Anti-pest beleid Inleiding Er wordt gepest en dit gebeurt ook op scholen. Uit contacten met ouders van gepeste kinderen weten we dat achter het leed van de kinderen ook het verdriet van een half miljoen ouders zit en dat maakt het pesten tot een reusachtig probleem, want veel ouders lijden met hun kinderen mee. Dat die kinderen er onder lijden is voldoende bekend. Op onze school hanteren we een no-nonsens-benadering, nl. pesten mag niet en dat betekent dat we ook en no-nonsens-aanpak hebben. De eerste stap die de school hierin gemaakt heeft is beleid wat gericht is op het voorkomen van pesten. De manier waarop we dat doen, is in hoofdstuk 3 beschreven. 1. Wat is pesten? De meeste kinderen in de basisschool worden wel eens geplaagd, maar er is een verschil tussen pesten en plagen. Het verschil is dat pesten bestaat uit het langdurig minachtend en/of bedreigend/ en/of agressief benaderen van een kind. Plagen gebeurt incidenteel, is van korte duur, is meestal wel te verdragen en daarbij is sprake van gelijkwaardigheid, maar bij het pesten heerst de pester over de gepeste en probeert de pestkop de ander klein te krijgen. Pesten gebeurt meestal berekenend, vooraf overwogen, is duurzaam en wordt meestal door meer dan één kind uitgevoerd. Pesten is een vorm van treiteren. Het is vijandig gedrag tegen een vaak onschuldig en hulpeloos slachtoffer. Pesten op school is het herhaaldelijk uitoefenen van negatieve acties door een of meer klasgenoten. In één zin weergegeven: pesten is iemand voortdurend op een gemene manier lastig vallen. Pesten verpest het leven van kinderen en maakt kinderen ongelukkig. Sommige kinderen die in de basisschool gepest zijn, blijken ook in het voortgezet onderwijs een zeer negatief zelfbeeld te hebben, waarbij zelfs depressiviteit en gevoelens van nutteloosheid blijken te ontstaan. Kinderen die in de basisschool gepest zijn, kunnen ondanks dat ze goede cijfers halen in het voortgezet onderwijs toch denken dat ze niets waard zijn en niets kunnen. Kinderen die gepest zijn, verliezen het vertrouwen in volwassenen, wantrouwen iedereen, worden nerveus, vluchten in hobby’s, etc. Er zijn ook grote gevaren voor pestkoppen. Het gebrek aan respect voor anderen kan problemen geven buiten de school in clubs en verenigingen en kan ze op het criminele pad brengen (Bokhorst, 2000; 372) omdat ze weinig besef hebben wat ze anderen aandoen. Op den duur gaan groepsgenoten de pestkoppen ook mijden en raken ze geïsoleerd.
Anti-pest beleid de Fôlefinne
1
Ook meelopers kunnen schuldgevoelens ontwikkelen omdat ze later eigenlijk vinden dat ze iets hadden moeten doen. 2. De oorzaak van pesten. De basisoorzaak voor het pesten is een mentaliteitsprobleem. Kinderen die anderen pesten gaan uit van de denkfout; Als je iemand niet aardig/niet leuk vindt, mag je zo iemand pesten. Het gaat bij pesten om een gebrek aan accepteren van elkaar, een gebrek aan respect voor elkaar. Pesten heeft ook met de ontwikkeling van waarden en normen te maken en met de verharding van de maatschappij. Daarnaast kan de oorzaak van pesten ook liggen in specifieke problemen van de pester. ( bijv. jaloezie, beperkte sociale vaardigheden. ) 3. Wat doen wij op school aan het voorkomen en aanpakken van pestgedrag? Allereerst werken wij gericht aan het creëren van een positief en veilig leerklimaat. Dit doen we door de kinderen ondersteuning te geven bij hun sociale weerbaarheid en emotionele ontwikkeling. De manier waarop we dit doen staat beschreven in het beleidstuk ; “de bakjesmethode”.( zie bijlage 1) Daarnaast hebben we hele duidelijke regels voor de kinderen, beschreven in het beleidstuk: “Zo zijn onze manieren.” (zie bijlage 2) Dit zijn eigenlijk preventieve maatregelen om het pesten te voorkomen. Toch geeft dit geen garantie dat er bij ons op school niet gepest wordt. Daarom hebben wij ook beleid gemaakt hoe we het pesten op school aanpakken. Ten eerste hebben wij een goed functionerend antennesysteem ingevoerd, d.m.v. observaties door leerkrachten, klassengesprekken en een “vragenstrip pesten”. Zie bijlage 3. (Dit laatste is een vorm van enquête voor de kinderen.) Ten tweede hanteren we een aanpak, beschreven in een jaarplan, ( zie hieronder) dat elk jaar actief met de kinderen behandeld wordt. Wij besteden bewust heel veel aandacht aan ons anti-pestbeleid, omdat we de kinderen willen leren dat respect voor elkaar de basis is in het omgaan met elkaar. Heel vaak komt men de volgende manier van denken tegen bij het omgaan met kinderen die gepest worden: “…met veel van die kinderen is ook wel wat aan de hand. Ze hebben een rare manier van functioneren, doen in de ogen van anderen belachelijk o.i.d. Het is dan ook logisch dat ze omdat ze opvallen en het mikpunt van plagerijen worden”. Met die manier van denken gaan we dus niet mee! Wij gaan ervan uit dat niemand gepest mag worden, ook al ziet hij er nog zo raar uit, praat hij raar, heeft hij gekke hobby;s, etc. Het jaarplan anti-pesten Stap 1: het schoolbegin. Na de zomervakantie, tijdens de gouden weken, wordt ook het verschijnsel pesten met alle kinderen uit alle groepen besproken. Er wordt dan aan de kinderen uitgelegd wat we onder pesten verstaan en de kinderen kunnen vertellen of zij wel eens gepest zijn of pesterijen hebben gezien. Het gaat hier om een vrij klassengesprek. Dit gesprek wordt later in het jaar nog herhaald, om daarmee het taboe te verminderen.
Anti-pest beleid de Fôlefinne
2
Stap 2: het vervolggesprek of de vragenstrip. Net vóór de herfstvakantie wordt een tweede inventarisatie gehouden. Bij de kinderen van groep 1,2,3,4 en 5 wordt weer in de klas over pesten gesproken. De kinderen van groep 6,7,en 8 vullen de “vragenstrip pesten” in. ( Bijlage 3) Na afloop analyseert de leerkracht de gegevens. Stap 3: de gedragscode. Na de herfstvakantie in november, wordt de kinderen de gedragscode aangeleerd. De gedragscode bestaat uit: 1. Er gebeurt iets 2. Bepalen of je er last van hebt 3. Zeggen: ik wil dat je er mee stopt, want ik heb er last van / ik vind het niet leuk 4. Stopt de ander niet, dan naar de leerkracht gaan om het te melden, want klikken over pesten is geen klikken.
In de kleutergroepen wordt de strip niet gebruikt, maar beperkt de gedragscode zich tot twee stappen: 1. Als iemand iets doet dat je niet leuk vindt, bijvoorbeeld….dan zeg je: “Ik wil dat je daarmee stopt”. 2. Als dat andere kind er niet mee stopt dan moet je naar de juf/meester gaan. Deze gedragscode wordt echt geoefend in de klas. Kinderen die pesten worden individueel aangesproken op hun gedrag. In groep 1 en 2 gebeurt dit onder schooltijd,tijdens het werken of spelen. Bij kinderen vanaf groep 3 wordt een individueel gesprek na schooltijd gehouden. Hierbij wordt het kind verteld dat het de laatste waarschuwing krijgt. Als het kind er mee doorgaat volgt er een straf. Deze straf is Anti-pest beleid de Fôlefinne
3
afhankelijk van de leeftijd van het kind. Bij die eerste straf wordt ook verteld dat bij de volgende overtreding een gesprek met de ouders volgt. Ook het gepeste kind krijgt begeleiding. Dit kan in de vorm van persoonlijke gesprekken met een vertrouwenspersoon, (leerkracht, schoolmaatschappelijk werker) of het adviseren van een weerbaarheidstraining. Alle kinderen worden 2 maal per jaar in de leerlingenbespreking in het team bespoken. Tijdens de leerlingenbespreking worden niet alleen de leervorderingen van de kinderen gevolgd, maar ook hun sociaal emotionele ontwikkeling. Deze volgen we in een speciaal leerlingvolgsysteem dat wij op onze school hanteren. (Eggo-kaarten.) Opvallend gedrag wordt met de ouders ter sprake gebracht tijdens het “spreekuur”waarvoor ze dan worden uitgenodigd. 4. En wat als het pesten niet stopt? Levert het gesprek met de ouders niet op dat het pestgedrag stopt, ( verminderen is geen optie, het gedrag moet echt stoppen) dan kan in samenspraak met de ouders nog een externe deskundige geraadpleegd worden. Het moet duidelijk zijn, dat voor pesters geen plaats is op onze school. De consequentie hiervan is, dat de volgende stap is dat de verwijderingprocedure wordt ingezet. Zie hiervoor het beleidstuk “toelaten, schorsen en verwijderen van leerlingen” te vinden op de site: www.gearhing.nl .
Anti-pest beleid de Fôlefinne
4
Bijlage 1.
Sociaal- emotionele ontwikkeling: de “bakjes”-methode. Behalve aan de verstandelijke ontwikkeling, hechten we ook veel belang aan de sociaalemotionele ontwikkeling. Wij vinden het belangrijk dat kinderen ondersteuning krijgen bij hun sociale weerbaarheid en emotionele ontwikkeling. Daarnaast vinden wij het belangrijk dat leerlingen zich ‘weten te gedragen’: welke gedrag past bij welke situatie? Welk gedrag kan door andere als hinderlijk en kwetsend worden ervaren? Wij willen dit de kinderen leren door hier in ons onderwijs systematisch aandacht aan besteden, waarbij respect voor elkaar voorop moet staan. In alle groepen besteden we wekelijks aandacht aan één van de volgende inhouden: sociaal-emotionele ervaringskennis: zoals: kennis over jezelf en anderen -kennis van begrippen als blij, boos, verdrietig, schaamte etc. sociaal-emotionele attitude: zoals: bespreken van stellingen als “ Als iemand niet zo sterk is, mag je hem/haar dan plagen?” Hier gaat het dus om de mentaliteit van de kinderen. sociale vaardigheden: zoals: iemand een hand geven – iets leuk zeggen tegen iemand – een gesprek voeren/luisteren – Het gaat dus om het concreet verrichten van handelingen bij het omgaan met anderen. normen en waarden: zoals eerlijkheid, vergevingsgezindheid, respect, etc. Hiervoor hebben we een leergang gekozen ( de zgn. ‘bakjesmethode’), waarbij elke groep over veertig ‘onderwerpen’ beschikt (elke schoolweek één!). Bij het samenstellen van die leergang is rekening gehouden met leeftijd en ontwikkeling van de leerlingen. In elke klas hangt het onderwerp van de week duidelijk zichtbaar, zodat ook andere leerkrachten en ouders kunnen zien welk begrip / welke vaardigheid / welke attitude die week aan de orde is. Op maandag wordt het onderwerp in de klas geïntroduceerd ( ± 20 min.) , daarna wordt er elke dag van die week even op terug gekomen .Het systeem is flexibel. Het onderwerp kan daardoor gemakkelijk worden aangepast aan de actualiteit. Aan het onderwerp kan o.m. aandacht besteed worden met behulp van: een kring- of groepsgesprek een rollenspel een verhaal / gedicht / lied poppenkastspel etc. Enkele onderwerpen worden jaarlijks door alle groepen in dezelfde week behandeld. Voorbeelden daarvan zijn: samenwerken – samen spelen – pesten Daarnaast werken we met de methode “Soemo-kaarten”, maar we gebruiken deze methode als bronnenboek. Deze manier van werken ondersteunt de sociaal-emotionele ontwikkeling en helpt ons bij het creëren van een positief en veilig leerklimaat.
Anti-pest beleid de Fôlefinne
5
Bijlage 2:
Zo zijn onze manieren op de Fôlefinne.
Dit zijn de drie basisregels op onze school. We noemen dit onze “Kapstokregels” , want aan deze kapstokregels hangen alle andere regels die op onze school gelden. Deze regels hebben we met de teamleden en de kinderen afgesproken: 1. Gedrag in de gang: kinderen mogen 10 minuten voor de school ingaat naar binnen. De groepsleerkracht is dan aanwezig. 2.
Kinderen mogen alleen in de klas wanneer de leerkracht ook in de klas aanwezig is.
3.
Er wordt pleinwacht gelopen volgens het pleinwachtrooster.
4.
De pleinwacht is tijdens de pauze op het plein.
5.
De pleinwacht waarschuwt de leerkrachten in het kamertje wanneer er geklapt wordt.
Anti-pest beleid de Fôlefinne
6
6.
Als de kinderen binnenkomen en uitgaan is de leerkracht in de groep of in de gang.
7.
Er wordt alleen in de pauze gespeeld met de speelmaterialen uit de bakken of met speelmateriaal van thuis.
8.
Leerkrachten controleren of het speelgoed niet op het plein blijft liggen.
9.
Pleinwacht ruimt de speelgoedbakken op of laat dit de kinderen doen.
10. Leerkrachten bespreken de pleinregels regelmatig in hun groep (bijlage). 11. De regels hangen zichtbaar in de groep (zie bijlage 2a). 12. Fietsen stallen: voorwielen in of naast de rekken. 13. Stoelen op tafel: iedere dag zetten de kinderen hun stoelen op de tafels, m.u.v. de woensdag. 14. Petten in de klas dragen mag, als ze achterstevoren gedragen worden. De klep is dus naar achteren gericht, zodat het gezicht goed zichtbaar blijft. 15. Kauwgum in de klas wordt niet toegestaan; bij herhaald kauwgum in de klas moet het kind nablijven 16. De kinderen gaan tijdens instructie niet naar de w.c. Wanneer toiletbezoek noodzakelijk is, gaat 1 kind per geslacht per lokaal naar het toilet, m.u.v. de eerste en de laatste 10 minuten van een dagdeel. 17. In alle groepen worden aan het begin van het schooljaar de gedragsregels in de klas samen met de kinderen besproken en afgesproken. Deze worden in de bovenbouw vastgelegd in een contract en ieder kind bewaart het contract in zijn map.
Anti-pest beleid de Fôlefinne
7
Bijlage 2a
Schoolpleinregels
Ik speel op het plein. Ik gedraag mij goed, val niemand lastig en we spelen samen. Ik gebruik het speelmateriaal zoals het hoort. Ik voetbal niet. Ik speel alleen met de bal op de nieuwe tegels. Ik stap bij het hekje van de fiets en loop over het plein. Ik houd het plein schoon.
Als ik dat niet doe, dan …
moet ik naar binnen in mijn lokaal. schrijf (of teken) ik wat er gebeurd is. (zie bijlage 2b.) praat ik met de leerkracht. moet ik misschien wel een pauze binnen blijven. praat ik er thuis over met mijn ouders. Als ik doorga met het overtreden van de regels, brengt de leerkracht mijn ouders op de hoogte.
Anti-pest beleid de Fôlefinne
8
Bijlage 2b
Gebeurtenis: Er gebeurde:
Gevoel: Ik voelde:
(teken in het gezichtje hoe je je voelde)
Gedachte:
(schrijf in het gedachten wolkje wat je dacht)
Gedrag: Ik deed :
Anti-pest beleid de Fôlefinne
9
Bijlage 3
Anti-pest beleid de Fôlefinne
10
Anti-pest beleid de Fôlefinne
11