Heiliging
S
o
t
e
r
i
o
l
o
g
i
e
Heiliging Raymond R. Hausoul Copyright © september 2015
Ref. Raymond R. Hausoul, Heiliging, http://bijbelstudie.110mb.com, 2015. Download de nieuwste versie op: http://bijbelstudie.110mb.com 64-14294-87845-21:27
© All rights reserved. No part of this publication may be reproduced in any form without permission in writing from the autor. The only exception are brief quotations with a reference mark (see ref. above).
Inhoudsopgave 1 | Geestelijke groei............................................................................................... 7 1.1 Een natuurlijke zaak..................................................................................................7 1.2 Kenmerken van gezonde groei..................................................................................7 1.2.1 Verlangen naar geestelijk voedsel...................................................................7 1.2.2 Verlangen naar geestelijke beweging..............................................................8 1.3 Stagnaties in de geestelijke groei...............................................................................8 1.3.1 Onkennis..........................................................................................................8 1.3.2 Onwil door zonden in je leven........................................................................8 1.3.3 Schaamte..........................................................................................................9 1.4 Gezond verlangen naar geestelijke groei..................................................................9
2 | Verzoekingen................................................................................................. 11 2.1 Beproevingen van God............................................................................................11 2.2 Verzoekingen door het vlees...................................................................................11 2.3 Verzoekingen vanuit de wereld..............................................................................12 2.4 Verzoekingen door de duivelse machten................................................................12 2.5 Momenten van verzoeking......................................................................................13 2.6 Verzoekingen overwinnen......................................................................................14 2.6.1 Vluchten.........................................................................................................14 2.6.2 Zelfkastijding..................................................................................................15 2.6.3 Biechten..........................................................................................................15 2.6.4 Zien op Jezus..................................................................................................15
3 | Heiliging......................................................................................................... 17 3.1 Positionele heiliging................................................................................................17 3.2 Het begrip ‘heilig’....................................................................................................19 3.3 Gods heiligheid........................................................................................................20 3.4 Wees heilig!.............................................................................................................21 3.4.1 Leven als beelddrager Gods...........................................................................22 3.5 Vrijwillige heiliging.................................................................................................23 3.6 Gods werk in onze heiliging....................................................................................24 3.6.1 Het werk van Gods Zoon in onze heiliging..................................................25 3.6.2 Het werk van Gods Geest in onze heiliging..................................................25
4 | Volmaakt in heiligheid.................................................................................. 27 4.1 Arme-zondaar-geloof..............................................................................................27 4.2 Perfectionisme.........................................................................................................27 4.3 Tegenstemmen bij het perfectionisme....................................................................28 4.4 Overeenstemming...................................................................................................28
5 | Geestelijke vrijheid........................................................................................ 31
5.1 Valse vrijheid...........................................................................................................31 5.2 Het gevaar van wetticisme......................................................................................32
6 | Principes om te controleren of iets me heiligt of ontheiligt..........................33 6.1 Kan ik de Heer hiermee verheerlijken?..................................................................33 6.2 Is het werelds? ........................................................................................................33 6.3 Zou Jezus het gedaan hebben?................................................................................33 6.4 Zou ik het ook doen als de Heer terugkomt?..........................................................33 6.5 Kan hetgeen beter worden gebruikt? .....................................................................33 6.6 Hoe werkt hetgeen op de ander? ............................................................................33 6.7 Heeft het beeld van het kwaad?..............................................................................33 6.8 Is het een hindernis?................................................................................................34
7 | De twee koninkrijken.................................................................................... 35 8 | Literatuurlijst................................................................................................. 37
Over de auteur Raymond R. Hausoul, Th.M., werkte korte tijd als bouwkundig ingenieur en studeerde vanaf 2003 theologie aan de Evangelisch Theologische Faculteit (Leuven). Sinds 2006 werkt hij voor de Evangelische Christengemeenten Vlaanderen en is hij bedienaar van de eredienst in de Evangelische Kerk De Hoeksteen te Ieper. Zijn bediening spreidt zich echter uit over heel Vlaanderen en bestaat voornamelijk uit het geven van onderwijs door prediking, studies en artikelen in binnen- en buitenland. Hij doceert de vakken Oude Testament en Systematische Theologie aan de Evangelische Toerustingsschool Vlaanderen en aan Bijbelschool C7. In het verleden doceerde hij het vak Oude Testament (frequentie: 3-jaarlijks) aan het Instituut voor Bijbelse Vorming te Leuven. Naast zijn drukke werkzaamheden, is hij verder bezig met een promotieonderzoek over de kosmische eschatologie. Raymond is gehuwd met Belinda en zij genieten van hun twee kinderen, Adriël and Ilja. Email:
[email protected] Twitter: twitter.com/rhausoul Facebook: http://www.facebook.com/raymond.hausoul
Afkortingen van Bijbelboeken Gn Genesis Js Ex Exodus Jr Lv Leviticus Kl Nm Numeri Ez Dt Deuteronomium Dn Jz Jozua Hs Re Rechters Jl Rt Rut Am 1Sm 1 Samuël Ob 2Sm 2 Samuël Jn 1Kn 1 Koningen Mi 2Kn 2 Koningen Na 1Kr 1 Kronieken Hk 2Kr 2 Kronieken Sf Ea Ezra Hg Ne Nehemia Zc Es Ester Ml Jb Job Mt Ps Psalmen Mc Sp Spreuken Lc Pr Prediker Jh Hl Hooglied Hd Andere werken Tob Tobit Jud Judit TEs Ester (Grieks) 1Mak1 Makkabeeën
Jesaja Jeremia Klaagliederen Ezechiël Daniël Hosea Joel Amos Obadja Jona Micha Nahum Habakuk Sefanja Haggaï Zacharia Maleachi Matteüs Marcus Lucas Johannes Handelingen
2Mak2 Makkabeeën Wijs Wijsheid Sir Sirach Bar Baruch
Rm 1Ko 2Ko Gl Ef Fp Ko 1Ts 2Ts 1Tm 2Tm Tt Fm Hb Jk 1Pt 2Pt 1Jh 2Jh 3Jh Jd Op
Romeinen 1 Korintiërs 2 Korintiërs Galaten Efeze Filippenzen Kolossenzen 1 Tessalonicenzen 2 Tessalonicenzen 1 Timoteüs 2 Timoteüs Titus Filemon Hebreeën Jakobus 1 Petrus 2 Petrus 1 Johannes 2 Johannes 3 Johannes Judas Openbaring
BJr Brief van Jeremia TDn Daniël (Grieks) Man Manasse
H E I L I G I N G INLEIDING
7
1 | Inleiding Het onderwijs over de heiliging vormt een belangrijk aspect in de reddingsleer. Principieel richt de heiliging zich namelijk op het dagelijkse geloofsleven van de christen op aarde. Doordat de soteriologie zowel aandacht schenkt aan de weg vanaf de wedergeboorte tot aan de volmaaktheid van de gelovige, is het correct ook aandacht aan de heiliging te schenken. Veel hedendaagse kerkgenootschappen danken hun ontstaan aan heiligheidsbewegingen en staan in de verdere traditie daarvan. Te denken valt aan de Mennonieten, de Quakers, het Leger des Heils en uiteraard de evangelische, charismatische en pinksterkerken die de wereld vandaag kent.1 Met de groeiende lauwheid en toenemende passiviteit in de gevestigde kerken kwam immers het verlangen op om oprecht voor God te leven. In hun eigen christenleven zagen zij immers veelal niets anders dan zonde, zwakheid en gebrek. Voor velen was dit verlangen met zijn hernieuwde nadruk op heiligheid een bewust gekozen reactie tegen de idee dat het christenleven een voortdurende afwisseling was van zondigen en belijden, goede voornemens en falen, haat van het kwaad en meegaan met het kwaad. Christenen verlangden naar een uitweg uit deze draaimolen. Ze wilden breken met de zonden die ze bewust voor ogen zagen. Waarnaar ze verlangden was een oprecht leven met God, een ononderbroken relatie met Christus, een vol zijn met de heilige Geest, zoals het Nieuwe Testament dat aan hen presenteerde over de eerste christenen. Tegelijk beseften ze dat die keuze het christelijk leven niet gemakkelijker maakte. Verzoekingen namen toe als christenen zich meer aan God begonnen toe te wijden.2 De vraag rees hierbij op naar het hoe van de heiliging: Hoe is het voor een christen mogelijk om evenals de eerste christenen vol van de Geest en Christus door het leven te gaan?
1 2
Donald W. Dayton, Discovering an Evangelical Heritage (Grand Rapids: Baker Academic, 2011); Theological roots of Pentecostalism (Grand Rapids: Francis Asbury, 1987). Robert P. Smith, Die Heiligung durch den Glauben: Dargestellt nach den Ausspruchen der Heiligen Schrift und beleuchtet durch mittheilungen personlicher Lebenserfahrungen (Basel: Spittler, 1875), 22.
H E I L I G I N G HEILIGINGSMODELLEN
9
2 | Heiligingsmodellen Doorheen de geschiedenis worstelden christenen meermaals met de vraag hoe de Bijbel sprak over heiligheid. Discussies hieromtrent zorgden ervoor dat er meerdere theologische modellen in de kerk ontstonden die christenen bewust of onbewust volgden. Aan het begin van deze studie helpt een beknopt overzicht de voornaamste standaardmodellen te verduidelijken.3
2.1
Arminiaans heiligingsmodel
Voor Arminianen zoals bekering heiliging Christus’ komst John Wesley (1703–1791) en overgave overgave heiligingsproces crisis Charles Finney (1792–1875) begint een heilig leven kort na de bekering. Wie Jezus aanvaardt als Verlosser, aanvaardt Hem ook als Heer. Met de bekering vindt ook de wedergeboorte plaats die de christen tot nieuwe mens maakt. Gods Geest zal de verkregen nieuwheid en heiligheid, die met de wedergeboorte in de christen aanwezig is, steeds meer zichtbaar maken. Kort na de bekering raakt de christen om die reden in een crisis, waar hij beseft dat niet enkel de bevrijding van vroegere zonden, maar ook de bevrijding van toekomstige zonden puur afhankelijk is aan Gods genade. Als de christen dit erkent en gehoor geeft aan Gods wil voor zijn leven, zal het christelijk hart veranderen. Om die reden klinkt de oproep om de nieuwe mens aan te doen en heilig te leven. Wie die oproep Gods langdurig negeert, verliest zijn redding. Een christen dient Christus’ Thora te vervullen op basis van geloofswerken. Doordat Gods geboden waar te maken zijn, is het mogelijk dat een christen tijdens zijn leven op aarde bewuste zonden langdurig nalaat. Kortom: De heiliging vertoont hetgeen de rechtvaardiging bewerkte.
2.2
Calvinistisch heiligingsmodel
Christus’ Een andere mogelijkheid bekering komst overgave biedt het calvinistisch heiligingsproces heiligingsmodel. Verbonden met deze beweging zijn namen als: James Packer (1926–), Anthony 3
H. Wayne House, Charts of Christian Theology and Doctrine (Grand Rapids: Zondervan, 1992), 111–113; Charles C. Ryrie, Balancing the Christian life. (Chicago: Moody, 1969), 183–184, 187.
10
Hoekema (1913–1988). Volgens dit model begint een heilig leven eveneens met bekering. De gelovige geeft zich over aan God die hem doorheen het leven vernieuwt door de heilige Geest en vormt naar het beeld van Christus. De oproep om Christus’ voorbeeld te volgen, in denken en doen, staat daarmee centraal. Voor calvinisten geldt dat de oude mens wel al gekruisigd is, maar de nieuwe mens nog in wording is. Door tot te God naderen en op Christus te willen lijken en door zonde de rug toe te keren, bereikt de christen in geloofsvertrouwen zijn heiliging. Doordat de nieuwe mens nog niet volledig is, is het onmogelijk dat een christen tijdens zijn leven op aarde bewuste zonden langdurig nalaat. Kortom: De heiliging voltooit hetgeen de rechtvaardiging begon.
2.3
Pentecostaal heiligingsmodel
Pinkstertheologen bekering Geestesdoop Christus’ komst onderscheiden positionele en heiligingsproces progressieve heiliging van elkaar. De nieuwe mens in de christen brengt automatisch de positionele heiligheid met zich mee; de progressieve heiliging van de christen begint daarentegen pas met de Geestesdoop. Traditioneel vindt deze Geestesdoop plaats enkele tijd na de bekering en verwijdert deze volledig het zondeverlangen in de christen. Over de vraag of een christen hierbij vanaf de bekering of later de nieuwe mens is, en zijn positionele heiliging ontvangt, heerst meningsverschil. In elk geval geldt dat zoals de Geestesdoop het zondeverlangen verwijdert, het Christusbloed de christen in zijn wandel reinigt en het Godswoord heiligheid in zijn leven bewerkt. Door overgave aan Gods Geest en navolging van Gods wil, bewerkt de christen zijn progressieve heiligheid. Hoewel de christen hierbij streeft naar volmaaktheid is dit onmogelijk door de invloed van het kwaad. Kortom: De positionele heiliging vertoont en de progressieve heiliging voltooit door de Geestesdoop hetgeen de rechtvaardiging bewerkstelligt.
2.4
Keswick-Ministries heiligingsmodel
De Anglicaan Thomas bekering heiliging Christus’ Harford-Battersby (1823– overgave overgave komst heiligingsproces vlees1883) en Quaker Robert wandel Geestwandel Wilson (1824–1905) waren de grondleggers van de Engelse Keswick-heiligheidsbeweging ( Higher Life Movement) uit 1875 die een onderscheid maakten tussen de positionele
H E I L I G I N G KESWICK-MINISTRIES HEILIGINGSMODEL
11
en progressieve heiliging en als oecumenische beweging ook grote invloed kreeg in evangelische kringen. Verbonden met deze beweging zijn namen als: Andrew Murray (1828–1917), Hudson Taylor (1832–1905), Albert Simpson (1844–1919), Dwight Moody (1837–1899). Positionele heiliging is hierbij gerelateerd aan de bekering, de vergeving van zonden, de rechtvaardiging en de wedergeboorte tot de nieuwe mens. Met de bekering begint ook de progressieve heiliging. Vanaf dat ogenblik bouwt de Vader, de Zoon en de Geest aan de nieuwe mens in de christen. De macht van de zonde is hierbij nooit krachtiger dan de wil van de christen. Kenmerkend voor de christen zijn om die reden constante overwinningen over zondige verlangen. Door zich door de Geest te laten leiden en in relatie te blijven met de drie-enige God, ontvangt de christen de volheid Gods en wordt het eigen vleselijke, zondige verlangen weerstaan. Hoewel de christen hierbij streeft naar volmaaktheid is dit onmogelijk door de invloed van het kwaad. Kortom: De positionele heiliging vertoont en de progressieve heiliging voltooit door het werk van de drie-enige God hetgeen de rechtvaardiging bewerkstelligt.
2.5
Dispensationalistisch heiligingsmodel
Navolgers van het bekering heiliging overgave overgave dispensationalisme Christus’ heiligingsproces vleesontwikkelden een komst wandel Geestwandel heiligingsmodel gebaseerd op de kerkvader Aurelius Augustinus. Verbonden met deze beweging waren mensen als: Lewis Chafer (1871–1952), Charles Ryrie (1925–), John Walvoord (1910–2002). Heiliging begon voor hen vanaf de bekering, waar ook de wedergeboorte plaatsvond en de christen een nieuwe mens werd. De Geestesdoop plaatste vervolgens de christen in het lichaam van Christus en doordat de christen zich overgaf aan God bewerkt de Geest de Christusvrucht in hem of haar. Door tot God te naderen en in relatie met Hem te staan, ontvluchtte de christen de zonde. Hierbij was het de verantwoordelijkheid van de christen om nie t toe te geven aan de zonde, maar zich gehoorzaam te stellen onder Gods verlangen. Hoewel de christen hierbij streeft naar volmaaktheid, is dit onmogelijk door de invloed van het kwaad. Kortom: De heiliging vertoont en voltooit hetgeen de rechtvaardiging bewerkstelligt.
H E I L I G I N G GEESTELIJKE GROEI
13
3 | Geestelijke groei 3.1
Een natuurlijke zaak
Net als in ons biologische leven is groei in het geestelijk leven gebruikelijk. Baby’s beginnen met een lengte van pakweg 50cm en ontwikkelen zich tot volwassen mannen en vrouwen van pakweg 1,80m. Jonge kinderen zijn er zot op telkens aan hun ouders op een maatlijn die aan de muur hangt te tonen dat ze gegroeid zijn. Datzelfde verlangen dient ook aanwezig te zijn bij jong gelovigen. Vanaf hun wedergeboorte ontvangen ze goede reine melk en groeien ze steeds meer naar de volwassenheid toe. Mensen rondom hen merken dat op doordat ze zowat continue veranderen. Het nieuwe leven van de gelovige manifesteert zich. Het toont dat het er is. Gelovigen die niet groeien zijn daardoor even erg eraan toe als baby’s die niet groeien. Dat is een abnormale toestand waarop ouders direct reageren door met het betreffende kind naar de dokter te bezoeken. Het koninkrijk Gods bestaat eveneens uit gezonde kinderen die geestelijk groeien.
3.2
Kenmerken van gezonde groei
Medici verduidelijken dat kleine kinderen optimaal groeien als ze voldoende voedsel en beweging ontvangen en gezond zijn. Diezelfde ingrediënten zijn van belang voor de geestelijke groei. Christenen dienen voldoende geestelijk voedsel en beweging te ontvangen en gezond te zijn.
3.2.1
Verlangen naar geestelijk voedsel
Jong gelovigen verlangen net als pasgeboren baby’s naar de redelijke onvervalste melk, dat is het Woord van God (1Pt2:2). Ze lezen graag in de Bijbel, Gods Woord omdat hen dit het meest duidelijk beschrijft wat er leeft in Gods hart. Tegelijk laten ze het daarbij niet en zoeken ze ook het gesprek op waarin alles wat met God te maken heeft centraal staat. Net als baby’s meldt de gelovige zich met de regelmaat van de klok en toont hij duidelijk zijn omgeving dat hij honger naar God heeft. Een gezonde voedingswijze zorgt er dan ook voor dat de gelovige op geestelijk vlak groeit.
14
3.2.2
Verlangen naar geestelijke beweging
3.3
Stagnaties in de geestelijke groei
Wie als christen geestelijk groeit spreekt en handelt in zijn leven dusdanig dat hij God verheerlijkt (Ef5:19). Baby’s die enkel melk drinken en zich niet bewegen zijn in de regel ziek. Het is voor de meeste jonge ouders zelfs onmogelijk om met jonge kinderen ergens op bezoek te gaan. Baby’s, kleuters, kortom: kinderen, verlangen naar beweging. Een uur op een stoel zitten is voor hen al een straf. Op soortgelijke wijze is het voor jong gelovigen normaal om te wandelen en te bewegen met God. Het is onnodig om jonge gelovige daartoe op te roepen. Ze maken vrij snel na hun wedergeboorte door de waterdoop al kenbaar dat ze willen breken met een maatschappij die God verwerpt en een leven in heiligheid voor God wensen te leiden (Ko3:8-10). Het geloof uit zich in hun dagelijks praktische leven en geeft hen handen en voeten. Ze zijn dan ook levende stenen in de gemeente (1Pt2:5).
Hoe goed het begin ook was. Meerdere keren is het in het leven van gelovigen gebeurt dat ze een frisse start hadden en ontzettend aan het begin van hun bekering groeiden. Na verloop van tien, twintig of dertig jaar stagneerde dit echter. De honger en het verlangen naar geestelijke groei was voorbij voor de discipel. Het leek alsof er zand in de motor terecht was gekomen, waardoor alles vastliep.
3.3.1
Onkennis
3.3.2
Onwil door zonden in je leven
Een van de grootste problemen in de evangelische wereld is dat het onderwerp geestelijke groei te weinig expliciet aan bod komt. Dat heeft vooral ermee te maken dat in het modernisme de nadruk voornamelijk lag op bekering tot God om er zeker van te dat je straks in de hemel komt. Hoewel die uitspraak juist is, zegt ze niets over het leven dat we als christen op aarde leiden. Onkennis van geestelijke groei brengt automatisch met zich mee dat gelovigen zich voornamelijk richten op hun redding en minder op hun leven als discipelen op deze aarde. In moeilijke tijden is het door dit gebrek aan kennis onmogelijk om bij God te blijven.
Hoewel iedere gelovige na zijn wedergeboorte nog wel eens zondigt is dat in goede omstandigheden geen kenmerk meer van zijn leven. Hij
H E I L I G I N G STAGNATIES IN DE GEESTELIJKE GROEI
15
beseft dat een leven met God tegengesteld is aan een leven naar zijn eigen zondige lusten. Toch kan ook een christen nog ervoor kiezen het kwade te doen. Paulus roept de gelovigen dan ook meermaals ertoe op om alle zondige gewoontes af te leggen, zoals boosheid, bedrog, huichelarij, jaloezie, roddel en andere zaken. Als christenen ervoor kiezen om geen gehoor hieraan te schenken, stagneert hun geestelijk leven. De geestelijke groei is op dat ogenblik niet aanwezig en wordt door een ongezonde levensstijl verhinderd. Gelovigen dienen deze zonden af te leggen en opnieuw te wandelen met God. Het is van belangrijk daarbij te benadrukken dat het hierbij om een persoonlijke keuze gaat. Het zou ongezond zijn om anderen te dwingen bepaalde zaken te doen. Paulus en de andere nieuwtestamentische schrijvers deden dat evenmin. Wel namen ze hun verantwoordelijkheid op en wezen ze de gelovigen op dit soort zaken. Een leven leiden naar andermans leefregels is immers niet mogelijk als jezelf niet voor dat leven kiest. Een te grote inmenging van medegelovigen in het leven van anderen gaat dan ook te ver.
3.3.3
Schaamte
Als je christen wordt zijn niet meteen alle problemen opgelost. Sommige komen dan pas! Een van de moeilijkheden waartegen christenen bijna altijd opzien is: hoe denken mijn ongelovige kennissen hierover?
3.4
Gezond verlangen naar geestelijke groei
Misschien herken je jezelf in de vorige beschrijvingen die de stagnaties in de geestelijke groei teweeg brengen. Je bezoekt al jaren een gemeente, maar vindt het allemaal saai en weinig zeggend. Met medegelovigen spreek je niet zo veel over God vanuit jezelf en bidden doe je enkel op de traditionele momenten, zoals bij het eten of bij het slapen gaan. Als je erop wordt gewezen dat je een discipel van christen dient en daar ook nog een keer duidelijk bij krijgt te horen wat exact een discipel doet en laat, dan ervaar je dat al pushen. Van harte wens je God te zoeken, maar je weet niet precies hoe en waar. Het is mogelijk dat daardoor ook in je hart het diepe verlangen leeft om een nieuwe start te maken in je relatie met God, al besef je dat je moeite hebt met Bijbellezen en gebed. Ik besef dat God degene is die mensenharten kan veranderen. Toch plaatst hij mensen bij elkaar in een gemeente. Daarom wil ik niet eenvoudig zeggen dat je moet bidden voor groei hierin – als ik dat zou
16
doen, dan is dat welgemeend, maar toch moeilijk voor je. Wat ik je graag zou aanbevelen is om hierover met een goede bevriende medegelovige te spreken. In de Bijbel zien we meerdere keren dat Christus zijn discipelen in groepjes van twee uitzenden. Ook later in het Bijbelboek Handelingen is dat een gebruik dat terugkeert. We lezen over Petrus die samen met Johannes onderweg is om te bidden in de tempel (Hd3), we vernemen van Paulus die samen met Barnabas op reis vertrekt (Hd13) en later vernemen we dat Paulus en Silas verder gaan, nadat Barnabas en Marcus kiezen voor een andere strategie. Stop daarom om jezelf wijs te maken dat je het zelf wel redt. Kijk eenvoudig achteruit en stel vast dat je dat al meerdere keren opperde. Neem de beslissing aan om over de stagnaties in je geestelijk leven te spreken met iemand uit de gemeente. Iemand die je vertrouwt. Je hoeft je hiervoor niet te schamen want bijna elk christen kent deze stagnaties uit eigen ervaring.
H E I L I G I N G VERZOEKINGEN
17
4 | Verzoekingen 4.1
Beproevingen en verzoekingen
Elke christen maakt beproevingen die kracht het geloof op de proef stellen. Als je je wilt laten leiden door Gods Woord en Geest zal het je geloof zeker worden beproefd. Grote Godsmannen wezen er dan ook op dat God niemand tot zegen en volledige bruikbaarheid kan leiden, zonder beproevingen en moeilijkheden. Tegelijk erkennen we ook als christenen dat er ogenblikken zijn waarop we negatief verzocht raken. Liefde, trouw, blijdschap, geduld, hoop, vrede en andere kenmerken stelt dit verzoekingsmoment op de proef. In het reflecteren over deze verzoekingen is het van belang rekening te houden met de verschillende ‘bronnen’ vanwaar deze verzoekingen voortkomen. Concreet is er te denken aan: 4 (1) het vlees in mij waarin geen goed woont; (2) de wereld rondom ons die God verwerpt; en (3) de overheden en machten van de duisternis. In de heiliging is het van belang een goed onderscheid te maken tussen deze ‘bronnen’. Diverse keren overzagen christenen dit verschil en kozen ze er bijvoorbeeld voor om alle verzoekingen die ze meemaakten toe te schrijven aan de overheden en machten van de duisternis.
4.2
Beproevingen van God
Bij verzoekingen denken de meeste onder ons het eerste aan iets negatiefs dat je in zijn ban probeert te krijgen. Toch wijst de apostel Jakobus erop dat God eveneens mensen verzoekt. In het hedendaagse taalgebruik spreken we hierbij liever van beproevingen. De Heer confronteert de mens met bepaalde omstandigheden om te zien hoe hij daarmee omgaat en hem uiteindelijk geestelijk te laten groeien. Een duidelijk voorbeeld hiervan zien we in de beproeving bij Abraham als God hem vraag om zijn eerstgeboren zoon Isaak te offeren. Petrus wijst er in zijn eerste brief op dat ook de gelovigen door God gelouterd worden om op die wijze uiteindelijke kostbaarder te zijn voor Hem (1Pt1:6-7). Dezelfde Jakobus die spreekt over de beproevingen die God toelaat bij de gelovigen, spreekt in hetzelfde hoofdstuk van zijn brief over de verzoekingen van de duivel (Jk1). Beide zaken verschillen van elkaar zoals 4
Hans Rohrbach, Aanvechting en Overwinning (Amsterdam: Moria, 1981), 12.
18
de dag van de nacht. Gods beproevingen stimuleren de groei van de gelovige; verzoekingen proberen de geestelijke groei te verhinderen. Het zijn dit soort laatste verzoekingen waarover de apostel met recht zegt dat zij niet van God afkomstig zijn. Enkel de duivel wil het vertrouwen dat de christen in God heeft kwetsen en teniet doen. Drie belangrijke voorbeelden hiervan vinden we in de hof van Eden (Gn3), het lijden van Job (Jb1-2) en de verzoeking van Jezus in de wildernis (Mt4).
4.3
Verzoekingen door het vlees
‘Iedereen komt in verleiding door zijn eigen begeerte, die hem lokt en meesleept’ (Jk1:14). Het is niet moeilijk tot de ontdekking te komen dat het voor ons mensen niet moeilijk is ons over te geven aan losbandigheid, ongeduld, lust, genotzucht, haat en dergelijke. Een christen die ernaar streeft een godsvruchtig leven te leiden, merkt hoe gemakkelijk deze kwade verlangens de kop opsteken. Vooral lust en genot zijn zwakke en kwetsbare plekken voor degenen die in rijke landen leven. Als christen beseffen we echter dat hij een andere positie is geplaatst: ‘Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn eigen natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen’ (Gl5:24). Dit is een heldere waarheid waarnaar de gelovige wenst te leven. De moeilijkheid hierbij is hoe we deze positie daadwerkelijk kunnen waarmaken.
4.4
Verzoekingen vanuit de wereld
De wereld rondom ons trekt elke dag aan ons. We worden opgejaagd door de bedrijvigheid en het tempo van onze omgeving. Ook de gemeente kan zich daar moeilijk tegen beschermen. We lopen gevaar dat we ons in Gods koninkrijk te veel laten opjagen door bedrijvigheden vanuit een verkeerde ijver en verlangen meer naar de eer van mensen dan naar de eer van God. Paulus roept de gemeente dan ook op: ‘Jullie moeten jezelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door jullie gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van jullie wil en wat goed, volmaakt en Hem welgevallig is’ (Rm12:2). Tegelijk kan de gelovige deze aarde moeilijk verlaten. We hebben er een opdracht ontvangen van God. Toch moeten we er tegelijk op bedacht zijn om de juiste afstand tot de wereld te bewaren. Daarom bidt de Heer: ‘Ik vraag niet of u hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of U hen wilt beschermen tegen de duivel’ (Jh17:15).
H E I L I G I N G VERZOEKINGEN DOOR DE DUIVELSE MACHTEN
4.5
19
Verzoekingen door de duivelse machten
Vanaf het begin is de satan ermee gemoeid om mensen weg te trekken van hetgeen God hen schonk. In de hof van Eden lukte het hem op die wijze om door twijfel te zaaien, Gods gebod aan het eerste mensenpaar overtollig te maken. Tegenwoordig maakt de satan hierbij ook gebruik van dwaalleraren die Gods Woord tot mensenwoord maken en hun eigen kwade bedenkselen proclameren als Gods Woord aan de christenen. ‘Toch zijn er destijds onder het volk ook valse profeten opgetreden, en zo zullen er ook onder u dwaalleraren verschijnen. Ze zullen met verderfelijke ketterijen komen en zelfs de meester die hen heeft vrijgekocht verloochenen. Daarmee bewerken ze spoedig hun eigen ondergang’ (2Pt2:1). Zij verleiden de christenen ertoe om uiteindelijk een vals geloofsleven te leiden. De kerkvader Tertullianus (160-230) schrijft: 5 ‘Welke manier zouden [de satan en zijn trawanten] meer ter harte gaan, dan dat zij de mens door valse voorspiegelingen van de gedachte aan de ware Godheid afbrengen’, en elders:6 ‘Alle middelen tegen de waarheid stoelen op de waarheid zelf en deze rivaliteit wordt teweeggebracht door de geesten van de dwaling. Door hen zijn [...] vervalsingen van de heilsleer in elkaar gezet, door hen zijn ook allerlei dichterlijke mythen ingegeven, die door hun gelijkenis het geloof in de waarheid aan het wankelen moeten brengen of beter gezegd: het geloof zo moeten ombuigen, dat men de mythen gelooft, waardoor men meente de christenen niet meer te hoeven geloven.’
4.6
Momenten van verzoeking
Per persoon is het verschillend op welke ogenblikken we verzocht worden. Toch bestaan er verschillende bereiken in ons leven waarin we als mens in het bijzonder kwetsbaar zijn. 1Jh2:16 wijst zo op de begeerte van onze lusten, de begeerte door voortkom door wat we zien en de begeerte die voortkomt door onze eigen hoogmoed. Laten we deze drie zaken nader bekijken. Bij de begeerte van onze lusten denken we aan alles waar naar we als mensen zouden verlangen als we onze verlangens geen halt toeroepen en geen rekening houden met anderen of God. Sommigen zouden vervallen in eetlust en zich volproppen met allerlei soorten eten, van zoet tot zuur
5 6
Tertullianus, Apologeticum 22:7. Tertullianus, Apologeticum 47:11.
20
en van koud tot warm. Weer anderen zouden zichzelf geven aan de alcoholische drank, de nicotine, drugs of een overdosis seks. De begeerte door wat we zien. Hierbij mogen we denken aan hebzucht, het verlangen naar geld, kleding, een auto, huis, boot, land, fiets of doodeenvoudig het verlangen naar films, internet, muziek of andere zaken. De begeerte door onze hoogmoed. In de menselijke maatschappij is het al vanaf het begin normaal om door eigen prestaties te tonen wat je waard bent. Arrogantie, trots, nijd en een ongezond streven naar macht kan daarbij tot val van jezelf worden. Je wilt jezelf voor anderen presenteren als degene die het allemaal goed voor elkaar heeft en die niet afhankelijk is van anderen. Tegelijk besef je dat deze anderen een grote impact op je leven hebben. Ze motiveren je om mee te roddelen, mee te bedriegen en mee te genieten van de groep. Groepsdruk is een grote valstrik voor hen die vanuit zichzelf een laag zelfbeeld met zich meedragen. Al in de hof van Eden gebruikt de satan deze drie gebieden om de mens tot zonde te verleiden (Gn3:6). Zijn tactiek lukte. Eeuwen later probeerde hij dezelfde strategie uit bij de Heer Jezus in de wildernis. Maar deze keer mislukte het, hoewel de omstandigheden veel slechter waren dan die de mens in de hof kende (Lc4:1-13). Net als bij Christus in de wildernis kiest de duivel er dikwijls nog steeds voor om mensen te verzoeken op ogenblikken waarop ze vermoeid zijn en weinig tegenkracht kunnen bieden. Andere momenten waarop hij toeslaat is als God ons een bijzondere zegen schenkt of wil schenken. De tegenstander doet er dan alles aan om dit te voorkomen en de eer die God ervoor toekomt van ons weg te laten ebben. Hij richt onze blik enkel nog maar op de zonde en laat daardoor onze Godslof verstommen.
4.7
Verzoekingen overwinnen
Paulus schrijft de Korinthiërs: ‘U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan’ (1Ko10:13). Christenen mogen beseffen dat het mogelijk voor hen is om verzoekingen te overwinnen. Meerdere keren roept de Heer Jezus zijn gemeentes in Op2-3 er dan ook toe op om het kwaad te overwinnen. Telkens is daaraan een unieke belofte verbonden: ‘Wie overwint zal ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat’ (Op2:7). Ook Jakobus heeft daarvan
H E I L I G I N G VERZOEKINGEN OVERWINNEN
21
weet: ‘Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals God heeft beloofd aan iedereen die hem liefheeft’ (1:12). Op welke wijze is het mogelijk om verzoekingen te overwinnen? Gedurende eeuwen worstelen christenen met deze vraag.
4.7.1
Vluchten
Een mogelijkheid om verzoekingen te overwinnen is door ervoor te vluchten. Teksten die in deze richting wijzen zijn: ‘Mijn voeten mijden elk pad dat slecht is, zo kan ik mij houden aan Uw woord’ (Ps119:101), ‘En als je oog je op de verkeerde weg brengt, ruk het dan uit: je kunt beter met één oog het koninkrijk van God binnengaan dan in het bezit van twee ogen in de Gehenna geworpen worden’ (Mc9:47), ‘Ga ontucht uit de weg!’ (1Ko6:18a), ‘Om deze reden moet u, geliefde broeders en zusters, u verre houden van afgodendienst’ (10:14), ‘Maar jij, een dienaar van God, moet je hier verre van houden. Streef naar rechtvaardigheid, vroomheid, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid’ (1Tm6:11) en ‘Mijd de begeerten van de jeugd, streef naar rechtvaardigheid, geloof, liefde en vrede met hen die de Heer met een zuiver hart aanroepen’ (2Tm2:22). Sommigen gingen hierin zover dat ze zich afzonderden van de maatschappij. Ze trokken zich terug in een kluisje en leefde als kluizenaar in de wildernis. Maar hoewel de maatschappij daarin weinig tot geen invloed meer kreeg, besefte ook de kluizenaar dat de duivel nog voldoende kiertjes kon vinden om zijn goed afgesloten kooi binnen te glippen.
4.7.2
Zelfkastijding
4.7.3
Biechten
Daarom vonden christenen het van belang om hun lichaam te tuchtigen en zichzelf te straffen: verander je gedachten door ze op iets anders te richten. Voldoende zweepslagen zouden er uiteindelijk toe leiden dat iemand niet meer toegaf aan de zonde. Maar ook dit experiment mislukte. De asceet moest aan het einde van zijn leven toegeven dat zijn verlangen naar de zonde weinig had toegenomen tijdens zijn leven.
Anderen introduceerden de biecht: beken aan iemand anders wat je misdaan hebt. Dat zou helpen om uiteindelijk de zonde te overwinnen.
22
Het zou je eigen ik krenken en je meer alert ervoor maken om de volgende keer de verzoeking te weerstaan. Maar was er wel een goede methode om verlost te zijn van zonde?
4.7.4
Zien op Jezus
Hans Rohrbach roept de gelovige op om te vluchten voor verzoekingen, maar voegt daaraan duidelijk toe:7 ‘niet in het wilde weg vluchten! Wij moeten weten, waarhéén wij moeten vluchten voor de verlokkingen, die vanuit het vlees op ons afkomen.’ De gelovige beseft dat hij zich tot Christus moet keren. ‘Juist omdat Hij zelf op de proef werd gesteld en het lijden volbracht heeft, kan Hij ieder die beproefd wordt bijstaan’ (Hb2:18). Op die wijze bidt de gelovige tot Christus voor hulp als hij in het nauw is gedreven. Daardoor wordt meteen duidelijk dat hij vanuit zichzelf niet in staat is om de zonde te overwinnen. De overwinning is enkel te behalen in de kracht van de Geest die Christus aan zijn gemeente schonk. Het Nieuwe Testament roept de gelovige meerdere keren ertoe op om in moeilijke omstandigheden op Jezus te zien die evenals ons verzocht werd, maar de verzoeking overwon (Hb4:15). Dat is een grote troost voor de gelovige. Hij mag weten dat hij zich richt tot God de Zoon die ook zelf de verzoekingen kende en deze doorstond zonder eraan toe te geven.
4.8
Bezettingen in je leven
In de tegenslagen die iemand meemaakt is het mogelijk een onderscheid te maken tussen insluiting of benauwing ( circumsessio), druk (oppressio), gebondenheid (obsessio) en bezetenheid (possessio). Dikwijls gebruiken uitleggers hierbij het beeld van de strijd om een stad: Het eerste stadium is de insluiting, waarbij de stad geheel omsingeld is maar nog bewegingsvrijheid heeft in zichzelf. Daarop volgt de gebondenheid, waarbij de vijand bepaalde gedeeltes in de stad al onder zijn macht heeft geplaatst. Het derde stadium is dat de stad geheel bezet is door de vijand.8 Het spreken over deze bezettingen in je leven is niet griezelig of sensationeel. Juist in Jezus openbaarde zich volledig hoe radicaal God met de mens is. Wie tot Hem de toevlucht nemen, hoeven niet te vrezen. Het constateren van bezettingen in je leven is om die reden een hoopvolle
7 8
Rohrbach, Aanvechting en Overwinning, 24. Karel J. Kraan, “Opdat u genezing ontvangt”: Handboek voor de dienst der genezing (Hoornaar: Gideon, 1974), 59–60.
H E I L I G I N G BEZETTINGEN IN JE LEVEN
23
zaak. Het helpt om storingen acuut door het machtswoord van Jezus weg te nemen.
H E I L I G I N G HEILIGHEID ALGEMEEN
25
5 | Heiligheid algemeen 5.1
Het begrip ‘heilig’
Het begrip ‘heilig’ ( ;קד דש שαγιος) betekent in de Bijbelse zin zich volledig afscheiden van het ene en toewijden aan het andere. Zo zijn bepaalde dagen (Ne8:11), zoals de sabbat (Js58:13), of is water (Nm5:17) afgezonderd als bijzonder ten opzichte van het algemeen profane of seculiere.9 In deze voorbeelden erkennen we ook dat ‘heilig’ toewijding betekent. Zo wijdt Jahweh de mannelijke eerstgeborenen (Ex13:2), de priesters (Ex28:36; Lv8:12; 21:8) en de Levieten (Nm3:12; 8:16) aan zich toe. Zijn behoren Hem, staan in zijn dienst en keren de smet en zonde de rug toe. Een leven in heiliging betekent echter meer dan het zich afkeren en strijden tegen de zonde, dood en duivel. Gerard von Rad wijst hierbij op het onderscheid tussen de Bijbelse heiligheid en de heiligheid in andere religies. Het verrast hem dat deze laatste veel neutraler en onpersoonlijker zijn dan het Bijbelse geloof. 10 Het begrip ‘heilig’ wijst als zodanig dus niet enkel op een kwaliteit, maar ook op een relatie. Omdat degene die zich ‘heiligt’ zijn hele levenswandel volledig tot God keert en op Hem gericht is.11 Ten diepst gaat het heiligen in de Bijbel verder dan enkel het je afkeren of toewijden aan iets. Het wijst in de Bijbel vooral erop dat de gelovigen steeds meer het beeld van de Heilige, Jezus Christus, weerspiegelt. Jezus zelf is namelijk de Heilige bij uitstek (Hd3:14; 1Jh2:20; Op3:7). In dat opzicht vraagt de bidder in het Onze Vader: ‘laat uw naam geheiligd worden’ (Mt6:9) en roept Petrus de gelovigen op ‘heilig Christus, als Heer, in uw hart’ (1Pt3:15). De gelovige beseft: Ik hoor bij God en wil met mijn leven een weerspiegeling van zijn heiligheid zijn. Waar God aanwezig is, is de plaats heilig doordat zijn tegenwoordigheid ermee is verbonden, terwijl dat bij het omliggende gedeelte niet ze is en dit profaan blijft (Ez42:20). Ook in termen zoals ‘heilige Geest’ of ‘heilige Schrift’ komt de weerspiegeling duidelijk naar voren: het zijn allemaal zaken waardoor God zijn verhevenheid, grootheid, schoonheid, 9
William L. Holladay, A Concise Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old Testament (Grand Rapids: Eerdmans, 2000), 312; Jackie Naudé, ‘qadas’, in New International Dictionary of Old Testament Theology and Exegesis, door Willem A. VanGemeren, vol. 3 (Grand Rapids: Zondervan, 1996), 877–878; Joseph Ratzinger, Jezus van Nazareth. Deel II (Tielt: Lannoo, 2011), 87. 10 Gerhard von Rad, Old Testament Theology (Peabody: Prince, 2005), I:206. 11 Ibid., I:205.
26
heerlijkheid, luister, glans, pracht en majesteit zichtbaar maakt aan deze schepping. ‘Heilig’ kan echter ook helaas enkel wijzen op een uitwendige zaak. Zo is het volk Israël een door God geheiligd volk, hoewel dat niet betekent dat alle Israëlieten ook daadwerkelijk wedergeboren zijn (Ex19:6). Een ander voorbeeld zijn de kinderen die ‘geheiligd’ zijn door de gelovige ouder (1Ko7:14). Reden hiervoor is dat het kind opgroeit in een sfeer waarin het Gods Geest door middel van de gelovige ouder werkzaam is. Het staat hierdoor in contrast met een kind dat in de wereld ver van God en gebod opgroeit. Wel dient dit kind ‘inwendig’ nog voor te kiezen om het werk van Gods Geest ook in zijn hart toe te laten. De heiliging waartoe Gods Woord de gelovige oproept concentreert zich immers op de hele mens. Zowel het innerlijk als uiterlijk dient geheel in dienst van God te staan. In de heiliging openbaart zich dan ook een mens die God toebehoort en op Hem is gericht met zijn hele hart. Om echter een duidelijk beeld te krijgen van de heiligheid van de gelovige moeten we eerst nader ingaan op Gods heiligheid.
5.2
Gods heiligheid
God is heilig van eeuwigheid. Dat betekent meer dan dat Hij afgezonderd is van iets negatiefs of toegewijd aan iets positiefs. Gods heerlijkheid omvat verhevenheid, grootheid, schoonheid, heerlijkheid, luister, glans, pracht, majesteit enzovoort. De serafs betuigen op die wijze in hun trisagion dat God adembenemend is: ‘Heilig, heilig, heilig is de Jahweh van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn majesteit’ (Js6:3; vgl. Op4:8). In diezelfde lijn noemen Petrus en demonen Jezus de ‘Heilige Gods’ (Jh6:69; Mc1:24; Lc4:34; vgl. Hd3:14; Op3:7) en spreekt de engel Gabriël over ‘dat Heilige [Kind] dat geboren zal worden’ (Lc1:35). Het gaat bij de heiligheid van God telkens om datgene wat God in wezen is. Emil Brunner en Paul Althaus noemen de ‘heiligheid’ daarom niet slechts een attribuut of eigenschap van God. Voor hen ligt Gods heiligheid ten diepste verankert in zijn wezen: God is heilig (Ps22:4; 99:9).12 In principe tonen ze hiermee de problematiek van een te ver doorgevoerde theologische scheiding tussen Gods attributen en Gods wezen. Zo zijn liefde en licht niet slechts attributen van God, maak ook kenmerken van zijn hele wezen: God is liefde (1Jh4:8,16) en God is licht (1:5). We kunnen deze zaken uiteindelijk wel onderscheiden, zoals de 12 Emil Brunner, Die christliche Lehre von Gott, Dogmatik 1 (Zurich: Zwingli, 1946), 161–182; Paul Althaus, Die christliche Wahrheit. Lehrbuch der Dogmatik, 4de ed. (Gütersloh: Mohn, 1963), 289–292.
H E I L I G I N G GODS HEILIGHEID
27
Bijbel dat doet in plaatsen als Hd3:14 of Op6:10, maar niet afbakenen in Gods wezen.13 Vanaf de intrede van het kwaad in deze wereld zet Gods heiligheid zich af tegen de schunnigheid, lelijkheid en onguur van het kwaad. Zijn heiligheid is vanaf dan tegelijk verbonden met oordeel en verlossing. Zowel in het oordeel als in de redding die God brengt, zien we zijn heiligheid. Israëls ‘Verlosser is de Heilige Israëls’ (Js41:14). Jahweh blijft liefdevol in zijn heiligheid en heilig in zijn liefde. 14 Dit jaagt de goddeloze schrik aan, maar bemoedigt de godvrezende. Hij doodt de zondige zonen van Aäron, omdat Hij zegt: ‘Door degenen die in mijn nabijheid verkeren, toon ik mijn heiligheid’ (Lv10:3). God is ‘rechtvaardig, de Heilige, die is en die was, omdat [Hij] op deze manier straft’ (Op16:5).
5.3
Soorten heiliging
Theologisch is het vanuit de Bijbel mogelijk om in dit onderwerp verschillende gedeeltes te onderscheiden: (1) de positionele of objectieve heiliging; (2) praktische, progressieve of subjectieve heiliging; en (3) volstrekte heiligheid.
13 Willem J. Ouweneel, Het heil van God. Ontwerp van een soteriologie, Evangelisch-Dogmatische Reeks 6 (Heerenveen: Medema, 2010), 281; Brunner, Die christliche Lehre von Gott, 196–199. 14 Ouweneel, Heil, 279.
H E I L I G I N G POSITIONELE OF OBJECTIEVE HEILIGING
29
6 | Positionele of objectieve heiliging De heiliging van de gelovige valt volgens het Nieuwe Testament in wezen samen met het moment waarop een mens wedergeboren wordt. Daarom kan Paulus in de verleden tijd aan de gelovigen in Korinthe schrijven: ‘Jullie zijn gereinigd, jullie zijn geheiligd, jullie zijn rechtvaardig verklaard in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God’ (1Ko6:11). Gerrit Berkouwer lijkt ervoor te waarschuwen om in deze tekst een bepaalde volgorde te zien. Reden hiervoor is ‘doordat in 1 Cor. 6:11 de heiliging aan de rechtvaardiging voorafgaat.’ 15 Deze kritiek komt echter voort uit een reformatorische traditie die de heiliging consequent na de rechtvaardiging plaatst en geen oog heeft voor de positionele heiliging waarin de gelovige vanaf het eerste ogenblik is geplaatst. Er hoeft niet krampachtig naar een volgorde worden gezocht: zoals reiniging en rechtvaardiging op hetzelfde ogenblik plaatsvinden, vindt ook de heiliging op dat ogenblik plaats. Bij het begin van de reiniging en rechtvaardiging ligt zodoende ook het begin van de heiliging, die de gelovige in zijn verdere levenswandel ten volste mag ontplooien (vgl. 1Ko1:30). Willem Ouweneel ziet vanuit dit perspectief een logische volgorde:16 ‘[V]oorop staat de afwassing van de zonden door het bloed van Christus in de kracht van de Heilige Geest (bekering, wedergeboorte), daarop volgt logisch dat de gewassen (gereinigde) mens voor God wordt “part gezet” (geheiligd) door hem een te maken met een gestorven en opgestane Christus, en daaruit vloeit weer voort dat de aldus gereinigde en geheiligde mens door God rechtvaardig wordt verklaard.’
Johannes Verkuyl zegt:17 ‘In Christus zijn wij heilig, maar de Heilige Geest werkt dat geheim in ons uit.’ De goddeloze wordt dus van het ene moment op het andere een heilige (positionele heiliging) en manifesteert die heiligheid daarna in zijn leven (praktische heiliging). 18 Beide aspecten zijn omvat in het éne begrip heiliging: de positionele heiliging als 15 16 17 18
Gerrit C. Berkouwer, Geloof en Rechtvaardiging, Dogmatische Studiën (Kampen: Kok, 1949), 30. Ouweneel, Heil, 274. Johannes Verkuyl, De kern van het christelijk geloof (Kampen: Kok, 1992), 314. Ouweneel, Heil, 273.
30
ontologische status (wat je bent), de praktische heiliging als ethische levenswandel (wat je doet). Wie in Christus is geheiligd is vanaf het ogenblik van de wedergeboorte door Hem apart gezet en toegewijd voor God om zijn heerlijkheid te openbaren aan deze schepping. Op basis van deze positionele heiliging is het mogelijk om alle gelovigen aan te duiden als ‘heiligen’. Paulus doet dat in zijn brieven aan de gelovigen in Rome (1:7), Korinthe (1Ko1:2; 2Ko1:1), Efeze (1:1), Filippi (1:1) en Kolosse (1:2). Dat de apostel dit ook doet bij de Korinthe toont dat hij doelt op hun positionele heiliging. Ongeacht hun levenswandel blijven de gelovigen in Korinthe heiligen – zonder dat de apostel Paulus de noodzaak voor hun verdere praktische heiliging meteen aan het begin loochent. Op de positionele heiliging: ‘Aan de gemeente van God in Korinthe, geheiligd door Christus Jezus’, volgt in 1Ko1:2 meteen de oproep tot praktische heiliging: ‘aan hen die zijn geroepen om zijn heiligen te zijn.’ Ook later legt de apostel meermaals de nadruk op deze praktische heiliging bij de Korinthiërs: ‘Weten jullie niet dat jullie een tempel van God zijn en dat de Geest van God in jullie midden woont? Als iemand Gods tempel vernietigt, zal God hem vernietigen, want Gods tempel is heilig – en die tempel zijn jullie zelf. Laat niemand zichzelf bedriegen’ (1Ko3:16-18a; vgl. Rm6:19-22; 2Ko7:1).
H E I L I G I N G PRAKTISCHE, PROGRESSIEVE OF SUBJECTIEVE HEILIGING
31
7 | Praktische, progressieve of subjectieve heiliging 7.1
Wees heilig!
De Bijbel verbindt Gods heiligheid met de heiligheid van zijn volk. Zowel in het Oude als Nieuwe Testament klinkt het: ‘Wees heilig, want Ik ben heilig’ (Lv11:45; 1Pt1:16). Arie Noordtzij schrijft:19 ‘[God] wil de vlekkeloze reinheid van Zijn Wezen ook weerspiegeld zien in een heilig volk.’ Het volk van God dient zich in het dagelijks leven te ijken met Gods voorbeeld: ‘Jullie moeten je gedragen als een heilig volk, omdat ik, de Heer, jullie God, heilig ben’ (GNB:Lv11:44a). Het volk dient ‘zichzelf te reinigen van alle bevlekking van het vlees en van de geest, en de heiligheid te volbrengen in de vrees van God’ (2Ko7:1). Bijbels gezien is de gelovige positioneel heilig en toont hij dit door de praktische heiliging in zijn levenswandel. Dat bekent niet de gelovige zijn positionele heiliging ontvangt vanuit de genade en nu de praktische heiliging toont vanuit zijn eigen kracht. Hij leeft uit wat hij is: zowel zijn positionele als praktische heiliging komen tot stand vanuit de genade die Christus hem schenkt. Willem Aalders schrijft: 20 ‘Een mens kan behaaglijk leven in een knus bestaan, met eten en drinken, werk en ontspanning, gezelligheid en vriendschap, zijn dagen doorbrengen – en toch leven beneden zijn stand, zijn roeping.’ In dat geval verloochent de gelovige zijn positionele heiligheid en plaats in Christus. Dat is niet waartoe de Bijbel oproept. Veelmeer lezen we: ‘De nacht loopt ten einde, de dag nadert al. Laten we ons daarom ontdoen van de praktijken van de duisternis en ons omgorden met de wapens van het licht. Laten we daarom zo eerzaam leven als past bij de dag en ons onthouden van brasen slemppartijen, ontucht en losbandigheid, tweespalt en jaloezie. Omkleed u met de Heer Jezus Christus en geef niet toe aan uw eigen wil, die begeerten in u opwekt’ (Rm13:12-14); ‘Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer door de Geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd’
19 Arie Noordtzij, Het boek Levitikus, Korte Verklaring (Kampen: Kok, 1940), 193. 20 Willem Jan Aalders, Binnen zijn lichtkring: roeping, heiliging, handeling, spanning, menschenkennis, geleide (Amsterdam: Paris, 1931), 30.
32
(2Ko3:18); ‘Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had’ (Fp2:5). De geroepen heilige wil dus dat ‘Christus gestalte krijgt’ (Gl4:19). Hij keert zich daartoe tot God en wendt zich af van het kwaad om in deze schepping na te jagen wat hij is. Het is pastoraal gezien belangrijk dat dit in deze volgorde plaatsvindt. Gods heiligheid vormt in eerste instantie de bron en het motief, het fundament en de reden voor de heiligheid, niet de afkeer van de zonde. Zijn volk heilig zich uit liefde en respect voor Hem, omdat het beseft dat God zelf heilig is. Om deze norm van heiligheid, die God ons voorhoudt, te verstaan is het van wezenlijk belang dat de gelovige zich verdiept in Gods heiligheid en de kracht die God hem schenkt door de heilige Geest.
7.1.1
Oude mens en nieuwe mens
Dikwijls herinnert het Nieuwe Testament de christenen eraan dat zij de nieuwe mens moeten aandoen. Het christenleven bestaat er niet in om de oude mens te herstellen, maar om de nieuwheid van het leven te wandelen. Wij zijn met Christus gestorven en opgestaan en wandelen om die reden in nieuwheid van leven. Hij is degene waarmee vanaf onze wedergeboorte ons leven verbonden is. De christen erkent dat hij geen ‘voorraad’ aan goede intenties vanuit zichzelf moet verwachten. Er bestaat geen innerlijke gerechtigheid of een innerlijke goede wil die niet wordt bewerkt door Gods Geest. Voor de christen bestaat enkel de mogelijk om door zijn verbondenheid met God zulke gerechtigheid van boven in zijn leven zichtbaar te laten worden. Een getuige vertelt:21 ‘In plaats van zelf te vechten tegen de zonde erken ik mijn eigen zwakheid en beperking. Daarom zie ik enkel op Christus en verwacht ik mijn bevrijding van Hem als de verzoeking op mij afkomt. In vertrouwen en overgave zeg ik dan: “Mijn Jezus, bewaar mij voor deze zonde, draag mij onbevlekt door dit moeras, houdt zondige gedachten verre van mij.”’ Heiliging vind om die reden niet plaats vanuit de eigen inzet. Een leven in heiligheid is enkel mogelijk door het geloof en de overgave aan God.
21 Paul Fleisch, Die Heiligungsbewegung: Von den Segenstagen in Oxford 1874 bis zur Oxford-Gruppen-Bewegung Frank Buchmans, red. Jorg Ohlemacher, Kirchengeschichtliche Monographien 10 (Giessen: Brunnen, 2003), Vgl. 59.
H E I L I G I N G WEES HEILIG!
7.1.2
33
Leven als beelddrager Gods
Wie bij het volk Gods kenmerkt zich door een heilig leven waarin Gods heiligheid zich aan deze schepping openbaart. De schrijver van de Hebreeënbrief beseft het belang hiervan en spoort de traag geworden gelovigen zeer serieus aan: ‘Streef ernaar in vrede te leven met allen en leid een heilig leven; wie dat niet doet zal de Heer niet zien’ (Hb12:14). Zijn conclusie herinnert aan de woorden van de Heer Jezus: ‘Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien’ (Mt5:8). De praktische heiliging is daardoor onlosmakelijk verbonden met de positionele heiliging.22 God roept de gelovigen op om zich voor Hem te heiligen. Ze dienen zich onder het gezag van Christus te plaatsen en zich in de kracht van de heilige Geest af te keren van de zonde. Hij verlangt ernaar dat mensen op aarde Hem vrijwillig toebehoren en Hem dienen door naar zijn eer te leven en zich te houden aan zijn verordeningen. Hij zoekt mensen die zijn wil volgen en daardoor een hersteld beeld en gelijkenis van Hem zijn (Gn1:27). Johannes Calvijn wijst er in dat kader op dat ‘dat Gods beeld, dat door Adams overtreding bezoedeld en bijna uitgewist was, in ons hersteld wordt’.23
22 Gerrit C. Berkouwer, Geloof en Heiliging, Dogmatische Studiën (Kampen: Kok, 1949), 15; Jan van Genderen en Willem H. Velema, Beknopte Gereformeerde Dogmatiek (Kampen: Kok, 1992), 97. 23 Johannes Calvijn, Institutie, vert. A. Sizoo (Middelburg: Stichting de Gihonbron, 2006), III:9.
H E I L I G I N G GOD EN MENSENWERK
35
8 | God en mensenwerk 8.1
Dilemma
In het spreken over heiligheid is het van belang evenveel recht te doen aan Gods verantwoordelijkheid als aan de menselijke verantwoordelijkheid. Aan de ene kant geldt dat een mens vanuit zichzelf niet bij machte is zijn heiligheid te bewerken, aan de andere kent geldt dat de mens vanuit zichzelf wel verantwoordelijk is om heilig te leven door zich in geloof over te geven aan God. Dit spanningsveld tussen ‘eigen overgave’ en ‘niet door eigen kracht’ komt duidelijk naar voren bij Paulus’ oproep tot heiligheid aan de gelovigen in Filippi: ‘Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God, want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het hem behaagt’ (Fp2:12-13). Om die reden staat de heiliging niet los van de menselijke verantwoordelijkheid. De christen kiest er zelf bewust voor zich aan God toe te heiligen, maar beseft terdege dat niet hijzelf maar God de heiliging bewerkt. Een balans hierin te zoeken blijkt in de regel niet eenvoudig te zijn. Waar de één te activistisch vanuit zichzelf reageert en de menselijke overgave te sterk benadrukt, reageert de ander te passief door de menselijke beperktheid en Gods almacht te benadrukken.
H E I L I G I N G GODS WERK IN ONZE HEILIGHEID
37
9 | Gods werk in onze heiligheid 9.1
Door God geschonken
Paulus verduidelijkte de Korinthiërs zodoende al dat zij niet vanuit zichzelf hun christelijke status bereikten, ‘maar jullie zijn gereinigd, jullie zijn geheiligd, jullie zijn rechtvaardig verklaard in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God’ (1Ko6:11). De heiliging van de gelovigen is in wezen een werk van God.
9.2
Uitgaande van God
Geen schepsel is ooit heilig in zichzelf en kan zichzelf ooit heiligen. Alle heiligheid en heiliging gaan uit van God. Daardoor kan Paulus de Tessalonikers toewensen: ‘Moge de God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligen, en mogen heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus’ (1Ts5:23). In dit kader willen we dan ook concreet bij Gods werk in onze heiliging.
9.3
Christus en heiliging
Tussen de heiliging en Christus bestaat een duidelijke relatie. De Heer Jezus kan als zondeloze zeggen: ‘Ik heb Mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn’ (Jh17:19), en kan Hij eveneens zeggen dat Hij door de Vader geheiligd voor zijn bediening. Door de heiliging plaatst God de mens in een speciale positie tegenover Zichzelf. Het is immers zo dat de gelovige door de heiliging naar het beeld van Christus vernieuwd wordt. ‘Door Christus worden wij rechtvaardig en heilig en door Hem worden wij verlost’ (1Ko1:30b). ‘Op grond van die wil zijn wij voor eens en altijd geheiligd, door het offer van het lichaam van Jezus Christus’ (Hb10:10; vgl. 13:12). Zonder het werk van Christus zou er geen heiliging voor de gelovigen mogelijk zijn. De gelovige is in Christus geheiligd en dient tegelijk deze heiligheid na te jagen. Ook andere teksten verduidelijken dat God degene is die de gelovige heiligt. Het is de Zoon die de gemeente als zijn bruid heiligt, reinigt en ijverig maakt in goede werken (Ef5:26; Tt2:14; Hb13:21).
38
9.4
Gods Geest en heiliging
Gerrit Berkouwer schrijft:24 ‘De kerk heeft in haar verstaan van de H. Schrift altijd de vernieuwing van het menselijke leven in dankbaarheid en liefde gezien als het werk van de Heilige Geest.’ Het is door de kracht van boven dat de nieuwe mens zich op aarde manifesteert. Door het werk van de heilige Geest is de mens in staat om die dingen te doen die wij met onze menselijke en natuurlijke kracht niet kunnen doen. Dat betekent niet dat de gelovige geen verantwoordelijkheid draagt voor zijn heiliging. Hij moet zijn geloofsleven op het krachtskanaal van de Geest aansluiten en mag de geloofsstrijd niet opgeven om enkel van genade te profiteren. Het Nieuwe Testament roept de gelovige op de heiliging na te jagen, te groeien en te veranderen: ‘Bid voor ons. We zijn er weliswaar van overtuigd dat ons geweten zuiver is, omdat we er op elk terrein naar streven het goede te doen’ (Hb13:18; vgl. Rm12:2; Hb12:14; 1Pt2:2; 2Pt3:18). Wie echter de rol van de heilige Geest hierin loochent, roemt zich als een farizeeër in zijn eigen werkheiligheid. Het Nieuwe Testament brengt ook de Geest van God in verband met de heiliging van de gelovigen. Hij is de ‘Geest die heilig maakt’ (2Ts2:13; 1Pt1:2; vgl. Ez36:27) en die de vrucht van Christus in ons leven wenst te openbaren (Gl5:22). Uitvoerig spreekt het Nieuwe Testament over de relatie tussen de heilige Geest en de praktische heiliging in Rm6-8. De apostel richt de aandacht van de gelovigen op hun vertrouwen dat ze stellen in het sterven en opstaan van Christus. Daarmee wijst hij de gelovige erop dat ook zij die in Christus zijn, gestorven zijn voor de zonde en leven voor God. Hij roept het met dat inzicht op tot een heilige wandel: ‘Stel zo nu uw leden beschikbaar ten dienste van de gerechtigheid, tot heiliging’ (vs22c). Rm7 geeft daarbij een negatief voorbeeld van heiliging. Het beschrijft een gelovige die enkel op zichzelf ziet en in eigen kracht probeert Gods normen te bereiken. In Rm8 geeft de apostel daarentegen het positieve voorbeeld van heiliging. Hij beschrijft een gelovige die niet op zijn eigen zwakten ziet, maar in afhankelijkheid van Gods Geest wandelt (vs4). Deze gelovige richt zijn gedachten op de zaken die van de Geest afkomstig zijn (vs5), hij beseft dat hij niet meer in het vlees leeft, maar in de Geest omdat de Geest van God in hem woont (vs9). Zulk ene persoon houdt zichzelf 24 Berkouwer, Geloof en Heiliging, 74.
H E I L I G I N G GODS GEEST EN HEILIGING
39
dood voor de zonde en leeft vanuit de Geest (vs10-11). Door de Geest doodt hij de negatieve daden van zichzelf (vs13). Hij laat zich als kind van God volkomen leiden door de Geest die hem heiligt (vs14). Het is deze Geest die aan de gelovige benadrukt dat hij een kind van God is (vs16). De Geest komt zijn zwakheden te hulp (vs26-27). Paulus verduidelijkt op deze wijze aan de Romeinen dat een rechtvaardige levenswandel die gekenmerkt wordt door heiligheid mogelijk is door in relatie met Gods Geest te wandelen. Doordat de gelovige aan de heilige Geest de ruimte geeft om in zijn leven te werken, verandert hij naar het beeld van Christus. Dezelfde combinatie van een oproep tot heiligheid en ontvangst van de heilige Geest keert terug in 1Ts: ‘God heeft ons niet geroepen tot zedeloosheid, maar tot een heilig leven. Dus wie deze voorschriften verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God, die u zijn heilige Geest geeft’ (4:7-8).
H E I L I G I N G HEILIGING ALS VOORTDURENDE MENSELIJKE OVERGAVE
41
10 | Heiliging als voortdurende menselijke overgave Doordat heiliging niet los staat van de menselijke verantwoordelijkheid, is het van belang om ook hieraan brede aandacht aan te besteden.
10.1
Geloof en overgave
Geloof en overgave vinden niet enkel hun plaats aan het begin van het christenleven. Een leven in heiligheid is verbonden met een leven van geloof en volledige overgave.25 Om die reden verbindt de Bijbel verlossing en heiliging, bekering en heiliging of wedergeboorte en heiliging met elkaar. Wie zich bekeert, doet dat vanuit een bewust keuze voor een leven in heiligheid. Door een te sterke nadruk op Gods verantwoordelijkheid gebeurt het echter veelal dat deze nadruk op de menselijke keuze voor overgave onder het stof komt. Dat leidt ertoe dat christenen zich bekeren en pas na enige tijd tot de conclusie komen dat ze nu niet passief hun eigen ideeën dienen na te jagen, maar zich actief dienen over te geven aan Gods weg. Waar die correcte nadruk op heiligheid toch plaats krijgt, kan dikwijls enkel een hernieuwde nadruk op heiligheid christenen overtuigen van het belang hiervan. Zo vermeldt Paul Fleisch het volgende getuigenis van een kerkganger die door een heiligheidsbeweging tot dit besef is gekomen:26 ‘Als jullie me ernaar vragen wat ik daar [in die heiligheidsbeweging] vond, dan kan ik zeggen: “Ik gaf mij op die plaats in de nacht aan mijn Heiland, ja, ik gaf mij onvoorwaardelijk aan Hem over.”’ Bekering en heiliging zijn om die reden met elkaar verbonden. Daar waar deze twee elementen los van elkaar komen te staan is er ernstig te vragen of er wel absoluut sprake is van een bekering. Wie Jezus accepteert als Bevrijder, aanvaard Hem ook als Gezaghebber. Hij geeft zich aan Christus over als een ‘levend offer’: ‘Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst 25 Smith, Die Heiligung durch den Glauben: Dargestellt nach den Ausspruchen der Heiligen Schrift und beleuchtet durch mittheilungen personlicher Lebenserfahrungen, 13. 26 Fleisch, Heiligungsbewegung, 53.
42
voor u. U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is’ (Rm12:1-2).
10.2
Vrijwillige heiliging
Heiliging is voor de gelovige geen dwangmatige zaak of een juk. Het past volledig bij de dingen waarnaar het wedergeboren hart ten diepste verlangt. Zoals een vogel ernaar verlangt om te vliegen, verlangt de nieuwe mens ernaar om de dingen te doen die God van hem vraagt en waartoe de heilige Geest hem aandrijft. Toewijding is om die reden meer dan slechts een emotioneel besluit. Het is een vrijwillige keuze die de christen neemt met zijn hele hart. De vraag komt hier boven: Wil jij jezelf volledig overgeven aan jouw God, die jou liefheeft en met zijn bloed duur kocht? Wil je je eigen wil aan Gods kant plaatsen, haten wat Hij haat, laten wat Hij laat? Gods heiligheid is wijding aan het hoogste en heerlijkste wat in enig wezen ooit zou kunnen bestaan en onze heiligheid is wijding aan precies datzelfde hoogste en heerlijkste wat in enig wezen ooit zou kunnen bestaan. De gelovige heiligt zich niet vanuit de onheilige geest die het wetticisme kenmerkt, maar in de geest van de liefde tegenover God: 27 ‘De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze’ (1Ko13:47). Voor christenen is hun toewijding aan God een logisch gevolg van hun bekering waarin ze zich voor het eerst tot God keerden. Hoewel de gelovige mag beseffen wat zijn identiteit in Christus is, betekent dat niet automatisch dat hij daarmee verlost is van de dagelijkse strijd om te leven als nieuwe mens. Paulus roept de gelovigen dan ook meerdere keren in zijn brieven op om hun ‘oude mens’ af te leggen (Ef4:22; Ko3:8-9). In hun levenswandel uit zich dit concreet doordat de gelovigen zich afkeren van zaken die niet met God in relatie kunnen worden gebracht. Ze willen zich toewijden aan God en zonderen zich daarom af van hetgeen hen van God weerhoudt. Hun verlangen is het om de dingen van God te reflecteren in deze wereld.
27 Ouweneel, Heil, 296.
H E I L I G I N G VRIJWILLIGE HEILIGING
43
De status van de heiligheid brengt de Bijbel dan ook telkens in verband met de wandel in heiligheid. Een duidelijk voorbeeld hiervan vinden we in de eerste brief van de apostel Petrus: ‘Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God zich tot zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht, u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent’ (1Pt2:9-10). Het feit dat de gelovigen een heilig volk zijn, uit zich in hun levenswandel waarin ze de grote daden verkondigen van God die hen uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht. Paulus schrijft aan de Efeziërs: ‘Zo roep ik, de gevangene in de Heer, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is, in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen, en u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping’ (Ef4:1-4). Ook in de eerste brief van Petrus wordt dit verband gelegd: ‘Maar zoals Hij Die u geroepen heeft, heilig is, word zo ook zelf heilig in heel uw levenswandel’ (1Pt1:15; vgl. Lv19:2). In zijn tweede brief legt de apostel tevens nog een relatie tussen de roeping, uitverkiezing en levenswandel van de gelovige. Zijn oproep: ‘Daarom, broeders, beijver u des te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken; want als u dat doet, zult u nooit meer struikelen’ (2Pt1:10), klinkt dan ook in het begin velen vreemd in de oren. Net als in Op17:14 verbindt de apostel de roeping en uitverkiezing met elkaar. Petrus is het erom te doen dat de gelovigen ook in hun levenswandel tonen dat zij geroepenen en uitverkorenen zijn. Door dat te doen bevestigen ze voor deze maatschappij dat ze navolgingen van Christus zijn. Ook de apocriefe brief van Barnabas roept op om een heilige levenswandel te leiden: 28 ‘Wees op jullie hoede dat ook wij, met stil te blijven zitten, nu we geroepen zijn, in onze [oude] zonde zouden hervallen.’
10.3
Blijvende strijd
Terwijl christenen beseffen dat zij een leven in heiligheid mogen leiden door de Geest, erkennen zij ook na enige tijd dat zij hierin diverse keren falen. De beloofde rust, de sabbat voor het menselijk hart, laat in deze fase van de heilsgeschiedenis nog op zich wachten. Hierbij zorgt niet 28 Brief van Barnabas 4:14.
44
enkel de keuze voor gehoorzaamheid aan God voor strijd. Ook het blijven in de intimiteit met God zorgt voor moeite in het leven van de toegewijde christen. Het waken en bidden dat gepaard gaat met de voortdurende overgave kan daarbij ervoor zorgen dat de idee van een geheiligd niet door eigen kracht, maar door Gods Geest een tegenspraak lijkt. Een christen getuigt:29 ‘Toen gaf Jezus mij inzicht en openbaarde Hij mijn dwaasheid. Mijn in Hem zijn was niet de vrucht van mijn inzet, maar van zijn volbracht werk. In plaats van mij op te trekken aan de kracht van mijn geloof (of beter: zwakheid van mijn geloof), liet ik me vallen in de armen van mijn Heiland, doordat ik zijn genade, zijn dood, zijn leven eenvoudig accepteerde.’
29 Geciteerd bij: Fleisch, Heiligungsbewegung, 98.
H E I L I G I N G COLLECTIEVE EN INDIVIDUELE HEILIGHEID
11 | Collectieve en individuele heiligheid
45
H E I L I G I N G VOLMAAKT IN HEILIGHEID
47
12 | Volmaakt in heiligheid Meerdere keren roepen de Bijbelse schrijvers de gelovigen op om volmaakt in heiligheid te zijn. Wel beseffen we dat wij schepselen slechts een glimp van Gods heerlijkheid kunnen uitstralen. Onder uitleggers is er onduidelijkheid over de vraag of het een gelovige lukt tijdens dit leven deze volmaaktheid op aarde te bereiken.
12.1
Arme-zondaar-geloof
Sommige theologen stellen dat het normaal is dat een wedergeboren gelovige levenslang op aarde blijft worstelen tegen de ‘wet van de zonde’ waarover Paulus in Rm7:22-24 spreekt: ‘Innerlijk stem ik vol vreugde in met de wet van God, maar in alles wat ik doe zie ik die andere wet. Hij voert strijd tegen de wet waarmee ik met mijn verstand instem en maakt van mij een gevangene van de wet van de zonde, die in mij leeft. Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood?’30 Hoewel de Heidelberger Cathechismus stelt dat ‘wij ons leven lang onze zondige wandel hoe langer hoe meer leren kennen’, hoeven we daardoor niet in wanhoop te vervallen.31
12.2
Perfectionisme
In het gesprek over heiliging komt dikwijls de vraag op of het voor een christen mogelijk is niet meer te zondigen. Is het voor een christen praktisch mogelijk om perfect te leven? Reden voor die vraag is de terechte veronderstelling dat God geen enkel gebod aan de mens geeft dat een mens niet kan houden. Vanuit dat oogpunt is het dus mogelijk dat een mens in staat is om Gods gebod te volgen. Rekening houdende met de gebrokenheid van de schepping en de eigenwilligheid van de mens beseft elke christen – ook zij die vasthouden aan het perfectionisme – echter dat een mens niet bereid is om voortdurend te kiezen voor Gods weg. Het perfectionisme houdt om die reden terecht de christen de spiegel voor die te snel toegeeft aan zijn eigen falen en Gods oproep tot een volmaakt leven afzwakt. Mensen doen dan tekort aan Christus’ bevel: ‘Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is’ (Mt5:48), of aan Paulus’ verlangen dat christenen Christus’ bij zijn wederkomst 30 Terry L. Johnson, Tijd voor genade (Barneveld: De Vuurbaak, 2006), 94. 31 Heidelberger Catechismus, antwoord 115.
48
smetteloos mogen ontmoeten: ‘En moge de God van de vrede zelf u geheel en al heiligen, en mogen uw geheel oprechte geest, de ziel en het lichaam onberispelijk bewaard worden bij de komst van onze Heere Jezus Christus’ (1Ts5:23). Het is van groot belang om hierbij nauw te luisteren naar hetgeen het perfectionisme zegt. Wie vasthoudt aan het perfectionisme loochent niet het menselijke falen, de verzoekingen en de strijd. De volmaakte gelovige wordt nog steeds in dit leven verzocht en dient te vechten tegen de verleidingen van het kwaad. Ook is het voor hem nog steeds mogelijk om geestelijk te groeien.32 Evenals hen die het oneens zijn met de leer van het perfectionisme, verwachten ook de aanhangers van het perfectionisme de heiliging volledig van Gods genade, kracht en barmhartigheid. Zij doen dat echter zonder de mens vrij te spreken van elke verantwoordelijkheid. Een mens is immers in staat om niet toe te geven aan de zonde. 33 Hij blijft hoofdverantwoordelijk voor zijn eigen gedrag en dient ervoor te kiezen om de zonde te weerstaan met Gods hulp. John Wesley gaf aan ‘perfectie’ zodoende de betekenis ‘vanuit het juiste motief leven’.34
12.3
Tegenstemmen bij het perfectionisme
Anderen verwerpen de perfectionistische gedachte en stellen dat een gelovige tijdens dit leven nooit de volmaaktheid kan bereiken. Mt5:48 spreekt volgens hen niet om een heilige levenswandel, maar om een volledigheid bij de gelovige. Milliard Erickson beredeneert dit als volgt: 35 ‘Het is zodoende goed mogelijk om “perfect” en toch niet volledig vrij van zonde te zijn.’ Een van de meest citeerde teksten tegen de gedachte dat een christen op een bepaald moment niet meer kan zondigen is 1Jh1:8-10: ‘Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons.’ Perfectionisten wijzen hierbij erop dat Johannes in deze tekst concreet spreekt tot de gelovigen en erop wijst dat allen van hen afhankelijk zijn van God. De apostel zou dan niet spreken over gelovigen die zondebesef hebben en 32 John Wesley, A Plain Account of Christian Perfection (London: Epworth, 1952), 28. 33 Charles Grandison Finney, Lectures on Systematic Theology (London: William Tegg, 1851), 604–613. 34 Kimberly E. Alexander, Pentecostal Healing: Models in Theology and Practice, Journal of Pentecostal Theology. Supplement Series (Blandford Forum: Deo, 2006), 40n133. 35 Millard J. Erickson, Christian Theology, 2de ed. (Grand Rapids: Baker Academic, 1998), 985.
H E I L I G I N G TEGENSTEMMEN BIJ HET PERFECTIONISME
49
streven naar volmaaktheid, maar over gelovigen die geen zondebesef hebben. Een andere tekst die dikwijls gebruikt wordt tegenover de gedachte dat christenen op aarde tot aan hun dood blijven zondigen is Rm7:18-19: ‘Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, niets goeds woont. Immers, het willen is er bij mij wel, maar het goede teweegbrengen, dat vind ik niet. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.’ Nadeel hierbij is dat Paulus juist in Rm7 een negatief voorbeeld geeft van een onjuiste heiliging bij de gelovige. In Rm8 geeft hij een positief voorbeeld van wat het voor een christen concreet betekent om in afhankelijkheid van God een heilige levenswandel te leiden.
12.4
Overeenstemming
Hoewel het onduidelijk blijft welk van de twee mogelijkheden de juiste is, zijn beide benaderingen het erover eens dat gelovigen zich dienen uit te strekken naar het ideaal. In een schriftelijke discussie met Henri Olivier over dit vraagstuk, toonde John Darby dat enerzijds de zonde in de gelovige blijft wonen totdat deze bij de Heer Jezus is en dat anderzijds de kracht van Gods Geest de gelovige in staat stelt niet meer te hoeven zondigen maar God te dienen. 36 Net zoals schepen zich in het verleden moesten richten op de noordster om hun richting te bepalen, dienen de gelovigen zich te richten op Gods oproep om een heilig leven te leiden. Voor beide meningen staat dan ook vast dat het volharden in de zonden een ernstige zaak is die erop lijkt te wijzen dat de zondaar in kwestie Christus nooit heeft gekend. Zonder heiliging kan niemand de Heer zien (Mt22:1-14; Hb12:14): ‘En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, zoals Hij rein is. Ieder die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid; want de zonde is de wetteloosheid. En u weet dat Hij geopenbaard is om onze zonden weg te nemen; en zonde is er in Hem niet. Ieder die in Hem blijft, zondigt niet; ieder die zondigt, heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend’ (1Jh3:3-6).
36 Willem J. Ouweneel, Het verhaal van de “Broeders”: 150 jaar falen en genade. Deel I (1826-1889) (Winschoten: Uit het Woord der Waarheid, 1977), 38.
H E I L I G I N G HEILIGHEIDSBEWEGINGEN
51
13 | Heiligheidsbewegingen 13.1
Elementen van de heiligheidsbeweging
Doorheen de geschiedenis brachten heiligheidsbewegingen meerdere grote kenmerken met zich mee die drastisch het kerkelijk landschap veranderden. Voornamelijk de bekende Amerikaanse Great Awakening die ontstond door het werk van mensen als George Whitefield (1714– 1770) en Jonathan Edwards (1703–1758), kenmerkte zich door de volgende accenten:37 (1) Grote wereldwijde openlucht-evangelisatie; (2) een afkeer van de kerk als instituut met het sterke onderscheid tussen de clericus en kerkleden; (3) loslaten van de traditie en gerichtheid op het heden; (4) oproep tot bekering en geloofswerken bij jong en oud; (5) nadruk op persoonlijke gevoelens en geloofservaringen en minder op collectieve geloofsbelijdenissen en geloofsregels; (6) afwijzing van culturele en kerkelijke verschillen; (7) nadruk op missionaire geloofsleven als kerkgenootschap en interdenominatiële samenwerkingsverbanden; en (8) nadruk op het tijdseinde, de herontdekking van het koninkrijk Gods en de komst van Christus.
13.2
Veranderingen in het kerklandschap
Dit alles bracht dikwijls een grote verandering met zich mee voor de bestaande kerken. Op heiligheidsconferenties zagen christenen een verwerkelijking van het christelijke ideaal dat zich kenmerkte door diepe vrede, intimiteit met God en een vruchtbare wandel in het licht van de waarheid.38 In de algemene broederlijke verbondenheid, die ver over de kerkverbanden heenging, kwam iets boven van het oerbeeld dat de eerste christenen kenmerkte. Dat deze realisatie van het christelijke ideaal mogelijk was, liet een krachtige indruk na op veel aanwezigen, die zich geconfronteerd zagen met de aloude kerksituaties. Paul Fleisch omschrijft het in zijn dissertatie als volgt: 39 Waar in de kerk zware gevechten golden rondom menselijke meningen, kwam tijdens deze bijeenkomsten de liefdevolle onderlinge relatie boven. Waar in de kerk zware nadruk lag op reinheid in de leer, maar waar de kerk dood leek, was op deze bijeenkomsten een waarachtig christelijk leven aanwezig, ondanks dat er 37 Fleisch, Heiligungsbewegung, Vgl. XI–XIII. 38 Ibid., 61. 39 Ibid.
52
ook theologische inconsequenties waren. In de kerk scherpzinnige beperkende theologische gedachtegangen, op de heiligheidsconferenties praktische en doeltreffende raadgevingen. Als reactie hierop bracht dit bij christenen een rust, vrede, vreugde en intimiteit met God teweeg, die leidde tot een nieuwe volledige overgave. Hoofdwaarheden vanuit het evangelie kregen opnieuw kleur, waarbij geloofsheiliging vooraan stond. Daarnaast maakten velen gebedsverhoringen mee en groeide het verlangen naar volmaaktheid in het christenleven. 40 Veelal boden predikanten, pastoors en kerkelijke werkers echter weerstand aan de voor hen onbekende heiligheidsbeweging. Kritiek op verschillende elementen in de beweging motiveerden hen om hun eigen gemeente ervoor te waarschuwen en kerkdeuren voor de beweging te sluiten. Dat veroorzaakte uiteindelijk dat er met de tijd nieuwe kerkgenootschappen ontstonden in het kerkelijke landschap. Terwijl deze eerst golden als sekten, kwam er gedurende enkele decennia een toenadering tot elkaar. In sommige situaties bracht die dan nog de frisheid van de heiligheid binnen in de gevestigde kerken. Daarnaast groeiden ook deze dynamische nieuwe kerkgenootschappen uiteindelijk weer uit tot gevestigde kerken die jaren later eigen weerstand bood aan de nieuwere heiligheidsbewegingen die dan weer het gevestigde kerkelijke landschap overstroomden.
13.3
Gesprekken achterna
Latere gesprekken met oudstrijders van heiligheidsbewegingen bracht voornamelijk naar boven dat er in het uiteindelijke totaal van de diverse bewegingen meerdere zaken gebrekkig bleven. Onder andere werkte met de tijd een bepaalde oppervlakkigheid in de omgang met Bijbelse waarheden bij de heiligheidspredikers storend op de volgelingen. Vanuit de liefde voor de beweging relativeerden velen aan het begin die oppervlakkigheid. Het was niet de theologische correctheid, maar de praktische vooruitgang die telde. Toen de status van verliefdheid overging in een status van liefde, kwamen deze elementen langzaam bovendrijven. Veelal zorgde dit ervoor dat christenen die eerste trouw in de heiligheidsbijeenkomsten naast elkaar stonden en elkaar in de armen vielen, zich van elkaar begonnen te distantiëren. Nog onder invloed van de beweging kozen volgelingen en leiders ervoor om deze distantie te duiden als gezonde schifting binnen de beweging. Uiteindelijk maakte God ook in hun midden zichtbaar wat waarachtig en leugenachtig was. 40 Ibid., 65.
H E I L I G I N G GESPREKKEN ACHTERNA
53
God verlangde immers naar een heilig en gehoorzaam volk dat Hem vrijwillig navolgde op de smalle weg. Het ongenoegen over deze scheiding tussen gerechtvaardigden en geheiligden nam hierdoor toe bij hen die de bewegingen onder veel leed verlieten. 41 Zij beseften tegelijk dat ook velen die nog in de nasleep waren van de heiligheidsbeweging ontaard waren. Mensen die vasthielden aan de beweging bleven, ondanks hun verkondiging, vasthouden aan bepaalde zondige patronen. Een doorbraak bleef op dat vlak uit en een constant vasthouden aan de intimiteit met God puur vanuit de genade van Gods Geest bleek praktisch voor velen onmogelijk. Hoe veel mensen ook baden om de leiding van Gods Geest, telkens weer moesten zij erkennen dat ze met de tijd terugvielen in het patroon van de eigen kracht: door eigen vasten, bidden en waken kon je geen heiligheid bewerken.42 Daardoor bleef hun leven zich, ondanks de vele bijeenkomsten, onderlingen bemoedigingen en opbouwende predikingen, kenmerken door de eeuwige cirkel van zonde-vergevingherval-vergeving.43 Waar bleef het moment dat ik daadwerkelijk vastberaden in geloof in Christus bleef?44 Naast deze negatieve gevolgen vanuit de heiligheidsbewegingen bleef echter ook het positief vasthouden aan de liefde voor Gods Woord bij zowel ex-volgelingen als volgelingen aanwezig. De hernieuwing die velen meemaakten door de heiligheidsbeweging was voor velen van blijvende aard. Na de persoonlijke overgave die de heiligheidsbewegingen tot stand brachten, stond Jezus Christus weer centraal in hun leven. De Bijbel veranderde in een levend boek dat door de levensverwekkende kracht van de Geest mensen veranderde.45 Christenen beseften dat voor hun deelname aan deze heiligheidsbeweging zij gehinderd werden tot God te komen door traagheid, zelfzucht, verkeerde verlangens, ongeloof en eigenwil.
41 42 43 44 45
Ibid., 68, 72. Ibid., 96. Ibid., 73–74, 88, 98. Ibid., 99. Ibid., 82, 89.
H E I L I G I N G INDIVIDUELE EN COLLECTIEVE HEILIGING
55
14 | Individuele en collectieve heiliging Als we spreken over heiliging is het wel van belang te beseffen dat deze heiliging zich niet enkel richt op het losse individu. ‘God heeft zelf het plan opgevat om uit de heidenen een volk te vormen dat zijn naam vereert’ (Hd15:14). Er is sprake van een heilig volk dat Gods heerlijkheid uitstraalt. ‘Want jullie zijn de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: “Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn.” “Ga daarom uit hun midden weg en zonder jullie af, zegt de Heer, en raak het onreine niet aan, en Ik zal jullie aannemen, en Ik zal u tot een Vader zijn, en jullie zullen Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heer, de Almachtige”’ (2Ko6:16b-18).
H E I L I G I N G GEESTELIJKE VRIJHEID
57
15 | Geestelijke vrijheid 15.1
Valse vrijheid
Ongelovigen roemen zich dikwijls tegenover gelovigen dat zij volledig vrij zijn. Daarmee bedoelen ze dan concreet dat ze niet volgens bepaalde wetten van anderen of God hoeven te leven. Ze doen waar ze zelf zin in hebben en zien neer op degenen die ‘van de kerk niet mogen’. Dit beeld dat ongelovigen presenteren is onjuist. Het is een karikatuur dat geen recht doet aan de werkelijkheid. Vrijheid wordt in dit opzicht verward met egoïsme. Op het ogenblik dat iemand deel uitmaakt van de maatschappij en daar geen rekening mee houdt, is hij niet vrij, maar asociaal en egoïstisch. Zo iemand plaatst zichzelf op de voorgrond en houdt geen rekening met anderen. De ongelovige in kwestie die pretendeert dat hij vrij is, is dus eigenlijk helemaal niet vrij. Hij is gebonden. Jezus probeert dit aan te tonen door te stellen dat elk mens die zondigt een ondergeschikte slaaf van de zonde is. Wie de proef op de som neemt en probeert om te leven naar Gods maatstaven ontdekt dat deze uitspraak waar is. Hij ontdekt dat hij dwangmatig dingen doet waarvan hij weet dat ze verkeerd zijn. Deze dwangmatige neiging noemen we verslaving of gebondenheid. Er zijn meerdere verslavingen op die wijze op te sommen: Verslaaft aan internet: Er zijn mensen die bijna geen dag zonder internet kunnen. Zodra ze een computer zien, willen ze even op internet. Onmogelijk lijkt het voor deze mensen om een week zonder surfen, chatten, YouTuben of andere zaken uit te komen. Ze zijn verslaafd aan het medium en missen de vrijheid om ‘nee’ ertegen te zeggen. Verslaaft aan drank: Anderen kunnen geen dag zonder alcoholische drank. Hoewel het vaak om een onschuldig glasje gaat, kan dat ertoe leiden dat iemand niet meer de vrijheid heeft om na enige tijd ‘nee’ ertegen te zeggen. Verslaaft aan muziek: Zonder muziek zou het onmogelijk zijn om een week te overleven, beseffen anderen diep in hun hart. Het is een gewoonte in hun leven om tijdens alles wat ze zo ongeveer doen zich te vergezelen van hun lievelingsmuziek. Hoewel muziek, evenals het internet of alcoholische drank op zich niet zondig zijn, bestaat toch het gevaar om er teveel in op te gaan en op een bepaald ogenblik niet meer
58
‘nee’ ertegen te kunnen zeggen. Iets van buitenaf overheerst je leven en maakt je tot slaaf.
15.2
Het gevaar van wetticisme
Ook christenen lopen gevaar om opnieuw slaaf van iemand anders dan God te worden. Doordat ze gewend waren in de wereld zich te gedragen zoals de maatschappij rondom hem deed, lopen ze gevaar om zich in de gemeente eveneens te gedragen zoals de gemeente rondom hen doet. Nadat Christus hen bevrijdde van hun oude gewoontes die hem gevangen hadden, vliegen ze met gemak in nieuwe godsdienstige gevangenissen. Je probeert te behoeden voor fatale misstappen en vanuit jezelf als nieuw mens in Gods koninkrijk te leven. Maar als dat enkel een leven is dat gevoed wordt door de omgeving en geen ondersteuning vindt in je eigen wil ben je opnieuw een dienaar van anderen. Dat resulteert dan vaak in een waslijst van regeltjes en gedragscode’s. In de Galatenbrief die Paulus schrijft, ontdekken we dat er in de gemeentes in dat gebied personen waren binnengekomen die de gelovigen allerlei lasten oplegden die verder gingen dan hetgeen Gods wet voorschreef. Om werkelijk gered te zijn moesten de gelovigen zich onderwerpen aan bepaalde judaïstische wetten, waaronder de besnijdenis en spijswetten. Paulus wijst deze personen erop dat ze door deze menselijke toevoegingen Gods evangelie vervalsen en het werk van Christus negeren (2:17-18). Het is onjuist te stellen dat de redding van een gelovige afhankelijk is van bepaalde werken. Werken volgen op de redding, maar zijn niet de basis ervan. Als dat wel het geval zou zijn, zou Christus voor niets zijn gestorven.
H E I L I G I N G PRINCIPES OM TE CONTROLEREN OF IETS ME HEILIGT OF ONTHEILIGT
59
16 | Principes om te controleren of iets me heiligt of ontheiligt 16.1
Kan ik de Heer hiermee verheerlijken?
Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods. (1Ko10:31)
16.2
Is het werelds?
16.3
Zou Jezus het gedaan hebben?
16.4
Zou ik het ook doen als de Heer terugkomt?
16.5
Kan hetgeen beter worden gebruikt?
Zij zijn niet van de wereld, gelijkerwijs Ik van de wereld niet ben (Jh17:16; Jk4:4; 1Jh2:15).
Want hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen (1Pt2:21).
En nu, kinderkens, blijft in Hem; opdat, wanneer Hij zal geopenbaard zijn, wij vrijmoedigheid hebben, en wij van Hem niet beschaamd gemaakt worden in Zijn toekomst (1Jh2:28).
Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen. Den tijd uitkopende, dewijl de dagen boos zijn (Ef5:16).
16.6
Hoe werkt hetgeen op de ander?
16.7
Heeft het beeld van het kwaad?
Maar ziet toe, dat deze uw macht niet enigerwijze een aanstoot worde dengenen, die zwak zijn. Want zo iemand u, die de kennis hebt, ziet in der afgoden tempel aanzitten, zal het geweten deszelven, die zwak is, niet gestijfd worden, om te eten de dingen, die den afgoden geofferd zijn? En zal de broeder, die zwak is, door uw kennis verloren gaan, om welken Christus gestorven is? (1Ko8:9-13; Rm14:1)
Onthoudt u van allen schijn des kwaads. (1Th5:22)
60
16.8
Is het een hindernis?
Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar ik zal onder de macht van geen mij laten brengen. (1Ko6:12)
H E I L I G I N G DE TWEE KONINKRIJKEN
61
17 | De twee koninkrijken De wijsheid van de wereld
De wijsheid van God
Werkelijkheid is allen datgene Alleen geestelijke waardes zijn wat je ziet en kunt voelen. betekenisvol, alles andere is tijdelijk (2Ko4:18). Wijsheid is alleen bij mensen en De vreze des Here is het begin hun verstand te vinden. van de wijsheid. (Ps111:10) De grootste is heer en meester, en De grootste heeft de nederigste dat moet gedient worden. plaats en dient de anderen (Lk22:26-27) De waarheid is datgene wat De Waarheid is alleen Gods momenteel acceptabel is. Woord, wat onveranderlijk is (Jh17:17). Het doel zijn grote getallen, grote De nadruk ligt op de minderheid, bereiken, hoe groter hoe mooier de rest en meer op kwaliteit. en beter. (Ri7:1-7). Red je leven door zelf te doen wat Geef je leven af en laat Christus in je behaagt, zorg dat jezelf altijd de je leven (Mk8:35) acht andere eerste plaats hebt. hoger dan jezelf (Fp2:3). Succes heb je als je aan de top Discipelschap is de nederigste komt, roem en status krijgt. weg, en de top (Fp2:7). Welvaart krijg je door rijkdom.
Welstand krijf je door rijk te zijn in ziel en arm in vermogen (Mt6:20). Want daardoor spaar je schatten in de Hemel.
Zien is geloven, de wereldmens Geloof is zien. Gods kind gaat zijn stuurt zijn weg naar datgene wat weg uit geloof (2Ko5:7). hij ziet. De benutbaarheid heiligt alles.
en
pracht Doe alleen dat wat belangrijk is in het Koninkrijk van God. Lees Zijn Woord en voer het ook uit. (Hd5:29).
62
Help degene die jouw helpen
Help degene die je niets kunnen teruggeven (Lk14:12-14).
Weer je en betaal met gelijke Vergeld boos munt terug. (Rm12:20).
met
goed
H E I L I G I N G LITERATUURLIJST
63
18 | Literatuurlijst Aalders, Willem Jan. Binnen zijn lichtkring: roeping, heiliging, handeling, spanning, menschenkennis, geleide . Amsterdam: Paris, 1931. Alexander, Kimberly E. Pentecostal Healing: Models in Theology and Practice. Journal of Pentecostal Theology. Supplement Series. Blandford Forum: Deo, 2006. Althaus, Paul. Die christliche Wahrheit. Lehrbuch der Dogmatik . 4de ed. Gütersloh: Mohn, 1963. Berkouwer, Gerrit C. Geloof en Heiliging. Dogmatische Studiën. Kampen: Kok, 1949. ———. Geloof en Rechtvaardiging. Dogmatische Studiën. Kampen: Kok, 1949. Brunner, Emil. Die christliche Lehre von Gott . Dogmatik 1. Zurich: Zwingli, 1946. Calvijn, Johannes. Institutie. Vertaald door A. Sizoo. 4 vols. Middelburg: Stichting de Gihonbron, 2006. Dayton, Donald W. Discovering an Evangelical Heritage. Grand Rapids: Baker Academic, 2011. ———. Theological roots of Pentecostalism. Grand Rapids: Francis Asbury, 1987. Erickson, Millard J. Christian Theology. 2de ed. Grand Rapids: Baker Academic, 1998. Finney, Charles Grandison. Lectures on Systematic Theology . London: William Tegg, 1851. Fleisch, Paul. Die Heiligungsbewegung: Von den Segenstagen in Oxford 1874 bis zur Oxford-Gruppen-Bewegung Frank Buchmans . Bewerkt door Jorg Ohlemacher. Kirchengeschichtliche Monographien 10. Giessen: Brunnen, 2003. Genderen, Jan van, en Willem H. Velema. Beknopte Gereformeerde Dogmatiek. Kampen: Kok, 1992. Holladay, William L. A Concise Hebrew and Aramaic Lexicon of the Old Testament. Grand Rapids: Eerdmans, 2000. House, H. Wayne. Charts of Christian Theology and Doctrine . Grand Rapids: Zondervan, 1992. Johnson, Terry L. Tijd voor genade. Barneveld: De Vuurbaak, 2006.
64
Kraan, Karel J. “Opdat u genezing ontvangt”: Handboek voor de dienst der genezing. Hoornaar: Gideon, 1974. Naudé, Jackie. ‘qadas’. In New International Dictionary of Old Testament Theology and Exegesis, door Willem A. VanGemeren, 3:877–887. Grand Rapids: Zondervan, 1996. Noordtzij, Arie. Het boek Levitikus. Korte Verklaring. Kampen: Kok, 1940. Ouweneel, Willem J. Het heil van God. Ontwerp van een soteriologie . Evangelisch-Dogmatische Reeks 6. Heerenveen: Medema, 2010. ———. Het verhaal van de “Broeders”: 150 jaar falen en genade. Deel I (1826-1889). Winschoten: Uit het Woord der Waarheid, 1977. Von Rad, Gerhard. Old Testament Theology. 2 vols. Peabody: Prince, 2005. Ratzinger, Joseph. Jezus van Nazareth. Deel II. Tielt: Lannoo, 2011. Rohrbach, Hans. Aanvechting en Overwinning. Amsterdam: Moria, 1981. Ryrie, Charles C. Balancing the Christian life. Chicago: Moody, 1969. Smith, Robert P. Die Heiligung durch den Glauben: Dargestellt nach den Ausspruchen der Heiligen Schrift und beleuchtet durch mittheilungen personlicher Lebenserfahrungen . Basel: Spittler, 1875. Verkuyl, Johannes. De kern van het christelijk geloof . Kampen: Kok, 1992. Wesley, John. A Plain Account of Christian Perfection . London: Epworth, 1952.