Aan:
Algemeen Bestuur Waddenfonds
Van:
Directeur Waddenfonds
Datum:
30 juni 2014
Betreft:
Oplegnotitie vaststelling Subsidieverordening en Jaarprogramma 2014-2015
Geachte leden van het Algemeen Bestuur Waddenfonds,
1.
De Subsidieverordening en het Jaarprogramma in perspectief
1.1. Algemeen De gemeenschappelijke regeling bepaalt dat Provinciale Staten van de deelnemende provincies voor een periode van vier jaren een Uitvoeringsplan Waddenfonds vaststellen. Recent is het Uitvoeringsplan Waddenfonds voor de periode 2014-2017 vastgesteld. Het plan bevat een programmatisch afwegingskader op hoofdlijnen ten behoeve van de besteding van middelen ten laste van het Waddenfonds. Operationalisering van het Uitvoeringsplan vindt plaats in drie complementaire documenten: het Jaarprogramma, de Subsidieverordening en het Openstellingsbesluit. De inhoudelijke uitwerking van het Uitvoeringsplan vindt plaats in door het algemeen bestuur vast te stellen Jaarprogramma’s. Een Jaarprogramma bevat ten minste een thematische beschrijving van doelen die bijdragen aan de in het Uitvoeringsplan Waddenfonds genoemde doelstellingen. Daarnaast bevat het Jaarprogramma de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen. 1.2 Subsidieverordening De Subsidieverordening Waddenfonds is een door het algemeen bestuur vastgesteld wettelijk voorschrift dat beleidsmatige en budgettaire buitengrenzen formuleert met betrekking tot subsidieverstrekking. Met het vaststellen van de verordening legt het algemeen bestuur belangrijke procedurele spelregels vast, waar het dagelijks bestuur bij de subsidieverstrekking aan gebonden is. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot subsidieverstrekking. Onverkort geldt dat de verordening voorziet in het verstrekken van subsidie voor projecten die gericht zijn op of bijdragen aan één of meerdere van de volgende (hoofd)doelen: a. het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied; b. het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee; c. een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied dan wel gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden (Groningen, Fryslân en de Kop van Noord-Holland); d. het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied, waarbij de subsidies ten behoeve van de activiteiten als bedoeld onder c. gedurende de looptijd van het Waddenfonds de helft van de beschikbare middelen bedragen. De activiteiten dienen een additioneel karakter te hebben. Het zijn dus geen als regulier te waarderen beheers- of onderhoudswerken. Duidelijk zal daarbij zijn dat projecten alleen voor subsidie in aanmerking komen indien de (positieve) effecten van die activiteiten aantoonbaar hun weerslag zullen vinden in het Waddengebied zelf.
Agendapunt 7.A., AB Waddenfonds 30 juni 2014 1/6
Openstellingsbesluit Het dagelijks bestuur heeft de bevoegdheid om met het zogenoemde Openstellingsbesluit Waddenfonds de subsidieverlening verder in te kleuren. Het Openstellingsbesluit is een belangrijk nieuw element in de subsidieverordening, waarmee een nauwkeuriger sturing van gewenste activiteiten mogelijk wordt. Zo kan het dagelijks bestuur in het Opstellingsbesluit de openstelling beperken tot een bepaalde periode, tot bepaalde activiteiten en tot bepaalde categorieën van aanvragers en daarin opnemen een drempelbedrag met betrekking tot de subsidiabele kosten, (aanvullende) toetsingscriteria, de hoogte of berekeningswijze van de subsidie, de wijze van verdeling van de beschikbare middelen en de vorm van de te verstrekken van subsidie. 1.3 Deregulering in de Subsidieverordening Administratieve lasten voor burgers, bedrijven en instellingen worden veroorzaakt door informatieverplichtingen die de overheid oplegt. Vermindering van administratieve lasten en vereenvoudiging van regelgeving wordt als een voortdurende opgave van het openbaar bestuur gezien. Met de subsidieverordening vindt dat zijn vertaling in minder regels, door een reductie van informatieverplichtingen, zowel bij het aanvragen van subsidie als bij het verantwoorden daarvan. Daarvoor is aansluiting gezocht bij de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking. Dit is een ministeriële regeling die beoogt het verstrekken van subsidies door de rijksoverheid, en met name de verantwoording daarover, te vereenvoudigen. Deze regeling wordt informeel ook wel het rijksbreed subsidiekader genoemd. De verantwoordingssystematiek van subsidie is, geheel in lijn met de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, gebaseerd op de uitgangspunten: proportionaliteit; sturing op prestaties en hoofdlijnen; uniformering en vereenvoudiging, en verantwoord vertrouwen en risicoacceptatie. Deze uitgangspunten zijn uitgewerkt in de volgende met elkaar samenhangende maatregelen: a. drie standaard uitvoerings- en verantwoordingsarrangementen waarvan de toepassing wordt bepaald door de hoogte van het subsidiebedrag; b. uniformering en vereenvoudiging van begrippen en verplichtingen in het subsidieproces en c. beleid om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen waarbij door middel van risicoanalyses toezicht en controle wordt gehouden. 1.4 Activiteiten die in de subsidieverordening voor subsidie in aanmerking kunnen worden gebracht In hoofdstuk 5 van de Subsidieverordening staan de activiteiten die in het Jaarprogramma voor subsidie in aanmerking kunnen worden gebracht. Daarbij is de volgende indeling gehanteerd: a) subsidie voor activiteiten die naar het oordeel van het dagelijks bestuur geen staatssteun vormt; b) subsidie voor activiteiten die wordt verstrekt met toepassing van de Algemene groepsvrijstellingsverordening; c) subsidie voor activiteiten die wordt verstrekt met toepassing van de Vrijstellingsverordening MKB Landbouw; d) subsidie voor activiteiten die wordt verstrekt met toepassing van de Vrijstellingsverordening Visserij; e) subsidie voor activiteiten die wordt verstrekt met toepassing van de de-minimus regelgeving en f) subsidie voor activiteiten waarbij van het Openstellingsbesluit een kennisgeving of melding wordt gedaan bij de Europese Commissie.
Agendapunt 7.A., AB Waddenfonds 30 juni 2014 2/6
Uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening, de Vrijstellingsverordening MKB Landbouw en de Vrijstellingsverordening Visserij is een selectie gemaakt van onderwerpen die in het Jaarprogramma als subsidiabele activiteit kunnen worden aangemerkt. Met het oog op voormelde selectie wordt van de subsidieverordening een kennisgeving gedaan bij de Europese Commissie. 1.5 Tekst subsidieverordening nog niet definitief De hoofdstukken 5.2 (Algemene groepsvrijstellingsverordening) en 5.3 (de Vrijstellingsverordening MKB Landbouw) zijn gebaseerd op de ontwerp-tekst van de Europese Commissie. Eind mei heeft de Europese Commissie de definitieve Engelstalige tekst van de Algemene groepsvrijstellingsverordening vastgesteld. Eén dag voor de verzending van de verordening aan het AB heeft de Europese Commissie de Nederlandse vertaling uitgebracht. Deze is in grote haast verwerkt. Mogelijk ontvangt u nog een nazending waarin puntjes op de i worden gezet. Deze vrijstellingsverordening treedt op 1 juli as. in werking. De ontwerp-tekst van de Vrijstellingsverordening MKB Landbouw is nog niet definitief vastgesteld. Aangekondigd is dat ook deze vrijstellingsverordening 1 juli in werking treedt, maar zekerheid daaromtrent is er nog niet. Wat betreft de Vrijstellingsverordening MKB Landbouw kunnen zich twee situaties voordoen: a. De Europese Commissie handhaaft de ingangsdatum van 1 juli terwijl de (door de EC uit te brengen NL-vertaling dan nog niet beschikbaar is): in dat geval kan aan het AB geen passende tekst worden voorgelegd voor hoofdstuk 5.3 en kan om deze reden het thema Duurzame agrarische sector niet worden opengesteld. Aan het Algemeen Bestuur zal op een later moment dit najaar een adequate tekst voor hoofdstuk 5.3 worden voorgelegd. b. De Europese Commissie stelt een latere ingangsdatum voor de Vrijstellingsverordening MKB Landbouw vast. Afhankelijk van de datum waarop de EC hiertoe zou besluiten, kan aan het AB op 30 juni of in de eerste week van juli tijdens een conference call de tekst van hoofdstuk 5.3 worden voorgelegd op basis van de bestaande vigerende teksten van de Vrijstellingsverordening MKB Landbouw, die dan immers in het najaar nog van kracht zijn. Mocht de Europese Commissie op het laatste moment nog met een Nederlandstalige tekst voor de nieuwe MKB landbouwvrijstellingsverordening komen, dan vindt de geplande conference-call doorgang.
2.
Het Jaarprogramma 2014-2015
Het Jaarprogramma bevat het inhoudelijke kader voor subsidieverstrekking van het Waddenfonds als vertaling van het Uitvoeringsplan. Het algemeen bestuur stelt met het Jaarprogramma inhoudelijk de thematische doelen vast voor de subsidieverstrekking door het dagelijks bestuur. Het Jaarprogramma toont de potentiële subsidieaanvragers welke activiteiten het Waddenfonds wil (laten) initiëren om de (hoofd)doelen van het fonds te kunnen realiseren. Met dit Jaarprogramma 2014-2015 geeft het algemeen bestuur voor de periode tot 2016 aan welke subsidiabele activiteiten (gerangschikt naar thema’s en themalijnen) het dagelijks bestuur subsidies kan verstrekken. Doelen (gericht op het einde van de UP-periode tot 2018) zijn vertaald in subsidiabele activiteiten, in streefwaarden en indicatoren (om de mate van doelbereik in 2018 beter te kunnen ‘meten’), en in een per thema gespecificeerd beoordelingskader (voorwaarden waar te allen tijde aan moet worden voldaan en toetsingscriteria waar per saldo in voldoende mate aan moet worden voldaan).
Agendapunt 7.A., AB Waddenfonds 30 juni 2014 3/6
De thematische specificaties vormen tezamen deel II van het Jaarprogramma. Dit wordt voorafgegaan door een beschrijving van de algemene lijn in deel I. Dit deel I beschrijft de wijze waarop met het Jaarprogramma (inclusief de lessen uit de pionierfase en een toelichting op de structuur van de formele documenten van het Waddenfonds) de hoofddoelen van het Uitvoeringsplan in deze periode worden geoperationaliseerd. Daarnaast gaat deel I in op meervoudige doelrealisatie, op de bepaling van de maximale subsidiepercentages, op de algemene uitgangspunten van het Waddenfonds en op de verdelingswijzen die het Waddenfonds kan hanteren. Deel I sluit af met een leeswijzer voor de opzet van Deel II. Deel II kent als vaste structuur dat per thema wordt ingegaan op de achtergronden van prioriteiten van en binnen de thema’s en de keuze van themalijnen binnen het betreffende thema voor de periode tot 2018. Per themalijn wordt achtereenvolgens de afweging en doelstelling gespecificeerd en wordt vervolgens bepaald welke subsidiabele activiteiten onder de betreffende themalijn vallen, welke streefwaarden/indicatoren daarbij worden gehanteerd, wordt (als voorbeeld) een aantal projecttypen benoemd en wordt in het beoordelingskader onderscheid gemaakt tussen vereisten (uitsluitende criteria) en toetsingscriteria (waar per saldo in voldoende mate aan moet worden voldaan). Van sommige themalijnen is het nog niet mogelijk de streefwaarden te bepalen. In die gevallen zijn indicatoren benoemd. Pas als de 0-meting (de monitor of barometer, die in opdracht van het Waddenfonds en de Waddenacademie) in het najaar van 2014 wordt geleverd is het mogelijk in aansluiting hierop streefwaarden te bepalen. Indicatoren zijn van betekenis om de ‘eenheden’ waar met projecten aan moet worden bijgedragen kenbaar te maken aan subsidieaanvragers. Streefwaarden zijn van belang om bij monitoring en evaluatie te kunnen inschatten in welke mate met de realisatie van Waddenfonds-projecten aan het realiseren van doelen wordt bijgedragen. Inherent aan het voorgestelde stelsel is dat in het Jaarprogramma wel wordt benoemd dat er meerdere instrumenten (vorm i.c. klassiek, krediet- of garantiesubsidie, en verdelingswijze, i.c. op volgorde van ontvangst of tenderen) kunnen worden toegepast (dat gebeurt in deel I) maar dat het (via het Openstellingsbesluit) een bevoegdheid van het dagelijks bestuur is om deze keuzen te maken in relatie tot de subsidieplafonds en openstellingstermijn. De operationalisering van het bieden van kredietfaciliteiten en van tenderen is nog niet voldoende uitgekristalliseerd. Derhalve wordt voorgesteld in het najaar 2014 (periode 15 september t/m 31 oktober) een aantal themalijnen alleen open te stellen voor zover deze met volgorde van ontvangst zijn gericht op subsidies zonder staatssteun of op pilots die voor klassieke subsidie in aanmerking komen. Dit wordt – na vaststelling door het algemeen bestuur van de subsidieverordening en het jaarprogramma – geregeld in het openstellingsbesluit door het dagelijks bestuur. Ambtelijk wordt gewerkt aan het nader operationaliseren van zowel wijze waarop kredietfaciliteiten door het Waddenfonds kunnen worden toegepast als aan de condities die moeten worden gesteld om te kunnen tenderen. Gestreefd wordt deze in het najaar aan het dagelijks bestuur te kunnen voorleggen opdat deze mogelijkheden in het openstellingsbesluit m.b.t. 2015 kunnen worden ingezet. Implicaties UP-vaststelling voor het Jaarprogramma Bij de vaststelling van het Uitvoeringsplan Waddenfonds 2014-2015 zagen de Provinciale Staten van Groningen en Noord-Holland geen aanleiding moties in te dienen. In de Provinciale Staten van Fryslân zijn twee moties aangenomen naar aanleiding van het Uitvoeringsplan.
Agendapunt 7.A., AB Waddenfonds 30 juni 2014 4/6
In de eerste motie verzoekt PS-Fryslân om projecten die worden gekenmerkt door ‘integraliteit’ en ‘bottom up’ een plus te geven in de uitvoering van het fonds. Daarbij constateert men dat ‘Holwerd aan Zee’ aan deze kenmerken. Naar het oordeel van het dagelijks bestuur is (ook zonder dat ‘integraliteit’ en ‘bottom up’ als termen worden gebruikt) het in de algemene strekking van het Uitvoeringsplan en voorliggend ontwerpJaarprogramma duidelijk dat wordt ingezet om zo veel mogelijk – zo niet alle – projecten aan deze kenmerken te laten voldoen. In het bijzonder met betrekking tot Holwerd aan Zee geldt dat momenteel nog wordt gewerkt aan een interprovinciaal uitvoeringskader (gebiedsvisie) voor de waddenkust. Als die gereed is, vindt de doorwerking in de thema’s 3 en 4 in het Jaarprogramma plaats en worden deze thema’s ter vaststelling aan het algemeen bestuur voorgelegd. Dan wordt duidelijk op welke gronden er projecttypen of – locaties in aanmerking komen voor subsidiëring. In de tweede motie verzoekt PS-Fryslân incidentele grote investeringen voor seizoensverlengende evenementen voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen. In het voorliggend ontwerp-Jaarprogramma is – als onderdeel van het Budget Lokale Innovaties – vorm gegeven aan een (beperkte) subsidietitel voor eenmalige investeringen voor evenementen. Implicaties Advies Kwaliteitscommissie voor het Jaarprogramma Het ambtelijk concept van het Jaarprogramma is op 6 juni voor advies voorgelegd aan de Kwaliteitscommissie. Bijgaand ontvangt u het advies van de Kwaliteitscommissie. De Commissie adviseert om – naast de subsidiabele activiteiten die in het Jaarprogramma worden mogelijk gemaakt – tot een (integrale gebieds-)visie te komen als onderbouwing van de selectie en prioritering van grote projecten. In afwachting daarvan pleit de commissie voor terughoudendheid in de besteding van middelen. Deze aanbeveling laat onverlet dat het Jaarprogramma in de voorliggende vorm kan worden vastgesteld. Daarnaast adviseert de commissie om het stimuleren van meervoudigheid te richten op hoofddoelen en niet op themalijnen. Aangezien de themalijnen een rechtstreekse concretisering zijn van de hoofddoelen en de hoofddoelen te abstract zijn om te beoordelen of projecten werkelijk voldoen aan meerdere doelen, wordt voorgesteld eerst ervaring op te doen met de aanpak in het Jaarprogramma en na evaluatie op dit punt eind 2015 te bezien of via het stimuleren van meervoudigheid tussen themalijnen voldoende invulling wordt gegeven aan ‘cross overs’ tussen hoofddoelen. De commissie kreeg de indruk dat in het Jaarprogramma de beschrijvingen van thema’s en themalijnen is ingegeven door projectvoorstellen van initiatiefnemers waar het Waddenfonds kennis van heeft (aanbodgestuurd). De focus die in de thema’s en themalijnen is aangebracht komt voort uit een inventarisatie van de beleidsprogramma’s en de uitvoeringsambities die overheden hebben (vraaggestuurd). Inmiddels zijn in de ontwerp-versie van het Jaarprogramma naar aanleiding van dit punt van de commissie enkele teksten aangepast om de indruk weg te nemen dat zou zijn toegewerkt naar bepaalde initiatieven. Overigens komt de commissie met een aantal waardevolle kanttekeningen die naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet leiden tot wijzigingen in het Jaarprogramma.
Agendapunt 7.A., AB Waddenfonds 30 juni 2014 5/6
3.
Besluiten:
1. Vaststellen Subsidieverordening Waddenfonds 2014. Voor de vrijstellingsverordening MKB Landbouw wordt in de vergadering van het AB de keuze voorgelegd die in paragraaf 1.5 is uitgewerkt. Als de Europese Commissie 1 juli handhaaft maar nog geen Nederlandse vertaling heeft kan het thema landbouw niet worden opengesteld en wachten we op dit punt af tot de tekst beschikbaar is. Als 1 juli door de Europese Commissie wordt losgelaten handhaven we de vigerende tekst. Publicatie van de Subsidieverordening vindt plaats na het implementeren van de vigerende EUvrijstellingsverordening(en) begin juli. 2. Vaststellen Jaarprogramma. Publicatie van het Jaarprogramma vindt plaats gelijktijdig met de Subsidieverordening.
Agendapunt 7.A., AB Waddenfonds 30 juni 2014 6/6