1
Introductiebrochure
2
Introductiebrochure 3de verdiep
3
1.Verwelkoming In naam van het medisch-, paramedisch- en verpleegkundig team heten we je hartelijk welkom op onze verpleegeenheid. Je komt terecht op een SRU afdeling van ons revalidatieziekenhuis. Tijdens je stageperiode zal je vooral geconfronteerd worden met patiënten met een neurologische aandoening (zoals CVA), paraplegie en paraparese patiënten en met patiënten met een polytrauma (vb ten gevolge van een ongeval) en in mindere mate met patiënten met een orthopedische ingreep, zoals een knie of een heupoperatie. Het doel van de hier verleende multidisciplinaire zorg is patiënten zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren naar ontslag toe en eventueel nazorg te regelen als de patiënt naar huis gaat. Maak van je stageperiode een aangename maar vooral leerrijke tijd, zodat je in je latere werksituatie de revalidatiepatiënt in zijn totaliteit zal kunnen bijstaan. Tijdens jouw stageperiode zal je opgenomen worden in het verpleegkundig team, waar je de nodige begeleiding zal krijgen en waar jouw inbreng zeker zal meetellen. Voor de begeleiding kan er vooral beroep gedaan worden op de 3 stagementoren (Nathalie, Wim en Ann F.). Zij staan in voor de opvang van de studenten, wat niet wil zeggen dat de andere collega’s je niet graag bijstaan met raad en daad. We wensen je een leerrijke stage op onze eenheid.
4
2. Beschrijving van de afdeling a. Architectonische indeling: zie plan
5
b. Aantal Sp-bedden: 35 c. Samenstelling van het verpleegkundig departement Hoofd van het verpleegkundig departement: Alain Antierens Hoofdverpleegkundige eenheid 3: Tanghe Marnik Stagementoren: - Vangijseghem Nathalie - Pynebrouck Wim - Faict Ann In ons team hebben we volgende teamleden : - Tanghe Marnik: Hoofdverpleegkundige - Dr Ingrid Deweert: afdelingsarts - Meerschaert Martine: adjunct-hoofdverpleegkundige, referentieverpleegkundige incontinentie, medewerker KP TKP en pilootproject 1SRU - Vanlommel Chris : verpleegkundige - Vandenberghe Scarlett : nachtverpleegkudige - Billiet Luttie: verzorgende - Denecker Katrien: verzorgende, afdelingshostess - Depuydt Ann: verpleegkundige - Desplentere Dorine: verpleegkundige, mammografie - Faict Ann : verpleegkundige, stagementor, mammografie - Lauwers Martine : verpleegkundige , radiologie - Pynebrouck Wim: verpleegkundige, stagementor - Titeca Luc: referentieverpleegkundige wondzorg en radiologie - Vancoillie Doreen: verzorgende, afdelingshostess - Van Gijseghem Nathalie: referentieverpleegkundige wondzorg - Vanhooren Patrick: verpleegkundige dag en nachtdienst, referentieverpleegkundige rugpreventie - Vercruyssen Christine: verpleegkundige - Clavie Greta : verpleegkundige - Mestdagh Hilde: verpleegkundige - Peene Elsie: nachtverpleegkundige - Sanders Yentl: verpleegkundige - Nulens Shiny: verpleegkundige - Maeckelberghe Vicky: verpleegkundige - Meert Sophie: verpleegkundige - Peelman Karine: verpleegkundige - Leniere Marc: vaste verpleegkundige radiologie - Meulders Stefanie: ergotherapeute - Vanslembrouck Annelies: ergotherapeute - Bernd Provoost : sociaal assistent - Els Vandenbroecke: sociale dienst
6
-
Karl Denauw : kinisitherapeut Valentine Noë : kinisitherapeut Susanne Lamon : logopedie Iris Depraetere: neuropsycholoog Van Ryckegem Anje: poetsvrouw Pauwels Katja: poetsvrouw
d. Structuur Medisch departement Hoofdgeneesheer: Dr. Deneve Artsen verbonden aan de eenheid: Dr Deweert Revalidatieartsen : Dr Deneve, Dr Joos en Dr Bru Radioloog: Dr Fonteyne A. e. De diensten waar we mee samenwerken: -
de kinésitherapie de ergotherapie de logopedie de apotheek de radiologie de keuken de onderhoudsploeg de psychologe de sociale dienst de diëtisten de opnamedienst
Het spreekt voor zich dat de eindverantwoordelijkheid voor de totale patiëntenzorg bij de geneesheren ligt, doch de verpleegkundigen dragen 24 uur op 24 de verantwoordelijkheid voor de patiënten en dit in nauw overleg met de andere disciplines. Hierna een woordje uitleg over enkele disciplines.
7
Het aandeel van de kinesitherapie in de revalidatie 1.
DE INSTALLATIE a.
Fangotherapie Electrotherapie Medische trainings-en oefentherapie Hydrotherapie met zeewater waarvan de voordelen zijn: De opwaartse druk van het water ( die nog hoger is door het zoutgehalte ) brengt het lichaamsgewicht tot een minimum terug, waardoor een vlugge steunname mogelijk is. b. De psychische factor nl. de patiënt ziet zijn mogelijkheden verhogen. c. Zeewater bevat mineralen en oligo-elementen die via osmose door het lichaam worden opgenomen. d. De temperatuur van het zeewater bedraagt 32°. De warmte werkt ontspannend op de spieren wat een voordeel is bij de mobilisatie.
2.
HET TEAM
Onze groep kinesitherapeuten heeft zich gespecialiseerd in verschillende pathologiën nl. a. De rugpathologie waarbij gewerkt wordt met het David Back Concept voor het herwinnen van mobiliteit en spierkracht. b. Hemiplegie waarbij de doelstelling is de inhibitie van abnormale bewegingspatronen en de facilitatie van actieve automatische en willekeurige bewegingen. Centraal in het Bobathconcept staat het belang van het verwerven van proximale controle voor distale functies. Het Johnstoneconcept benadrukt het belang van de sensorische stimulatie bij het recuperatieproces, die bereikt wordt met opblaasbare drukspalken. Het gebruik van de spalken heeft een belangrijke rol in het controleren van de abnormale tonus door het ondersteunen van de aangedane ledematen in corrigerende patronen en het stimuleren van steunname aan de aangedane zijde. De spalken worden aangewend om de patiënt actief te betrekken bij de therapie en zelfoefening toe te staan. c. Knie-, heup- en schouderprothese d. Para- en tetraplegie e. Hydrotherapie bij Bechterewpatiënten f. Hydrotherapie bij Parkinsonpatiënten
8
3.
INGESTELDHEID
Het doel van de revalidatie bestaat erin om de patiënt zo functioneel mogelijk te maken. Zodanig dat hij zo vlug mogelijk opnieuw kan functioneren in zijn omgeving. Hierbij wordt de patiënt in zijn totaal-zijn benaderd en hebben we niet enkel en alleen maar oog voor zijn functionele problematiek. Tijdens de revalidatieperiode wordt de patiënt door één en dezelfde kinesist begeleid en behandeld. Deze kinesitherapeut staat in voor de totale kinébehandeling waardoor deze op ieder moment geëvalueerd kan worden en de overdracht naar andere disciplines toe optimaal kan verlopen.
9
Dienst ergotherapie Ergotherapie is bedoeld voor iedereen die, tengevolge van een ziekte, trauma, over- of onderbelasting, onvolledige of vertraagde ontwikkeling of handicap, zijn gewone dagelijkse handelingen niet (meer) naar wens kan uitvoeren. Ergotherapie helpt bij het oplossen van problemen in het uitvoeren van deze dagelijkse activiteiten. Het doel van ergotherapie is om de patiënt in staat te stellen zo zelfstandig mogelijk te functioneren in het dagelijkse leven. De ergotherapeut richt zich niet op de ziekte, maar op de praktische gevolgen ervan. Het is niet altijd mogelijk om de activiteit die vroeger veel betekende voor de patiënt weer uit te voeren. De ergotherapeut denkt dan mee of er een andere activiteit is die mogelijk net zoveel voldoening oplevert voor de patiënt. Op basis van de mogelijkheden en eigen inbreng van de patiënt stelt de ergotherapeut een programma op om te bekomen, dat de patiënt de meest normale alledaagse handelingen opnieuw of op een aangepaste manier kan verrichten. Bijvoorbeeld een jas dichtknopen, het bereiden van een warme maaltijd, een douche nemen, opstaan uit een stoel, het gebruik van de telefoon, een spelletjesdoen: allemaal activiteiten, de ergotherapeut met de cliënt oefent. De ergotherapeutische behandeling kan in een drietal producten onderverdeeld worden. 1. Diagnostiek Een beroepsspecifiek oordeel over de aard van de stoornis, beperking en/of handicaps van de cliënt. Deze gegevens betreffen a. het handelen van de patiënt b. de mogelijkheden en beperkingen van de fysieke en sociale omgeving waarin de patiënt handelt of gaat handelen. c. Het persoonlijke verhaal van de patiënt over de betekenis die de stoornis, beperking en/of handicap in zijn handelen voor hem heeft. De ergotherapeut geeft aan of door een ergotherapeutische behandeling de stoornis, beperking en/of handicap in het dagelijkse handelen verminderd kan worden. De ergotherapeut gebruikt verschillende manieren om gegevens te verzamelen: observatie van activiteiten, onderzoek, afname van tests, voeren van gesprekken.
10
2. Advies en instructie De ergotherapeut richt zich op het benutten van de aanwezige mogelijkheden van een patiënt van zijn fysieke en sociale omgeving. Het gaat om het (leren) leven met een stoornis of beperking. Ergotherapeutisch advies en instructie wordt gegeven aangaande hulpmiddelen (vb rolwagen), voorzieningen, aanpassingen (van bvb de woning) zodat de patiënt in staat wordt gesteld (weer) optimaal te functioneren. De ergotherapeut kan ook advies en instructie aan de (professionele) verzorger van de patiënt geven zodat de (professionele) verzorger adequate zorg of begeleiding aan de patiënt kan bieden en hierdoor het functioneren van de patiënt wordt bevorder. 3. Trainen/Begeleiden Door middel van training/begeleiding worden niet of slecht ontwikkelde vaardigheden of vaardigheden die door de ziekte of trauma zijn aangedaan getraind/begeleid. De interventies van de ergotherapeut zijn gericht op ontwikkeling, herstel of voorkomen van verergering van stoornissen en/of verminderen van beperkingen. Ergotherapeutisch onderzoek, de training/begeleiding in (opnieuw) leren handelen of anders leren handelen –al dan niet met hulpmiddelen- en de evaluatie maken onderdeel uit van dit product. Ook de voorlichting en instructie aan patiënt en omgeving horen hierbij.
Dienst logopedie
11
Een team van logopedisten staat in voor onderzoek, diagnose en therapie van spraak- taal en slikstoornissen. De behandeling heeft tot doel stoornissen in het normale communicatie- en eetgedrag te verhelpen. Hiervoor gebruikt de logopedist specifieke methodes o.a. speechvieuwer, mind- express en ondersteunende technieken. Naast behandeling geeft de logopedist ook adviezen en informatie. Hiermee begeleidt de logopedist ook de omgeving. Samenwerking met andere disciplines is dan ook noodzakelijk. Binnen het B.Z.I.O. bestaat ons team uit 4 logopedisten. De logopedische problematieken waar wij mee geconfronteerd worden zijn: Wanneer de spraak is aangetast spreken we van dysartrie. Dysartrie is een spraakstoornis waardoor de spraakverstaanbaarheid is aangetast, veroorzaakt door een organisch letsel van het centraal en/of perifeer zenuwstelsel, d.w.z. de patiënt begrijpt ons goed maar is soms moeilijk te verstaan; we moeten alert zijn op moeilijkheden ter hoogte van het spraakapparaat. Indien de patiënt getroffen is in het taalcentrum spreken we over afasie. Afasie is een verworven taalstoornis, veroorzaakt door een hersenletsel, waarbij het begrijpen en het uiten van gesproken en geschreven taal gestoord is. De aanpak zal verschillen daar we kunnen te maken hebben met begripsstoornissen waardoor de patiënt de richtlijnen minder goed snapt en deze dan ook niet altijd goed opvolgt. De doelstelling bij deze groep patiënten is te komen tot een zo goed mogelijke communicatie met de omgeving. Naast spraak- en taalstoornissen krijgen we hier ook te maken met mensen met slikstoornissen of dysfagie. Er wordt een evaluatie gemaakt van de slikbeweging. Wij gaan na in welke fase het slikken verstoort is. Alle voedselconsistenties worden nagegaan. Algemeen proberen wij de patiënt steeds te benaderen als een volwaardige persoon waarbij we attent zijn op wat we zeggen maar ook hoe we het zeggen. Daarnaast blijft ook de begeleiding van de familie erg belangrijk. Na de diagnosestelling wordt de familie op de hoogte gebracht en eventueel uitgenodigd om de behandeling te volgen zodanig dat we tips kunnen doorspelen naar de directe omgeving.
Psychologische dienst
12
Binnen het BZIO bestaat de psychologische dienst uit één klinisch psychologe (An Gielen) en één psychologisch assistente Er kunnen grofweg drie belangrijke werkvelden worden onderscheiden binnen het domein van de psychologische dienst van het BZIO. 1. Algemene psychologische dienstverlening. Het omgaan met, en/of aanvaarden van, een (blijvende) handicap is een zware opdracht, hierin wordt de patiënt ( en de familie) ondersteund door het hele multidisciplinair team van het BZIO. Deze verwerking kost tijd en wordt regelmatig vergeleken met een rouwproces dat in fasen verloopt. Specifieke psychologische begeleiding is dikwijls noodzakelijk. Dan wordt, na signalisatie van een teamlid en goedkeuring door de arts, de psychologische dienst ingeschakeld. Psychologische begeleiding in het algemeen kunnen we omschrijven als een gezamenlijke zoektocht, die gewoonlijk aanvang neemt bij een crisissituatie. De therapeut zal met iedere patiënt zorgvuldig nagaan waar het probleem over gaat. Er zal zorgvuldig worden geluisterd naar de klachten. Deze fase biedt ook de kans om “stoom af te laten”, waardoor men de problematiek ook rustiger kan bekijken. Hierna gaan patiënt en therapeut samen bekijken wat er dient te veranderen . Vervolgens zal een begeleidingsprogramma worden opgestart. Aangezien een verblijf binnen ons ziekenhuis niet altijd even lang is als de noodzaak aan psychologische hulpverlening, kan er samen met de patiënt gepaste externe begeleiding worden gezocht. 2. Neuropsychologische dienstverlening
Met behulp van de neuropsychologische diagnostiek wordt onderzocht in hoeverre cognitieve functiestoornissen (stoornissen in de oriëntatie, aandacht, geheugen,…) en gedragsveranderingen samenhangen met stoornissen in het functioneren van de hersenen. Dit onderzoek wordt quasi standaard aangevraagd bij patiënten met hersenletsel (trauma, CVA,…) en wanneer er een vermoeden is van dementie. Na het onderzoek wordt een verslag opgemaakt en indien nodig wordt neuronpsychologische training opgestart.
3. Neuropsychologische training
13
Op basis van het neuronpsychologische verslag kan neuronpsychologische training worden gestart om de tekorten op te vangen. Deze training heeft 5 doelen: Cognitieve functietraining: het stimuleren van de aangetaste functies (vb. Geheugentraining, realiteits- en oriëntatietraining). Strategietraining: het aanleren van vaardigheden ter compensatie van blijvend aanwezige stoornissen en beperkingen (vb. agendatraining bij geheugenproblematiek). Vaardigheidstraining: het aanleren van vaardigheden die verloren zijn gegaan (vb. sociale vaardigheidstraining). Gedragsmodificatie: het aanleren van gewenst en afleren van ongewenst gedrag. Bevorderen van het ziekte-inzicht: tijdens de cognitieve functietraining krijgen zowel patiënt als behandelaar gaandeweg een beter inzicht in de aard van de problemen die zich voordoen in het cognitief functioneren en de patiënt leert verbanden leggen met problemen die hij in het dagelijkse leven ontmoet.
Voor verdere vragen mag je altijd iemand van de psychologische dienst aanspreken.
14
3. Dagindeling verpleegkundige organisatie van de afdeling 7u00 – 7u15: overdracht nachtdienst - vroegdienst. 7u15 – 8u00: opdienen ontbijt, hulp bij eten geeft zo nodig Medicatiebedeling : elke verpleegkundige zijn toegewezen patiënten . 8u15 – 11u00 : Patiëntenverzorging en opmaken van de bedden. 11u00–11u30 : De verpleegkundigen nemen hun middagpauze (30 min) , 2 blijven op de eenheid om de dienst te verzekeren . 11u30 – 12u30 : opdienen middagmaal + hulp bij eten + medicatiebedeling , terug elke verpleegkundige zijn toegewezen patiënten . 12u30 –14u30: middagverzorging (patiënten op bed helpen die rust nodig hebben, eventueel incontinentiemateriaal verversen, patiënten klaarmaken voor zwembad, etc) 14u30 –15u00 : overdracht naar late diensten 17u45: opdienen avondeten + eventueel hulp bij eten + medicatiebedeling , terug elke verpleegkundige zijn toegewezen patiënten . 18u30: avondverzorging 20u30: overdracht late dienst naar nacht OVERLEGMOMENTEN - Iedere week (op dinsdag) is er multidisciplinair overleg waar de evolutie van de patiënten door het volledige team wordt besproken, op deze “stafvergadering” zijn aanwezig: de geneesheren, de hoofdverpleegkundige en 1verpleegkundige, de kinésisten, de ergotherapeuten, de psychologe, de logopedisten, en de sociale dienst. - Overdracht tussen de verpleegkundigen gebeurt elke dag om 7u00,14u30 en om 20u30, behalve op dinsdag. Op deze dag gebeurt er een uitgebreide overdracht om 14u00 ipv om 14u30. Dit een multidisciplinair overleg met ergo, neuro, sociale dienst en diëtiste. - Indien nodig wordt er op vrijdag een Reva-staff georganiseerd samen met alle disciplines, patiënt en familie Diensturen: Vroegdienst: 7u –15u 6u30 – 14u30 Late dienst: 12 u30 –20u30 13u15 – 21u15 Onderbroken dienst: 8u00 – 12u30 - 16u15 – 19u15 Nachtdienst: 20u30 –07u15 Hoofdverpleegkundige: glijdende uren van 07u30 tot 16u30
15
4. Verwachtingen van het team naar de student Introductiemap lezen In het belang van een goede stage en een efficiënte begeleiding spreekt het voor zich dat een goede voorbereiding van essentieel belang is. Lees dan ook grondig bij de aanvang van de stage de introductiemap van de afdeling. Indien er bepaalde begrippen niet duidelijk zijn, zoek ze dan op. Je zult zeker aanvoelen dat dit je zult helpen om je in je nieuwe stageplaats te integreren. Theorie vooraf inzien Wanneer je het zorgaanbod dat je tijdens de stage mag verwachten kent, is het evident dat je theoretisch ( binnen je eigen mogelijkheden) op deze interventies voorbereid bent. Dit is niet enkel in het belang van jouw opleiding, maar eveneens in het belang van de patiënt die mogelijks door jou zal verzorgd worden. Initiatief nemen en afspraken Om de samenwerking met het team te bevorderen is het nodig dat je: - jezelf voorstelt bij de aanvang van je stage - de verantwoordelijke verwittigd bij het beginnen en beëindigen van de stagedag - bij ziekte niet alleen de school, maar ook de afdeling op de hoogte brengt - ( 059/559223 : dienst 3 ) , ( 059/705181 : receptie BZIO ) Geef bij de aanvang van de stage elke gekende wijziging in de stageplanning door aan de verantwoordelijke van de afdeling ( studiebezoek, examen, oefeningen, bibliotheekuren, etc. ) Nachtdiensten voor 3de jaarsstudenten kunnen in samenspraak met de hoofdverpleegkundige georganiseerd worden. Indien er bijscholing georganiseerd wordt binnen de instelling die uw interesse wekken, kun je hier steeds aan deelnemen. Ook op bepaalde werkgroepen ben je als student welgekomen. Deze kunnen dusdanig als stage-uren genoteerd worden, indien deze binnen de normale stage-uren worden georganiseerd. Vb Round-up, werkgroep wondzorg, werkgroep incontinentie Wanneer je voor de uitwerking van een opdracht ( stageschrift) gegevens nodig hebt, dan mag je tijdens je stage-uren het patiëntendossier inkijken. Spreek dit met de verantwoordelijke of stagementor af.
Leerproces zelf in handen nemen
16
Het is belangrijk dat je bij de aanvang van de stage zelf de stagedoelstellingen formuleert. Doe dit in samenspraak met de verantwoordelijke en de stagementoren. De doelstellingen moeten afgestemd zijn op interventies die binnen je individuele mogelijkheden liggen. Je zal de mogelijkheid krijgen om een aantal verpleeg technische handelingen te oefenen. Spreek dit steeds af met uw stagementor.
Voor meer verpleegkundige of medische achtergrond van de patiënten ( hoofd- en nevendiagnosen, symptomen,) kan je steeds terecht bij de hoofdverpleegkundige of mentor. Interesse en spontaan opzoekingwerk zijn evenwel noodzakelijk. Wanneer je vermoedt dat je een handeling verkeerd hebt uitgevoerd, verwittig dan onmiddellijk de verantwoordelijke. Jouw eerlijkheid zal op prijs gesteld worden en het kan voor de patiënt mogelijks een aantal ongemakken voorkomen. Vragen stellen Assertiviteit en beleefdheid zijn belangrijke attitudes om in een groep te leren werken. Als je met bepaalde zaken moeite hebt, verwoordt dit dan op een positieve manier. Dit zal de samenwerking tijdens je stageperiode te goede komen. Je mag steeds in alle openheid vragen stellen. Maar hou er rekening mee dat je vragen die patiëntgebonden zijn niet stelt in aanwezigheid van de patiënt. Spontaan meehelpen Optimale inzet en een levendige interesse bij de studenten, stimuleren het personeel om de student optimaal te begeleiden. Het nemen van initiatief binnen jouw eigen mogelijkheden wordt door het team gewaardeerd. Het is goed mogelijk dat de patiënt of zijn familie je vragen stelt in verband met de aandoening, behandeling en/of prognose. Het is belangrijk dat je hier naar luistert, doch moet je de patiënt of zijn familie steeds doorverwijzen naar de verantwoordelijke of de hoofdverpleegkundige. Tijdens de patiëntenbespreking is het dan ook zinvol dat je deze actuele ziektebeleving, waarbij de patiënt zich voortdurend vragen stelt meldt aan het team.
5. De meest voorkomende pathologie – patiënten populatie
17
Patiënten met neurologische stoornissen CVA: cerebrovasculair accident Wordt in de volksmond meestal beroerte genoemd. Een CVA kan twee oorzaken hebben: een hersenbloeding of een verstopping van een bloedvat. Een CVA kan twee oorzaken hebben: een hersenbloeding of een verstopping van een bloedvat. Door een plotse onderbreking van de bloedtoevoer naar een bepaald deel van de hersenen, treedt er een stoornis in de hersenfunctie op. Meestal is er duidelijk krachtverlies in één zijde van het lichaam. Vaak gaat dit gepaard met andere tekens zoals een verminderd bewustzijn of gestoorde spraak. Gevolgen: zelden of nooit doen zich alle letsels voor bij een zelfde patiënt. Belangrijk is vooral het verschil tussen een CVA in de linkerhersenhelft ( vaak afasie) en een CVA in de rechter hersenhelft ( vaak neglect). - Motorische stoornissen: verlamming, spraakmoeilijkheden, incontinentie, obstipatie, dysfagie (slikproblemen). - Sensibele stoornissen: gevoelsstoornissen, eetproblemen - Corticale stoornissen: gezichtsveldstoornissen, neglect, apraxie, agnosie, afasie, emotionele labiliteit Revalidatie en hulpverlening richten zich op veel meer dan de lichamelijke handicap alleen. Voor verdere informatie verwijzen we naar een brochure die op de afdeling ligt en die tevens gegeven wordt aan de CVA patiënt zelf of zijn familie.
Een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) De hersenen kunnen plotseling beschadigd worden en dan zijn de gevolgen ernstig. De beschadiging kan optreden door een storing in de doorbloeding van de hersenen, waarbij in ernstige gevallen de getroffene in coma kan raken. Een coma kan ook ontstaan na een verkeersongeval met hersenletsel, maar ook na een hartstilstand, een bijna-verdrinking of een narcosefout. Bij een kleine groep getroffenen wordt het niet-aangeboren hersenletsel veroorzaakt door een hersenvliesontsteking. Een bijzondere groep vormen de getroffenen bij wie een hersentumor is vastgesteld. Soms is er geen behandeling mogelijk en als zij wel behandeld kunnen worden gaat het om ingrijpende operaties en/of bestralingen. Ook deze getroffenen moeten verder leven met een ernstig hersenletsel. Hoewel de hersenen vaak opmerkelijk goed kunnen herstellen, geldt dat er na het optreden van een ernstige beschadiging altijd sprake is van een blijvend hersenletsel. De getroffene zal dan met ernstige beperkingen moeten leren verder leven.
18
Zo'n ernstig hersenletsel leidt tot een onomkeerbare breuk in de levenslijn omdat het leven van de getroffene ingrijpend en blijvend veranderd is. In de toekomst is hij dan ook vaak aangewezen op hulpverlening door familie, lotgenoten of professionals. Terugkeer naar huis is vaak alleen mogelijk met veel aanpassingen en soms zal de getroffene niet meer zelfstandig kunnen wonen. De meeste getroffenen worden eerst in het ziekenhuis behandeld en daarna overgeplaatst naar een revalidatiecentrum
Patiënten met orthopedische ingrepen TKP: Totale knie prothese Een knieprothese is een kunstgewricht dat het beschadigde deel van het kniegewricht vervangt. Omdat het kniegewricht uit drie verschillende onderdelen bestaat, bestaat een knieprothese meestal uit drie apart onderdelen: een component voor het bovenbeen, een component voor het onderbeen en een component voor de knieschijf. Een knieprothese wordt geplaatst bij patiënten waarvan het kniegewricht zwaar beschadigd is, meestal door artrose, reuma of een vroegere breuk. In principe is er geen leeftijdgrens en komen zowel jongere als oudere patiënten in aanmerking.
THP: Totale heup prothese Vervanging van het heupgewricht door een kunstheup. Het heupgewricht moet vervangen worden ten gevolge van slijtage. Slijtage ontstaat meestal op hogere leeftijd. Soms echter ook op jonge leeftijd, zoals bijvoorbeeld bij heupdysplasie, een aangeboren heupafwijking, waarbij de kop niet goed in de kom past. Ook na botbreuk in het heupgewricht, een reumatische heupontsteking, overmatig alcoholgebruik en medicatie ( prednison) kunnen slijtage of beschadiging ontstaan. De klachten zijn: pijn, stijfheid, dwangstand, moeite met lopen. Bij een operatie wordt de versleten kom vervangen door een kunstkom. De versleten kop wordt vervangen door een steel in de mergholte van het bovenbeen. Op deze steel komt dan een kunstkop. Afhankelijk van de leeftijd en conditie wordt gekozen voor een gecementeerde dan wel ongecementeerde prothese, of een combinatie van beide.
19
DHS: dynamische heupschroef Wordt toegepast bij een heupfractuur. Een gebroken heup komt het vaakst voor bij oudere en bejaarde mannen en vrouwen die vallen in hun eigen huis. Na de val zal een patiënt natuurlijk veel pijn hebben. Opvallend is vaak dat het been naar buiten ligt gedraaid en korter lijkt. Erop staan is meestal niet meer mogelijk. De meeste heupfracturen bestaan uit een drietal types: -breuk (collum-fractuur): deze ligt in het gebied van de hals zo'n 2,5 tot 5 cm van de heupkop af. Deze breuken liggen binnen het heupkapsel. Hierdoor kan de bloedvoorziening naar de afgebroken kop in gevaar komen met afsterven (heupkopnecrose) als gevolg ngen (pertrochantere fracturen): deze zijn vaak met meerdere fragmenten en daardoor minder stabiel en stevig. wat zeldzamer en komen vaker voor bij ziektes die de sterkte van het bot hebben aangetast De moderne behandeling van een heupfractuur is erop gericht de patiënt zo snel mogelijk weer op beide benen te laten staan, terwijl het gebroken bot nog geneest. Wij noemen dit oefen- en belast stabiele osteosyntheses (osteo = bot, synthese = verbinden). Bij een fractuur van het bovenste gedeelte van het dijbeen worden de botdelen vastgezet met behulp van een metalen plaat en schroeven. Nadeel van deze techniek is dat vaak niet volledig belast mag worden, wat voor oudere mensen erg moeilijk is. Daarom worden steeds steviger fixatiemethoden bedacht met pennen die in het bot worden geschoven en dan worden vastgeschroefd. Deze onderdelen houden het gebroken bot op de juiste plaats, terwijl de dijbeenkop normaal kan bewegen in de heupkom. Rugoperaties: vb discus hernia Hevige zenuwpijn uitstralend in het been wordt ischias genoemd. Ischias werd veroorzaakt door druk op de zenuwwortel in het wervelkanaal. Eerst dacht men nog dat het ging om kraakbeengezwellen (chondromen) maar vlug had men door dat het ging om uitstulpingen of scheur van de tussenwervelschijf, vandaar de Latijnse naam hernia: breuk of ruptuur. Onderzoek wordt gedaan door CT scan en MR (Magnetische Resonantie) beelden. MR krijgt hier de voorkeur.
De oorzaak van het ontstaan van een hernia is niet altijd duidelijk. Soms ontstaat ze na het tillen van een zware last of bij een ongeval, vaak is er geen duidelijke aanleiding. Meestal is er eerst rugpijn gevolgd door uitstraling, soms enkel uitstraling in het been vaak tot in de voet. Wordt de druk heviger dan kunnen er ook gevoelsstoornissen ontstaan .
20
Een zenuwwortel bestaat immers uit twee delen: één voor het gevoel en één voor de spierwerking. Hernia's ontstaan meestal in de onderste lendenwervels. Dit is logisch: aangezien het zwaartepunt van het lichaam voor de vijfde lendenwervel ligt (L5) komen alle krachten onderaan samen. De meest voorkomende niveaus zijn L5-S1 (dus tussen de laagste lendenwervel en het heiligbeen), gevolgd door L4-L5 (vierde of voorlaatste wervel en de vijfde) en L3-L4. Hogerop worden ze zeldzamer. Meestal zal men de patiënt niet-heelkundig kunnen behandelen en zal rust, medicatie eventueel het toedienen van en epidurale infiltratie herstel bieden. Een operatieve indicatie bestaat bij: 1. Hardnekkige pijn die meerdere weken aansleept of pijn die onbehandelbaar is zelfs met morfine. 2. verlammingsverschijnselen 3. gevoelsstoornissen in de schaamstreek en stoornissen bij het plassen (dit is een urgentie)
CERVICALE DISCUS HERNIA De cervicale discus hernia is juist hetzelfde als een lumbale, behalve dat de pijn uiteraard in de arm zal uitstralen. Een groot verschil is dat ter hoogte van de halswervels ruggenmerg aanwezig is. Indien de hernia op het ruggenmerg drukt is een ingreep onafwendbaar. Bij zenuwcompressie alleen gelden dezelfde regels als bij de lumbale hernia.
6. Veel voorkomende terminologie op de afdeling EK: elleboogkrukken MVG: Minimaal Verpleegkundige Gegevens MRSA: Multipele Resistente Staphylococcus Aureus DAV: Droog Aseptisch Verband CARA: Chronische Aspecifieke Respiratoire Aandoeningen
21
COPD: Chronische Obstructieve Pulmonary Disease ALS: Amyotrofische Laterale Sclerose MS: Multipele Sclerose UK: urinecultuur ADL: Activiteiten Dagelijks Leven PPA: Palpatie Per Anus TKP: totale knieprothese THP: totale heupprothese DHS : Dynamische heup schroef CVA : cerebro vasculair accident Dysartrie: patiënt spreekt onverstaanbaar omdat de spieren die instaan voor de bewegingen van de tong en de lippen halfzijdig verlamd zijn in meerdere of mindere mate. Dysfagie: ten gevolge van de verlamming van de spieren in de mond en de keel verslikt de patiënt zich vaak en heeft hij moeite met eten en drinken. Neglect: het gebeurt dat een patiënt zijn verlamde zijde niet meer als een deel van zijn lichaam ervaart of zich niet bewust is van de ruimte aan de verlamde zijde. Apraxie: de patiënt weet niet meer ‘ hoe ‘ hij bepaalde handelingen moet uitvoeren. Agnosie: de patiënt herkent bepaalde voorwerpen, geluiden, enz. niet meer. Afasie: de patiënt kan zijn taal niet meer correct gebruiken en/of begrijpen.
7. Aanbod leermomenten op verpleegtechnisch relationeel, psychosociaal en administratief vlak. Aanbod van leermomenten gezien vanuit Minimale verpleegkundige gegevens (MVG) De ontwikkeling van deze registratie binnen de ziekenhuizen beslaat echter een lange historiek, wat hier niet zal behandeld worden. Wat wel interessant is dat
22
de registratie sinds 14 augustus 1987 voor alle algemene ziekenhuizen en revalidatie ziekenhuizen van België verplicht is. Ook in deze instelling wordt de MVG geregistreerd zoals in de algemene ziekenhuizen. Het belangrijkste doel is dat de beleidsverantwoordelijken inzicht willen verwerven in wat er zich in de ziekenhuissector afspeelt. Sinds 1 januari 1988 dienen alle gehospitaliseerde patiënten driemaandelijks gedurende 15 dagen geregistreerd te worden. Dit voor de perioden maart, juni, september en december. Bij de verwerking van deze massa gegevens wil men inzicht krijgen in de realiteit binnen deze sector. Met andere woorden op basis van de patiëntenkarakteristieken probeert men gelijkaardige ziekenhuizen met elkaar te vergelijken. De overheid is voornamelijk geïnteresseerd in het gebruik van deze informatie voor de financiering en in tweede orde in het interne gebruik door de instellingen. Het ter beschikking stellen van de verwerkingsmogelijkheden en statistieken vanwege de overheid draagt bij tot de transparantie van het MVG instrument. Binnenkort gaan we van start met MVG2: een meer uitgebreide registratie.
8. Tot slot Eens aan het einde van je stageperiode gekomen, hopen wij dat een aantal vaardigheden zijn bijgeschaafd en je een beeld hebt van de werking op een revalidatieafdeling.
23
Na iedere stageperiode volgt uiteraard ook een evaluatie, die steeds met jezelf en de stagementoren wordt besproken. Wij vinden het belangrijk dat iedere student het verloop van zijn stage met ons bespreekt. Suggesties zijn altijd welkom zodat we onze leerlingen-begeleiding kunnen optimaliseren en aanpassen aan de noden van de studenten. Verder wensen we je veel succes met de voltooiing van je studies en wie weet … ….tot later in het BZIO.
De witte raven van het derde verdiep.