I: Inleiding Rechtvaardiging en Relevantie Deze scriptie onderzoekt de betrekkingen tussen Egypte en Nederland in de periode van 1952 tot 1962. De betrekkingen tussen beiden landen worden –in deze periode- gekenmerkt door de wereldwijde dekolonisatie. Het betreft hier een relatie tussen een koloniale mogendheid en een land dat het koloniaal juk probeert af te werpen. Nederland is, na 300 jaar, niet langer in het bezit van de Indische Archipel. Regeringsleiders (Luns voorop) zijn bang dat een Nederland zonder overzeese gebiedsdelen, te klein is om nog enige invloed te hebben op het wereldtoneel.1 Het aanhouden van Nieuw- Guinea biedt een uitkomst. Hierdoor kan Nederland blijven meepraten in ‘Pacific aangelegenheden’. 2 Het streeft daarom naar het behoud van de status-quo. Egypte daarentegen, streeft naar de omverwerping van de status-quo. Het is zelf een protectoraat van Engeland maar geraakt meer en meer in de ban van het Arabisch Nationalisme. Onder Nasser wordt Egypte een leidende anti- koloniale mogendheid. Beide mogendheden staan, met betrekking tot de status-quo, lijnrecht tegenover elkaar. De hoofdvraag van de scriptie is daarom: Hoe beleefde het koloniale Nederland de opkomst van Egypte als antikoloniale mogendheid (1952-1962) en in welke mate werd de relatie hierdoor beïnvloed? Het beginjaar vormt de aanvang van een (Egyptische) regeerperiode die zou voortduren tot de Arabische Lente van 2011. 3 In 1952 gaat de monarchie –belichaamd door koning Faroek- in ballingschap. De nieuwe leiders –de Vrije Officieren- hebben een ambitieuze, nationalistische agenda. Egypte wordt de kampioen van het Arabische Nationalisme en Nasser –de leider van het stel- een nachtmerrie voor de koloniale mogendheden. Nederland hoort hier ook bij. Nieuw- Guinea speelt een centrale functie in het Nederlands buitenlandbeleid in het algemeen en met betrekking tot Egypte in het bijzonder. Dit komt door het Suezkanaal, de “levensader” tussen het moederland en haar (rest)kolonie in de Oost. De betrekkingen met Egypte hebben hierdoor een hogere urgentie. In 1962 wordt de Nederlandse vlag op Nieuw- Guinea voorgoed gestreken.4 Dit jaar vormt een breuk in het Nederlands buitenlandbeleid. De Egyptische levensader is niet langer van node en Egypte verliest aan waarde. Omwille van deze redenen is de periode afgebakend van 1952 tot 1962.
1
Duco Hellema, Nederland in de wereld: Buitenlandse politiek van Nederland (Houten 2010) 185. Albert Kersten, Luns: een politieke biografie (Amsterdam 2010) 78. 3 ‘The upheaval in Egypt: an end or a beginning?’, The Economist 5 (2011) 21-26, aldaar: 23. 4 Hellema, Nederland in de wereld, 209. 2
3
Egypte speelt een centrale rol in de internationale betrekkingen: ‘Het land is van bijzondere betekenis’ –zo schrijft de Nederlandse gezant te Cairo- ‘daar Egypte, als leidende Arabische staat, als enige in Nederland de belangen voor de Arabische statenwereld ten volle kan voorstaan’. 5 De Koude Oorlog doet hier een schepje bovenop: ‘de Suez- kanaalzone vormt een uitstekende (…) defensieve en offensieve oorlogsbasis, van waaruit Ruslands kwetsbare gedeelte, de zuidelijke oliegebieden, gemakkelijk gebombardeerd kunnen worden’.6 De interesse in Egypte is geheel wederzijds: ‘mij bereikte een mededeling’ –zo stelt een document (BuZa)- dat de Russische Ambassade te Cairo een centrum zou zijn voor spionage’. 7 Dit is niet voor niets. Egypte maakt deel uit van drie concentrische circels: Afrika, de Arabische wereld en de Islamitische beschaving. 8 Het ligt gelegen in de rechterbovenhoek van Afrika en vormt hierdoor een brug met Azië. De Nederlandse beleving van Egypte wordt getoetst aan drie eikpunten: de staatsgreep van 1952, de Suez crisis van 1956 en de Nieuw- Guinea kwestie. De laatstgenoemde sluimert de gehele periode op de achtergrond. In het derde hoofdstuk echter, is dit de dominante kwestie. De scriptie analyseert de handelingen van de Nederlandse regering en (met name) de Nederlandse Vertegenwoordiging te Cairo. Het bronnenmateriaal is (voornamelijk) afkomstig van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) en stukken uit het Nationaal Archief (NA). Aan de hand van dagbladen wordt een beeld geschetst van Egypte in de Nederlandse pers. Verder worden er interviews met betrokkenen als bron opgevoerd. Het vervolg van de inleiding typeert het Nederlands buitenlandbeleid enerzijds, die van Egypte anderzijds. Verder is er kort aandacht voor de relatie tussen beide landen in de naoorlogse periode tot 1952. Het eerste hoofdstuk begint met de periode 1952 tot 1954.
5
Foto: de Sfinx en Piramides van Egypte. Afbeelding afkomstig uit eigen collectie. Nationaal Archief, Den- Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken: het Gezantschap in Egypte (1881) 1921-1954 (1961), nummertoegang 2.05.143, inventarisnummer 816, ‘Egyptische gezanten in Nederland 1952-1954’, schrijven van gezant aan BuZa, 16-06-1953. 6 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/17226, ‘Egypte- Tsechoslowaakse wapenleveranties, organisatie van de luchtmacht, militaire rapporten 1947-1954 ’, rapportage van Gezantschapssecretaris aan gezant, 12-04-1952. 7 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/22560, ‘Egypte 1952-1953’, (geheim) schrijven Algemene Zaken aan BuZa, 10-01-1953. 8 Douglas Little, American Oriëntalism: the US and the Middle East since 1945 (Chapel Hill 2002) 168.
4
II: Historische context HI: Nederland en de internationale status-quo De internationale betrekkingen worden gekenmerkt door (conservatieve) staten die de statusquo willen behouden en (radicale) staten die haar willen veranderen. 9 Nederland behoort tot degenen die de status-quo willen behouden. Dit is een eeuwenoude traditie. Nederland had in haar hoogtijdagen (17de eeuw) bezittingen verworven die het sindsdien wenste te behouden. Het had daarom een belang, een “interest” in de status-quo. Nederland was echter niet bij machte om deze te handhaven met militaire middelen. Vanaf de 19de eeuw was het ‘een koloniale reus, maar een politieke dwerg’. 10 Legalisme, moralisme en pacifisme boden een uitkomst.11 Het recht van de sterke diende te worden vervangen door internationale wetgeving (zoals beargumenteerd in Mare Liberum, geschreven door de goede vaderlander Hugo Grotius in 1609). Het moreel kader diende ter promotie van de status-quo en ter bescherming van de eigen (zwakke) positie. 12 Gedurende de periode van deze scriptie wordt de status-quo gekenmerkt door de Koude Oorlog. De bipolaire verdeling tussen de Sovjet- Unie (SU) enerzijds en de Verenigde Staten (VS) anderzijds, ontvouwde zich na de Tweede Wereldoorlog.13 De SU, met vooruitgeschoven posities in de satellietstaten van Oost-Europa, was “a little too close for comfort”. Met het oog op zelfbehoud, sluit Nederland zich aan bij de Noord Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO 1949). Er was echter ook een probleem met de schatkist. Nederland -net als geheel WestEuropa- was volledig, compleet en absoluut afhankelijk van de Verenigde Staten. 14 De VS echter, koppelt ontwikkelingsgeld (Marshallhulp) aan economische integratie én dekolonisatie. De wereldwijde dekolonisatie vormt een belangrijk thema in deze scriptie. De historicus Robert Palmer traceert het proces terug naar de oorlog tussen Japan en Rusland in 1904 (hierbij werd de Russische vloot tot zinken gebracht). De overwinning op het (blanke) Rusland ‘electrified those who heard it throughout the non-European world’. 15 Het Westen kon worden verslagen, een grote openbaring (die wordt herhaald in 1940-1945). William Cleveland benadrukt -in A History of the Modern Middle East- de rol van lokale elites. 16 De koloniale mogendheden 9
E. H. Carr, The Twenty Years Crisis: an introduction to the study of international relation (Londen 1981) 180. H. L. Wesseling, ‘het moderne imperialisme: theorie’, In: Ronald Donk e.a. ed. Modern Imperialisme 1870-1914 (Zwolle 2005) 17-30, aldaar 27. 11 J.C. Boogman, ‘Nederland gidsland conceptie in historisch perspectief’, Ons Erfdeel (1984) 161-170, aldaar, 164. 12 E.H. Carr zegt hierover: [The idea] that it is in the interest of the world as a whole, either that the status-quo should be maintained, or that it should be changed, would be contrary to the facts’. In: Twenty Years Crisis, 53. 13 Paul Kennedy, Rise and fall of the Great Powers: economic change and military conflict from 1500 to 2000 (New York 2005) 460. 14 Raymond F. Betts, Decolonization (Londen, 1998) 21. 15 Robert Palmer, A history of international relations (New York 2002) 655. 16 William Cleveland, A history of the modern Middle East (Oxford 2004) 194. 10
5
bezegelde hun eigen ondergang door inheemse onderdanen te laten studeren aan universiteiten in het moederland. Hier kwamen de inlanders in aanraking met ideologieën als het nationalisme. In Decolonization spreekt Raymond Betts over de teloorgang van pax britannia en de opkomst van pax america. 17 De internationale distributie van macht was –na de Tweede Wereldoorlog- niet langer gecentreerd in Europa. Dit maakte –zo stelt Betts terechthet kolonialisme onhoudbaar. De Verenigde Staten en de Sovjet- Unie –de nieuwe grootmachten- zijn verenigd in hun oppositie tegen het kolonialisme. Het dekolonisatieproces verliep niet overal hetzelfde. De Britten hebben hun imperium relatief soepeltjes opgedoekt (het Suez conflict uitgezonderd). 18 De Fransen geheel anders. Zij werden uit Indochina verjaagd (Dien Bien Phu 1954) en geraakten verwikkeld in een genadeloze guerrillaoorlog in Algérie-Française (tot 1962). Bij zowel Frankrijk als Nederland vereiste de dekolonisatie een grondwetswijziging, wat de kwestie aanzienlijk problematiseerde. In Nederland is het proces moeizaam verlopen. De nieuw opgerichte Veiligheidsraad (VN) veroordeelt de Politionele actie van 1948. Nederland, voorvechter van internationale wetgeving, wordt moralistisch op de vingers getikt. Een jaar later wordt de kolonie prijsgegeven. Nieuw-Guinea moest verhinderen dat Nederland zou afglijden naar ‘de rang van Denemarken’. 19 Dit is de primaire reden achter de Nieuw- Guinea politiek. Het bood ook –als tweede reden- de mogelijkheid tot ‘nationale rehabilitatie’. Nederland had veel geïnvesteerd in zijn imperium en bevlogen mensen hadden de kolonie naar een hoger plan getild. Deze ‘sentimental attachment’ ontbrak bij landen als Portugal, die haar koloniën enkel gebruikte als melkkoe. 20 Nederland geheel anders. Om dit te bewijzen echter, diende de status-quo te worden gehandhaafd.
17
Betts, Decolonization, 34. Ibidem, 30. 19 James Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995) 69. 20 Arend Lijphart,, The Trauma of Decolonization: the Dutch and West New Guinea (Londen 1966) 108-109. 18
6
HII: Egypte en de internationale status-quo Nederland probeert een koloniale mogendheid te blijven maar Egypte probeert zich van het koloniaal juk te ontdoen. 21 Het land maakt deel uit van het Britse imperium. Engeland regeert Egypte volgens de algemeen geldende regel: het houdt zich daar mogelijk op de achtergrond. Het Britse beleid werkt als volgt: ‘If there were no chiefs in a colonial area, chiefs were created. Whenever a chief got out of control, he was replaced by another chief. Colonial officials may have occasionally interfered (…), but to the peasant, the person of the chief signified power that was total and absolute’.22 Dit algemene beleid heeft in Egypte betrekking op de Mohammed Ali- dynastie. Dit is de eerste steunpilaar van de Britten. De tweede pilaar betreft de militaire aanwezigheid in de (Suez) kanaalzone. Het Britse beleid ten aanzien van Egypte staat bekend als ‘Informal Empire’. 23 Egypte zat stevig ingebed in het Anglo- Egyptische defensieakkoord (1936): [This was] a major advance for British interests in the Middle East in that it locked Egypt into a system of imperial defense while veiling the unequal bilateral relationship with an internationally recognized treaty’. De Britten hebben in deze periode niet minder dan 80 000 militairen gestationeerd in de kanaalzone. In Egypte speelt de Britse ambassadeur de rol van kingmaker: ‘De gasten’ –schrijft de Nederlands gezant- ‘waren volgens protocollaire regels geplaatst, rechts van koning Faroek zat Prins Abd-elMoneim (…), en links de Britse Ambassadeur’.24 Om de indruk te wekken dat Egypte werd geregeerd door Egyptenaren, ‘It was vitally important to know which battle to fight’. 25 Er werd gezocht naar een machtsbalans: ‘England’s own divide-and-rule tactics required a reasonable
21
Egypte is ongeveer even groot als Duitsland en Frankrijk tezamen. Het land ligt besloten tussen de Middellandse Zee in het noorden, de Rode Zee in het oosten en Libië en Soedan in het westen en zuiden. Het Sinai schiereiland is tevens deel van Egypte. Dit woestijngebied grenst ten Noorden aan de Gazastrook en Israel. Het opkomen en zakken van de Nijl –welke het Egyptisch leven bepaalde als een klokwerk- wordt gedurende de periode van deze scriptie gereguleerd door de aanleg van de Assoean dam: https://www.cia.gov/library/publications/the-worldfactbook/geos/eg.html, 21-06-2011, 14:00. 22
st
Tim Allen en Alen Thomas, Poverty and development into the 21 century (Oxford 2000) 280.
23
Michael T. Thornhill, ‘Informal Empire: Independent Egypt and the accession of King Farouk’, The Journal of Imperial and Commonwealth History 2 (2010) 279-303, aldaar: 280. 24 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/622, ‘stukken betreffende het koninklijk huis van Egypte 1922-1948’, schrijven van gezant (Rechteren) aan BuZa, 16-12-1948. 25 Thornhill, ‘Informal Empire’, 286.
7
degree of parity between the Wafd [lees: aristocratie] and the palace’.26 Kort gezegd: de koning en de Wafd vochten elkaar de tent uit, met de Britten als “kingmakers” op de achtergrond. Koning Faroek, sinds 1937 gezeten op de troon, doet verwoede pogingen om zich van het koloniaal juk te ontdoen.27 Gedurende de Tweede Wereldoorlog voert hij een dubieuze politiek. De Britten hebben –met Fieldmarshall Rommel aan de poort- gedreigd hem te zullen vervangen.28 Na de oorlog verschijnt de volgende publicatie: ‘The record of collaboration of king Farouk of Egypt with the Nazi’s and their ally the Mufti’.29 De vijand van mijn vijand –zal Faroek hebben gedacht- is mijn vriend. De Britten laten zich echter moeilijk wegjagen. De koning zit muurvast de koloniale overheersers en zijn anti- koloniale onderdanen. Hij moffelt zijn falen onder een Perzisch tapijt en strekt ten strijde tegen Israel (1948). De campagne bezegelt het einde van de dynastie. Zowel het “gezicht” van de Vrije Officieren –generaal Naquib- alsmede het “brein” –kolonel Nasser- keren gedesillusioneerd van het slagveld terug. Een verslag van de Nederlandse gezant geeft een impressie van Egypte anno 1950. ‘De Egyptenaar’ –zo leert het document- wil ‘evacuatie van de kanaalzone’ en ‘een mildere en voor het huidige Egypte meer aanvaardbaar’ verdrag met Engeland.30 Door de ‘desastreuze oorlog tegen Israel heeft de koning aan populariteit ingeboet’. De aristocraten in het parlement hebben hier munt uit geslagen: ‘De Wafd had zich steeds enigszins afzijdig gehouden van de Palestina affaire’. Koning Faroek –dat is duidelijk- blijkt in staat noch het koloniaal juk te breken noch de aandacht hiervan af te leiden. De koning heeft –in de ogen van zijn onderdanen- veel legitimiteit verloren. Met dit spanningsveld nadert het jaar 1952.
26
Thornhill, ‘Informal Empire’, 286. Opmerking: Hare Majesteit Koningin Wilhelmina heeft –ter gelegenheid van Faroek’s troonbestijging- de Egyptische vorst verheven tot Ridder eerste graad. Faroek kreeg zijn Grootkruis van de orde van de Nederlandse Leeuw overhandigd van de Tijdelijk Zaakgelastigde te Cairo. In: NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/722, ‘stukken betreffende een Nederlandse onderscheiding voor de Egyptische koning Faroek’, Schrijven TZ (Bijlandt) aan BuZa, 07-07-1938. 28 Peter Hahn, The United States, Great Britain and Egypt 1945-1956 (Chapel Hill 1991) 11-12. 29 Bron: http://babel.hathitrust.org/cgi/pt?id=mdp.39015028745217 , 09-08-2011, 15:40. 30 NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Codearchief 1945-1954, nummertoegang, 2.05.117, inventarisnummer, 14306, ‘Egypte 1950-1954’, memorandum van mr. Brugman aan de gezant (Rechteren), 13-01-1950. 27
8
HIII: Verdediger en Aanvechter in de aanloop naar 1952. De Nederlandse Vertegenwoordiging in Egypte was sinds de Gouden Eeuw gevestigd te Alexandrië. 31 Naarmate de Britse invloed toenam en het machtscentrum verschoof, werd het Consulaat- Generaal en Diplomatiek Agentschap verplaatst van Alexandrië naar Cairo. In 1922 werd het Agentschap verheven tot Gezantschap. Gedurende de periode van deze scriptie (1952-1962) wordt de Nederlandse vertegen32 woordiging in de regio flink uitgebreid. Tot die tijd was het Gezantschap te Cairo tevens standplaats voor Libië, Syrië, Zuid- Jemen en Libanon. Het enig ander Nederlands Gezantschap in de Arabische wereld bevindt zich in Bagdad. De Nederlands- Egyptische betrekkingen zijn, het zal niet verbazen, niet geheel symmetrisch. Nederland is een geïndustrialiseerde staat waarvan meer dan helft van de populatie in steden woont. 33 Egypte geheel anders. ‘De industrie’ -zo schrijft Gezantschapssecretaris Dolleman‘staat nog in haar kinderschoenen’. 34 Het overgrote deel van de Egyptische populatie bestaat uit fellahien, ofwel landloze boeren. De agrarische sector wordt geheel beheerst door een minuscuul clubje grootgrondbezitters. De secretaris spreekt van een ‘sociale piramide’. Het voornaamste exportproduct betreft katoen (monocultuur). De handelsbetrekkingen zijn uiterst voordelig voor Nederland (permanent gunstige handelsbalans). Kort gezegd, tussen Nederland en Egypte gaapt een immense ontwikkelingskloof. ‘Een land als Egypte’, zo schrijft minister Stikker, ‘heeft bepaald behoefte aan technische steun’. 35 De politieke dimensie van de relatie dient echter niet te worden onderschat. In de naoorlogse periode tot 1949 streeft Nederland naar een status-quo ante bellum. Door middel van 31
Bron: http://www.mfa.nl/ddi-onderzoek2/129535.pdf, 29-06-2011, 14:20. Opmerking: Op de afbeelding is te zien (tweede van links, in het wit) de Nederlandse gezant/ambassadeur W. Cnoop Koopmans (1895-1992). Hij vertegenwoordigt Nederland in Egypte van 1952 tot 1958. Afbeelding afkomstig uit: NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/15866, ‘Egypte: diverse nationale dagen 1955-1958’. 32 NA, Notulen van de Ministerraad, 23-04-1956. 33 Voorhoeve zegt hierover: ‘In 1952, the country [Netherlands] announced proudly to the US that it could stand on its own feet and declined the American offer of further financial help’. In: Profits and Principles, 253. 34 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/17226, Rapportage van Gezantschapssecretaris aan gezant, 12-041952. 35 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/816, Schrijven BuZa (Stikker) aan gezant Cairo, 11-12-1952. Opmerking: voor de Nederlandse beeldvorming omtrent Egypte, zie ook het polygoonnieuws van 1950: http://www.youtube.com/watch?v=kSJl05Klr3Q, 17-10-2011, 23:43.
9
zogenaamde Politionele acties probeert het zich te handhaven in Indonesië. Egypte –zelf een semikolonie- is weinig ingenomen met deze politiek: ‘De Egyptische regering –zo schrijft de gezant in 1947- ‘is ernstig bezorgd over de gebeurtenissen in Indonesie’. 36 Egypte sluit in 1947, terwijl Nederland druk is zijn koloniaal gezag te herstellen, een vriendschapsverdrag met de Republiek Indonesie. Er onstaat een situatie die in deze scriptie nog vele malen zal terugkeren. De vertegenwoordiger van de Republiek Indonesie (Cairo) ‘schijnt een actie te ondernemen om zo mogelijk de Egyptische regering over te halen de Nederlandse luchtvaartlijnen te stoppen en de scheepvaart te bemoeilijken’. 37 Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) formuleert in deze periode een ‘richtlijn inzake de Suez- kanaal kwestie’: ‘Nederland [dient] geen initiatief te nemen, daar de belangen in Egypte kwetsbaar zijn. Wanneer de Westerse mogendheden een gezamelijke actie voorbereiden (…) blijve Nederland niet achter. Het basere zijn houding bij voorkeur alleen op Juridische gronden, daarbij de koers volgend die sedert de publicatie van Grotius Mare Liberum een schone traditie is geworden’.38 Soekarno, de president van de Indonesische Republiek (sedert 1949), is anti-koloniaal tot en met: ‘Hij neemt’ –zo stelt een geheime nota uit 1950- ‘elke gelegenheid te baat om het fanatisme op te zwepen en het woord “Irian” is thans een algemeen verbreide strijdkreet geworden’.39 Koning Faroek houdt Soekarno enigszins op afstand, wellicht met het oog op de relatie met Nederland: ‘Van Indonesische zijde werd vernomen, dat de RVSI [Indonesie] uitwisseling van ambassades had voorgesteld, hetgeen door Egypte zou zijn afgewezen’. 40 De betrekkingen met Nederland zijn sinds de Politionele acties volkomen normaal te noemen. 41 De Nederlandse soevereiniteit over Nieuw-Guinea wordt –door Egypte- in het geheel niet aangevochten. Tijdens een privé audiëntie krijgt Faroek ‘een album met postzegels (…) van Nieuw Guinea overhandigd’. 42 Dit was toenertijd gebruikelijk. Het is echter typisch zo’n situatie die kan leiden tot een diplomatiek relletje. Bij Faroek was dit geenszins het geval: ‘Zijne 36
NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/22274, ‘Egypte 1947’, Codetelegram gezant (Rechteren) aan BuZa, 31-07-1947. 37 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/15763, ‘Indonesië 1947-1954’, gezant (Rechteren) aan BuZa, 22-121948. 38 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/9662, ‘belemmering van het scheepvaartverkeer door het Suezkanaal in 1950’, memorandum van BuZa, 01-06-1950. 39 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/22359, ‘mogelijk militair ingrijpen van Indonesië in Nieuw- Guinea 1950-1951’, geheime nota BuZa, 07-10-1950. 40 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/15763, schrijven van Tijdelijk Zaakgelastigde (Hagenaar) aan BuZa, 09-08-1950. 41 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/17226, rapport van Gezantschapsattaché (Dolleman) aan Tijdelijk Zaakgelastigde (Goemans), 12-04-1952. 42 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/10097, ‘het aanbieden van postzegels van Nederland en NieuwGuinea aan de koning van Egypte en de keizer van Ethiopië’, schrijven van TZ (Hagenaar) aan BuZa, 22-09-1951.
10
Majesteit bekeek met belangstelling enige der postzegels en sprak zijn bijzondere waardering uit over de voortreffelijke uitvoering van het album’. Sterker nog: ‘Gedurende de afscheidsaudientie, die de koning van Egypte aan de vertrekkende Nederlandse gezant (…) verleende, vroeg Zijne Majesteit, die een verwoed philatelist is, of de gezant hem zou kunnen helpen aan een serie postzegels van Nieuw-Guinea’. 43 Tot zover de Nederlands- Egyptische betrekkingen in de aanloop naar 1952. In de komende periode zal er veel veranderen: ‘Het is thans’ –zo schrijft de gezant in december 1951- ‘moeilijk de werkelijke macht van de koning te schatten, omdat veel afhangt van de stemming in het leger, waarover weinig berichten beschikbaar zijn’. 44 De stemming, zo zal de gezant spoedig ondervinden, is zeer negatief.
43
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/10097, Schrijven BuZa aan de PTT, 09-02-1952. NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/13641, ‘Koning Faroek en de Koninklijke familie 1945-1954’, Schrijven TZ (Goemans) aan BuZa, 29-12-1951. 44
11
H1: Aanvechter in wording: de Vrije Officieren en het juk des Konings De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. 45 Nederland en Egypte in de periode 1952-1954 De hoofdvraag van deze scriptie is opgedeeld in drie deelvragen. De belangrijkste gebeurtenis in dit hoofdstuk is de staatsgreep van 1952. Hierop volgt een periode van interne machtstrijd en consolidatie. Dit duurt tot eind 1954. Daarom luidt de deelvraag van dit hoofdstuk als volgt: Hoe beleefde Nederland de ontwikkeling van Egypte in de periode 1952-1954 in het algemeen en die van de staatsgreep in het bijzonder? Alvorens deze vraag te beantwoorden, is het belangrijk de Nederlands- Egyptische betrekkingen in een grotere context te plaatsen. 1.1 Het wereldtoneel en de regionale context De Koude Oorlog heeft in deze periode een hoogst onaangename temperatuur bereikt. De Sovjets en het Westen zijn verwikkeld in een wereldwijde competitie. De rivaliteit was zowel statisch als dynamisch: ‘stalemate in Europe did not mean stalemate around the world’.46 Nederland verwachte met name een ‘uitbreiding van de Russische invloedsfeer in Azie’.47 Omwille van deze reden –zo stelt een memorandum uit 1951- ‘dient het Nederlands beleid erop gericht te zijn Indonesië voor het Westen te behouden: met name bij behandeling van het Nieuw-Guinea vraagstuk’. 48 ‘De situatie in het gehele Midden-Oosten’ –zo stelt het memorandum- ‘is voor de Westerse wereld thans uiterst gevaarlijk’. Er is sprake een ‘nieuw element: het ontstaan van Palestina heeft (...) een ingrijpende wijziging gebracht’. Met geen ‘mogelijkheid is te voorspellen’ –zo stelt de secretaris generaal (BuZa)- ‘hoe de toestand in Egypte zich zal ontwikkelen. Het is zo, dat de Arabische staten en vooral Egypte een politiek volgen die het Westen zeer weinig vertrouwen inboezemt’. Minister Stikker formuleert het volgende beleid: ‘Wij hebben hier in 45
Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), het Evangelie naar Johannes, 3:8. Henry A. Kissinger, Diplomacy (New York 1994) 522. 47 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/14622,’ambassadeursconferentie 1951’, notulen, 28-08-1951. 48 Opmerking: BuZa verwondert zich verder over de Amerikaanse politiek: ‘Ik ben’- zo stelt een ambassadeur in de memo- ‘in hoge mate geschroken toen ik een artikel in Foreign Affairs las van George Kennan over de positie van Rusland. Ik vrees dat men in Amerika toch heel ver weg is van het vinden van de juiste oplossing’. De opvattingen van Kennan echter, zouden fungeren ‘as the bible of US policy’. In: Kissenger, Diplomacy, 454. Kennan schreef het volgende: ‘Soviet pressure against the free institutions of the western world is something that can [only] be contained by the adroit and vigilant application of counter-force at a series of constantly shifting geographical and political points’. In: George Kennan (X), ‘Sources of Soviet Conduct’, Foreign Affairs 1 (1946) 576. 46
12
Nederland het standpunt ingenomen, dat wij alles moeten nalaten wat de Britten kan schaden’. Het Nederlands beleid ten aanzien van Egypte is –zo blijkt hieruit- geschoeid op Britse leest. 1.2 Het Gezantschap tussen ‘dit van droog woestijnland aan elkaar hangend volk’ BuZa wordt geleid door minister Stikker. Na de kabinetsformatie –eind 1952- krijgt het departement twee ministers toegewezen. Het betreft de heren Beyen en Luns. 49 Beyen gaat zich bezigen met Europese eenwording, Luns met bilaterale betrekkingen en niet- Europese zaken (zoals Nieuw- Guinea). De Nederlandse vertegenwoordiging te Cairo heeft de volgende bezetting: W. Cnoop Koopmans is gezant.50 Hij wordt bijgestaan door H. Goemans (handelsraad), dr. Dolleman (attaché), mr. J. Brugman (secretaris) en H.J. Walker (kanselier). In 1953 arriveert mr. J.A. deRanitz als Gezantschapsraad. Deze functie is in 1952 vacant. Koopmans vertegenwoordigt Nederland tot 1958. De Nederlandse kolonie in Egypte bestaat in 1953 uit 320 mensen. 51 De Nederlandse vertegenwoordigers zijn weinig ingenomen met het Egyptische volk. Dit geldt voor Koopmans in het bijzonder: ‘Het volk’ –zo stelt de gezant- ‘is zó laks (iemand drukte het eens uit: “het is van het bouwen van die piramides nog zó moe”), dat het praktisch niet in beweging komt, tenzij het en masse bijeen is en georganiseerd tot verzet of manifestatie wordt opgezweept’.52 Er is ‘bij de trage massa der Egyptische ambtenaren niet voldoende voortvarendheid te vinden’. 53 Koopmans noemt dit ‘Oosterse gelatenheid’. 54 Het is echt een eenvoudig stelletje: ‘dit volk dat, indien het voor hun simpele geestesgesteldheid gemakkelijk verteerbare kost wordt voorgezet, een schier onuitputtelijk en voor ons Westerlingen onbegrijpelijk geduld heeft’.55 Er is maar een oplossing: ‘De dictatuur’ –zo stelt de gezant- ‘is voor het ogenblik de enige optie’.56 Dolleman echter, maakt een opmerkelijke uitzondering: ‘de Koptische minderheid speelt, dankzij haar grote ijver en intelligentie, op politiek, cultureel en economisch gebied een aanzienlijke rol’. 57
49
E.H. van der Beugel, Nederland in de westelijke samenwerking (Den- Haag 1994) 25. NA, Staatsalmanakken, 1951 tot en met 1956. 51 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/353, ‘stukken betreffende de Nederlandse kolonie in Egypte’, Schrijven gezant aan BuZa, 27-02-1953. 52 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/810, ‘stukken betreffende de regering van generaal Naquib in Egypte 1953-1954, Schrijven gezant aan BuZa, 17-11-1954. 53 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/816, Schrijven gezant aan BuZa, 05-12-1952. 54 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/810, Schrijven gezant aan BuZa, 23-12-1953. 55 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/810, Schrijven gezant aan BuZa, 02-03-1954. 56 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/813, ‘stukken betreffende bezoek van gezant aan minister president Gamal Abdel Nasser’, gezant aan BuZa, 23-06-1954. 57 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/17226, Rapportage attaché aan gezant, 12-04-1952. 50
13
De bovenstaande citaten doen denken aan Edward Said (Oriëntalisme 1977). 58 Said stelt dat het Westen het (Midden) Oosten wil onderdrukken. Door de oosterling te begrijpen als “de ander”, is het makkelijker hem (en zijn land) te onderwerpen: ‘The interpretation is neither innocent nor objective but the end result of a process that reflects certain interests’. 59 Het is zeker mogelijk dit argument te maken. Koopmans spreekt over Egypte als ‘dit van woestijnzand aan elkaar hangend volk’ en over Nieuw- Guinea als ‘dit land met zijn achterlijke bevolking’.60 Eén pot nat, zo lijkt de gezant te zeggen. Met betrekking tot de uitspraak van Dolleman, is vooral de motivering opmerkelijk: ‘de Koptische minderheid speelt, dankzij haar grote ijver en intelligentie (…) een aanzienlijke rol’. Dolleman zet de Christenen apart van (Islamitische) “ander”. De uitspraken van Koopmans en Dolleman zijn uitdrukkingen van een andere tijdgeest. De generatie van Koopmans (geb. 1895) is opgegroeid met een eurocentrisch, hiërarchisch wereldbeeld. Contact tussen westerlingen en oosterlingen was veelal in de hoedanigheid van heer en meester. Het proces van dekolonisatie was al wel begonnen. De tijdgeest echter –zo blijkt uit de uitspraken- moet nog omschakelen. Dit geldt voor de vertegenwoordiging ter plaatse maar ook voor het departement van Buitenlandse Zaken: ‘Elke concessie’ –zo meende minister Luns- ‘zou een nieuwe eis uitlokken en de positie van het Westen (…) als superieure beschaving ondergraven’. 61 Er dient een kleine nuance te worden gemaakt. Egyptische leiders –zo schrijft Koopmansdenken er net zo over als hij: ‘Nasser, wiens grote zorg–naar hij mij reeds openhartig zeide- het gebrek aan voortvarendheid en de laksheid van de Egyptische volksaard is, begreep dat er iets constructiefs gedaan moest worden’.62 Hier komt bij –en dat mag ook gezegd worden- dat Koopmans regelmatig ‘een lans breekt’ voor de Egyptenaren: ‘In Westerse kringen’ –zo schrijft de gezant - wordt ‘teveel accent op het standpunt van Israel gelegd, welk standpunt door de joden, voor zover zij geen anti- Zionisten zijn, in de wereld wordt gepropageerd, en voor zover zij geen voorstanders van de staat Israel zijn, uit solidariteitsoverwegingen toch zeker niet openlijk wordt afgevallen’. 63 Kortom, de Nederlandse vertegenwoordiging heeft niet alleen kritiek, het springt ook voor Egypte in de bres.
58
Edward Said (1935-2003) was een Amerikaanse professor (van Palestijnse afkomst) aan Colombia University. Interview met Edward Said: http://www.youtube.com/watch?v=vdE18HdfanI&feature=related, 25-05-2011, 15:00. Opmerking: zie ook: Little, American Oriëntalism, 10-11. 60 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/813, gezant aan BuZa, 23-06-1954 en: Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken: Ambassade van Egypte 1955-1974, nummertoegang 2.05.173, inventarisnummer 435, ambassadeur (Koopmans) aan BuZa, 08-06-1955. 61 Kersten, Luns, 185. 62 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/813, gezant aan BuZa, 23-06-1954. 63 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/804, ‘rapportage aan BuZa inzake de binnenlandse politiek in Egypte 1950-1954’, Schrijven gezant aan BuZa, 07-11-1953. 59
14
1.3 Nederland en koning Faroek In Egypte heerst een gespannen sfeer: ‘Enkele complotten zijn ontdekt’, zo schrijft Goemans op 9 januari 1952. 64 De koning treedt hard op: men verneemt ‘van concentratiekampen, zij het op beperkte schaal, waarin Mohammedaanse Broeders en Communisten [worden] opgesloten’.65 Faroek besluit tot een charmeoffensief: ‘De Prinsessen, wiens ontegenzeggelijke lieftalligheid nog wel tot het volk schijnt te spreken, bewegen zich veel op sociaal en charitatief gebied’. 66 Er wordt tevens een “onderzoek” gelanceerd naar de stamboom van Zijne Majesteit en –warempel- de koning blijkt een afstammeling te zijn van de Profeet. De bevolking echter, bekend met de Albanese “roots” van de dynastie, blijft onbewogen kritisch. 67 De invloed van de Moslimbroederschap neemt gestaag toe. 68 Zelfs een (blauw) bloedverversing brengt weinig teweeg: ‘De geboorte van de Kroonprins heeft (…) op zichzelf niet dat enthousiasme teweeggebracht, dat van de geboorte van een zoon in dit Moslimse land kan worden verwacht’. 69 Het moet blijken –zo stelt de Goemans- of ‘Zijne Majesteit in staat zal zijn politieke munt eruit te slaan’. Het lijkt er niet op: ‘Er werd (…) zeer weinig gevlagd’. 70 Nog dezelfde maand (januari) geraakt Egypte in een ongekende geweldspiraal. 71 De aanleiding is een vuurgevecht tussen Britse en Egyptische militairen in de Suez- kanaalzone. Het nieuws hieromtrent leidt tot protesten en massademonstraties in de steden. De 26ste januari 1952 zou de Egyptische geschiedenis ingaan als Zwarte Zaterdag. Het Shepheards Hotel (Cairo) –symbool van Britse dominantie- verandert in een inferno. Verschillende Nederlanders ontvluchten de residentie, met achterlating van eigendommen. Het gezantschap is jaren bezig om de schade te verhalen op de Egyptische overheid (met gemengd succes). 72 Het leger grijpt in om de rust in de steden te herstellen. Gezantschapsattaché Dolleman schrijft hierover in maart van dat jaar: ‘De meningen lopen uiteen (…) in hoeverre het optreden van het leger bij de onlusten van 26 64
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/13641, Schrijven TZ (Goemans) aan BuZa, 09-01-1952. NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/816, Schrijven gezant aan BuZa, 21-03-1953. 66 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/13641, Schrijven TZ (Goemans) aan BuZa, 09-01-1952. 67 Opmerking: Mohammed Ali, de grondlegger der dynastie, was een Albanees soldaat in het Ottomaanse leger. 68 Opmerking: De leider van het Moslimbroederschap is al vermoord: ‘Hassa al Banna, die bij het instappen in een taxi door een onbekende dader met een revolver werd neergeschoten’. Er zijn aanwijzingen te geloven dat dit is gebeurd op ‘laat van hoger hand’. In: NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/15763, ’Indonesië 19451954’, Schrijven gezant (Rechteren) aan BuZa, 15-02-1949. 69 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/13641, Schrijven TZ (Goemans) aan BuZa, 16-01-1952. 70 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/13641, Schrijven TZ (Goemans) aan BuZa, 21-01-1952. 71 Little, American Oriëntalism, 164. Zie ook polygoon wereldnieuws (1952) over ‘de recente relletjes in de hoofdstad van Egypte’: http://www.youtube.com/watch?v=fJGZvaMNstU&NR=1, 17-10-2011. 72 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.143/807, ‘stukken betreffende schadeclaims van Nederlanders wegens geleden schade als gevolg van de onlusten in Egypte’, Schrijven Koopmans aan BuZa, 17-07-1954. 65
15
januari jongsleden, beschouwd kan worden als een bewijs van loyaliteit [aan de koning]’.73 Dit zal spoedig blijken. De Nederlands- Egyptische betrekkingen worden intussen gedomineerd door de “titelkwestie”. Egypte wenst de scepter te zwaaien over Soedan, Engeland evenzo. 74 Faroek wil zijn soevereiniteitclaim verstevigen doormiddel van een protocollaire wijziging. 75 Hij probeert ‘zoveel mogelijk landen tot erkenning van de dubbele koningstitel over te halen’. 76 Hiermee probeert hij Engeland een hak te zetten. Vanaf 16 oktober 1951 luidt zijn titel: ‘Koning van Egypte en de Soedan’. Nu was er in deze maanden juist een wisseling van de wacht op het Nederlands Gezantschap. Graaf Rechteren-Limpurg maakt plaats voor Koopmans. De laatste moet –zo wil het protocol- zijn geloofsbrieven overhandigen aan de koning. Engeland vraagt Nederland het dubbele koningschap niet te erkennen. Koopmans komt aandraven met ‘Koning van Egypte, Soeverein van Nubië, de Soedan, van Kordofan en van Darfoer’. Dit is net een komma teveel. De geloofsbrieven worden geweigerd, Koopmans vertrekt naar Beiroet en de Vertegenwoordiging zit zonder gezant. Goemans treedt zolang op als Tijdelijk Zaakgelastigde. De titelkwestie wordt pas na de staatgreep beslecht. 1.4 Donkere dagen voor het gloeilampconcern Philips Alvorens terug te keren naar de (val van de) monarchie, eerst een andere kwestie. Philips hangt in 1952 een boycot boven het hoofd. Het gloeilampconcern exporteert zijn producten vanuit Eindhoven. Alleen als ‘lokale omstandigheden export daarheen ernstig belemmeren’ gaat Philips over tot een vestiging overzee. 77 Dit was het geval in Egypte. In de dertiger jaren had Philips een vestiging geopend in Alexandrië. Na de oorlog opent het concern een tweede vestiging in de regio. Ditmaal echter, in het Israëlische plaatsje Nathanya. Philips hoopt vanuit Egypte (en Eindhoven) te exporteren naar Arabische staten als Irak, Libanon en Syrië. Het fabriekje in Nathanya is enkel bedoeld voor de Israëlische markt maar blijkt een ‘steen des aanstoots’ voor de Arabische buurlanden. 78 Philips dreigt op een zwarte lijst te komen. Het besluit hierover komt te liggen bij de Arabische Liga (Cairo). Naar mate de ‘ernst van de situatie’ toeneemt, besluit BuZa tot een rendez-vous met het Philips bestuur.79
73
NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/17226, rapportage van Gezantschapssecretaris aan gezant, 12-041952. 74 Abd, Al- Rahim, Imperialism and Nationalism in the Sudan 1899-1956 (Oxford 1969) 192. 75 Bron: http://www.mfa.nl/ddi-onderzoek2/129535.pdf, 01-07-2011, 11:25. 76 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/816, Schrijven TZ (Goemans) aan BuZa, 16-07-1952. 77 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/797, ‘stukken betreffende Arabische boycotactie tegen Philips Eindhoven 1951-1954’, Schrijven BuZa aan gezanten (Bagdad en Cairo), 21-09- 1953. 78 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/797, Schrijven BuZa aan Agentschap (Djeddah), 21-101952. 79 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/797, Schrijven BuZa aan TZ (Goemans) 08-01-1951.
16
De eerste afspraak tussen het gloeilampconcern en BuZa staat opgetekend in een memorandum en is bijgesloten in het Philips- dossier. 80 De ontmoeting vindt plaats te Eindhoven. BuZa wordt vertegenwoordigd door Dr. Boon (Secretaris Generaal), dr. Dingemans (chef Afrika/MO), dhr. van Blankenstein (B.E.B.) en baron van der Feltz (hoofd bureau MO). Namens het Philips bestuur zijn aanwezig de heer Guepin (directeur), Herman van Wansum (bestuurslid) en Maarschalk (regiodirecteur). Het doel van de afspraak –zo stelt de memo- is het voorkomen van een boycot: ‘eenmaal van kracht is het moeilijk, zo niet onmogelijk om deze ongedaan te krijgen’. Dr. Boon neemt het woord namens BuZa. De Arabische Liga –zo stelt Boon- wenst de sluiting van het fabriekje in Israel. Philips moet zich gaan interesseren in de Arabische wereld. Landen als Irak gaan een ‘boom’ periode tegemoet terwijl Israel, slechts een klein landje, geen mogelijkheid biedt voor ‘expansie’. De Arabische wereld gaat zich ‘ontwikkelen en moderniseren’ en heeft behoefte aan technische bijstand. Het gloeilampconcern –zo meent Boon- bekleedt een sleutelpositie en dient als lokeend voor het Nederlands bedrijfsleven. In conclusie: Philips moet de fabriek in Israel sluiten en zich gaan interesseren in de Arabische landen. ‘Philips’ –zo reageert dhr. Guépin- heeft slechte ervaring met ‘vestigingen overzee’. De opkomende landen hebben ‘niet de juiste mensen’. De boycot –zo meent van Wansum- ‘wordt gevoed door de Amerikanen’. Die willen ‘de Britten geleidelijk geheel verdringen uit regio’. De bestuursman spreekt van een ‘onzekere investering’. Er is nog een bezwaar: ‘sluiting zou tegenover Israel niet vriendelijk zijn en Philips moet nu eenmaal rekening houden met de belangrijke positie die in de wereldhandel door de Joden wordt bekleed’. Dr. Boon echter, houdt voet bij stuk: wil Philips een boycot afwenden, dan dient het beleid te veranderen. Er volgt enige discussie. Uiteindelijk stemt Philips in met het voorstel van BuZa: het gloeilampconcern gaat bijdragen aan de industrialisering van de Arabische landen. Over het fabriekje in Israel wordt niks besloten, alsof Philips op twee paarden wedt. Dit gaat een tijdje goed, tot de staatsgreep in Egypte alles in een stroomversnelling brengt. 1.5 Exit Faroek In de nacht van 23 Juli 1952 maken legerleiders zich meester van het staatsmonopolie op macht. Goemans –de Tijdelijk Zaakgelastigde- stuurt een codetelegram aan het ministerie in Den Haag: ‘uit protest tegen doorvretende corruptie heeft het leger (…) vannacht om twee uur Cairo en Alexandrië bezet’. 81 De positie van de koning, zo stelt het telegram, ‘is vooralsnog onzeker’. Enkele dagen later verlaat de vorst Egypte. Dhr. van Bijlandt -Nederlands gezant te
80 81
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/797, Memorandum van BuZa, 22-01-1951. NA, Codearchief 1945-1954, 2.05.117/13641, Codetelegram TZ (Goemans) aan BuZa, 23-07-1952.
17
Rome- bevestigt de aankomst van (voormalig) koning Faroek te Italië.82 De monarchie blijft gehandhaafd in de persoon van Faroek’s zes maanden oude spruit. De motivering van Goemans –uit protest tegen de doorvretende corruptie- getuigt van enig begrip voor de staatsgreep. Dit geldt ook voor de Nederlandse pers: ‘Van het leger’ –zo stelt de NRC een dag na de staatgreep‘kan een kracht ten goede uitgaan’. 83 Het Algemeen Dagblad kopt: ‘De vorst van de speelzaal: Faroek, belofte welke niet werd ingelost’. 84 De Volkskrant stelt: ‘Hij was het soort vorst dat Egypte niet kon gebruiken’. 85 Een Polygoonfilmpje met ‘de eerste vrijgegeven beelden van (…) de gebeurtenissen in Egypte’ komt bijna propagandistisch over.86 De staatsgreep geniet –dat blijkt wel- algemeen begrip en instemming in Nederland (en bij het gezantschap te Cairo). De staatgreep wordt niet geanalyseerd in wereldomvattende termen. In tegendeel, de beleving kan deels worden teruggebracht tot een koninklijk geschenk. Faroek was in 1951 ten tweeden male in het huwelijk getreden. De Nederlandse regering had –namens H.M. Koningin Juliana- de vorst een prachtige bokaal gegeven ter waarde van 500 gulden. Dit was slechts een jaartje geleden. Zou deze nu zomaar “op straat komen te liggen?” Onder andere het Rijksmuseum te Amsterdam had reeds interesse getoond. Goemans doet–in de nasleep van de staatsgreeponmiddellijk navraag bij de Egyptische chef Protocol. Deze laat weten ‘dat de Egyptische regering overweegt het geschenk dat H.M. de Koningin namens de Nederlandse regering aanbood buiten de veiling te houden en voor een [Egyptisch] museum te bestemmen’. 87 Dit is inderdaad gebeurd. Buitenlandse vertegenwoordigers worden geacht opnieuw geloofsbrieven te overhandigen.88 Nu moeten ook andere landen kleur bekennen inzake de Egyptische soevereiniteitsclaim over Soedan (de titelkwestie): ‘hierdoor verkeert Nederland thans niet meer in een geïsoleerde positie’. De ballingschap van Koopmans is hiermee ten einde. De “dubbele koningstitel” blijft echter ongewijzigd. De kwestie wordt besproken in de Ministerraad van augustus 1952: ‘Het was Engeland gelukt’ zo stelt minister Stikker- ‘geloofsbrieven te doen aanvaarden zonder erkenning’. 89 De Britten zijn echter niet bereid hetzelfde te doen voor Nederland. Daarom ‘zal thans onze gezant zijn geloofsbrieven (…) met de uithollingclausule aanbieden’. Er klinkt 82
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/13641, Codetelegram gezant (Rome) aan BuZa, 30-071952. Opmerking: de gezant te Rome –dhr. Bijlandt- kent de koning nog uit betere tijden. Hij was tussen 1937 en 1940 de Tijdelijk Zaakgelastigde te Cairo. Hij heeft Faroek (o.a.) het Grootkruis van de Orde van de Nederlandse Leeuw opgespeld. In: NA, Staatsalmanak 1937 tot en met 1940. 83 Zie VI Bijlagen, pagina 3. 84 Ibidem, pagina 2. 85 Ibidem, pagina 1. 86 Het polygoon nieuws (1952): http://www.geschiedenis24.nl/speler.program.7049319.html , 22-07-2011, 15:52. 87 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/13641, Schrijven TZ (Goemans) aan BuZa, 28-07-1952. 88 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/ 15756, ‘moeilijkheden met geloofsbrieven in verband met titelwijziging voor koning Faroek’, memorandum BuZa, 29-07-1952. 89 NA, Notulen Ministerraad 25-08-1952.
18
frustratie in de woorden van Stikker. Nederland had zich geschaard aan de zijde van Engeland. De Britten ritselen vervolgens een deal en wassen hun handen in onschuld. Dit bevestigt de eeuwenoude notie van ‘grote staten (…) als loutere opportunisten’.90 Nederland –‘fatsoenlijk en rechtschapen’- wordt eenzaam in de kou gelaten. Minister Stikker geeft er de brui aan. Met de val van Faroek is een einde gekomen aan een episode in de Nederlands- Egyptische betrekkingen. Enkel in 1953 –ten tijde van de Watersnoodramp- zou Nederland nog iets vernemen van de ‘vroegere Egyptische monarch’. 91 Faroek –zo schrijft de Nederlandse gezant vanuit Italië- ‘had afgezien van een verjaardagspartij en besloten de daarvoor bestemde uitgaven aan te wenden ter leniging van de nood’. De gezant besluit –als dank- Faroek een bezoek te brengen in het ‘schilderachtig dorpje waar zowel de Paus als de Italiaanse Minister President plegen uit te rusten van Romeinse beslommeringen’. Het verslag van de gezant eindigt met de volgende uitspraak: ‘Het is een wonderlijke belevenis een vorst te ontmoeten die, op zichzelf genomen, een eerder vriendelijke indruk maakte en voornamelijk teleurgesteld schijnt over de omstandigheid dat hij niet meer precies doen en laten kan wat hij wil’. Tot zover de Egyptische monarchie. 92 1.6 Philips: Let’s make things…. De staatsgreep in Egypte –zo leest een statement van de Arabische Liga- had het een en ander vertraagd.93 Nu echter, komt alles terug “with advantage”. ‘De hoop’ –zo stelt een bericht van 11 augustus 1952- ‘dat de periode van windstilte nog een tijd zou voortduren is helaas al snel in rook opgegaan’. 94 Ineens komt alles in een stroomversnelling: ‘de zaak is in een urgent stadium gekomen’. Op zeker moment lijkt alles verloren: ‘we moeten spoed betrachten, teneinde zo mogelijk de boycot alsnog te voorkomen’. 95 Helaas: ‘mij is zojuist medegedeeld’ –zo schrijft Koopmans op 09 September- ‘dat aan Philips de levering aan Saoedi-Arabië van een compleet zendstation ter waarde van circa £ 500 000 is ontgaan uitsluitend en alleen om politieke redenen’.96 In Irak ‘zal dezer dagen de invoer volledig tot stilstand’ komen.97
90
Boogman, ‘Nederland gidsland’, 165. NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/802, ‘stukken betreffende de Egyptische bijdragen aan de watersnoodramp in Egypte’, Schrijven gezant (Rome) aan BuZa, 12-02-1953. En: VI Bijlage, pagina 4 en 5. 92 De (ex) Koning overlijdt te Rome, in de leeftijd van 45 jaar: http://www.youtube.com/watch?v=Kwv0bxovpYU, 17-10-2011, 23:58. 93 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/796, Los stuk over uitspraak Arabische Liga, 01-09-1952. 94 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/796, ‘Stukken betreffende een Philips “goodwillmissie" naar Saoedi-Arabië’, Schrijven gezant (Bagdad) aan BuZa, 11-08-1952. 95 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/796, Schrijven van gezant (geheim) aan BuZa, 08-09-1952. 96 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/796, Schrijven van gezant (geheim) aan BuZa, 09-09-1952. 97 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/796, Schrijven van gezant (Bagdad) aan BuZa, 31-10-1952. 91
19
Het probleem is intussen een stuk erger geworden. Philips wordt ervan verdacht ‘een Joods firma te zijn’. 98 Om dit te ontkrachten, stelt Philips een lijst samen met de gegevens van alle bestuurleden: naam, toenaam, religieuze achtergrond, wortels van het bedrijf, alles wordt gerapporteerd: ‘the Philips family (…) have been members of the Protestant Church and married persons of that same religion’. 99 De lijst krijgt het stempel van goedkeuring van het Nederlands consulaat te Cairo. Philips stuurt (de befaamde verzetsman) Willem van Lanschot op een “goodwillmissie” door het Midden-Oosten. Koopmans gaat hem vergezellen tijdens een bezoek aan generaal Naquib. Hij hoopt ‘te betogen (…), dat de leiders van dit bedrijf geen Joden zijn, en dat men bij een groot kapitaal, dat ter beurse wordt verhandeld (…), zeker niet mag beweren dat het kapitaal in Joodse handen is’. 100 Het Philips bestuur besluit alsnog de fabriek in Israel te sluiten.101 De activiteiten in Egypte zullen worden uitgebreid. Philips gaat een ‘fluistercampagne’ op touw zetten om hier ‘ruchtbaarheid aan te geven’. Het wijdt de sluiting van het fabriekje aan de Israëlische bureaucratie en “red-tape”. Dit blijkt een slimme zet: ‘closing of Philips plant should lead to revision of policy’, kopt de Israelische Jeruzalem Post. 102 ‘De Arabische kant van de zaak’- zo schrijft de Nederlandse gezant te Israel- ‘komt in het geheel niet ter sprake’. 103 De Israëli’s doen een wanhopige poging om de fabriek te kopen. Philips echter, weigert medewerking. Op 28 Mei 1953 ontvangt het concern de exportlicentie en –zo meldt de gezant‘er is onmiddellijk begonnen met de demontage en verpakking van de machines’. 104 Later dat jaar krijgt BuZa bezoek van Philips directeur Guépin. Met de boycot achter de rug –zo beargumenteert Guépin- ‘beziet Philips de Arabische staten op de eigen merites’.105 Deze zijn in het geheel niet gunstig. Guépin voelt dan ook weinig voor “vestigingen overzee”: ‘Philips kan geen filantropie voor deze staten bedrijven’. BuZa –die Philips typeert als Nederlands ‘vlaggenschip’- komt bedrogen uit. De Philips kwestie heeft eerst en vooral te maken met standplaatsgebondenheid, ook wel vertaald met “where you sit is where you stand”. Het gloeilampconcern had andere prioriteiten, andere zorgen dan BuZa. Het essentiële verschil tussen overheidsinstanties enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds, is winst. In de spitsvondige woorden van Milton Freedman: ‘The social responsibility of business is to increase its profits’.106 BuZa ziet 98
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/796, Schrijven van gezant aan BuZa, 14-11-1952. NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/796, Los stuk van het consulaat (NL in Cairo), 02-08-1952. 100 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/796, Schrijven van gezant aan BuZa, 14-11-1952. 101 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/796, Memorandum BuZa, 15-10-1952. 102 Zie VI Bijlagen, pagina 5. 103 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/797, Schrijven gezant (Jeruzalem) aan BuZa, 18-11-1952. 104 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/797, Schrijven gezant (Jeruzalem) aan BuZa, 09-06-1953. 105 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/797, Schrijven van BuZa aan gezanten (Bagdad en Cairo), 21-09-1253. 106 Milton Freedman, ‘The social responsibility of business is to increase its profits’, Time Magazine (1970). 99
20
technische assistentie als een middel om invloed te krijgen in de “opkomende landen”. Philips ziet niet in hoe dit kan bijdragen tot de vermeerdering van winst. Het gloeilampconcern smeert –om een boycot te vermijden- lokale leiders (en BuZa) honing om de mond. Met de boycot achter de rug, is het “business as usual”. BuZa kijkt met verbittering terug op de samenwerking met Philips: ‘sommige leidende figuren van Philips hebben tegenover het departement een weinig fraaie rol gespeeld’.107 Het concern had ‘herhaalde suggesties’ gedaan en ‘verwachtingen gewekt’ maar was vervolgens met ‘de armen over elkaar gaan zitten’.108 De gezanten ter plaatse mochten de klappen opvangen. 1.7 Entree Vrije Officieren De Vrije Officieren vormen een bijzonder stelletje: jong, arme achtergrond, carrière in het leger en geen banden met de grootgrondbezitters. Dit is –in de wereld anno 1952- een zeldzaamheid.109 Na de Egyptische aanzet wordt dit standaardrecept, in het Midden-Oosten maar ook daarbuiten. De regimes zijn weinig ideologisch, eerder pragmatisch en nationalistisch. De agenda wordt veelal gedomineerd door landhervormingen. Dit is een stukje idealisme enerzijds, anderzijds om de machtsbasis te breken van de oude elite (in Egypte georganiseerd in de Wafd-partij). Joden en Kopten -goed vertegenwoordigd binnen de elite- zullen het nimmer meer zo goed hebben als onder de Mohammed- Ali dynastie. 110 Het doel achter de staatgreep – zo schrijft Koopmans in maart 1954- was ‘het wegjagen van de slechte koning, het uitroeien van de corruptie en het breken van de macht der landheren’. 111 De staatsvorm verandert Egypte van een (conservatieve) monarchie in een (radicale) republiek. Deze wordt uitgeroepen op 18 juni 1953, waarna Nederland overgaat tot erkenning. 112 Het gezantschap was bekend noch met generaal Naquib, noch met kolonel Nasser. Dit valt op te maken uit het ‘Militair rapport’ van gezantschapattaché Dolleman. De rapportage stamt uit maart 1952, slechts vier maanden vóór de staatsgreep. Geen van de bovengenoemde heren wordt hierin genoemd. De rapportage telt zesenveertig pagina’s. Het is temeer opmerkelijk, 107
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/797, Schrijven van BuZa aan gezanten (Cairo, Bagdad en Jeruzalem), 10 -01-1953. 108 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/797, Schrijven van BuZa aan gezanten, 22 juni 1954. 109 Cleveland, Modern Middle East, 304. 110 Opmerking: De Koptische kerk en Koptische landheren vormden tezamen een aanzienlijk percentage van de Egyptische grootgrondbezitters. In: Gabriel Baer, A history of landownership in modern Egypt, 1800-1950 (Londen 1962) 64. Onder de Mohammed- Ali dynastie was de Joodse gemeenschap uitgegroeid tot 60 000 mensen (1920). De Joodse minderheid genoot een relatief stabiel sociaal, economisch en politiek bestaan. Zionistische activiteiten en de heroprichting van Israel maakten de minderheid verdacht in de ogen van het Egyptische volk. De meesten van hen wensten echter niet te emigreren en koning Faroek nam hen (min of meer) in bescherming: ‘He declared that the majority of Egyptian Jews were loyal to Egypt and that no measures were contemplated against them, only against Zionist activists’. In: Michael M. Laskier, The Jews of Egypt, 1920-1970: in the midst of Zionism, antiSemitism and the Middle East conflict (New York 1992) 12, 126. 111 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.143/808, Schrijven gezant aan BuZa, 10-03-1954. 112 NA, Notulen Ministerraad, 29-06-1953.
21
daar het rapport een opsomming geeft van een twintigtal ‘leidende persoonlijkheden op politiek en militair terrein’. Kolonel Nasser behoort in dit rijtje niet thuis. Generaal Naquib echter, was sinds januari 1952 voorzitter van de prestigieuze officiersclub. 113 Deze functie was altijd bekleed door een aangewezene des Konings. Naquib echter, een held van de Palestina campagne, werd door het leger zelf gekozen. Faroek kon niet om hem heen. Het is daarom opmerkelijk dat Dolleman hem niet noemt. Het gezantschap richtte haar aandacht –afgezien van het Moslimbroederschap- vooral op ‘jonge heethoofden’ in het leger.114 Zo ook Dolleman: ‘De hogere officieren’–zo stelt de rapportage- ‘behoren nog tot de oude garde uit de Turkse tijd en hebben veelal een Britse opleiding gehad’. Zij zijn daarom ‘koningsgetrouw en pro- Westers’. Generaal Naquib –zo stelt deze aanname- zal zich wel gedeisd houden. De aanname is niet geheel ontkracht. Naquib was de enige (aanzienlijk oudere) generaal binnen de Vrije Officieren. De overige leden (ongeveer een dozijn mannen) komen voornamelijk uit het middenkader. Zij hebben de staatsgreep geïnitieerd en geleid. Naquib is vooral bedoeld als “window-dressing”. Dit bleef voor de buitenwereld onbekend (zoals de Nederlandse pers). Het gezantschap echter, weet onmiddelijk dat ‘generaal Naquib niet de leider maar uitvoerder is’. 115 De vertegenwoordiging is vanaf het begin bekend met Gamal Abdel Nasser. Hij was de spin in het web van de staatsgreep. Nasser hield zich in het begin gedeisd, tot het rustig was geworden. Daarna begon hij te complotteren. De machtstrijd tussen Naquib enerzijds, Nasser en de rest anderzijds, vormt een centraal thema in de diplomatieke post tussen het Gezantschap en BuZa (1953-1954). In de berichtgeving is sprake van een apolitieke Naquib en een sluwe Nasser. Naquib echter, laat zich lastig uit de weg ruimen. Hij is immens populair en Nasser moet meerdere malen inbinden: ‘Positie van Naquib’ –zo meldt de gezant in maart 1954- ‘sterker dan ooit’.116 Koopmans is geweldig onder de indruk van de generaal: ‘Ik meen’ –zo schrijft de gezant- ‘oog in oog te hebben gestaan, niet alleen met een groot mens maar ook met een oprecht mens’. 117 De karakterisering van Nasser is verrassend. De kolonel zou beroemd worden om zijn retorische gave, zijn naam is synoniem aan het enthousiasmeren (of “opruien”) van volksmassa’s. Volgens de gezant echter, ‘mist Nasser het charisma van (…) Naquib’.118 Eind 1954 is het afgelopen met de generaal: ‘de ontheffing van (…) Naquib is [mij] medegedeeld’. 119 Hij slijt de komende twintig jaar in een ‘gouden kooi’. 120 ‘Ik vraag mij af’ –zo 113
Raymond William Baker, Egypt’s Uncertain Revolution under Nasser and Sadat (Londen 1978) 28. NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/ 17226, Schrijven TZ (G) aan BuZa, 02-02-1952. 115 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/ 17756, Schrijven gezant aan BuZa, 07-08-1952. 116 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/13643,’Generaal Naquib 1952-1955’, schrijven van gezant aan BuZa, 02-03-1954. 117 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/816, Schrijven van gezant aan BuZa, 07-11-1952. 118 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/813, Schrijven van gezant aan BuZa, 13-06-1954. 119 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/810, Schrijven van gezant aan BuZa, 06-12-1954. 114
22
stelt een onbekend schrijven uit het “dossier Naquib”- ‘of hij wel gepoogd heeft zijn eigen vertrouwensmensen in sleutelposities te plaatsen. Zou men zich een figuur als Stalin hebben kunnen indenken zonder de controle over het partijapparaat? Hij heeft gemeend dat hij met goede bedoelingen, vriendelijkheid tegenover iedereen, kindertjes over hun hoofd aaiend, de immense problemen kon oplossen’. Deze observatie doet denken aan de woorden van Niccolo Machiavelli: ‘Want een man die zich overal goed betoont, gaat noodzakelijk te gronde te midden van zovelen die niet goed zijn. Daarom moet een heerser, wanneer hij zich wil handhaven, leren om niet goed te zijn’. 121 Koopmans betreurt de val van Naquib, die hij bestempelt als ‘een invloed in matigende zin’. 122 De gezant rest de vraag: ‘In hoeverre het nodig zal zijn hier ter stede opnieuw geloofsbrieven aan te bieden’.123 1.8 Nieuw- Guinea in driehoeksverband Er is veel gezegd over de interne veranderingen van Egypte in de periode van 1952 tot 1954. Dit bleef niet zonder gevolgen voor de betrekkingen tussen Egypte en Nederland enerzijds, Egypte en Indonesië anderzijds. Een kleine terugblik. Onder koning Faroek staan de zaken als volgt: Indonesie erkent –in tegenstelling tot Nederland- onmiddellijk de dubbele koningstitel. Dit moet worden uitgelegd –zo schrijft de Ambassadeur (Jakarta)- als ‘tegenbeleefdheid voor de onmiddelijke erkenning door Egypte van de Republiek Indonesie’. 124 Hij vervolgt: ‘een additionele overweging zou kunnen [zijn] eventuele belofte van Egyptische zijde van steun aan de Indonesie, mocht de Nieuw- Guinea kwestie ooit voor internationale forum komen’. Het Indonesische Gezantschap te Cairo brengt het onderwerp voortdurend onder de aandacht van de Egyptenaren. Zo verschijnt er begin 1952 een bericht in de pers, ‘waarin [de indonesische gezant] de bezetting van de Suezkanaalzone vergelijkt met de situatie in Nederlands Nieuw Guinea en de verhouding tussen Nederland en Indonesie welhaast even slecht noemt als die tussen Egypte en Engeland’. 125 Het Nederlands Gezantschap is vooral druk dit soort berichten te ontkrachten. Vanuit Canberra (Australie) ontvangt BuZa –in augustus 1953- het volgende bericht: ‘Indien het Nederland ernst is’ –zo schrijft de Nederlandse Ambassadeur- ‘Nieuw- Guinea te behouden, zal het ook de verdediging hiervan serieus ter hand dienen te nemen. Het zal niet slechts kunnen 120
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/810, onbekend schrijven, heeft noch titel noch datum. Het document verhaalt over Naquib en zijn leven als politiek banneling. Er wordt verwezen naar president Eisenhower en de Irakese legerleider Kassem. De eerste is president tot 1961, de laatste komt aan de macht in 1958. Het document is waarschijnlijk in de tussenliggende periode opgesteld. 121 Niccolo Machiavelli, de Heerser (Amsterdam 2004) 135. 122 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/810, Schrijven van gezant aan BuZa, 27-12-1954. Opmerking: Deze aanname wordt bevestigd door de geschiedschrijving. Zie (o.a.) Bert Zengerink, ‘Historische fundamenten voor de Egyptische revolutie’, Groniek: onafhankelijk Gronings historisch Nieuwsblad (1994) 53. 123 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/810, Schrijven van gezant aan BuZa, 27-12-1954. 124 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/13643, Schrijven van ambassadeur (Jakarta) aan BuZa, 09-01-1952. 125 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/15763, Codetelegram TZ (Goemans) aan BuZa, 26-01-1952.
23
steunen op militaire hulp van buiten’.126 Er wordt echter niets ondernomen. BuZa richt zich met name op de behandeling van de kwestie in Verenigde Naties. De Nederlandse delegatie wordt als volgt geïnstrueerd: ‘onze internationale positie op Nieuw- Guinea is er ene van een gehandhaafde status-quo’. 127 De Vrije Officieren tillen de betrekkingen met Soekarno naar een hoger plan. Begin 1953 valt het besluit de ‘vertegenwoordigingen te verheffen tot ambassades’.128 Faroek, zo is reeds vermeld, had een dergelijk voorstel afgewezen. De ambassade gaat door met ‘anti-Nederlandse propaganda in de Egyptische pers’.129 Het ontkrachten van deze “propaganda” wordt steeds moeilijker: ‘Het argument’ –zo schrijft deRanitz (TZ) in 1954- ‘dat Nieuw Guinea geografisch niet bij Indonesie doch bij Australie behoort (...) wordt hier te lande niet zeer sterk gevonden’. 130 ‘De Egyptenaren’ –zo vervolgt de Tijdelijk Zaakgelastigde- ‘hechten veel waarde aan het recht van zelfbeschikking’. De Nederlandse positie geraakt in zwaar weer: ‘Intussen schijnt het, dat het Politieke Comite van de Liga reeds heeft besloten Indonesie in deze kwestie te steunen’. De Nieuw-Guinea kwestie wordt langzaam een heet hangijzer tussen Nederland en Egypte. De problematiek echter, dient niet te worden overdreven. Ten eerste wordt ‘de steun aan Indonesie in milde bewoordingen (…) gesteld’. Ten tweede is Egypte ‘in beslag genomen door (…) de onderhandelingen met Engeland’. Het gaat vooral om symboolpolitiek en dus – vooralsnog- een continuering van het beleid onder koning Faroek. Recapitulatie De staatsgreep betekent een “topdown” verandering van de Egyptische samenleving. De koning is uitgezwaaid en oude machtsstructuren worden gebroken. Met Nasser aan de helm (en Naquib in een “gouden kooi”) is de eerste fase van de revolutie voltooid. 131 Nederland had een enigszins neutrale beleving van deze interne aangelegenheid. Nu zal Egypte zich richten op het buitenland. Het koloniaal juk dient te worden gebroken, te beginnen in de Suez kanaalzone. Nederland, zelf een koloniale mogendheid, zal ditmaal niet neutraal staan toekijken.
126
NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/17274, ‘defensie maatregelen en militaire positie op NieuwGuinea’, (geheim) schrijven ambassadeur (Canberra) aan BuZa, 11-08-1953. 127 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/26484, ‘behandeling van de Nieuw- Guinea kwestie tijdens de negende Algemene Vergadering [VN]’, Memorandum BuZa, 07-10-1954. 128 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/15763, Schrijven gezant aan BuZa, 27-03-1953. 129 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/642, ‘de gedragslijn van Egypte ten aanzien van de doorvaart van Nederlandse schepen in verband met de kwestie Nieuw- Guinea’, Schrijven van gezant aan BuZa, 16-12-1954. 130 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/26484, (geheim) schrijven TZ (deRanitz) aan BuZa, 09-10-1954. 131 Little, American Oriëntalism, 167.
24
H2: Aanvechter in actie: Nasser en het juk der koloniale mogendheden ‘Het fanatisme der Egyptenaren en de arrogantie der Engelsen verdragen elkaar slecht’. 132 Nederland en Egypte in de periode 1955-1958 Het vorige hoofdstuk analyseerde de interne veranderingen in Egypte tussen 1952 en 1954. In dit hoofdstuk richt de (radicale) republiek zich op de buitenwereld. Deze agenda wordt nog altijd gedomineerd door de Suezkanaal kwestie. De deelvraag van dit hoofdstuk luidt: Hoe beleefde Nederland de ontwikkeling van Egypte in de periode 1955-1958 in het algemeen en die van de Suez crisis in het bijzonder? Alvorens deze vraag te beantwoorden, is het belangrijk de Nederlands- Egyptische betrekkingen in de context te plaatsen. 2.1 Het wereldtoneel en de regionale context De gevolgen van de Egyptische metamorfose waren in het vorige hoofdstuk nog moeilijk te voorspellen: ‘Wat de toekomst zal brengen’ –zo schrijft Koopmans in december 1954- ‘is volkomen onduidelijk’. 133 Na de jaarwisseling stelt de gezant: ‘Gamal Abdel Nasser is nog steeds niet populair, hoezeer hij ook zijn best doet’. (...). Getracht wordt Naquib te doen vergeten maar zijn plaats wordt door Nasser in de harten van het volk niet ingenomen’. 134 Nasser moet zich nog bewijzen, zowel in het binnenland als in het buitenland. Egypte vaart een middenkoers tussen het Oosten en het Westen. Dit is in het Westen weinig populair. John Foster Dulles, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, probeert Nasser lange tijd voor zich te winnen. Hij hoopt Egypte te maken tot een hoeksteen van het Bagdad pact. De Britten willen hem het liefst omverwerpen. Nasser echter, verzet zich tegen beiden. Hij spreekt hierover met Koopmans: ‘Toen ik Abdel Nasser zeide dat zij, naar mijn mening, (…) een gevaarlijk spel spelen door te flirten met Nehroe’s Neutralisme, antwoordde hij mij dat zij in de strijd tussen het imperialisme en het communisme zeker niet neutraal zijn, maar dat zij om binnenlandse politieke redenen ook zelfs niet de schijn kunnen riskeren dat zij zich aan het Engels imperialisme zouden onderwerpen door een overeenkomst of verbond met het Westen aan te gaan’.135 Op deze manier –zo verzuimt Nasser te melden- genereert Egypte inkomsten uit zowel het Oosten als het Westen. 136 Nasser is druk bezig zich te profileren. Dit blijkt (o.a.) uit ‘The Egyptian Revolution’, gepubliceerd in Foreign Affairs (1955) en geschreven door Gamal Abdel Nasser: ‘The corrupt 132
NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.143/823, ‘rapporten aan BuZa inzake de toenemende spanningen in het Midden-Oosten’, Schrijven Gezant aan BuZa, 09-10-1954. 133 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/810, schrijven van gezant aan BuZa, 27-12-1954. 134 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/15866, Schrijven gezant aan BuZa, 09-01-1955. 135 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/804, Schrijven van gezant aan BuZa, 30-01-1954. 136 Little, American Oriëntalism, 168.
25
monarchy’ –zo schrijft Nasser ‘led to the destruction of free enterprise’. 137 Onder zijn leiding daarentegen, ‘private ownership and free enterprise were permitted’. Nasser weet de Amerikanen goed te bespelen. Hij spreekt over ‘crushing taxation’ en ‘merit was no criterion for rewards’. Sinds de revolutie echter, krijgt de Egyptenaar een ‘new deal’. Nasser besluit: ‘Real independence would be the greatest defense against Communist –or any other type-of infiltration or aggression’. Nasser houdt zijn opties open. Dit is voor het Westen –dominant in de regio- een gevaar, voor de Sovjets een kans. 2.3 Toenadering in Cairo en verwijdering in Bandoeng Op 25 april 1955 staat Egypte op de agenda van de Ministerraad. De mogelijkheid wordt besproken dat ‘de Gezantschappen wederzijds tot Ambassade worden verheven’.138 In deze periode heeft Nederland wereldwijd slechts twaalf Ambassades. Cairo wordt reeds begin 1953 als kandidaat voor verheffing genoemd. 139 Een memorandum van juli 1954 geeft een opsomming van de criteria: ‘de rol die het betrokken land in de wereld speelt, het belang van de handelsbetrekkingen, nadrukkelijke aandrang van het betrokken land en (of) bijzondere banden of omstandigheden’.140 Nederland kijkt in zijn beoordeling tevens naar België. Dit land wordt in Egypte vertegenwoordigd door een Ambassadeur: ‘Het handelsverkeer van Nederland met Egypte [echter], is eerder van grotere omvang dan dat van België’. Eind 1955 is de verheffing een feit. Dit laat duidelijk zien de mate waarin Egypte door Nederland belangrijk werd geacht (en andersom). Ten eerste is het de enige Nederlandse ambassade in de Arabische wereld. Ten tweede krijgt Egypte eerder een ambassade dan Israel. 141 De personeelsbezetting ondergaat ook enige verandering: Goemans wordt buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister in Rabat (Marokko). 142 Zijn plaatsvervanger is B.J. Slingenberg. De eerste kanselier (Walker) is ook vertrokken. J.H. Laatsman heeft zijn functie overgenomen. Koopmans wordt verheven van gezant tot ambassadeur. 143 Naast verheffing is er ook sprake van verwijdering tussen Nederland en Egypte. Dit hangt samen met de wereldwijde dekolonisatie. Verschillende Afrikaanse en Aziatische staatshoofden –zoals de Indiase premier Nehroe en de Egyptische president Nasser- komen in april 1955 samen te Bandoeng (Indonesië). Hier vindt een conferentie plaats. De gebeurtenis wordt in het 137
Gamal Abdel Nasser, ‘The Egyptian Revolution’, Foreign Affairs 4 (1955) 199-211. NA, Notulen Ministerraad, 25-04-1955. 139 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/14854,’verheffing van Gezantschappen tot Ambassades 1948-1954’, BuZa memorandum, 31-01-1953. De twaalf Ambassades zijn gevestigd in Brussel, Londen, Parijs, Bonn, Moskou, Washington, Ottawa, Rio de Janeiro, Tokio, Canberra, Jakarta en Pretoria. 140 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/14854, BuZa memorandum, 27-07-1954. 141 NA, Notulen Ministerraad, 25-11-1957. 142 NA, Notulen Ministerraad, 03-12-1956. 143 NA, Staatsalmanakken 1955 tot en met 1958. 138
26
Westen met wantrouwen gevolgd, niet in de laatste plaats in Nederland. 144 De gastheer per slot van rekening, is niemand minder dan de Indonesische president Soekarno. De betrekkingen tussen Nederland en Indonesië zijn in deze periode, diplomatiek gezegd, moeizaam. Soekarno heeft het anti- kolonialisme gemaakt tot de hoeksteen van zijn buitenlandbeleid. Soekarno en Nasser echter, kunnen het goed vinden. Hij is enkele maanden tevoren nog in Egypte geweest: ‘Als eregast was bij deze plechtigheid aanwezig de President der Indonesische Republiek’, zo schrijft Koopmans in januari 1955.145 Gelukkig voor Nederland maakt Soekarno tijdens de Bandoengconferentie ‘een tweederangs indruk’. 146 Hij wordt overschaduwd door Nasser en de Indiase premier Nehroe. ‘Het is onloochenbaar’ –zo schrijft de Nederlandse ambassadeur te Karachi- ‘dat Egypte nader is gekomen tot India en China’. 147 Nehroe predikt in deze jaren het Neutralisme, een politiek van ongebondenheid tussen Oost en West. Hij probeert dit aan de man te krijgen maar ‘was onaangenaam verrast door de grote mate van zelfstandigheid waarvan vele [deelnemers] blijk gaven’. Nasser in het bijzonder, liet zich door niemand de les lezen. Het Neutralisme van Nehroe, zo schrijft Koopmans, ‘is mislukt’. Dit blijkt veel te voorbarig. De Bandoengconferentie vormt –achterafgezien- het beginpunt van een geheel nieuwe categorie in de Koude Oorlog: ‘Nehru, Gamal Abdel Nasser and (…) Tito assumed leadership of a budding neutralist movement that posed major challenges for the great powers’. 148 Raymond Betts benadrukt –in Decolonisation- de angst van de Derde Wereld (een notie hier geboren) om een slagveld te worden tussen de SU en de VS.149 Het is echter ook een manier om profijt te trekken van de bipolaire rivaliteit. Nasser en Soekarno zullen hier beiden in excelleren. Wat betreft Nederland maakt Arend Lijphart een interessante observatie. 150 Hij merkt op dat Nederland altijd een neutrale koers had gevaren. Na 1945 is “collectieve veiligheid” het nieuwe credo. Neutralisme wordt afgedaan als een verfoeilijk kwaad. Lijphart legt deze ommezwaai uit als een “change of heart”. Een additionele reden wordt gegeven door het slotcommuniqué van de Bandoengconferentie. Hierin spreken de deelnemers zich uit tegen het kolonialisme en –in het bijzonder- vóór een overdracht van Nieuw- Guinea aan Indonesië. 151
144
Hellema, Nederland in de wereld, 188. NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/15866, Schrijven gezant aan BuZa, 01-09-1955. 146 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/19122, ‘Afro- Aziatische conferentie gehouden te Bandung in 1955’, Schrijven gezant aan BuZa, 05-05-1955. 147 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/19122, Schrijven van Ambassadeur (Karachi) aan BuZa, 12-05-1955. 148 Herring, Colony to Superpower, 652. 149 Betts, Decolonisation, 42-43. 150 Lijphart, Trauma, 127. 151 Hellema, Nederland in de wereld, 187. 145
27
2.4 De anti- koloniale nationalisatie Nasser brengt het Neutralisme nog hetzelfde jaar in praktijk. Hij sluit –eind 1955- een wapenovereenkomst met de Sovjet.152 Het gaat hier om hypermodern wapentuig. Hiermee geeft Nasser de Sovjets een voetje op Egyptische bodem. 153 Het Westen reageert geschokt. De Amerikanen en Britten weigeren nog langer garant te staan voor een Egyptische lening bij de Wereldbank. Nasser heeft de lening nodig ter financiering van de Assoean- Dam. Dit is niet zomaar een “pet project” maar een essentiele schakel in Nasser’s politiek. Door industrialisering vergroot Nasser zijn machtsbasis ten koste van de aristocratische grootgrondbezitters (Wafd). Het wegvallen van de lening is een directe bedreiging voor zijn regime. Nasser reageert daarom als een gebeten hond. Op 26 juli 1956 –de vierde verjaardag van de Revolutie- houdt Nasser een toespraak te Alexandrie. Hij zegt (vertaald in het Engels): This O brehren, is the battle in which we are now involved. It is a battle against imperialism and the methodes and tactics of imperialism. At this moment as I talk to you some of your Egyptian brethren (…) have started to talk over the canal company. 154 Nasser nationaliseert het Brits-Franse Compagnie Universelle du Canal de Suez, een gedurfde zet. De stap leidt tot intense spanningen in de internationale betrekkingen. Frankrijk en Engeland, grootaandeelhouders van de Suezkanaalmaatschappij, zijn niet van zins de nationalisatie te accepteren. In november culmineert de crisis in een militair conflict. Tot die tijd echter, wordt gezocht naar een vreedzame oplossing. Een geheim codetelegram uit Londen: ‘bij diner hedenavond’ –zo schrijft de Nederlandse Ambassadeur op 19 augustus- ‘kreeg ik de indruk dat militaire actie thans onwaarschijnijk is’. 155 De Egyptenaren nemen de operationalisering van het kanaal met grote voorvarendheid ter hand: ‘voor wat betreft de toestand in de kanaalzone is het opvallend, dat de Egyptenaren alles doen om het verkeer normaal doorgang te doen vinden’. 156 Dit is natuurlijk niet zomaar. Een amateuristische operationalisering zou de koloniale mogendheden enkel in de kaart spelen. 157 Deze troef wordt hen door Nasser ontnomen. De nationalisering heeft directe gevolgen voor de Nederlands loodsen ter plaatse. Zij worden geacht in Egyptische staatsdienst te treden. De Nederlandse regering steekt hier een stokje voor. Minister Beyen schrijft een codetelegram aan Cairo: [Hen] wordt mede in eigen belang 152
Kissinger, Diplomacy, 522-523. Herring, From Colony to Superpower, 652. 154 Kissinger, Diplomacy, 530. 155 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/27451, ‘positie van het personeel van de Suezkanaal Maatschappij na nationalisatie 1956-1957’, (Geheim) Codetelegram Ambassadeur (Londen) aan BuZa, 19-08-1956. 156 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/27451, (Geheim) Schrijven TZ (Slingenberg) aan BuZa, 11-08-1956. 157 Little, American Oriëntalism, 173. 153
28
ontraden dienst te nemen bij de nieuwe maatschappij in verband met (…) risico’s aanziens verlies Nederlanderschap’. 158 Met deze woorden staan de verhoudingen op scherp. Gehoorzaamheid aan de Egyptische autoriteiten betekent omgekeerd evenredig confrontatie met Nederland. De Ambassade vraagt van iedere Nederlander ter plaatse een loyaliteitsverklaring. Deze worden –zonder uitzondering- ondertekend. 159 Slingenberg legt uit waarom: ‘hoewel de Egyptenaren uitstekende voorwaarden schijnen aan te bieden (...) wordt aan deze aanbiedingen geen geloof gehecht’.160 Er heerst onder het Nederlands personeel -zo schrijft Slingenberg- ‘een geagiteerde stemming’. 161 De meesten hebben ‘hun vrouwen en kinderen met vakantie (…) gezonden’. Slingenberg geeft een interessant motief voor de Nederlandse houding. Er is niet zozeer angst voor oorlog als wel angst voor ‘relletjes van het gepeupel tegen de Europeanen’. 2.4 De interventie der koloniale mogendheden De crisis culmineert eind oktober 1956 in een gewapend conflict.162 Anthony Eden, premier van Engeland, en Guy Mollet, premier van Frankrijk, zijn vastbesloten de nationalisatie terug te draaien. 163 Engeland heeft zijn kroonjuweel –India- reeds moeten prijsgeven (1948). Vergelijkbaar met de Nederlandse angst “af te zakken naar de rang van Denemarken”, zo zijn de Engelsen beducht ‘that Britain would become another Netherlands’. 164 Invloed in Egypte dient –koste wat het kost- te worden behouden. Frankrijk heeft zijn eigen redenen. In Algerije, een Franse provincie, wordt een bloedige opstand de kop ingedrukt. De Front de Libération Nationale (FLN) had een vleugel in Cairo en ‘France had persuaded herself (…) that Nasser and Ben Bella [de FLN-afgezant te Cairo] were the dynamos of the Algerian revolt’. 165 De Verenigde Staten wil niet geassocieerd worden met het koloniaal beleid van de Europese mogendheden. Eisenhower en Dulles beschouwden het kolonialisme als gedateerd. Militaire interventie –zo menen zij- is enkel olie op het vuur van het Arabisch Nationalisme. Het gebruik van geweld wordt op voorhand uitgesloten, tot ergernis van de koloniale mogendheden. Nasser is hierdoor minder geneigd tot een compromis. Op 29 oktober gaat Israel -in (geheime) samenspraak met Frankrijk en Engeland- over tot de aanval, ‘appearing as a tool of 158
NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/27451, (Geheim) Codetelegram BuZa (Beyen) aan Cairo, 19-091956. 159 Zie VI Bijlagen, pagina 6. 160 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/27451, (Geheim) Schrijven TZ (Slingenberg) aan BuZa, 11-08-1956. 161 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/27451, (Geheim) Schrijven TZ (Slingenberg) aan BuZa, 11-08-1956. 162 Kissinger, Diplomacy, 522-550. 163 Anthony Eden (1897-1977) was premier van Groot Brittannië van 1955-1957. De Suez crisis was, zo wordt algemeen aangenomen, de directe aanleiding voor zijn vroegtijdig aftreden. Guy Mollet (1905-1975) was premier de van 1956-1957, ten tijde van de Franse 4 Republiek. 164 Little, American Oriëntalism, 175. 165 Alistair Horne, A Savage War of Peace: Algeria 1954-1962 (Londen 1977), 162.
29
colonialism’.166 Dit is slechts enkele dagen voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Eisenhower “was not amused”. De Fransen en Engelsen interveniëren, de Amerikanen en Russen veroordelen. 167 President Eisenhower verwoordt zijn bezwaar als volgt: ‘there can be no peace without law and there can be no law if we where to invoke one code of international conduct for those who oppose us, and another for our friends’. 168 Een moralistisch vingertje waar Nederland een puntje aan kan zuigen. De kwestie wordt besproken –op één november- in een buitengewone vergadering van de Ministerraad: ‘Engeland en Frankrijk’ –zo betoogt Luns– ‘hebben een reden om op te treden ter beveiliging van de scheepvaart door het Suez kanaal’. 169 ‘Onder agressie’ –zo stelt Luns- ‘wordt niet verstaan wie het eerste schot lost’. De Minster stelt voor dat Nederland zich aan de zijde schaart van Engeland en Frankrijk want ‘beide landen zullen waarschijnlijk alleen staan’. Er ontstaat verdeeldheid. Minister Klompe (KVP) ‘acht het zeer moeilijk voor haar om achter Frankrijk en Engeland te staan. Ze ziet wel, dat het voor het Westen van belang is, dat Nasser verdwijnt, maar vraagt zich af of een klein land als Nederland niet de beide kanten moet zien’. Minister Staf (CHU) acht ‘het een uitermate moeilijke zaak’. Minister Mansholt (PvdA): ‘Men zal niet de indruk moeten laten ontstaan, dat Nederland ook geheel achter Engeland en Frankrijk bij deze actie staat’. Minister Algera (ARP) brengt hier tegenin dat ‘als men niets doet in Noord Afrika, dan breidt het optreden van Nasser zich als een olievlek uit’. Na ampel beraad schaart de Ministerraad zich goed en wel achter Minster Luns. Minister Luns verlangt terug naar het eurocentrische tijdperk van de internationale betrekkingen. Uitgedrukt in zijn eigen woorden: ‘Ik heb persoonlijk bepaald wel gevoel voor de historische roem van mijn land’. 170 Zowel collega-minister Beyen alsmede zijn voorganger Stikker proberen Luns tot enige matiging te bewegen. Dit heeft geen succes. Luns is vanaf het begin voorstander van de harde lijn. De nationalisering komt de minister niet geheel ongelegen. Soekarno had juist het Unieverdrag met Nederland tot een dode letter verklaard. Minister Luns ziet een duidelijke overeenkomst tussen ‘die afschuwelijke Nasser’ en dat ‘Aziatische tuig’.171 166
Kissinger, Diplomacy, 541. Opmerking: De Israëli’s handelden (vanzelfsprekend) uit welbegrepen eigenbelang. Een nieuwe oorlog –zo menen zij- is onvermijdelijk. De Israëli’s willen toeslaan alvorens het Egyptische leger in staat is het (Sovjet) wapentuig te absorberen. In: Ahron Bregman, a History of Israel (Londen 2002) 88-89. Egypte blokkeert tevens de Israëlische scheepvaart door de golf van Akaba. Moshe Dayan, de Israëlische legerleider, schreef hierover een memo aan premier Ben Gurion (1955): ‘I therefore see our failure to act now (…) as a de facto surrender. It is accordingly my view that we should undertake as soon as possible (within one month) the capture of the straits of Tiran’. In: Moshe Dayan, Dairy of the Sinai Campaign (Londen 1966) 14-15. 167 Zie Bijlagen, pagina 7 en 8. Eisenhower wordt niet misleid door de gebeurtenissen rond het Suez kanaal (CIA): http://www.osaarchivum.org/files/holdings/da/bl/nsa/weekly/CIWS_19561101.pdf, 04-02-2011, 15:50. 168 Little, American Oriëntalism, 177. 169 NA, Notulen Ministerraad 01-11-1956. 170 Joseph Luns en Michel van der Plas, Ik Herinner Mij: vrijmoedige herinneringen van J.M.A.H. Luns zoals verteld aan Michel van der Plas (Leiden 1971) 142. 171 Kersten, Luns, 186.
30
Hij deelt zijn bevindingen mede aan de Amerikaanse Ambassadeur: ‘[deze] beaamde (...) dat het ontbreken van reacties op de Indonesische rechtsschending tegenover Nederland ongetwijfeld de jongste daad van President Nasser in de hand heeft gewerkt, even zozeer als het optreden van Nasser Indonesie weer aanmoedigt’.172 Soekarno en Nasser ondermijnen de internationale orde en het Westen moet hen terugfluiten. 173 Nederland geeft daarom diplomatieke steun aan de koloniale mogendheden. 2.5 Nederlandse scheepvaart in zwaar weer Het Suezconflict brengt problemen met zich mee voor de Nederlandse scheepvaart. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Lemsterkerk. Het schip zocht een weg door het Suezkanaal toen het gewapend conflict uitbrak. De bemanning wordt van boord gehaald door Egyptische militairen en op transport gezet naar Cairo. De Nederlandse Ambassade is er niet gerust op: ‘er bevinden zich (…) een aantal onrustige elementen onder de bemanning’.174 In Cairo hangt een grimmige sfeer. Alle Europeanen worden aangezien voor Engelsen en –eenmaal opgemerkt- onmiddellijk omringd door vijandig gezinde Egyptenaren.175 De bemanning wordt in een hotel gepropt en opgedragen zich gedeisd te houden. Slingenberg –de Tijdelijk Zaakgelastigde – zoekt hen op. Hij attendeert de mannen dat ‘zij zich hier temidden van een nerveuze bevolking bevinden’. Zijn pleidooi wordt beantwoord met een lawine van frustratie en woede: ‘sommige vroegen om een oorlogsbonus, anderen om meer zakgeld’. Slingenberg wenst ‘ten spoedigste te repatrieren’. Dit is niet gebeurd. In januari 1957 krijgt de bemanning toestemming van de Egyptische autoriteiten om terug te keren naar de Lemsterkerk. Ambassadeur Koopmans –terug van weggeweest- komt speciaal naar Port-Said om hen ‘een goede vaart’ toe te wensen.176 De Fedala geraakt ook in de problemen. In tegenstelling tot de mannen van de Lemsterkerk wordt de bemanning niet op transport gezet. Zij dienen aan boord te blijven: ‘Het Nederlandse schip de Fedala’ –zo schrijft Slingenberg op 30 oktober 1956– ‘dat op weg was naar Haifa met een lading vlees, is aangehouden. Nader bericht volgt schriftelijk’. 177 Minister Luns reageert: ‘verzoek u bij de autoriteiten te uwent op het vrijlaten van het M.S. Fedala aan te dringen en de betrokken Nederlandse consul op te dragen zich met de kapitein van de Fedala (...) in 172
NA, Archieven van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/642, ‘de gedraglijn van Egypte ten aanzien van de doorvaart van Nederlandse schepen door het Suezkanaal in verband met de Nieuw Guinea- kwestie’, Schrijven van Luns aan Secretaris- Generaal dr. Boon (BuZa), 07-08-1956. 173 Hellema, Nederland en de wereld, 188. 174 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/8575, ‘moeilijkheden voor de Nederlandse schepen Lemsterkerk en Statue of Liberty in het Suezkanaal’, Schrijven TZ (Slingenberg) aan BuZa, 34-11-1956. 175 Zie IV Bijlagen, pagina 9. 176 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/9092, ‘Egypte: dienstreis van W. Cnoop Koopmans naar Alexandrië’, Schrijven Ambassadeur aan BuZa, 34-11-1956. 177 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/8574, ‘moeilijkheden voor de Nederlandse schepen Fedala en Casablanca in het Suezkanaal’, (Geheim) Codetelegram TZ (Slingenberg) aan BuZa, 30-10-1956.
31
verbinding te stellen’. 178 De gevechtshandelingen worden spoedig beindigd. Nasser heeft echter verschillende schepen tot zinken gebracht en mijnen laten leggen. Halverwege december ligt de Fedala nog altijd voor anker: ‘Ik heb mondeling geprotesteerd’ –zo schrijft Koopmans- ‘tegen het vasthouden van de Fedala en de behandeling van de bemanning’. 179 De Fedala maakte deel uit van de rederij Dammers en van der Heide, het tegenwoordige Seatrade. Het betreft een kustvaarder van ongeveer 67 meter lang. De bemanning bestond uit ongeveer vijftien personen. Het moet een bont gezelschap zijn geweest. De ponskaartjes liegen er niet om: ‘Deze man wil wel’ –zo stelt de het kaartje van Wilhelmus Hoyer- ‘maar is gauw geneigd met minder gunstige elementen aan boord om te gaan’. 180 Gijsbert van Duyn –een matroos- was ook geen lieverdje: ‘op zee een goede kracht. Aan wal doorlopend dronken, weigert dan te werken, zoekt ruzie (…). Absoluut geen man om nog eens te nemen’. Beide heren staan hiernaast afgebeeld (Hoyer links en van Duyn rechts). De foto komt uit het album van Franciscus van den Heuvel. Een ‘keurige en flinke jongen’, zo stelt zijn ponskaartje. ‘Ik was de jongste’, zegt van den Heuvel: ‘de meesten waren asociale, vrijgevochten gasten. Zelf rookte ik niet, ik dronk niet, ik ging niet naar de hoeren: daar was ik nog niet aan toe’.181 De Fedala was al meerdere malen op en neer gevaren tussen Massawa (Ethiopië) en Haifa (Israel). Bij voorgaande keren had het schip nooit enige hinder ondervonden. Op één november echter, werd de Fedala aangehouden door een Egyptische Torpedobootjager: ‘Ik wil niet zeggen dat ik geen angst had’, stelt van den Heuvel. Het schip moest aanmeren en de lading (koosjer) vlees werd in beslag genomen als contraband: ‘De eerste week was spannend’, zo vervolgt van den Heuvel: ‘voor iedereen’. De Fedala werd voor anker gelegd in Port- Tawfic: ‘onze ligging in het kanaal was het trefpunt in de oorlog, er werd veel gevochten’. De bemanning moest zich gedeisd houden en mocht niet aan dek. ‘We wisten helemaal niks. Ik keek naar de gebeurtenissen door de patrijspoort. Egyptische militairen schoten op de vliegtuigen maar die vlogen heel hoog en waren zeer klein. Je kon duidelijk zien dat het afweergeschut zo hoog niet kon komen’. Na afloop van het gewapend conflict wilde de Fedala onmiddellijk uitvaren. Toestemming echter, liet op zich wachten.
178
NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/8574, Codebericht BuZa (Luns) aan Cairo, 31-10-1956. NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/8574, Codebericht Ambassadeur aan BuZa, 18-12-1956. 180 Zie VI Bijlagen, pagina 10 tot en met 14. De ponskaartjes komen uit het archief van Seatrade, gevestigd aan de Laan Corpus den Hoorn 200 in Groningen. Het gaat om een verouderd en verwaarloosd archief. 181 Vraaggesprek met dhr. F.A. van den Heuvel, gehouden op 27-07-2011. 179
32
Er zit geen schot in de zaak en Dammers en van der Heide besluit tot het volgende: Het schip de Casablanca is opweg van Sri Lanka naar Egypte. De lading (thee) is bestemd voor de Egyptische markt. 182 Minister Luns schrijft Koopmans dat ‘indien niet eerst de Fedala wordt vrijgegeven, de reders van de Casablanca niet voornemens zijn het schip naar Suez te dirigeren’.183 Koopmans deelt dit mede aan de Egyptische minister van bevoorading: ‘de bewindsman, kennelijk geschrokken, nam telefonisch contact op met hoge militaire autoriteiten’. 184 Het schip mag de volgende dag vertrekken. Nu lag het kanaal nog altijd vol mijnen. Van den Heuvel vervolgt: ‘Wij in een bootje, twee matrozen roeien en kijken of er geen mijnen lagen. Je kon er wel dertig meter diep kijken. Die mijnen drijven een meter of vijf zes onder water. Ik zag er geen. Terug aan boord besloten we het erop te wagen. We zouden wel zien waar het schip strandt’. De Fedala vaart ongeschonden het kanaal uit. ‘We gingen terug naar Massawa’, vertelt van den Heuvel: ‘weer vlees halen voor de Joden’.185 Het Suezkanaal blijft voorlopig onbevaarbaar. De Israëli’s hebben echter de Sinai- woestijn veroverend. Hierdoor is Golf van Akaba geopend voor de vaart op Eilat. De Fedala vaart als eerste de haven binnen: ‘we werden daar als helden ontvangen’, vertelt van den Heuvel. De burgermeester van Eilat bleek van Nederlandse afkomst te zijn. Na een korte uitwisseling van complimenten zet de bemanning het op een zuipen en gaan met elkaar en iedereen op de vuist. Eenmaal uitgeslapen en tot bedaren gekomen, leren de heren wat zich feitelijk heeft afgespeeld: ‘dat Israel het zover had geschopt, verbaasde me niks’, aldus van den Heuvel: ‘die Egyptenaren waren een stel boerenjongens, dat herinner ik mij nog heel goed; die soldaten wilden helemaal niet vechten’. Gedurende de periode in het kanaal werd er eentje gestationeerd aan dek. Meestal lag de soldaat in kwestie wat te luieren in de (brandende)zon. Van den Heuvel herinnert zich nog iets: ‘wij waren daar in december 1956 –vlak na de oorlogen in de winkel kon ik al een boek kopen over het conflict. IJverig stelletje, dacht ik bij mezelf’. 186 De Fedala gaat nog een paar keer op en neer van Eilat naar Massawa en terug. Uiteindelijk vaart het schip naar Nederland, ditmaal om de Kaap. Tot zover de verslaggeving van de Lemsterkerk en de Fedala. Beide verhalen hebben het wereldomvattende conflict gereduceerd tot een persoonlijke ervaring. Hierdoor komen niet alleen de langetermijn gevolgen aan bod, maar tevens de directe consequenties van het conflict. De redenen achter het oponthoud zijn vaag en ambivalent. Dit zal de Nederlandse beeldvorming van Egyptische willekeur –in incapabiliteit- ongetwijfeld hebben versterkt. Deze mogendheid mag zich nu eigenaar noemen van de Compagnie Universelle du Canal de Suez. In 182
NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/8574, Dammers en van der Heide aan BuZa, 03-12-1956. NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/8574, Codebericht BuZa (Luns) aan Cairo, 08-12-1956. 184 NA, BuZa Codebericht 1955-1964, 2.05.118/8574, Codebericht Ambassadeur aan BuZa, 18-12-1956. 185 Opmerking: Het gaat hier om (Koosjer) vlees, wellicht afkomstig van landerijen in het bezit van Ethiopische Joden (Falasha’s). Voor informatie over deze landheren, zie Jews of Ethiopia: birth of an elite (Londen 2005) 50-51. 186 Zie IV Bijlagen, pagina 15. 183
33
april 1957 schrijft Koopmans over een hervatting van de scheepvaart. 187 De koloniale mogendheden staan nu voor een fait accompli. BuZa vergadert ten tweede male over het onderwerp van de Nederlandse loodsen: ‘Het is (…) niet in overeenstemming met de feiten om nog langer uit politieke overwegingen bezwaar te maken tegen dienstneming van Nederlanders bij de nieuwe Kanaalmaatschappij’. 188 De Suezkwestie wordt besproken in de Minsterraad van 29 april. De Britten en Fransen hebben zich bij de nationalisatie neergelegd en de Minsterpresident (Drees) stelt ‘dat Nederland niet anders zal kunnen doen dan de belangrijkste andere gebruikers van het Suezkanaal’. 189 De scheepvaart wordt hetzelfde jaar geheel hervat. 2.6 Nederland en de exodus der Egyptische Joden De Suez crisis werpt een licht op de verhouding tussen Nederland, Egypte en Israel. De oprichting van de Joodse staat (1948) vormt vanaf den beginne een probleem voor het Westen. In 1950 wordt de kwestie besproken op het departement van BuZa.190 Nederland staat ‘reeds in de reuk pro-Israelisch te zijn’. Dit is een kwalijke zaak: ‘voor alles onthoude Nederland zich ervan (…) voor het Israelische karretje gespannen te worden’. Vijf jaar later -in 1955- maakt Koopmans eenzelfde argument: ‘Ik [heb] reeds zo vele malen betoogd dat in het conflict tussen Israel en de Arabische landen, Nederland de grootst mogelijke onpartijdigheid moet betrachten, en dat de sympathien voor het Joodse standpunt welke vaak duidelijk de overhand hebben gehad, niet moeten leiden tot het in gevaar brengen van onze zeer kwetsbare economische situatie in Egypte’.191 Koopmans en Nasser bespreken de kwestie tijdens een protoculair bezoek. De Egyptische president beklaagt zich over de “bias” in de Nederlandse pers ‘en of ik niet een groep hierheen kon sturen (…) zodat hij zijn standpunt aan Nederlandse journalisten kon uiteenzetten’.192 Minister Luns heeft zich van deze woorden niets aangetrokken: ‘Wat betreft Israel’, zo betoogt Luns bij de aanvang van het conflict, ‘kan men zeggen, dat het sinds jaren in de positie van legitieme zelfverdediging verkeert’.193 Dit argument kan inderdaad worden gemaakt. Het volgende standpunt is minder houdbaar. Het betreft een VN- resolutie waarin Israel wordt opgedragen zich terug te trekken uit de Sinai. Luns instrueert de Nederlandse delegatie als volgt: ‘[Enkel] als het absoluut zeker is dat Nederland bij de onthouding praktisch alleen zal 187
NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/111’verdragen inzake de vrije doorvaart door het Suezkanaal’, Schrijven Ambassadeur aan BuZa, 25-04-1957. 188 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/7789, ‘Egypte: rechtsgevolgen voor Nederlandse loodsen om in dienst te treden bij de Egyptische Suezkanaal Maatschappij’, Memorandum BuZa, 28-05-1957. 189 NA, Notulen Ministerraad, 29-04-1956. 190 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/9662, Memorandum BuZa, 01-02- 1950. 191 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/27461, Ambassadeur aan BuZa, 14-11-1955. 192 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/60, ‘Aanbieden van geloofsbrieven: W. Cnoop Koopmans, buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur 1955’, Schrijven Ambassadeur aan BuZa, 02-12-1955. 193 NA, Notulen Ministerraad 01-11-1956.
34
staan, mag vóór de resolutie worden gestemd’.194 Deze politiek –ook wel getypeerd als “proIsrael”- culmineert uiteindelijk in een genadeloze afstraffing door OPEC (olieboycot 1973). De Israëlische samenwerking met de koloniale mogendheden heeft desastreuze gevolgen voor de Joodse gemeenschap in Egypte.195 Tot dan toe wist deze minderheid zich min of meer te handhaven. In 1950 schreef de gezant: ‘Het zakenleven ziet de toekomst nogal optimistisch in, vooral de vele en invloedrijke Joden, die nu een definitief einde van de Palestina affaire in het uitzicht zien’. 196 Egyptenaren hebben geen hekel aan Joden- zo stelt Koopmans in 1953- enkel aan Israel: ‘Teneinde dit duidelijk te manifesteren bezocht (…) Naquib onlangs een synagoge, waarbij wederzijds vriendschapsverklaringen werden afgelegd’. Het Suez conflict brengt hierin een verandering teweeg. Mohammed Zakaria, lidmaat van de Koptische kerk te Amsterdam, herinnert zich een Joodse kennis: ‘het waren twee broers, ze handelden in schoolartikelen. Een dag voor de invasie van Israel was ik bij hen thuis. Grote paniek, ze wisten blijkbaar meer dan ik: “morgen zijn we weg”, zei er eentje! Ik heb hen daarna nooit meer gezien’. 197 Slingenberg schrijft hierover: ‘men kan thans spreken dat vervolgingen zijn begonnen (…) en dat Egyptenaren de sinds 1948 volgehouden onderscheiding tussen Joden en Zionisten hebben laten varen’. 198 In het najaar van 1956 melden zich verschillende Joodse Egyptenaren die naar Nederland willen vluchten. Koopmans schrijft tevens over een schenking aan de ambassade, gedoneerd door de ‘Joodse directeur van de Stella brouwerij hier ter stede’.199 Het betreft een schenking in aandelen en derivaten (met een beurswaarde van omgerekend 10 000 Nederlandse guldens). De directeur is ontslagen en wil Egypte ontvluchten. Zijn schenking is bedoeld als dank voor bewezen diensten (onduidelijk welke). De problematiek wordt besproken in de Ministerraad van drie december: ‘Minister Luns stelt voor (…) dat van de Joodse vluchtelingen uit Egypte tot Nederland kunnen worden toegelaten, alleen zij, die uit Nederland afkomstig zijn, met een
194
NA, Notulen Ministerraad 21-01-1957. Laskier, The Jews of Egypt, 252-298, aldaar: 254. 196 NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/14306, Memorandum van mr. Brugman aan de gezant (Rechteren), 13-01-1950. 197 Vraaggesprek met vader el- Baramousy (1951), leider van de Koptische kerk te Amsterdam, en Mohammed Zakaria (1932), een lidmaat van zijn gemeente. De laatstgenoemde woont sinds 1979 in Nederland. Zakaria is niet zijn echte naam, meneer wenst anoniem te blijven. Het interview is afgenomen in het kerkgebouw te AmsterdamNoord (Mosstraat 2) op 16-08-2011. 198 NA, BuZa, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/357, ‘stukken betreffende het bemiddelen van mogelijke asielverlening van Joden uit Egypte in Nederland’, Schrijven van TZ (Slingenberg) aan BuZa, 19-111956. 199 NA, BuZa, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/356, ‘stukken betreffende de behandeling van een schenking ten behoeve van een Nederlandse liefdadigheidsinstelling naar aanleiding van hulp uit Nederland aan in Egypte wonende Joden’, Schrijven van Koopmans aan BuZa, 20-12-1956. Opmerking: 10 000 Nederlandse guldens (1956) bedraagt omgerekend ongeveer 35 000 euro (2011). 195
35
Nederlandse vrouw zijn gehuwd of in contact met Nederlandse bedrijven staan’. 200 Enerzijds zijn deze voorwaarden weinig soepel (zeker met het oog op later immigratiebeleid). Anderzijds kunnen de vluchtelingen naar Israel, een staat die zijn raison d’être ontleent aan het thuisbrengen van de Joodse diaspora.201 2.7 Verdedigers en Aanvechters in de Verenigde Naties De Verenigde Naties speelt in deze maanden een prominente rol: ‘Luns geeft zich veel moeite om de behandeling van de kwesties van het Midden Oosten in de VN wat minder onbevredigend te laten verlopen’. 202 Nederland was aanvankelijk weinig ingenomen met deze organisatie. Met name de Veiligheidsraad moest het ontgelden. Nederland voelde zich miskend als “middelgrote” mogendheid en bedreigd door de “vetozwaaiende” grote vijf. 203 Dit bezwaar werd ook gemaakt door de gedekoloniseerde mogendheden. De Veiligheidsraad immers, weerspiegelt (tot op de dag van vandaag) de machtsbalans van de wereld anno 1945. De internationale betrekkingen werden in deze periode gedomineerd door het Westen. (Koloniale) mogendheden als Frankrijk en Engeland hebben een veto, voormalige koloniën als India en Egypte hebben dit niet. De statische organisatie doet daarom geen recht aan de dynamiek van de internationale betrekkingen. Dit was echter ook niet het idee: ‘The UN was conceived to stabilize the order of states and not to create a fundamental new one. (…) [It] represents an attempt to throw the weight of the international system behind the status-quo. 204 De gedekoloniseerde en opkomende mogendheden weten het bovenstaande probleem te omzeilen. Zij sluiten de linies binnen de Algemene Vergadering. Hierdoor verandert dit lichaam van borrelvereniging in een instrument van anti- kolonialisme. Het is vanuit dit oogpunt, dat de volgende observatie (gemaakt tijdens de conferentie te Bandoeng) moet worden begrepen: ‘eveneens was het de waarnemer opgevallen de verknochtheid aan de Verenigde Naties, waarvan vele (…) landen ter conferentie blijk gaven’. 205 Nederland wint hier echter niets mee. Integendeel, het (koloniale) Nederland moet nauw samenwerken met (bijvoorbeeld) het 200
NA, Ministerraadnotulen, 03-12-1956. Opmerking: er zijn geen exacte cijfers bekend over het aantal Joodse vluchtelingen dat zich naar Nederland begeeft (het CBS heeft alleen data over grote immigratiestromingen en van recentere datum). Een boek van de hand van A. Vedder, de Joden in Nederland na de Tweede Wereldoorlog: een demografische analyse (1961) stelt dat er in 1956 meer Joden uit Nederland vertrokken (405, waarvan 163 naar Israel) dan immigreerden (353, waarvan 177 uit Israel) [zie tabel 37 en 38 op pagina 22]. Dit betekent een netto daling van 52 mensen. Over het jaar 1957 geeft het boek geen data. In de The Jews of Egypt van Michael Laskier staat een tabel op pagina 260. De meeste Joodse vluchtelingen begeven zich naar Griekenland, Italië en Frankrijk. Slechts 750 Joden gaan naar ‘other European nations’. In totaal vlucht ongeveer een derde van de Joodse gemeenschap uit Egypte (20 000 mensen). 202 NA, Notulen Ministerraad 26-11-1956 203 Albert Kersten, ‘in de ban van de bondgenoot’, In: David Barnouw e.a. ed. 1940-1945 Onverwerkt Verleden? (Utrecht 1985) 99-127, aldaar: 103. 204 Cooper, Breaking of Nations, 23. Op pagina 58 stelt Cooper: ‘The UN (…) is there to defend the status-quo, not to create a new order’. 205 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/19122, Schrijven gezant aan BuZa, 12-05-1955. 201
36
Apartheidsregime van Zuid-Afrika om aan de schandpaal te ontsnappen. 206 De Nederlandse kritiek ten aanzien van de VN verschuift daarom van Veiligheidsraad naar de Algemene Vergadering. 207 De kwestie wordt besproken in Ministerraad van drie december 1956: ‘Bij de Verenigde Naties zijn thans 79 landen aangesloten, waarvan zoveel Afro- Aziatisch, dat deze [landen] steeds op een derde van de stemmen kunnen rekenen en dus alles kunnen blokkeren’, zo betoogt Luns. 208 Dit is de minister niet naar de zin: ‘in de laatste jaren’ –zo stelt Luns- ‘is het nooit het geval geweest, dat de merites van de zaak zelf worden nagegaan als men zich tegen het Westen richtte’. Minister Luns heeft uit pure frustratie overwogen uit de VN te stappen. 209 Concrete stappen zijn er echter nooit genomen. Wel werden er voorstellen gedaan om de VN te veranderen. De stemprocedures –zo werd geopperd- dienen te worden herzien. 210 Niet iedere staat heeft recht op een gelijke inbreng. Hoe groter de contributiebijdrage, hoe zwaarder het stemgewicht. Het brengt allemaal niets teweeg. Minster Luns beëindigt zijn betoog –in de Ministerraad van december 1956- met een onaangename mededeling: ‘wat Nederland betreft is de Nieuw- Guinea kwestie weer op de agenda gezet’. 2.8 Driehoeksrelatie met scherpe kantjes De Nieuw-Guinea kwestie komt in deze jaren meer op de voorgrond. Begin 1956 staat het onderwerp op de agenda van het Egyptische parlement: ‘[Er] werd een voorstel besproken (...) voor steun aan Indonesie in zijn strijd om de vrijheid te volmaken met de annexatie van West Irian’. 211 Gelukkig voor Nederland is het parlement niet veel meer dan een stempelkussen. Andere ontwikkelingen zijn van grotere zorg. Slingenberg schrijft hetzelfde jaar ‘over een wijzging in het optreden van de Indonesische Ambassade alhier’. 212 Er heeft een wisseling van de wacht plaatsgevonden en de propagandapers draait wederom op volle toeren. De invloed hiervan is niet direct merkbaar. Tijdens de viering van de revolutie (1957) bericht Koopmans het volgende: ‘Veel boze woorden heeft Nasser jegens het Westen laten horen (...) maar enige daadwerkelijke actie heeft hij niet in het vooruitzicht gesteld’.213 Soekarno gaat radicaler te werk. Alle Nederlandse bedrijven in Indonesie worden genationaliseerd. 214 Nederlanders dienen onmiddellijk het land te verlaten. Het bedrijfsleven had hier reeds lang voor 206
NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.118/25681, ‘Zuid-Afrika, memoranda en rapportages van de Ambassade te Pretoria’, (geheim) Codetelegram Ambassadeur (Pretoria) aan BuZa, 23-08-1955. 207 Hellema, Nederland en de wereld, 204-205. 208 NA, Notulen Ministerraad 03-12-1956. 209 Hellema, Nederland en de wereld, 189 en 205. 210 Voorhoeve, Profits and Principles, 205. 211 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/642, Schrijven TZ (Eysinga) aan BuZa, 14-01-1956. 212 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/453, ‘de houding van Egypte met betrekking tot het conflict tussen Nederland en Indonesië’, Schrijven TZ (Slingenberg) aan BuZa, 27-11-1956. 213 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/15866, Schrijven van Ambassadeur aan BuZa, 31-07-1957. 214 Kersten, Luns, 210.
37
gewaarschuwd. De regering echter, hield voet bij stuk, anders dreigde een situatie ‘waarin westerse landen zich chantabel maken voor de nieuwe staten’. 215 Nederland stuurt daarop een fregat naar Nieuw-Guinea. De logische vaarroute is, normaliter, door het Suezkanaal. Koopmans meent ‘dat het risico klein is, dat Egypte de doorvaart van de Evertsen zal weigeren’. 216 Hij vervolgt: ‘Ik moet er echter de aandacht op vestigen dat (...) er grote kans is dat de aanvraag (...) traag zal worden behandeld (...) alleen al om aan Indonesie, welke zaak hier met symphatie wordt beoordeeld, niet de indruk te geven dat deze doorvaart met extra voortvarendheid wordt behandeld’. Koopmans heeft nog een reservering: ‘als de Indonesische en Egyptische vakbonden samenspannen, [dan zouden] de arbeiders aan het Suez-kanaal enige moeilijkheden kunnen maken’. 217 Het gaat hier om vakbonden –zo stelt Koopmans- ‘die onder Russische invloed staan’. Minster Luns stelt Koopmans gerust: ‘de minister van Defensie [heeft] besloten om Hr. Ms. Evertsen door het Panama- kanaal te dirigeren’.218 Hij vervolgt: ‘voor de goede orde moge ik u doorgeven dat zich hier geregeld geruchten voordoen omtrent beweerde pogingen van de Indonesische regering om de Egyptische regering te bewegen het Suez kanaal voor NL schepen te sluiten’. Soekarno komt een maand later naar Egypte; ‘alwaar hem een ‘uitbundige ontvangst (…) ten deel is gevallen’.219 BuZa heeft weinig reden gerust te zijn. In oktober 1958 komt het tot een krachtmeting: ‘Het Ministerie van Oorlog heeft bij een Delfzijlse Reederij (...) een schip gecharterd om wapens, munitie, luchtafweergeschut en militaire voertuigen naar Nederlands Nieuw-Guinea te vervoeren’. 220 De Marinestaf houdt de vaarroute in beraad. BuZa wordt gevraagd naar de bevaarbaarheid van het Suezkanaal: ‘of zulks in de gegeven omstandigheden zonder moeilijkheden zou kunnen geschieden’. Het departement komt tot een opmerkelijke conclusie. Zolang het schip ‘geen Egyptische haven aanloopt’, verwacht BuZa geen problemen: ‘het ministerie van Oorlog kan worden geantwoord dat bij het passeren van het Suez kanaal geen moeilijkheden te verwachten zijn’. De conclusie staat in sterk contrast met het eerdere besluit om “de Hr. Ms. Evertsen door het Panamakanaal te dirigeren”. De reden hiervoor is als volgt: de Kroonburg is –in tegenstelling tot de Evertsen- geen militair vaartuig. De Ambassadeur legt uit: ‘Ten einde te vermijden dat de Egyptische douaneautoriteiten kennis zouden krijgen van de lading, heeft de consul gemeld dat 215
P.B.R. de Geus, de Nieuw- Guinea kwestie: aspecten van buitenlands beleid en militaire macht (Leiden 1984) 88. NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/642, Schrijven van Ambassadeur aan BuZa, 0812-1957. 217 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/642, schrijven van Ambassadeur aan BuZa, 10-121957. 218 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/642, Codebericht BuZa (Luns) aan Ambassadeur, 10-12-1957. 219 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/453, Schrijven Ambassadeur aan BuZa, 29-011958. 220 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/8576, ‘belemmering van de doorvaart van Nederlandse schepen in verband met de kwestie Nieuw- Guinea’, memorandum BuZa, 16-01-1958. 216
38
het schip was gechartered door Oorlog. Zo kun je vermijden een manifest van lading te moeten tonen’. 221 De echte krachtmeting moet nog komen. Recapitulatie Het tijdperk van geheime verdelingsverdragen –zo leert het Suez conflict- en het bombarderen van kolonieen is voorbij. Europa is niet bij machte nog langer zelfstandig te opereren. Nederland –Luns voorop- wilde dit niet accepteren. Als eindresultaat van de crisis wordt Nasser verheerlijkt in de Arabische wereld (een Saladin gelijk) en verguisd in Europa (gelijk een duivel). Het Midden- Oosten geraakt verdeeld in twee blokken: ‘radical revolutionaries like Nasser were trumpeting the virtues of revolution, while conservative [monarchs] from Rabat to Riyadh were preaching the value of tradition’. 222 Egypte heeft nu volledige zeggenschap over het kanaal. Dit is de nachtmerrie van de koloniale mogendheden in het algemeen en Nederland in het bijzonder. In het volgende hoofdstuk wordt duidelijk waarom.
221
NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/27461, (Zeer geheim) schrijven van Ambassadeur (Busmann) aan BuZa, 14-11-1958. 222 Little, American Oriëntalism, 190.
39
H3: Verdediger onder vuur: Nederland en het recht op de vrije doorvaart ‘Het is bijna ondoenlijk Egyptenaren in het openbaar vast te leggen op een concreet punt, in het bijzonder op onderhavig gebied’. 223 Nederland en Egypte in de periode 1959-1962 Nasser heeft de koloniale mogendheden uitgedaagd en is er mee weggekomen: ‘But in order to retain that prestige, he needed to continue his foreign policy successes’. 224 Dit leidt tot een unie met Syrië, de Verenigde Arabische Republiek (VAR). Nederland gaat onmiddellijk over tot erkenning. 225 De VAR echter, valt na drie jaar in 1961 weer uiteen. 226 Het unieverdrag had weinig gevolgen voor de betrekkingen met Nederland en wordt verder buiten beschouwing gelaten. De deelvraag van dit hoofdstuk luidt: Hoe beleefde Nederland de ontwikkeling van Egypte in de periode 1959-1962 in het algemeen en haar houding ten aanzien van de NieuwGuinea kwestie in het bijzonder? Het hoofdstuk begint met een analyse van de internationale context. 3.1 Het wereldtoneel en de regionale context Het meeste kenmerkende van deze periode is de terugtocht van de koloniale mogendheden. Het Suez debacle heeft de onhoudbaarheid getoond van de koloniale status-quo. In 1960 verkrijgen maar liefst achttien landen de onafhankelijkheid.227 Hierdoor komen er veel nieuwe gezichten in de Algemene Vergadering van de VN: ‘een door propagandaleugens en antiwesterse hysterie gemarkeerd (…) assemblee’, aldus Luns. 228 De (nieuwe) landen laten onmiddellijk van zich horen. Op 14 December 1960 wordt resolutie 1514 aangenomen. De titel luidt: ‘Declaration on the granting of independence to colonial countries and peoples’.229 Op deze wijze verklaart de Algemene Vergadering ‘that all peoples have the right to selfdetermination’. De koloniale mogendheden wordt opgedragen ‘to transfer all powers to the peoples of those territories, without any conditions or reservations’. Nederland stelt zich
223
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/8576, (vertrouwelijk) Codebericht van Busmann aan BuZa, 12-06-1962. 224 Cleveland, Modern Middle East, 313. 225 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/577, ‘Stukken betreffende de erkenning van de VAR door Nederland’, Codetelegram (Luns) aan Cairo, 25-2-1958. 226 Opmerking: het is wonderlijk dat de VAR überhaupt tot stand is gekomen: ‘Cairo and Bagdad (…), along with Damascus, have historically competed for the position of political and spiritual leadership of the Arab world’ In: Security of a Region, 487. 227 Opmerking: In het Jaar van Afrika (1960) worden de volgende landen gedekoloniseerd: Kameroen, Senegal, Togo, Madagaskar, Somalië, Kongo, Benin, Niger, Burkina Faso, Ivoorkust, Tsjaad, Centraal Afrikaanse Republiek, Kongo- Brazzaville, Cyprus, Gabon, Mali, Nigeria en Mauritanië. 228 Kersten, Luns, 249. 229 Resolutie (1514) In: http://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=A/RES/1514(XV), 01-09-2011, 17:00.
40
vooralsnog op het standpunt van ‘opvoeding tot zelfbeschikking’. 230 Dekolonisatie (of overdracht) van Nieuw- Guinea blijft onbespreekbaar. In relatie tot de Arabische wereld heeft resolutie 1514 vooral betrekking op Frankrijk en Algérie Française. Het Midden- Oosten is –los van Algerije- reeds gedekoloniseerd. Het is echter een broeinest van rivaliteit. Conservatieve en radicale regimes complotteren elkaar de tent uit, met erfvijand Israel als enige gemeenplaats. De Koude Oorlog is gloeiend heet in deze regio. De Sovjets en Amerikanen strooien beurtelings met geld en wapens, alles om figuren als Nasser voor zich te winnen. De Egyptische president laat zich echter niet inpalmen. De Eisenhower Doctrine wordt meerdere malen toegepast, ‘to prevent Nasser from taking over the whole area’.231 In Egypte worden communisten vervolgd en moslimbroeders opgesloten. Regionaal echter, legt Nasser de koningshuizen (bondgenoten van het Westen) het vuur aan de schenen. Op het wereldtoneel hij aan de wieg van de Organisatie van Niet- Gebonden Landen (1961). 232 De Egyptische president voert –kortom- een ongrijpbaar beleid. 3.2 Nieuwe gezichten in een ander Egypte Minister Beyen is lang en breed vertrokken. BuZa wordt nu geleid door Luns. Koopmans is ook vertrokken. Hij is benoemd tot Hare Majesteit’s gevolmachtigd minister in Spanje.233 Het stokje is overgenomen door Ernst Star Busmann.234 Hij onderscheidt zich van Koopmans door zijn compromisloze houding ten aanzien van de vrije doorvaart. Koopmans maande feitelijk tot voorzichtigheid. Busmann geheel anders: ‘Ik moet nog zien dat Nasser het zal wagen hun de doorvaart te verbieden’.235 De Ambassadeur wordt bijgestaan door de eerste secretaris mr. van Eysinga en de tweede secretaris Brugman. De laatstgenoemde vertrekt in 1960 en wordt opgevolgd door dr. van Loon. Schaepman vervult de functie van Ambassaderaad en Laatsman is (nog altijd) eerste kanselier. De vertegenwoordiging is veranderd van residentie, wellicht in verband met de verheffing van Gezantschap tot Ambassade. Zowel het oude als het nieuwe adres bevindt zich op Zamalek, een eilandje in de Nijl en deelgemeente van Cairo. In dit “uptown” gedeelte zitten alle expat’s en diplomaten bij elkaar. De huidige ambassade is nog altijd gevestigd in dezelfde residentie. 236 De 230
Kersten, Luns, 267. Ben-Zvi, Decade of Transition, 75. 232 Betts, Decolonization, 43. 233 Staatsalmanak, 1959. 234 Opmerking: Andere Tijden heeft –op 09-02-2011- een artikel gewijd aan Busmann. Het stuk refereert naar zijn tijd in Wenen, een periode voorafgaande aan zijn ambtsperiode in Cairo. Busmann is ambassadeur tot 1963: http://www.geschiedenis24.nl/nieuws/2011.html?currentPage=10, 12-08-2011, 17:30. 235 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/8576, (vertrouwelijk) Codetelegram Busmann aan BuZa, 22-01-1962. 236 Opmerking: de Ambassade is gevestigd aan de Hassan Sabri Street 18, Zamalek, Cairo. In: Staatsalmanak 1960 en 2010. Zie ook: http://www.hollandembassy.org.eg/ , 23-08-2011, 23:07. Dhr. Slingerberg is geboren in 1910, 231
41
Nederlandse kolonie, als laatste feitje, is intussen geslonken. In 1962 zijn er nog 180 Nederlanders woonachtig in Egypte (een terugloop van 140 zielen). 237 Dit hangt wellicht samen met de nationalisering van het Suezkanaal. In de kanaalzone (Port- Said en Suez) woonden voorheen 90 Nederlanders (1953). Nu nog vijf. Veel taken zijn waarschijnlijk overgenomen door Egyptenaren. Er is sinds de revolutie veel veranderd. De Egyptische politiek wordt gekenmerkt door een piramidevormige, hiërarchische structuur: ‘de alleenheerschappij’ –zo schrijft Busmann na een bezoek aan Nasser- ‘heeft sporen achtergelaten op zijn gelaatstrekken’. 238 Rivaliserende vormen van autoriteit worden niet getolereerd. De godsdienstige rechtspraak bijvoorbeeld, is opgeheven.239 Buitenlandse kolonies en minderheden genoten voorheen een grote mate van autonomie. Kopten vielen bijvoorbeeld onder het kerkrecht en de Patriarch. Dit wordt vervangen door een min of meer uniforme strafcode (geschoeid op Islamitische leest). Het is (o.a.) in dit licht, dat de hedendaagse onvrede van Kopten moet worden begrepen (2011). 240 Onder het mom van het Arabische Socialisme worden buitenlandse bedrijven (deels) genationaliseerd (1961). Philips –het “vlaggenschip” van BuZa- moet er ook aan geloven. De directeur van de vestiging te Alexandrië –de heer Huyer- wordt beschuldigd van ‘het helpen van Joden’ en ‘het in gevaar brengen van de staatsveiligheid’. 241 Het gloeilampconcern stuurt (wederom) Willem van Lanschot ‘teneinde zekere gerezen moeilijkheden glad te strijken’.242 De verzetsman kan weinig uitrichten en ‘gelet op de (…) gevestigde belangen heeft Philips geen andere keus dan begrip te tonen voor de verlangens van de regering’. Philips likt zijn wonden. De vestiging in Egypte is –ondanks aandringen van BuZa- de enige in de Arabische wereld. De regio geraakt spoedig in de ban van nationalisaties en onteigeningen. 243 Had Philips naar BuZa geluisterd, dan was de schade vele malen groter geweest.
dhr. Laatsman in 1903, dhr. Schaepman in 1920. Allen zijn reeds overleden. Dr. van Loon was in 2010 nog onder de levenden en was woonachtig in Heilige Landstichting (Gelderland). Helaas is hij –zo heeft mevrouw van Loon mij medegedeeld- in ditzelfde jaar overleden. 237 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/353, Schrijven TZ (Schaepman) aan BuZa, 05-061962. 238 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/61, ‘Aanbieden van geloofsbrieven: mr. Star Busmann, buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur 1958’, Schrijven Ambassadeur (Busmann) aan BuZa, 0206-1958. 239 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/399, ‘opheffing godsdienstige rechtspraak 1955’, Schrijven Koopmans aan BuZa, 05-04-1955. 240 ‘Egypt’s politics: uncomfortably polarized’, The Economist 41 (2011) 42. 241 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27204, ‘Huyer, directeur van Philips’, (zeer geheim) codetelegram Cairo aan BuZa, 26-03-1960. 242 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/601, ‘Philips 1962-1970’, (geheim) schrijven TZ (Schaepman) aan BuZa, 17-07-1962. 243 Cleveland, Middle East, 318-319.
42
3.3 Een spion in gevangenschap De relatie tussen Nederland en Egypte verkeert in deze periode in moeilijk vaarwater. Eind 1959 wordt er in Egypte een Nederlander gearresteerd. Hij zou –zo gaat de aanklacht- spionage hebben bedreven namens Israel. De Nederlandse vertegenwoordiging wordt niet op de hoogte gebracht van de arrestatie. BuZa verneemt het nieuws uit de pers. De Egyptische vertegenwoordiger wordt op het matje geroepen: ‘Ik heb er de aandacht van de ambassadeur op gevestigd (…) dat dergelijke gebeurtenissen niet bijdragen tot het scheppen van een gunstige atmosfeer voor de betrekkingen tussen twee landen’. 244 De Egyptische Ambassadeur denkt daar heel anders over. Hij stelde: ‘dat zulks als een individuele zaak zou kunnen worden gebruikt, die de betrekkingen tussen twee landen niet behoefde te beïnvloeden’. 245 Een dergelijke redenering snijdt in Nederland geen hout: ‘het zal’ –zo repliceerde BuZa- ‘steeds ook een zaak van de Nederlandse overheid blijven’. De kwestie wordt in Nederland met argwaan gevolgd. BuZa vraagt zich zelfs af of er een verband bestaat met de kwestie Nieuw- Guinea. 246 Dit blijkt echter nergens uit en wordt terzijde geschoven. De Ambassade tast maandenlang in het duister omtrent de identiteit van de Nederlander. Eind 1959 spreekt Busmann over iemand ‘van omstreeks 55 jaar (…) met grijzend plukhaar’.247 Na de jaarwisseling weet de ambassadeur te melden dat de persoon ‘Goudswaard’ heet.248 Het blijkt te gaan om een Nederlander uit Amsterdam. Zijn zoon wordt opgetrommeld en bevestigt de identiteit van zijn vader. Meeuwis Goudswaard was een ondernemer met interesse (o.a.) voor archeologie: ‘Hij was heel belezen’, zo vertelt zijn schoondochter: ‘een filosofisch en bedachtzaam iemand. Zo druk als ik ben, zo rustig was hij’. 249 Goudswaard had als marconist gewerkt op de Holland-Amerika lijn en verschillende ‘leidende functies bekleed’ in het 244
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, ‘VAR proces tegen M. Goudswaard wegens spionage namens Israel’, Memorandum BuZa, 20-04-1960. 245 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Memorandum BuZa, 25-04-1960. 246 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, ‘Proces in Egypte tegen de Nederlander M. Goudwaard wegens spionage voor Israel’, Schrijven van dr. van Loon aan BuZa, 15-12-1961. 247 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/7900, (geheim) Codetelegram Busmann aan BuZa, 05-121959. Opmerking: De afbeeldingen van Goudswaard zijn afkomstig uit het dossier. 248 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/7900, (zeer geheim) Codetelegram Busmann aan BuZa, 04-01-1960. 249 Vraaggesprek met mevrouw Goudswaard- Boverhof (1930), schoondochter van (wijlen) Meeuwis Goudswaard. Interview afgenomen ter hare huis op 24-08-2011.
43
Nederlandse bedrijfsleven. 250 Na de oorlog echter, ging het bergafwaarts met Goudswaard. Hij leefde gescheiden van zijn vrouw en kon geen werk vinden. De aftakeling is duidelijk zichtbaar op een tweetal foto’s. De eerste toont een robuuste zakenman, de tweede een vermoeid, afgetakeld figuur met “grijzend plukhaar”. Met deze grijsaard zit BuZa de komende drie jaar in de maag. De Nederlandse vertegenwoordiging spreekt van een ‘povere figuur en een stumperige spion’.251 Het betreft een ‘oudachtig mannetje’: ‘veel eer’, zo schrijft Busmann, -‘kunnen wij met deze man niet behalen’. 252 Zijn medegevangen behandelen hem als een ‘outcast’ en een ‘paria’. 253 Goudswaard heeft een eigenzinnige beleving van de werkelijkheid: Zijn optimisme was gebaseerd op voorgevoelens, of wat hij zelf noemde, visioenen. (…) Later preciseerde hij deze visioenen als zijnde eigenlijk films die hij, met een licht erachter, voor zijn geest zag. (…) Een van deze films vertoonde Soekarno door vlammen omgeven, wat volgens Goudswaard een teken is dat deze een gewelddadige dood zou vinden en wel binnen zeer korte tijd, een á twee weken. 254 Wat heeft Goudswaard feitelijk uitgespookt? Meeuwis Goudswaard zat enerzijds zonder geld, anderzijds wilde hij zijn vrouw blijven ondersteunen: ‘hij was heel plichtsgetrouw’, zo stelt zijn schoondochter. Na een tijdje werd hij benaderd door ‘Israëlische agenten’. 255 Waarom is niet geheel duidelijk. Hij had als marconist enige kennis van seincodes, dat wel. Goudswaard was eveneens een keer naar Egypte afgereisd, piramides bezichtigen en kiekjes maken. Of Goudswaard zo vriendelijk wilde zijn foto’s te maken ten dienste van Israel. Hij ging akkoord, naar eigen zeggen omdat ‘er nimmer meer een oorlog gevoerd zal worden’ en zijn werkzaamheden ‘toch in feite irrelevant waren’.256 Ter voorbereiding sturen de Israëli’s hem naar Parijs, alwaar hij een spionagecursus doorloopt. 250
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/27207, Geheim schrijven Busmann aan BuZa, 15-01-1960. NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/27207, Geheim schrijven Busmann aan BuZa, 11-05-1960. 252 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/27207, Geheim schrijven Busmann aan BuZa, 11-05-1960. 253 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/27207, Aantekening gevangenisbezoek aan BuZa, 25-121960. En: NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/7900, Codetelegram Busmann aan BuZa, 25-051960. 254 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/7900, Aantekening gevangenisbezoek aan BuZa, 02-111960. Opmerking: Goudswaard zit er tien jaar naast. Soekarno overlijdt op 21 Juni 1970. 255 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/7900, (geheim) Codetelegram Busmann aan BuZa, 23-041960. 256 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/7900, Bijlage aantekening advocaat, Busmann aan BuZa 03-05-1960. 251
44
Vervolgens verschanst hij zich in een appartement in Cairo. ‘Alleen mijn man en ik wisten dat hij spioneerde voor Israel’, vertelt mevrouw Goudswaard- Boverhof: ‘verder niemand’. Na enkele maanden wordt Goudswaard gearresteerd. Hij geeft alles onmiddellijk toe. Zijn inlichtingen’ –zo schrijft Eysinga- ‘zijn waarschijnlijk van bijzonder weinig waarde geweest’. 257 Goudswaard collaboreert in een zogenaamd Englandspiel: ‘106 dagen had [hij] berichten vercijferd en zich zodanig van zijn taak gekweten dat de Israëli’s niets gemerkt hadden’.258 Dit is de reden waarom zijn arrestatie geheim werd gehouden voor BuZa. Het wordt de basis van zijn pleidooi tot strafvermindering. 259 Zijn schoondochter betwijfelt dit verhaal: ‘pa droeg Israel een warm hart toe, vanwege de oorlog’. Ze herinnert zich nog iets: ‘tot zijn dood kon hij eens per maand geld halen aan de Johannes Verhulststraat in Amsterdam Zuid’. Dit heeft betrekking op na zijn vrijlating: ‘Het was een pensioentje van Israel. Niet slecht hoor, ik heb nog een wasmachine van hem gekregen’. Al met al heel raadselachtig, gelijk Goudswaard zelf. Hij heeft het nooit uitgelegd: ‘Hij sprak er nooit over, niks!’. Voorlopig echter, blijft Goudswaard achter slot en grendel. Hij zal in de loop van 1960 worden voorgeleid. 3.4 Een drievoudig snoer wordt niet spoedig verbroken Eind jaren vijftig begin jaren zestig lopen de spanningen met Indonesië hoog op. Het is opmerkelijk hoe koppig Nederland vasthoudt aan zijn (rest) kolonie in de Oost. De Amerikaanse houding ten aanzien van kolonialisme –variërend van weifeling tot ronduit vijandig- maakt de situatie feitelijk onhoudbaar: ‘Men dient te bedenken’ –zo stelt minister Luns- ‘dat bij een grote Indonesische aanval het gebied alleen met hulp van de bondgenoten kan worden verdedigd’.260 De Nederlandse verdediging stoelt ‘op de Amerikaanse Zevende Vloot’. Dit is een riskante strategie. De Verenigde Staten had de kant van Nasser gekozen in het conflict van 1956. Soekarno behoort tot dezelfde categorie leiders en voert dezelfde politiek van ongebonden Neutralisme. Toch denkt Nederland te kunnen rekenen op de Amerikanen. De situatie vereist een kort uiteenzetting. Nieuw- Guinea gaf Nederland ‘een wereldomvattende presentie’.261 Dit is de primaire politieke reden. Het streven naar ‘verbetering van de voedingsgewoonten en (…) handelsgewassen’ van de inlanders was van secundair belang. 262 Dit punt heeft betrekking op het gekneusde zelfbeeld van Nederland. Soekarno immers, had alle goede bedoelingen verkwanseld en de Nederlanders geportretteerd als duivels en bloedzuigers. Nieuw-Guinea bood een mogelijkheid het tegendeel 257
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27207, Schrijven van Eysinga (TZ) aan BuZa, 28-09-1960. NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Schrijven van Busmann aan BuZa, 14-06-1960. 259 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van Busmann aan BuZa, 04-11-1960. 260 NA, Notulen Ministerraad 07-06-1960. 261 Hellema, Nederland en de wereld, 209. 262 NA, Notulen Ministerraad 07-06-1960. 258
45
te bewijzen. 263 Vanuit overheidswege wordt dit argument (met name) gebruikt als “windowdressing”: ‘men zal erop moeten letten de bevriende landen (…) de bedoeling van de Nederlandse politiek zo duidelijk mogelijk te maken’. Het laatste motief betreft economisch gewin. Bodemschatten konden het gebrek hieraan in Nederland compenseren. Nieuw- Guinea echter, bleek ‘een zielig geval zonder vooruitzichten, een tragedie zonder eind’.264 Omgekeerd evenredig bleek het grondstofarme Nederland in het bezit van een enorme gasbel (Slochteren, 1959). 265 Dit gegeven –in combinatie met de roemloze dekolonisatie van de Belgische Kongo (1960)- had zijn weerslag op de publieke opinie in Nederland.266 Tegelijkertijd wordt de druk door Indonesië opgevoerd. Soekarno’s “brinkmanship”- had een duidelijk doel: ‘external pressure leads to internal unity’.267 Soekarno moest zijn land (de voormalige kolonie Nederlands Indie) omtoveren tot een natiestaat. De Indonesische bevolking bestaat uit een multi-etnische lappendeken, uitgesmeerd over onnoembaar vele eilandjes.268 Eenheid was ver te zoeken. Tijdens oorlog en crisis echter, ‘unanimous backing of foreign policy is most likely to occur’. 269 Soekarno gebruikte NieuwGuinea om het Indonesisch nationalisme te bevorderen. Nederland –de oude koloniale overheerser- vormt een ideaal mikpunt. Het Nederlands verzet was dan ook niet geheel misplaatst. De kolonie behoorde niet logischerwijs aan Indonesië toe.270 Nederland volhardt, Soekarno heeft zijn crisis. In 1960 heeft het Nederlands kabinet een presentje in petto. Ter verdediging van de status-quo, besluit de Ministerraad de Karel Doornam –het grootste vliegdekschip van Europa- naar Nieuw- Guinea te zenden. 271 Een prachtig stukje (koloniaal) vlaggenvertoon, een genadegave voor Soekarno’s streven naar eenheid. De snelste vaarroute gaat door het Suezkanaal.
263
Opmerking: buitenstaanders zullen hoge ogen hebben gegooid bij de NL- politiek. Het betreft hier een eiland waarvan de bewoners leven in het stenen tijdperk. Het terrein is onherbergzaam, moerassig en het stinkt. De bewoners hebben veelal geen Europeanen gezien. Nederland wil hen opvoeden tot zelfstandigheid. Dit begint beneden aan de ladder van de menselijke beschaving. De blanke toean wil dat de inlanders ophouden met koppensnellen, zie polygoonnieuws: http://www.geschiedenis24.nl/speler.program.7074140.html De Papoea’s zijn wel bijna even koppig als minister Luns. Zij willen van geen ophouden weten: ‘de resident stelde persoonlijk een onderzoek in (…) maar zoals steeds in dergelijke gevallen, waren de gesnelde koppen weggehaald en ergens verborgen’. 12-08-2011, 17:05. 264 H.W. van den Doel, Afscheid van Indië: de val van het Nederlands imperium (Amsterdam 2000) 314. 265 H.L. Wesseling, ‘Imperial Hangover’, Journal of contemporary History 15 (1980) 125-142, aldaar: 130. 266 Lijphart, Trauma, 193. 267 Waltz, War, 149. 268 Bron: https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/id.html, 13-08-2011, 16:30. 269 Waltz, War, 179. 270 Charles A. Fisher schrijft hierover in ‘West New Guinea in its regional setting’: ‘The Dutch case is stronger. [Their] contention that West New Guinea belongs ethnologically and culturally to the Australasian Pacific borderlands cannot be gainsaid. In: The Yearbook of World Affairs (Londen 1952) 200. 271 Bron: http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2005-2006/Karel-Doorman.html, 12-08- 2011, 17:00.
46
De Nederlandse relatie met Egypte is koeltjes in deze jaren. Net als Faroek ten tijde van de Politionele acties, biedt Nasser zijn bons offices aan inzake de Nieuw- Guinea kwestie. BuZa belegt hierover een vergadering en besluit het volgende: ‘Nederland [kan] in dit land niet het vertrouwen stellen, dat men noodzakelijk in een bemiddelaar zou moeten hebben’.272 Indonesië en Egypte daarentegen, hebben een warme band opgebouwd: ‘De Ambassadeur van de VAR (...) deelde mede dat zijn regering door de Indonesische regering werd verzocht om de Indonesche belangen in het Koninkrijk te behartigen [andersom wordt Nederland vertegenwoordigd door Engeland]’.273 Soekarno komt vrijwel elk jaar bij Nasser op bezoek. Na afloop wordt er altijd een communique uitgegeven waarin (bijvoorbeeld): ‘twee landen met name aan de kaak werden gesteld, namelijk Israel en Nederland’.274 In 1960 mag Nasser zich wederom verheugen in de komst van Soekarno. Busmann houdt zijn hart vast. 3.5 Nasser’s eregast Soekarno Busmann kan rustig ademhalen. Het lijkt helemaal niet te boteren tussen Nasser en Soekarno.275 Busmann is hiervan getuige tijdens een staatsbanket. Nasser houdt een toespraak ‘vol gemeenplaatsen’. Hij betitelt Soekarno als ‘een held van de Afro- Aziatische solidariteit’ en ‘een kampioen van de vrijheid van zijn land’. De Indonesische president luistert koeltjes. Vervolgens neemt Soekarno het woord en zegt: ‘Ik ben helemaal geen held, noch ben ik een kampioen. (…) De ware helden zijn de volken van Azië en Afrika en wat het kampioenschap betreft (...) heb ik alles wat ik heb te danken aan mijn volk’. Hij besluit: ‘I reject your definition’. Het gehoor heeft gespannen geluisterd: ‘Daarvoor bestond goede aanleiding, want voor het eerst heeft iemand het gedurfd Nasser in het openbaar tegen te spreken’. Busmann werpt een blik op de Egyptische gastheer: ‘Het was duidelijk te zien dat deze vrijpostigheid bij Nasser helemaal niet in goede aarde viel’. De ambassadeur bespeurt enige rivaliteit tussen de beide heren, ongetwijfeld met enig genoegen. In het slotcommuniqué is van enige rivaliteit geen sprake. Soekarno en Nasser zijn ‘ongemeen hard uitgevallen’.276 De uitzending van de Karel Doorman wordt veroordeeld als koloniaal vlaggenvertoon. Dat dit communiqué wordt uitgegeven in Egypte, ‘hangt misschien samen met feit dat Suezkanaal onze verbindingsweg is met Nieuw- Guinea’. Minister Luns reageert met een zeer geheim codetelegram: ‘reageren met verzekering van de Nederlandse regering dat elke agressieve of provocatieve bedoeling welke door Indonesië aan reis Doorman wordt toegedicht 272
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.173/642, Codetelegram Busmann aan BuZa, 07-03-1960. NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.173/642, Codetelegram Busmann aan BuZa, 24-08-1960. 274 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, (geheim) Codetelegram Busmann aan BuZa, 27-041960. 275 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27693, Busmann aan BuZa, 26-04-1960. 276 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27693, (geheim) Codetelegram Busmann aan BuZa, 2704-1960. 273
47
daaraan feitelijk volkomen vreemd is’. 277 Hij voegt er aan toe: ‘de Marine heeft overigens keuze laten vallen op route rond de Kaap’. De ambassadeur gaat verhaal halen bij de Egyptische autoriteiten. De Egyptische minister van Buitenlandse Zaken probeert Busmann gerust te stellen. Het communiqué was opgesteld ‘in het kader van de Afro- Aziatische solidariteit’.278 Busmann trekt hard van leer tegen de minister en –naar eigen zeggen- met succes: ‘Ik kreeg de indruk dat zij voelden iets te ver gegaan te zijn’. Luns doet hierover mededeling in de ministerraad.279 Een andere puntje op de agenda betreft de kwestie Goudswaard. 3.6 Het zwaardrecht en de troefkaart Goudswaard hangt de doodstraf boven het hoofd. Minister Luns dringt aan op een mildere straf, ‘teneinde de politieke verhoudingen met Nederland goed te houden’.280 Busmann en consorten dringen aan op gratie. Een schrijven van Schaepman heeft een krabbel van Luns in de kantlijn. Hij waarschuwt ‘niet teveel demarches te ondernemen, teneinde de waarde daarvan niet te doen dalen’. 281 Busmann verzekert de Egyptenaren, ‘dat indien de man zou worden uitgewezen, wij er wel voor zorgen hem de mond te snoeren na zijn terugkeer in Nederland’.282 Het richt allemaal weinig uit. Busmann denkt te weten waarom: ‘wij hebben geen troeven in handen’.283 Hij stelt zich daarom op het volgende standpunt: ‘het zou van belang kunnen zijn de afsluiting van het Cultureel Akkoord voorshands uit te stellen’. 284 Culturele akkoorden werden afgesloten om een “paraplu” te bieden aan een reeks van bilaterale culturele contacten en activiteiten. In geval van Egypte heeft het betrekking op universitaire en wetenschappelijke samenwerking op het gebied van oudheidkunde. In politieke termen, speelt een dergelijk verdrag een marginale rol. Toch wordt de kwestie besproken in de Ministerraad van juni 1960. Het punt wordt aangeroerd door de minster van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen: ‘Minister Cals heeft van de Egyptische ambassadeur vernomen, dat BuZa met de verdere behandeling van een cultureel verdrag traineert, wat zou samenhangen met het proces tegen een Nederlander in Egypte’.285 De Universiteiten van 277
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27693, (zeer geheim) Codetelegram BuZa (Luns) aan Cairo, 29-04-1960. 278 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27693, (vertrouwelijk) schrijven van Busmann aan BuZa, 11-05-1960. 279 NA, Notulen Ministerraad 03-06-1960. 280 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, (geheim) Codetelegram BuZa (Luns) aan Cairo, 1705-1960. Opmerking: In Nederland is het zwaardrecht afgeschaft: ‘de doodstraf kan niet worden opgelegd’, stelt grondwetsartikel 114. 281 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, (geheim) schrijven Schaepman aan BuZa, 10-051963. 282 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van Busmann aan BuZa, 11-01-1963. 283 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van Busmann aan BuZa, 15-02-1962. 284 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van Busmann aan BuZa, 20-09-1960. 285 NA, Notulen Ministerraad 03-06-1960.
48
Leiden en Utrecht onderhouden goede contacten met Egypte ‘maar door het uitblijven van het verdrag heeft men weinig gelegenheid om deel te nemen aan de conserverende werkzaamheden’. Minster Luns en Minster Cals komen overeen de beide kwesties van elkaar gescheiden te houden. BuZa is er niet gerust op. De vrees bestaat dat de ondertekening van het akkoord samenvalt met het vonnis. 286 Dit dient te worden vermeden, ‘ten einde (…) een weerslag op de publieke opinie te voorkomen’.287 Het zit de Egyptenaren ook niet helemaal lekker: ‘de VAR ambassadeur [heeft] uitstel van de ondertekening van het verdrag verzocht’. 288 BuZa is echter ‘gebonden aan de uitspraak van de ministerraad’. Minister Cals houdt voet bij stuk. De minister had geen tijd voor uitstel, zoals blijkt uit zijn toespraak in Egypte: ‘Zoals bekend zullen – wanneer niet tijdig afdoende maatregelen worden getroffen- zeer belangrijke monumenten onder water komen te staan zodra de bouw van de ontworpen Assoean- dam voltooid is’.289 Het verdrag wordt op 8 december 1960 ondertekend. 290 Busmann moet het doen zonder “troefkaart”. 3.7 Spion voor het gerecht De kwestie Goudswaard geeft inzage in de Nederlandse beeldvorming omtrent Egypte. Deze is ronduit negatief. De argwaan bestaat, ‘dat het proces Goudswaard op frauduleuze wijze geënsceneerd is, om niet alleen Israel maar ook Nederland in het diskrediet te brengen’.291 Het proces ‘roept herinneringen op aan het al lang geleden proces tegen [Marinus] van der Lubbe’.292 BuZa walgt van de Egyptische rechtstaat, bestaande uit ‘spectaculaire processen’, ongetwijfeld ‘om er politieke munt uit te slaan’. 293 Het voorarrest duurt veel te lang en er geen hoger beroep mogelijk. 294 De enige uitweg is gratie en dit hangt 286
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Schrijven van Eysinga (TZ) aan BuZa, 29-07-1960. NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, memorandum, 03-10-1960. 288 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, memorandum, 03-10-1960. 289 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.173/191, ‘bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders uit Nederland aan Egypte, Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen J.M.L.T Cals’, Schrijven Cals aan Busmann (toespraak in bijlage), 07-02-1961. 290 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/13016, Ondertekening Cultureel verdrag, 08-12-1960. Opmerking: Het Rijksmuseum te Amsterdam geeft de aftrap voor de nieuwe samenwerking door het geven van een expositie ‘van kunstwerken die voor het eerst buiten de grenzen van Egypte tentoongesteld worden’: http://www.youtube.com/watch?v=c8ivfyKqDWA, 17-10-2011, 23:40. 291 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van Busmann aan BuZa, 20-09-1960. 292 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, memorandum, 22-04-1960. 293 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, memorandum, 25-04-1960 En: NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Schrijven van Eysinga (TZ) aan BuZa, 29-07-1960. 294 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Schrijven van Busmann aan BuZa, 23-04-1960. 287
49
geheel af ‘van de politieke opportuniteit’.295 De advocaat van Goudswaard geeft tijdens het proces ‘een motivering voor het feit dat hij als Arabisch advocaat de verdediging van hen die tegen zijn land hadden gewerkt, op zich had genomen’. 296 De beeldvorming wordt bekroond door ‘de grote portretten van de vol trots zijn hagelwitte tanden tonende, grijnzende president en van de Beria- achtige, verfijnd sadistisch- glimlachende Minister van Binnenlandse Zaken’. 297 Halverwege april 1960 verschijnt de kwestie Goudswaard in de Nederlandse media: ‘Tien arrestaties in de VAR, ook een Nederlander’, zo kopt de NRC op 21 april. 298 Goudswaard is ‘een van de voornaamste spionnen voor de Israëlische inlichtingendienst’, aldus het Algemeen Dagblad. 299 Op 22 april staat de kwestie op de voorpagina van de Telegraaf: ‘Cairo wil doodstraf voor Amsterdammer Goudswaard’, zo kopt het artikel. 300 De krant schets een scenario waarbij ‘drie Egyptische kolonels’ zullen beschikken over het leven van een ‘Nederlandse zakenman’. Egypte wordt getypeerd als een soort bananenrepubliek: ‘In beschaafde landen is het gebruikelijk dat de (…) vertegenwoordiging in kennis wordt gesteld als een buitenlander van zijn vrijheid wordt beroofd’. Een aparte column kopt: ‘Goudswaard, een “self-made man”’. De Egyptische ambassadeur –op bezoek bij BuZa- uit zijn ongenoegen over dit artikel. 301 Eysinga schrijft dat het Egyptische ministerie van BuZa ‘met argusogen de uitlatingen van de Nederlandse pers (…) bespiedt’. 302 ‘De Nederlandse pers’ –zo schrijft Eysinga- ‘heeft blijk gegeven deze kwestie niet te willen opblazen’. 303 Hier wordt in Egypte anders over gedacht. De krant Al Gomhouria velt een vernietigend oordeel over de Nederlandse berichtgeving. 304 De krant spreekt over een ‘krankzinnig offensief tegen de VAR’ en stelt: ‘waarom valt de Nederlandse pers ons aan en publiceert het leugens over ons?’ De krant denkt het antwoord te weten: ‘In Nederland is de Zionistische octopus doorgedrongen’ en deze heeft ‘zijn vuile nagels gezet in enkele van de regeringsapparaten en heeft deze uitgebuit voor haar eigen belang’. Meeuwis Goudswaard wordt getypeerd als ‘gevaarlijke Nederlandse spion’ en ‘de leider van de zionistische organisatie’. Hij zou zijn instructies hebben gekregen vanuit Amsterdam, de ‘spreekbuis van de 295
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van dr. van Loon aan BuZa, 15-02-1962. Opmerking: In Nederland is gratie geregeld in de grondwet: ‘gratie wordt verleend bij Koninklijk besluit na een advies van een bij de wet aangewezen gerecht en met in achtneming van bij of krachtens de wet te stellen voorschriften’. Het betreft hier artikel 122. 296 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Schrijven van Busmann aan BuZa, 14-06-1960. 297 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Bijlage dr. van Loon gevangenisbezoek, Schrijven van Busmann aan BuZa, 28-12-1961. 298 Zie VI Bijlagen, pagina 17. 299 Ibidem, pagina 18. 300 Ibidem, pagina 19. 301 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, memorandum, 25-04-1960. 302 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Schrijven van Eysinga (TZ) aan BuZa, 29-07-1960. 303 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Schrijven van Eysinga (TZ) aan BuZa, 29-07-1960. 304 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Schrijven van Busmann aan BuZa, 28-05-1960.
50
octopus’. Nederlandse kranten zijn ‘fanatiek pro- Israel’ want Israel is een ‘werktuig van het kolonialisme. De krant besluit: ‘Nederland is geworden tot zacht deeg in de handen van Israel’. Goudswaard ontsnapt aan de doodstraf. Hij krijgt 15 jaar gevangenisstraf en een geldboete.305 Dwangarbeid blijft hem –omwille van zijn leeftijd- bespaard. 306 Hij krijgt maandelijks bezoek van de Nederlandse Ambassade te Cairo. Bij deze gelegenheid krijgt Goudswaard ‘2 plakken melkchocolade, 400 sigaretten en wat vers fruit’.307 Dit vindt gretig aftrek, gezien hij ‘de rommel van het land niet wenst te eten’. 308 Goudswaard ligt vrijwel de hele dag op bed.309 Hij wordt langzaam levensmoe. 310 Een andere keer echter, stelt Goudswaard: ‘op een dag, waarschijnlijk op een zondag, sta ik voor de deur van de ambassade (…) maar kom ik in ieder geval nog even afscheid nemen’. 311 De stemmingswisseling lijkt af te hangen van het laatste geziene “filmpje”. 312 Om gratie te krijgen, besluit Goudswaard tot een hongerstaking: ‘Hij kwam binnen’ –zo schrijft dr. van Loon- ‘slechts ondersteund door twee medegevangenen’.313 De aanpak is niet zonder verdienste. Goudswaard wordt na enkele jaren vervroegd vrijgelaten. 314 3.8 Een drievoudig snoer wordt (…) spoedig verbroken In 1961 treedt John F. Kennedy aan als president van de Verenigde Staten. Kennedy staat een andere politiek voor ogen: ‘As a Senator, he had questioned Dulles’s hostility towards Neutralism. (…) He respected and liked (…) Nasser’. 315 Het Amerikaans beleid blijft niet zonder gevolg. In 1962 wordt er weer een “Bandoengconferentie” gehouden, ditmaal in Cairo. In het slotcommuniqué is sprake van noch imperialisme noch neo- kolonialisme. Nasser betoont zich de staatsman ‘die in niet geringe mate de toon en het eindresultaat der conferentie lijkt te hebben bepaald’.316 Minister Luns zal grote moeite hebben zijn “case” te verkopen aan (de gebroeders) Kennedy. 317 305
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van Schaepman aan BuZa, 15-07-1961. NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van Busmann aan BuZa, 09-11-1960. 307 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van Schaepman aan BuZa, 08-11-1962. 308 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Schrijven van Busmann aan BuZa, 02-11-1960. 309 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461 Schrijven van Busmann aan BuZa, 17-10-1960. 310 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van Schaepman aan BuZa, 05-04-1962. 311 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Schrijven van Busmann aan BuZa, 28-12-1961. 312 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/7900, Schrijven van Busmann aan BuZa, 09-11-1960. 313 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van Loon (TZ) aan BuZa, 01-08-1963. 314 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/27461, Schrijven van Schaepman aan BuZa, 10-08-1963. 315 Herring, Colony to Superpower, 711-713. 316 NA, Archief van de Ambassade in Egypte 1955-1974, 2.05.173/686, ‘conferentie van Niet-gebonden Landen te Cairo in 1962’, (geheim) Codetelegram Cairo (Schaepman) aan BuZa, 19-07-1962. 317 James Kennedy, Babylon, 51. Opmerking: Luns wordt tevens tegengewerkt door prins Bernhard: http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2001-2002/Het-einde-van-Nieuw-Guinea-een-prins-inde-wereldpolitiek.html , 25-08-2011, 10:10. Prins Bernhard (1911-2004) zei hierover: ‘Rijkens, Konijnenburg en ik waren het honderd procent met elkaar eens dat er geen gedonder moest zijn over Nieuw-Guinea. Gelijk wegdoen, afstaan. Iets anders was niet in het Nederlands belang. Ik was als inspecteur- generaal en als lid van de 306
51
Kennedy legt een verband tussen Soekarno’s ambities enerzijds, en de ambities van de Nehroe anderzijds. De Indiase premier heeft zijn zinnen gezet op de Portugese enclave Goa. Zowel Soekarno als Nehroe dreigden met geweld en gelijktijdige invasies konden niet worden uitgesloten. Op 17 December gaat Nehroe over tot actie. Busmann bericht hierover aan BuZa: ‘De Indiase agressie tegen de Portugese enclaves heeft hier een goede pers’. 318 Hij vervolgt: ‘Men kan een analoge reactie verwachten voor het geval Soekarno tegen Nederland (…) naar de wapens zou grijpen’. De Egyptische pers bejubelt intussen het ‘communique van Krishna Menon [defensieminister India] waarin deze de VAR ervoor bedankt de doorvaart van het Suez kanaal van Portugese strijdkrachten bestemd voor India te hebben geweigerd’. Busmann doet direct navraag bij de Egyptische autoriteiten. Deze ontkennen de berichtgeving (onder vier ogen) zonder er publiekelijk afstand van te doen. Soekarno heeft intussen het Indonesische leger gemobiliseerd. In de maand Januari 1962 verschijnen er verontrustende berichten in de Nederlandse en buitenlandse pers: ‘De VAR’ –zo bericht de Trouw op 17 januari- ‘zal geen Nederlands militair vervoer dat tegen Indonesie gericht is door het Suez kanaal toestaan’. 319 Aldus zou de Egyptische legerleider Amer hebben geproken te Jakarta. Amer, tevens vice-president, stond bekend als de rechterhand van Nasser: ‘Hij heeft verklaard’ –zo bericht de Telegraaf de volgende dag- ‘dat Cairo het Indonesische standpunt volkomen deelt’.320 Het Engelse dagblad Times heeft het signaal ook opgepakt: ‘Suez canal may be closed to Dutch’, luidt de titel: ‘UAR promise to Indonesia’, zo stelt het onderschrift. 321 BuZa roept de Egyptische vertegenwoordiger op het matje. Deze stelt dat de pers ten onrechte uitspraken toeschrijft aan Amer.322 BuZa echter, is niet tevreden en spreekt van ‘een ernstige kwestie’. Of de heer Tawfic zo vriendelijk wil zijn ‘de juistheid van deze berichten te verifiëren bij de regering van Egypte’. Nasser –sleuteldrager van het Suezkanaal- bevindt zich in een netelig parket. Douanegelden vormen een stabiele bron van inkomsten. Landen als Egypte hebben geen efficiënt systeem om belastingcenten te genereren.323 Dit wordt gecompenseerd aan de “poort”, door middel van visa, import en exportbelasting enzovoort (de zogenaamde poortwachterstaat). Het is in dit licht, dat de volgende uitspraak moet worden begrepen: ‘Ik zal intussen op de hier gesignaleerde nieuwsgierigheid attent blijven die mijns inziens verband houdt met vrees voor
Verdedigingsraad er helemaal tegen om daar zelfs maar een soldaat naar toe te sturen. Voor wat? Nederlanders zouden moet sterven voor iets dat onzin was’. In: Broertjes en Tromp, ‘Bernard Spreekt’, de Volkskrant (14-122004, Bijlage) 13. 318 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.173/642, schrijven van Busmann aan BuZa, 19-12-1961. 319 Zie VI Bijlagen, 20. 320 Ibidem, 20. 321 Ibidem, 20. 322 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/8576, Memorandum BuZa, 18-01-1962. 323 Cleveland, Modern Middle East, 316.
52
derving van deviezeninkomsten’. 324 Vanuit politiek oogpunt ligt de kwestie anders. Nasser werd gezien –en zag zichzelf- als “kampioen van het antikolonialisme”. De massa opzwepen is leuk maar lastig wanneer de achtergrond zich kenmerkt door een koloniale Armada op doorvaart. De Egyptische ambassadeur te Oslo geeft de hint tijdens een persconferentie: ‘Sabri zegt dat Nederland tot nog toe het Panamakanaal gebruikt “because the Dutch are at present trying to improve trade-relations with the UAR and are abstaining from steps that might embarrass us”’. 325 Busmann pleit voor een sterk signaal: ‘Wij zouden Nasser lelijk in de kaart spelen indien we (…) eventuele oorlogsschepen bestemd voor Nieuw- Guinea rond de Kaap zouden zenden.326 Doen wij dit dan geven wij daardoor nolens volens de indruk dat ons recht op vrije doorvaart niet vanzelfsprekend is’. Busmann spreekt over ‘de onaantastbare rechten’, geregeld in het verdrag van Constantinopel (1888). Nederland kan (en moet) dit aantonen: ‘Hiermee geven wij president Soekarno de gelegenheid zich te verdiepen in de vraag wat de zo gul gegeven “full support” van Nasser in de praktijk waard is’. Machtsvertoon is echter voor landen waarvan de positie op meer berust dan in het verleden behaalde resultaten. Als kleine mogendheid op retour heeft Nederland maximaal belang bij het internationaal recht. Hiermee kan de sterkere, opkomende mogendheid worden beteugeld. Een memo uit 1953 (BuZa) typeert het verdrag van Constantinopel als ‘verouderd Westers imperialisme’. 327 Er zou een nieuw regeling moeten komen, ‘op basis van gelijkgerechtigheid’. Destijds echter, zat Egypte nog stevig ingebed in “the British empire”. In de nadagen van het Suez conflict is het verdrag weer snel afgestoft. Enerzijds is dit heel cynisch, anderzijds vloeit ethiek nu eenmaal voort uit (onze) preferenties. 328 Friedrich Nietzsche schrijft hierover in genealogie van de moraal: ‘[Degene die] gewelddadig is in zijn werk en zijn optreden, wat heeft die met verdragen te maken?’. 329 Ongetwijfeld tot grote teleurstelling van ambassadeur Busmann, zouden alle oorlogsschepen zich langs andere weg naar Nieuw- Guinea begeven.
324
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/8576, Schrijven van Busmann aan BuZa, 03-05-1962. NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/8576, vertrouwelijk codebericht (Oslo) aan BuZa, 05-061962. 326 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.118/8576, Codebericht Busmann aan BuZa, 22-01-1962. 327 NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.117/9348, Memorandum BuZa, 22-09-1953. 328 Carr, Twenty Years Crisis, 68. 329 Friedrich Nietzsche, De genealogie van de moraal: een Strijdschrift (Amsterdam 2000) 79. Thucydides –een Griek uit de oudheid- benoemt hetzelfde in de ‘onderhandelingen met de Meliers over de overgave van hun stad’: ‘Wij zijn van oordeel dat wij beiden moeten bereiken wat mogelijk is volgens ons werkelijk inzicht, omdat gij evengoed weet als wij, dat in de menselijke verhoudingen het recht geldt, als de noodzaak daartoe voor beide partijen gelijk is, maar dat de sterkere doet wat in zijn macht ligt en dat de zwakkere het zich laat weggevallen’. In: De Peloponnesische Oorlog (Amsterdam 2003) 333. 325
53
Recapitulatie Nieuw- Guinea belandt eind 1962 in de handen van de Verenigde Naties. Het paternalistisch idealisme en de bescheiden ambities van Nederland, zijn bezweken onder krachten en invloeden van buitenaf. 330 Binnen een jaar wordt de (rest) kolonie overgedragen aan Indonesië. Het is allemaal treurnis en ellende voor Nederland. Het kan alleen een rol spelen indien het internationaal recht wordt gerespecteerd. Mogendheden als Egypte daarentegen, veronachtzamen de regels. Het is een bananenrepubliek waar “spectaculaire processen” plaatsvinden, enkel “om er politieke munt uit te slaan”. Egypte speelt een opportunistisch spelletje machtspolitiek, precies datgene waar Nederland –rechtschapen en principieel- een afkeer van heeft.
330
Kennedy, Babylon, 53.
54
IV: Conclusie De hoofdvraag van deze scriptie luidt: Hoe beleefde het koloniale Nederland de opkomst van Egypte als antikoloniale mogendheid (1952-1962) en in welke mate werd de relatie hierdoor beïnvloed? De vraag is getoetst aan drie eikpunten: de staatsgreep van 1952, de Suez crisis van 1956 en de Nieuw-Guinea kwestie. Hieruit is gebleken dat de Nederlands-Egyptische betrekkingen aanzienlijk verslechteren naarmate Egypte zich opwerpt als antikoloniale aanvechter van de status-quo. In 1952 wordt Egypte in het geheel niet door Nederland gewantrouwd. Tien jaar later wordt iedere ontwikkeling in Egypte door de Nederlanders met argwaan bespied. De omslag vindt plaats ten tijde van het Suez conflict en hangt nauw samen met de Nederlandse politiek ten aanzien van Nieuw-Guinea (en het resulterende conflict met Indonesië). De onderstaande uiteenzetting zal dit nader beargumenteren. De staatsgreep van 1952 geniet algemene instemming, zowel in de Nederlandse pers als bij het gezantschap te Cairo. Dit oordeel is met name gebaseerd op de binnenlandse toestand in Egypte. Koning Faroek had zijn belofte immers niet ingelost en was een gecorrumpeerde ‘fat cat’ geworden. Zijn val wordt niet geïnterpreteerd in termen van het wereldomvattende (anti)kolonialisme. Waarom is dit? De staatsgreep hangt nauw samen met Faroek’s buitenlandbeleid. De Koning had veel furore gemaakt maar de Britten lieten zich niet wegjagen uit de kanaalzone. Faroek faalt, het leger grijpt in. Deze causaliteit wordt door de Nederlanders gemarginaliseerd. Wanneer het buitenlandbeleid toch ter sprake komt, schaart Nederland zich aan de zijde van het leger. Faroek lag immers om ramkoers met de koloniale mogendheden en probeerde ‘zoveel mogelijk landen tot erkenning van de dubbele koningstitel te bewegen’. Met de nieuwe machthebbers kon een frisse start worden gemaakt. Het is deze onbevangenheid, de naïeve wijze waarop de staatsgreep wordt geïnterpreteerd, die genadeloos wordt afgestraft door Nasser’s nationalisatie van de Compagnie Universelle du Canal de Suez (1956). Feitelijk beoordeelt Nederland de staatsgreep als een interne aangelegenheid. De koloniale dimensie maar ook de wereldomvattende Koude Oorlog blijven buiten beschouwing. Wat rechtvaardigt deze keuze? Is de Koude Oorlog niet veel relevanter voor Nederland dan het levenspeil van de Egyptische fellahin? Zo ja, waarom wordt de staatgreep dan niet geanalyseerd vanuit deze insteek? Een koning oriënteert zich –in de Koude Oorlog context- in beginsel op het Westen. Een monarchie bekroont immers de hiërarchische structuur die communisten willen omverwerpen. Faroek lag overhoop met het Westen, dat is waar. Hij zou echter niet snel zijn overgelopen naar het Oosten. Een Junta daarentegen, kan zonder schroom het communisme omarmen. Dit gevaar wordt door de Nederlanders buiten beschouwing gelaten. Binnen enkele jaren echter, geraakt het Midden- Oosten verdeeld tussen (conservatieve) monarchieën -gelieerd aan het Westen- en (radicale) republieken.
55
Nederland beoordeelt revoluties van latere datum juist wel in wereldomvattende termen. Als in Irak de monarchie wordt opgedoekt (1958), stelt BuZa: ‘er is opnieuw een westers steunpunt in het Midden- Oosten gevallen’. 331 De analyse vervolgt: ‘van de zijde der VAR en Sovjets zal alles in het werk worden gesteld de toestand te consolideren nu de buit binnen is’. In Jordanië wordt in ditzelfde jaar de troon veiliggesteld door 2200 Britse mariniers.332 Minister Luns zegt hierover: ‘zonder de Amerikaanse en Britse interventie [zou] Jordanië zeker voor het Westen verloren zijn gegaan’.333 Na de val van koning Idris (Libië, 1969) schrijft de ambassadeur te Tripolie: ‘de op maandag (…) gevormde regering (…) laat geen twijfel over de kleur van het nieuwe bewind, deze is duidelijk pro- Nasser’.334 De revoluties worden niet langer beoordeeld als een interne aangelegenheid maar geanalyseerd in termen van de wereldpolitieke constellatie. Wellicht dat de revolutie van 1952 heeft geleid tot deze conceptuele verandering. Nasser’s nationalisatie (1956) wordt in Nederland weinig gewaardeerd. Ten eerste ontbreekt de wettelijke basis. Het betreft een opportunistisch stukje machtspolitiek waar het land van ‘Grotius Mare Liberum’ niet van is gediend. Nederland is immers relatief zwak en onbeduidend. Het kan enkel meepraten wanneer de sterkere wordt beteugeld door verdragen en internationale recht. Ten tweede lijkt de nationalisatie deel uit te maken van een patroon. Soekarno –de president van Indonesië- verwijst allerhande overeenkomsten naar de prullenmand. Egypte en Indonesië zijn bondgenoten binnen het Neutralisme, een club antikoloniale aanvechters. Nederland wantrouwt deze mogendheden. Soekarno wordt geregeld ‘gespot’ als Nasser’s eregast en beide heren dienen te worden teruggefloten. Het derde bezwaar betreft de operationalisering van het Suezkanaal. De Egyptenaren ‘doen alles om het verkeer normaal doorgang te doen vinden’ maar de Nederlandse regering is niet overtuigd. Dit geldt ook voor de Nederlanders ter plaatse. De arbeiders verklaren zich unaniem loyaal aan de Brits-Franse Compagnie Universelle du Canal de Suez. Gedurende het militair conflict speelt Nederland een rol in de politieke luwte. Verschillende schepen echter, verkeren te midden van de storm en minister Luns bemoeit zich persoonlijk met hun lot. De bemanning van de Lemsterkerk wacht een weinig aangename tijd tussen nerveuze en anti-Europees gezinde Egyptenaren. Het verhaal van de Fedala beschrijft het conflict uit eerste hand. De bemanning wordt tot hongers toe opgehouden en de Nederlandse ambassade moet eindeloos protesteren. De redenen achter het oponthoud zijn ambivalent en 331
NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/28704, ‘situatie in het MO na de staatsgreep in Irak en de BritsAmerikaanse interventie’, (geheim) codebericht Ambassadeur (Jeruzalem) aan BuZa, 22-07-1958. 332 Ben-Zvi, Decade, 75. 333 NA, BuZa Codearchief 1955-1964, 2.05.118/28704, (geheim) codebericht BuZa (Luns) aan Cairo, 22-07-1958. 334 NA, Ambassade te Libië 1955-1974, 2.05.206/64, ‘gevolgen van de staatsgreep 1969-1970’, Ambassadeur aan BuZa, 12-09-1969. Kolonel Khadaffi reist nog hetzelfde jaar af naar Egypte voor een ontmoeting met president Nasser: http://www.youtube.com/watch?v=DQZmMpqJcVk&feature=related, 07-10-2011, 11:30.
56
vaag. Dit zal de Nederlandse beeldvorming van Egyptische willekeur –en incapabelheidongetwijfeld hebben versterkt. De koloniale mogendheden delven het onderspit en Nederland staat voor een fait accompli. Nederlandse loodsen mogen in Egypische staatsdienst treden. Wat betreft de doorvaart ‘zal Nederland’ –aldus minister president Drees- ‘niet anders kunnen doen dan de belangrijkste andere gebruikers van het Suezkanaal’. Het Suez conclict brengt een kentering teweeg in de Nederlands-Egyptische betrekkingen. Dit heeft verschillende redenenen. Eerdere berichten van een ‘Duitse geest, die thans zo’n invloed in Egypte begint te krijgen’, lijken te worden bewaarheid. 335 Egyptische Joden vluchten en masse, verhalend over confisqaties en vervolging. In Nederland, ‘waar sympathien voor het Joodse standpunt vaak de overhand hebben’, betekent dit een Public Relations disaster (voor Egypte). Nederland krijgt ook te maken met een assertieve Algemene Vergadering (VN). De Niet-westerse wereld heeft een enorme ‘boost’ gekregen door Nasser’s overwinning. De koloniale mogendheden krijgen het vuur aan de schenen en ‘wat betreft Nederland is de Nieuw- Guinea kwestie weer op de agenda gezet’. Dit begint nu echt een heet hangijzer te worden. Enerzijds heeft Egypte de volledige zeggenschap over het kanaal. Anderzijds verkeren de Nederlands- Indonesische betrekkingen in een permanente crisis. Een invasie van NieuwGuinea kan niet worden uitgesloten en Nederland wil de defensie van het eiland aanscherpen. Deze combinatie van factoren leidt tot oplopende spanningen met Egypte. Nederland wil zich handhaven als koloniale (middelgrote) mogendheid. Egypte, Indonesië en andere koloniale aanvechters willen hier een stokje voor steken. De crisispolitiek van deze mogendheden is Nederland een doorn in het oog. Nederlanders houden niet van ‘brinkmanship’. Indien Nieuw-Guinea moet worden afgestaan, dan dient dit geleidelijk en volgens regels te gebeuren. Egypte en Indonesië benaderen de diplomatie geheel anders. Soekarno dreigt met geweld, mobiliseert zijn leger en verheft ‘Irian’ tot een strijdkreet. Nasser doet niet zoveel maar het blijkt ‘bijna ondoenlijk Egyptenaren vast te leggen op een concreet punt’. Enerzijds wordt het Verdrag van Constantinopel (1888) met de mond beleden. Anderzijds krijgt Nederland de hint ‘to abstain from steps that might embarrass us’. Rechtszekerheid is ver te zoeken. De sluimerende Nieuw-Guinea kwestie leidt langzaam tot een verbittering van Nederlandse zijde. Feitelijk heeft Egypte nooit iets tegen Nederland ondernomen (1952-1962). Het buitenlandbeleid van koning Faroek en van president Nasser wordt gekenmerkt door een hoge mate van continuiteit: ‘Andere Egyptische aspiraties zijn’, zo schrijft de gezantschapattaché ten tijde van Faroek, ‘het leiderschap van de Arabische Liga, de vernietiging (…) van Israel en (…)
335
NA, Archief van het Gezantschap in Egypte, 2.05.143/778, Gezant aan BuZa, 06-12-1952.
57
neutraliteit tussen Oost en West’.336 Dit zijn tevens de speerpunten ten tijde van Nasser. De continuïteit geldt evengoed voor de kwestie Nieuw- Guinea. Koning Faroek en president Nasser kiezen beiden partij voor Soekarno. Geen van beiden hebben ooit daadwerkelijk het kanaal gesloten voor Nederlandse oorlogsbodems. Het verschil wordt gemaakt door de Suezcrisis van 1956. Hier had Nasser zijn tanden laten zien. Dit -de daad bij het woord voegen- had Faroek nooit gedurfd. De Indonesiërs verspreiden intussen allerhande geruchten. Deze worden nimmer ontkend, waardoor BuZa wordt gedwongen er aandacht aan te besteden. Een gefrustreerde koloniale mogendheid stuurt vervolgens zijn fregatten rond de Kaap of door het Panamakanaal. Nederland bevestigt daarmee de rol van Egypte als leidende anti- koloniale mogendheid. De Nederlandse houding ten aanzien van Egypte verandert aanzienlijk met het verlies van Nieuw- Guinea (1962). Het verlangen nog enige (onafhankelijke) rol te spelen in de wereldpolitiek wordt afgedankt en weggedaan. Het nieuwe credo luidt internationale samenwerking en interdependentie.337 Nu de (koloniale) angel is weggenomen vormt het (antikoloniale) Egypte niet langer een bedreiging. Minister Luns brengt Nasser in 1968 een bezoek: ‘na enige algemeenheden’ –zo schrijft Luns - ‘kwam het gesprek op het Midden- Oosten’.338 Dit thema –waar Nederland part noch deel aan heeft- domineert de agenda: ‘het onderhoud (…) werd afgesloten met een opmerking over de bilaterale betrekkingen’. De ‘afschuwelijke Nasser’, zoals Luns hem typeerde in 1956, ondergaat een totale metamorfose. Zijn overlijden – in 1970- wordt zowaar betreurd in de Ministerraad: ‘Nasser was de enige in de Arabische wereld die over voldoende gezag beschikte om uiteindelijk vrede met Israel te kunnen bereiken’.339 Egypte wordt nu veel meer gezien als een lokale speler, onderdeel van een regionaal probleem. De Egyptische houding ten aanzien van het Westen is veel veranderd sinds de periode van deze scriptie. Onder Nasser was Egypte een aanvechter van de status-quo. In de jaren zestig staat hij in de ring met het Saoedi’s- koningshuis. Het titelgevecht vindt plaats in Jemen, alwaar de (conservatieve) vorst wordt aangevochten door (radicale) militairen. Nasser richt zich ook op de binnenlandse politiek ‘maar het blijft evenwel de vraag’ –zo schrijft de Nederlandse ambassadeur in 1966- ‘of Nasser (…) zijn prestige in de Arabische wereld [kan] handhaven zonder van tijd tot tijd onrust te zaaien’.340 Een jaar later komen de kogels uit onverwachte
336
NA, BuZa Codearchief 1945-1954, 2.05.117/17226, Rapportage van Gezantschapssecretaris aan gezant, 12-041952. 337 Kennedy, Babylon, 50-77, aldaar: 53. 338 NA, J.M.A.H. Luns 1893-2002, 2.21.351/1137, ‘1966-1971’, Codetelegram (Luns) aan BuZa, 05-06-1968. 339 NA, Ministerraad, 02-10-1970. 340 NA, BuZa Codearchief 1965-1974, 2.05.313/ 10518, ‘VAR, staatsbezoeken en toespraken: Gamal Abdel Nasser 1965-1970’, Schrijven TZ (van de Berg) aan BuZa, 01-12-1966.
58
hoek. Het Arabische Nationalisme zou de (Zesdaagse) genadeklap nooit te boven komen. 341 Egypte geraakt aan de bedelstaf en Nasser sterft een gebroken man. Anwar al-Sadat, zijn opvolger, sluit vrede met Israel en hangt Egypte aan een westers infuus (1977). 342 Onder Mubarak wordt Egypte de politieagent van het Midden- Oosten, een (westers) instrument ter behoud van rust en orde. De (voormalige) aanvechter is daarmee een verdediger van de statusquo geworden. Op 11 februari 2011 wordt het Mubarak-regime door het leger naar huis gestuurd. Vergelijkbaar met de krantenkoppen in 1952, geniet het legeroptreden algemene instemming in de Nederlandse pers: ‘Hij wantrouwde zelfs zijn eigen schaduw’, aldus een profielschets van Mubarak in de Volkskrant (12 februari); ‘Dertig jaar verloedering’, zo kopt het NRC Handelsblad; ‘Mubarak, eerst geroemd, later verguisd’, aldus het Reformatorische Dagblad. De staatsgreep wordt uitgelegd als een overwinning voor de democratisch gezinde (kleine) Egyptenaar: ‘zo klinkt een woedend en vastbesloten volk’, aldus het Nederlands Dagblad.343 Mubarak –zo zingen de krantenkoppen in koor– had zijn belofte niet ingelost en was een gecorrumpeerde dictator geworden. De staatsgreep wordt toegejuicht met hetzelfde enthousiasme als de staatsgreep in 1952. De Nederlandse interpretatie wordt sterk beïnvloed door de levensomstandigheden in Egypte. Deze zijn –zo lezen de Nederlandse dagbladen- beroerd en daarom dient de omwenteling te worden toegejuicht. Wat rechtvaardigt deze analytische insteek? Zijn de wereldomvattende consequenties niet veel relevanter voor Nederland? Zo ja, is het westers belang gediend bij de val van Mubarak? De krantenkoppen antwoorden bevestigend. Waarom? Mubarak had een westerse oriëntatie en behield de vrede met Israel (het Westen welgevallig). Het tweede speerpunt in het bijzonder, vindt weinig weerklank onder de Egyptische bevolking. 344 Over de democratische “credentials”van de kleine Egyptenaar is weinig bekend en zie: ‘The proposed coalition’, zo schrijft The Economist op 16 juni, ‘to be headed by the Wafd Party and the Muslim Brotherhood (…) represents something both old and new in Egypt’s turbulent new politics’.345 Het machtsvacuüm schept ruimte voor oude bekenden. De Arabische Lente –dit is zeker- heeft een einde gemaakt aan het Tijdperk der Vrije Officieren. In hoeverre er sprak is van een nieuw tijdperk, moet nog blijken: ‘de wind [immers] waait waarheen hij wil, je hoort zijn geluid maar je weet niet vanwaar hij komt of waar hij heen gaat’. 341
Opmerking: de ogen van president Nasser drukken dit beter uit dan woorden ooit kunnen zeggen: http://www.youtube.com/watch?v=R_fZG6_SDus&feature=feedf, 25-08-2011, 21:21. 342 Opmerking: dit “infuus”betreft het Internationaal Monetair Fonds (IMF). 343 ‘Hij wantrouwde zelfs zijn eigen schaduw; profiel Hosni Sayyid Mubarak’, DeVolkskrant (12 feb. 2011) 6. ‘Dertig jaar verloedering; onder het bewind van Mubarak is zijn land gemarginaliseerd: wat Mubarak achterlaat’, NRC Handelsblad (12 feb. 2011) 2. ‘zo klinkt een woedend en vastbesloten volk’, Nederlands Dagblad (12 feb. 2011) 4. 344 De Israëlische ambassade verandert op 09-09-2011 in een inferno. De BBC bericht hierover in het volgende filmpje: http://www.youtube.com/watch?v=XFj0YlrknCw, 28-10-2011, 18: 25. 345 ‘Egypt’s new coalition, Is it for real?’, The Economist 25 (2011) 46.
59
V: Bibliografische verantwoording Primaire bronnen NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Codearchief 1945-1954, nummertoegang, 2.05.117: Inventarisnummer: 9662, ‘belemmering van het scheepvaartverkeer door het Suezkanaal in 1950’. Inventarisnummer: 10097, ‘het aanbieden van postzegels van Nederland en Nieuw- Guinea aan de koning van Egypte en de keizer van Ethiopië’. Inventarisnummer: 13641, ‘Koning Faroek en de Koninklijke familie 1945-1954’. Inventarisnummer: 13642, ‘voorlopige regentschapsraad’. Inventarisnummer: 13643,’Generaal Naquib 1952-1955’. Inventarisnummer: 14306, ‘Egypte 1950-1954’. Inventarisnummer: 14622,’ambassadeursconferentie 1951’. Inventarisnummer: 14854,’verheffing van Gezantschappen tot Ambassades 1948-1954’. Inventarisnummer: 15756, ‘moeilijkheden met geloofsbrieven in verband met titelwijziging voor koning Faroek’. Inventarisnummer: 15763, ’Indonesië 1945-1954’. Inventarisnummer: 17226, ‘Egypte- Tsechoslowaakse wapenleveranties, organisatie van de luchtmacht, militaire rapporten 1947-1954 ’. Inventarisnummer: 17274: ‘defensie maatregelen en militaire positie op Nieuw- Guinea’. Inventarisnummer: 22274, ‘Egypte 1947’. Inventarisnummer: 22359, ‘mogelijk militair ingrijpen van Indonesië in Nieuw- Guinea 19501951’. Inventarisnummer: 26484, ‘behandeling van de Nieuw- Guinea kwestie tijdens de negende Algemene Vergadering’.
60
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Codearchief 1955-1974, toegangsnummer, 2 05 118: Inventarisnummer: 7789, ‘Egypte: rechtsgevolgen voor Nederlandse loodsen om in dienst te treden bij de Egyptische Suezkanaal Maatschappij’. Inventarisnummer: 7900, ‘VAR proces tegen M. Goudswaard wegens spionage namens Israel’. Inventarisnummer: 8574, ‘moeilijkheden voor de Nederlandse schepen Fedala en Casablanca in het Suezkanaal’. Inventarisnummer: 8575, ‘moeilijkheden voor de Nederlandse schepen Lemsterkerk en Statue of Liberty in het Suezkanaal’. Inventarisnummer: 8576, ‘belemmering van de doorvaart van Nederlandse schepen in verband met de kwestie Nieuw- Guinea’. Inventarisnummer: 9092, ‘Egypte: dienstreis van W. Cnoop Koopmans naar Alexandrië’. Inventarisnummer: 13016, ‘het sluiten van een cultureel verdrag tussen Nederland en de VAR, ondertekend op 08-12-1960 te Den- Haag’. Inventarisnummer: 15866, ‘Egypte: diverse nationale dagen 1955-1958’. Inventarisnummer: 19122, ‘Afro- Aziatische conferentie gehouden te Bandung in 1955’. Inventarisnummer: 25681, ‘Zuid-Afrika, memoranda en rapportages van de Ambassade te Pretoria’. Inventarisnummer: 27204, ‘Huyer, directeur van Philips’. Inventarisnummer: 27207, ‘Proces in Egypte tegen de Nederlander M. Goudwaard wegens spionage voor Israel’. Inventarisnummer: 27451, ‘positie van het personeel van de Suezkanaal Maatschappij na nationalisatie 1956-1957’. Inventarisnummer: 27461, ‘Egypte: belemmering van de scheepvaart in het Suezkanaal 19541962’. Inventarisnummer: 28704, ‘situatie in het MO na de staatsgreep in Irak en de BritsAmerikaanse interventie’.
61
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken: het Gezantschap in Egypte (1881) 1921-1954 (1961), nummertoegang 2.05.143: Inventarisnummer: 622, ‘stukken betreffende het koninklijk huis van Egypte 1922-1948’. Inventarisnummer: 722, ‘stukken betreffende een Nederlandse onderscheiding voor de Egyptische koning Faroek’. Inventarisnummer: 776, ‘stukken betreffende het bezoek van prins Misjal van Saoedi-Arabië aan Nederland’. Inventarisnummer: 796, ‘Stukken betreffende een Philips “goodwillmissie" naar Saoedi-Arabië’. Inventarisnummer: 797, ‘stukken betreffende Arabische boycotactie tegen Philips Eindhoven 1951-1954’. Inventarisnummer: 802, ‘stukken betreffende de Egyptische bijdragen aan de watersnoodramp in Egypte’. Inventarisnummer: 804, ‘rapportage aan BuZa inzake de binnenlandse politiek in Egypte 19501954’. Inventarisnummer: 807, ‘stukken betreffende schadeclaims van Nederlanders wegens geleden schade als gevolg van de onlusten in Egypte’. Inventarisnummer: 808, ‘Stukken betreffende de proclamatie van de Republiek’. Inventarisnummer: 810, ‘stukken betreffende de regering van generaal Naquib in Egypte 19531954’. Inventarisnummer: 813, ‘stukken betreffende bezoek van gezant aan minister president Gamal Abdel Nasser’. Inventarisnummer: 816, ‘Egyptische gezanten in Nederland 1952-1954’. Inventarisnummer: 823, ‘rapporten aan BuZa inzake de toenemende spanningen in het Midden-Oosten’.
62
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken: Ambassade van Egypte 1955-1974, nummertoegang 2.05.173: Inventarisnummer: 60, ‘Aanbieden van geloofsbrieven: W. Cnoop Koopmans, buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur 1955’. Inventarisnummer: 61, ‘Aanbieden van geloofsbrieven: mr. Star Busmann, buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur 1958’. Inventarisnummer: 111’verdragen inzake de vrije doorvaart door het Suezkanaal’. Inventarisnummer: 191, ‘bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders uit Nederland aan Egypte, Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen J.M.L.T Cals’. Inventarisnummer: 353, ‘stukken betreffende de Nederlandse kolonie in Egypte’. Inventarisnummer: 356, ‘stukken betreffende de behandeling van een schenking ten behoeve van een Nederlandse liefdadigheidsinstelling naar aanleiding van hulp uit Nederland aan in Egypte wonende Joden’. Inventarisnummer: 357, ‘stukken betreffende het bemiddelen van mogelijke asielverlening van Joden uit Egypte in Nederland’. Inventarisnummer: 399, ‘opheffing godsdienstige rechtspraak 1955’. Inventarisnummer: 435 ‘Indonesië 1953- 1963’. Inventarisnummer: 453, ‘de houding van Egypte met betrekking tot het conflict tussen Nederland en Indonesië’. Inventarisnummer: 577, ‘Stukken betreffende de erkenning van de VAR door Nederland’. Inventarisnummer: 601, ‘Philips 1962-1970’. Inventarisnummer: 642, ‘de gedragslijn van Egypte ten aanzien van de doorvaart van Nederlandse schepen in verband met de kwestie Nieuw- Guinea’. Inventarisnummer: 686, ‘conferentie van Niet-gebonden Landen te Cairo in 1962’.
63
Overige: NA, Ambassade te Libië 1955-1974, 2.05.206/64, ‘gevolgen van de staatsgreep 1969-1970’. NA, BuZa Codearchief 1965-1974, 2.05.313/ 10518, ‘VAR, staatsbezoeken en toespraken: Gamal Abdel Nasser 1965-1970’. NA, J.M.A.H. Luns 1893-2002, 2.21.351/1137, ‘1966-1971’. NA, notulen van de Ministerraad Ministerraad, 25-08-1952.
Ministerraad, 25-11-1957.
Ministerraad, 29-06-1953.
Ministerraad, 10-04-1959.
Ministerraad, 25-04-1955.
Ministerraad, 08-01-1960.
Ministerraad, 29-04-1956.
Ministerraad, 04-03-1960.
Ministerraad, 01-11-1956.
Ministerraad, 07-06-1960.
Ministerraad, 03-12-1956.
Ministerraad, 02-10-1970.
Ministerraad, 21-01-1957.
Interviews Vraaggesprek met de heer F.A. van den Heuvel (1937), bemanningslid van de Fedala. Interview gehouden te Rotterdam op 27-07-2011. Vraaggesprek met mevrouw Goudswaard- Boverhof (1930), schoondochter van (wijlen) Meeuwis Goudswaard, interview afgenomen ter hare huis op 24-08-2011. Vraaggesprek met vader el- Baramousy (1951), leider van de Koptische kerk te Amsterdam, en Mohammed Zakaria (1932), een lidmaat van zijn gemeente. Het interview is afgenomen in het kerkgebouw te Amsterdam- Noord (Mosstraat 2) op 16-08-2011. Archief van Seatrade (voormalig Dammers en van der Heide) De gegevens omtrent de bemanning van de Fedala komen uit het archief van Seatrade, gevestigd aan de Laan Corpus den Hoorn 200 in Groningen (tel: 050-5215300). 64
Primaire literatuur Friedrich Nietzsche, De genealogie van de moraal: een Strijdschrift (Amsterdam 2000). Gamal Abdel Nasser, ‘The Egyptian Revolution’, Foreign Affairs 4 (1955). Luns, Joseph en Michel van der Plas, Ik Herinner Mij: vrijmoedige herinneringen van J.M.A.H. Luns zoals verteld aan Michel van der Plas (Leiden 1971). Secundaire literatuur Artikelen afkomstig uit de Koninklijke Bibliotheek, KB, ‘Tien arrestaties in de VAR, ook een Nederlander’, NRC, 21-04-1960. KB, ‘VAR meldt arrestatie van spionnen voor Israel’, Algemeen Dagblad, 22-04-1960. KB, ‘Cairo wil doodstraf voor Goudswaard, protest van Den- Haag’, Telegraaf, 22-041960. KB,‘Dreigement van de Indonesche marine’, Trouw, 17-01-1962. KB, ‘Indonesië zint op wraak’, Telegraaf, 18-01-1962. KB, ‘Suez canal may be closed to Dutch’, Times, 18-01-1962. Eigen beheer, Herring, George, From Colony to Superpower: US foreign relations since 1776 (New York 2008). Kennedy, Paul, Rise and fall of the Great Powers: economic change and military conflict from 1500 to 2000 (New York 2005). Kersten, Albert, Luns: een politieke biografie (Amsterdam 2010). Kissinger, Henry, Diplomacy (New York 1994). Machiavelli, Niccolo, de Heerser (Amsterdam 2004). Thucydides, De Peloponnesische Oorlog (Amsterdam 2003). Waltz, Kenneth, Man, the State and War: a theoretical analysis (New York 2001) 203. 65
Artikelen, ‘Egypt’s politics: uncomfortably polarized’, The Economist 41 (2011). ‘Egypt’s new coalition, Is it for real?’, The Economist 25 (2011). ‘The upheaval in Egypt: an end or a beginning?’, The Economist 5 (2011). Bert Zengerink, ‘Historische fundamenten voor de Egyptische revolutie’, Groniek: onafhankelijk Gronings historisch Nieuwsblad (1994). Boogman, J.C., ‘Nederland gidsland conceptie in historisch perspectief’, Ons Erfdeel (1984). Albert Kersten, ‘in de ban van de bondgenoot’, In: David Barnouw e.a. ed. 1940-1945 Onverwerkt Verleden? (Utrecht 1985). Fisher, Charles, ‘West New Guinea in its regional setting’, The Yearbook of World Affairs (Londen 1952). Thornhill, Michael, ‘Informal Empire: Independent Egypt and the accession of King Farouk’, The Journal of Imperial and Commonwealth History 2 (2010). Wesseling, H.L., ‘het moderne imperialisme: theorie’, In: Ronald Donk e.a. ed. Modern Imperialisme 1870-1914 (Zwolle 2005). Secundaire literatuur van de Universiteitsbibliotheek (UVA), Allen, Tim en Alen Thomas, Poverty and development into the 21st century (Oxford 2000). Baer, Gabriel, A history of landownership in modern Egypt, 1800-1950 (Londen 1962). Baker, William, Egypt’s Uncertain Revolution under Nasser and Sadat (Londen 1978). Ben-Zvi, Abraham, Decade of transition: Eisenhower, Kennedy, and the origins of the American-Israeli alliance (New York 1998). Betts, Raymond, Decolonization (Londen, 1998). Beugel, E.H. van der, Nederland in de westelijke samenwerking (Den- Haag 1994). Bregman, Ahron, a History of Israel (Londen 2002). 66
Carr, E.H. The Twenty Years Crisis: an introduction to the study of international relation (Londen 1981). Cleveland, William, A History of the Modern Middle East (Oxford 2004). Doel, H.W. van den, Afscheid van Indië: de val van het Nederlands imperium in Azië (Amsterdam 2000). Geus, P.B.R. de, de Nieuw- Guinea kwestie: aspecten van buitenlands beleid en militaire macht (Leiden 1984). Hahn, Peter, The United States, Great Britain and Egypt 1945-1956 (Chapel Hill 1991). Hellema, Duco, Nederland in de wereld: Buitenlandse politiek van Nederland (Houten 2010). Horne, Alistair, A Savage War of Peace: Algeria 1954-1962 (Londen 1977). Kennedy, James, Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995). Laskier, Michael, The Jews of Egypt, 1920-1970: in the midst of Zionism, anti-Semitism and the Middle East conflict (New York 1992). Lijphart, Arend, The Trauma of Decolonization: the Dutch and West New Guinea (Londen 1966). Little, Douglas, American Oriëntalism: the US and the Middle East since 1945 (Chapel Hill 2002). Palmer, Robert, A History of International relations (New York 2002). Voorhoeve, Joris, Peace, profits and principles: a study of Dutch foreign policy (Den Haag 1979).
67
Beeldmateriaal en Internetbronnen Geschiedenis 24 (Andere Tijden), De Karel Doorman: http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2005-2006/KarelDoorman.html, 14-10-2011, 13:20 De Papua’s op Nieuw- Guinea: http://www.geschiedenis24.nl/speler.program.7074140.html , 14-10-2011, 13:25. Prins Bernhard en Nieuw- Guinea: http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2001-2002/Het-einde-vanNieuw-Guinea-een-prins-in-de-wereldpolitiek.html , 14-10-2011, 14:30. De staatsgreep van 1952: http://www.geschiedenis24.nl/speler.program.7049319.html, 14-10-2011, 14:32. CIA (Factbook), Gedeclassificeerde rapportage (01-11-1956) van de CIA voor president Eisenhower aangaande het Suez conflict: http://www.osaarchivum.org/files/holdings/da/bl/nsa/weekly/CIWS_19561101.pdf, 14-10-1956, 13:42. Egypte: https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/eg.html, 14-102011, 13:40. Indonesië: https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/id.html, 14-10-2011, 13:35.
68
Overige, Opsomming van Nederlandse vertegenwoordigers in Egypte van zestiende eeuw tot hedendaagse periode: https://mail.google.com/mail/?ui=2&ik=bfab7174f9&view=att&th=130dd52107e28edb &attid=0.1&disp=safe&realattid=f_gpisxel30&zw, 14-10-2011, 13:41. Koning Faroek in de Tweede Wereldoorlog: http://babel.hathitrust.org/cgi/pt?id=mdp.39015028745217 , 09-08-2011, 15:40. Nederlandse Ambassade te Cairo: http://www.hollandembassy.org.eg/ , 14-10-2011, 13:36. VN- Resolutie (1514): http://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=A/RES/1514(XV), 01-09-2011, Egypte in polygoonnieuws uit (1950): http://www.youtube.com/watch?v=kSJl05Klr3Q, 18-10-2011, 18:31. Zwarte Zaterdag (26-01-1952) in polygoon: http://www.youtube.com/watch?v=fJGZvaMNstU&NR=1, 18-10-2011, 18:25. Expositie Egyptische kunst in Rijksmuseum (1960): http://www.youtube.com/watch?v=c8ivfyKqDWA, 18-10-2011, 00,20. Begrafenis Koning Faroek te Rome (1965): http://www.youtube.com/watch?v=Kwv0bxovpYU, 18-10-2011, 18:30.
69