Meldcode Kindermishandeling Juni 2013
Inhoudsopgave Inleiding
2
1 Wat is kindermishandeling
3
2 De Meldcode 2.1 Stroomschema en belangrijke telefoonnummers 2.2 Stappenplan 2.3 Verantwoordelijkheden van Bureau Leerplicht Plus 2.4 Verantwoordelijkheden van de leerplichtambtenaar en Aandachtsfunctionaris
4 5 6 8 9
3 Rol van de scholen
10
4 Nazorg medewerkers
10
5 Registratie
10
Bijlagen 1 Signalen 2 Beschermende factoren en risicofactoren 3 Formulier Intern overleg bij signalen kindermishandeling 4 Meldingsformulier AMK/BJZ 5 Voorbeeldzinnen en vragen
1
Inleiding Het invoeren en hanteren van de meldcode kindermishandeling wordt een wettelijke verplichting voor Bureau Leerplicht Plus1. Uit onderzoek blijkt dat in 2010 ruim 118.000 kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar in Nederland (ruim 3 procent van het totaal) blootgesteld waren aan een vorm van kindermishandeling2. De meerderheid van de gevallen betreffen emotionele verwaarlozing (inclusief verwaarlozing van het onderwijs en getuige zijn van huiselijk geweld) en fysieke verwaarlozing, met respectievelijk 36 en 24 procent van de gevallen. Seksueel misbruik wordt met 4 procent het minst gemeld3. 1 op de 25 kinderen wordt hiermee blootgesteld aan een vorm van mishandeling. In Nederland overlijdt iedere week 1 kind aan de gevolgen van mishandeling. Het is belangrijk dat professionals weten welke stappen zij moeten zetten bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling. Uit onderzoek blijkt dat een meldcode in een organisatie daarbij ondersteunend is. Een meldcode is een stappenplan waarin staat hoe een professional moet omgaan met signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het gebruik van een meldcode leidt ertoe dat professionals bewust omgaan met signalen en zich realiseren, er iets mee te moeten. Bij elk signaal, is de professional verplicht, dit te bespreken met de aandachtsfunctionaris. De beslissing, om vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling wel of niet te melden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, blijft nog altijd de verantwoordelijkheid van de professional. In plaats van melden kunnen professionals er namelijk ook voor kiezen om hulp te organiseren. Het stappenplan van de meldcode biedt hen houvast bij die afweging. Een deel van de professionals die door hun beroep te maken kunnen krijgen met huiselijk geweld en kindermishandeling werken al met een meldcode (40%). Bij wet worden bepaalde sectoren verplicht om met een meldcode te werken, namelijk: gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning (welzijn) en justitie. Gemeentelijke diensten, stadsdelen en regiogemeenten hebben hun eigen verantwoordelijkheid om te zorgen dat voor die sectoren/functies die onder de meldcode vallen een meldcode vastgesteld wordt en de kennis erover en het gebruik daarvan bevorderd wordt. Hierbij gaat het vooral om professionals in dienst van de gemeente die dagelijks (vaak meerdere malen) in contact staan met cliënten.4 De leerplichtambtenaren, werkzaam bij het Bureau Leerplicht Plus, hebben veel contact met kinderen, ouders en school. Ook valt verzuim en het niet bieden van passend onderwijs (educatieve verwaarlozing) onder kindermishandeling. Hier ligt een belangrijke signaleringsrol voor de leerplichtambtenaar. Door het gebruik van de meldcode, wordt er een verbinding gelegd tussen de betrokken professionals en wordt er actie gepleegd op het signaal. In 2011 zijn er 3 meldingen van Kindermishandeling gedaan door BLP en is er 1 keer gebeld voor consult en 2 keer voor advies. In 2012 is er 1 melding gedaan door BLP, is er 1 keer gebeld voor consult en 3 keer voor advies Met het actief gebruik maken van de meldcode, is de prognose dat dit op frequentere basis zal gebeuren.
1
De Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling treedt naar verwachting in 2013 in werking. 2 Tweede Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen, 2011 3 www.nji.nl 4 Voorlopig plan van aanpak implementatie Verplichte Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Regio Amsterdam, Juli 2011
2
1 Wat is kindermishandeling Kindermishandeling Kindermishandeling is het doen en laten van ouders, of anderen in soortgelijke positie ten opzichte van het kind, dat een ernstige aantasting of bedreiging vormt voor de veiligheid en het welzijn van het kind (Baartman, 2010). Ongeboren baby’s kunnen ook slachtoffer zijn van kindermishandeling. Onder ‘ouders’ vallen ook stiefouders, adoptiefouders, pleegouders of partner van een van de ouders. De ‘anderen in soortgelijke positie’ zijn mensen van wie het kind ook afhankelijk is voor aandacht, bescherming en verzorging. Bijvoorbeeld buren, vrienden of kennissen, broers en zussen, de leerkracht of oppas. Huiselijk geweld De overheid beschrijft huiselijk geweld als: Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging van goederen in en om het huis). Belangrijk: de combinatie kinderen en huiselijk geweld betekent altijd kindermishandeling. Vormen van kindermishandeling In het onderstaande schema zijn de verschillende vormen van kindermishandeling uitgelicht: Geweld
Verwaarlozing
Seksueel misbruik
Fysiek Emotioneel
Prenataal Fysiek Emotioneel Educatief Blootstelling aan huiselijk geweld
Kindermishandeling
Exploitatie
Schending van recht op zelfbeschikking
Munchhausen by Proxy
Kinderarbeid Prostitutie Pornografie
Vrouwelijke Genitale Verminking Eergerelateerd
geweld Gedwongen achterlating
Een uitgebreide toelichting op het schema is terug te vinden in het Protocol kindermishandeling op www.protocolkindermishandeling.nl, hoofdstuk 2.5 5
Stappenplan kindermishandeling en huiselijk geweld
3
2 De Meldcode Het bevoegd gezag van Bureau Leerplicht Plus, Overwegende
dat Bureau Leerplicht Plus verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan zijn cliënten en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in geval van dienstverlening aan cliënten die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling; dat van de medewerkers die werkzaam zijn bij Bureau Leerplicht Plus op basis van deze verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met cliënten attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen; dat Bureau Leerplicht Plus een meldcode wenst vast te stellen zodat de medewerkers die binnen Bureau Leerplicht Plus werkzaam zijn weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling; dat Bureau Leerplicht Plus in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de medewerkers bij deze stappen ondersteunt; dat onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen ouderenmishandeling en eergerelateerd geweld. Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex) partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten; dat onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking; dat onder medewerker in deze code wordt verstaan: de leerplichtambtenaar die voor Bureau Leerplicht Plus werkzaam is en die in dit verband in contact staat met leerplichtige en kwalificatieplichtige kinderen en diens ouders/verzorgers; dat onder cliënt, in deze code wordt verstaan: iedere persoon aan wie de medewerker zijn professionele diensten verleent. Voor Bureau Leerplicht Plus, wordt is het contact veelal gericht op leerling, ouder(s)/ verzorger(s).
In aanmerking nemende: - de Wet bescherming persoonsgegevens; - de Wet op de jeugdzorg; - de Wet maatschappelijke ondersteuning - de Leerplichtwet 1969 Stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vast:
4
2.1 Stroomschema
STAP 1 Breng signalen in kaart (dit kan tijdens het gesprek) Maak gebruik van de signalen, bijlage 1 ACUUT ONVEILIG? Neem direct contact op met het AMK of SHG
Verantwoordelijkheid bij school: - Actieplan bespreken - Monitoren
STAP 2 Vraag advies aan aandachtsfunctionaris, BJZ/ AMK en/ of SHG en school/ externe organisatie: - Leg de verantwoordelijkheid bij school OF - Bereid het gesprek met ouder en/of kind voor (met de AF) Maak gebruik van Formulier Intern overleg
STAP 3 Praat met ouder(s)/verzorger(s) en/of kind; Evt in samenwerking met AF, school of hulpverleningsinstantie
STAP 4 Weeg aard, ernst van en risico op kindermishandeling of huiselijk geweld, ism de AF/ AMK. Maak gebruik van LIRIK
STAP 5 Beslis: Zelf hulp organiseren of melding doen bij BJZ/AMK en/of SHG Maak bij melding gebruik van het meldingsformulier
NB De volgorde van de stappen mag afwijken. Daar de contacten van de leerplichtambtenaar met de jongere, ouder/verzorger, vaak kortstondig zijn. Bureau Jeugdzorg/Advies- en Meldpunt Kindermishandeling 0900 123 123 0 landelijk telefoonnummer (5 cent per minuut) Steunpunt Huiselijk Geweld 0900 126 26 26 landelijk telefoonnummer (5 cent per minuut) Politie 112 alarmnummer (gratis) 0900 8844 als er geen spoed is (lokale gesprekskosten)
5
2.2 Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Stap 1: In kaart brengen van signalen De leerplichtambtenaar brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en legt deze vast in Erisa. De leerplichtambtenaar legt ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. Voorbeelden van signalen zijn: hoge frequentie schoolverzuim, of het gezin maakt een onverzorgde, verwaarloosde indruk. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in bijlage 1 van dit protocol. De signalen worden zo feitelijk mogelijk beschreven. Indien er ook hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, is het van belang dat er wordt vermeld dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Een vervolgaantekening wordt gemaakt als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. Leg diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht/professional, werkzaam bij een officiële (hulpverlenings)instantie, instelling of organisatie. Ook is het van belang dat er niet alleen naar de risicofactoren, maar ook de beschermende factoren meegenomen worden in de afweging. De beschermende factoren kunnen het risico weer verkleinen. Een voorbeeld van een beschermende factor is: Het gezin vindt steun in (in)formeel netwerk. Een voorbeeld van een risico factor is: Ouders zijn afhoudend jegens gezondheidszorg/ hulpverlening (no show). Meer voorbeelden hiervan zijn te vinden in bijlage 2. Signalen kunnen in een verzuimgesprek al in kaart worden gebracht. Heeft de leerplichtambtenaar zelf geen contact met de kinderen, dan kunnen signalen toch vastgelegd worden over de situatie waarin deze kinderen zich mogelijkerwijs bevinden, als de toestand daar aanleiding toe geeft. Deze informatie kan bijvoorbeeld verkregen zijn via de leerplichtassistenten die een huisbezoek hebben afgelegd in opdracht van de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar licht in dergelijke gevallen de aandachtsfunctionaris in over het signaal en volgt de hiervoor afgestemde route. Mocht het signaal zijn binnen gekomen bij de leerplichtambtenaar via bijvoorbeeld het Zorgbreedte overleg op school, kan dit signaal door de leerplichtambtenaar geregistreerd worden, indien de situatie daar aanleiding toe geeft. De leerplichtambtenaar stemt hierover af met de aandachtsfunctionaris. Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht (bijvoorbeeld op een woongroep, of gesloten instelling), dienen de signalen direct bij de leidinggevende gemeld te worden. In dat geval is het stappenplan niet van toepassing. Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld De leerplichtambtenaar bespreekt de signalen met de aandachtsfunctionaris van Bureau Leerplicht Plus en als de leerling op school staat ingeschreven, met de aandachtsfunctionaris/ contactpersoon van school. Hebben zij dezelfde signalen? Zo ja, wordt er een afspraak met school gemaakt over wie het signaal oppakt. In de meeste gevallen, zal de school dit op zich nemen, daar zij over de meeste informatie beschikken. De leerplichtambtenaar vraagt zo nodig ook advies aan het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling of aan het Steunpunt Huiselijk Geweld. Indien wordt besloten dat de leerplichtambtenaar het signaal doorpakt wordt het gesprek met ouders (samen met de aandachtsfunctionaris) voorbereid. Bespreek of de aandachtsfunctionaris bij het gesprek met ouders aanwezig dient te zijn. Tijdens dit intern overleg, wordt door de aandachtsfunctionaris gebruik gemaakt van het formulier intern overleg, zie bijlage 3. De registratie van het formulier wordt door de aandachtsfunctionaris gedaan en er gaat een kopie naar de LPA. Stap 3: Gesprek met de ouder/verzorger De leerplichtambtenaar bespreekt de signalen met de ouder/verzorger. Dit kan in samenwerking met school of een betrokken hulpverleningsinstantie. Is er ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de ouder/verzorger, raadpleeg dan een deskundige collega (aandachtsfunctionaris) en/of het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld.
6
leg de ouder/verzorger het doel uit van het gesprek; beschrijf de feiten (bijvoorbeeld: het kind staat niet op school ingeschreven) die er zijn vastgesteld en de waarnemingen die er zijn gedaan; nodig de ouder/verzorger uit om een reactie hierop te geven; kom pas na deze reactie, zo nodig en zo mogelijk, met een interpretatie van hetgeen dat is gezien, gehoord en waargenomen. Beloof geen geheimhouding! Als het gesprek in samenwerking met andere instanties, of met behulp van de aandachtsfunctionaris wordt gevoerd, dient er van tevoren een duidelijke rolverdeling te worden afgesproken. Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling De leerplichtambtenaar weegt op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de cliënt het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. Eveneens wordt de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling gewogen. Bij het inschatten van het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling wordt gebruik gemaakt van een risicotaxatie-instrument (LIRIK), deze staat op pagina 30 van het Protocol kindermishandeling. De aandachtsfunctionaris kan eventueel gevraagd worden om mee te kijken. Let erop dat er zo objectief mogelijk beschreven wordt wat de leerplichtambtenaar heeft gezien of gehoord. De aandachtsfunctionaris zal er op toezien dat de LIRIK ingevuld wordt. Zijn de signalen ontkracht, is er geen actie meer nodig vanuit leerplicht. Wel is het raadzaam de school op de hoogte te stellen. De leerplichtambtenaar dient in ERISA te omschrijven dat de signalen zijn ontkracht en er verder geen actie wordt ondernomen. Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden Hulp organiseren en effecten volgen Meent de leerplichtambtenaar, op basis van de afweging in stap 4, dat de jongere en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermd zijn: dan organiseert hij/zij, indien nodig, de doorverwijzing naar noodzakelijke hulp, of brengt hij/zij de casus in bij het ZAT/ZBO dan volgt hij/zij na drie weken, de effecten van deze hulp; dan doet hij/zij alsnog een melding, als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint (stelt de aandachtsfunctionaris hiervan op de hoogte). OF Melden en bespreken met de cliënt Kan de jongere niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermd worden of wordt er getwijfeld of de jongere voldoende beschermd is tegen huiselijk geweld of kindermishandeling dan meldt hij/zij het vermoeden bij het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling of bij het Steunpunt Huiselijk Geweld; dan sluit hij/zij bij de melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geeft duidelijk aan indien de informatie die gemeld wordt (ook) van anderen afkomstig is; dan overlegt hij/zij bij de melding, met het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld wat er na de melding, binnen de grenzen van de gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog gedaan kan worden om de jongere en zijn gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen. dan monitoort hij/zij 2 maanden na het doen van de melding, hoe de melding is afgehandeld. Het meldingsformulier staat op pagina 47 van het Protocol kindermishandeling. Bespreek de melding vooraf met de jongere (vanaf 12 jaar) en/of met de ouder (als de jongere nog geen 16 jaar oud is).
7
De leerplichtambtenaar: legt uit waarom hij/zij van plan is een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is. Voorbeeldopeningszinnen zijn te vinden op pagina 35 van het Protocol kindermishandeling; vraagt de jongere, ouder/verzorger uitdrukkelijk om een reactie; overlegt in geval van bezwaren van de jongere, ouder/verzorger, op welke wijze tegemoet gekomen kan worden aan deze bezwaren; is dat niet mogelijk, dan weegt hij/zij de bezwaren dan af tegen de noodzaak om de jongere of zijn gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Hij/zij betrekt in de afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de jongere of zijn gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen; doet een melding indien naar het oordeel van de leerplichtambtenaar de bescherming van de jongere of zijn gezinslid de doorslag moet geven. Van contacten met de jongere, ouder/verzorger over de melding kan de leerplichtambtenaar afzien: als de veiligheid van de jongere, die van de leerplichtambtenaar zelf, of die van een ander in het geding is; als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de jongere daardoor het contact zal verbreken en hiermee uit beeld raakt. De leerplichtambtenaar kan in dergelijke gevallen ook kiezen een anonieme melding te doen. Als er sprake is van het opmaken van proces-verbaal, neemt de leerplichtambtenaar contact op met het aansluitteam van BJAA voor advies of er een zorgmelding gedaan dient te worden, of een AMK melding. De leerplichtambtenaar maakt met de aandachtsfunctionaris een afspraak op welke manier er gemonitoord zal worden. Er wordt een afspraak gemaakt over de termijn en wat er gemonitoord dient te worden (acties AMK, school, hulpverleningsinstanties).
2.3 Verantwoordelijkheden van Bureau Leerplicht Plus voor het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat Om het voor beroepskrachten mogelijk te maken om in een veilig werkklimaat huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en om de stappen van de meldcode te zetten, draagt Bureau Leerplicht Plus er zorg voor dat: binnen de organisatie en in de kring van cliënten bekendheid wordt gegeven aan het doel en de inhoud van de meldcode; regelmatig een aanbod wordt gedaan van trainingen en andere vormen van deskundigheidsbevordering zodat medewerkers voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen en ook op peil houden voor het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de code; er voldoende deskundigen beschikbaar zijn die de medewerkers kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van de code; de meldcode aansluit op de werkprocessen binnen de organisatie; de werking van de meldcode regelmatig wordt geëvalueerd en dat zonodig acties in gang worden gezet om de toepassing van de meldcode te optimaliseren; afspraken worden gemaakt over de wijze waarop Bureau Leerplicht Plus zijn medewerkers zal ondersteunen als zij door cliënten in of buiten rechte worden aangesproken op de wijze waarop zij de meldcode toepassen.
8
2.4 Verantwoordelijkheden van zowel de leerplichtambtenaar EN aandachtfunctionaris kindermishandeling Kennis nemen van de inhoud van dit protocol en handelen volgens bijbehorend stappenplan. In staat zijn signalen die (kunnen) wijzen op kindermishandeling te herkennen. Waken voor de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen. Onderhouden van eigen kennis en ervaring in het signaleren en handelen bij (vermoedelijke) kindermishandeling. Indien nodig overleggen wie contact opneemt met organisaties die betrokken zijn bij het kind. Indien nodig overleggen wie contact opneemt met BJZ/AMK, SHG of de politie. Indien nodig overleggen wie verwijst naar professionele hulp of professionele hulp in gang zet. Toezien op zorgvuldig omgaan met de privacy van het betreffende gezin, waarbij rekening wordt gehouden met het privacyreglement van de instelling. Waarborgen continuïteit van bijvoorbeeld onderwijs. Vermoedens van kindermishandeling dienen altijd besproken te worden met de aandachtsfunctionaris. 2.4.1 Verantwoordelijkheden aandachtsfunctionaris kindermishandeling Actualiseren van informatie over kindermishandeling (en het protocol) en dit onderwerp regelmatig onder de aandacht brengen in de organisatie. Overleg plegen met de leerplichtambtenaar die zorgen heeft over een kind of ouder en denkt aan kindermishandeling (met behulp van LIRIC) Indien nodig andere beroepskrachten van de instelling bij het overleg betrekken. Afspraken maken, taakverdeling en tijdspad vaststellen (wie doet wat en wanneer). Zorg dragen voor duidelijke afspraken over overdracht van gegevens en terugkoppeling en verslaglegging. Informeren van de leidinggevende. Aan de clustermanager van de cluster waar de zaak speelt, wordt per mail (cc) aangegeven dat er signalen zijn van kindermishandeling en wat de vervolgstappen zijn. Zijn de aandachtsfunctionaris en de leerplichtambtenaar het oneens over de te nemen stappen, wordt dit altijd opgeschaald naar de clustermanager. Periodiek (minstens eenmaal per jaar) evalueren van het protocol op werkzaamheid, zorgvuldigheid, volledigheid en zo nodig bijstellen van de eigen werkinstructie. Jaarlijks terugkoppelen van instellingsoverstijgende aandachtspunten aan de vertegenwoordiger van de eigen instelling die deelneemt aan de werkgroep of klankbordgroep of aan de redacteur AMK. 2.4.2 Verantwoordelijkheden leerplichtambtenaar Overleg plegen met de aandachtsfunctionaris kindermishandeling bij signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling. Uitvoeren van afspraken die zijn voortgekomen uit het overleg met de aandachtsfunctionaris kindermishandeling, zoals een gesprek met de ouders, of contact opnemen met school/ externe organisaties. Bespreken van de resultaten van deze stappen met de aandachtsfunctionaris. Schriftelijk vastleggen van alle aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat een kind (mogelijk) wordt mishandeld.
9
3. Rol van de scholen Op het moment dat de leerplichtambtenaar een signaal heeft van kindermishandeling, dient dit met de school besproken te worden. Er dient na gegaan te worden of deze leerling al bekend is bij het ZAT/ZBO. Is de school op de hoogte van de signalen? Welke stappen heeft de school ondernomen? De leerplichtambtenaar maakt afspraken over de te nemen stappen en maakt afspraken over het monitoren. De leerplichtambtenaar stelt de school op de hoogte van het stappenplan. En biedt eventueel ondersteuning door het leveren van input voor de zorg-/AMK melding, die door de school gedaan dient te worden. 4. Nazorg medewerkers Door de aandachtsfunctionaris wordt er een maand na de melding contact opgenomen met de leerplichtambtenaar, om de stand van zaken te bespreken. De leerplichtambtenaar krijgt hierbij de ruimte om te vertellen hoe de afhandeling van de melding is verlopen en hoe zij het doen van de melding hebben ervaren. Als blijkt dat de leerplichtambtenaar behoefte heeft aan ventileren van gedachten en gevoelens schakelt de aandachtsfunctionaris de clustermanager in. Mocht er in uitzonderlijke gevallen sprake zijn geweest van agressie tijdens het gesprek met ouders, zal het agressieprotocol voor Bureau Leerplicht Plus gehandhaafd worden. 5. Registratie Fysiek dossier De aandachtsfunctionaris houdt de volgende registraties bij: Formulier intern overleg LIRIK Meldingsformulier Digitaal De signalen worden door de leerplichtambtenaar in ERISA (werklogboek) verwerkt. Ook dienen de acties en afspraken in het werklogboek vermeld te worden. De leerplichtambtenaar doet een melding in Matchpoint. NB Als de signalen zijn ontkracht, dient deze registratie verwijderd te worden uit het werklogboek.
10
Bijlage 1 Signalen bij kinderen die kunnen wijzen op mishandeling: Lichamelijke signalen bij kinderen tot 12 jaar • onverklaarbare blauwe plekken, schaafwonden, kneuzingen, botbreuken; • krab-, bijt- of brandwonden; • littekens; • slechte verzorging in kleding, hygiëne, voeding; • onvoldoende geneeskundige of tandheelkundige zorg; • achterstand in ontwikkeling (motoriek, spraak, taal, emotioneel, cognitief); • psychosomatische klachten (buikpijn, hoofdpijn, misselijk, etc.); • vermoeidheid, lusteloosheid; • genitale of anale verwondingen; • jeuk of infectie bij vagina of anus; • opvallend vermageren of dikker worden; • recidiverende urineweginfecties of problemen bij het plassen; • niet zindelijk (vanaf 4 jaar); let op: bij een verstandelijke beperking kan de zindelijkheidsleeftijd afwijken; • afwijkende groei- of gewichtscurve; • kind gedijt niet goed; • kind komt steeds bij andere artsen of ziekenhuizen; • houterige manier van bewegen (benen, bekken ‘op slot’); • pijn bij lopen of zitten; • seksueel overdraagbare aandoening; • slaapproblemen; • voeding- of eetproblemen. Extra voor kinderen tot 4 jaar • lichaam stijf houden bij optillen. Extra voor kinderen van 12 tot 19 jaar • zwangerschap; • abortus; • vertraagd intreden puberteit; • boulimia. Emoties en gedrag bij kinderen tot 12 jaar • extreem zenuwachtig, gespannen, angstig of boos; • teruggetrokken gedrag; • in zichzelf gekeerd, depressief; • passief, meegaand, apathisch, lusteloos; • kind is bang voor de ouder; • plotselinge verandering in gedrag; • veel aandacht vragen op een vreemde manier; • niet bij de leeftijd passende kennis, gedrag of omgang met seksualiteit; • vastklampen of veel afstand houden; • angst of schrikreacties bij onverwacht lichamelijk contact; • zelfverwondend gedrag; • overijverig; • jong of ouwelijk gedrag; • stelen, brandstichting, vandalisme; • altijd waakzaam; • (angst voor) zwangerschap; • extreem verantwoordelijkheidsgevoel; • niet spelen met andere kinderen (vanaf 3 jaar); • afwijkend spel (ongebruikelijke thema’s die kunnen wijzen op kindermishandeling); • snel straf verwachten; • gebruik van alcohol of drugs; • agressieve reacties naar andere kinderen; • geen interesse in speelgoed of spel.
11
Extra voor kinderen tot 4 jaar • angstig bij het verschonen; • driftbuien; • vertraagde spraak-taalontwikkeling. Extra bij kinderen van 12 tot 19 jaar • suïcidaal gedrag; • anorexia; • boulimia; • weglopen van huis; • crimineel gedrag; • verslaafd aan alcohol of drugs; • promiscuïteit of prostitutie; • relationeel geweld; • hoog schoolverzuim. Signalen bij het gezin • onveilige behuizing; • onhygiënische leefruimte; • sociaal geïsoleerd; • gesloten gezin dat hulp vermijdt; • kind gedraagt zich anders als de ouders in de buurt zijn; • gezin verhuist vaak; • gezin wisselt vaak van huisarts, specialist of ziekenhuis; • relatieproblemen van ouders; • lichamelijk of geestelijk straffen is normaal in het gezin; • gezin kampt met diverse problemen; • regelmatig wisselende samenstelling van gezin; • sociaal-economische problemen: werkloosheid, uitkering, migratie; • veel ziekte in het gezin; • geweld tussen gezinsleden; • andere kinderen zijn uit huis geplaatst; • gezin maakt onverzorgde, verwaarloosde indruk. Signalen van ouder(s) • ouder schreeuwt naar het kind of scheldt het kind uit; • ouder troost het kind niet bij huilen; • ouder reageert niet of nauwelijks op het kind; • ouder komt afspraken niet na; • ouder heeft irreële verwachtingen van het kind; • ouder heeft zelf ervaring met geweld in het verleden; • ouder staat er alleen voor en heeft weinig steun uit de omgeving; • ouder weigert benodigde medische of geestelijke hulp voor kind; • ouder heeft psychiatrische of psychische problemen; • ouder gedraagt zichzelf nog als kind; • ouder heeft cognitieve beperkingen; • ouder vertoont negatief en dwingend gedrag; • ouder is voor een ander kind uit de ouderlijke macht ontzet; • ouder belast kind met volwassen zorgen of problemen; • ouder heeft andere kinderen mishandeld, verwaarloosd of misbruikt. Signalen van zwangere vrouwen • alcohol- of drugsgebruik; • roken;
12
• zich afzijdig houden van of vertrek bij prenatale zorg; • geen vaste verblijfplaats; • frequent verhuizen (meer dan twee adressen in een jaar); • ongezonde leefomgeving; • maakt onverzorgde, verwaarloosde indruk; • geïsoleerd leven; • geen sociaal netwerk; • psychische of psychiatrische problemen (in heden of verleden); • verstandelijke of cognitieve beperking; • een verwarde indruk maken; • onvoorbereid op bevalling of de komst van een kind; • verbergen van de zwangerschap; • het kind niet willen; • onrealistische verwachting van het ongeboren kind; • snelle opeenvolging van zwangerschappen; • een vorig kind is mishandeld, verwaarloosd of misbruikt; • ouder is voor een vorig kind uit de ouderlijke macht ontzegd of vorig kind is uit huis geplaatst; • vrouw wordt zelf mishandeld of heeft dit meegemaakt; • seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s); • prostitutie; • criminaliteit; • ongecontroleerd medicatiegebruik. Signalen op school • leerproblemen; • taal- of spraakproblemen; • plotselinge drastische terugval in schoolprestaties; • faalangst; • hoge frequentie schoolverzuim; • altijd heel vroeg op school zijn en na schooltijd op school(plein) blijven; • regelmatig te laat op school komen; • geheugen- of concentratieproblemen; • geen of weinig belangstelling van de ouders voor (de schoolprestaties van) het kind; • angstig bij het omkleden (bij gym of zwemmen); • afwijkend gedrag wanneer de ouders het kind van school halen; • kind wordt onverwacht uitgeschreven zonder afscheid; • onverzorgd naar school; • zonder ontbijt en/of zonder lunchpakket naar school; • ouders nemen schooladviezen niet over; • te hoge druk op schoolprestatie.
13
Bijlage 2 Risicofactoren en beschermende factoren Risicofactoren voor kindermishandeling Ouders • mishandeling van een eerder kind; • mishandeling of verwaarlozing in eigen verleden; • persoonlijkheidsstoornis: impulsiviteit, instabiliteit, agressie, suïcideneiging, moord; • verslaving: alcohol, drugs, gokken; • (lichte) verstandelijke handicap; • ontkenning ernst kindermishandeling; • verbaal of lichamelijk relationeel geweld; • vader of moeder is jonger dan 20 jaar; • alleenstaand ouderschap; • afhoudend jegens gezondheidszorg en hulpverlening (no-show’s). Omgeving • financiële problemen (armoede); • werkloosheid, lage opleiding, gebrek aan perspectief; • weinig steun van familie en omgeving (isolement); • nieuwe migranten, illegalen. Kind • ongewenst of tegenvallend kind; • huilbaby; • kind met (meervoudige) handicap; • kind met ontwikkelings- en gedragsprobleem (ADHD, autisme, ODD); • prematuur of dysmatuur geboren kind; • adoptiekind, pleegkind of stiefkind; • groot gezin van drie of meer kinderen; • kind dat eerder mishandeld is. Gezin, interactie tussen ouder en kind • gebrek aan kennis over opvoeding, vreemde verwachtingen of opvattingen; • negatieve ouder-kindinteractie; • ongewenste zwangerschap; • negatief ervaren zwangerschap (medische complicaties, geweld, relatieproblemen); • stressfactoren in gezin (verhuizing, scheiding). Beschermende factoren Ouders • competentie en draagkracht: ouders kunnen opvoeding qua tijd en energie aan; • positief zelfbeeld; • partner ondersteunt en deelt in zorg en opvoeding; • ouders hebben vervelende jeugdervaringen goed verwerkt; • ouders kunnen steun putten uit eigen liefdevolle opvoeding; • ouders zijn in staat steun uit omgeving te vragen en deze goed te gebruiken; • ouders zijn aanwezig en emotioneel beschikbaar voor het kind; • ouders zijn flexibel en kunnen omgaan met veranderingen. Kind • kind is sociaal vaardig, kan gevoelens goed verwoorden, probleemoplossend vermogen; • positief zelfbeeld; • bovengemiddelde intelligentie; • aantrekkelijk uiterlijk, kind ziet er leuk uit; • kind heeft goede relatie met andere volwassene(n) naast ouders; • egoveerkracht, kind kan staande blijven in allerlei sociale situaties, toont veerkracht; • kind is bereid en in staat te veranderen, kan naar eigen aandeel kijken en nieuwe dingen aanleren. Gezin en omgeving • steun uit informeel netwerk: er is ten minste één betrouwbare persoon die het kind kan opvangen
14
of de ouders praktisch, materieel of emotioneel bijstaan; • steun uit formeel netwerk: instanties helpen ouder(s) en/of kind (bijvoorbeeld jeugdgezondheidszorg, huisarts, kerk).
15
Bijlage 3 Formulier intern overleg bij signalen kindermishandeling Beschrijf de gegevens zo zorgvuldig en objectief mogelijk. Kinderen vanaf 12 jaar en ouders van kinderen tot 16 jaar hebben recht op inzage en correctie van de gegevens. Naam kind: _________________________________________ ___________________________________________________________________________ Geboortedatum: ______________________________________________________________________________________ ❏ Jongen / ❏ Meisje Burgerservicenummer: _____________________________________________________________________________________________________ __ Deelnemers overleg: _____________________________________________________________________________________________________ _____ A. Analyse van de situatie Wat zijn de concrete signalen (van kind, ouder(s), omgeving) en wie signaleert dit? _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ Sinds wanneer worden de signalen opgemerkt? Door wie? _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ Waardoor is de zorg over deze situatie of het vermoeden van kindermishandeling ontstaan? Bij wie? _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ Delen anderen deze zorg of dit vermoeden? Zo ja, wie en waardoor? _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ Zijn er ook signalen van broers of zussen? Bij wie? _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ Welke vragen moeten beantwoord worden? _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ Hoe vaak en wanneer komen de signalen voor? Nemen de signalen toe in intensiteit of aantal? _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________
Formulier intern overleg bij signalen kindermishandeling B. Eerdere acties Welke acties zijn al ondernomen? Door wie? _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ Wat is er al met de ouder(s)/het kind besproken? Door wie? _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________
16
_____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ C. Actieplan Welke acties zijn er nodig? Beschrijf ook hoe, wanneer, door wie en met welk doel de acties worden ingezet. _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ D. Terugkoppeling Hoe, door wie, aan wie en wanneer worden bevindingen teruggekoppeld en vastgelegd? _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ E. Resultaten acties Beschrijf per actie of deze uitgevoerd is, hoe het gegaan is en wat de uitkomsten zijn. Volg het stappenplan. _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ F. Verdere beschrijving gevolgde stappen. _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ ____________________________ Dit formulier is ingevuld door (naam en functie): ____________________________________________________________________________ Datum: __________________________________________
17
Bijlage 4 Meldingsformulier BJZ/AMK 1. Gegevens van de melder naam contactpersoon/melder: ________________________________________________________________________________________________ adres: _____________________________________________________________________________________________________ ______________________ postcode en woonplaats: _____________________________________________________________________________________________________ telefoonnummer: _____________________________________________________________________________________________________ _________ wanneer te bereiken: _____________________________________________________________________________________________________ _____ eventuele vervanger: _____________________________________________________________________________________________________ _____ 2. Datum melding _____________________________________________________________________________________________________ ________ 3. Gegevens van de betrokkenen naam kind(eren): _____________________________________________________________________________________________________ ________ geboortedatum: _____________________________________________________________________________________________________ _________ verblijfplaats: _____________________________________________________________________________________________________ _____________ naam vader/moeder/verzorgers: _____________________________________________________________________________________________ adres: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________ postcode en woonplaats: _____________________________________________________________________________________________________ telefoonnummer: _____________________________________________________________________________________________________ ________ geboorteland: _____________________________________________________________________________________________________ ____________ ouderlijk gezag: _____________________________________________________________________________________________________ __________ is er een tolk noodzakelijk: ❏ Ja / ❏ Nee zo ja, welke taal: _____________________________________________________________________________________________________ __________ 4. Waarover bestaan de zorgen problematiekbeschrijving: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ hoe lang bestaat het probleem: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ ervaren de ouders/verzorgers/kind de situatie als probleem: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________
18
_____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________
Standaard meldingsformulier BJZ/AMK 5. Zorggedrag/signalen kind ontwikkeling/functioneren/specifieke problematiek (per kind beschrijven) _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ 6. Gezinsachtergrond gezinssituatie/samenstelling/ouderlijk gezag: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ culturele achtergrond: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ woon-/werksituatie: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ ondersteuning vanuit de omgeving: specifieke problematiek bij de ouders (vb. drugs- of alcoholgebruik, psychiatrische problematiek) _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ 7. Eerdere hulpverlening welke hulp is er tot nu toe geboden: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________
19
welke hulp is nog aanwezig: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ 8. Verwachtingen van de melder _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ 9. Belangrijke contacten/adressen _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ 10. Bespreking van de melding zijn de ouders op de hoogte van de melding: ❏ Ja / ❏ Nee zo ja, hoe zijn ze op de hoogte gesteld: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ zo nee, waarom niet: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ datum bespreking: _____________________________________________________________________________________________________ _______ reactie van de ouders: _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________ _____________________________ _____________________________________________________________________________________________________
BJZ/AMK
20
Bijlage 5 Vragen en voorbeeldzinnen Vragen ter voorbereiding gesprek ouder(s) Verplaats je in de ouder(s); wat zouden de angsten, verlangens, zorgen etc. van de ouder(s) kunnen zijn? Sta stil bij je eigen positie: wat zijn jouw angsten, verlangens, zorgen etc.? Wat wil je in het gesprek bereiken? Hoe begin je het gesprek? Wat ga je zeggen/vragen/doen? Stel dat het gesprek niet verloopt zoals je zou willen; wat wil je in ieder geval bereikt hebben aan het einde van het gesprek? Voorbeeldzinnen Hieronder staan enkele voorbeeldzinnen die u kunt gebruiken in het gesprek met de ouder(s). Kies een zin die past bij de situatie. Zijn deze zinnen voor u niet van toepassing, of is de situatie waarover u melding doet heel specifiek, vraag dan advies bij BJZ/AMK. ‘Ik denk dat het goed is als u met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling verder gaat praten over de zorgen die u en ik hebben over uw kind. Het AMK is gespecialiseerd in kindermishandeling en kan onderzoeken of het juist is dat we kindermishandeling vermoeden.’ ‘In mijn werk als .... (vul uw beroep in) is het mijn taak te letten op het welzijn van uw kinderen. Ik (of wij) maak me zodanig zorgen om uw kind, dat ik dit ga melden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Omdat ik me kan voorstellen dat dit geen prettige boodschap voor u is, vertel ik het zelf aan u, in plaats van dat u het van het AMK hoort.’ ‘Ik (of wij) maak me zorgen over uw kind. Ik denk aan (vul in: mishandeling, verwaarlozing, seksueel misbruik, …). Daarom ga ik mijn zorg melden aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Dat is hierin gespecialiseerd en de medewerkers daar kunnen onderzoeken of mijn vermoeden klopt.’ ‘Ik begrijp dat deze mededeling naar voor u is. Maar het is mijn verantwoordelijkheid om deze (ernstige) zorgen met u te delen. En als (vul in: u er anders over denkt; er geen goede hulp komt; er meer onderzoek nodig is), moet ik het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling inschakelen. Dat zijn de afspraken (of: regels) die hier (of bij … naam organisatie) gelden.’ ‘We hebben met u gesproken over de dingen die we bij uw kind zien en waar we ons zorgen over maken. Helaas zijn dit signalen die we ook vaak zien bij kinderen die mishandeld worden. Omdat de signalen er nog steeds zijn, melden we dit bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.’
21