De orde van het heil (3) Geloof en bekering Zingen: Ps. 142: 4, 5
Lezen: Rom. 10
Zingen: Ps. 25: 6; 65: 2
Inleiding Wij zijn met elkaar bezig om de orde van het heil te bespreken. Het pakket dat de Heere geeft aan een zondaar als Hij Zijn genade aan hem bewijst en waar wij ons hele leven voor nodig om het uit te pakken. Een pakket, waarin de onderlinge samenhang tussen de verschillende weldaden wordt beschreven, en zeker geen weg, waarop chronologische de ene na de andere weldaad wordt geleerd of verkregen. De eerste vraag die zich voordoet nu wij het geloof gaan bespreken is of het niet logischer was geweest om het geloof direct na de roeping te bespreken? Of als in ieder geval roeping, geloof en wedergeboorte bij elkaar te houden? De belangrijkste reden om roeping en wedergeboorte bij elkaar te nemen, is om het genadekarakter van de zaligheid te benadrukken. In de wedergeboorte is de mens passief en hij wordt wedergeboren als de Heere de roeping krachtig maakt door de werking en kracht van de Heilige Geest. Onze Dordtse Vaderen hebben krachtig en prachtig beleden dat geloof en bekering vruchten zijn van het werk van de wedergeboorte. Dat werk dat de Heere zonder ons, in ons werkt. Zij belijden van de genade van de wedergeboorte: ‘waarom ook terecht gezegd wordt, dat de mens, door de genade, die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert (DL ¾, 12).’ Ook de Dordtse Vaderen houden geloof en bekering dicht bij elkaar. Ze zijn onmogelijk los van elkaar te maken. Zondekennis De vraag waar u misschien mee zit is hoe zit het nu precies met zondekennis. Waar heeft dat zijn plaats in de orde van het heil? Moet het niet als een aparte ‘weldaad’ worden gerekend, die ook een plaats hoort te krijgen in de heilsorde? En deze gedachte kan voor de hand liggen als wij de drie stukken van de Heidelbergsche Catechismus zien. Maar zoals ik u reeds heb uitgelegd zijn de drie stukken niet de orde van het heil, maar een orde van troost. Is zondekennis nodig? Beslist! Wat moet u met een Zaligmaker als u niet weet waarom of waarvan u zalig moet worden gemaakt? U kent ongetwijfeld het bekende gezegde: de eerste Adam niet geleerd, is de tweede Adam niet begeerd. Maar waar wordt geleerd dat wij zondaren zijn? Dat is een doorgaand proces, een hoe langer hoe meer. De Heidelbergsche Catechismus leert in vraag 115, in het stuk van de dankbaarheid, waarom ons God de tien geboden alzo scherpelijk laat prediken. En dan is het antwoord: ‘Eerstelijk, opdat wij ons leven lang onze zondigen aard hoe langer hoe meer leren kennen, en des te begeriger zijn, om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken.’ Ook vóór dat de Heere de wedergeboorte werkt, worden vaak al indrukken van zonden en schuld ontvangen. Als deze niet brengen aan de voeten van de Zaligmaker, dan moeten we deze aanmerken als algemene overtuigingen. Deze vinden we ook b.v. in het leven van Kaïn. Hij wist dat zijn misdaad groot was (Gen. 4: 13). Ook Judas wist dat hij een groot zondaar was. Hij had verraden onschuldig bloed (Matt. 27: 4). Zij namen echter niet de toevlucht tot Christus. Als het over het ware geloof gaat, spreekt de Heidelbergsche Catechismus van een inlijven. Door het geloof, zoals dat wordt omschreven in zondag 7, worden wij Christus ingelijfd. Om te kunnen worden ingelijfd in Christus is het nodig, dat wij van Adam worden afgesneden. Daar gebruikt de Heere overtuigingen voor. Een prachtig beeld hiervan vindt u in het boek De Viervoudige Staat van Thomas Boston (door Evert Barten herschreven voor Geloof en bekering
Pagina 1
jongeren). Boston gebruikt hier het beeld van een boom die wordt geveld door bijlslagen. Hij noemt dat de slagen van de wet. De wet gaat overtuigen en slag voor slag wordt de boom bewerkt, totdat hij sneuvelt. Van de oude stam Adam afgebracht om ingeënt te worden in de stam Christus. En dat gebeurt door het geloof. Paulus noemt het in Gal. 3 een sterven aan de wet. Toen de wet ging spreken, werden de zonden weder levend in hem (Rom. 7: 9). Hij ging zichzelf opknappen voor God. Maar hij moest sterven. Sterven aan de wet en aan al zijn werken. En leren dat de zaligheid niet in hem lag, maar buiten hem in Christus. Sterven noodzakelijk In deze weg werd hij geworpen op Christus. Hem ontviel alles en ook zichzelf moest hij kwijtraken. Wat is er nodig om ons op de knieën te krijgen? Dat kan een hele worsteling zijn! Denken dat wij gewillig zijn en dat de Heere nog iets moet doen. Terwijl de Heere gewillig is en roept en nodigt, terwijl wij het niet op willen geven en het niet verliezen willen. Maar het behoud ligt in het verlies. Dat is niet alleen in de historie van het heil zo, Christus heeft overwonnen door de kruisdood te sterven, maar ook in de orde van het heil. ‘Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou (Gal 2: 19)’. Kennen wij dit nog? Een stervend leven? Zoals Spurgeon het uitdrukt: ‘Zijn wij het diepzee vissen niet verleerd?’ Onze tijd kenmerkt zich door oppervlakkigheid. Dit wordt helaas ook zichtbaar in het geestelijk leven. Geloof Maar wat heeft dit met het geloof te maken? Dit heeft alles met het geloof te maken! De kennis van zonde en ellende is een geloofskennis. En dat brengt ons bij het geloof zelf. Een prachtige definitie van het geloof vinden we bij Calvijn in zijn Institutie: ‘Het geloof is een vaste en zekere kennis van Gods welwillendheid jegens ons, welke gegrond op de waarheid van Zijn genadige belofte in Christus, door de Heilige Geest aan ons verstand wordt geopenbaard en in ons hart wordt verzegeld’. Het geloven is dus in de eerste plaats een kennen. Zo begint Calvijn ook op blz.1 van zijn Institutie. Het kennen van God gaat samen met het kennen van onszelf. Er is geen Godskennis zonder zelfkennis en deze beide maken Christuskennis noodzakelijk. Als wij God zien in Zijn heiligheid en gestrengheid en onszelf in onze verdorvenheid en goddeloosheid, krijgen we een Borg en Middelaar nodig. En de Heere is gewillig tot ons behoud. Daarom schenkt Hij de belofte van Zijn Evangelie. Daarin belooft Hij de zaligheid te schenken aan een ieder die tot Christus de toevlucht neemt en Hem met een waar geloof omhelst. Het is de Heilige Geest die de Werkmeester is van dit geloof en Gods welwillendheid in Christus verzegelt. Omhelzen van Christus Het komt aan op het omhelzen van Christus en al Zijn verdiensten. Het voorwerp van het geloof is Christus! Buiten Christus is er dus niets. Buiten de gelovige omhelzing van Christus is er niets. De Heere Jezus is daarin zeer scherp. ‘Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem (Joh. 3: 36)’. Het is geloof of ongeloof, leven of dood. Daar zit niets tussen. Dat kan hard klinken, maar het is wel eerlijk. Maar de vraag blijft: wat is dan geloven? Zoals wij hier zitten, gelooft toch iedereen dat Christus de Zoon van God is? Is dat genoeg? Nee, dat is niet genoeg. Er is een historisch geloof, dat toestemt wat God in Zijn Woord ons openbaart. Is dat verkeerd? Nee, en dat geloof is ook nodig. Maar het is niet genoeg! En kennis wordt nog wel eens onderschat. Kennis van Gods Woord is zo Geloof en bekering
Pagina 2
nodig, omdat het Woord de regel is van ons geloof (NGB art 7). Het is Christus Die Zich in de Schriften bekend maakt. ‘Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen (Joh. 5: 39)’. Trappen in het geloof Maar zijn wij ons direct bewust van het geloof? En herkennen wij altijd het gelovig omhelzen van Christus? Het geloof heeft vele benamingen. Lees het prachtige boekje van Dr. A. Comrie ‘Het ABC des geloofs’. Geloven wordt ook genoemd: aandoen, aanhangen, aankleven, aannemen, betrouwen, blijven, dorsten, drinken, gewennen, hongeren, horen, kiezen, komen, kussen, leunen, rusten, schrijven met de hand, toevlucht nemen, verwachten’. Zo zijn er trappen in het geloof. Geen trappen TOT het geloof! Als de Heere het geloof werkt, is het er. Dat geloof moet echter worden versterkt. Het zou vreemd zijn als een baby al pratend werd geboren en al een grote baard had. Zo wordt ook Gods kind niet als een volwassene geboren. Maar het zou ook niet gezond zijn als een baby altijd baby bleef. Prachtig voorbeeld overigens. Wellicht is het u wel eens opgevallen. Bij een baby is alles aanwezig, maar er mankeert nogal wat aan de verhoudingen. De armen kunnen amper over het hoofd heen. Bij een volwassene is dat geen enkele probleem. Wij vinden in de Bijbel vele voorbeelden van zwak en van sterk geloof. Ik noem u vier voorbeelden. Ten eerste de discipelen in de storm (Matt. 8: 23-27). Het stormde en de Heere Jezus was aan boord. Maar zij zagen Hem niet en daarom waren zij bang dat zij verdronken. ‘Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen’, zegt de Heere Jezus tot heb. Het tweede voorbeeld is Thomas (Joh. 20: 24-31). Thomas kon niet geloven, voordat hij gezien had. De Heere Jezus zegt tot hem: ‘Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben. En dat brengt ons bij het derde voorbeeld. Niet gezien en toch geloofd: de kamerling uit Hand. 8 (vs. 26: 40). Hoewel hij de Zaligmaker niet had gezien, beleed hij zijn geloof: ‘Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is’. Een groot geloof zien we in Abraham. Op hoge leeftijd ging de belofte in vervulling dat hij een zoon zou krijgen. En als deze jongen is opgegroeid, krijgt Abraham de opdracht om hem te offeren (Gen. 22). En hij doet het, onvoorwaardelijk! De omstandigheden waren tegen. Het leek alles tegen de belofte in te gaan. Maar hij geloofde onvoorwaardelijk. Hij heeft niet getwijfeld aan de belofte (Rom. 4: 19-21), zoals Paulus schrijft. Geloof in de belofte Het geloof gelooft het Woord! Als wij het hebben over het geloof dan kan daar niet genoeg de nadruk op worden gelegd. Het geloof wordt zo makkelijk verward met het gevoel. Het geloof gaat niet buiten het gevoel om, maar het is het niet. Geen geloof zonder gevoel, maar zonder geloof wel gevoel. Iemand zei eens: ‘ik voel dat God van mij houdt. En als dat gevoel weg is, dan lees ik weer in de Bijbel of ik ga zingen en dan komt dat gevoel weer terug’. Hierbij gaat het niet om het ware geloof. Het geloof omhelst Christus in de belofte van het Evangelie. Daarom is het nodig dat de beloften van het Evangelie worden gepreekt. En dat deze worden gepreekt met het bevel van geloof en bekering. ‘Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke beloften allen volken en mensen, tot welke God naar zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof (DL II, 5)’. Het geloof is dus geen bezitten, maar in de zuivere zin van het woord, een geloven. Of zoals de HC dit uitdrukt in zondag 7: een vertrouwen, dat de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt. Ik geloof! Ook als ik het niet Geloof en bekering
Pagina 3
zie of het niet voel. Ik geloof in God de Vader, die mijn leven stuurt en leidt. Ook als ik de weg niet kan bezien en het niet kan begrijpen. Ik geloof in God de Zoon, die in de trappen van Zijn vernedering de zaligheid heeft verdiend en in de trappen van Zijn verhoging deze weg schenkt aan verloren zondaren. Ik geloof in God de Heilige Geest, ook als ik Hem niet voel. Ik kan ALLEEN geloven wat Gods Woord mij leert. Veel mensen willen geloven dat Christus ook voor hen geleden heeft en voor hen gestorven is. Dit is echter onmogelijk. De Heere maakt Zich bekend in Zijn Zoon. In Hem zien wij Zijn grote gewilligheid in het zaligen van zondaren. Het geloof grijpt Hem daarin aan. Dat deed Petrus uitroepen: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon des levende Gods (Matt. 16: 16).’ Op die belijdenis sprak de Heere Jezus hem zalig. ‘Zalig zijt gij, Simon, Bar–jona! want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is (vs. 17)’. Maar het gaat toch om de persoonlijk toe-eigening? Inderdaad! Het is echter het geloof dat eigent. Als ik de belofte van het Woord mag geloven, dan is de vrucht daarvan dat ik mag weten dat het niet alleen voor anderen is, maar ook voor mij. Wij kunnen niet geloven door het te eigenen, maar wij eigenen door te geloven! Als dit onderscheid niet duidelijk is dan kan dat veel duisternis geven in ons leven. Dan hebben we geen helder zicht op de belofte van het Evangelie. Bovendien zien we de welwillendheid van Christus dan vertroebeld. De werkmeester De Heilige Geest is de Werkmeester van het ware geloof. Hij ontsteekt een oprecht geloof in onze harten, ‘hetwelk Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst (NGB art 22)’. En de Heere werkt middellijk. Hij werkt het geloof door het Evangelie (HC zondag 7). Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk zijn de voeten dergenen, die vrede verkondigen, dergenen, die het goede verkondigen! Doch zij zijn niet allen het Evangelie gehoorzaam geweest; want Jesaja zegt: Heere, wie heeft onze prediking geloofd? Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods (Rom. 10: 14-17). Daarom moet u onder de verkondiging van het Evangelie zijn. Of zoals dat vroeger nog wel eens werd uitgedrukt: ‘als je nat wil worden, moet je in de regen gaan lopen’. De kerk is de werkplaats van de Heilige Geest. Dus voor een gezond geloofsleven is de kerk (en ook de gemeente) onmisbaar. De Heilige Geest zorgt ervoor dat ons verstand wordt verlicht, zodat wij de belofte van het Evangelie in het Woord gaan herkennen. Het is ook de Heilige Geest Die ervoor zorgt dat de beloften is ons hart dalen en daardoor mogen weten dat deze beloften ook voor ons zijn. Het is zeer bijzonder als wij op de erve van het verbond mogen geboren zijn en dat wij al vroeg met de belofte in aanraking zijn gekomen. De Heere geeft in Zijn Verbond met ons de belofte en verzegelt dit in het sacrament van de Heilige Doop. ‘Want u komt de belofte toe en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal (Hand. 2: 39)’. Daarom mogen de sacramenten zijn tot versterking van het geloof. Met name de persoonlijke toe-eigening is daarin zo belangrijk. Als de Heere zo door Zijn Heilige Geest de belofte weer helder en duidelijk voor ogen stelt, dan mag je weer bijtekenen. Of krachtiger gezegd: opnieuw met Hem in een Verbond treden. Daarom is de bediening van Woord en sacrament zo belangrijk en kan het oprechte geloof niet zonder deze. De sacramenten zijn tekenen en zegelen van het Verbond. Het is het Verbond dat de belofte, als goederen van het Verbond, doet eigenen. Daarom zonder Verbond is het onmogelijk te geloven!
Geloof en bekering
Pagina 4
De zekerheid En dat brengt mij bij mijn laatste opmerking ten aanzien van het geloof: de zekerheid van het geloof. De zekerheid van het geloof moet niet worden verward met de zekerheid van het gevoel. Het gevoel is nooit zeker. Het gevoel heeft geen zekerheid en geeft geen zekerheid. Al sinds de Reformatie, maar waarschijnlijk ook al daarvoor, wordt er gediscussieerd over de zekerheid van het geloof. Is er zekerheid in het geloof? Hierop moeten wij een volmondig ‘ja’ laten horen. Geloof zonder zekerheid is een contrarie (tegenstelling), zegt ds. Th. van der Groe. De zekerheid van het geloof ligt dan ook in het geloven! Prachtig wordt dit verwoord in DL V, 10: ‘En dienvolgens spruit deze verzekerdheid niet uit enige bijzondere openbaring, zonder of buiten het Woord geschied, maar uit het geloof aan de beloften Gods, die Hij in Zijn Woord zeer overvloedig tot onze troost geopenbaard heeft’. Hoe mag ik de zekerheid hebben het eigendom van Christus te zijn? Door tot Hem de toevlucht te nemen! De zekerheid van het geloof ligt in het geloven zelf. ‘Zo dikwijls als zij de beloftenis des Evangelies met een waar geloof aannemen … (HC zondag 31)’. Ik kan mij niet beroepen op het feit dat ik een gelovige ben. Ik kan niet rusten op mijn staat. De enige troost en rust ligt in het zien op Jezus en op Zijn volbrachte Middelaarswerk. Bekering We gaan naar de bekering. Het vorige stuk, over het geloof, begonnen we met de vraag hoe het zit met zondekennis. Toen zagen we dat zondekennis een doorgaand proces is. In het leven met de Heere gaan we steeds meer de hapers zien van ons eigen leven. En naarmate wij meer mogen zien van de Persoon en het werk van Christus gaan we zien hoe bitter de zonde zijn. Dan wordt het karakter van de zonde steeds duidelijker: opstand tegen een goeddoend God! Als de Heere in ons leven het werk van de wedergeboorte werkt, dan kan het niet anders of er volgt geloof en bekering. In de Dordtse Leerregels wordt dit als volgt omschreven: ‘En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt, dat de mens, door de genade, die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert’. Tot zover art. 12 uit hfst ¾ van de Dordtse Leerregels. Wat voorheen een last was, wordt een lust en wat een lust was, wordt een last. Gebeurt dat in één keer? Was het maar waar! Het is het werk van de Heilige Geest die ons ontdekt aan en overtuigt van zonden. Het is het gebed van David: Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen (Ps. 19: 13). Wij kennen de geschiedenis van David. Hij had zijn buurvrouw onrechtmatig toegeëigend en zijn buurman laten vermoorden. En hij had er geen last van. Zijn leven ging gewoon door. Totdat de Heere Zijn knecht Nathan stuurt en de zonde gaat aanwijzen. Het is nodig dat de zonden ons worden aangewezen. Wij zijn er niet mee om te erkennen dat wij zondaar zijn en dit als een excuus te gebruiken om door te zondigen. Daarom komt het op bekering aan! Op een dagelijkse bekering. Wij mogen tot Christus gaan zoals wij zijn. Maar we mogen niet zo blijven! Omkeren Bekeren is omkeren, de tegenovergestelde kant op, 180 graden om. Wij zijn van God afgeweken en hebben Hem de rug toegekeerd. Dit is ons bestaan. En daarom hebben wij een dagelijkse bekering nodig. Bekering begint met het luisteren naar Gods stem. Als Hij tot ons gaat spreken door Zijn Woord dan gaan wij de zonden zien, zoals Hij die ziet. Wij hebben door de zondeval een vertekend beeld van de zonden. Het is het werk van de Heilige Geest Die laat zien dat iets zonde is. In het Grieks Geloof en bekering
Pagina 5
wordt voor bekering o.a. het woord ‘metanoia’ gebruikt. Dit betekent letterlijk berouw hebben of krijgen, tot een ander inzicht komen, de dingen anders gaan zien. Als de Heilige Geest gaat overtuigen dan ga ik iets als zonde zien, waar ik eerst helemaal niet over nadacht dat dit zonde zou kunnen zijn. Dan komt er berouw. Berouw krijg ik omdat ik iets heb gedaan, waar ik later van zeg: dat had ik niet moeten doen. Of ik heb iets niet gedaan, waarvan ik later ga zien dat ik dat wel had moeten doen. Mishagen De bekering werkt, door het overtuigende en ontdekkende werk van de Heilige Geest dat wij de zonden werkelijk gaan haten. Dan komt er een mishagen aan onszelf, omdat wij hoe langer hoe meer gaan leren niet alleen zonden te doen, maar ook zonde te zijn. Dat mishagen vanwege de zonden is ook waar het om gaat in de zelfbeproeving voor de deelname aan het Heilig Avondmaal. En als er sprake is van een onszelf mishagen, dan komt er ook een hartelijke begeerte om onze schuld voor de Heere te belijden en ons te verootmoedigen. Kennis van zonden zonder roep om genade is niets anders dan nederige hoogmoed, zegt ds. Kohlbrugge. Dus de ware verootmoediging brengt ook met zich mee een begeerte om heilig voor Gods aangezicht te leven. Dan wordt je moe van de zonden en komt er ook een begeerte om nooit meer te hoeven zondigen. Om storeloos de Heere groot te maken en het Lam, dat betaald heeft voor de schuld die ik heb gemaakt. Tweemens In de wedergeboorte ontstaat er een tweemens. Er wordt een nieuwe mens geboren, maar de oude mens blijft ook nog bestaan. Door Paulus wordt deze oude mens vaak vlees genoemd (naar het vlees wandelen, de begeerten des vleses doen, enz.). Onze Heidelbergse Catechismus omvat de waarachtige bekering van de mens in twee stukken: in de afsterving des ouden, en in de opstanding des nieuwe mens (zondag 33). Over de oude en nieuwe mens bestaat veel onduidelijkheid en verwarring. Sommigen zijn van mening dat de oude mens steeds minder wordt en de nieuwe mens steeds krachtiger. Oude en nieuwe mens betekent niet dat er een gedeelte oud is en een gedeelte nieuw en dat het oude gedeelte steeds kleiner wordt en het nieuwe steeds groter. Oude en nieuwe mens zijn twee werkelijkheden die zich in het leven van de genade steeds weer manifesteren. En in het leven van de genade steeds zichtbaarder worden. Het afsterven van de oude mens is een proces, net zoals het opstaan van de nieuwe mens. ‘Een hartelijk leedwezen dat wij God door onze zonden vertoornd hebben, en die hoe langer hoe meer haten en vlieden’, zo omschrijft de onderwijzer het afsterven van de oude mens. Dit zorgt ervoor dat wij altijd een arme zondaar blijven, die het van genade moet hebben. Het ware christenleven is een stervend leven. Om alles wat van ons is kwijt te raken, zodat de Heere alle lof en eer zal ontvangen. Het opstaan van de nieuwe mens omschrijft de Heidelbergsche Catechismus als een hartelijke vreugde in God door Christus en liefde om naar de wil Gods in alle goede werken te leven’. Dus enerzijds het berouw over de zonden en het belijden van de schuld ervan en anderzijds een hartelijk verlangen om heilig voor Zijn aangezicht te leven. Een doorgaand werk, een strijd tussen oude en nieuwe mens, een vallen en opstaan, minder zonden doen en groter zondaar worden. Bevel van bekering Het is hier niet de juiste plaats om op de prediking in te gaan, maar toch een enkele opmerking daarover. Soms komen we mensen tegen die van mening zijn dat de oproep tot bekering voor Geloof en bekering
Pagina 6
gelovigen niet nodig is. Bekering is bij hen een gepasseerd station. Sommigen gaan daarin nog verder door te stellen dat de gemeente verbondsgemeente is en dus niet meer opgeroepen hoeft te worden tot bekering. Zoals u hebt gezien in het voorgaande is bekering een doorgaand werk en moet in iedere preek de oproep tot bekering kinken. De beloften van het Evangelie moeten toch worden gepredikt met het bevel van geloof en bekering? En juist degenen die de Heere heeft bekeerd, zullen belijden dat er nog zoveel onbekeerlijkheid in hen wordt gevonden en daarom het nodig hebben dat de zonden worden aangewezen om in die weg weer de toevlucht te nemen tot Christus. Als het gaat over het prediken van bekering is er geen onderscheid voor gelovigen of ongelovigen. Of het nu gaat over de eerste bekering of over de dagelijkse bekering, steeds weer is nodig de toevlucht te nemen tot Christus om door Hem geholpen, gereinigd, bekrachtigd, geleerd en geleid te worden. Samenvattend Geloof en bekering zijn beiden vrucht van de wedergeboorte en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het ware geloof kan niet zonder bekering en bekering kan niet zonder geloof. Het geloof ziet vooral op het omhelzen van Gods welwillendheid in Christus tot vergeving van de zonden. In de bekering gaat het vooral om de directe, praktische consequenties die daaraan in ons leven verbonden zijn: het ons afwenden van de zonde en het ons toewenden naar God. Bij het geloof gaat het om de rechtvaardiging en bij de bekering om de heiligmaking. Maar geloof en rechtvaardiging, hoewel ze nauw aan elkaar verbonden zijn, vallen niet samen. Dit geldt ook voor bekering en heiligmaking. Maar dat is voor de DV de volgende keer.
Geloof en bekering
Pagina 7