1 Verkenning
1.1 HET HEIL WERELDWIJD 1.1.1 De wereld rond Toen mijn vrouw en ik in de zomer van 1973 in San Francisco waren, hebben we daar natuurlijk een kijkje genomen op Telegraph Avenue. We wilden daar de 'hippies' en de bontgeklede aanhangers van allerlei oosterse religies zien en keken onze ogen uit. Ze waren allerliefst. Ze zongen en speelden, ze lazen en reciteerden, of zaten gewoon stil blij te wezen. Ze boden ons rijst met saffraan aan, maar we aarzelden om het aan te nemen - zo diep ervoeren we de kloof die ons van hen scheidde. Kon je dat wel eten zonder er iets van te 'krijgen'? Vanaf 1987 zijn we ook vele malen in Afrika geweest, waar we de aanhangers van animistische religies leerden kennen - maar ook tot het christendom bekeerde Afrikanen in wie nog veel van het heidense geloof stak. Zoals die aardige Zoeloebroeder op het platteland van Natal, die gereformeerd ouderling was, maar bij het nemen van belangrijke beslissingen zich toch altijd nog in de kraal onder zijn vee begaf om de voorouders te raadplegen. In allerlei Afrikaanse landen hebben we ervaren hoeveel dichter de natuurlijke en de bovennatuurlijke wereld er bij elkaar liggen; de mensen lijken er zo veel gemakkelijker wonderbaarlijk genezen en bevrijd te worden. Het heil lijkt er dichter voor het grijpen dan in het Westen, waar de Verlichting een diepe kloof tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke heeft aangebracht. Elk continent kent zo zijn eigen heilsbeleving, zelfs binnen het christendom. In de Verenigde Staten leerden we zowel de happy clappy als de frozen chosen kennen, in Suriname gemeenten van indianen en van bosnegers, op het Russische platteland eenvoudige Russisch-, en in Griekenland Grieks-orthodoxe gemeenten. In april 2005 waren we in Sjanghai. Daar hebben we (in willekeurige volgorde) een synagoge, een moskee, een confuciaanse tempel, een taoïstische tempel en verschillende boeddhistische tempels bezocht - en bovendien nog een katholieke en twee protestantse kerken. Trouwens, als het even kon, heb ik in grote Italiaanse steden naast alle kerken steeds ook de synagoge en de moskee bezocht. En de keren dat ik in Jeruzalem was, deed ik hetzelfde: ik wandelde van de ene synagoge naar de andere moskee, van de Armeense naar de Russisch-orthodoxe kerk, en naar alle kerken die qua kleur daartussenin lagen. En in Haifa konden we natuurlijk niet om de Baha'i-schrijn heen.
21
In Londen waren we op een zondagmiddag in Hyde Park om het fenomeen 'Speakers Corner' te beleven. Bijna iedereen die daar het woord voerde, was bezig óf het christendom óf de islam te verdedigen. Het was alles religie wat de klok sloeg. De christenen vielen de moslimsprekers aan, en de moslims de christelijke predikers. Een eenzame hindoe probeerde zijn eigen publiekje te trekken. Ooit had ik het voorrecht voor een volle zaal Utrechtse studenten een openbaar debat te voeren met een moslim en een hindoe. De moslim betoogde: 'Als je moslim wordt, hoef je niets van je christelijk geloof prijs te geven; je krijgt er alleen maar zegeningen bij: de laatste goddelijke profeet en de laatste goddelijke openbaring.' De hindoe betoogde: 'Als je hindoe wordt, is het nog veel mooier: je mag Jezus houden, je mag Mohammed houden, maar je krijgt er nog eens zeshonderd goden bij. Je wordt er alleen maar rijker van.' Zou het zo simpel zijn? De moslim beloofde me het paradijs, de hindoe het nirwana, de uiteindelijke staat van gelukzaligheid. En ik betoogde tegenover beiden hetzelfde: als ik jullie religie zou accepteren, zou ik de Christus van de Bijbel juist kwijtraken . 1.1.2 Zoektocht
Hoe verschillend al die geloven en religies ook mogen zijn, ze delen iets gemeenschappelijks: een verlangen naar 'heil', hoe je dat woord ook wilt invullen. Heil in de breedste zin van het woord is verlossing, redding, heelheid, gaafheid, welzijn, welvaart, voorspoed, zegen, geluk, liefde, vrede, vreugde, volheid, eenheid, gemeenschap, zaligheid, contemplatie, dat is 'aanschouwing' (van wie of wat dan ook). Dat kan heil zijn hier op aarde, of heil in een of ander 'hiernamaals'. Het kan heil zijn in de innerlijke, strikt persoonlijke zin, of heil in een collectieve, wereldwijde zin, in een toekomstige Gouden Eeuw. Of allebei: heil als een instantervaring van dit moment, die tegelijk moet dienen als voorsmaak van het volle heil dat eenmaal aanbreekt, op deze aarde, in de hemel of op de nieuwe aarde. In het Nederlands hangt 'heil' samen met 'heel'; in het Duits is dat één en hetzelfde adjectief: heil. 'Heel' is oorspronkelijk 'gezond (genezen), ongeschonden, ongedeerd', vervolgens ook 'oprecht' en 'gelukkig'. Wie zoekt naar heil, gaat uit van schending, gebrokenheid, onvolkomenheid. De collectieve menselijke zoektocht naar het heil, in welke zin en op welke wijze dan ook, gaat altijd uit van het inzicht dat de wereld, mijzelf inbegrepen, niet is zoals zij idealiter zou zijn. Ook de meest seculiere, horizontalistische zoektocht, die bijvoorbeeld een 'betere wereld' zoekt te bereiken langs sociaal-economisch-politieke weg, gaat van dit inzicht uit. Het was zeker aan zijn joodse wortels te danken dat Karl Marx een paradijselijke toestand op aarde schilderde die in alles leek op de messiaanse eeuw - maar dan zonder God en de Messias. Pas geleden maakten we de 1-meiviering in Stockholm mee, waar vurige sprekers - die ik niet verstond - de menigten toespraken en duizenden 'arbeiders' met gebalde geheven vuisten de 'Internationale' zongen. We waren toevallig bij het graf
22
van de vermoorde socialistische premier Olof Palme toen een hele stoet vereerders rozen bij zijn graf kwam leggen. Zelden heb ik sterker dan op die dag ervaren hoezeer ook het socialisme en communisme duidelijk 'religieuze' trekken hebben en vurig uitzien naar de 'heilsstaat', het 'koninkrijk van de mens' op aarde. Om nog maar te zwijgen van heel wat banalere 'goden': de 'god' Bacchus (drank, drugs), koning voetbal, keizerin wellust, prins pop. Anderen hebben een zekere mate van heil hier en nu gezocht door zich juist van de 'boze wereld' af te zonderen. De oude woestijnvaders in de vierde en vijfde eeuw van onze jaartelling, de heilige Antonius voorop (§ 1.4.7), trokken naar de woestijnen van het Midden-Oosten; uit hun woongemeenschappen zijn de latere kloosters ontstaan. Ze leidden er een uiterst sober leven, waarin zij streefden naar onthechting van al het aardse en stoffelijke. Sommigen schijnen daar ook in geslaagd te zijn: zij leerden de stilte en de eenzaamheid verdragen en legden zich nog slechts toe op gebed en meditatie. Ook dat is een vorm van 'heil', zij het niet noodzakelijk wat de Bijbel daar normaliter onder verstaat. Trouwens, ook de protestanten hebben tot op vandaag hun strevingen naar 'wereldmijding' gekend, van de Amish in Amerika tot sommige streng-bevindelijkgereformeerden in ons land aan toe. Dat zijn degenen volgens wie het de mens voldoende zou moeten zijn te toeven 'in een hoekske met een boekske' (in angello cum libello), zoals Thomas à Kernpis schreef in een autografisch handschrift van zijn wereldvermaarde De imitatione Christi. Een dergelijke afzondering wordt beschouwd als een stukje voorsmaak van het heil, een antichambreren met het oog op het gelukzalige hiernamaals. 1.1.3 Wegen Er worden ons ook vele wegen aangeprezen waarlangs het heil, hoe dan ook opgevat, bereikt kan worden. Tokunboh Adeyemo, die tweeëntwintig jaar algemeen secretaris van de AEA (Association of Evangelieals in Africa) geweest is, somt enkele van die wegen als volgt op (ik geef ze vrij weer en vul nog wat aan):1 (a) De juiste rituelen volbrengen. Het heil wordt bereikt door het brengen van de juiste offers, deel te nemen aan bepaalde riten, ceremoniën en religieuze feesten, het ondernemen van bepaalde bedevaarten naar bepaalde heilige plaatsen. Het priesterschap (of hoe het ook moge heten), dat de offerdienst en de ceremoniën leidt, is de spil waarom een dergelijk heilsstelsel draait. Dat geldt voor het hindoeïsme, de Afrikaanse traditionele religie en ook bepaalde populaire (niet noodzakelijk kerkelijk goedgekeurde) opvattingen van het rooms-katholicisme. Deze ritualistische heilsbeleving is gelegen in het 'nabijbrengen' van God door middel van het sacrament, met name eucharistie c.q. avondmaal. (b) Het verliezen van alle begeerten. Dit is de weg waarlangs het heil bereikt wordt door alle begeerten te onderdrukken, waardoor men zich bevrijdt van het karma (de
23
wet van positief/negatieve oorzaken en dito gevolgen) en het nirwana bereikt, de staat van gelukzaligheid. De weg om de begeerten te onderdrukken is die van het Achtvoudige Pad, gewezen door Siddharta Gautama, beter bekend als de Boeddha, de 'Verlichte'. De reïncarnatieleer is bij uitstek de expressie van deze heilsleer: nu goed leven met het oog op het volgende leven; het heil is het volgende, hogere leven dat men hoopt te bereiken. (c) Het juiste morele gedrag. Het heil wordt bereikt door een 'goed mens' te zijn, dat is een mens die het goede met zijn medemensen voorheeft en niemand schade toebrengt. Dit moralisme vinden we in allerlei religies - ook in populaire 'christelijke' vormen - en ook onder humanisten en vegetariërs, maar het neemt een centrale plaats in in het jaïnisme. De grote leraar ervan, Mahavira, keerde zich net als de Boeddha tegen de priesters, de offers, de goden, en dus ook tegen gebeden, en leerde dat het goede altijd beloond en het kwade altijd gestraft wordt. (d) Vereniging met het Absolute. Hier wordt het heil opgevat als eenwording met de Absolute Werkelijkheid oftewel het Brahma, en wellangs de weg van de yoga, dat wil zeggen: via intense concentratie, diepe meditatie in bepaalde voorgeschreven houdingen en gecontroleerde ademhaling. In het Westen is deze heilsweg doorgedrongen via de new-agebeweging. Het goddelijke en het kosmische zijn identiek (pantheïsme); eenwording met de kosmos is eenwording met het goddelijke, dat reeds vanaf het begin in de mens aanwezig is (de goddelijke 'vonk'). Er zijn hier raakvlakken met extreme vormen van christelijke mystiek (opgaan in God, tot ontische eenwording aan toe), en zelfs met gematigde vormen ervan: de passieve, 'bevindelijke' heilsbeleving in de stilte van het eigen hart, vandaag bij voorkeur aangeduid met de veelkleurige term 'spiritualiteit'. (e) Het najagen van genot. Dit is de houding van vele mensen in de westerse wereld zonder noodzakelijke religieuze ondertonen. Sinds het hedonisme (genotsleer) van Epicurus echter (vgl. Hd17:18) heeft deze levenshouding niet alleen wijsgerige, maar zelfs 'religieuze' aspecten gekregen, vooral als zij gepaard gaat met een streven naar het goede voor de medemens, wie men hetzelfde genot gunt. Er is zelfs in élke religie het gevaar van een zeker hedonisme, als een gevoel van welbevinden, religieuze (mystieke, extatische) ervaringen, geestelijke 'kicks', een doel op zichzelf gaan worden. Ook veel van het zogenoemde prosperity gospel ('welvaartsevangelie': God schenkt materiële welvaart aan ieder die zich daarnaar uitstrekt) is niet veel anders dan een dergelijk hedonisme. Soms ook ontleent men veel genot aan een sterk activisme, waarbij men het heil nastreeft door zich met religieuze ijver in te zetten in politiek en samenleving. In feite kan élk van de overige hier genoemde heilswegen met een sterke genotsbeleving gepaard gaan, en zelfs het impliciete of onbewuste hoofddoel ervan zijn. (f) Gehoorzamen aan wetten. Het heil wordt hier opgevat als de zegen en de vrede - de genotsbeleving! - die voortvloeien uit gehoorzaamheid, terwijl ongehoorzaam24
heid geacht wordt vloek en dood voort te brengen. Zowel het jodendom als de islam kennen talloze geboden en inzettingen, die het persoonlijke en het collectieve bestaan beheersen en waarvan de onderhouding geacht wordt de gunst van de godheid op te wekken. Ook bepaalde vormen van christendom kennen trouwens een wettische, om niet te zeggen wetticistische heilsbeleving, die gelegen is in de voldoening van een ijverige wetsbetrachting. Een dieptepunt in deze geesteshouding vinden we in die kringen waar sommigen ervan overtuigd zijn 'verworpen' te zijn, maar toch goede werken najagen om in de hel met minder slagen geslagen te worden (Lc12:47v.). Aan deze zes punten van Tokunboh Adeyemo voeg ik er nog één toe (om het zevental compleet te maken): (g) Aanhangen van de juiste leer. Het gaat hier om een sterk rationele, om niet te zeggen rationalistische heilsbeleving, die gelegen is in een orthodox, vaak rigide dogmatisme en confessionalisme, dat onveranderlijk verbonden is met sektarisme, dat is: een sterke partijzucht met een diepe overtuiging van het eigen gelijk. Het is de houding van: wij hebben de 'ware leer', dus wij zijn de 'ware kerk', of althans de meest bijbelse gestalte van de 'ware kerk'. Vanwege het rationalisme, dat de westerse cultuur tot aan de twintigste eeuw meer dan vijfentwintig eeuwen in zijn greep heeft gehouden, is geen enkele religie ontvankelijker voor dit dogmatisme en confessionalisme dan het westerse christendom. 'Geloof' dreigt hier gereduceerd te worden tot het omhelzen van een aantal dogma's. Die dogma's kunnen voor mijn part allemaal zeer bijbels zijn - maar wat verloren gaat is het besef van wat geloof is als een zich toevertrouwen, zich overgeven aan God, als een kracht die bergen verzet (Mc11:23; 1Ko13:2). Er steekt in deze verschillende heilswegen vaak een duidelijk antropologisch element: óf de ondernemende wil ([a], [c], [f] en soms [e]), óf de rede ([g]), óf het gevoel ([b], [d], [e]) treedt meer op de voorgrond.
1.2 CHRISTUS EN
HET HEIL
1.2.1 Wie is de Heilbrenger? Als we zo de verschillende vormen van heilsbeleving op een rijtje zetten, hebben we het nog niet eens over de vraag of er ook een mens is of mensen zijn aan wie het heil in het bijzonder gekoppeld kan worden. Is er heil in Mozes, of althans in de weg die hij wees? In de weg van Confucius? Van Lao Tse? Van Zoroaster (of Zarathoestra)? Van Socrates? Van Jezus Christus? Van Boeddha? Van Mohammed? Of, om dicht bij huis te blijven: van Karl Marx? Van Wladimir Iljitsj Lenin? Van Mao-Zedong? Van de Bhagwan? Van de Mahareshi Mahesh Yogi? Van de Maitreya? Of, om het hogerop te zoeken: is er heil in de oude Griekse goden die in Griekenland door een groeiende beweging opnieuw aanbeden worden? Of in de oude Germaanse goden die in Scandinavië eveneens door steeds meer mensen opnieuw vereerd worden? In Brahma, Visjnoe of Sjiva? Of in Allah? Of in de God van de Bijbel?
25
In een postmoderne tijd, die ook een postchristelijke tijd is, lijkt het erop dat je het al bijna niet meer kunt maken je op slechts één persoon uit velen te richten. Daarom is mijn boek over De Christus van God, waarin ik een pleidooi gevoerd heb voor Jezus van Nazaret als de enige ware Verlosser en Heilbrenger, noodzakelijk aan dit boek voorafgegaan. Daarin heb ik erop gewezen dat eerst de persoon en daarna het werk van Christus aan de orde moest komen. 2 Het heil is tot stand gebracht door het werk van Christus, en dat is niet los te maken van zijn persoon. Omgekeerd kan men, zo schreef ik daar al, moeilijk over de komst van Gods Zoon in deze wereld spreken zonder het tegelijk te hebben over het doel daarvan: 'Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars tot bekering'; 'Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, maar om de wereld te behouden'; 'de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen'.3 Zo goed als in dat tweede deel al menige directe of indirecte verwijzing naar het verlossingswerk van Christus voorkwam, zo zal in dit deel menigmaal verwezen worden naar de persoon van Christus. Zoals ik in deel 2 aangaf, vinden we in het NT diverse voorbeelden van christologische passages die in één adem over de persoon én het werk van Christus spreken, zoals: 'alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen. En Hij is vóór alle dingen en alle dingen bestaan samen in Hem. En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente, Hij die het begin is, de eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in alle dingen de eerste plaats zou innemen. Want het behaagde de hele Volheid in Hem te wonen en door Hem alle dingen tot zichzelf te verzoenen' (Kol:16-20); '( .. .) onze grote God en Heiland, Jezus Christus, die zichzelf voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons van alle wetteloosheid verloste en zichzelf een eigen volk reinigde, ijverig in goede werken' (Tt2:13v.); '( ... ) aan hen die een even kostbaar geloof als wij verkregen hebben door de gerechtigheid van onze God en Heiland Jezus Christus' (2Ptl:l). We vinden dezelfde gedachte terug in HC zondag 6: 'Vr. Waarom moet Hij een waarachtig en rechtvaardig mens zijn? Antw. Omdat de rechtvaardigheid Gods vorderde dat de menselijke natuur, die gezondigd had, voor de zonde betaalde; en dat een mens, zelf een zondaar zijnde, niet voor anderen kon betalen. Vr. Waarom moet Hij tegelijk waarachtig God zijn? Antw. Opdat Hij, uit kracht zijner Godheid, de last van de toorn Gods aan zijn mensheid zou kunnen dragen, en ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen verwerven en wedergeven.' Wie Christus in persoon is, komt tot uiting in zijn werk, terwijl omgekeerd zijn werk slechts mogelijk was doordat Hij de persoon was dfé Hij was. Voor sommige critici zijn de twee dan ook niet te scheiden; wie dat toch probeert, maakt volgens hen de belijdenis van de persoon van Christus tot een abstractie. 4 We moeten waken voor een christologie die uitsluitend ontologisch ('wie is Jezus?') en niet ook soteriologisch ('wat deed Jezus?') opgevat wordt. Wat betekent het dat Christus waarachtig God is als niet beseft wordt dat Hij juist daardoor het verlossingswerk kon volbren26
gen (vgl. Ps49:8-10)? En wat betekent het dat Christus waarachtig mens is als niet beseft wordt dat Hij juist daardoor de middelaar tussen God en mensen kon worden (vgl. 1Tm2:5)? Alle spreken over de persoon van Christus krijgt zijn diepste zin en betekenis vanuit het werk van Christus- en omgekeerd. Het is zeker waar dat, als we zouden blijven staan bij Jezus' persoon, zijn werk ons niet zou baten. Maar omgekeerd is er evengoed het gevaar dat men probeert een christologie te construeren puur op basis van soteriologische overwegingen, die dan geen basis in de geschiedenis van Jezus zelf meer zou hebben. 5 Daarom heeft de christologie het goede recht om vanuit de persoon naar het werk toe te denken. Daarvoor hebben wij voorbeelden te over in de Schrift. In Hbl:l-3 is Christus eerst de Zoon, de erfgenaam van alle dingen, degene door wie God alle dingen schept en onderhoudt voordat Hij degene is die 'de reiniging van de zonden tot stand heeft gebracht'. Eenzelfde ordening vinden we ook bijvoorbeeld in Jhl: eerst is Hij de Logos bij God, dan de vleesgeworden Logos, dan het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt (vsl-3,14,29,35). Zo is het, om een derde bijbelschrijver te noemen, ook bij Paulus in Kol: hij begint weliswaar bij de verlossing (vs13v.), maar komt dan uit bij Jezus als de Zoon van 's Vaders liefde, degene door wie alles geschapen is en onderhouden wordt (vslS-17), en komt ten slotte via de opstanding (vs18) weer terug bij de verzoening (vs19-22). 1.2.2 Objectief en subjectief De soteriologie, zeker als zij genomen wordt in de ruimste betekenis van het woord, is een reusachtig onderwerp. Zeven van de achttien delen van Gerrit Berkouwers Dogmatische studiën vallen onder dit ene kopje soteriologie, de twee delen zondeleer meegerekend. 6 Van de twaalf hoofdstukken van Herman Ridderbos' studie over Paulus handelen er maar liefst vijf over de leer des heils? Een geweldig aantal onderwerpen valt in ruimere zin onder de soteriologie: naast de zondeleer zijn dat de leer van de raad van God, waarvan het belangrijkste onderdeel, de uitverkiezingsleer, in directe relatie tot het heil staat (zie deel 4 van deze reeks); de leer van de plaats van de wet; de leer van de verzoening (propitiatio en reconciliatio, zie dit deel); de leer van de rechtvaardiging, van de heiliging, van bekering, wedergeboorte en geloof; de leer van het sterven, de levendmaking en de opwekking van de gelovigen met Christus; de leer van de nieuwe schepping, de nieuwe mens en het nieuwe verbond; de leer van het kindschap, het zoonschap en het erfgenaamschap Gods (zie deel 6). In al deze thema's kunnen we al direct een belangrijke twee-, of zelfs driedeling maken.8 Ten eerste zijn er de leerstellingen die te maken hebben met wat Christus door zijn lijden, sterven en opstanding voor de mens gedaan heeft; dat is de objectieve zijde (zie dit deel). Ten tweede zijn er de leringen die te maken hebben met wat Christus aan en in de mens gedaan heeft en doet; dat behoort tot de subjectieve zijde (zie deel 6). Ten derde kan men eventueel nog onderscheiden wat Christus door de
27
verloste mens doet; maar dat behoort al meer tot het terrein van de pneumatologie (zie deel 1), en is in elk geval ook subjectief. De objectieve zijde heeft te maken met de eenmalige historische gebeurtenis van het kruislijden van Christus. De subjectieve zijde herhaalt zich elke dag opnieuw in de vele mensen die bij Christus gaan horen of al horen. Ook bij deze mensen kunnen we nog weer een tweedeling maken: met name grote delen van het protestantisme hebben grote nadruk gelegd op enerzijds de eenmalige bekering en wedergeboorte (verzoening, levendmaking, rechtvaardiging enz.) van de mens en anderzijds het proces van voortgaande heiliging, 'afsterven aan de oude mens', geestelijke groei en strijd, voortgaande vernieuwing, of hoe het ook genoemd wordt. Het eerste heeft te maken met het christen worden, het tweede met het als christen leven. Traditioneel kent de reformatorische theologie daarbij het onderscheid tussen iemands staat (zijn positie in Christus, die hij eens en voor altijd bij de wedergeboorte heeft ontvangen) en zijn stand (zijn geestelijke toestand, dat is de mate waarin hij zijn positie in Christus praktisch verwerkelijkt). Andere christelijke richtingen, zoals de rooms-katholieke en de oosters-orthodoxe, maar ook kuyperiaanse, leggen minder nadruk op de eenmalige bekering en meer op het hele geestelijke ontwikkelingsproces van een mens. Dit is des te belangrijker daar verreweg de meeste christenen in een christelijke kerk geboren zijn en geen concreet tijdstip voor hun bekering c.q. wedergeboorte kunnen aanwijzen. Waar men dit toch meent te kunnen doen blijkt het eerder om het tijdstip te gaan waarop men tot geloofszekerheid en vrede met God kwam dan om het tijdstip van de wedergeboorte. We komen op al deze facetten uiteraard uitvoerig terug, vooral in het volgende deel van deze reeks. 1.2.3 Het 'hoge verstand' Een van de liederen uit Des Knaben Wunderhorn die door Gustav Mahler zijn getoonzet (ca. 1900), heet Lob des hohen Verstandes ('Lof op het hoge verstand'). Het is een heerlijke satire, waarin de koekoek en de nachtegaal besluiten een zangwedstrijd te houden. De koekoek is zo slim om de ezel als scheidsrechter voor te stellen, omdat deze twee heel grote oren heeft en dus goed kan horen. De ezel pocht op zijn 'hoge verstand' en geeft de prijs aan de koekoek, want, zegt hij tegen de nachtegaal: 'Je maakt mijn hoofd helemaal gek met je ingewikkelde gezang!' En van de koekoek zegt hij: 'De koekoek is veel gemakkelijker te begrijpen! Die houdt zich aan de vorm en de maat.' Ik moet wel eens aan dit lied denken als het over theologische vraagstukken gaat. Veel christenen willen net als de koekoek niet horen van ingewikkelde zaken waar theologen zich blijkbaar zo graag het hoofd over breken; zulke christenen benadrukken graag hoe 'eenvoudig' de heilsboodschap is: de mens is een zondaar - hij kan zichzelf niet redden - Christus heeft voor hem de prijs betaald - nu hoeft hij alleen maar in Christus te geloven om gered te worden. Dat is helemaal waar. Maar ten 28
eerste is het zeker niet de vólle waarheid aangaande het heil, en ten tweede realiseren sommige christenen zich niet dat elk van deze zinnetjes voor denkende mensen enorm veel vragen oproepen. Wat is een zondaar precies? Waarom zou een mens zichzelf niet kunnen redden? Hoe kan iemand voor een ander de prijs betalen? Wat is die prijs precies, waarom moet het juist dfé prijs zijn, en aan wie wordt die prijs betaald? Wat is 'geloven'? Hoe kan een geloofsdaad, van welke aard dan ook, iemand redden? 9 Enzovoort, enzovoort. De kern van de heilsboodschap is inderdaad heel simpel - maar tegelijk is de soteriologie een buitengewoon complexe wetenschap. Het heeft geen zin die complexiteit te verdoezelen. Niet iedereen, christen of nietchristen, is geroepen zich daarin te verdiepen. Maar veel mensen die gewend zijn diepe vragen te stellen, christenen en niet-christenen, kunnen niet anders dan ze stellen; ze hebben ook récht op diepe antwoorden. Dit boek wil aan hun gedachtevorming een bijdrage leveren. Na een algemene verkenning (hst. 1 en 2) gaat het verder met een verhandeling over het heil en Gods wezen (hst. 3) en de OT verzoeningsleer (hst. 4-6). Deze leer ligt ten grondslag aan de NT leer aangaande de verzoenende betekenis van het werk van Christus en is dus van groot belang. Daarna komt het kruislijden van Christus uitvoerig aan de orde, zowel historisch (hst. 7) als systematisch (hst. 8), eerst als een gebeurtenis van strijd en overwinning, daarna gezien als zoenoffer, waarna de reikwijdte en de gevolgen van beide aspecten worden besproken (hst. 9-14). Daarmee komen we al op het subjectieve terrein (hst. 14), dat in het volgende deel van deze reeks uitvoeriger aan de orde komt. In dit deel gaat het dus meer om de objectieve, en in het volgende deel meer om de subjectieve aspecten van het heil. Deze twee delen horen daarom op een bijzondere wijze bij elkaar; ze vormen samen het soteriologische gedeelte van deze reeks. De inleidende opmerkingen die ik dan ook in dit eerste hoofdstuk maak, mogen als inleiding voor deze beide delen tezamen gelden.
1.3 WAT IS HEIL? 1.3.1 Behoudenis, genezing Zo duidelijk als het in de Schrift mag zijn wie/wat de Geest van God (deel 1 van deze reeks) en wie de Christus van God (deel 2) is, zo onduidelijk is dat als het gaat om de vragen wat zonde en predestinatie zijn (deel 3 en 4) en wat het heil van God is (deel 5 en 6). De Geest en de Christus van God zijn concrete personen - maar zonde, raad van God en heil van God zijn tamelijk abstracte begrippen. In § 1.1.2 gaf ik al aan dat 'heil' staat voor een complex dat elementen omvat als verlossing, redding, heelheid, gaafheid, welzijn, welvaart, voorspoed, zegen, geluk(zaligheid), liefde, vrede, vreugde, volheid, aanschouwing. Maar juist deze veelheid van termen illustreert dat het heil van God zich niet in een eenvoudige, eenduidige omschrijving laat vangen.
29
In het Nederlands hangt 'heil' zoals gezegd samen met 'heel', dat is oorspronkelijk 'gezond (genezen), ongeschonden, ongedeerd', vervolgens ook 'oprecht' en 'gelukkig'. Opmerkelijk is de verbinding tussen 'heil' en 'genezing' (Duits: Heilung), die ook in het NT heel gewoon is: sàtèria betekent 'heil, behoudenis', maar het bijbehorende werkwoord sàzà heeft vaak de betekenis van 'gezondmaken, genezen'. 10 We kennen deze verbinding nog in 'helen' of 'heling' (genezen resp. genezing, bijv. van een wond; Duits heilen) en 'heelmeester' (arts; vgl. ook het Duitse Heilpraktiker, Heilverfahren). Evenzo betekent 'heilzaam' 'dat wat heling, genezing brengt', of ook: 'dat wat heil brengt'. 'Heiland' (of 'Heliand' 11 ) is een oud deelwoord van 'helen' en betekent dus: hij die heelt, gezondmaakt, herstelt, behoudt, redt.U In NBC is de vertaling 'heil' bijna altijd de weergave van de Hebr. stam j-sj-', 'redden, behouden, verlossen', en de afleidingen daarvan. In al deze gevallen kan het woord 'heil' vervangen worden door 'redding', 'behoudenis' of 'verlossing'. Een uitzondering is de groet 'Heil!' (1Krl2:18; Ea4:17; 5:7), waar we het woord sjalom vinden (ook in Es10:3). In een uitdrukking als: 'heil hem die de wet bewaart' (Sp29:18), en: 'Heil u, o land' (Pr10:17) gaat het om het woord èsjer, dat overigens gewoonlijk met 'welzalig' wordt vertaald; dat had in de twee genoemde verzen ook gekund (vgl. NBV: 'gelukkig'). Een dergelijke aanroep of groet vinden we ook in Zc4:7: 'heil, heil zij hem!' (in NBV is dit niet meer terug te vinden). Hier gaat het om het woord chên, dat gewoonlijk 'genade (toeneiging, gunst)' betekent, of ook 'liefelijkheid'. NBV gebruikt het woord 'heil' in het OT alleen in de tamelijk vrije uitdrukking 'zijn heil zoeken bij' (bijv. 2Kr14:3,6; 25:15,20; Js31:1). In het NT heeft NBC ook vaak 'heil', waar TE 'behoudenis' en NBV 'redding' heeft. NBV heeft nergens 'heil' in het NT; TE heeft het alleen in Op7:10: 'En zij riepen met luider stem de woorden: "Het heil aan onze God die op de troon zit en aan het Lam."' NBV heeft hier meer moed getoond in het vermijden van 'heil' door te vertalen: '(... ) De redding komt van onze God (...)' -dus niet: 'heil aan .. .', ondanks de dativus, maar 'heil van .. .' Dit kan verantwoord worden door te lezen: '[Wij danken] de behoudenis aan onze God'.
1.3.2 Persoon en werk
Hoewel het woord 'heil' in de titel van het volgende deel van deze reeks staat, heeft de Nederlandse bijbelvertaler het eigenlijk nergens nodig. Het kan overal door 'redding, behoudenis, verlossing' vervangen worden, zowel in OT als in NT. Tegelijk omvat dat woord 'heil' zo veel verschillende aspecten dat het in een dogmatische studie toch wel een handige term is. 'Redding' en 'verlossing' hebben iets negatiefs in zich, omdat zij mede verwijzen naar datgene waarván de betrokkene gered resp. verlost is. Maar in de dogmatiek vragen we juist ook graag aandacht voor de genoemde positieve aspecten: heelheid, welzijn, welvaart, voorspoed, zegen, geluk, vrede, vreugde, volheid. En dan gaat het niet slechts om de individuele mens, maar om de hele schepping, niet alleen in de voleinding, maar ook nu al. Daarom brengt iemand als Adrio König het heil terecht zelfs in verband met kwesties als milieuverontreiniging, uitputting van hulpbronnen en overbevolking.B Voor mij staat dit in een eschatologisch kader; ik kom er in het desbetreffende 30