestemming van leegstaande panden en vrijkomende locaties door transformatie worden benut; milieuhinderlijke bedrijven, bodemverontreiniging, en verkeerslawaai worden gesaneerd. De provinciale middelen voor stedelijke vernieuwing keren wij uit aan gemeenten op basis van de door de gemeenten ingediende programma’s en projecten. De ISV bijdrage is altijd in de vorm van cofinanciering: gemeenten leveren een financiële bijdrage die minimaal gelijk is aan de provinciale ISV bijdrage. Gemeenten kunnen de middelen inzetten voor de bovengenoemde doelen. Wanneer de door gemeenten aangevraagde bijdragen voor een bepaalde periode groter zijn dan de beschikbare provinciale middelen voor stedelijke vernieuwing, moeten wij afwegen en keuzes maken. Hoe meer van de bovengenoemde doelen een project realiseert, des te meer prioriteit kennen wij in dat geval aan een project toe. In relatie tot de bovengenoemde doelen, vragen wij bij de invulling van projecten specifiek aandacht voor de volgende punten: het op peil houden van de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit in gebieden/ kernen die te maken hebben of krijgen met de gevolgen van demografische veranderingen. Zoals aangegeven doen deze gevolgen zich redelijk verspreid over de provincie voor; deze spreiding zal naar verwachting toenemen. Wij vinden het daarom gewenst dat in verbeterprojecten waar dit speelt, met een goede onderbouwing wordt geanticipeerd op voorzienbare gevolgen. Dit betekent bijv. dat in een herstructureringsproject voor een buurt met verouderde woningen, die de komende jaren te maken zal krijgen met leegstand, sloop of samenvoeging van panden nodig kan zijn;
19
de opgaven voor het bestaand stedelijk gebied hebben steeds meer een regionaal karakter; de woningmarkt en processen als bevolkingsafname en veranderingen in de bevolkingssamenstelling, overstijgen de gemeentegrenzen. Woningbouwcorporaties zijn in toenemende mate regionaal georganiseerd. Verdere samenwerking en afstemming bij de herstructurering van de woningvoorraad, ligt daardoor voor de hand. Dit past binnen de Koöperaasje Fryslan en de ontwikkeling van Streekagenda’s. In het Aanvalsplan herstructurering Friese woningvoorraad, werken wij deze regionale aanpak uit voor de vier regio’s Noordwest, Noordoost, Zuidwest en Zuidoost Fryslân; voor de Waddeneilanden hanteren we een maatwerkaanpak per eiland. Vooruitlopend hierop, vinden wij het gewenst dat herstructureringsprojecten tussen gemeenten en corporaties onderling zoveel mogelijk zijn afgestemd; bij woningherstructurering rekening houden met de cultuurhistorische aspecten van de stijlperioden waarin woningen gebouwd zijn. Wij zullen in dit verband de cultuurhistorische waarden van wederopbouwwijken inventariseren, met specifieke aandacht voor karakteristieke buurten met Delfts Rood en Amsterdamse schoolkenmerken. ISV deelbudget bodemsanering In relatie tot de rijksdoelstelling met betrekking tot een gezonde en duurzame leefomgeving, sluiten wij voor het ISV deelbudget bodem aan bij de afspraken die zijn gemaakt in het ‘Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties’. Dit bodemconvenant is op 10 juli 2009 afgesloten tussen IPO, VNG, Unie van Waterschappen en de Minister van VROM. Dit convenant geeft prioriteit aan de aanpak van humane spoedlocaties; dit zijn gevallen van ernstige bodemverontreiniging met risico’s voor de mens. Deze humane spoedlocaties moeten in 2015 zijn gesaneerd of beheerst. De overige spoedlocaties – dit zijn gevallen van ernstige bodemverontreiniging met ecologische of verspreidingsrisico’s – dienen vervolgens te worden gesaneerd of beheerst. Voor een beroep op een ISV bijdrage Bodem moet worden voldaan aan de voorwaarden van het rijksbeleidskader bodemsanering zoals omschreven in de bijlage. Daarnaast zal bodemsanering functiegericht en kosteneffectief moeten zijn. Indien sprake is van onvoldoende financiële middelen stellen wij - naar voorkeursvolgorde - de volgende prioriteiten: 1. Er is sprake van een spoedlocatie met humane risico’s; 2. Er is sprake van een spoedlocatie met ecologische- en verspreidingsrisico’s; 3. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging en is er sprake van stedelijke vernieuwing. Toedeling van middelen geschiedt op projectbasis. ISV deelbudget geluidsanering In Fryslân zijn de gemeenten gereed met het saneren van de woningen die op de A-lijst staan. Op dit moment worden nog woningen op de A-lijst gesaneerd van eigenaren die in eerste instantie de eigen woning niet wilden laten saneren. De beschikbare geluidsbudgetten
20
zijn niet bedoeld en lang niet toereikend voor de sanering van de minder belaste woningen die op de B-lijst staan. Bovendien kunnen de geluidsmiddelen effectiever worden ingezet. Deze middelen zitten in het ISV om geluidproblemen integraal op te lossen, als onderdeel van projecten gericht op verbetering van de woon- en leefomgeving. Door deze combinatie zal eerder naar maatregelen aan de bron (bijv. het instellen van 30 km trajecten of het toepassen van geluidsarm asfalt) of in de overdrachtssfeer gekeken worden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de prioriteitsvolgorde van de Wet Geluidhinder: eerst bronmaatregelen, vervolgens maatregelen in de overdrachtssfeer (zoals geluidsschermen/ wallen), en tenslotte (gevel)maatregelen bij de woning. Nu het rijk verantwoordelijk is voor spoorweglawaai en de geluidhinder van rijkswegen, vinden wij dat het nog resterende ISV budget geluid zo effectief en efficiënt mogelijk moet worden ingezet. Wij stellen de volgende prioriteiten bij de besteding van het ISV3 budget voor geluidssanering: - integratie van geluidsaneringsmaatregelen in ISV projecten voor verbetering van woonen leefomgeving; - voorkeur voor bronmaatregelen, daarna maatregelen in overdrachtssfeer, en tenslotte gevelmaatregelen; - aanpak van knelpuntsituaties in de bebouwde omgeving langs (provinciale) wegen met een verkeersintensiteit > 3.000.000 auto’s p/j, zoals aangegeven op de Geluidsbelastingkaart Fryslân 2012 en in het Actieplan 2013. Deze knelpuntsituaties kunnen in de daarvoor geschikte situaties in overleg met gemeenten als onderdeel van een herstructureringsaanpak worden opgepakt. Daartoe worden eerst de gemeenten benaderd die volgens de Geluidsbelastingkaart 2012 de grootste geluidsproblemen hebben. We hebben dus een voorkeur voor bronmaatregelen bij (provinciale) wegen met een hoge verkeersintensiteit en die gecombineerd worden met herinrichtingsprojecten. Toedeling van middelen geschiedt op projectbasis. 100.000 woningenplan De doelstelling van het 100.000 woningenplan loopt tot 2015. Om de doelstelling te halen moeten jaarlijks ca. 3.000 woningen energiezuiniger worden gemaakt. Het energiezuiniger maken van woningen zal in 2012-2015 integraal worden meegenomen bij de herstructurering van de woningvoorraad. De corporaties hebben de verbetering van de energieprestaties van woningen integraal opgenomen in hun strategisch voorraadbeleid. Met behulp van de door de provincie opgezette Helpende Hân, zijn in het grootste deel van de Friese gemeenten lokale aanpakken uitgewerkt. Hierin werken gemeenten en lokale consortia samen in het verleiden en ontzorgen van particuliere woningeigenaren. In Fryslan zijn inmiddels circa 25 (lokale) consortia actief. Daarnaast heeft de provincie in 2010 en 2011 een stimuleringsregeling voor particulieren opgezet. In totaal hebben ruim 1.500 woningeigenaren gebruik gemaakt van de regeling. In 2012 wordt vanuit het Noordelijk Energiebesparingsfonds nog een leningsfaciliteit opgezet
21
waar woningeigenaren tegen lage rente geld kunnen lenen voor energierenovaties. In de periode 2008-2011 zijn als gevolg van deze acties in Fryslân bijna 16.000 woningen 20% energiezuiniger gemaakt4. Deze aanpak specifiek gericht op het stimuleren van energiebesparing van bestaande woningen, willen we de komende jaren continueren. Dit zal geïntegreerd worden in de algehele herstructurering van woningen.
4
Dit is een indicatie, gebaseerd op de resultaten van o.a. het Meer Met Minder convenant die Agentschap NL onlangs in beeld heeft gebracht. In totaal is in 2008-2010 bij 314.000 woningen additioneel (bovenop de autonome ontwikkeling) 20% besparing behaald. In 2010 ging het om 112.000 woningen. In het huidige tempo zal eind 2011 waarschijnlijk bij ca. 400.000 bestaande woningen 20% energiebesparing zijn bereikt. Er van uitgaand dat bijna 4% van de Nederlandse woningvoorraad in Fryslan staat, kan indicatief worden aangenomen dat in 2008 – 2011 bijna 16.000 bestaande woningen in Fryslân circa 20% energiezuiniger zijn gemaakt. Deze cijfers zullen nog nader bekeken worden. Zo is bekend dat veel, met name particuliere woningeigenaren wel maatregelen nemen, maar vervolgens hun woning niet (her)labelen.
22
BIJLAGE
23
Rijksbeleidskader ISV3 Algemeen Het rijk stelt t/m 2014 nog ISV middelen beschikbaar voor stedelijke vernieuwing. Het rijk streeft naar duurzame, leefbare en vitale steden en dorpen. Voor het derde tijdsvak ISV zijn veranderingen doorgevoerd in de beschikbare middelen voor gemeenten en provincies, en in de inhoud, sturing en verantwoording van middelen. Het kabinet Rutte heeft besloten dat het rijk na 2014 geen ISV middelen meer beschikbaar stelt. Dit betekent dat stedelijke vernieuwing na 2014 primair een gemeentelijke en provinciale verantwoordelijkheid wordt. ISV3 is onderdeel van de decentralisatie afspraken in het Bestuursakkoord rijk - provincies 2008-2011. Doel is een verdere decentralisatie van verantwoordelijkheden en middelen, en een vermindering van bestuurslasten. Eind 2010 is de Wsv ingetrokken. Dit betekent dat 2010 een overgangsjaar was waarin enerzijds moest worden voldaan aan de bestaande wettelijke verplichtingen, en anderzijds moest worden geanticipeerd op de nieuwe situatie. Het rijksbeleidskader is al wel afgestemd op de decentralisatie, doordat globale doelstellingen zijn geformuleerd en de procesvereisten aanzienlijk zijn beperkt. Zo was over 2010 geen verantwoording aan het rijk meer nodig, en zal een eventueel voorschot in 2011 en verder worden omgezet in een definitieve bijdrage d.m.v. een overgangsbepaling. Vanaf 1-1-2011 wordt het investeringsbudget voor de rechtstreekse gemeenten (G31) in het gemeentefonds gestort, en het investeringsbudget voor de niet-rechtstreekse gemeenten in het provinciefonds. ISV is dan niet langer meer een specifieke doeluitkering, maar een decentralisatie-uitkering die onder de Financiële verhoudingswet valt. Rijk en provincie maken op hoofdlijnen afspraken over de wijze waarop de provincie invulling geeft aan de rijksdoelstellingen. Met deze verschuiving doet het rijk in zijn sturing nadrukkelijk een stap terug. Het rijk blijft op hoofdlijnen - d.w.z. op het niveau van doelstellingen - betrokken bij de stedelijke vernieuwing. Rijksbeleidskader stedelijke vernieuwing ISV3 In het nieuwe Rijksbeleidskader Stedelijke Vernieuwing ISV3 staan de landelijke doelstellingen, de regels van de stedelijke vernieuwing en de verdeling van rijksgelden. Doel is gemeenten te stimuleren concrete uitwerking te geven aan de fysieke invulling van de stedelijke vernieuwing, afgestemd op de lokale situatie. Het kader vormt een basis voor inzet van middelen en het maken van afspraken over de voortgang van de stedelijke vernieuwing. Het rijksbeleidskader ISV3 is sterk vereenvoudigd t.o.v. ISV2. Voor 10 specifieke doelstellingen met vastgelegde prestatievelden zijn 3 brede doelstellingen in de plaats gekomen: 1. Bevordering van de kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad, voor zover nodig rekening houdend met een te verwachten afname van het aantal huishoudens. Het betreft hier ingrepen in de verouderde woningvoorraad waarbij sprake kan zijn van een achterblijvende kwaliteit van woning of woonomgeving met nega-
24
tieve gevolgen voor de leefbaarheid, of van woningen die niet meer voldoen aan woonwensen. Ingrepen zijn: sloop/ nieuwbouw, renovatie, isolatie, energie-isolatie, en (her)bouwen van woningtypen waar een tekort aan bestaat (bijv. betaalbaar, nultreden, specifieke doelgroepen) door o.a. herstructurering en transformatie van locaties. Ook de transformatie van bedrijfslocaties en kantoren naar woonlocaties valt hieronder, omdat dit kan zorgen voor een meer gedifferentieerde woningvoorraad. 2. Bevordering van de fysieke kwaliteit van de leefomgeving. Het gaat hier om ingrepen in de fysieke woonomgeving die bijdragen aan de leefbaarheid. Goed wonen vereist niet alleen een goede woning, maar ook een prettige en veilige woonomgeving met voldoende voorzieningen en kwaliteit van de openbare ruimte, functiemenging wonen-werken-voorzieningen, groen en water. 3. Bevordering van een gezonde en duurzame leefomgeving in het algemeen en meer in het bijzonder ten aanzien van bodem, geluid en binnenstedelijke luchtkwaliteit. Deze doelstelling heeft vooral betrekking op de kwaliteit van bodem, geluid (en lucht). Het gaat hier vooral om sanering van bodemlocaties en het terugdringen van geluidsoverlast bij te zwaar belaste woningen langs (spoor)wegen. Rijksbeleidskader bodemsanering Voor het deelbudget ISV bodemsanering gelden specifieke uitgangspunten. Voor bodemmiddelen van het ISV zijn de provincies het bevoegd gezag en verantwoordelijk voor de verdeling van middelen. In het landelijke Convenant bodemontwikkelingsbeleid - afgesloten tussen rijk, provincies en rechtstreekse gemeenten - is afgesproken, dat prioriteit zal worden gegeven aan de aanpak (saneren of beheersen) vóór 2015 van de spoedlocaties met humane risico’s (de zogenaamde 2015-doelstelling). Vervolgens wordt prioriteit gegeven aan locaties met ecologische- en verspreidingsrisico’s. Voor de realisering van deze doelstelling uit het bodemconvenant, mag de gemeente ISV middelen voor bodemsanering inzetten mits voldaan is aan de volgende voorwaarden: - de locatie is gelegen binnen de bebouwde kom of in uitleggebieden; - er is geen sprake van een locatie in landelijk gebied, van waterbodems of van de aanpak van een locatie die valt onder een brancheafspraak (zoals Gasfabrieksterreinen, VINEXlocaties, in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen); - er is sprake van een (potentieel) geval van ernstige verontreiniging, veroorzaakt voor 1987; - er is sprake van een (potentieel) spoedeisende sanering (milieuhygiënisch of maatschappelijk); - er zijn maximale inspanningen verricht om geld uit de markt te behalen door onderhandelingen of door de inzet van het juridische instrumentarium uit de Wet bodembescherming, maar deze inspanningen hebben onvoldoende resultaat opgeleverd.
25
Als voldaan is aan de prioritering en het deelbudget toereikend is, kunnen de middelen tevens worden ingezet voor locaties waar minimaal sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging en van stedelijke ontwikkeling. Er moet dan wel sprake zijn van samenloop. Het ISV-budget bodemsanering kan worden ingezet voor de dekking van de kosten voor bodemonderzoek, opstellen saneringsplan, uitvoeren sanering, uitvoering nazorg, andere projectgeboden kosten zoals schadevergoedingsregelingen en personele capaciteit. Naast de ISV middelen zijn voor bodemsanering nog 2 geldstromen beschikbaar: - de decentralisatie-uitkering - de VROM-Bedrijvenregeling. Bij het uitvoeren van projecten ter verbetering van de bodemkwaliteit, mogen deze geldstromen in dezelfde fase van uitvoering van een project niet gecombineerd worden. Wel is het mogelijk om bijvoorbeeld in een onderzoeksfase ISV middelen in te zetten en de sanering uit te voeren met subsidie uit de VROM-Bedrijvenregeling, mits aan de voorwaarden hiervoor wordt voldaan. Rijksbeleidskader geluidssanering Het ISV-budget geluidsanering is primair bedoeld voor de sanering van woningen die op de A-lijst staan. Het rijk streeft er naar om de sanering van deze woningen voor 2020 af te ronden. Het gaat hierbij om woningen met de hoogste geluidsbelasting ten gevolge van wegen, niet zijnde rijkswegen volgens artikel 126 van de Wet geluidhinder. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de sanering. Vanaf 2010 is Prorail verantwoordelijk voor de geluidsanering van woningen langs spoorwegen. Het rijk is verantwoordelijk voor de geluidsanering van woningen langs rijkswegen. De omvang van het budget is afgestemd op de opgaven. Met de bijdrage kunnen maatregelen aan de woning worden genomen, of maatregelen die op een andere wijze ertoe leiden dat de geluidbelasting op de woningen zodanig vermindert dat de woning van de A-lijst kan worden geschrapt. Wanneer in een provincie geen woningen meer op de A-lijst voorkomen, kan de provincie het budget op basis van eigen inzichten en prioriteiten inzetten in ISV projecten. Dit maakt een bredere, integrale aanpak mogelijk. Aanverwante doelstellingen Aanverwante doelstellingen van het rijksbeleid die relevant zijn voor het stedelijk vernieuwingsbeleid zijn: - Klimaatbestendig bouwen en wonen, door rekening te houden met klimaatscenario’s, het voorkomen van hitte-eilanden, voldoende waterberging, het realiseren van groene daken; - Energie en duurzaam bouwen en wonen, door rekening te houden met verbetering van energieprestaties van nieuwe en bestaande woningen, en uitvoering te geven aan de afspraken in het Klimaat energieakkoord.
26
De terugkoppeling van de provincie over de inzet van middelen zal richting het rijk beperkt zijn tot de rijksdoelen. Het rijk zal wel behoefte blijven houden aan informatie over de voortgang en evaluatie van de stedelijke vernieuwing. Het rijk zal haar eigen doelstellingen monitoren m.b.v. WoON en de Leefbarometer. Nadruk ligt op horizontale verantwoording. De financiële verantwoording vindt niet meer plaats van gemeenten via provincie aan het rijk. Op provinciaal niveau verantwoorden GS de inzet van middelen aan PS. Rechtstreekse gemeenten verantwoorden richting hun gemeenteraden.
27