1
Speelplein Don Bosco Oud-Heverlee Don Boscolaan 15 – 3050 Oud-Heverlee 016 47 91 10 www.speelpleindonbosco.be
Pestactieplan Pesten … gedaan ermee! 1.
Inleiding
Als Don Boscospeelplein zijn we er van overtuigd dat kinderen en jongeren tijd en ruimte nodig hebben om zich op een positieve manier uit te leven en te ontwikkelen, samen met leeftijdsgenoten. We bieden hen daarvoor een geschikte plaats aan, in een natuurlijke en bosrijke omgeving. Ook door middel van de aangeboden structuur en dagindeling, beogen we de integratie van elk kind op ons speelplein. Helaas is de speelpleinervaring niet voor ieder kind even positief en dreigen bepaalde kinderen het slachtoffer te worden van pestgedrag. Met deze tekst willen we onze visie op dit vaak onderschatte probleem uiteenzetten. Eén ding is alvast duidelijk: pesten kan niet op ons speelplein en kan maar opgelost worden als we allen aan hetzelfde eind trekken. Elk kind heeft immers recht op een zorgeloze vakantie.
2.
Wat is pesten?
2.1. Was het nu pesten, plagen of ruzie maken? Volgens Jeugd & Vrede vzw is pesten «het uitoefenen van geestelijk en/of lichamelijk geweld door één of meerdere personen tegenover één persoon. Dit gebeurt langdurig en herhaaldelijk, en zo dat de pesters de gepeste met opzet pijn willen doen. Het gaat altijd om een verstoord machtsevenwicht, waarbij de gepeste relatief machteloos is.»1 Er is dus sprake van een emotionele machtsverhouding tussen de pester en de gepeste, die bovendien langdurig negatieve gevolgen kan hebben voor de laatstgenoemde. De grens tussen pesten en “plagen”, is vaak moeilijk te trekken. Wat voor iemand plagend bedoeld is, kan door een ander als pesten opgevat worden. Bij plagen is er geen sprake van een ongelijke verhouding: beide partijen zijn gelijkwaardig en men voelt zich dan ook “veilig” om terug te plagen. We zijn er ons echter van bewust dat plagerijen ook kunnen uitmonden in pesten. JEUGD EN VREDE VZW, Pesten op http://www.jeugdenvrede.be/sites/default/files/downloads/ pesten_ih_jeugdwerk_brochure_0.pdf (14.06.2013). 1
2
Ook mogen we pesten niet verwarren met “ruzie maken”. Ruzie maken hoort misschien wel bij het sociale spel tussen kinderen en jongeren, zolang het binnen de perken blijft. Samen zoeken ze de grenzen op van zichzelf en de ander … en dat botst soms wel eens. Als speelplein hebben we er aandacht voor dat kinderen en jongeren hun ruzies op een gepaste manier met elkaar bijleggen, eventueel met hulp van de (hoofd)monitoren.
2.2. Betrokkenen Een pestsituatie is meestal geen één-tegen-één-situatie: de gepeste staat vaak alleen, terwijl de pester vaak een groepje rond zich verzamelt die met hem “meepest”. Verder zijn er ook nog de “getuigen”: kinderen en jongeren die weten dat er gepest wordt, maar er vaak niets aan willen, kunnen of durven doen. We willen even dieper ingaan op elke groep2. 1) De gepeste We hebben er het raden naar wat de exacte motieven zijn voor de pester om een bepaald slachtoffer uit te kiezen. Het kan zijn dat de gepeste “anders is dan de anderen” of dat hij niet beantwoordt aan wat als groepsnorm beschouwd wordt. Het is duidelijk dat het hier om heel subjectieve en inhoudsloze motieven gaat. Elk kind heeft zijn eigenheid en elk kind dient om die eigenheid gerespecteerd te worden. Zeggen dat een kind door bepaald gedrag pesten uitlokt, is voor ons dan ook geen argument. 2) De pester De pester is iemand die zich vaak zelfzeker voordoet, zonder dat per definitie te zijn. Het kan zijn dat hij uit zichzelf heel onzeker is en dit probeert te verbergen door zich anders voor te doen dan hij is. De pester is op zoek naar bevestiging en streeft naar een zekere invloed en macht in de groep. Daartoe gaat hij over tot pestgedrag door een willekeurig slachtoffer uit te kiezen en negatief te benaderen. Om die macht en invloed bevestigd te zien, verzamelt hij een aantal mensen rond zich die met hem meepesten. Toch blijft het meestal de pester die het initiatief tot pesten neemt. Doordat de pester zich vaak moeilijk kan inleven in de gevoelens, ziet hij vaak niet in dat hij met zijn gedrag de grens overschrijdt. Studies hebben aangetoond dat pesters niet “zomaar” pesten. Het kan zijn dat negatieve ervaringen in hun persoonlijk leven een uitweg zoeken in het pestgedrag. In zekere zin kunnen ook zij “slachtoffer” zijn, zonder dat we daarmee hun gedrag willen minimaliseren.
Omwille van taalkundig gemak en om de tekst zo leesbaar mogelijk te houden, hebben we ervoor geopteerd steeds te spreken in de derde persoon mannelijk enkelvoud om de gepeste, de pester of kinderen en jongeren uit de groep getuigen aan te duiden. 2
3
3) De getuigen Een derde en vaak onzichtbare groep, is de groep van de getuigen. Het zijn die kinderen en jongeren die getuige zijn van het pesten: ze kennen het slachtoffer en de pester, maar nemen geen voortrekkersrol in het pestgebeuren of houden zich bewust afzijdig. Sommige kinderen en jongeren uit die groep voelen zich aangetrokken door de aandacht die de pester zoekt en sluiten zich stilzwijgend bij hem aan. Het zou kunnen dat ze dit doen uit schrik zelf gepest te worden of om hun bewondering naar de pester toe te tonen en zo “bij hem te horen”. Anderen van deze groep willen niets met het pestgebeuren te maken hebben en trekken geen partij. Zij zijn als het ware de “stille getuigen”. Wanneer de gepeste geen steun ervaart van de getuigen, voelt hij zich heel alleen en vaak niet begrepen. Het andere is echter ook waard: wanneer de pester geen steun ervaart van de getuigen die met hem meepesten, voelt ook hij zich alleen en kan het pesten ophouden. Het is duidelijk dat bij het oplossen van het pesten, de invloed van de getuigen op de groep, belangrijk is.
3.
Pedagogisch systeem Don Bosco
Als Speelplein Don Bosco Oud-Heverlee maken we deel uit van een breder netwerk Don Bosco-instellingen die zich het pedagogisch systeem van Don Bosco eigen trachten te maken. Dat pedagogisch systeem hanteert een preventief, in plaats van een repressief opvoedingssysteem. Het preventief karakter van het opvoedingssysteem toont aan dat we in de eerste plaats “voorkomend”, in plaats van “genezend” aan opvoeding willen doen. Kenmerkend in het preventief systeem is het samengaan van een hartelijke, redelijke en gelovige opvoedingsstijl. De hartelijkheid toont zich in een vriendelijke, minzame en zachtmoedige omgang met de kinderen en jongeren waar we als speelplein verantwoordelijkheid over dragen. Onze monitoren, hoofdmonitoren, pleinleiding en helpende handjes proberen zo veel als mogelijk, en met een oprechte interesse in hun leefwereld, tussen de kinderen en jongeren te zijn. Op die manier kan een relatie ontstaan met hen, van waaruit de opvoeding gestalte krijgt. Als de jongeren voelen dat je om hen geeft, kan je met hen veel bereiken. Een tweede kenmerk van onze opvoedingsstijl, is de redelijkheid. We proberen de jongeren structuur en grenzen te bieden, rekening houdend met de mogelijkheden van ons speelplein. Als regel heerst het “gezond verstand”. Doordat we dicht bij de kinderen en jongeren trachten te staan, kunnen we hen ook begeleiden bij het nastreven van de regels. Indien het kind of de jongere zich niet aan de regel kan houden en straffen onvermijdelijk is, proberen we dat steeds in overleg te doen met het kind en, indien nodig en als de ernst van de overtreding dit vraagt, in samenspraak met de ouders. Onvermijdelijke straffen proberen we te verantwoorden, zodat de straf ook een opvoedkundig middel blijkt te zijn.
4
Een laatste kenmerk is een gelovige omgang. Ons speelplein werkt vanuit een duidelijk katholiek-christelijke visie. De opvoeding heeft dan ook de christelijke naastenliefde als uitgangspunt, zoals Don Bosco dat voorleefde. We proberen met een gelovige bril naar ieder kind en elke jongere te kijken, ervan overtuigd dat in elk van hen iets goed schuilt. We proberen in onze opvoeding de integrale persoon van elk individu te benaderen. Een centraal kenmerk in de opvoeding is de assistentie. Dat komt van het Latijnse woord ad-sistere, wat zoveel betekent als “er zijn”. We proberen als monitoren, hoofdmonitoren, pleinleiding en helpende handjes zoveel als mogelijk bij de kinderen en jongeren te zijn. Assistentie is de «ervaarbare pedagogische aanwezigheid vanuit de kwalitatieve betrokkenheid op jongeren waarbij hartelijkheid en redelijkheid samengaan.»3 Omdat de begeleider zo veel als mogelijk tussen de kinderen jongeren is, kan hij meteen reagerenop eventueel pestgedrag. Door zijn aanwezigheid bij de kinderen en jongeren is de begeleider ook enorm aanspreekbaar. Kinderen en jongeren kunnen zo met hun problemen bij de begeleider terecht.
4.
No Blame methode
Hoewel er verschillende visies bestaan over hoe pestgedrag kan opgelost worden, herkennen we ons – mede vanuit onze pedagogische visie – het meest in de No Blamemethode4. Daarin wordt niet gestreefd naar een repressieve aanpak, maar wordt aan probleemoplossing gedaan door op de gevoelens in te spelen van zowel de gepeste, de pester als de getuigen. Het slachtoffer wordt in zijn eigenheid gelaten en gewaardeerd. Vaak denken slachtoffers dat ze het pestgedrag onbewust zelf veroorzaken en ze er dus “schuld” aan hebben. Voor ons heeft ieder kind zijn waarde en wordt het daarin ook bevestigd. Ook de gepeste kan rekenen op een hartelijke en redelijke aanpak. Zonder de pester te veroordelen, veroordelen we wel zijn gedrag en willen we dat ook aanpakken. Daarbij hoort dat we straffen zo veel als mogelijk als laatste redmiddel proberen te beschouwen. Een onredelijke straf, waarvan de pester het motief niet inziet, kan leiden tot “wraakacties” naar de pester of getuigen toe. Tot slot wordt de groep getuigen voor hun verantwoordelijkheid geplaatst om elk gedrag dat ze als pesten aanzien, te melden. We leggen er de nadruk op dat het hierbij niet gaat om klikken, echter wel om melden. De No Blame-methode kent een aantal stappen, die we van naderbij willen bekijken.
DON BOSCO VORMING & ANIMATIE, Assistentie bij jongeren op http://donboscovorminganimatie.be/index.php?id=51 (14.06.2013). 4 JEUGD EN VREDE VZW, Pesten in het jeugdwerk: de No Blame-aanpak in 7 stappen op http://www.jeugdenvrede.be/sites/default/files/downloads/brochure_no_blame_in_het_jw.pdf (14.06.2013). 3
5
4.1. Gesprek met het slachtoffer Als de hoofmonitor op de hoogte gesteld werd van pestgedrag, wordt het slachtoffer op een eerder informele manier aangesproken tijdens het vrij spel, tijdens een georganiseerd dagdeel, tijdens het drie-uurtje … De hoofdmonitor peilt voornamelijk naar de gevoelens van de gepeste. Het is belangrijk dat het slachtoffer zich veilig weet om open over zijn gevoelens te praten. De taak van de begeleider bestaat erin voornamelijk te luisteren. Samen met het slachtoffer bespreekt hij het vervolg van de No Blamemethode en bekijken ze wie uitgenodigd wordt in het “denkgroepje”.
4.2. Samenstellen van een “denkgroepje” In de voorgaande stap werd samen bekeken met het slachtoffer welke personen uitgenodigd kunnen worden voor een denkgroepje. Dat denkgroepje bestaat uit verschillende personen die al dan niet rechtstreeks bij het pesten betrokken zijn. Het gaat om de pester en om enkele mensen uit de groep getuigen. Hierbij worden zowel een aantal stille getuigen uitgenodigd, als getuigen die met de pester meedoen. De personen uit het groepje worden uitgenodigd voor een gesprekje. Wanneer de begeleider deze kinderen of jongeren aanspreekt, is het belangrijk de reden niet te vermelden, zodat er geen speculaties kunnen ontstaan. De begeleider kan bv. zeggen dat hij met een probleem zit en daarbij de hulp nodig heeft van een aantal mensen om dit op te lossen. Het gesprekje vindt plaats op een “neutraal” terrein, best op een plaats die niet als bedreigend overkomt en die niet geassocieerd wordt met “straffen” of “problemen”. Samen met de pleinleiding zoekt de begeleidende hoofdmoni uit wat de beste ruimte kan zijn. Het spreekt voor zich dat het slachtoffer van de pesterijen geen deel uitmaakt van het denkgroepje.
4.3. Probleem uitleggen Het is belangrijk dat er niet te veel tijd is tussen het moment dat het groepje werd aangesproken en het eigenlijke gesprek. Dit vooral om speculatie tegen te gaan en ter bescherming van het slachtoffer. De hoofdmoni vertelt op een objectieve manier en zonder iemand te beschuldigen dat er zich een pestprobleem voordoet in de groep. Daarbij legt hij objectief uit wat hij te horen heeft gekregen van het slachtoffer, die best bij naam genoemd wordt. Hierbij is het belangrijk de geschikte taal te vinden, zonder al te veel intieme gevoelens van het slachtoffer bloot te leggen.
6
4.4. Verantwoordelijkheid bij de groep Het is belangrijk dat iedereen in de groep zicht krijgt op het eigenlijke probleem. De begeleider legt ook uit wat de bedoeling is van het gesprek: samen naar een oplossing zoeken opdat het slachtoffer zich terug veilig en goed in de groep voelt. Het is de bedoeling om in een eerste ronde te luisteren naar elk lid van het denkgroepje, opdat die zijn gevoelens en zijn visie op de feiten kan verwoorden. Na de luisterronde, kan er in gesprek gegaan worden met elkaar. De begeleider legt er de nadruk op dat de bedoeling van het gesprekje niet is om iemand te straffen, maar om samen naar oplossingen te zoeken. Doordat het hier een groepsgebeuren betreft, hopen we dat er wat “groepsdruk” zal ontstaan, om het negatieve gedrag van de pester en de groep die met hem meedoet, om te buigen in positief gedrag. De begeleider waakt erover dat men niet blijft bij algemene bewoordingen, zoals “we gaan het met rust laten”, maar dat er concrete en haalbare voorstellen gedaan worden in de ik-vorm. Er wordt geen schriftelijk verslag gemaakt van alle voorstellen, maar de begeleider wijst vooral op de verantwoordelijkheid van de groep en zegt duidelijk dat hij hoopt dat er een positieve evolutie merkbaar zal zijn. Het kan goed zijn de pester op een informele manier aan te spreken na het groepsgesprek, omdat hij zich misschien wat beschaamd of geïntimideerd voelt om zich uit te drukken tijdens het groepsgesprek. De begeleider peilt naar zijn gevoelens bij het gesprek, naar zijn motivatie voor het pesten en heeft het nog eens over de gevoelens van het slachtoffer. Het is goed om de pester niet te veroordelen, maar hem veeleer op zijn verantwoordelijkheid te wijzen. De begeleider schrijft in het WEB5 van de deelgroep dat er zich een pestgedrag voordeed tussen bepaalde personen. Het is ook goed om op te schrijven wie uitgenodigd werd voor het groepsgesprek. Dit heeft als bedoeling om de opvolging in de volgende weken te garanderen.
4.5. Opvolging Hoewel we aandacht blijven hebben voor het pestgedrag, vindt er een week na het groepsgesprek een nieuw gesprekje plaats met zowel het slachtoffer als de leden van het denkgroepje. Met de denkgroep kan met opteren voor een groepsgesprek of een gesprek met elk afzonderlijk. Ook als daaruit blijkt dat de vorige stappen effect hebben gehad, blijft opvolging noodzakelijk, omdat men niet met volle zekerheid kan zeggen dat de pesterijen opgehouden zijn. Wanneer blijkt dat aan de situatie niet veel veranderd is en het slachtoffer zich nog steeds gepest voelt, is het zeker aan te bevelen met elk lid van
Het WEB, of WeekEvaluatieBlad, is een werkdocument dat door de hoofdmonitoren op regelmatige basis in de loop van de speelpleinweek wordt ingevuld en waarin verschillende dingen die doorheen de week gebeurd of afgesproken zijn in een bepaalde deelgroep, te delen met de hoofdmonitoren van de volgende weken. Zo weet het nieuwe team hoofdmonitoren bij het begin van elke speelpleinweek wat in de vorige week/weken werd afgesproken. Op die manier ontstaat een grotere continuïteit. 5
7
het denkgroepje een persoonlijk gesprek te hebben. Indien nodig herhaalt men vanaf stap 2.
5.
Gedeelde verantwoordelijkheid
Als speelplein willen we ons actief inzetten om pesten tegen te gaan en het zo te weren van onze werking. We zijn er ons echter van bewust dat we helaas niet elk pestgedrag kunnen detecteren. Zo is het ook moeilijk om er altijd gepast op te reageren. Daarom is het belangrijk dat iedereen die van pestgedrag op de hoogte is, dat meldt. Pestgedrag is niet iets dat in de eerste plaats door de monitoren opgelost moet worden: de meest aangewezen personen om er op in te gaan en de groep waarin het pesten zich voordoet te begeleiden, zijn de hoofdmonitoren en pleinleiding. In de eerste plaats hopen we dat een gepeste kind zich voldoende veilig voelt om het pestgedrag waarvan hij het slachtoffer is, subtiel te melden aan zijn (hoofd)monitor. We weten dat dit niet evident is voor een kind. Daarom hopen we ook op de medewerking van andere betrokkenen. Ouders kunnen, wanneer ze thuis te horen krijgen dat hun kind bij pestgedrag betrokken is (als pester, gepeste of getuige), daar steeds melding van doen bij een hoofdmonitor en/of de pleinleiding. Ook de getuigen kunnen steeds terecht bij hun begeleidende moni of hoofdmoni. We moedigen ook monitoren aan om, als ze getuige zijn van pestgedrag, dat steeds te melden aan hun hoofdmoni of pleinleiding.