Ondersteuningsplannen in de gehandicapten zorg: beschouwingen en perspectief
OPINIE
M.A. Herps, W.H.E. Buntinx en L.M.G. Curfs
Inleiding
1 Ondersteuningsplan en hulpbronnen
In een artikel in het NTZ (juni 2010) be-
Er zijn verschillende manieren om naar het
schreven de auteurs de ontwikkelingen rond
begrip ‘individuele ondersteuningsplannen’ te
het ondersteuningsplan in Nederland. Het
kijken. De eerste mogelijkheid is om het begrip
ontstaan, de wet- en regelgeving, de percep-
te duiden binnen een wetenschappelijk kader.
tie van het ondersteuningsplan door verschil-
Voor de zorg voor mensen met een verstan-
lende partijen en de positionering in het hui-
delijke beperking is het model van de Ameri-
dige kwaliteitsbeleid werden nader toegelicht
can Association on Intellectual and Develop-
(Herps, Buntinx & Curfs, 2010). In deze bij-
mental Disabilities (AAIDD) een beproefd en
drage vervolgen de auteurs de discussie met
internationaal gedragen kader. Daarin is het
enkele beschouwingen. Daartoe wordt het
begrip ‘ondersteuning’ gedefinieerd als: ‘Re-
ondersteuningsplan geplaatst tegen de ach-
sources and strategies that aim to promote
tergrond van veranderingen in de zorgcontext
the development, education, interests, and
en wordt gekeken naar mogelijke toekomstige
personal well-being of a person and that en-
ontwikkelingen. Als zorgcontext wordt uitge-
hance individual functioning’ (Schalock et al.,
gaan van zowel wetenschappelijke informatie
2010, p. 110). Deze omschrijving is breed en
als van beleid en praktijk van de zorg.
niet beperkt tot de diensten die een gespecia-
Na een korte beschouwing over het concept
liseerde zorgorganisatie biedt. Een ondersteu-
‘individueel ondersteuningsplan’ komt het
ningsplan zou in dit kader over meer moeten
ondersteuningsplan in de context van zorgor-
gaan dan de diensten, die een zorgorganisatie
ganisaties, begeleiders, en cliënten ter sprake.
biedt. In het ondersteuningsmodel zoals door
Daarna worden enkele implicaties van zorg-
Thompson et al.(2009) weergegeven vindt het
ontwikkelingen voor het ondersteuningsplan
opstellen van het individuele ondersteunings-
belicht en hoe daarop kan worden gereageerd.
plan plaats na het vaststellen van de onder-
Tot slot volgt een reflectie met enkele conclu-
steuningsbehoeften van de persoon. Daarbij
sies.
wordt zowel gekeken naar subjectieve ondersteuningsbehoeften (wensen, ambities, doelen,
110
NTZ 2-2011
M.A. Herps, W.H.E. Buntinx en L.M.G. Curfs
verwachtingen van de persoon) als naar ob-
voor de afspraken tussen een zorgorganisatie
jectieve ondersteuningsbehoeften (wat door
en cliënt. In de definitie van het begrip ‘onder-
professionals nodig wordt geacht). Bij het op-
steuning’ zagen we echter dat ondersteuning
stellen van het ondersteuningsplan kijkt men
ook door andere actoren kan worden gele-
dan naar de beste strategie (welke doelen, ac-
verd. In de praktijk is dat ook vaak het geval
tiviteiten, welke intensiteit, welke hulpbron-
(denk ondermeer aan ouders, familieleden, in-
nen) voor het geven van een antwoord op de
formele ondersteuners op school, werk, vrije
ondersteuningsbehoeften van de persoon. Met
tijd club). Wanneer een ondersteuningsplan
het oog op inclusie en participatie is het zaak
wordt verengd tot diensten die één zorgorga-
bij het zoeken naar de beste strategie zoveel
nisatie levert, heeft dat consequenties voor de
als mogelijk reguliere vormen van ondersteu-
reikwijdte van het perspectief op ondersteu-
ning te kiezen, zoals geboden door informele
ning en op inzet van hulpbronnen.
ondersteuningsbronnen (zoals het sociale netwerk van familie, vrienden, medeleerlingen, collega’s) en generieke hulpbronnen (bijvoor-
2 Het ondersteuningsplan en zorgorganisaties
beeld huisartsen, paramedici, scholen, be-
Zorg voor mensen met een verstandelijke be-
drijven en verenigingen). Deze hulpbronnen
perking wordt steeds meer een ketenzorg, nu
kunnen, waar nodig, gecombineerd worden
cliënten steeds vaker diensten afnemen bij ver-
met gespecialiseerde ondersteuning. De gespe-
schillende (soorten) organisaties. Mensen met
cialiseerde zorgorganisatie is dan één van de
een verstandelijke beperking wonen in de wijk
hulpbronnen, maar logischerwijs niet altijd de
en maken gebruik van reguliere voorzienin-
enige of de belangrijkste leverancier.
gen. Zij hebben meer zeggenschap over hoe zij PGB-hulpbronnen inzetten. Zij zijn daar-
Een andere manier om naar het begrip ‘indi-
bij niet afhankelijk van de diensten van één
viduele ondersteuningsplannen’ te kijken is
zorgaanbieder. Gebrekkige onderlinge afstem-
door het te plaatsen in de context van de prak-
ming en communicatie tussen verschillende
tijk. Schippers, Van Boheemen & Wielenga
hulpbronnen zorgen voor onduidelijkheden.
(2007) omschrijven het individuele ondersteu-
Vooral met het oog op de toekomst, zal de
ningsplan als ‘Een schriftelijke weergave van
zorgorganisatie steeds meer slechts één van de
het geheel van afspraken over en doelen in de
hulpbronnen zijn, naast reguliere voorzienin-
ondersteuning tussen een cliënt en een zorg-
gen, gemeente en andere partijen.
aanbieder dat gebaseerd is op de gewenste le-
Uit het rapport van de IGZ over de zorg aan
vensinvulling van de cliënt en de professionele
mensen met een lichte verstandelijke beper-
mogelijkheden van de zorgaanbieder’ (Schip-
king (2010) blijkt bijvoorbeeld dat er gemid-
pers, Van Boheemen & Wielenga, 2007, p.4;
deld 15 organisaties betrokken zijn rond een
Besluit Zorgplanbespreking AWBZ, 2009).
LVG-cliënt. Het is noodzakelijk dat deze goed
In deze definitie staat het ondersteuningsplan
met elkaar communiceren en afstemmen. De
NTZ 2-2011
111
Ondersteuningsplannen in de gehandicaptenzorg: beschouwingen en perspectief
IGZ adviseert hiertoe om per cliënt één onder-
ondersteuningsplan opstelt.
steuningsplan op te stellen. Ook rond mensen met een ernstige verstandelijke beperking zijn
4 Het ondersteuningsplan en cliënten
steeds vaker verschillende organisaties betrok-
Om een ondersteuningsplan goed in te kun-
ken. Bijvoorbeeld wanneer iemand ondersteu-
nen vullen, is een dialoog tussen cliënt en
ning bij wonen afneemt bij organisatie X, en
zorgorganisatie nodig. Uit onderzoek blijkt
naar dagbesteding van organisatie Y gaat. Juist
echter dat mensen met een verstandelijke be-
dan zijn onderlinge afstemming en communi-
perking niet altijd goed weten wat een onder-
catie wezenlijk. De vraag dringt zich op hoe het
steuningsplan is en wat het werken hiermee
zit met de coördinatie tussen die ondersteuners
inhoudt (o.a. Dumas, De la Garza, Seay &
vanuit verschillende zorgorganisaties.
Becker, 2002; Williams & Robinson, 2000; Carnaby, 1997). Williams & Robinson (2000)
3 Het ondersteuningsplan en begeleiders
vonden bijvoorbeeld dat sommige cliënten
Voor begeleiders is het is niet eenvoudig om
denken dat hun eigen functioneren tijdens
een ondersteuningsplan te maken. De over
het bespreken van het ondersteuningsplan
het algemeen schriftelijke documenten moe-
centraal staat, in plaats van de geleverde zorg
ten voldoen aan verschillende voorwaarden.
en ondersteuning. Het proces is voor cliënten
Bijvoorbeeld over wat er in moet staan en
vaak abstract, waardoor het moeilijk te be-
hoe het tot stand moet komen. Een knelpunt
grijpen is wat nu precies het doel is en wat
bij het schrijven van ondersteuningsplannen
de stappen daarin zijn (Crocker, 1990). Het
is het SMART formuleren van doelen (IGZ,
feit dat het ondersteuningsplan meestal be-
2009; Mansell & Beadle-Brown, 2004) en
sproken wordt met personen waar de cliënt
het koppelen van doelen aan dagrapportages
een afhankelijkheidsrelatie mee heeft, maakt
(IGZ, 2009; Mansell & Beadle-Brown, 2004;
het voor de meeste cliënten niet gemakkelijker
Radcliffe & Hegarty, 2001). Opvallend is dat
(Greasley, 1995).
medewerkers het ondersteuningsplan zien als
De noodzaak van trainingen en producten
een formeel document; iets dat ‘moet’ maar in
gericht op het hoe en wat van het ondersteu-
de praktijk geen duidelijke functie heeft (o.a.
ningsplan illustreert dat het met name een
Mansell & Beadle-Brown, 2004). In de doel-
instrument is voor professionals, waarbij de
middelrelatie is volgens de begeleiders sprake
cliënt pas volwaardig mee kan doen als hij
van scheefgroei.
op het niveau van deze professionals mee kan
Steeds meer zorgorganisaties stellen mede-
praten. Dit creëert bij voorbaat een ongelijke
werkers aan die zich expliciet bezighouden
uitgangspositie en sluit een grote groep cliën-
met het opstellen van ondersteuningsplannen.
ten uit van actieve betrokkenheid bij het eigen
Een cliënt is dan in mindere mate afhankelijk
ondersteuningsplan.
van deze persoon dan wanneer een medewerker van de eigen woning of dagbesteding het
112
NTZ 2-2011
M.A. Herps, W.H.E. Buntinx en L.M.G. Curfs
5 Effectiviteit van ondersteuningsplannen Onderzoek naar de effectiviteit van onder-
plannen in de gehandicaptenzorg continu in ontwikkeling lijken te zijn.
steuningsplannen ontbreekt vrijwel geheel. De schaars beschikbare onderzoeken zijn veelal
6 De gehandicaptenzorg in ontwikkeling
binnen één zorgorganisatie uitgevoerd, wat
De inrichting van zorg en ondersteuning voor
het lastig maakt de resultaten te generalise-
mensen met een verstandelijke beperking ver-
ren. Het onderzoek is veelal kwalitatief van
andert. Belangrijke ontwikkelingen doen zich
aard, onderling slecht te vergelijken en kent
nu voor op het gebied van participatie en in-
methodologische tekortkomingen. Ook richt
clusie, versterken van de regie van de cliënt,
het onderzoek zich op één of enkele factoren
marktwerking in de zorg, en de bekostiging
gerelateerd aan het planningsproces, in plaats
van zorg (Herps, Buntinx & Curfs, 2010).
van op uitkomsten (Rudkin & Rowe, 1999).
Een praktijktrend is de opmars van het digi-
Uit een systematische review van Claes et al.
tale werken. Steeds vaker stappen zorgorga-
(2010) blijkt dat het werken met ‘person-cen-
nisaties over naar digitale dossiervorming en
tered planning’ methoden (zoals Persoonlijke
digitale ondersteuningsplannen. Het werken
Toekomstplanning) een positieve impact heeft
met een Elektronisch Cliëntendossier (ECD)
op de persoonlijke uitkomsten van mensen
waaraan het ondersteuningsplan wordt ge-
met verstandelijke beperkingen. Deze impact
koppeld, wint terrein. Dit heeft een aantal
is echter erg klein en afhankelijk van een veel-
voordelen. Ten eerste is het efficiënter om
heid aan factoren. Het is opvallend dat, in
digitaal te werken, vooral wanneer verschil-
een tijd waarin evidence-based werken steeds
lende professionals binnen de zorgorganisa-
meer de norm wordt, er zoveel nadruk ligt op
tie in hetzelfde dossier kunnen werken. Een
individuele ondersteuningsplannen zonder dat
ander voordeel is dat alleen die informatie
daar voldoende bewijs voor lijkt te zijn.
ingevuld hoeft te worden, die voor die indivi-
In de eisen die verschillende partijen in Ne-
duele cliënt van toepassing is. Verder bestaat
derland aan het ondersteuningsplan stellen,
de mogelijkheid om veelvoorkomende doe-
zijn geen eisen opgenomen over de (aantoon-
len binnen de zorgorganisatie alvast voor te
bare) effectiviteit van het ondersteuningsplan.
formuleren. De medewerker hoeft dan alleen
De Inspectie voor de Gezondheidszorg stelt
nog maar aan te vinken of dat doel voor die
bijvoorbeeld dat het van belang is dat zorgor-
persoon ook van toepassing is. Het werken
ganisaties eerst voldoen aan procedurele voor-
met digitale plannen kan ook voordelen bie-
waarden, alvorens de uitkomsten van zorg
den voor de cliënt zelf. Zo zijn er toepassingen
en ondersteuning zichtbaar te maken (IGZ,
waarin de cliënt aan kan geven wie hij of zij
2009). Men kan zich afvragen of dit punt ooit
is, wat hij leuk vindt, waar hij aan wil werken,
bereikt wordt, omdat verwachtingen met be-
etcetera. Meestal bevatten deze applicaties
trekking tot het werken met ondersteunings-
ook de mogelijkheid om gemakkelijk foto’s,
NTZ 2-2011
113
Ondersteuningsplannen in de gehandicaptenzorg: beschouwingen en perspectief
pictogrammen of geluiden toe te voegen. Op
cliënt richt en geen band met of belang bij de
deze manier kan het ondersteuningsplan van
zorgaanbieder heeft. Vanuit een onafhanke-
een cliënt dus echt gaan over de wensen en
lijke positie kan samen met de cliënt worden
behoeften van de cliënt.
bekeken (1) wat de problemen zijn; (2) wat de ondersteuningsbehoeften zijn; (3) hoe een
7 Ondersteuning als professioneel proces
zo goed mogelijk bij de persoonlijke situatie
In het ondersteuningsmodel van Thompson
passende ondersteuningsstrategie kan worden
et al. (2009) volgt de planning van ondersteu-
gepland en op welke zorgorganisatie(s) even-
ning na een fase van verduidelijking van de
tueel beroep wordt gedaan. Een dergelijke
ondersteuningsbehoeften. Ondersteuningsbe-
partij kan ook zorg en ondersteuning vanuit
hoeften hangen echter samen met beperkin-
verschillende hulpbronnen coördineren en is
gen in het functioneren. Het onderzoeken van
goed geplaatst om bijvoorbeeld zorgindicaties
deze functioneringsbeperkingen (diagnostiek
aan te vragen. Ook kan deze partij een rol spe-
en assessment) gaat derhalve nog vooraf aan
len bij het evalueren van de uitkomsten van
het onderzoek van ondersteuningsbehoeften.
het ondersteuningsplan. De persoon met een
Na de fase van planning volgt de fase van
verstandelijke beperking krijgt hierdoor een
uitvoering: het daadwerkelijk geven van on-
sterkere positie.
dersteuning. Dat gebeurt binnen een cyclus waarin men regelmatig met elkaar de uitvoe-
8 Discussie
ring volgt en evalueert. Los van de vraag of
De voorgaande beschouwingen leiden tot
het plan goed is uitgevoerd staat de vraag wat
enkele tentatieve conclusies. Ondersteuning
het effect van de gegeven ondersteuning op de
dient gericht te zijn op het bevorderen van
kwaliteit van bestaan van de persoon is. Dit is
de kwaliteit van het bestaan. Het ondersteu-
de laatste fase van het ondersteuningsproces:
ningsplan is daarbij een hulpmiddel. Mensen
evaluatie van uitkomsten. In figuur 1 staan
met verstandelijke beperkingen zijn erbij ge-
deze fasen van het professionele ondersteu-
baat dat zo veel als mogelijk gebruik wordt
ningsproces schematisch weergegeven.
gemaakt van alle relevante hulpbronnen voor
Opvallend is dat in de huidige situatie één
hun ondersteuning. Uiteraard is hierbij aan-
en dezelfde organisatie vaak alle fasen in dit
dacht voor de financiële context vereist. Ook
proces uitvoert, namelijk de zorgaanbieder.
dienen mensen met verstandelijke beperkin-
Dit roept de vraag op of diagnostiek en on-
gen zo veel als mogelijk in staat te worden ge-
derzoek van ondersteuningsbehoeften (samen:
steld de regie te voeren over hun eigen bestaan
vraagverduidelijking) en het opstellen van het
en de manier waarop zij worden ondersteund.
individuele ondersteuningsplan niet (beter)
Het individueel ondersteuningsplan is daarbij
zouden kunnen gebeuren door een partij die
een hulpmiddel, een ‘strategisch instrument’,
zich alleen op het belang van de individuele
dat rekening moet houden met mogelijkheden,
114
NTZ 2-2011
M.A. Herps, W.H.E. Buntinx en L.M.G. Curfs
Figuur 1: Ondersteuningsproces (naar Buntinx & Schalock, 2010)
maar ook met beperkingen, met belemmerin-
Het opperen van een andere werkwijze rond
gen, maar ook met kansen in de omgeving.
individuele ondersteuningsplannen roept uiteraard ook vragen op. Een eerste vraag is
De horizon van het individuele ondersteu-
waarom iets veranderen wat nu helder lijkt?
ningsplan is in de huidige praktijk teveel
Immers een ondersteuningsplan is een schrif-
beperkt tot de ‘zorgleverancier’, de zorgaan-
telijke weergave van de afspraken die tussen
bieder. Daarmee verdwijnen andere mogelijk-
een zorgorganisatie en een cliënt zijn gemaakt.
heden uit het gezichtsveld. Soms is men van
Uit het eerder genoemde onderzoek (Herps et
mening dat een individueel ondersteunings-
al., 2010) en uit de voorafgaande beschou-
plan de ‘invulling’ of de ‘uitwerking’ is van
wingen blijkt echter dat het maar de vraag
een zorgzwaartepakket. De vraag is of dit
is of het huidige werken met ondersteunings-
niet een te beperkte visie is en of dit niet de
plannen helder is.
toegang tot voor de persoon relevante hulp-
Een tweede vraag die het oproept is of de
bronnen en het houden van de regie over eigen
voorgestelde manier van werken niet leidt tot
leven inperkt. Kijkend naar de onderdelen in
nog meer administratie en bureaucratie. Voor
het professionele ondersteuningsproces is een
zorgleveranciers kan het echter betekenen dat
andere werkwijze voorstelbaar met een an-
er minder druk ligt wanneer vraagverduide-
dere taakverdeling van betrokkenen. Dit laat
lijking, opstellen en evalueren van het onder-
onverlet dat afspraken tussen cliënt en een
steuningsplan een taak zou zijn voor een neu-
bepaalde zorgleverancier duidelijk worden
trale organisatie.
vastgelegd, maar de vraag is of dit hetzelfde is
Een derde vraag die gesteld kan worden
als het ontwikkelen, plannen en coördineren
is of de voorgestelde manier van werken ge-
van ondersteuning in de volle breedte van de
schikt is voor de brede doelgroep mensen met
ondersteuningsbehoeften en –kansen voor de
een verstandelijke beperking. Er zijn cliënten
betreffende persoon.
die nagenoeg volledige zorg en ondersteuning
NTZ 2-2011
115
Ondersteuningsplannen in de gehandicaptenzorg: beschouwingen en perspectief
ontvangen van één zorgorganisatie en voor
Correspondentie-adres:
wie het niet goed anders mogelijk of wenselijk
Vilans, postbus 8228, 3503 RE Utrecht.
zou zijn. Ook voor deze groep cliënten kan het
Telefoon : 030-789 24 74.
waardevol zijn om de planning van ondersteu-
Email :
[email protected]
Marjolein
Herps,
ning buiten de zorgleverancier te leggen. Het voordeel zou zijn dat hun belangen door een onafhankelijke instantie behartigd worden. Ook is het voor deze groep niet uitgesloten dat er in de toekomst meer gebruik gemaakt gaat worden van andere hulpbronnen dan de professionele zorgorganisatie. In het eerder genoemde rapport van de IGZ (2010) wordt voorgesteld om voor mensen met een lichte verstandelijke beperking één ondersteuningsplan te ontwikkelen, waarin alle partijen bij elkaar komen en met elkaar afstemmen. De IGZ laat daarbij in het midden welke partij hierin de regie moet nemen. Het is de moeite waard om een dergelijke manier van werken nader te onderzoeken en te testen, en niet alleen bij mensen met een lichte verstandelijke beperking. Auteurs: Drs. M.A. Herps is als promovendus verbonden aan het Gouverneur Kremers Centrum en werkzaam bij Vilans. Dr. W.H.E. Buntinx is senior onderzoeker bij Maastricht University - Gouverneur Kremers Centrum. Prof. Dr. L.M.G. Curfs is hoogleraar Verstandelijke Handicap, Maastricht University en directeur van het Gouverneur Kremers Centrum.
116
Literatuur Buntinx, W.H.E. & Schalock, R.L. (2010). Models of disability, quality of life, and individualized supports. Journal of Policy and Practice in Intellectual Disabilities, 7(4), pp. 283-294. Carnaby, S. (1997).’What do you think?’: a qualitative approach to evaluating individual planning services. Journal of Intellectual Disability Research, 41(3), pp. 225-231. Claes, C., Van Hove, G., Vandevelde, S., Van Loon, J., & Schalock, R.L. (2010). Person-centered planning: analysis of research and effectiveness. Intellectual and Developmental Disabilities, 48(6), pp. 432-453. Crocker, T.M. (1990). Assessing client participation in mental handicap services: a pilot study. The British Journal of Mental Subnormality, 36(2), pp.98-107. Dowling, S., Manthorpe, J., & Cowley, S. (2007). Working on person-centered planning: from amber to green light? Journal of Intellectual Disabilities, 11, pp. 65-82. Dumas, S., De La Garza, D., Seay, P., & Becker, H. (2002). “I don’t know how they made it happen, but they did”. Efficacy perceptions in using a person-centered planning process. In: Holburn, S. & Vietze, P.M. (Eds.), Person-Centered Planning. Research, practice and future directions. Baltimore: Paul Brookes Publishing. Herps, M.A., Buntinx, W.H.E., & Curfs, L.M.G. (2010). Ontwikkelingen in het ondersteuningsplan in Nederland. NTZ, 36(2), p.111-136. Inspectie voor de Gezondheidszorg (2007). Verantwoorde zorg voor gehandicapten onder druk. Toets op risico’s in de 24-uurszorg voor mensen met een verstandelijke beperking 2006-2007. Den Haag: IGZ. Inspectie voor de Gezondheidszorg (2009). Verbeterkracht gehandicaptenzorg in beeld. Eindrapport van de follow-up van het geïntensiveerde toezicht in de 24-uurszorg aan mensen met een verstandelijke beperking. Den Haag: IGZ. Inspectie voor de Gezondheidszorg (2010). Gebrekkige indicatiestelling en samenwerking bedreiging voor kwaliteit van zorg voor licht verstandelijk gehandicapten. Den Haag: IGZ.
NTZ 2-2011
M.A. Herps, W.H.E. Buntinx en L.M.G. Curfs
Mansell, J. & Beadle-Brown, J. (2004). Person-centered planning or person-centered action? Policy and practice in intellectual disability services. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities, 17, pp. 1-9. Radcliffe, R. & Hegarty, J.R. (2001). An audit approach to evaluating individual planning. British Journal of Developmental Disabilities, 47(93), pp. 87-97. Rudkin, A. & Rowe, D. (1999). A systematic review of the evidence base for lifestyle planning in adults with learning disabilities: implications for other disabled populations. Clinical Rehabilitation, 13, pp. 363-372. Schalock, R.L., Borthwick-Duffy, S.A., Bradley, V.J., Buntinx, W.H.E., Coulter, D.L., Craig, E.M., Gomez, S.C., Lachapelle, Y., Luckasson, R., Reeve, A., Shogren, K.A., Snell, M.E., Spreat, S., Tassé, M.J., Thompson, J.R., Verdugo-Alonso, M.A., Wehmeyer, M.L., & Yea-
NTZ 2-2011
ger, M.H. (2010). Intellectual Disability: Definition, Classification, and Systems of Supports (Eleventh edition).Washington, D.C.: AAIDD. Stancliffe, R.J., Hayden, M.F., & Lakin, K.C. (1999). Effectiveness and quality of individual planning in residential settings: an analysis of outcomes. Mental Retardation, 37(2), pp. 104-116. Thompson, J.R., Bradley, V.J., Buntinx, W.E., Schalock, R.L., Shogren, K.A., Snell, M.E. et al.(2009). Conceptualizing supports and the support needs of people with intellectual disability. Intellectual and developmental disabilities, 47, 135-146. Williams, V. & Robinson, C. (2000). ‘Tick this, tick that’: the views of people with learning disabilities on their assessments. Journal of Intellectual Disabilities, 4, 293-315.
117
Ondersteuningsplannen in de gehandicaptenzorg: beschouwingen en perspectief
Samenvatting
Summary
Naar aanleiding van een artikel in het
The current paper presents some thoughts
NTZ (juni 2010) over ondersteuningsplan-
about Individual Support Plans (ISP’s),
nen, formuleren de auteurs in dit artikel
following a previous article in this jour-
enkele verdere gedachten over het concept
nal. From a professional perspective, the
ondersteuningsplannen. Vanuit een weten-
ISP should encompass more than just the
schappelijk kader (AAIDD model) zou het
services of a particular support organisa-
ondersteuningsplan over meer moeten gaan
tion. However, the definition as used in
dan de diensten van een zorgaanbieder. De
The Netherlands narrows the ISP to the
definitie die in Nederland gebruikt wordt,
agreements between a client and a specific
verengt het ondersteuningsplan echter tot
support organisation. The current use of
de afspraken tussen een cliënt en een zorg-
ISP’s in The Netherlands raises some issues
aanbieder. Door de huidige manier van
of concern. The service provider becomes
werken met ondersteuningsplannen kun-
more and more part of a more elaborate
nen moeilijkheden ontstaan. De zorgaan-
chain of support services, both profes-
bieder wordt steeds meer onderdeel van een
sional and non-professional. This raises
keten, waardoor behoefte aan coördinatie
the question of an appropriate coordi-
toeneemt. Daarnaast wordt het werken met
nation. Furthermore, working with ISP’s
ondersteuningsplannen steeds ingewikkel-
becomes more complex, resulting in the
der waardoor de doel-middel relatie onder
appointment of specialised workers who
druk komt te staan. In sommige organisa-
are responsible for writing ISP’s. Research
ties worden medewerkers ingezet die zich
shows that people with intellectual disabili-
vooral of vrijwel uitsluitend bezig houden
ties (ID) have seldom a clear understand-
met het opstellen van ondersteuningsplan-
ing as to the meaning of the ISP. Another
nen. Uit onderzoek blijkt dat cliënten niet
issue of concern is that there seems to be
altijd goed weten wat een ondersteunings-
hardly any empirical evidence support-
plan inhoudt en wat het voor hen betekent.
ing the effectiveness of ISP’s. Current and
Verder ontbreekt het aan empirisch bewijs
future developments place new demands
voor de effectiviteit van ondersteunings-
and expectations on the care for people
plannen. Het ondersteuningsplan kan een
with ID. This implies another function for
andere rol kan krijgen door verschuivingen
the ISP. Since the ISP should encompass
in de gestelde eisen en verwachtingen aan
more than professional services, it can be
de gehandicaptenzorg. Indien het gaat om
argued that a service provider organisation
ondersteuning in brede zin, is het de vraag
may not be a sufficiently independent agent
of de ontwikkeling, het beheer en de evalu-
to integrate the development, management
atie dient te gebeuren bij een zorgaanbieder.
and evaluation of the ISP.
118
NTZ 2-2011