De orde van het heil (4) Rechtvaardiging en heiliging Zingen: Ps. 3: 2
Lezen: Rom. 3: 21-31
Zingen: Ps. 32: 1Ps. 103: 7
Inleiding Als Simson gevangen is genomen door de Filistijnen en hij uit de gevangenis wordt gehaald om met hem te spotten, dan vraagt hij om te mogen leunen tegen de twee pilaren waar het huis op rust. Nog eenmaal krijgt hij zijn kracht terug en duwt de pilaren om, waardoor het huis instort. In zijn sterven doodt hij meer Filistijnen dan hij in zijn leven heeft gedaan. Zoals de twee pilaren het huis droegen zo rust het gebouw Gods ook op twee pilaren. De eerste is de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen en de tweede pilaar is de heiligmaking als vrucht van de rechtvaardiging. En daarom opnieuw een belangrijk onderwerp in het leven van de ware christen. Schenke de Heere dat wij het pakket dat de Heere schenkt in de wedergeboorte verder mogen uitpakken, zodat er meer zicht komt op de weldaden die de Heere schenkt in Christus aan arme zondaren. De kern Voor de Reformatie was het zicht op de genade die de Heere werkt, vertroebeld. Vanaf de kansel werd geleerd dat de mensen hun zaligheid konden verdienen door te leven naar Gods geboden en inzettingen. En natuurlijk snapt iedereen dat dit onmogelijk is. Misschien dat het aan de buitenkant nog wat lijkt, maar een ieder die zijn eigen hart heeft leren kennen, weet dat het een bron is van ongerechtigheden. De ene ongerechtigheid is er nog niet uit opgeweld of de volgende komt er alweer aan. Wij spreken als we zwijgen moeten en zwijgen als we spreken moeten. Eén verkeerd woord dat een ander pijn doet of een woord om onszelf schoon te praten. En dan onze gedachten! Ook na ontvangen genade kunnen we soms versteld staan wat er in onze gedachten omgaat. Aangrijpend! Maar de Heere weet wat van Zijn maaksel is te wachten (Ps. 103: 7 ber.).Dus het gaat er niet om wat wij doen, maar de Heere ziet onze intentie aan. Zo denken we de weg te banen om in eigen kracht ons aangenaam te maken voor God. Maar het is onmogelijk in eigen kracht! In de Reformatie ging het dan ook om de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alléén. Dit had in de Reformatie alle nadruk. Luther stelde dan ook dat dit het artikel is waarmee de kerk staat of valt. In zijn boek ‘De Knechtelijk wil’ verdedigt hij deze leer tegen Erasmus die de vrije wil van de mens voorstond. Hij was vuurbang dat het genadekarakter van de zaligheid zou worden aangetast. En daar moeten we ook nu weer bang voor zijn. Maar wat nog belangrijker is: daar moeten we ook bang voor zijn in ons eigen leven. Werken zit ons in het bloed. Steeds weer proberen wij God te behagen, zodat Hij naar ons omziet. Maar de Heere is niet te bewegen door ons. En Hij hoeft niet bewogen te worden. Hij is van eeuwigheid bewogen! Dat is het Evangelie van vrije genade. Rechtvaardigmaking? Voordat wij verder gaan eerst iets anders. Als het gaat om de rechtvaardiging van de goddeloze dan spreek ik liever over rechtvaardiging dan over rechtvaardigmaking. Rechtvaardigmaking lijkt erop te wijzen dat er iets met de mens gebeurt. Hij wordt rechtvaardig gemaakt. Maar dat is niet het karakter van de rechtvaardiging. Door het geloof wordt ons de gerechtigheid van Christus toegerekend. De rechtvaardiging vindt dus buiten de mens plaats. Het betreft het werk van Christus buiten ons. Dit in tegenstelling tot de heiliging wat het werk van Christus omvat in ons! Daarom Rechtvaardiging en heiliging
Pagina 1
wordt de rechtvaardiging toegeschreven aan Christus en de heiliging aan de Heilige Geest. Een bekende uitspraak van Luther is: Simul iustus et peccator. Hij bedoelde hiermee dat als de Heere Zijn genade aan ons bewijst dat we rechtvaardig zijn en tegelijk zondaar. Dit is het bevrijdende van de Bijbelse en reformatorische leer. Hoewel de Heere ons vrij spreekt van schuld en straf blijven wij zondaar tot de laatste snik toe. Kunnen wij dan wegkruipen achter ons zondaarsbestaan? Beslist niet! Maar in deze bedeling is het niet anders. Hier ligt alles onder de zonden besloten. Christus’ rijk is nog niet volmaakt. Dat wordt bewaard voor straks. Maar als de satan u aanvecht hoe het toch bestaan kan dat u met de genade die u ontvangen hebt nog kunt zondigen, dan is het bevrijdend als wij weten dat wij zondaar blijven tot de laatste snik. En tegelijk rechtvaardig! Dit is overigens ook belangrijk voor het goed verstaan van de heiliging. Vrijspraak Wat houdt de rechtvaardiging in? Rechtvaardiging is het vrijspreken van schuld en straf en een recht op het eeuwige leven! Door erf- en dadelijke zonden staan wij schuldig voor God. Door onze zonden hebben wij ons uit Gods gemeenschap weg gezondigd. De zonden maken scheiding tussen God en onze ziel, omdat de Heere heilig is en de zonden in hun aard en wezen opstand zijn tegen God. Dus al met één zondige gedachte staan we op tegen de Heere. Het is daarom nodig om steeds meer het gruwelijke karakter van de zonde te zien. Dat maakt ons bang voor de zonde. Door de zonde hebben wij schuld gemaakt bij de Heere. De Heere kan niet over deze schuld heenstappen. Hij kan de zonde niet door de vingers zien. Als Hij met ons in het gericht zou treden dan zou niemand dat overleven. En daarom is Hij met Zijn Zoon in het gericht getreden. Zijn Zoon Die mens is geworden, de menselijke natuur heeft aangenomen, naar ziel en lichaam, en daardoor de schuld en de straf op Zich heeft genomen. Hij is tot zonde gemaakt (2 Kor. 5: 21). God heeft daardoor Zijn rechtvaardigheid bewezen in Christus (NGB art. 16, 20). Maar hoe wordt nu Christus’ gerechtigheid onze gerechtigheid? Sola Fide! Door het geloof alleen! Alleen het geloof en niets anders dan het geloof. Het geloof is niet de rechtvaardigheid zelf, maar het geloof is het instrument om de gerechtigheid te verkrijgen. Het geloof is de emmer om het water te putten. Daarom is het nodig om in de orde van het heil onderscheid te maken tussen geloof en rechtvaardiging. Wij worden door het geloof gerechtvaardigd, maar het is de gerechtigheid zelf niet. Anders zou het geloof toch weer een werk zijn. Paulus zet geloof en werken tegenover elkaar, als elkaars tegengestelde (Rom. 3: 21-31). Dit leert ons ook de Heidelbergse Catechismus. In zondag 7 wordt gevraagd wat het ware geloof is. Vervolgens wordt in diezelfde zondag gevraagd: ‘Wat is dan een Christen nodig te geloven?’ Daarna wordt in zondag 8 t/m 22 uitgelegd wat nodig is om te geloven. En dan komt in zondag 23 de indrukwekkende vraag: ‘Maar wat baat het u nu dat gij dit alles gelooft?’ Wat is dan de vrucht van het geloof? Wat is het gevolg als wij Christus door het geloof mogen omhelzen? Antwoord: ‘Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben en een erfgenaam van het eeuwige leven’. Karakter Dit brengt ons bij het karakter van de rechtvaardiging. Bij de kerkvader Augustinus leefde de gedachte dat de rechtvaardiging van de goddeloze een medische daad was. Hij werd daardoor beter. Calvijn is hem hierin niet gevolgd en ook onze belijdenisgeschriften niet. De rechtvaardiging is een juridische daad. Wij worden dus niet rechtvaardig, maar God houdt ons voor rechtvaardig! U kunt dat vergelijken met de rechtbank. Daar is in de eerste plaats de rechter. Hij gaat overeenkomstig de wet recht spreken. Verder is er de klager en de beklaagde. De klager klaagt de beklaagde aan. Hij Rechtvaardiging en heiliging
Pagina 2
heeft zich schuldig gemaakt aan een bepaalde zonde of een regel overtreden. Onze oudvaders noemden dit wel een vierschaar. De beklaagde staat voor de rechter en hij wordt aangeklaagd door de wet in de eerste plaats. Ook wordt hij aangeklaagd door satan en in de derde plaats door zijn eigen geweten. Elke grond voor verontschuldiging wordt de beklaagde ontnomen en hij komt met lege handen te staan voor de rechter. Maar dan treedt de advocaat naar voren en verdedigt de beklaagde. De advocaat verdedigt niet de zonden maar de zondaar! Als de rechter alles nauwkeurig heeft onderzocht doet hij zijn uitspraak. Deze wordt door de griffier opgetekend en aan de beklaagde kenbaar gemaakt. Zo is het ook in het geestelijke. De zondaar komt voor de hemelse Rechter te staan met al zijn zonde en schuld. De aanklager, Gods heilige wet, de satan en zijn eigen geweten stellen hem schuldig. Al de geboden van Gods heilige wet overtreden. Hij is des doods schuldig. Maar dan treedt de grote Advocaat, Jezus Christus, tussenbeide. Hij heeft de schuld op Zich genomen en de straf weggedragen. En op grond van Zijn werk spreekt de Rechter de zondaar vrij. De griffier maakt de uitspraak bekend. Het is de Heilige Geest, de griffier van de hemelse rechtbank, die de vrijspraak in het hart legt. En wat denkt u: zou dat in een hoek gebeuren? Zou dat niet van grote betekenis zijn in het geestelijk leven? Stel u eens voor: u hebt een schuld van 100.000 euro. Er is iemand die deze schuld op zich nemen wil. Hij zegt tegen een vriend van u, dat hij moet zorgen dat de schuld wordt afgelost, maar dat u er vooral niets van mag merken. Zou de Heere zo de schuld vergeven? Alsof u er niets van mag merken? Zou Hij daarmee aan Zijn eer komen? Beleving Het vrijspreken van schuld en straf wordt nog wel eens gerekend tot de nadere weldaden die niet ieder mens meemaakt. Laten we echter vasthouden aan de aloude en eenvoudige Heidelbergsche Catechismus. Dit leert ons dat het ware geloof ‘een vast vertrouwen is, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil’. Wat een wonder wordt het om in dat vertrouwen te mogen leven. Dat het pak van de zonden van onze rug is afgevallen (vgl. Christen in De Christenreis) in de put van eeuwige vergetelheid. Pas daarin wordt de ware rust gevonden. En tegelijk haast ik mij te zeggen dat niet alles in één keer wordt geleerd. Er is een opwas in de kennis en genade van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus (2 Petr. 3: 18). En dat betekent dat we daar ook naar mogen en moeten staan. Maar hoe kunnen we nu weten of onze zonden vergeven zijn? Moeten wij wachten totdat de Heere ons dit leert? Werkzaam met de beloften De Heere maakt Zijn beloften bekend in Zijn Woord. Het moet steeds weer op het Woord aan! En de beloften zijn in Christus ja en amen (2 Kor. 1: 20). En daarom is Christus steeds weer nodig. Hoe kunnen wij werkzaam zijn met de beloften? Ik volg dan maar Wilh. à Brakel in zijn Redelijke Godsdienst. In het hoofdstuk over het leven van het geloof op de belofte geeft hij de volgende raad: Zoek een belofte die passend is op uw staat. Ziet aandachtig op de hoedanigheden aan wie de belofte wordt gedaan. Ziet daarbij meteen op Christus. Eigent ze toe als aan u gedaan. Verblijdt u erin of u de zaak reeds heeft. Verwacht vervulling in lijdzaamheid. Hij zal … Daar hebt u de oefeningen van het ware geloof!
Rechtvaardiging en heiliging
Pagina 3
Heiliging We gaan naar de tweede pilaar: de heiliging of heiligmaking. De eerste vraag die ik wil stellen is: hebben wij wel voldoende aandacht voor heiligmaking? Is niet in onze dagen, wat overigens ook het geval was vóór de Reformatie, dat de rechtvaardiging eindpunt is geworden? Het zijn de reformatoren die het middel zijn geweest in Gods hand dat de rechtvaardiging weer beginpunt van het christenleven is geworden. En dat uit de rechtvaardiging, de vereniging met Christus, de vrucht van een heilig leven voortkomt! Velen denken dat Jakobus in zijn zendbrief tegenover de apostel Paulus staat. Legt Paulus alle nadruk op het geloof alleen en dat de werken van geen betekenis zijn, Jakobus benadrukt daarentegen dat het juist om de werken gaat. Als hij een warm pleidooi heeft gehouden dat het geloof niet zonder de werken kan en dat het geloof zonder werken een dood geloof is, dan komt hij tot de uitspraak: ‘Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleenlijk uit het geloof?’ Dit lijkt in tegenspraak te zijn met Paulus in Rom. 3: 28: ‘Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet’. Maar Paulus en Jakobus zijn niet met elkaar in tegenspraak, maar zij vullen elkaar juist aan. Het geloof is geen vrucht van onze werken, maar onze werken behoren vrucht te zijn van ons geloof. Het verwisselen van deze twee is een groot gevaar dat de kerk bedreigd heeft en nog bedreigt. En waarom? Omdat ons het werken in het bloed zit. De wet is ons ingeschapen, maar het Evangelie niet. Als de Heere ons oproept tot bekering betekent dit niet dat wij moeten breken met de zonde, keurig netjes moeten gaan leven en dat de Heere ons dan in ontferming zal aannemen. Dan is Gods genade afhankelijk van ons werken. En toch is dit heel herkenbaar in het leven van een christen, waar de Heere met het overtuigende werk van Zijn Heilige Geest begint te werken. Dan moeten de zonden opgeruimd worden en probeert hij in deze weg de Heere aan zijn kant te krijgen. Maar niet overtuigde of opgeknapte zondaren worden met God verzoend, maar vijanden! Een prachtig voorbeeld is dat van die bedelaar aan de kant van de weg. Smoezelig, gescheurde kleren, onverzorgde haren en uiterlijk en zodanig direct herkenbaar als een bedelaar. Deze bedelaar wordt opgemerkt door een fotograaf. De fotograaf ziet een mooie fotoreportage in deze bedelaar en vraagt hem of hij wat geld wil verdienen. Natuurlijk wil die bedelaar dat! De fotograaf vraagt de bedelaar zich de volgende morgen te melden bij zijn atelier. De bedelaar is in zijn nopjes en met de laatste centen die hij bezit, gaat hij naar de kapper en koopt hij een stel nieuwe kleren. Opgeknapt en opgepoetst meldt hij zich de volgende dag bij het atelier van de fotograaf. De fotograaf opent de deur en herkent de bedelaar niet eens. Nadat de bedelaar zich bekend heeft gemaakt stuurt de fotograaf hem teleurgesteld weg. Zo kan ik niets met je beginnen, ik kan alleen iets met een bedelaar. Zo is het ook in het geestelijke. De Heere kan alleen iets met bedelaars en niet met mensen die zich met eigen werken, tranen of bevindingen hebben opgepoetst. Voldoende aandacht? Is de prediking niet teveel gericht op rechtvaardiging en komt de heiliging niet of nauwelijks aan bod? Om deze vraag goed te beantwoorden, moeten we ons de vraag stellen wat wij onder heiliging verstaan. Is heiligingmaking preken, dat ons wordt uitgelegd wat wij moeten doen om heilig te leven? Dat ons als het ware een spoorboekje wordt voorgehouden, zodat ons stap voor stap wordt uitgelegd wat wij moeten doen om heilig te zijn? Dan moeten wij onze naaste liefhebben, dan moeten wij verzoenen met onze naaste, dan moeten wij vrijwilligerswerk doen, dan moeten we ons inzetten voor de gemeente, dan moeten we dankbaar zijn en moeten we opgewekt zijn, dan moeten we enz. enz. Moeten, moeten, moeten! Moeten? Dat is de wet! En die staat in schril contrast met het Rechtvaardiging en heiliging
Pagina 4
Evangelie! Paulus schrijft aan de gemeente van Korinthe: Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet (1 Kor 10: 23)’. Dat is voor Paulus een belangrijk gegeven. De dingen die ik doe, stichten die ook? Zijn die tot eer van de Heere en tot opbouw van Zijn Koninkrijk? Maak ik door mijn leven anderen jaloers, zodat zij aan mij zien welk een rijkdom het is om uit de volheid van Christus te leven? Stichten wij de ander? Die vraag moeten we vasthouden. Als het echter gaat om een heilig leven dan zijn er twee klippen, waar we tussendoor moeten varen. De ene klip is die van het wetticisme en de andere is het antinomianisme. Wetticisme Bij het wetticisme staat de wet voorop en moeten we heilig leven om de genade te verdienen. We moeten goed ons best doen en dan zal de Heere ons aannemen. Wettische mensen zijn hard voor zichzelf en ook hard voor anderen. Het gaat allemaal zo maar niet en niets kan ermee door. Dit is een weg van beneden naar boven, een weg waarbij de mens naar God toe werkt. Een heilig leven is echter geen voorwaarde vóór, maar vrucht ván de vereniging met Christus. Het is juist het leven met Christus dat zorgt voor een heilig leven. Deze dwaling leeft in ons aller hart. Wij worden hiervan bevrijd als de Heere ons gaat leren te sterven aan al onze werken, te sterven aan onszelf en te sterven aan de wet. ‘Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou (Gal. 2: 19)’. Dan moet je door alles heen zakken. Door je godsdienst, door je vrome vlees, je ernst, je eigengerechtigheid, om alles kwijt te raken wat van jezelf is. En dat is steeds weer een pijnlijk gebeuren, waar het vlees zich tegen verzet. Antinomianisme De andere klip waar wij langs moeten varen is de klip van het antinomianisme. Anti is tegen en nomos is het Griekse woord voor wet. Antinomianen zijn mensen voor wie de wet geen enkele betekenis meer heeft. Deze dwaling heeft alles te maken met het misverstaan van de wet. En met name uit de brieven van Paulus weten wij dat het niet eenvoudig is om de wet de juiste plaats te geven. De wet die enerzijds als een spiegel ontdekt en aanklaagt en anderzijds een leefregel is van de dankbaarheid. De antinomiaan leert dat de wet volbracht is door Christus en daarmee ook terzijde gesteld is. Dat betekent dat deze ook niet meer iedere zondag de gemeente hoeft te worden voorgehouden. Zondekennis is ook niet nodig voor de christen. Daar word je alleen maar somber van. Het gaat om het werk van Christus alleen, zo beweert de antinomiaan. Voor de antinomiaan is zondigen geen probleem. Al zijn zonden zijn vergeven door het volbrachte werk van Christus. En natuurlijk moet je je wel zo goed mogelijk houden aan de wet, maar de Heere weet ook wel dat dit niet altijd goed gaat. Uit Christus De heiligmaking is vrucht van de rechtvaardiging van de goddeloze en dat door het geloof. Het is dus een gave. Dat laat echter onverlet dat het ook een opgave is. De Heere zegt: ‘Zijt heilig, want Ik ben heilig (1 Petr. 1: 16)’. Het is dus een bevel, dat wij niet zomaar naast ons neer mogen leggen. Maar hoe moeten wij dat bevel zien? Hoe moeten wij in de Heidelbergsche Catechismus de wet zien in het stuk van de dankbaarheid? Betekent dit, dat als de Heere genade in mijn leven heeft verheerlijkt dat ik dan ook heilig kan leven? Eenmaal gerechtvaardigt is altijd rechtvaardig en dus komt het op heilig leven aan? Klaagt niet de apostel Paulus dat als hij het goede wil doen, dat het kwade hem bijligt Rechtvaardiging en heiliging
Pagina 5
(Rom. 7: 21). Hij ervaart het zelfs als een wet of als een wetmatigheid in zijn leden! Dat vlees gaat zich niet onderwerpen aan de Geest. Is het vlees dan niet gekruisigd (Gal. 5: 24)? Ja, het is beperkt, maar het is nog niet dood. En daarom roept Paulus steeds weer op om niet naar het vlees te wandelen, maar naar de Geest. Het is niet voor niets dat in de Heidelbergsche Catechismus het gebed volgt na de uitleg van de wet. Door het leven naar Gods geboden en inzettingen komen we er hoe langer hoe meer achter hoe zondig onze aard is. Wij doen niet alleen zonde, maar wij zijn zonde. En daarom belijden onze Dordtse Vaderen in Hfst. 5, art. 1 en 2 dat de Heere, Die Hij geroepen heeft tot de gemeenschap van Zijn Zoon, in dit leven niet ganselijk van het vlees en het lichaam der zonden verlost. ‘Hetwelk hun gestadig oorzaak geeft om zich voor God te verootmoedigen, hun toevlucht tot de gekruisigde Christus te nemen, het vlees hoe langer hoe meer door de Geest des gebeds en heilige oefeningen der Godvruchtigheid te doden, en naar het eindperk der volmaaktheid te zuchten, totdat zij, van dit lichaam des doods ontbonden zijnde, met het Lam Gods in de hemelen zullen regeren’. Dus dat is heiligmaking! Leven in de gemeenschap van Christus. Wij moeten dan ook rechtvaardiging en heiliging dicht bij elkaar houden. Door de gelovige omhelzing van Christus gaan wij heilig leven. Daarom zijn de zonden een hellend vlak. De zonden maken scheiding tussen de Heere en onze ziel, waardoor de zonden steeds meer vat op ons krijgen. Leven we daarentegen dicht aan de voeten van Christus en zijn wij vol van Zijn liefde en nabijheid dan krijgen we een afschuw van de zonden en gaan we vragen naar Zijn wil. Groei Is er groei in heiligmaking? Ook hier wordt verschillend over gedacht. Sommige theologen waren zeer beducht om te spreken over groeien en dat de mens daardoor steeds heiliger worden. Denk hierbij aan Luther en in zijn lijn aan Kohlbrugge (‘Werp weg die heiligingskrukken’). Het is echter voluit Bijbels om te spreken over groei in heiligmaking. Waarin groeien wij dan? Als onze wil hoe langer hoe meer wordt verenigd met Gods wil! Dan wordt je steeds banger voor jezelf en voor je eigen weg, maar ga je steeds meer de eer van de Heere op het oog krijgen. En als we dan op de kerk zien, en de kerk bent u en ik, dan slaat de schrik om het hart. Vooral nu, als het individualisme en subjectivisme hoogtij viert. Het moet in de kerk zo gaan, zoals ik vind dat het gaan moet. Ik wil horen wat ik goed vind. Ik moet het naar mijn zin hebben en ik moet kunnen groeien. Ik moet daar mijn ding kunnen doen en ik weet wat goed is. Heb ik eigenlijk nog wel wat aan mijn gemeente? Ik doe mee waar ik zelf het nut van inzie en de rest laat ik graag aan anderen over. Paulus schrijft aan de gemeente van Korinthe: ‘Alzo ook gij, dewijl gij ijverig zijt naar geestelijke gaven, zo zoekt dat gij moogt overvloedig zijn tot stichting der Gemeente (1 Kor. 14: 12).’ Dus dat is heiligmaking! Overvloedig zijn tot stichting van de Gemeente. Dan wordt voortdurend de vraag: hoe kan ik mijn naaste stichten? Dan reken ik niet meer naar mijzelf, maar naar een ander. Dan is het niet meer belangrijk of ik mijzelf goed voel, maar dan vraag ik mij af of een ander zich niet aan mij stoort. Het zal toch wat zijn als ik voor een ander een blokkade ben om in te gaan! Maar om nu als lidmaat van de Heere Christus en al Zijn schatten en gaven gemeenschap te hebben … en dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewilliglijk en met vreugde aan te wenden (HC zondag 21). Dat is de gemeenschap der heiligen die in de heiligmaking onmogelijk kan worden gemist. Reeds en nog niet Het Koninkrijk der hemelen is nog niet volmaakt! Met de komst van Christus is het Koninkrijk nabij gekomen. Het is er! En toch is het er nog niet. Satan gaat nog rond als een briesende leeuw. Alles ligt Rechtvaardiging en heiliging
Pagina 6
besloten onder de zonden. Ook de kerk en de gemeente. Het is hier alles buiten het paradijs. Maar het wordt volmaakt. Heilig leven is leven bij Christus’ wederkomst. Bij de voltooiing van Zijn Rijk. Dat Hij zal zijn alles en in allen. Samenvattend Rechtvaardiging en heiliging zijn de twee pijlers waar de kerk des Heeren op rust. Het is goed om beide te onderscheiden, maar ze mogen niet worden gescheiden. Ze horen bij elkaar, zoals onze Heidelbergsche Catechismus ze ook bij elkaar houdt in de drie stukken van ellende, verlossing en dankbaarheid. Door heilig te leven, gaan we steeds meer zien de waarde van het bloed van Christus. Dat vraagt om de nauwe gemeenschap met Christus door het geloof. Dan begrijpen we Paulus als hij schrijft dat hij niet voorgenomen heeft iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd (1 Kor 2: 2). Dan moet het steeds weer op Christus aan, door de werking en de kracht van de Heilige Geest, tot de verheerlijking van de Vader. Drie-enig God, U zij al de eer!
Rechtvaardiging en heiliging
Pagina 7