Conceptnotitie
1.
Project
Stadskantoor Deventer
Betreft
ambitiedocument
Ons kenmerk
B.2006.0407.07.N001
Versie
001
Datum
12 augustus 2010
Verwerkt door
BE|AWO
Contactpersoon
J.W. (Jean) Frantzen
E-mail
[email protected]
Inleiding Voor de nieuw te ontwikkelen gemeentelijke huisvesting in Deventer zijn er ambities om het gebouw op het gebied van Duurzaamheid een voorbeeld functie te laten vervullen. Om deze ambities handen en voeten te geven heeft de gemeente aan DGMR gevraagd haar in de ambitiefase te adviseren. In deze notitie wordt een voorstel gedaan voor de definitie van duurzaamheid, de thema‟s die erbij van toepassing zijn en de mogelijke doelstellingen die daarbij gedefinieerd kunnen worden. In bijlage 1 wordt een kort overzicht gegeven van de modellen die gangbaar zijn in Nederland die ondersteunend zijn bij het formuleren, communiceren en monitoren van de doelstellingen tijdens het ontwikkelproces. In bijlage 2 worden enige voorbeelden gegeven van vergelijkbare projecten met de aldaar gehanteerde doelstellingen.
2.
Wat is duurzaamheid? Duurzaamheid als begrip is een kwaliteitsindicator in onze samenleving geworden. Daarentegen is duurzaamheid een containerbegrip geworden waar iedere betrokkene of stakeholder zijn eigen interpretatie aan geeft. Het is daarom van belang om de te hanteren definitie van duurzaamheid scherp voor ogen te houden. In het einde van de jaren 80 werd de term duurzaamheid voor het eerst geformuleerd. Dit gebeurde in het rapport “our common future” uitgebracht door de World Commission on Environment and Development onder leiding van de Noorse premier Brundtland. In dit rapport werden de milieuproblemen in een mondiaal verband bekeken. Aan de orde zijn de milieuproblemen in met name de derde wereld en de productiemethoden en de niet-duurzame consumptie van het geïndustrialiseerde deel van de wereld:
“Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen."
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
1
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
Deze formulering is nog steeds actueel en bruikbaar. Voor de gebouwde omgeving wordt deze definitie vertaald als:
“Duurzame gebouwontwikkeling is de ontwikkeling en realisatie van een gebouw die aansluit op de behoeften van de gebruikers en die zoveel mogelijk is gebaseerd op het gebruik van niet uitputbare en vernieuwbare natuurlijke bronnen”
3.
Thema’s binnen de gebouwde omgeving Onze activiteiten veroorzaken druk op het milieu, en het is zaak om de druk op het milieu per activiteit naar beneden te krijgen. Daarmee behouden we de mogelijkheid onze activiteiten te ontwikkelen en zelfs uit te breiden, waarbij we het milieu ontzien. Hieronder staan de thema‟s die betrekking hebben op de duurzaamheid van de gebouwde omgeving.
3.1 Energieverbruik Door het gebruiken van fossiele energie wordt er CO2 uitgestoten. Aangetoond is dat hierdoor de concentratie CO2 op aarde is gestegen van minder dan 250 ppm (delen CO2 per miljoen delen lucht) naar 385 ppm in 2010. Omdat CO2 een broeikasgas is wordt hierdoor ook aannemelijk gemaakt dat de mens invloed heeft op het klimaat, deze wordt steeds warmer. Om deze ontwikkeling een halt toe te roepen zijn er wereldwijd CO2 afspraken gemaakt. Deze afspraken hebben zich inmiddels vertaald naar doelstellingen op landelijk en regionaal niveau. Ook worden verdergaande ambities geformuleerd
Figuur 1: toename CO2 concentratie
door overheden. Daarom worden er vanuit de overheid steeds scherpere eisen gesteld aan de energie prestatie van gebouwen. Het energiegebruik moet in de toekomst veel lager. Zo heeft bijvoorbeeld de stedendriehoek (Apeldoorn, Brummen, Epe, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen) als ambitie gesteld om als eerste regio energieneutraal te worden. In opdracht van de overheid heeft het PEGO (platform energietransitie gebouwde omgeving) de definitie van de term energieneutraal en CO2-neutraal opgesteld.
Energieneutraal Een project is energieneutraal als er op jaarbasis geen netto import van fossiele of nucleaire brandstof van buiten de systeemgrens nodig is om het gebouw op te richten, te gebruiken en af te breken. Dit betekent dat het energiegebruik binnen de projectgrens gelijk is aan de hoeveelheid duurzame energie die binnen de projectgrens wordt opgewekt of die op basis van externe maatregelen aan het project mag worden toegerekend. Het energieverbruik dat voortkomt uit de oprichting en sloop van het gebouw zullen naar een jaarlijkse bijdrage worden verrekend op basis van de verwachte levensduur van het gebouw.
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
2
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
De technische ontwikkelingen op het gebied van reductie van energieverbruik in de gebouwde omgeving gaan erg snel, maar er zijn nog wel een aantal obstakels te nemen. Als het gaat om het verwarmen en koelen van een gebouw zijn er technieken ontwikkeld die het mogelijk maken om duurzame warmte en koude over de seizoenen heen op te slaan zodat het overschot aan warmte in de zomer gebruikt kan worden om een gebouw in de winter te verwarmen en de koude in de winter om het gebouw in de zomer te koelen. Een gebouw dat zichzelf met duurzame energiebronnen verwarmd en koelt is technisch en financieel goed haalbaar Ten aanzien van het elektriciteitsgebruik zijn er een aantal opties om lokaal elektriciteit op te wekken. Het is echter praktisch en economisch vaak lastig om lokaal voldoende elektriciteit op te wekken. Windmolens zullen in de bebouwde kom niet wenselijk zijn en er is een groot oppervlakte aan PV-cellen nodig om voldoende elektriciteit voor het hele gebouw op te wekken. Een met biobrandstoffen gestookte motor kan lokaal voldoende elektriciteit opwekken maar produceert dan meer warmte dan er behoefte is in het gebouw. Deze warmte zou aan andere afnemers in de directe omgeving afgegeven kunnen worden. Ook moet er biobrandstof beschikbaar zijn en aangevoerd kunnen worden. Energieneutraal op het gebied van elektriciteit is technisch, organisatorisch als ook financieel dan ook een zeer ambitieuze doelstelling.
CO2-neutraal Een project is CO2-neutraal (ook wel: klimaatneutraal) als er op jaarbasis geen netto uitstoot van broeikasgassen nodig is om het gebouw op te richten, te gebruiken en af te breken. Dit betekent dat de broeikasgasemissie binnen de projectgrens gelijk is aan de hoeveelheid broeikasgassen die binnen de systeemgrens wordt vastgelegd, opgeslagen of gecompenseerd en die aan het project mag worden toegerekend. De emissies die voortkomen uit de oprichting en sloop van het gebouw zullen naar een jaarlijkse bijdrage worden verrekend op basis van de verwachte levensduur van het gebouw.
Het realiseren van CO2-neutraliteit is in onze gebouwde omgeving eenvoudiger te realiseren dan de ambitie energie-neutraliteit. Bij het bijvoorbeeld volledig elektrische uitvoeren van alle gebouwgebonden installaties en systemen en het gegarandeerd gebruiken van CO2-vrije „groene‟ stroom en het compenseren van de broeikassenemissies bij de realisatie van het gebouw, is CO2-neutraliteit realiseerbaar.
3.2 Materiaalgebruik De
CO2
uitstoot
is
de
belangrijkste
maat
om
de
milieubelasting te bepalen. Als er gekeken wordt naar materiaalgebruik blijkt dat er meer aspecten zijn die milieubelasting veroorzaken. Tijdens het winnen van grondstoffen, het vervoeren, produceren tot halffabricaten, toepassen in gebouwen, repareren/renoveren, slopen en storten, is er sprake van emissies, uitputting, landgebruik en hinder. Figuur 2: aandeel materiaal milieubelasting
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
3
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
In levenscyclus analyses (LCA‟s) worden deze effecten in kaart gebracht. Vanuit de LCA‟s worden schaduwprijzen van materialen opgesteld, zodat vergelijkingen gemaakt kunnen worden en ambities geformuleerd. Als
deze
effecten
worden
vergeleken
met
de
milieubelasting van het energiegebruik gedurende de levensloop van een gebouw (figuur 2), dan blijkt dat het materiaalaandeel circa 20% van het totaal uitmaakt. Als er gekeken wordt naar het aandeel van verschillende onderdelen aan de milieubelasting in een gebouw, valt op dat de grootste milieubelasting wordt veroorzaakt
Figuur 3: aandeel milieubelasting verschillende onderdelen
door de constructie (figuur 3). Hier zit vaak de winst van
gebouw
het hergebruiken van bestaande gebouwen. Aanpasbaarheid, prefabricage en flexibiliteit van een gebouw draagt uiteraard ook bij aan een goede LCA ten aanzien van aanzien van het materiaalgebruik. Een gebouw moet verschillende functies in zich kunnen opnemen zodat het langer bruikbaar blijft. Het scheiden van de drager en de inbouw (constructie en alles wat daaraan/in bevestigd wordt (binnenwanden, gevels)) verlengt de levensduur van een gebouw. Als onderdelen demontabel zijn kunnen ze worden vervangen als ze functioneel of esthetisch niet meer voldoen. Ook het vooraf nadenken over een sloopplan kan een grote bijdrage leveren aan het verlagen van de milieubelasting.
3.3 Gezondheid Gebouwen hebben als doel mensen (gebruikers van het gebouw) te faciliteren in de activiteiten die ze ondernemen. Gebruikers hebben voor hun activiteiten een behaaglijke temperatuur, verse lucht en licht nodig. Daarnaast speelt de luchtvochtigheid en de akoestiek in de ruimte een rol. En bovenal heeft de mens behoefte invloed te hebben op dit alles. Onderzoeken tonen aan dat het ziekteverzuim toeneemt als het gebouw niet voldoet aan de eisen van de gebruiker (tabel 1). Tabel 1 Binnenmilieu en productiviteitwinst/ziekteverzuim productiviteit-winst
ziekteverzuim-vermindering
10-15%
2.5 procentpunt
geen luchtvervuilingsbron
3-7%
1.5 procentpunt
voldoende ventilatie
1-2%
0.5 procentpunt
temperatuur regelbaar
2-3%
0.5 procentpunt
7%
-
kamerkantoor (max. 4 pers.)
2-4%
vermindering
goede verlichting
2-3%
-
daglichttoetreding
-
0.5 procentpunt
binnenmilieu als geheel goed
temperatuur niet te hoog of te laag
minder geluidhinder
3-9%
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
4
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
Er is inmiddels genoeg informatie voorhanden om een gezond gebouw te ontwerpen en te maken en deze eisen op te nemen in het Technisch Programma van Eisen.
3.4 Overige thema’s Naast bovengenoemde thema‟s kunnen er nog een aantal thema‟s worden aangedragen waar bij het ontwikkelen van een gebouw rekening gehouden kan worden om de milieubelasting lager te krijgen.
Inrichten ontwikkelproces Het opstellen van ambities door een opdrachtgever is niet voldoende om te komen tot een milieuvriendelijk gebouw. Het borgen van de ambities in alle fasen van het bouwproces is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de ambities ook waargemaakt worden. Het ontwikkel en bouwproces is een ingewikkeld proces waar veel tegenstrijdige belangen verenigd moeten worden. Bij een heldere formulering van de ambities en een goede communicatie en borging van de ambities in de vorm van doelstellingen kan onduidelijkheid tussen de verschillende partijen voorkomen worden. Ook kan er een milieuwinst geboekt worden tijdens het bouwen. Dit kan door doelen te stellen ten aanzien van energie-, water- en materiaalgebruik en afvalinzameling tijdens de bouw. De mate van prefabricage draagt bijvoorbeeld niet alleen bij aan het verminderen van energie en materiaalgebruik op de bouwplaats, als ook tot het verminderen van faalkosten en een aanzienlijke vermindering van de transportbewegingen tijdens de bouw. De bouw draagt voor 20-25% bij aan het transportverkeer in Nederland.
Locatiekeuze, transport De locatiekeuze heeft veel invloed op de vervoersbewegingen van de medewerkers. Als er veel mogelijkheden zijn om met het openbaar vervoer te reizen zal de CO 2 uitstoot door woon/werkverkeer afnemen. De opdrachtgever kan het terugbrengen van de CO 2 uitstoot door woon/werkverkeer verder beïnvloeden door goede fietsenstallingen te plaatsen, een vervoersplan op te stellen waarbij carpoolen wordt bevorderd en het gebruik van energiezuinige (lease) auto‟s. Op elke bouwlocatie zijn planten en dieren aanwezig, het rekening houden in het ontwerp en tijdens de bouw heeft invloed op de aanwezige flora en fauna.
Water Verder kan een ontwerp rekening houden met het waterverbruik en het (her)gebruiken van grijs afvalwater of regenwater. Ten eerste kunnen er maatregelen ingevoerd worden die het gebruik van water door toiletten en eventueel douches beperken door minder water te gebruiken bij spoelingen en doorstroombegrenzers toe te passen. Ook kan regenwater opgevangen worden en voor doorspoeling van de toiletten gebruikt worden. Het afvalwater van wastafels en douches kan ook hergebruikt worden voor de toiletten.
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
5
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
Technisch is het mogelijk om met behulp van een helofytenfilter afvalwater te reinigen en zelfs als drinkwater her te gebruiken. Op deze manier kan een gebouw “waterneutraal” zijn. Maatschappelijk is dit echter (nog) niet wenselijk.
Afval en vervuiling In het ontwerp kunnen hogere eisen gesteld worden aan het hergebruiken van afval en het voorkomen van vervuiling. Voor het eerste moet er voldoende opslagruimte beschikbaar komen. Om vervuiling te voorkomen moet er goed gedetailleerd worden zodat er geen koelvloeistoffen lekken. Ook het materiaalgebruik in de gevel kan leiden tot vervuiling van het grondwater.
Ruimtegebruik en ecologie Het hergebruiken van gebouwen, opnieuw inrichten van bebouwde locaties en het invullen van lege plekken in de bebouwde kom voorkomt het verlies aan onbebouwde plekken en daarbij het behoud van landbouw of natuurgrond. Ook in binnenstedelijke plekken kan er aandacht besteed worden aan lokale ecologische structuur door ruimte te bieden aan vogels en vleermuizen. Ook het gebruik van groene daken levert een bijdrage aan de binnenstad: regenwater wordt gebufferd, fijnstof in de lucht wordt opgenomen, stedelijk geluid dringt minder door in het gebouw en er wordt weer groen toegevoegd in de stad
4.
Strategieën Om te komen tot een duurzaam gebouw moet duurzaamheid niet als een “toevoeging” aan een ontwerp worden gezien. Van belang is om duurzaamheid op te nemen als basisuitgangspunt bij het Integrale Ontwikkel proces. Het is aan het ontwikkelteam om de ruimtelijke vertaling van het Programma van Eisen gelijk op te laten gaan met de ontwikkeling van het energieconcept, het materiaalgebruik en het installatieconcept. Alleen zo kan een duurzaam en gezond gebouw gerealiseerd worden. Naast het zorgen voor een integrale benadering zijn er twee strategieën die kunnen leiden tot een duurzaam gebouw.
4.1 Trias Ecologica Voor het ontwikkelen van een gebouw met een laag energie- en materiaalgebruik wordt doorgaans de Trias Ecologica gehanteerd: 1. Beperk het gebruik van bronnen, ontwerp slim. Bijvoorbeeld: bouw compact, dat bespaard materiaal en energieverlies door de gevel, gebruik en anticipeer op de oriëntatie en omgevingskenmerken. 2. Maak zoveel mogelijk gebruik van duurzame bronnen. Bijvoorbeeld: zonlicht en wind kunnen energie in de vorm van warmte of elektriciteit leveren. Hout is een duurzame bron als bouwmateriaal. 3. Gebruik niet-duurzame bronnen zo efficiënt mogelijk. Bijvoorbeeld: de combinatie lage temperatuurverwarming, warmtepomp, warmteterugwinning en warmte-koude opslag in de bodem is een zeer efficiënte manier om energie over te dragen.
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
6
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
4.2 Cradle To Cradle Een andere strategie die sinds enige jaren veel aandacht krijgt is Cradle To Cradle (C2C). Bij de Trias Ecologica gaat het om het verminderen van milieubelasting, bij C2C gaat het om het voorkómen van milieubelasting. Dit wordt bereikt door producten zo te ontwerpen dat ze altijd weer hergebruikt kunnen worden, ofwel in de technische kringloop zodat het materiaal niet verloren gaat, ofwel in de biologische kringloop waarbij afval gelijk is aan voedsel. Hierdoor wordt de levenscyclus van een materiaal niet lineair, van wieg tot graf, zoals door de LCA‟s wordt beschreven maar cyclisch, van wieg tot wieg. Materiaal wordt altijd weer opnieuw gebruikt. Van belang is ook dat de energie die nodig is voor de productie en hergebruik volledig vernieuwbaar en dus „groen‟ is. Deze strategie sluit nauw aan bij de formulering van Brundtland uit H2. Op gebouwniveau zijn er nog weinig voorbeelden van een volledige C2C, een bouwproces is nog veel te complex om deze strategie volledig door te voeren. De strategie levert wel een bijdrage om stap twee en drie van de Trias Ecologica goed uit te voeren. Op interieurniveau zijn er wel enige producten te krijgen die volgens de C2C strategie zijn ontworpen. Zo zijn er C2C tapijten en kantoormeubels in de handel van vooraanstaande leveranciers.
5.
Doelstellingen formuleren Bij het ontwerpen van een duurzaam gebouw komen veel aspecten samen waarvoor ambities gesteld kunnen worden. De ambities moeten vertaald worden in concrete doelstellingen en deze doelstellingen kunnen gedurende het ontwikkeltraject door een instrument gemonitord worden. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van een aantal instrumenten die gebruikt kunnen worden voor het opstellen van doelstellingen ter concretisering van de ambities die ook gemonitoord en gecommuniceerd kunnen worden. In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van recente stadskantoren met daarbij aangegeven welke ambities er gesteld zijn en hoe ze gemeten zijn.
5.1 Voorstel ambities en doelstellingen Gemeente Deventer Gezien de CO2 doelstellingen van de overheid en de gemeente als onderdeel van de stedendriehoek ligt het voor de hand om als ambitie op te nemen dat het gebouw CO 2 neutraal moet worden. Verder is het voor de gemeente van belang dat er een breed pakket aan duurzaamheidmaatregels wordt opgesteld die zorgvuldig worden uitgevoerd en transparant zijn. Ambitie: CO2 neutraal en maatregelen die de breedte van de duurzame gebouwontwikkeling dekken.
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
7
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
Bijlage 1
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
1.
EPC
De energieprestatienorm (EPN) is de methode om de energieprestatie van een gebouw te meten. De EPN-methode kijkt naar de gebouwgebonden energieposten. Deze posten zijn onder te verdelen in de energie die nodig is om het gebouw te verwarmen, van frisse lucht te voorzien, warm tapwater, eventuele koeling, hulpenergie en dergelijke. Het resultaat van de berekening is de EPC-waarde die een oordeel geeft over de energieprestatie van een gebouw onder standaard omstandigheden. Met behulp van de EPC kan er een uitspraak gedaan worden over de hoeveelheid CO 2 uitstoot van het gebouw veroorzaakt door de gebouwgebonden energieposten. Dit is exclusief het gebruik van niet-gebouwgebonden apparaten zoals computers en sfeerverlichting. Met dit instrument kan een ambitie geformuleerd worden boven de wettelijke norm. Bij 30% beter dan de wettelijke norm kan bijvoorbeeld groenfinanciering aangevraagd worden. Bij een EPC van 0.0 wekt het gebouw net zoveel energie op als het gebouwgebonden energie verbruikt. Met de huidige beschikbare technieken zijn momenteel doelstellingen realiseerbaar met een EPC < 30/50% van de Wettelijke eis.
2.
GreenCalc+
Dit instrument rekent de milieubelasting uit van het energiegebruik, de gebruikte materialen en het gebruik van water. Deze worden “gemonitariseerd”, ofwel vertaald naar geld, zodat ze vergelijkbaar met elkaar zijn en opgeteld kunnen worden. Voor het energiedeel kan de EPC ingevoerd worden en voor het materiaaldeel kunnen de materialen van het gebouw zeer nauwkeurig worden ingevoerd. Hiervoor worden uitgebreide databases gebruikt en op een wetenschappelijk onderbouwde wijze verwerkt. De overheid stelt bij het inkopen van huisvesting, eisen boven de wettelijke eisen. Hiervoor kan het instrument GreenCalc+ worden gebruikt. Er geldt dan een GreenCalc+ score
voor
het
gebouw
van
minimaal
200.
Een
marktconformgebouw die voldoet aan het bouwbesluit zal een Greencalc+-score halen tussen de 160 en 180. Het project met de momenteel de hoogste Greencalc+ score heeft een index van 1000 behaald (nog maar slechts 10% milieubelasting tov een referentiegebouw uit 1990). Met dit instrument kan goed een ambitie geformuleerd worden en tijdens het ontwerpproces kan er nauwkeurig mee gewerkt worden. Vooral op het gebied van materiaalgebruik kan het ontwerp goed gefinetuned worden. Met de huidige beschikbare technieken zijn momenteel Greencalc+ doelstellingen realiseerbaar met Gebouwindex van hoger van 234, Greencalc-label A
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
3.
GPR
In de eisen voor duurzaam inkopen van de overheid kan ook gebruik gemaakt worden van het instrument GPR. Deze is ontwikkeld en wordt veel gebruikt door de gemeentelijke overheden. De GPR is een breder instrument dan GreenCalc+ waarmee goed een ambitie geformuleerd kan worden. Dit gebeurt op vijf thema‟s: 1. Energie 2. Milieu 3. Gezondheid 4. Gebruikskwaliteit 5. Toekomstwaarde Door middel van het aanvinken van maatregelen wordt de score bepaald. Hierdoor werkt het instrument snel en geeft het direct inzicht. Een nadeel is dat het instrument door het aanvinken grof en niet kwantitatief is en dat finetuning bijna niet mogelijk is. Als een gebouw voldoet aan het bouwbesluit zal de score op elk onderdeel ongeveer een zes zijn. De eis voor duurzaam inkoop voor de overheid is vastgesteld op een zeven voor elk onderdeel. Met de huidige beschikbare technieken zijn momenteel GPR doelstellingen realiseerbaar van minimaal 8 per onderdeel of hoger.
4.
BREEAM
BREEAM-NL is een duurzaamheids assessment instrument wat vooral in de vastgoedwereld snel aan populariteit wint. Een goede waardering zorgt voor een hogere (rest)waarde van het gebouw. Ook blijkt dat medewerkers productiever zijn en minder ziekteverzuim hebben. BREEAM NL heeft een veel bredere scoop dan GreenCalc+ en GPR en is opgedeeld in negen te beoordelen aspecten, thema‟s: 1. Management 2. Gezondheid 3. Energie 4. Transport 5. Water 6. Materialen 7. Afval 8. Landschapgebruik en ecologie 9. Vervuiling
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
Voor elke categorie kunnen credits gescoord worden en aan de hand van de score ontvangt een gebouw een certificaat met de beoordeling: Passed Good Very good Excellent Outstanding Een marktconform gebouw dat voldoet aan het bouwbesluit zal Passed halen. Gezien de recente ervaringen in Nederland met deze methodiek zijn doelstellingen Very Good en Excellent haalbaar. De eerste certificaten zijn in Nederland recent uitgereikt. BREEAM-NL wordt genoemd in de aanbevelingen voor duurzaam inkopen van de overheid, maar er is nog geen prestatie eis voor opgesteld.
5.
C2C
Ook voor C2C is een certificering mogelijk. Hierbij gaat het in de eerste plaats om het identificeren van de
chemische
samenstelling
van
de
gebruikte
producten. Vervolgens worden een aantal stoffen die als giftig bekend staan niet toegestaan. Producten mogen geen gevaar vormen voor de gezondheid. Dan worden er eisen gesteld aan de mate waarop een product geschikt is voor hergebruik. Het product moet gedemonteerd kunnen worden waarbij recycling op een hoog niveau mogelijk moet zijn. De materialen waaruit een product is samengesteld mogen niet verloren gaan. Ten slotte moet er tijdens de productie gebruik gemaakt worden van duurzame energie. Dit zijn zeer hoge eisen, het is mogelijk om op verschillende niveaus te voldoen aan deze eisen: Basis Silver Gold Platinum
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
Bijlage 2
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001.doc 12-08-2010
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
Voorbeelden Project: nieuwbouw stadskantoor Rotterdam Omvang: 48.000 m2 nieuwbouw in combinatie met herbestemming bestaande gebouwen Ambitie: 40% CO2 reductie t.o.v. Bouwbesluit 2009 Doelstellingen: EPC 40% lager dan eisen en BREEAM Excellent certificering
Stadskantoor Vlaardingen Omvang: 10.000 m2 nieuwbouw met hergebruik bestaande kelders Ambitie: 70% CO2 reductie t.o.v. ref. jaar 1990 Doelstellingen: EPC 50% lager dan eisen 2009 en Greencalc+ Milieuindex > 250
Gemeentekantoor Utrechtse Heuvelrug Project: nieuwbouw Gemeentekantoor Utrechtse Heuvelrug Omvang: 5.300 m2 nieuwbouw Ambitie: zoveel mogelijk CO2 reductie Doelstellingen: Greencalc+-label A, Milieu-index > 234
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001-bijl2.doc 12-08-2010
1
B.2006.0407.07.N001 Stadskantoor Deventer; ambitiedocument
Stadskantoor Hardenberg
Project: nieuwbouw stadskantoor Hardenberg Omvang: 7.500 m2 nieuwbouw Ambitie: voorbeeld op het gebied van Duurzaam Bouwen Doelstellingen: GPR van minimaal 8.5 op alle onderdelen.
Stadskantoor Venlo Project: nieuwbouw stadskantoor Venlo Omvang: 15.500 m2 nieuwbouw Ambitie: C2C principe is leidend Doelstellingen: EPC 50% lager dan eisen 2009 en zoveel mogelijk C2C gecertificeerde materialen
Stadskantoor Westerveld (gerealiseerd, ambities gesteld met EPC) Project: nieuwbouw Stadskantoor Westerveld Omvang: 4.500 m2 nieuwbouw Ambitie: laag energiegebruik, gebruik vernieuwbare materialen. Doelstellingen: A+-energielabel, EPC < 0.56.
k:\doc\b\2006\040707\b2006040707n001-bijl2.doc 12-08-2010
2