Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Inhoudsopgave
1
Inleiding
1
1.1
Studietips
2
1.2
Lesmateriaal
2
1.3
Contact
2
2
Nieuw systeem voor witwasmeldingen
3
2.1
goAML
3
3
Verhoging assurantiebelasting
5
3.1
Assurantiebelasting
5
3.2
Verhoging
5
4
Digitale polis sinds juli 2010 mogelijk
7
4.1
Proces van aanvaarding
7
4.2
Een verzekering via internet
8
4.3
De handtekening
8
4.4
Keuze
8
5
Beloning financieel dienstverlener
9
5.1
BTW-plichtig?
9
5.2
Assurantiebelasting
10
5.3
Lopende verzekeringen
11
5.4
Afdracht assurantiebelasting
11
6
Ontwikkelingen rondom risicoprofielen
13
6.1
Waarom deze leidraad?
13
6.2
Een meer uniforme informatieverstrekking over risicoprofielen
14
6.3
De introductie van de risicowijzer
14
7
Verscherping toezicht beloningsbeleid
15
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
1
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Inleiding
Voor financiële dienstverleners gelden naast diploma-eisen ook doorlopende deskundigheidseisen. Deze hebben tot doel de vakinhoudelijke deskundigheid op peil te houden, die nodig is voor de beroepsbeoefening. Door de financiële crisis staat de financiële wereld onder druk en neemt het toezicht op de dienstverleners toe. Het is belangrijk om in deze tijd in te kunnen spelen op de snelle veranderingen, die in de financiële dienstensector plaatsvinden. Op basis van het advies van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) heeft het Ministerie van Financiën de toetstermen voor de PE Wft 2011-2012 vastgesteld. De toetstermen omvatten de relevante actuele ontwikkelingen van de diverse Wftonderdelen. De PE Wft 2011-2012 is van start gegaan op 1 juli 2011 en eindigt op 31 december 2012. In deze periode heb je de tijd om je Wft-diploma’s rechtsgeldig te houden. Dukers & Baelemans is geaccrediteerd door het CDFD. Dit houdt in dat Dukers & Baelemans met succes de erkenningsprocedure heeft doorlopen, die ziet op de wijze van kwaliteitsborging, de opzet en inhoud van het aan te bieden programma, de wijze waarop toetsende elementen in het programma zijn verwerkt en de kwaliteit van de docenten. Dukers & Baelemans is geaccrediteerd, zowel voor E-learning als voor contactonderwijs, voor alle PE Wft-onderdelen: Basismodule; Consumptief Krediet; Hypothecair Krediet; Levensverzekeringen; Schadeverzekeringen; en Volmacht. Deze syllabus omvat de Basismodule. In deze module komen alle relevante ontwikkelingen op het gebied van de basismodule aan bod.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
1
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
1.1
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Studietips
Onze opleiding PE Wft Basismodule bestaat naast deze syllabus ook uit een E-learning. Wij adviseren je het volgende: bestudeer de syllabus; bestudeer vervolgens de E-learning; controleer of je de lesstof beheerst aan de hand van de toetstermen. Je bent dan optimaal voorbereid op de lesdag.
1.2
Lesmateriaal
Wij bieden het lesmateriaal aan via E-learning en via contactdagen. In de E-learning vind je de syllabus inclusief de bijlagen en een aanvullende lesmodule. Tijdens de contactdag maken we gebruik van een presentatie en casuïstiek. Je vindt dit lesmateriaal daags na je contactdag op Mijn D&B.
1.3
Contact
Mocht je tijdens je studie vakinhoudelijke vragen hebben dan kun je deze stellen aan Learning & Development. Voor overige vragen, bijvoorbeeld over je cursusdag, kun je contact opnemen met het team van Logistiek & Planning. Wij wensen je veel plezier met het bestuderen van deze syllabus!
Dukers & Baelemans
Contactgegevens: Learning & Development:
[email protected] Team Logistiek & Planning:
[email protected] Telefoon: 013 - 580 2714
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
2
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
2
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Nieuw systeem voor witwasmeldingen
Wie een bankrekening wil openen, moet aantonen dat hij is wie hij beweert te zijn. Die verplichting is niet alleen bedoeld om te zien waar iemand woont, maar ook om te garanderen dat de betreffende persoon inderdaad een bankrekening mág openen. Is hij bijvoorbeeld wel achttien jaar of ouder en dus voor de wet handelingsbekwaam? De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) schrijft voor dat klanten zich aan de balie moeten kunnen legitimeren. De Wwft verplicht bepaalde ondernemers om, voorafgaand aan het verlenen van diensten aan een klant, diens identiteit vast te stellen. Ook schrijft de wet voor aan welke voorwaarden deze identificatie moet voldoen. Als bij dienstverlening aan een klant een transactie wordt verricht die als ongebruikelijk kan worden aangemerkt, dan is de betreffende dienstverlener ingevolge de Wwft verplicht die transactie te melden bij FIU-Nederland. De wijze van het melden van deze ongebruikelijke transacties is op 13 mei 2011 gewijzigd.
2.1
goAML
In maart 2011 heeft FIU-Nederland een nieuwe applicatie geïntroduceerd voor het melden en verwerken van ongebruikelijke transacties. Op 13 mei 2011 is de nieuwe applicatie ‘live’ gegaan in Nederland. Het systeem dat tot die tijd werd gebruikt was reeds verouderd en sloot niet aan op actuele ICT-systemen en was onvoldoende in staat om aan te sluiten bij (inter)nationale informatieuitwisseling. De nieuwe applicatie is ontwikkeld door het UNODC (United Nations Office on Drugs en Crime) en is bedoeld voor alle FIU’s wereldwijd. De applicatie heet goAML en wordt reeds door diverse landen gebruikt. goAML staat voor government office Anti-Money Laundering.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
3
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
Wft Basis Financiële Dienstverlening
GoAML werkt in drie stappen: Informatie verzamelen bij banken en andere financiële partijen; Informatie analyseren, bijvoorbeeld het achterhalen van patronen in bepaalde transacties; het verspreiden van de informatie via rapporten en andere middelen aan de verschillende instanties. Het belangrijkste verschil met betrekking tot de meldingen is dat alle meldingen nu via internet kunnen worden gedaan. Op de website van FIU-Nederland is een beveiligde omgeving waar de meldingen kunnen worden gedaan. De melder moet uiteraard wel geregistreerd zijn. FIU-Nederland biedt diverse methodes aan om transacties te melden. Deze methodes verschillen naar gelang het aantal meldingen dat door de melder wordt gedaan. 1. Instellingen die grote aantallen melden: met deze partijen is ruim voor ‘livegang’ contact opgenomen om de eigen systemen zodanig aan te passen dat meldingen direct in goAML kunnen worden geïmporteerd. 2. Instellingen die kleinere aantallen melden: deze instellingen kunnen een meldformulier downloaden welke bestaat uit EXCEL-werkbladen. Deze werkbladen worden door de melder ingevuld en kunnen daarna simpel naar de beveiligde webapplicatie worden verstuurd. 3. Instellingen die incidenteel melden: deze instellingen kunnen een formulier invullen in de webapplicatie. Uiteraard dient de melder hiervoor wel eerst in te loggen.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
4
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
Wft Basis Financiële Dienstverlening
3
Verhoging assurantiebelasting
3.1
Assurantiebelasting
Wanneer een verzekeraar en een verzekeringnemer een verzekering afsluiten, dan is er assurantiebelasting verschuldigd over de verzekeringspremie. Wanneer de verzekeraar of de bemiddelaar ook de vergoeding voor de diensten die samenhangen met de verzekering apart in rekening brengt, dan moet ook daarover assurantiebelasting worden betaald. Het gaat hierbij altijd om verzekeringen waarvan het risico in Nederland ligt. Dat is het geval indien de verzekeringnemer in Nederland woont. Voor de volgende verzekeringen geldt een vrijstelling voor de assurantiebelasting: levensverzekeringen; ongevallen-, invaliditeits-, en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen; ziekte- en ziektekostenverzekeringen; werkloosheidsverzekeringen; verzekeringen van zeeschepen (behalve pleziervaartuigen) en luchtvaartuigen die bedoeld zijn als openbaar vervoermiddel in het internationale verkeer (dus bijvoorbeeld geen privévliegtuig); transportverzekeringen; herverzekeringen; exportkredietverzekeringen.
3.2
Verhoging
Per 1 maart 2011 is het assurantiebelastingtarief verhoogd met 2,2 procentpunt naar 9,7%. De Tweede Kamer wilde in eerste instantie de assurantiebelasting al verhogen per 1 januari 2011. De verhoging zou leiden naar een tarief van 9,5%. Verzekeraars vroegen de Tweede Kamer echter twee maanden uitstel om dit plan uit te kunnen voeren. Uiteindelijk is de Tweede Kamer akkoord gegaan met dit uitstel, maar verhoogde wel de belasting naar 9,7% om dit uitstel voor de schatkist te compenseren.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
5
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
Wft Basis Financiële Dienstverlening
De verhoging van de assurantiebelasting is van toepassing op: alle verzekeringen waarop assurantiebelasting verschuldigd is en die op of na 1 maart 2011 zijn ingegaan of worden gecontinueerd, inclusief mutaties; verzekeringen waarvan een (deel)facturatie van de premie plaatsvindt op of na 1 maart 2011; naverrekeningen waarvan de facturatie van de premie op of na 1 maart 2011 plaatsvindt of heeft plaatsgevonden. Dit geldt ook wanneer de betaling betrekking heeft op een periode die ligt vóór 1 maart 2011.
Voorbeeld Jim heeft een autoverzekering gesloten bij internetverzekeringen.nl. De premievervaldatum is jaarlijks op 15 februari. Bij de berekening van de totaalpremie voor de periode 15-02-2011 tot 15-02-2012 wordt uitgegaan van een tarief van 7,5%. Wanneer Jim had gekozen voor een maandpremie, dan zou hij vanaf 15 maart 2011 9,7% assurantiebelasting betalen.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
6
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
4
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Digitale polis sinds juli 2010 mogelijk
Door een wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek (van kracht sinds 1 juli 2010) is het mogelijk om een groter aantal overeenkomsten elektronisch tot stand te laten komen. Het sluiten van een overeenkomst is in beginsel vormvrij. Partijen kunnen onderling kiezen of zij mondeling, schriftelijk of langs elektronische weg een overeenkomst aangaan. De huidige wet schrijft slechts van een gering aantal overeenkomsten voor dat zij schriftelijk tot stand moeten komen (onder andere: de koop van een woning). In dit kader zullen wij slechts ingaan op de langs de elektronische weg tot stand te komen verzekeringsovereenkomsten, oftewel: de digitale polis.
4.1
Proces van aanvaarding
Om het proces duidelijk te maken zullen we eerst herhalen op welke wijze een verzekeringsovereenkomst normaliter (schriftelijk) tot stand komt. Een verzekeringsovereenkomst komt, net zoals iedere andere overeenkomst, volgens de regels van aanbod en aanvaarding tot stand. In de meeste gevallen wordt gebruik gemaakt van een door de verzekeraar beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Aan de hand van dit aanvraagformulier worden vragen over het te verzekeren risico en de persoon van de verzekerde beantwoord. De antwoorden verschaffen de verzekeraar de informatie die hij nodig heeft om te kunnen beoordelen of en tegen welke voorwaarden hij de verzekering wil sluiten. Door het insturen van het ingevulde aanvraagformulier doet de verzekeringnemer een aanbod tot het aangaan van de verzekeringsovereenkomst. De verzekering komt pas tot stand op het moment dat de mededeling van acceptatie de verzekeringnemer heeft bereikt.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
7
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
4.2
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Een verzekering via internet
Ook voor de datum van 1 juli 2010 was het mogelijk om een verzekering via internet aan te vragen. Werd de verzekering daadwerkelijk gesloten, dan mocht de polis tot 1 juli 2010 niet elektronisch verstuurd worden. Door de invoering van diverse wetswijzigingen is het elektronisch versturen van de polis ook mogelijk gemaakt. Op dit moment is het dus mogelijk de volledige afwikkeling van een verzekeringsaanvraag digitaal te laten verlopen. Ook het ter beschikking stellen van de algemene voorwaarden langs de elektronische weg is nu mogelijk. Hierbij is het denkbaar dat de algemene voorwaarden na inzending van het aanvraagformulier, maar vòòr de acceptatie ter beschikking worden gesteld.
4.3
De handtekening
Een van de redenen dat de polis tot 1 juli 2010 fysiek verstuurd moest worden, was het feit dat je via elektronische weg minder zicht had op met wie je zaken deed. Met de invoering van nieuwe identificatiesystemen is dit steeds beter mogelijk. De wetgever heeft daarom besloten dat ook de polis digitaal mag worden verzonden, als de ‘handtekening’ in het document aan een aantal voorwaarden voldoet. Een ingescande handtekening volstaat hierbij niet. De belangrijkste voorwaarden voor een digitale handtekening zijn: de handtekening moet op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden zijn; het is mogelijk aan de hand van de handtekening de ondertekenaar te identificeren; de handtekening komt op een dusdanige wijze tot stand dat alleen de ondertekenaar de handtekening kan zetten; de handtekening maakt het mogelijk achteraf te controleren of het bestand nog veranderd is; de wijze waarop de handtekening wordt gezet is gecertificeerd. De digitale handtekening kan worden gezet door gebruik te maken van een smartcard. Een dergelijke smartcard wordt afgegeven door een certificatie-instituut. Een certificatie-instituut moet ingeschreven staan bij de OPTA.
4.4
Keuze
Sinds het ingaan van deze wijzigingen is het dus mogelijk om een verzekering geheel via de elektronische weg tot stand te laten komen. Van belang hierbij is dat beide partijen met deze elektronische weg dienen in te stemmen. Wanneer de verzekeringnemer bij voorkeur een schriftelijke polis krijgt toegezonden, blijft dit nog steeds mogelijk. Als de verzekeringnemer instemt met het digitaal versturen geldt de toestemming ook voor toekomstige nieuwe polissen van de gesloten verzekering. Dit betekent echter niet dat de toestemming geldt voor alle polissen van alle verzekeringen die een verzekeringnemer heeft lopen bij een verzekeringsmaatschappij.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
8
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
5
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Beloning financieel dienstverlener
De laatste tijd is de wijze waarop een intermediair wordt beloond aanzienlijk veranderd. Waar in het verleden de intermediair meestal werd beloond door de geldverstrekker of verzekeraar, brengt de intermediair nu vaak zijn kosten rechtstreeks bij de klant (consument) in rekening. In het verlengde hiervan bieden intermediairs met enige regelmaat serviceabonnementen aan. Door het sluiten van een dergelijk abonnement kan de klant gebruik maken van de diensten van het intermediair. De Nederlandsche Bank (DNB) ziet een dergelijk abonnement als (schade)verzekering (lees: rechtsbijstandverzekering). Dit heeft tot gevolg dat zo’n dienstverlener een vergunning als verzekeraar nodig heeft. Er worden immers verzekeringen ‘verkocht’. Een verzekering is een overeenkomst waarbij de verzekeraar zich tegen het genot van een premie verbindt één of meer uitkeringen te doen die afhankelijk zijn van een onzeker voorval. Als een financieel adviseur met zijn klant een abonnementsvorm overeenkomt waarbij de inspanningen van de financieel adviseur niet vooraf vaststaan, ziet De Nederlandse Bank dit als een verzekering. Het aanbieden van verzekeringen in Nederland is een vergunningplichtige activiteit. Aan het verkrijgen van een dergelijke vergunning kleven eisen waar de meeste financieel adviseurs in Nederland niet aan kunnen voldoen. De financieel adviseur kan vermijden dat het abonnement als verzekering wordt aangemerkt. Dit kan door te voorkomen dat er sprake is van een onzeker voorval. Periodiek onderhoud is bijvoorbeeld geen onzeker voorval. Het is vooraf bekend dat het onderhoud na verloop van tijd terugkomt. Men kan hier denken aan het doen van de jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting. Handelingen waarvan de uitvoering onzeker is, kunnen dan niet in het abonnement opgenomen worden. Voor de vraag of een overeenkomst een verzekering is, is de manier van betaling niet relevant. Dus ook bij een eenmalige betaling bij aanvang van de overeenkomst kan er sprake zijn van een verzekering. Denk hier aan een fee of een vast tarief. Beoordeeld moet worden of de werkzaamheden en het moment van de werkzaamheden van de financieel adviseur vooraf wel of niet duidelijk zijn. Staat dit niet vooraf vast, dan kan er sprake zijn van een verzekering.
5.1
BTW-plichtig?
Op het moment dat de adviseur zijn beloning rechtstreeks bij de klant in rekening brengt, speelt de vraag of er bij het opmaken van de factuur sprake is van een BTW-plicht. De vraag of er sprake is van een BTW-plicht is echter niet zomaar te beantwoorden. De hoofdregel is dat bemiddelingskosten zijn vrijgesteld van BTW, ditzelfde geldt wanneer er een intentie is tot bemiddeling. Advieskosten daarentegen zijn wel belast met BTW. Voor de BTW-plicht maakt het dus niet uit of er wel of geen product wordt gesloten, zolang de intentie er maar is.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
9
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Voorbeeld Karel is zelfstandig hypotheekadviseur. Karel werkt op uurtarief en dit bedraagt € 110 excl. BTW. Afgelopen maand heeft hij een advies uitgewerkt voor zijn klanten de heer en mevrouw De Rozario. Voor het uitwerken van het advies aan hen heeft Karel 18 uur besteed. Karel weet dat hij uitsluitend een advies geeft en dat hij voor de heer en mevrouw de Rozario niet zal bemiddelen. De factuur wordt opgemaakt inclusief BTW. Wanneer de heer De Rozario de hypotheek wel via Karel had gesloten, zou er sprake geweest zijn van bemiddeling en was de factuur vrijgesteld van BTW.
5.2
Assurantiebelasting
De zojuist besproken BTW-problematiek geldt ook voor de assurantiebelasting. Indien een tussenpersoon bemiddelt in (assurantiebelastingplichtige) verzekeringen dient er over de bemiddelingskosten assurantiebelasting in rekening te worden gebracht tenzij de tussenpersoon provisie ontvangt van de verzekeraar. Voorbeeld Fred is zelfstandig assurantieadviseur. Fred werkt op uurtarief en dit bedraagt € 105 excl. BTW. Afgelopen maand heeft hij voor een van zijn klanten, de heer Fonteijn, het verzekeringspakket onder de loep genomen. Na inventarisatie dient het verzekeringspakket te worden aangepast. Fred bemiddelt hierin en stuurt de heer Fonteijn een factuur. In dit geval is er over de bemiddeling in vrijgestelde schadeverzekeringen geen assurantiebelasting verschuldigd. Over de overige schadeverzekeringen dient wel assurantiebelasting te worden geheven. Fred dient op zijn factuur dus een onderscheid te maken in bemiddeling in vrijgestelde schadeverzekeringen en in niet-vrijgestelde schadeverzekeringen. Indien uit de inventarisatie blijkt dat er geen aanpassing nodig is van het pakket dan kan de factuur twee kanten op. Of er is assurantiebelasting verschuldigd of BTW.
Wanneer de inventarisatie kan worden bezien als normale werkzaamheden die horen bij het beheer van het verzekeringspakket (zoals dit het geval is bij bijvoorbeeld een bestaande klant van de tussenpersoon) dan is er sprake van bemiddeling. Er is dan afhankelijk van het type schadeverzekering (wel of niet assurantiebelastingplichtig) assurantiebelasting
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
10
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
Wft Basis Financiële Dienstverlening
verschuldigd. Ook hierbij dient de tussenpersoon een gespecificeerde factuur op te maken waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de twee typen schadeverzekeringen. Wanneer de inventarisatie niet kan worden bezien als normale werkzaamheden die horen bij het beheer van het verzekeringspakket (zoals dit het geval is bij bijvoorbeeld een nieuwe klant van de tussenpersoon) dan is er sprake van advisering. Er is dan BTW verschuldigd. Hierbij hoeft geen onderscheid naar het type schadeverzekering te worden gemaakt. Wanneer de tussenpersoon het verzekeringspakket inventariseert met de intentie om een nieuwe klant (en de elders lopende verzekeringen) binnen te halen, is er sprake van bemiddeling. Er is dan afhankelijk van het type schadeverzekering assurantiebelasting verschuldigd.
5.3
Lopende verzekeringen
Een assurantieadviseur bemiddelt / adviseert niet alleen in verzekeringen, hij is vaak ook het aanspreekpunt bij schadegevallen. Ook hierbij is het weer van belang of de werkzaamheden voortvloeien uit de normale werkzaamheden.
Voorbeeld Paul is zelfstandig assurantieadviseur. Paul werkt op uurtarief en dit bedraagt € 105 excl. BTW. Paul wordt gebeld door een van zijn klanten omdat deze schade heeft aan zijn woonhuis als gevolg van een storm. Paul meldt deze schade bij de verzekeraar en wikkelt de melding verder af. Voor de werkzaamheden stuurt Paul een factuur en ontvangt provisie van de verzekeraar. Op deze factuur dient geen assurantiebelasting in rekening te worden gebracht.
Voorbeeld 2 Gerard is zelfstandig assurantieadviseur. Gerard werkt op uurtarief en dit bedraagt € 105 excl. BTW. Gerard wordt gebeld door Anja omdat deze schade heeft aan haar woonhuis als gevolg van een storm. Anja is geen klant van Gerard. Gerard meldt deze schade bij de verzekeraar en wikkelt de melding verder af. Voor de werkzaamheden stuurt Gerard een factuur. Er is nu sprake van advies, op deze factuur dient BTW in rekening te worden gebracht.
5.4
Afdracht assurantiebelasting
Nu is gebleken dat een assurantieadviseur assurantiebelasting in rekening moet brengen voor bepaalde diensten, rijst de vraag hoe de afdracht van deze belasting plaatsvindt. De intermediair dient zich te laten registreren bij de Belastingdienst te Amsterdam. Hij dient vervolgens met behulp van aangifteformulieren aangifte te doen. Assurantiebelasting is verschuldigd op het tijdstip waarop de premie vervalt. Als premievervaldag moet worden beschouwd het tijdstip waarop de premie uiteindelijk moet worden betaald. Voor de assurantiebelasting dient de tussenpersoon aangifte te doen. De aangifte en betaling van de assurantiebelasting moet worden gedaan binnen één maand na het einde van het tijdvak. Het aangiftetijdvak verschilt: dit kan een maand, een kwartaal of een jaar zijn.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
11
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
Wft Basis Financiële Dienstverlening
12
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
6
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Ontwikkelingen rondom risicoprofielen
Na intensief overleg met de financiële ondernemingen die beleggingsadvies geven of vermogensbeheer bieden is er een leidraad van de AFM gerealiseerd. In het belang van de klant zou het goed zijn als financiële ondernemingen de aanbevelingen uit de leidraad volgen. De AFM wil met de leidraad illustreren op welke wijze zorgvuldig adviseren over vermogensopbouw ingericht kan worden. De huidige leidraad zal, waar nodig, de komende jaren op onderdelen verder worden uitgewerkt.
6.1
Waarom deze leidraad?
Als een klant wil gaan beleggen wordt deze veelal ingedeeld in een bepaald risicoprofiel. Vervolgens zorgt de beleggingsonderneming dat de beleggingen passen bij dat risicoprofiel. Veelal zijn dit vooraf samengestelde beleggingspakketten. Wetenschappelijk onderzoek heeft bewezen dat er grote verschillen zitten in de te verwachten rendementen en risico’s van de uiteindelijk geadviseerde beleggingen volgens deze risicoprofielen. Met andere woorden: rendement en risico van een neutrale portefeuille bij aanbieder X wijkt aanzienlijk af van rendement en risico van een neutraal profiel bij aanbieder Y. Door deze verschillen is het voor een klant erg lastig om de verschillende aanbieders en bijbehorende portefeuilles met elkaar te kunnen vergelijken.
Om de diverse portefeuilles van de aanbieders meer naar elkaar toe te brengen heeft de AFM de ‘Leidraad informatie over risicoprofielen’ opgesteld. Het uiteindelijke doel van deze leidraad is te komen tot een meer uniforme wijze van voorlichting van de klant door de verschillende beleggingsondernemingen. Hierdoor wordt het vergelijken door de klant makkelijker gemaakt. De AFM wil dit bereiken door: een meer uniforme informatieverstrekking over risicoprofielen; de risicowijzer te introduceren.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
13
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
6.2
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Een meer uniforme informatieverstrekking over risicoprofielen
Op de eerste plaats dient de klant informatie te ontvangen over de verschillende profielen die een aanbieder hanteert. Vervolgens moet de klant informatie ontvangen over hoe er wordt belegd binnen een bepaald profiel. De klant moet tevens informatie ontvangen over haar beleggingsfilosofie en over de visie van de organisatie op de werking van de financiële markten. Daarnaast dient het duidelijk te zijn welke beleggingsstrategie de aanbieder heeft en welke gevolgen dit heeft voor het te verwachten rendement en risico van de betreffende portefeuille. Ook moet de aanbieder aangeven of en in hoeverre er sprake is van garanties voor de waarde van de beleggingen en in hoeverre er sprake is van spreiding binnen de portefeuille. Tevens moet duidelijk zijn in hoeverre de beleggingen in de toekomst blijven passen in een bepaald profiel en in hoeverre de aanbieder de mogelijkheid heeft af te wijken van de eerder gekozen strategie. Hoe er belegd wordt binnen een bepaald profiel moet door de instelling concreet worden aangegeven. De klant dient inzicht te hebben in de beleggingscategorieën waarin belegd wordt. In haar leidraad heeft de AFM opgenomen welke categorieën er zijn. Over de wijze van de selectie van beleggingstitels en welke beperkingen de instelling zich hiervoor oplegt mogen geen onduidelijkheden zijn. Dan volgt het voor de klant belangrijkste onderdeel. Voor de klant moet duidelijk zijn welk rendement en risico hij kan verwachten. Er moet duidelijk worden gemaakt hoe deze cijfers tot stand komen. Ook moet duidelijk zijn welke risico’s niet in de berekening van rendement en risico zijn meegenomen. Hierbij kunnen we denken aan liquiditeitsrisico’s, renterisico’s, tegenpartijrisico’s en valutarisico’s. Een worst-case scenario berekening mag ook niet ontbreken. En natuurlijk moeten de kosten van de beleggingen inzichtelijk zijn voor de klant.
6.3
De introductie van de risicowijzer
Consumenten kunnen zich beter een beeld vormen bij het risico van de belegging als dit grafisch wordt weergegeven. Daarnaast maakt het grafisch weergeven van het risico het vergelijken tussen verschillende aanbieders eenvoudiger. Om deze reden introduceert de AFM in de leidraad de risicowijzer. De risicowijzer kent dezelfde werking als een thermometer: hoe de hoger de temperatuur, des te hoger het risico van de belegging. De bepaling van wat het risico van een belegging is, moet volgens een uniforme wijze plaatsvinden. De aanbieder dient hiervoor de standaarddeviatie van de standaardverdeling van de beleggingscategorieën in een bepaald risicoprofiel te berekenen. De AFM is er zich van bewust dat een plaatje niet alles weergeeft. Het is de taak van de aanbieder om deze beperkingen wel te beschrijven. Exacte bewoordingen heeft de AFM hiervoor niet opgesteld, dat laat ze over aan de verschillende marktpartijen. Ze geeft wel een aantal voorbeeldteksten.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
14
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
7
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Verscherping toezicht beloningsbeleid
Perverse beloningsprikkels bij financiële instellingen worden door velen wereldwijd gezien als één van de oorzaken van het uitbreken van de kredietcrisis. Deze prikkels zouden namelijk medewerkers aanzetten om producten te ontwikkelen (en te adviseren) die geen recht doen aan het belang van de klant. Deze producten zijn louter gebaseerd op het eigen gewin van de financiële instelling. Voorbeelden van dergelijke producten zijn:
aandelenleaseproducten; beleggingsverzekeringen (de zogenaamde woekerpolissen); en koopsompolissen
De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat een onbeheerst beloningsbeleid heeft bijgedragen aan onzorgvuldige klantbehandeling bij financiële instellingen. Dit is de reden geweest voor de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) om in te grijpen. Sinds 1 januari 2011 zien zowel de AFM als DNB toe op een beheerst beloningsbeleid bij financiële ondernemingen. Sinds deze datum is het besluit Beheerst Beloningsbeleid van kracht. Bij een beheerst beloningsbeleid gaan er geen (financiële) prikkels meer uit die kunnen leiden tot het nemen van onverantwoorde risico’s of onzorgvuldige behandeling van klanten. Alle financiële instellingen moeten sinds 1 januari 2011 voldoen aan de regels die uit het Besluit Beheerst Beloningsbeleid voortvloeien. Uit de nota van toelichting van het besluit blijkt dat het toezicht op belonen zich met name moet richten op het bestrijden van onjuiste prikkels in de beloningen van alle betrokkenen bij financiële ondernemingen.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
15
Syllabus Permanente Educatie 2011-2012
Wft Basis Financiële Dienstverlening
Het doel hiervan is de onderneming hiermee te verplichten om de bedrijfsvoering zo in te richten dat een beheerste bedrijfsvoering gewaarborgd is. Door dit besluit hebben de AFM en DNB tools in handen gekregen om in te grijpen bij een niet-juist beloningsbeleid. Als gevolg van dit besluit beschikt de raad van commissarissen van naamloze vennootschappen namelijk over de bevoegdheid om: a) een buitensporige bonus terug te vorderen ('claw back'); dan wel b) de hoogte ervan aan te passen (redelijkheidstoets).
Daarnaast is de raad van commissarissen van naamloze vennootschappen bevoegd om de deskundigheid van commissarissen bij financiële ondernemingen te toetsen.
De termen ‘claw back’ en ‘redelijkheidstoets’ komen uit het wetsvoorstel Aanpassing en Terugvordering van Bonussen. Dit is een wetsvoorstel dat is aangemeld voor plenaire behandeling in de Tweede Kamer. Het doel van dit wetsvoorstel is bevoegdheden te creëren om bonussen van bestuurders van financiële ondernemingen (bijvoorbeeld banken en verzekeraars) te kunnen terugvorderen. Het is nog de vraag of dit wetsvoorstel wordt aangenomen en wanneer het wordt ingevoerd en of de uiteindelijk ingevoerde wet gelijk is aan het huidige wetsvoorstel.
© 2011 Dukers & Baelemans (2011-01)
16