Syllabus Permanente Educatie
Wft Consumptief krediet
Inhoudsopgave 1
Inleiding
1
1.1
Studietips 1.1.1 Lesmateriaal
2 2
2
Gedragscodes VFN/NVB
3
2.1
Doel en reikwijdte 2.1.1 Uitzonderingen gedragscode
3 3
2.2
Basisnorm 2.2.1 Basisnorm VFN/NVB 2009
4 5
2.3
Leennorm 2.3.1 Vaste lasten
5 6
2.4
Aflossingscapaciteit 2.4.1 Bepaling netto-inkomen
6 6
2.5
Samenloop met hypothecair krediet
7
2.6
Klachten
7
3
Consumer Credit Directive
9
3.1
Voorgeschiedenis
9
3.2
Voorstel CCD
9
3.3
Vroegtijdige aflossing
10
3.4
14-dagenregeling
10
3.5
Specifieke eisen 3.5.1 Adverteren 3.5.2 Pre-contractuele informatie 3.5.3 Jaarlijks kostenpercentage 3.5.4 Contractuele informatie
10 10 10 11 11
4
Aanpassing Bgfo
13
4.1
Informatieverstrekking in de pre-contractuele fase (artikel 53 Bfgo) 4.1.1 Wijzigingen in lid 1 van artikel 53 Bgfo 4.1.2 Wijzigingen in lid 2 van artikel 53 Bfgo 4.1.3 Wijzigingen in lid 6 van artikel 53 Bfgo
13 13 14 14
4.2
Artikel 112
14
4.3
Artikel 112a
15
5
Index
17
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
Syllabus Permanente Educatie
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
Wft Consumptief krediet
Syllabus Consumptief Krediet
1
Permanente Educatie Wft
Inleiding
Voor financiële dienstverleners gelden naast diploma-eisen ook doorlopende deskundigheidseisen. Deze hebben tot doel de vakinhoudelijke deskundigheid op peil te houden, die nodig is voor de beroepsbeoefening. Door de financiële crisis staat de financiële wereld onder druk en neemt het toezicht op de dienstverleners toe. Het is belangrijk om in deze tijd in te kunnen spelen op de snelle veranderingen, die in de financiële dienstensector plaatsvinden. Op basis van het advies van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) heeft het Ministerie van Financiën de toetstermen voor de PE Wft 2010-2011 vastgesteld. De toetstermen omvatten de relevante actuele ontwikkelingen van de diverse Wftonderdelen. De PE Wft 2010-2011 is van start gegaan op 1 januari 2010 en eindigt op 27 juni 2011. In deze periode heb je de tijd om je Wft-diploma’s rechtsgeldig te houden. Dukers & Baelemans is geaccrediteerd door het CDFD. Dit houdt in dat Dukers & Baelemans met succes de erkenningsprocedure heeft doorlopen, die ziet op de wijze van kwaliteitsborging, de opzet en inhoud van het aan te bieden programma, de wijze waarop toetsende elementen in het programma zijn verwerkt en de kwaliteit van de docenten. Dukers & Baelemans is geaccrediteerd, zowel voor e-learning als voor contactonderwijs, voor alle PE Wft-onderdelen: - Basismodule Deskundigheid; - Consumptief Krediet; - Hypothecair Krediet; - Levensverzekeringen; - Schadeverzekeringen; en - Volmacht. Deze syllabus omvat de module Consumptief krediet. In deze module komen alle relevante ontwikkelingen op het gebied van consumptief krediet aan bod. Aan het begin van ieder hoofdstuk staat in het tekstkader de relevante actuele ontwikkeling en de bijbehorende toetsterm. Daarnaast bevat de syllabus nog enkele verwijzingen naar besluiten van het Ministerie van Financiën. Deze dienen als toelichting en maken geen onderdeel uit van de te bestuderen lesstof. De onderwerpen van PE Wft Consumptief krediet zijn: - gedragscode VFN/NVB; - Consumer Credit Directive; - Bgfo.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
1
Syllabus Consumptief Krediet
1.1
Permanente Educatie Wft
Studietips
Onze opleiding PE Wft Consumptief krediet bestaat naast deze syllabus ook uit een e-learning. Wij adviseren je het volgende: - bestudeer de syllabus; - bestudeer vervolgens de e-learning; - controleer of je de lesstof beheerst aan de hand van de toetstermen. Je bent dan optimaal voorbereid op de lesdag. 1.1.1
Lesmateriaal
Wij bieden het lesmateriaal aan via e-learning en via contactdagen. In de e-learning vind je de syllabus inclusief de bijlagen en een aanvullende lesmodule. Tijdens de contactdag maken we gebruik van een presentatie en casuïstiek. Je vindt dit lesmateriaal daags na je contactdag op Mijn D&B. Mocht je tijdens je studie vakinhoudelijke vragen hebben dan kun je deze stellen aan het Bureau Vaktechniek. Voor overige vragen, bijvoorbeeld over je cursusdag, kun je contact opnemen met het team van Logistiek & Planning. Wij wensen je veel plezier met het bestuderen van deze syllabus!
Dukers & Baelemans Bureau Vaktechniek:
[email protected] Team Logistiek & Planning:
[email protected] Telefoon 013 - 580 2714
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
2
Syllabus Consumptief Krediet
2
Permanente Educatie Wft
Gedragscodes VFN/NVB
Relevante actuele ontwikkelingen
Eindterm
Toetsterm
Beheersniveau
Nieuwe/gewijzigde toetsterm PE
Invoering Gedragscode VFN/NVB ter vervanging van de gedragscode VFN. De gedragscode VFN/NVB is het uitgangspunt voor de beoordeling van het netto inkomen. De gedragscode VFN/NVB bevat een berekeningswijze voor de aflossingscapaciteit. De consument wordt kosteloos informatie verstrekt over de basis- en leennorm. Er mag geen krediet verleend worden (mede) voor de financiering van de aankoop van een woning als daardoor de normen van de CHF worden overschreden.
3a
3a.1
B
Ja1, wijziging
2c
2c.2
Tp
Nee
3e
3e .1
Tp
Nee
3a
3a.2
B
Nee
3i
3i.3
Tp
Nee
2.1
Doel en reikwijdte
De Vereniging van Financieringsondernemingen Nederland (VFN)2 en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB)3 hebben in 2008 vernieuwde gedragscodes voor het verstrekken van consumptief krediet vastgesteld. Alhoewel er sprake is van twee eigen gedragscodes, komen de codes op de belangrijkste punten overeen. In de navolgende tekst spreken we dan ook van ‘de gedragscode’. Het doel van de gedragscode is de introductie van normen om overkreditering te voorkomen. De bank kan met de normen inschatten of een gevraagd krediet verantwoord is. De normen worden jaarlijks door de VFN en de NVB vastgesteld na advies van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD)4. De gedragscode geldt voor consumentenkrediet tussen € 1.000 en € 75.000. De benedengrens van € 1.000 is opgenomen om te voorkomen dat financiers bij kleine kredieten allerlei gegevens van de consument moeten opvragen en deze toetsen aan de normen. Kleine kredieten zouden daardoor relatief duur worden. Een klein krediet is bijvoorbeeld een krediet op een betaalrekening. Als de kredietnemer handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, dan geldt de gedragscode niet. Het bedrag van € 1.000 sluit aan bij artikel 32 van de Wet op het consumentenkrediet (WCK). De bovengrens van € 75.000 staat in de nieuwe richtlijn voor krediet aan consumenten van de Europese Unie, die wordt behandeld in hoofdstuk 3. 2.1.1
Uitzonderingen gedragscode
In een aantal situaties is de gedragscode niet van toepassing. Toepassing van normen wordt dan zo lastig, dat verstrekken van deze kredieten moeilijk of zelfs onmogelijk wordt, terwijl het doel van de code niet wordt gediend.
1 2 3 4
3a.1 De kandidaat kan de reikwijdte en regelgeving van de Wft en de uitwerking daarvan in het Bgfo alsmede de VFN/NvB gedragscode uitleggen. Zie www.vfn.nl. Zie www.nvb.nl. Zie www.nibud.nl.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
3
Syllabus Consumptief Krediet
Permanente Educatie Wft
De gedragscode is niet van toepassing op: - woningfinancieringen De banken hanteren voor woningfinancieringen de Gedragscode Hypothecaire Financieringen. De normen van deze gedragscode zijn zodanig dat bij toepassing daarvan kredietverlening verantwoord is; - kredieten met een looptijd korter dan drie maanden Deze uitzondering betreft in het bijzonder een kortdurende roodstand op betaalrekeningen. Deze uitzondering sluit aan bij de wettelijke regeling van consumptief krediet; - effectenkredieten en kredieten voor de aankoop van bijvoorbeeld een beleggingspand Deze uitzondering betreft kredieten voor aankoop van zaken die geld opbrengen of kunnen opbrengen en in die zin niet als consumptief krediet kunnen worden aangemerkt; - opeethypotheek Hier gaat het om kredieten waarbij de overwaarde van de woning wordt gebruikt. Deze zijn uitgezonderd, mits de lasten ervan redelijkerwijs kunnen worden voldaan uit het krediet van de bank; - studentenkredieten Het is gebruikelijk dat aan studenten kleine kredieten op studentenrekeningen of grotere kredieten om een studie te kunnen betalen worden verleend op basis van het verwachte toekomstige inkomen; - kredieten in bijzondere gevallen Een voorbeeld daarvan is een krediet aan een consument met weinig inkomen maar die op korte termijn een uitkering van een verzekering krijgt. Een ander voorbeeld is een krediet aan een consument met weinig inkomsten uit arbeid maar met een groot vermogen, dat inkomsten oplevert. Ook al geldt de gedragscode niet, de kredietverstrekker moet ook bij deze kredieten in het belang van de consument vaststellen of de kredietverlening verantwoord is.
2.2
Basisnorm
Kredietverstrekkers hanteren een basisnorm bij het vaststellen of krediet verantwoord is. Deze norm wordt jaarlijks door de NVB vastgesteld na advies van het NIBUD. Bij het bepalen van de hoogte van de basisnorm wordt onderscheid gemaakt naar vier typen huishoudens: - alleenstaand; - alleenstaand met kinderen; - gehuwd/samenwonend; - gehuwd/samenwonend met kinderen. De basisnorm is het minimumbedrag dat een bepaald type huishouden voor levensonderhoud moet overhouden. In paragraaf 2.2.1 staat de tabel waarmee je de basisnorm kunt bepalen. Voorbeeld Jaap verdient € 1.100. Zijn netto inkomen inclusief toeslagen is € 750 per maand. Zijn inkomen is lager dan de norm. Jaap kan geen consumptief krediet afsluiten. De VFN en de NVB stellen de basisnorm jaarlijks vast in december. De nieuwe norm geldt vanaf 1 april in het daarop volgende jaar. Bij het bepalen van de basisnorm wordt de normwoonlast van het NIBUD gebruikt. De kredietverstrekker gaat bij de berekening van de aflossingscapaciteit uit van de werkelijke woonlast.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
4
Syllabus Consumptief Krediet
2.2.1
Permanente Educatie Wft
Basisnorm VFN/NVB 2009 Alleenstaand
Alleenstaand met kinderen
Twee volwassenen
Twee volwassenen met kinderen € 1.738
€ 957
€ 1.546
€ 1.406
€ 205 -/€ 92 -/-
€ 205 -/€ 231 -/-
€ 205 -/€ 132 -/-
€ 205-/€ 90 -/-
€ 660
€ 1.110
€ 1.069
€ 1.443
€ 66
€ 111
€ 107
€ 144
Grondslag NIBUD
€ 726
€ 1.221
€ 1.176
€ 1.587
Extra toeslag VFN/NVB
€ 100
€ 131
€ 100
€ 100
Basisnorm VFN/NVB incl.* Basisnorm VFN/NVB excl.*
€ 826
€ 1.352
€ 1.276
€ 1.687
€ 723
€ 904
€ 1.090
€ 1.169
Totaal inkomen incl.* Normwoonlast Uitgaven sterposten NIBUD NIBUD basispakket 10% extra
* toeslagen en vakantiegeld.
2.3
Leennorm
Als consumenten meer verdienen, stijgen hun consumptieve uitgaven. De consument koopt een duurdere auto of gaat vaker op vakantie. Bij de kredietverlening wordt daarmee rekening gehouden. Naast de basisnorm moet minimaal 15% van het netto-inkomen, na aftrek van de normwoonlast en de basisnorm, voor levensonderhoud beschikbaar zijn. De leennorm is dus afhankelijk van het type huishouden en van het inkomen. Voor nettoinkomens vanaf € 3.000 per maand geldt tenminste de leennorm voor netto-inkomens van € 3.000. Voorbeeld Rudolf en Saskia hebben twee kinderen. Zij willen een lening afsluiten. Het gezamenlijke netto-inkomen van Rudolf en Saskia is € 4.000 per maand. De basisnorm is € 1.169. Rudolf en Saskia moeten voor levensonderhoud € 1.413 overhouden, dat is hun leennorm. We berekenen de leennorm als volgt: Leennorm voor inkomens hoger dan € 3.000 Normwoonlast Basisnorm Totaal
€ 3.000 -/- € 205 -/- € 1.169 € 1.626
Naast de basisnorm moet minimaal 15% van het netto inkomen, na aftrek van de normwoonlast en de basisnorm, beschikbaar zijn. € 1.626 x 15% = € 244 Basisnorm € 1.169 De leennorm van Rudolf en Saskia is € 1.413
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
5
Syllabus Consumptief Krediet
2.3.1
Permanente Educatie Wft
Vaste lasten
Onder vaste lasten verstaan we in ieder geval: - de werkelijke woonlasten; - de te betalen alimentatie; en - de financieringslasten. De werkelijke woonlasten bestaan uit het netto-huurbedrag5 of uit de nettofinancieringslasten. De netto-financieringslast is het saldo van de betaalde rente voor de eigenwoningschuld verminderd met de belastingteruggave en vermeerderd met aflossing, de premie voor de kapitaalverzekering of voor banksparen voor de eigen woning. Bij een hypothecaire woningfinanciering worden de bruto te betalen bedragen verminderd met het bedrag aan belastingteruggave. De kredietverstrekker mag hiervoor ook een vast percentage hanteren. Andere vaste lasten die doorgaans deel uitmaken van het huishouden zijn verwerkt in de normen van het NIBUD. Ter voorkoming van misverstanden: de kredietverstrekker is altijd vrij om een krediet niet te verstrekken, ook al wordt aan de normen van de gedragscode voldaan.
2.4
Aflossingscapaciteit
De beschikbare aflossingscapaciteit moet minimaal 2% de kredietsom zijn. Hiermee wordt voorkomen dat de consument krediet krijgt dat hij niet kan terugbetalen. Dit betekent dat de kredietsom maximaal 50 keer de beschikbare aflossingscapaciteit kan bedragen. Vervolg voorbeeld Rudolf en Saskia (zie paragraaf 2.3) Rudolf en Saskia betalen maandelijks € 1.500 huur. Hun maximale kredietlimiet kunnen we als volgt berekenen: Netto-inkomen € 4.000 Leennorm -/- € 1.413 Huur -/- € 1.500 Totaal beschikbaar € 1.087 De norm voor de aflossingscapaciteit is 2% van de kredietsom. We berekenen de maximale kredietlimiet van Rudolf en Saskia als volgt: 50 x € 1.087 = € 54.355. Als de consument nog ander consumptief krediet heeft, wordt daarvoor dezelfde norm van 2% per maand gehanteerd. 2.4.1
Bepaling netto-inkomen
Het netto-inkomen van de consument bestaat uit de volgende inkomstenbronnen: - inkomen uit een vaste arbeidsovereenkomst; - inkomen uit pensioen; - inkomen op grond van AOW; - vaste 13de maand; - heffingskorting partner; - inkomen op grond van een wachtgeldregeling, Wia, Wajong of een andere, soortgelijke regeling. Een aantal inkomstenbronnen mag worden meegeteld om het netto-inkomen te berekenen. Voorwaarde is wel dat deze inkomsten een vast karakter hebben.
5
Huur verminderd met huurtoeslag.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
6
Syllabus Consumptief Krediet
Permanente Educatie Wft
Het inkomen dat meetelt voor het netto-inkomen, is: - werkgeverstoeslag; - provisie; - overwerkvergoeding. De kredietverstrekker beoordeelt of een inkomensbestanddeel bestendig is. Als de consument recht heeft op teruggave van inkomstenbelasting op grond van betaalde rente voor een eigenwoningschuld, kan de kredietverstrekker het bedrag van de teruggave beschouwen als inkomstenbron dan wel salderen met de betaalde rente. Voor consumenten die geen bestendig inkomen genieten uit arbeid, zoals zelfstandige ondernemers en freelancers, bepaalt de financier per geval welk deel van het inkomen een bestendig karakter draagt. Als de consument daarom verzoekt, moet de financieringsinstelling kosteloos informatie verstrekken over de basis- en leennorm.
2.5
Samenloop met hypothecair krediet
In de gedragscode staat dat de kredietverstrekker geen krediet zal verlenen als daardoor de normen van de Gedragscode Hypothecaire Financieringen worden overschreden. De reden hiervan is dat het niet wenselijk is dat een consument meer krediet voor de financiering van de aankoop van zijn eigen woning opneemt, dan volgens de normen van de Gedragscode Hypothecaire Financieringen verantwoord wordt geacht. Uit dit artikel volgt dat een kredietverstrekker dient na te gaan of van een dergelijke situatie sprake is. De kredietverstrekker is wettelijk verplicht kredietaanvragen te toetsen bij het Bureau kredietregistratie (BKR) en kredietverstrekkingen en achterstanden daarop bij het BKR te melden. Als er problemen zijn met betalingen op het krediet of die problemen dreigen te ontstaan, treedt de bank in contact met de klant. Uiteraard doet ook de consument er in dergelijke situaties goed aan om direct contact op te nemen met de financier. Er kan dan bekeken worden of er een voor beide partijen acceptabele oplossing voor de problemen gevonden kan worden.
2.6
Klachten
Een consument die klachten heeft over de manier waarop zijn kredietverstrekker de gedragscode naleeft, kan zich in eerste instantie wenden tot de financier. Als er geen oplossing gevonden wordt, kan de consument de klacht voorleggen aan het onafhankelijke Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid)6 in Den Haag. Kifid bemiddelt alleen in geschillen tussen consumenten en de aangesloten instellingen.
6
Zie www.kifid.nl.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
7
Syllabus Consumptief Krediet
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
Permanente Educatie Wft
8
Syllabus Consumptief Krediet
3
Permanente Educatie Wft
Consumer Credit Directive
Relevante actuele ontwikkelingen*
Eindterm**
Toetsterm***
Beheersniveau****
Nieuwe/gewijzigde toetsterm PE*****
Consumer Credit Directive (CCD). Europese regelgeving voor van harmonisatie van regelgeving ten aanzien van consumptief krediet in Europa.
3a
3a.4
J
Ja7, nieuw
Het Europees Parlement heeft in 2008 besloten tot een nieuwe Europese richtlijn voor consumentenkrediet: de Consumer Credit Directive (CDD). Het doel van de CCD is tweeledig: - consumenten krijgen beter inzicht in de kredietmogelijkheden in verschillende landen; - consumenten genieten in de hele Europese Unie dezelfde bescherming.
3.1
Voorgeschiedenis
De Europese Commmissie gaf zes jaar geleden de aanzet voor de vernieuwing van de oude, uit 1987 stammende richtlijn voor het consumentenkrediet. De oude regeling was volstrekt achterhaald door de sterk veranderende markt en de vele nieuwe producten op het terrein van het consumptief krediet. Nieuwe ontwikkelingen dwongen de lidstaten nieuwe regels op te stellen en ieder land deed dat op zijn eigen manier. Dit heeft de volgende consequenties: - er wordt nauwelijks grensoverschrijdend krediet afgesloten. Er bestaat geen Europese markt; - oneerlijke concurrentievervalsing tussen kredietverleners binnen de EU; - consumentenbescherming verschilt per land. De markt voor persoonlijke leningen is zo complex, dat de Commissie niet alles tot achter de komma wil regelen. De nadruk van de CCD ligt op het bevorderen van de doorzichtigheid van de markt en het vastleggen van beschermingsconstructies voor de consument. De CCD geldt voor de hele EU.
3.2
Voorstel CCD
Met de nieuwe regeling hoopt de Commissie alsnog een interne markt voor consumptieve leningen van de grond te krijgen. Het gaat om een markt met 800 miljard euro jaaromzet, waarvan slechts 1 procent grensoverschrijdend is. De consument kan straks dankzij verplichte standaardinformatie van de kredietverstrekker precies zien wat een lening in eigen land of in een andere lidstaat kost. Bovendien kan hij bij een lening in het buitenland rekenen op dezelfde bescherming als die hij in eigen land geniet. Eén van de grootste struikelblokken bij het bereiken van overeenstemming tussen de grootste fracties in het Europees Parlement, de christendemocraten enerzijds en de socialisten en de liberalen anderzijds, was de hoogte van de compensatie die een kredietverstrekker mag rekenen voor het vroegtijdig opzeggen van een lening.
7
De kandidaat kan de CCD op hoofdlijnen en de eisen die CCD stel op gebied van adverteren, pre-contractuele en contractuele informatie uitleggen.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
9
Syllabus Consumptief Krediet
3.3
Permanente Educatie Wft
Vroegtijdige aflossing
Volgens de nieuwe richtlijn mag een klant een lening te allen tijde vervroegd aflossen. Uitgangspunt is dat kredietgever bij vervroegde aflossing de klant maximaal 1% van de aflossing als kosten in rekening mag brengen. Deze vergoeding is zo laag, dat het de financiële instellingen geld kost. Het gevaar bestaat dat deze kostenpost uiteindelijk wordt doorberekend aan de klant. Om dit te voorkomen, is een compromis bedacht. Een kredietverlener kan, bij wijze van uitzondering, een hogere compensatie aan de klant doorberekenen, als hij kan aantonen dat de Europese regels negatief voor hem uitpakken.
3.4
14-dagenregeling
Overigens mag volgens de nieuwe regeling een consument binnen veertien dagen zijn overeenkomst met een kredietverlener kosteloos opzeggen. Dit beding is bedoeld om de consument te beschermen tegen impulsleningen, waar hij een paar dagen later spijt van krijgt. De nieuwe regels gaan alleen gelden voor consumptieve kredieten met een looptijd van minstens een maand. Hypotheken of uitgaven gedaan met een creditcard vallen buiten de regeling. Het belangrijkste gevolg van de nieuwe regels is, dat aan consumenten in de gehele Europese Unie dezelfde informatie wordt verstrekt als zij een lening willen afsluiten. Ook zal er een uniforme methode worden gehanteerd voor het berekenen van het percentage van de jaarlijkse kosten van een krediet zodat de consument de werkelijke kosten van het krediet kan inzien.
3.5
Specifieke eisen
De CCD stelt specifieke eisen voor: - adverteren; - pre-contractuele informatie; - jaarlijks kostenpercentage; - contractuele informatie. 3.5.1
Adverteren
Als een financiële onderneming in een reclame-uiting over een krediet melding maakt van een rentevoet of cijfers betreffende de kosten van een krediet, moet zij daarbij ook informatie verstrekken over: - de vaste of variabele debetrentevoet en de andere kosten die deel uitmaken van de totale kosten van het krediet; - het totale kredietbedrag; - het jaarlijks kostenpercentage en, indien van toepassing: - de duur van de kredietovereenkomst; - de contante waarde en contante betalingen (in het geval van goederenkrediet); - het totale door de consument te betalen bedrag; en - het termijnbedrag. 3.5.2
Pre-contractuele informatie
Bij alle offertes en aanbiedingen ontvangt de consument een informatieformulier. Dit formulier bevat alle informatie, weergegeven op een begrijpelijke en heldere manier, die de consument nodig heeft om de aanbiedingen te kunnen vergelijken.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
10
Syllabus Consumptief Krediet
3.5.3
Permanente Educatie Wft
Jaarlijks kostenpercentage
De CCD stelt een uniforme methode voor inzake het berekenen van het jaarlijkse kostenpercentage. De berekening is gebaseerd op de annuïtaire methode. Middels dit cijfer is het de bedoeling dat het voor consumenten mogelijk wordt in een oogopslag de aanbiedingen te vergelijken. 3.5.4
Contractuele informatie
De consument moet begrijpelijke informatie hebben ontvangen als het contract wordt afgesloten, zodat het voor de consument duidelijk is wat zijn rechten en verplichtingen zijn.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
11
Syllabus Consumptief Krediet
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
Permanente Educatie Wft
12
Syllabus Consumptief Krediet
4
Permanente Educatie Wft
Aanpassing Bgfo
De CCD heeft inmiddels geleid tot aanpassing van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (Bgfo)8. Het besluit voorziet in de implementatie van een aantal bepalingen van de richtlijn, met name ten aanzien van de standaardinformatie die dient te worden opgenomen in reclame-uitingen en de te verstrekken pre-contractuele informatie. Daarnaast is er een concept wetsvoorstel ingediend naar aanleiding van deze richtlijn. In het Burgerlijk Wetboek Boek 7 zal titel 2A, Consumentenkredieten, bij instemming worden ingevoegd. Met deze wijzigingen zijn de volgende begrippen van belang: - debetrentevoet Vergoeding voor bij een consumptief krediet verschuldigde rente, uitgedrukt op jaarbasis en toegepast in een vast of variabel percentage; - jaarlijks kostenpercentage van het consumptief krediet De totale kosten van het krediet voor de consument, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het totale kredietbedrag, berekend volgens de basisvergelijking en aanvullende hypothesen, opgenomen in bijlage A van het wijzigingsbesluit8; - richtlijn consumentenkrediet9; - totaal door de consument te betalen bedrag De som van het totale kredietbedrag en de totale kosten van het krediet voor de consument; - totale kosten van het consumptief krediet voor de consument Hiertoe behoren onder meer rente, belastingen, provisie en kosten in verband met verplichte nevendiensten. Notariskosten horen hier niet bij; - totaal kredietbedrag De kredietlimiet of de kredietsom.
4.1
Informatieverstrekking in de pre-contractuele fase (artikel 53 Bfgo)
De wijzigingen hebben met name betrekking op de informatieverstrekking in de precontractuele fase. 4.1.1
Wijzigingen in lid 1 van artikel 53 Bgfo
Als een financiële onderneming in een reclame-uiting over krediet melding maakt van een rentevoet of cijfers betreffende de kosten van een krediet, moet zij ook informatie verstrekken over: - de vaste of variabele debetrentevoet en de andere kosten die deel uitmaken van de totale kosten van het krediet; - het totale kredietbedrag; - het jaarlijks kostenpercentage en, indien van toepassing de duur van de kredietovereenkomst; - in geval van goederenkrediet, de contante waarde en contante betalingen, genoemd in de definitie van kredietsom in artikel 1; - het totale door de consument te betalen bedrag; en - het termijnbedrag.
8
Raadpleeg Mijn D&B voor de integrale tekst van het wijzigingsbesluit.
9
Richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L133/66).
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
13
Syllabus Consumptief Krediet
4.1.2
Permanente Educatie Wft
Wijzigingen in lid 2 van artikel 53 Bfgo
Als het sluiten van een overeenkomst voor een nevendienst verplicht is om het krediet op de in de reclame-uiting genoemde voorwaarden te verkrijgen, en de kosten voor die nevendienst vooraf niet kunnen worden bepaald, wordt de verplichting tot het sluiten van die overeenkomst op een duidelijke, beknopte en opvallende wijze, tezamen met het jaarlijks kostenpercentage vermeld. 4.1.3
Wijzigingen in lid 6 van artikel 53 Bfgo
Als een reclame-uiting betrekking heeft op een krediet met debetrentevoet die voor een beperkte duur geldt, of met een variabele debetrentevoet die voor beperkte duur afwijkt van de variabele debetrentevoet die op het moment van het doen van de reclame-uiting geldt voor overeenkomsten over krediet van gelijke soort, omvang en duur, wordt de bij het verstrekken van de informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de hoogste debetrentevoet in aanmerking genomen.
4.2
Artikel 112
Een financiële dienstverlener die financiële diensten verleent met betrekking tot consumptief krediet voldoet aan het eerste lid 53 Bgfo, door het verstrekken van de informatie, als bedoeld in artikel 112. Artikel 112 bepaalt welke informatie de aanbieder moet verstrekken, voorafgaand aan de totstandkoming van een kredietovereenkomst. Op grond van het eerste lid van dit artikel wordt de informatie verstrekt conform het formulier dat door de richtlijn wordt voorgeschreven. De informatie wordt schriftelijk of op een andere duurzame drager verstrekt in de vorm van het in de richtlijn consumentenkrediet voorgeschreven formulier en bevat de in die bijlage bedoelde gegevens. Indien de overeenkomst op verzoek van de consument tot stand is gekomen met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand waardoor de benodigde informatie niet op voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst kan worden verstrekt, verstrekt de aanbieder de informatie onmiddellijk na de totstandkoming van de overeenkomst aan de consument. De aanbieder verstrekt aan de consument op zijn verzoek een kosteloos exemplaar van de ontwerpovereenkomst inzake krediet, tenzij de aanbieder op het tijdstip van het verzoek niet voornemens is de overeenkomst met de consument aan te gaan. Ten aanzien van een overeenkomst inzake krediet waarbij de betalingen door de consument niet tot een directe overeenkomstige aflossing van het totale kredietbedrag leiden, maar dienen om, gedurende de periodes en onder de voorwaarden die in de overeenkomst inzake krediet of in een nevenovereenkomst zijn vastgesteld, kapitaal op te bouwen, bevat de op grond van het eerste lid te verstrekken informatie een duidelijke en beknopte vermelding dat de overeenkomst inzake krediet niet voorziet in een garantie tot aflossing van het totale uit hoofde van de overeenkomst opgenomen kredietbedrag, tenzij die garantie wordt gegeven. De aanbieder verstrekt de consument een passende toelichting op de informatie, bedoeld in het eerste lid, de voornaamste kenmerken van het voorgestelde krediet, indien van toepassing, van het goed of de dienst, bedoeld in het in bijlage II, onderdeel 2, van de richtlijn voorgeschreven formulier en van de verzekering of de rekening, bijlage II, onderdeel 3, van de richtlijn, en de specifieke gevolgen hiervan voor de consument, met inbegrip van de gevolgen indien de consument niet betaalt, om deze in staat te stellen te beoordelen of de voorgestelde overeenkomst inzake krediet aan zijn behoeften en financiële situatie beantwoordt.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
14
Syllabus Consumptief Krediet
4.3
Permanente Educatie Wft
Artikel 112a
De informatie, met betrekking tot krediet in de vorm van een geoorloofde debetstand waarbij is overeengekomen dat de ter zake verschuldigde betaling van de consument op verzoek of binnen een termijn van één tot drie maanden plaatsvindt, wordt schriftelijk of op een andere duurzame drager verstrekt. De informatie bevat de volgende gegevens: - het soort krediet; - de naam en het adres en, indien de aanbieder of de bemiddelaar van het krediet een rechtspersoon is: de statutaire naam en handelsnaam of handelsnamen; - het totale kredietbedrag; - de duur van de kredietovereenkomst; - de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen, en indices of referentievoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet; - de vanaf het sluiten van de overeenkomst inzake krediet in rekening te brengen kosten, alsmede in voorkomend geval de voorwaarden waaronder deze gewijzigd kunnen worden; - het jaarlijks kostenpercentage, aan de hand van representatieve voorbeelden en met vermelding van alle voor de berekening van dat percentage gebruikte hypothesen; - de voorwaarden en de procedure voor beëindiging van de overeenkomst inzake krediet; - de geldende rentevoet in geval van laattijdige betaling alsmede de wijzigingsmodaliteiten ervan en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming; - het recht van de consument onverwijld en kosteloos geïnformeerd te worden over het resultaat van de raadpleging van een gegevensbestand ter beoordeling van zijn kredietwaardigheid; - informatie omtrent de, vanaf het moment waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, in rekening te brengen kosten, alsmede, voor zover van toepassing, de voorwaarden waaronder deze kosten gewijzigd kunnen worden; en - Voor zover van toepassing, de periode gedurende welke de aanbieder van het krediet door de pre-contractuele informatie is gebonden. De informatie kan worden verstrekt door gebruikmaking van het formulier, opgenomen in bijlage III van de richtlijn consumentenkrediet. Alle informatie wordt even opvallend weergegeven.
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
15
Syllabus Consumptief Krediet
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
Permanente Educatie Wft
16
Syllabus Consumptief Krediet
5
Permanente Educatie Wft
Index 1
K
13de maand ............................................ 6
kifid .......................................................... 7 klachten ................................................... 7 klachteninstituut financiële dienstverlening ............................................................. 7 korte looptijd ............................................ 4
2 2% per maand ......................................... 6 A
L
adverteren ............................................. 10 aflossing .................................................. 6 aflossingscapaciteit ............................. 4, 6 alimentatie ............................................... 6 AOW ........................................................ 6 arbeidsovereenkomst .............................. 6 artikel 112 .............................................. 14 artikel 112a ............................................ 15 artikel 53 bfgo ........................................ 13
leennorm ................................................. 5
B banksparen ............................................. 6 basisnorm ................................................ 4 belastingteruggave .................................. 6 benedengrens ......................................... 3 besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen .................................. 13 bestendig inkomen .................................. 7 bgfo ....................................................... 13 bibud........................................................ 3 bkr ........................................................... 7 bureau kredietregistratie ......................... 7 C contractuele informatie .......................... 11 D
M minimumbedrag....................................... 4 N nancieringslasten .................................... 6 nederlandse vereniging van banken ....... 3 netto-huurbedrag ..................................... 6 nibud ........................................................ 4 normwoonlast .......................................... 4 nvb ....................................................... 3, 4 O ontwerpovereenkomst ........................... 14 opeethypotheek ....................................... 4 overwerkvergoeding ................................ 7 P pensioen .................................................. 6 pre-contractuele informatie ................... 10 provisie .................................................... 7 R
debetrentevoet ...................................... 13
reclame-uiting ........................................ 10 richtlijn consumentenkrediet .................. 13
E
S
effectenkredieten ..................................... 4 eigenwoningschuld .................................. 6 H heffingskorting ......................................... 6 hypothecaire financiering ........................ 6 I inkomstenbronnen ................................... 6 J
standaardinformatie................................. 9 studentenkredieten .................................. 4 T teruggave inkomstenbelasting ................ 7 totale kosten van het consumptief krediet ........................................................... 13 totale kredietbedrag............................... 13 U uitzonderingen gedragscode ................... 3
jaarlijks kostenpercentage............... 11, 13 © 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
17
Syllabus Consumptief Krediet
Permanente Educatie Wft
V
W
variabele debetrentevoet ....................... 14 vaste lasten ............................................. 6 veertien dagen ...................................... 10 vereniging van financieringsondernemingen nederland ............................................................. 3 vervroegd aflossen ................................ 10 vfn............................................................ 3
wachtgeldregeling ................................... 6 wajong ..................................................... 6 werkgeverstoeslag .................................. 7 wia ........................................................... 6 wijzigingen in lid 1 van artikel 53 bgfo ... 13 wijzigingen in lid 2 van artikel 53 bfgo ... 14 wijzigingen in lid 6 van artikel 53 bfgo ... 14 woningfinancieringen............................... 4 woonlasten .............................................. 6
© 2010 Dukers & Baelemans (versie 2010-1)
18