C.A.C. Daskalakis Wethouder voor Onderwijs, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Welzijn en Volksgezondheid, Sport en Recreatie
gemeente Schiedam
Postbus 1501 3100 EA SCHIEDAM Stadskantoor Stadserf 1 3112 DZ SCHIEDAM T 010 246 55 55 F 010 473 59 78 W www.schiedam.nl
Aan de gemeenteraad van Schiedam
ONS KENMERK
08UIT01103 UW BRIEF VAN
DOORKIESNUMMER
010-2465806
1 3 FEB 2008 E-MAIL
[email protected]
Eerste evaluatie individuele verstrekkingen en wijzigingsvoorstellen
Geachte dames, heren, Door middel van deze brief informeer ik u over de eerste evaluatie individuele verstrekkingen. Omdat Schiedam voor uitvoering van de individuele verstrekkingen samenwerkt in NWN verband, is deze evaluatie een product van deze samenwerking. Deze brief eindigt met het besluitvormingsproces. Wat vooraf ging . Op 19 september 2006 heeft uw raad de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2007 vastgesteld. De periode tussen het vaststellen en het van kracht worden van de Wmo was kort. Voor de gemeenten waren de consequenties van de overdracht van de huishoudelijke verzorging niet helemaal te overzien. In 2006 is er daarom voor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de verstrekking van de huishoudelijke verzorging, zoals deze onder de AWBZ plaatsvond. Voor de voormalige Wvg-voorzienmgen is de bestaande Wvg-verordemng overgenomen. Tegelijkertijd is afgesproken om in het eerste jaar de ervaringen met de uitvoering van de individuele verstrekkingen te evalueren. De intentie was om eventuele wijzigingen per 1 januari 2008 door te voeren. Deze tijdsplanning bleek te krap en er is besloten om een halfjaar langer uit te trekken voor de eerste evaluatie. De eerste evaluatie . Het concept-evaluatierapport treft u bijgaand aan. Deze eerste evaluatie is gebaseerd op de signalen, die in de eerste negen maanden van 2007 zijn ontvangen. Aan de ene kant zijn dit signalen die cliënten hebben afgegeven door het indienen van een bezwaarschrift of een klacht. Aan de andere kant zijn dit signalen die door de regionale en lokale klankbordgroepen en leden van de gemeenteraad zijn afgegeven. Naast deze signalen die direct of indirect bij de inwoners vandaan komen, zijn ROGplus en de NWN-gemeenten ook tegen enkele zaken aangelopen die om bijstelling vragen. Deze evaluatie is een weergave van de ervaringen in de eerste negen maanden. Nog niet alle vragen kunnen op dit moment beantwoord worden. Dit vraagt om meer inzicht en meer tijd. De verwachting is dat niet alle ervaringen van cliënten in beeld zijn. Om hier een volledig beeld van te krijgen is het voorstel om in het voorjaar van 2008 een klanttevredenheidsonderzoek uit te laten voeren. Op basis van dit onderzoek kan een grondige evaluatie vormgegeven worden. Dit traject van onderzoek, analyse en de vertaling naar beleid zal door externe deskundigen begeleid worden.
Wij zigingsvoorstellen Naar aanleiding van deze eerste evaluatie wordt een beperkt aantal wijzigingen voorgesteld. Voorgesteld wordt om: 1. de indicaties voor hulp bij het huishouden voortaan in uren te stellen in plaats van in klassen. Voor mogelijk nadelige gevolgen bij de uitvoering van deze wijziging bij de hulp in natura zullen praktische afspraken gemaakt worden met de zorgaanbieders. Zorgbieders moeten tijdelijk extra hulp kunnen leveren aan een cliënt, zonder nieuwe aanvraag, indien dat nodig is. 2. per niveau huishoudelijke hulp (HH1, HH2 en HH3) verschillende PGB-uurtarieven vast te stellen. Voor 2008 worden concreet de volgende tarieven voorgesteld: HH1 € 13,00, HH2 € 18,00 en HH3 € 19,00. Deze tarieven worden vervolgens jaarlijks geïndexeerd. 3. de verantwoordingssystematiek voor PGB's HH te versoepelen, als de verstrekking van de PGB's gebaseerd wordt op uren in plaats van klassen en een uurtarief is gerelateerd aan de kosten van de cliënt. De verantwoording kan plaatsvinden op basis van ontvangen uren hulp in plaats van de financiën. 4. het forfaitaire bedrag los te laten, maar wel een marge van 2% te hanteren in de te verantwoorden uren. 5. Het maximaal te verstrekken bedrag voor een sportvoorziening te verhogen van € 2.450,- naar € 3.500,-. De bovengenoemde wijzigingen leiden tot een beperkte wijziging van de verordening, namelijk de term 'klasse' in artikel 12 en 13 wordt vervangen door het woord 'uur'. De overige wijzigingen worden doorgevoerd in het financieel besluit en het verstrekkingenboek. Naast deze wijzigingsvoorstellen, zijn een aantal actiepunten benoemd, die betrokken kunnen worden bij de volgende evaluatie.
Besluitvormingsproces Datum
Wie
Wat
14 januari 2008
Subcommissie Wmo
Bespreken van de stukken
22 januari 2008
College B&W
Vaststellen concept stukken en vrijgeven voor inspraak/ter inzage leggen
28 januari 2008
Subcommissie Wmo
Bespreken stukken
30 januari 2008 t/m 12 maart 2008
Inspraak belanghebbenden
Inspraak n.a.v. ter inzage leggen van de stukken
18 maart 2008
College B&W
Vaststellen gewijzigde concept stukken en doorgeleiden naar de raad.
Raad
Vaststellen gewijzigde verordening
Overzicht van de stukken die ter inzage liggen bij het Gemeentelijk Informatiepunt in de stadswinkel • Eerste Concept- Evaluatie individuele verstrekkingen en wijzigingsvoorstellen MO • Artikel 12 en 13 Concept- Verordening maatschappelijke ondersteuning NWN 2008 • Artikel 12 en 13 Concept- Toelichting verordening maatschappelijke ondersteuning NWN 2008 • Concept- Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning NWN 2008 versie II • Concept- Toelichting financieel besluit maatschappelijke ondersteuning NWN 2008 versie II • Concept- Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning NWN 2008 Ik vertrouw erop u hiermee voor dit moment voldoende geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend,
Wethouttér C.A.C. Daskalakis
gemeente Schiedam
MAASSLUIS Gemeen te Vlaardi ngen
««« " = l ! " n
de
«=«'««
BIJLAGE 1 EERSTE EVALUATIE INDIVIDUELE VERSTREKKINGEN EN WIJZIGINGSVOORSTELLEN MO
CONCEPT EVALUATIE De eerste ervaringen met de verstrekking van individuele MO-voorzieningen
Versie 9 januari 2008
Inhoudsopgave INLEIDING
4
1.
ALGEMEEN
6
1.1
Aanvraagprocedure en doorlooptijden
6
1.2 1.3 1.4 1.5
Bezwaarschriften Klachten Wmo-loket Financiën
7 8 9 10
2.
HULP BIJ HET HUISHOUDEN
12
2.1 2.7.7 2.7.2
Indicatiestelling Indicatiestelling Gebruikelijke zorg
12 12 13
2.2 2.2.7 2.2.2 2.2.3
Zorg in natura Aanbesteding Alfahulpen Uitruil van zorg
14 14 14 15
2.3 2.3.7 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5
Persoonsgebonden budget Verstrekking Uurtarief Verantwoording PG8 £>/ƒ /corte indicaties Ondersteuning door SVB
15 15 16 17 18 19
3
VOORMALIGE WVG-VOORZIENINGEN
20
3.1 3.7.7
Indicatiestelling Algemeen gebruikelijk
20 20
3.2 3.2.7
Verstrekking in natura Aanvullend openbaar vervoer
21 21
3.3 3.3.7 3.3.2 3.3.3 3.3.4
Persoonsgebonden budget PGB-vergoeding Tweedehands voorziening Financiële tegemoetkoming bij verhuiskosten Sportvoorzieningen
21 21 22 23 23
4
CONCLUSIE
25
4.1 4.2 4.3 4.4 •4.4.7 4.4.2
Algemeen Actiepunten Wijzigingsvoorstellen Planning vervolgtraject Evaluatie eerste ervaringen Grondige evaluatie BIJLAGE: GEGEVENS ROGPLUS
25 25 26 26 26 27 28
Inleiding AANLEIDING Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden. De Wet voorzieningen gehandicapten, de Welzijnswet en onderdelen uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (huishoudelijke verzorging en een aantal subsidieregelingen) zijn ondergebracht in de Wmo. Het doel van de Wmo is dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig en volwaardig aan de samenleving kan deelnemen. De gemeenten hebben de verantwoordelijkheid gekregen om de mensen, die dit niet zelfstandig kunnen, te ondersteunen. In de voormalige Wvg was sprake van een 'zorgplicht', in de Wmo wordt uitgegaan van het 'compensatiebeginsel'. De gemeente heeft de taak om mensen met een beperking te compenseren via voorzieningen, zodat zij: - een huishouden kunnen voeren, - zich kunnen verplaatsen in en om de woning, - zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel, medemensen kunnen ontmoeten en daardoor sociale verbanden kunnen aangaan. De exacte consequenties van dit compensatiebeginsel zijn nog niet uitgekristaliseerd. Het achterliggende idee van dit beginsel is dat gemeenten met hun voorzieningen meer moeten aansluiten bij de leefwereld van hun cliënten. Het gaat dus om maatwerk. Met de uitvoering van de Wmo streven we naar een meer cliëntgerichte benadering, naar maatwerk en beheersing van de kosten. Cliënten hebben met de Wmo meer keuzevrijheid gekregen. De keuzevrijheid is vertaald in ondermeer het persoonsgebondenbudget en het contracteren van meerdere zorgaanbieders voor de uitvoering van de hulp bij het huishouden. Voor de verstrekking van de individuele voorzieningen in het kader van de Wmo hebben de gemeenteraden van Schiedam, Vlaardingen en Maassluis in september 2006 de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2007 vastgesteld. Deze verordening is op 1 januari 2007 in werking getreden. In de verordening is neergelegd op welke voorzieningen en onder welke voorwaarden mensen met beperkingen aanspraak kunnen maken. De bedragen en beleidsregels die hierop van toepassing zijn, zijn opgenomen in een bijbehorend financieel besluit en verstrekkingenboek. De periode tussen het vaststellen en het in werking treden van de Wmo was kort. Voor de gemeenten waren de consequenties van de overdracht van de huishoudelijke verzorging niet helemaal te overzien. In 2006 is er daarom voor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de verstrekking van de huishoudelijke verzorging, zoals deze onder de AWBZ plaatsvond. Voor de voormalige Wvg-voorzieningen is de bestaande Wvg-verordening overgenomen. Er is afgesproken om in het eerste jaar de ervaringen met de uitvoering van de individuele verstrekkingen te evalueren. In eerste instantie was het idee dat eventuele wijzigingen per 1 januari 2008 zouden kunnen worden doorgevoerd. Deze tijdsplanning bleek te krap en er is besloten om een halfjaar langer uit te trekken voor de evaluatie.
SIGNALEN Deze eerste evaluatie is gebaseerd op de signalen, die in de eerste negen maanden van 2007 zijn ontvangen. Aan de ene kant zijn dit signalen die cliënten hebben afgegeven door het indienen van een bezwaarschrift of een klacht. Aan de andere kant zijn dit signalen die door de regionale en lokale klankbordgroepen en leden van de gemeenteraad zijn afgegeven. Naast deze signalen die direct of indirect bij de inwoners vandaan komen, zijn
ROGplus en de drie gemeenten ook tegen enkele zaken aangelopen die om bijstelling vragen. Deze eerste evaluatie beperkt zich tot deze signalen. De ervaringen zijn per onderwerp (algemeen, hulp bij het huishouden en voormalige Wvg-voorzieningen weergegeven). De huidige inzichten geven aanleiding om op een beperkt aantal onderdelen wijzigingen voor te stellen. Per onderdeel is dit uitgewerkt. In de conclusie zijn de wijzigingsvoorstellen en actiepunten nogmaals overzichtelijk weergegeven.
GRONDIGE EVALUATIE Deze evaluatie vormt een goede weergave van de ervaringen in de eerste negen maanden. Nog niet alle vragen kunnen op dit moment beantwoord worden. Dit vraagt om meer inzicht en meer tijd. Ook is de verwachting dat nog niet alle ervaringen van cliënten in beeld zijn. Om hier een volledig beeld van te krijgen wordt voorgesteld om in het voorjaar van 2008 een klanttevredenheidsonderzoek uit te laten voeren. Op basis van dit onderzoek kan een grondige evaluatie vormgegeven worden. Dit traject van onderzoek, analyse en de vertaling naar beleid zal door externe deskundigen begeleid worden. Op deze manier wordt het beleid op een zorgvuldige wijze vormgegeven. Naar verwachting zullen de resultaten begin 2009 gereed zijn. Rekening houdend met de inspraak en de besluitvorming in de drie gemeenten kunnen eventueel gewenste wijzigingen dan naar verwachting per juli 2009 ingaan.
HOOFDSTUK 1
ALGEMEEN
Dit hoofdstuk behandelt de algemene onderdelen van de individuele verstrekkingen. Uit het cliëntregistratiesysteem van ROGplus kunnen verschillende gegevens worden gedestilleerd ten aanzien van de individuele aanvragen en de afhandeling ervan. De bijlage bevat een overzicht van de beschikbare gegevens, welke gedeeltelijk in dit hoofdstuk gebruikt worden ter onderbouwing.
1.1
AANVRAAGPROCEDURE EN DOORLOOPTIJDEN
Cliënten kunnen in aanmerking komen voor een individuele Wmo-voorziening door een aanvraagformulier in te dienen bij het Wmo-loket of rechtstreeks bij ROGplus. ROGplus bepaalt vervolgens of nader onderzoek nodig is. Dit kan telefonisch of door middel van een huisbezoek of een medisch onderzoek. ROGplus heeft formeel acht weken de tijd om tot een besluit te komen en kan deze termijn indien nodig verlengen. De tijd tussen het indienen en het afhandelen van de aanvraag is de 'doorlooptijd'. ROGplus streeft ernaar deze tijden zo kort mogelijk te houden. Er worden daarom voor de diverse individuele Wmo-voorzieningen verschillende procedures gehanteerd. De afhandeling van een aanvraag voor een woonvoorziening vergt meestal meer tijd dan de afhandeling van een aanvraag voor een algemene vervoersvoorziening (teletaxi). Per aangevraagde voorziening wordt daarom een beschikking afgegeven. Ervaringen Het aantal cliënten van ROGplus is door de komst van de hulp bij het huishouden toegenomen met ongeveer 2.750 cliënten tot 14.000 cliënten. Voorheen had ROGplus ongeveer 11.250 cliënten. Dit betekent een groei van ongeveer 25%. Het aantal aanvragen is procentueel sterker toegenomen, namelijk met 84%. In onderstaand overzicht zijn de gegevens t/m het 3e kwartaal 2007 verwerkt. Tabel 1 totaal Aantal aanvragen 2007 Maassluis Schiedam Vlaardingen 87 304 Loket* 103 114 922 2.769 6.549 Backoffice 2.858 Totaal 1.025 2.972 2.856 6.853 Aantal aanvragen 2006:
569
1.532
1.607
3.708
* Dit zijn ingevoerde aanvragen in het loket. Het aantal in ontvangst genomen aanvragen in het loket is hoger en ligt op gemiddeld 2 per dag per loket.
Dit komt doordat cliënten aanvragen voor meerdere voorzieningen indienen en sommige cliënten al bekend waren bij ROGplus vanuit de Wvg. Daarnaast zijn in het aantal aanvragen 2007 ook de zogenaamde herindicaties hulp bij het huishouden opgenomen. Exclusief de herindicaties hulp bij het huishouden 2008 is de stijging 1.767 aanvragen (48%). Deze stijging is volledig toe te schrijven aan de nieuwe taak hulp bij het huishouden. Het is niet mogelijk om de gegevens over 2007 te vergelijken met de gegevens over 2006. Er bestaat frictie tussen de cliëntgegevens, die ontvangen zijn van het Zorgkantoor, en de uitvoeringspraktijk. Van een groep cliënten zijn geen indicatiegegevens beschikbaar, terwijl deze cliënten wel zorg krijgen. Daarnaast blijken cliënten soms vaker in het systeem voor te komen. In goed overleg met de zorgaanbieders wordt de administratie op orde gebracht. Het streven is om alle cliëntdossiers per 1 januari 2008 (na de herindicaties) volledig op orde te hebben.
Toe- en afwijzingen In de onderstaande tabel is het aantal toewijzingen en afwijzingen ten opzichte van het totaal aantal aanvragen weergegeven. Hulp bij het huishouden
Tabel 2
% v.h. aantal aanvragen
Oud Wvgvoorzieningen
Aantal aanvragen 2293 92% 2109 Aantal toekenningen 8% 184 Aantal afwijzingen * Het verschil in het aantal aanvragen t.o.v. tabel 1 kan verklaard geteld en in tabel 2 de afgehandelde aanvragen.
% v.h. aantal aanvragen
Totaal Wmovoorzieningen
4260 3721
87%
6553* 5830
539
13%
723
worden doordat in tabel 1 de binnengekomen aanvragen zijn
Er is onderscheid gemaakt in Hulp bij het huishouden en de voormalige Wvg-voorzieningen. Een veelvoorkomende afwijzingsgrond bij huishoudelijke hulp is de aanwezigheid van gebruikelijke zorg. Bij de voormalige Wvg-voorzieningen zijn de afwijzingsgronden divers, soms is een voorziening algemeen gebruikelijk, niet medisch noodzakelijk of valt hij niet onder het principe goedkoopst adequaat. Doorlooptijden Door de stijging in aanvragen en de nieuwe taak huishoudelijke hulp, is de druk op ROGplus toegenomen. Dit wordt zichtbaar in de opgelopen doorlooptijden. Een overzicht van de doorlooptijden geeft het volgende beeld: Doorlooptijden
1 e drie kwartalen 06
1 e drie kwartalen 07
Gemiddeld in weken
Gemiddeld in weken
Vervoer
3,0
4,9
Scootermobiel
8,9
12,9
Handrolstoel
6,1
8,6
Verhuiskosten
5,0
7,9
Eenvoudige woningaanpassingen
3,7
8,1
Woningaanpassingen
9,4
13,3
Roerende woonvoorziening
6,9
10,6
Hulp bij het huishouden 5,6* Totaal Wmo-voorzieningen * dit is het gewogen gemiddelde van de verstrekte voorzieningen.
5,0 6,4*
De totale gemiddelde doorlooptijd is in de eerste 3 kwartalen van 2007 voor alle voorzieningen gestegen. De gemiddelde doorlooptijd van alle Wmo-voorzieningen is toegenomen tot 6,4 weken ten opzichte van 5,6 in dezelfde periode in 2006. De gemiddelde doorlooptijd van de afhandelingtermijn van scootermobielen is vertekend door enkele langlopende dossiers in verband met scootersafes.
Actiepunt: De verwachting is dat na de herindicaties van de hulp bij het huishouden de extreme druk op ROGplus afneemt. ROGplus zal zich inzetten om de doorlooptijden terug te brengen tot het niveau van 2006.
1.2
BEZWAARSCHRIFTEN
Als een aanvrager het niet eens is met een besluit dat door ROGplus is genomen, kan hij bezwaar en beroep aantekenen in gevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de afhandeling van bezwaarschriften heeft ROGplus een reglement opgesteld en een bezwaarschriftencommissie ingesteld. De bezwaarschriftencommissie wordt geleid door een onafhankelijke voorzitter. Daarnaast hebben vertegenwoordigers van het Regionaal Overleg
Gehandicapten Waterweg (ROGW), de drie gemeenten en een ambtelijk secretaris zitting in deze commissie. Ervaringen In de eerste negen maanden van 2007 zijn 121 bezwaarschriften ingediend (16 uit Maassluis, 49 uit Vlaardingen en 56 uit Schiedam). Van deze 121 bezwaarschriften hebben er 53 betrekking op de Hulp bij het huishouden. Het aantal bezwaarschriften is met ongeveer 50% toegenomen ten opzichte van 2006. Maar gezien de nagenoeg verdubbeling van het aantal aanvragen is deze stijging eigenlijk beperkt. De bezwaarschriften in het kader van de huishoudelijke hulp hebben met name betrekking op ontevredenheid met het geïndiceerde aantal uur (de klasse), de afwijzingen vanwege gebruikelijke zorg of de indicatie HH1 in plaats van HH2. Ten aanzien van de bezwaarschriften met betrekking tot de voormalige Wvg-voorzieningen is er geen voorziening of reden die er uit schiet. De inhoudelijke signalen die ontvangen zijn via bezwaarschriften, zijn bij deze evaluatie betrokken. De cliënten vinden de huidige samenstelling van de bezwaarschriftencommissie weinig onafhankelijk. Dit signaal was al langer bekend. Inmiddels is het initiatief genomen om de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de bezwaarschriftencommissie te verbeteren door de gemeentelijke vertegenwoordigers terug te trekken en hiervoor onafhankelijke deskundigen aan te trekken. Vanaf half januari 2008 bestaat de bezwaarschriftencommissie uit een onafhankelijke voorzitter, een vertegenwoordiger van het ROGW (Regionaal Overleg Gehandicapten Waterweg), een vertegenwoordiger vanuit de mantelzorg, vijf onafhankelijke deskundige leden (die elkaar zullen afwisselen) en een ambtelijk secretaris.
Actiepunt: Met het oog op de onafhankelijkheid en de deskundigheid wordt de samenstelling van de bezwaarschriftencommissie gewijzigd.
1.3
KLACHTEN
Het kan voorkomen dat een aanvrager ontevreden is over de wijze waarop zijn aanvraag behandeld wordt of een aanvrager kan zich onheus bejegend voelen. In dit soort situaties bestaat de mogelijkheid om hierover schriftelijk een klacht in te dienen. Voor de afhandeling van klachten hanteert ROGplus een klachtenregeling. De klacht wordt binnen zes weken behandeld. Als cliënten zich dan nog steeds onvoldoende gehoord voelen, kan een klacht ingediend worden bij de ombudsman. Ervaringen In de eerste drie kwartalen van 2007 zijn in totaal 232 schriftelijke klachten ingediend. Van de 232 klachten heeft het overgrote deel betrekking op het aanvullend openbaar vervoer (teletaxi), namelijk 219 klachten. Hiervan zijn er 34 ingediend door cliënten uit Maassluis, 114 door cliënten uit Schiedam en 71 door cliënten uit Vlaardingen. Naar aanleiding van deze klachten is bij de aanbesteding van het aanvullend openbaar vervoer extra ingezet op de kwaliteit. Daarnaast zijn 13 klachten ingediend over andere zaken. Vanuit de regionale klankbordgroep is het signaal gekomen dat mensen wel hun verhaal kwijt willen maar geen formele klacht willen indienen. De regionale klankbordgroep Wmo heeft het idee geopperd om hiervoor een vertrouwenspersoon aan te stellen. Het aanstellen van een vertrouwenspersoon geniet op dit moment niet de voorkeur. Er is een formele klachtenprocedure voor formele klachten. Daarnaast kan de toegankelijkheid van de loketten voor mensen, die een signaal willen afgeven, verbeterd worden. De loketmedewerkers
kunnen deze signalen registreren, zodat deze betrokken kunnen worden bij de ontwikkeling van beleid. Daarnaast hebben belangenorganisaties en Wmo-adviesraden hierin een belangrijke rol. Via de reguliere contacten van deze organen met de gemeenten kunnen veel voorkomende en structurele klachten en signalen aan de gemeenten worden doorgegeven.
Actiepunten: 1. De loketmedewerkers worden geïnstrueerd om signalen, ook al zijn het geen formele klachten, te registreren. 2. Belangenorganisaties en de lokale Wmo-adviesraden worden gestimuleerd om veelvoorkomende en structurele klachten onder de aandacht van de gemeente te brengen.
1.4
WMO-LOKET
Sinds 1 januari 2007 is in de drie gemeenten een Wmo-loket gerealiseerd. In die loketten wordt gewerkt met gemeentelijke loketmedewerkers en consulenten van ROGplus. De gemeentelijke loketmedewerkers beantwoorden algemene vragen op het terrein van de Wmo, zoeken naar de vraag achter de vraag en verwijzen indien nodig door. De consulenten van de ROGplus komen in beeld als er een aanvraag voor een individuele Wmo-voorziening wordt ingediend. De achterliggende gedachte hierbij is dat eenvoudige aanvragen direct afgehandeld kunnen worden. Ter ondersteuning van de loketmedewerkers hebben de NWNgemeenten gezamenlijk een digitale sociale kaart (Invis) aangeschaft. Ervaringen De drie gemeenten ondervinden problemen bij het vormgeven van het Wmo-loket. De afstemming tussen de gemeentelijke loketmedewerkers en de consulenten van ROGplus verloopt niet altijd goed. Ook voeren de gemeentelijke loketmedewerkers nog niet alle taken uit, zoals die zijn afgesproken. Daardoor worden teveel vragen direct doorgespeeld aan medewerkers van ROGplus. De ontwikkeling van de loketten is gestart vanuit een regionale visie, maar krijgt nu een steeds meer lokaal karakter. Voor ROGplus is deelname aan drie lokale loketten niet efficiënt. Zeker gezien het beperkte aantal aanvragen, dat om een directe afhandeling in het loket vraagt. Het komt slechts beperkt voor dat een eenvoudige aanvraag in het Wmo-loket wordt ingediend en direct afgehandeld kan worden. Cliënten willen vaak het formulier thuis even invullen en bespreken met hun partner of kind. Daarnaast wordt het overgrote deel van de aanvragen schriftelijk ingediend bij de backoffice. Een verklaring hiervoor is dat cliënten vanuit het verleden gewend zijn om zich direct tot ROGplus te wenden. Over de digitale sociale kaart (Invis) zijn nog weinig signalen ontvangen. Het is niet bekend in hoeverre deze gebruikt wordt door loketmedewerkers en aanvragers. De Regionale Commissie Gezondheidszorg (RCG) is gevraagd om in beeld te brengen hoe het functioneren en het gebruik van de digitale sociale kaart kan worden verbeterd.
Actiepunten: 1. In de drie gemeenten wordt in 2008 op basis van een plan van aanpak ingezet op het verbeteren van het functioneren van het loket. 2. De RCG maakt een verbeterplan voor het functioneren en het gebruik van de digitale sociale kaart.
1.5
FINANCIEN
De kosten van de verstrekking van individuele voorzieningen blijft tot op heden binnen de kaders van de beschikbare middelen voor de huishoudelijke hulp en de voormalige Wvgvoorzieningen. We zien dat het aantal aanvragen voor voormalige Wvg-voorzieningen stabiliseert. Het is op dit moment lastig om harde uitspraken over de huishoudelijke hulp te doen. De gegevens over 2007 zijn niet vergelijkbaar met 2006. Een trend is daardoor nog niet aan te geven. De landelijke verwachting is dat de vraag naar hulp bij het huishouden in de komende jaren verder zal toenemen door de vergrijzing. Ook de bezuinigingen op de ondersteunende begeleiding kan de druk op de huishoudelijke hulp vergroten. Eigen bijdrage Voor hulp bij het huishouden wordt een eigen bijdrage gevraagd, voor de voormalige Wvgvoorzieningen niet. Binnen de Wmo is het toegestaan om ook voor de voormalige Wvgvoorzieningen een eigen bijdragen te vragen. Een uitzondering daarop is de rolstoel. Tot op heden is hier niet voor gekozen. Voor de hoogte van de eigen bijdrage voor de huishoudelijke hulp is aangesloten bij de situatie zoals deze onder de AWBZ bestond. De maximaal te innen eigen bijdrage is door het rijk vastgelegd in de Algemene Maatregel van Bestuur. Het innen van de eigen bijdragen gebeurt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het rijk heeft dit besloten, omdat één organisatie dan toezicht kan houden op de totale eigen bijdrage die geïnd wordt bij de cliënt in het kader van de Wmo en de AWBZ. Zo wordt voorkomen dat cliënten meer dan het vastgestelde maximum betalen aan eigen bijdragen. Gemeenten hebben de vrijheid om een lagere eigen bijdrage aan cliënten te vragen. Omdat de eigen bijdrage voor Wmo- en AWBZ-voorzieningen aan elkaar gerelateerd zijn, komt het voordeel niet automatisch ten goede aan de cliënt. Dit geldt voor cliënten die Wmo- en AWBZ-voorzieningen ontvangen. Wanneer de eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen laag is, kan het rijk de eigen bijdrage opleggen tot het maximum. Indirect vloeien de inkomsten die de gemeenten mist door het vaststellen van een lagere eigen bijdrage dan af naar het Rijk. Ervaringen ROGplus constateert dat de door het CAK geïnde eigen bijdrage lager is dan verwacht was op basis van de gegevens die in 2006 beschikbaar waren. Het budget dat aan gemeenten beschikbaar is gesteld voor de uitvoering van de huishoudelijke hulp is door het rijk gekort met het bedrag dat aan eigen bijdragen zou kunnen worden geïnd. Dit betreft voor de NWNgemeenten een bedrag van € 2.800.106,- voor 2007. Op dit moment lijkt het er op dat de drie gemeenten maximaal € 2.171.308,00 aan eigen bijdragen in 2007 zullen innen. Het is een landelijke trend dat de inkomsten uit eigen bijdragen lager zijn dan door het rijk aangegeven. Het CAK is gevraagd om dit te verklaren. Doordat het CAK de eigen bijdrage vaststelt en int bij de cliënten heeft de ROGplus hier weinig grip op. Af en toe komen klachten van cliënten binnen over het innen van een eigen bijdrage terwijl de hulp niet geleverd is of over de late inning van de eigen bijdrage. Landelijk is een aantal gemeenten gestart met het innen van een eigen bijdrage voor voormalige Wvg-voorzieningen. Het CAK int ook deze eigen bijdrage, maar dit leidt nog tot problemen. Bij huishoudelijke hulp is sprake van een continue hulpverlening, terwijl bij de aanschaf van een Wvg-voorziening eenmalig een uitgave plaatsvindt. Door de wijze van innen door het CAK, bleven cliënten maandelijks een eigen bijdrage betalen, die soms de kosten van de voorziening overstegen, wat niet is toegestaan.
10
Het laten vervallen van de eigen bijdrage voor de huishoudelijke hulp kost de gemeenten ongeveer € 2.200.000,-. Het lijkt niet raadzaam om dit te doen. In de eerste plaats leidt dit tot aanzienlijk hogere kosten. In het aan de gemeenten beschikbaar gestelde budget voor de uitvoering van de Wmo zijn de eigen bijdragen in mindering gebracht. Daarnaast is er geen garantie dat de kosten voor de cliënten hiermee verlaagd worden. Op dit moment bestaat nog onvoldoende inzicht in de financiële voordelen van het innen van een eigen bijdrage voor voormalige Wvq-voorzieninqen. Vanuit het streven om binnen de Wmo één lijn te trekken en dus voor alle voorzieningen een eigen bijdrage te vragen, kan dit nader onderzocht worden.
Actiepunt: In beeld brengen voor- en nadelen van het opleggen van een eigen bijdrage bij voormalige Wvg-voorzieningen.
11
HOOFDSTUK 2
HULP BIJ HET HUISHOUDEN
Dit hoofdstuk behandelt de ervaringen die zijn opgedaan met de uitvoering van de hulp bij het huishouden. De hulp bij het huishouden is vanaf 1 januari 2007 overgekomen vanuit de AWBZ en is daardoor een nieuwe taak voor de gemeenten en ROGplus. Het uitgangspunt bij de overname van de hulp bij het huishouden was om inhoudelijk zoveel mogelijk aan te sluiten bij uitvoering onder de AWBZ.
2.1
INDICATIESTELLING
2.1.1 Indicatiestelling ROGplus voert sinds 2007 de indicatiestelling uit, gebaseerd op de systematiek die het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) gebruikte onder de AWBZ. Ten tijde van de AWBZ bestonden twee niveaus (HV1 en HV2). De gemeenten hebben ervoor gekozen om met drie niveaus te werken (HH1, HH2 en HH3). HV2 is hierdoor gesplitst in twee niveaus HH2 en HH3. HH2 wordt geïndiceerd bij mensen die geen regie meer kunnen voeren over het huishoudelijk werk. HH3 wordt geïndiceerd bij een ontregelde huishouding. Bij de indicatiestelling wordt onderzocht welke objectief aantoonbare beperkingen de aanvrager ondervindt in het voeren van het huishouden, die gerelateerd zijn aan beperkingen op het gebied van sociale redzaamheid en/of mobiliteit. Voor de indicatiestelling voor hulp bij het huishouden heeft ROGplus afspraken gemaakt met de liaisonverpleegkundigen in de regionale ziekenhuizen. Deze liaisonverpleegkundigen kunnen een indicatie stellen volgens de richtlijnen van ROGplus. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over spoedaanvragen met de zorgaanbieders. Een spoedaanvraag wordt binnen 24 uur uitgevoerd, de kosten worden door ROGplus vergoed. Binnen 14 dagen stelt ROGplus de formele indicatie en wordt de hulp hierop aangepast. Bij reguliere aanvragen wordt op basis van het ingevulde formulier en de beschikbare gegevens in het cliëntdossier beoordeeld of de indicatie kan worden gesteld. Zo niet dan wordt bepaald of de ontbrekende informatie telefonisch kan worden verkregen, of een huisbezoek nodig is of dat een medisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Op dit moment wordt geïndiceerd in klassen van twee tot drie uur. Deze klassen zijn overgenomen vanuit de AWBZ. In het financieel besluit en verstrekkingenboek zijn deze klassen benoemd. In de praktijk betekent dit dat het aantal benodigde uren hulp bij het huishouden wordt geïndiceerd en dat vervolgens wordt bepaald welke klasse dit is. De klasse wordt vermeld in de beschikking. Bij hulp in natura biedt dit de zorgaanbieders de ruimte om in te schatten of meer of minder hulp binnen dezelfde klasse geleverd kan worden. De afrekening vindt plaats op basis van geleverde uren hulp. Ervaringen Een groot deel van de groep overgangscliënten ontvangt eind 2007 pas een herindicatie in het kader van de Wmo. Slechts een beperkte groep voormalige AWBZ-cliënten heeft op dit moment dus ervaring opgedaan met de verstrekking van huishoudelijke hulp onder de Wmo. Voor de uitvoering van de herindicaties is een plan van aanpak opgesteld met veel aandacht voor zorgvuldigheid en het niet onnodig belasten van cliënten. Een huisbezoek levert meer informatie op, maar is tijdrovend. Vanuit efficiency worden indicaties soms telefonisch gesteld. Cliënten zijn hierover niet altijd tevreden. Cliënten hebben het gevoel dat zij hun situatie dan niet altijd voldoende voor het voetlicht kunnen brengen. Bij twijfel en onduidelijkheid zal altijd nader onderzoek in de vorm van een huisbezoek of gesprek plaatsvinden.
12
Ondanks dat de indicatiestelling op de systematiek van het CIZ is gebaseerd, blijkt in de praktijk een verschuiving in de uitvoering plaats te vinden van HH2 naar HH1. Voorheen ontving 67% van de cliënten HH2 en nu lijkt dit naar 30% te verschuiven. Dit wordt veroorzaakt, doordat zorgaanbieders in het verleden zelf mochten bepalen op welk niveau zij de huishoudelijke hulp uitvoerden. Vanuit het Zorgkantoor werden budgetafspraken gemaakt met de zorgaanbieders en de zorgaanbieders konden binnen dit budget zelf hun inzet bepalen. Deze systematiek betekent dat zorgaanbieders weinig prikkels kregen om goedkopere hulp in te zetten. Nu moeten de zorgaanbieders het niveau leveren dat door ROGplus (de gemeenten) is geïndiceerd. De grootste zorgaanbieder in de regio NWN heeft aangegeven, dat zij door deze verschuiving organisatorische problemen kan krijgen. Zij heeft teveel mensen voor HH2 in dienst en beschikt over te weinig alfahulpen om HH1 uit te voeren. Als gevolg van de aanbesteding is het mogelijk dat de situatie voor de aanbieder na 1 januari 2008 nog verder wijzigt, afhankelijk van de concurrentie van andere aanbieders. De organisatorische problemen die ontstaan voor zorgaanbieders vallen onder de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders. De gemeenten kunnen hierover meedenken, maar kunnen de problemen niet overnemen. Er zijn nog maar beperkt signalen ontvangen van cliënten over de verschuiving in de uitvoering van de Hulp bij het huishouden. Dit is te verklaren doordat veel cliënten deze gevolgen pas in 2008 ondervinden. Vooralsnog zal de huidige wijze van indicatiestelling, waarbij cliënten die de regie kunnen voeren over hun huishouden HH1 geïndiceerd krijgen, gehandhaafd worden. De zorgaanbieders hebben altijd in de mogelijkheid om onderbouwd aan te geven dat de gestelde indicatie onvoldoende hulp betekent voor de cliënt. Op dat moment zal nader onderzoek plaatsvinden door ROGplus. De indicatie wordt momenteel gesteld in klassen, maar het lijkt rechtvaardiger om de indicatie te stellen in uren. De cliënt weet dan wat hij volgens de indicatiestelling nodig heeft. Het is niet de bedoeling om hiermee de bureaucratie te vergroten. Het is niet gewenst dat de cliënt een nieuwe indicatie moet aanvragen als tijdelijk een half uur extra hulp nodig is. Voor de verstrekking van hulp in natura wordt de zorgaanbieder daarom een vastgestelde bandbreedte geboden, waarbinnen de zorg geleverd kan worden. Vanuit pragmatisch oogpunt wordt vooralsnog bij de eerder gehanteerde klassen. Binnen de raamovereenkomsten die per 1 januari 2008 ingaan is het mogelijk om in uren te indiceren in plaats van in klassen.
Wijzigingsvoorstel Het voorstel is om de indicatiestelling in uren te doen in plaats van klassen. Dit geldt voor de zorg in natura en de persoonsgebondenbudgetten. Om te voorkomen dat deze wijziging extra bureaucratie veroorzaakt, wordt met de aanbieders van de hulp in natura met de zorgaanbieders bandbreedtes afgesproken. Vanuit pragmatisch oogpunt wordt in eerste instantie aangesloten bij de eerder gehanteerde klassen.
2.1.2 Gebruikelijke zorg Onder de AWBZ werd vanaf 2004 door het CIZ het Protocol Gebruikelijke Zorg gehanteerd bij de beoordeling van een aanvraag voor huishoudelijke verzorging. In dit protocol is genormeerd welke werkzaamheden van huisgenoten verwacht mag worden. De NWNgemeenten hebben dit protocol in hun beleid opgenomen. Ten aanzien van kinderen tot 18
13
jaar hebben de gemeenten de regels versoepeld door de bijdrage van deze kinderen aan het huishouden buiten beschouwing te laten. Ervaringen Er is een aantal bezwaarschriften en klachten ingediend door mensen die al lange tijd huishoudelijke verzorging ontvangen en nu voor het eerst worden geconfronteerd met een afwijzing vanwege de aanwezigheid van gebruikelijke zorg. Het protocol Gebruikelijke Zorg is pas in 2004 in werking getreden. Voor die tijd gold het principe van gebruikelijke zorg nog niet. Nu bij herindicatie wordt gebruikelijk zorg door huisgenoten meegewogen. Er wordt vanuit gegaan dat een partner en/of huisgenoot de huishoudelijke hulp kan leveren. Van een gezonde meerderjarige huisgenoot kan verwacht worden, dat hij alle huishoudelijke taken overneemt als de primaire verzorger uitvalt Sommige cliënten hebben nu geen recht meer op huishoudelijke hulp en wijten dit onterecht aan de komst van de Wmo.
2.2
ZORG IN NATURA
2.2.1 Aanbesteding De gemeenten zijn verplicht de hulp bij het huishouden via de formele europese regels aan te besteden. De NWN-gemeenten hebben dit gezamenlijk opgepakt. Voor de lokale zorgaanbieders betekende dit dat zij veelal voor het eerst te maken kregen met een aanbesteding en concurrenten van buiten de regio. Voor de gemeenten betekende dit dat zij een product in de markt moesten zetten, waar zij zelf nog geen ervaring mee hadden opgedaan. Omdat de eerste aanbestedingsprocedure niet afgerond was voor 1 januari 2007 zijn voor dat jaar overeenkomsten gesloten met de aanbieders die onder de AWBZ de huishoudelijke hulp verzorgden. Vanaf 2008 zal de uitvoering plaatsvinden op basis van nieuwe raamovereenkomsten. De gemeenten contracteren meerdere partijen. De keuze van de cliënt en de te leveren uren huishoudelijke hulp zijn hierdoor gewaarborgd. Vlaardingen contracteert vijf aanbieders, Schiedam vier en Maassluis drie. De lokaal actieve aanbieders zijn gecontracteerd en daarnaast één nieuwe aanbieder van buiten de regio. De geoffreerde prijzen voor HH1 en HH2 liggen iets onder de eerder in de AWBZ gehanteerde CTGtarieven. De kosten van HH3 komen ongeveer overeen met het voormalige CTG-tarief voor HV2. 2.2.2 Alfahulpen Onder de AWBZ werd de eenvoudige huishoudelijke verzorging uitgevoerd door alfahulpen. Onder de Wmo is deze constructie blijven bestaan. De zorgaanbieders moeten hulp in natura aanbieden, maar het is toegestaan om dit met alfahulpen vorm te geven. Ook na de aanbesteding mogen de zorgaanbieders met alfahulpen werken. Maar de voorwaarden waaronder dit is toegestaan zijn aangescherpt. Klanten mogen niet meer belast worden met administratieve en financiële taken. Ervaringen Ten tijde van de AWBZ werd cliënten gevraagd of zij een alfahulp wilden. Zo niet, dan kon de zorgaanbieder HH2 leveren. In de huidige situatie is deze keuzevrijheid verdwenen. De cliënt kiest voor zorg in natura en als hij voor HH1 wordt geïndiceerd krijgt hij een alfahulp. Alfahulp is een fiscale constructie, waarbij zorgaanbieders geen werkgeverslasten hoeven te betalen. Er mag dan geen sprake zijn van een werkgeversrelatie. In feite zijn alfahulpen zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers). Op dit moment wordt de cliënt gezien als werkgever en moet een arbeidsovereenkomst sluiten met zijn alfahulp. Dit is geen gewenste situatie. Aangezien de cliënt voor een PGB kan kiezen als hij deze werkgeversrol wil vervullen.
14
Het is eveneens ongewenst als de zorgaanbieders in de problemen komen met de belastingdienst. Er zullen daarom heldere afspraken gemaakt moeten worden over wat van een cliënt gevraagd mag worden en wat niet. De kosten van een alfahulp liggen vanwege het ontbreken van werkgeverslasten lager dan de kosten van een HH1-hulp in dienst van een aanbieder. De alfahulp-constructie is meegenomen in de aanbesteding. De geoffreerde prijzen zijn gebaseerd op deze constructie. Binnen de huidige raamovereenkomsten kan hier niet van afgeweken worden. Het loslaten van de alfahulpconstructie zal financiële consequenties voor de gemeenten hebben. De alfahulp-constructie blijft bestaan, maar wordt zo geregeld dat de cliënt geen werkgeversrol (arbeidsovereenkomst, uitbetalen, verantwoorden) op zich hoeft te nemen. De cliënt sluit geen arbeidsovereenkomst meer met de alfahulp, maar is wel opdrachtgever. De cliënt geeft aan wat de alfahulp moet doen. De zorgaanbieder vervult de kassiersfunctie.
Actiepunt: Bij de volgende aanbesteding kan beoordeeld worden of het financieel mogelijk is om de alfahulp constructie los te laten.
2.2.3 Uitruil van zorg Onder de AWBZ was het mogelijk om op basis van een indicatiestelling van het CIZ bij de uitvoering een 'uitruil' tussen de verschillende vormen van zorg te laten plaatsvinden. Dit hield bijvoorbeeld in dat uren voor Persoonlijke Verzorging werden ingezet voor Huishoudelijke Verzorging. Iemand die geen recht had op huishoudelijke verzorging, maar wel op persoonlijke verzorging kon er dus voor kiezen de persoonlijke verzorging door zijn mantelzorger (partner / kind) te laten uitvoeren en ter ondersteuning van zijn mantelzorger de beschikbare middelen in te zetten voor huishoudelijke hulp. Uitruil van uren tussen persoonlijke verzorging en huishoudelijke verzorging is niet meer mogelijk, gezien de verschillende financieringsstromen met de komst van de Wmo. Dit onderwerp kan meegenomen worden in het reguliere overleg van de NWN-gemeenten met het Zorgkantoor om te bespreken wat mogelijkheden zijn.
Actiepunt: De mogelijkheden en wenselijkheden van het uitruilen van zorg bespreken met het Zorgkantoor.
2.3
PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB)
2.3.1 Verstrekking De wijze waarop de gemeenten de persoonsgebonden budgetten voor huishoudelijke hulp verstrekken is gebaseerd op de situatie onder de AWBZ. Dit betekent dat er per klasse een tarief is vastgesteld in het financieel besluit. Het bedrag is gebaseerd op het gemiddeld aantal uren in die klasse. Dit betekent bijvoorbeeld dat een cliënt met indicatie Klasse 1 (01,9 uur) nu een PGB krijgt gebaseerd op 1 uur, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen HH1, HH2 en HH3. Voor alle niveaus wordt hetzelfde tarief verstrekt, terwijl wel zwaardere eisen worden gesteld aan degene die HH2 of HH3 uitvoert dan aan iemand die HH1 uitvoert. De gehanteerde tarieven zijn gebaseerd op de voormalige CTG-tarieven, die
15
onder de AWBZ voor de huishoudelijke verzorging waren vastgesteld. De tarieven voor PGB's bedroegen ongeveer 75% van de kosten in natura. Ervaringen Over de persoonsgebonden budgetten voor de huishoudelijke hulp zijn weinig signalen binnen gekomen van cliënten. Wel hebben de NWN-gemeenten en ROGplus geconstateerd dat de huidige uitvoering niet strookt met de uitvoering van de hulp in natura. Ook bij de PGB's is een indicatie in uren in plaats van klassen wenselijk. Het toegekende budget sluit dan beter aan bij de geïndiceerde situatie. De meeste indicaties die leiden tot Klasse 1 zijn gebaseerd op 90 minuten hulp bij het huishouden. Op basis van de huidige systematiek krijgt een PGB-houder in dit voorbeeld €11,- per uur om hulp in te kopen. Het gehanteerde systeem werkt ook wel eens in het voordeel van de cliënt, namelijk als het aantal geïndiceerde uren onder het gemiddelde van de klasse ligt. Bijvoorbeeld een cliënt met een indicatie van 120 minuten zorg per week krijgt een PGB in Klasse 2 (2-3,9 uur). Omgerekend is dit € 26,- per uur om hulp in te kopen. In de praktijk besteden deze cliënten hun PGB niet volledig of ze kopen meer hulp in dan geïndiceerd. Uit beide voorbeelden blijkt dat de huidige systematiek geen recht doet aan de geïndiceerde hulp die een cliënt nodig heeft. Momenteel wordt geen onderscheid gemaakt in het niveau HH. Naar aanleiding van de aanbesteding, waarin per niveau HH een ander tarief wordt gehanteerd, ligt het voor de hand om ook bij de PGB's een tarief per niveau in te voeren. Met het oog op de aanbesteding zou dit anders betekenen dat het PGB-tarief per uur op of onder het tarief van HH1 moet komen te liggen. Dit lijkt geen recht te doen aan de geïndiceerde hulp.
Wijzigingsvoorstel Voorgesteld wordt om per niveau (HH1, HH2 en HH3) verschillende PGB-uurtarieven vast te stellen.
2.3.2 Uurtarief In het financieel besluit worden de volgende bedragen gehanteerd: Klasse 1 2 3 4 5 6
Uren per week 0-1,9 uur 2-3,9 uur 4-6,9 uur 7-9,9 uur 10-12,9 uur 13-15,9 uur
Bedrag per jaar € 884,00 € 2.654,00 € 4.866,00 € 7.520,00 €10.175,00 € 12.828,00
Gemiddeld bedrag / uur*
€17,00 €17,01 €17,01 €17,01 €17,02 €17,01
' Uitgaande van 52 weken en het gemiddelde aantal uren van de klasse.
Per 1 januari 2008 gelden de nieuwe contracten en prijzen voor de huishoudelijke hulp in natura. De geoffreerde tarieven variëren tussen de volgende minimum en maximum bedragen: HH1 HH2 HH3
Minimum € 14,00 €19,50 € 20,50
Maximum €15,00 € 23,00 € 24,00
Ervaringen Gezien de eerder genoemde PGB-tarieven betekent dit dat bij HH1 de vergoeding van een
16
PGB in sommige gevallen hoger ligt dan die van de hulp in natura. Voor HH2 en HH3 geldt dit niet. Voor cliënten die geïndiceerd zijn voor HH1 kan het dan financieel aantrekkelijk zijn om te kiezen voor een PGB in plaats van hulp in natura. Dit is niet wenselijk gezien de extra administratieve lasten van de PGB's voor ROGplus. Bovendien is dit niet te verantwoorden ten opzicht van de gecontracteerde partijen. Het lijkt reëel om de kosten voor de PGB-houder te bepalen aan de hand van het minimum loon en in relatie tot de landelijk gehanteerde tarieven. uurtarief
% van het min loon
afgerond uurtarief
% vh min tarief % vh max tarief in natura in natura
€9,89 86,67 92,86 €13,00 130 € 12,86 78,26 92,31 €18,00 180 €17,80 79,17 92,68 €19,00 190 €18,79 Deze afgeronde tarieven liggen iets onder de gehanteerde minimumtarieven van de lopende aanbesteding en komen redelijk overeen met de landelijke gemiddelde tarieven die gemeenten hanteren. Bruto min loon PGB-tarief HH1 PGB-tarief HH2 PGB-tarief HH3
gemiddeld hoogste laagste
Uurtarief 2007 Hulp bij huishouden 1 € 12,93 € 17,15 € 10,50
Uurtarief 2007 Hulp bij huishouden II € 18,81 € 24,30 € 15,00
Uurtarief 2007 Hulp bij huishouden III € 19,42 € 25,51 € 16,44
Gegevens in deze tabel zijn gebaseerd op tarieven van 125 gemeenten
Wijzigingsvoorstel Het voorstel is om de PGB-tarieven voor hulp bij het huishouden te wijzigen en deze aan te laten sluiten bij de ingeschatte kosten van de PGB-houder. Dit komt neer op de volgende uurtarieven voor 2008: HH1 € 13,00 HH2€ 18,00 HH3€ 19,00 Deze tarieven kunnen vervolgens jaarlijks geïndexeerd worden.
2.3.3 Verantwoording Op dit moment moeten alle cliënten de inzet van hun PGB-budget verantwoorden. De middelen die niet zijn gebruikt of niet kunnen worden verantwoord (minus het forfaitair bedrag) moeten worden terugbetaald. Cliënten moeten aantonen welke uitgaven ze hebben gedaan voor het ontvangen PGB. Een deel van het budget is vrij besteedbaar, het zogenaamde forfaitaire bedrag. Hierover hoeven de cliënten geen verantwoording af te leggen. Het gaat daarbij om een bedrag van 1,5% van het netto budget, met een minimum van € 250 en een maximum van € 1.250 per jaar. Deze werkwijze is overgenomen vanuit de AWBZ. Binnen de AWBZ is het vrij besteedbare bedrag vanaf 2007 verhoogd tot € 2.500. Dit is ook van toepassing verklaard op de overgangscliënten die in 2007 hun PGB voor huishoudelijke hulp nog via het Zorgkantoor ontvangen. Voor cliënten met een indicatie voor klasse 1 of 2 betekent dit dat zij de inzet niet hoeven te verantwoorden.
17
Ervaring De verantwoordingssystematiek is veel werk voor de cliënt en voor ROGplus. Als de gemeenten de verstrekking van de PGB's baseren op uren in plaats van klassen en een uurtarief hanteren dat gerelateerd is aan de kosten van de cliënt, kan gesteld worden dat de cliënt een rechtvaardig budget ontvangt. De verantwoording van de inzet van de middelen kan dan gebaseerd worden op uren in plaats van op geld. Het financiële voordeel dat de cliënt heeft als hij voordelige afspraken maakt met zijn huishoudelijke hulp, is dan voor de cliënt. Bij de verantwoording moet de cliënt de arbeidsovereenkomst met zijn hulp en de ondertekende uurbriefjes laten zien. Oorspronkelijk was het vrij besteedbare bedrag (forfaitair bedrag) in de AWBZ opgenomen om kosten die lastig zijn te verantwoorden, zoals telefoonkosten en postzegels, te kunnen financieren. Deze kosten zijn niet hoog. In de praktijk blijkt dat bij geen enkele cliënt het vastgestelde forfaitaire bedrag van € 250,- overstijgt, doordat de beschikbaar gestelde budgetten beperkt zijn en uitgegaan wordt van 1,5%.
Wijzigingsvoorstel Als de verstrekking van de PGB's gebaseerd wordt op uren in plaats van klassen en een uurtarief dat gerelateerd is aan de kosten van de cliënt, kan de verantwoordingssystematiek versoepeld worden. De verantwoording kan dan plaatsvinden op basis van ingezette uren in plaats van besteed geld. Ook in deze situatie kan bij de verantwoording van de middelen een marge ingesteld worden, dat geen terugvordering plaatsvindt als 98% van de uren zijn verantwoord.
2.3.4 PGB bij korte indicaties Op grond van de Verordening, het Financieel Besluit en het Verstrekkingenboek hebben cliënten de mogelijkheid om ook bij een korte indicatie voor hulp bij het huishouden te kiezen voor verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget. Ervaringen: Iemand die tijdelijk hulp bij het huishouden nodig heeft, bijvoorbeeld na een ziekenhuisopname, kan kiezen voor een PGB. Dit blijkt niet altijd goed te werken. Dit geldt voor zowel de cliënt als voor ROGplus. De cliënt heeft dan de verantwoordelijkheid om een hulp te zoeken en hier een arbeidsovereenkomst mee te sluiten. In sommige gevallen is de indicatie al deels verlopen voor de uitvoering start. Meestal heeft iemand die tijdelijk hulp nodig heeft de hulp per direct nodig. Het verstrekken van een persoonsgebonden budget brengt voor ROGplus veel administratief werk met zich mee. Bij een korte indicatie staat dit eigenlijk niet in verhouding. Daarbij geldt, dat het forfaitaire bedrag bij een korte indicatie onevenredig hoog is in relatie tot het totaalbedrag dat wordt toegekend. Toch is het voor een beperkte doelgroep wel aantrekkelijk om de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget te behouden. Dit geldt met name voor cliënten die de Nederlandse taal niet machtig zijn. Er bestaan PGB-bureaus die zich op deze doelgroep richten. Deze PGB-bureaus bemiddelen naar huishoudelijke hulpen die de taal van de cliënt spreken en verzorgen de administratie die bij de PGB's hoort voor de cliënt. Over het algemeen raadt ROGplus cliënten met een korte indicatie voor huishoudelijke hulp sterk af om gebruik te maken van een PGB. Desondanks blijkt de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget voor een beperkte doelgroep ook in deze situatie een mogelijkheid te zijn om beter maatwerk te bieden.
18
2.3.5 Ondersteuning door de sociale verzekeringsbank Cliënten met een PGB voor Hulp bij het huishouden kunnen ondersteuning krijgen van de Sociale Verzekeringsbank voor de administratieve taken die horen bij het PGB-houderschap. Deze ondersteuning is vooral gericht op beheer en verantwoording van het budget. De SVB brengt de kosten hiervan (€ 4,95 per cliënt per maand) in rekening bij ROGplus. Ervaring Alle PGB-houders Hulp bij het huishouden maken gebruik van de ondersteuning van de Sociale Verzekeringsbank bij het afsluiten van hun zorgovereenkomst. Tot op heden maken slechts twee cliënten gebruik van de mogelijkheid om de salarisadministratie door de Sociale verzekeringsbank te laten uitvoeren. Voor de kosten die de Sociale Verzekeringsbank in rekening brengt, maakt het op dit moment nog niet uit welke diensten de cliënten gebruiken. De Sociale Verzekeringsbank heeft aangegeven hier in de toekomst wel onderscheid in te willen gaan maken. Op dit moment zijn geen signalen van cliënten ontvangen dat de ondersteuning van de Sociale Verzekeringsbank onvoldoende is of niet voldoet aan de verwachtingen. De klanttevredenheidsonderzoeken die de Sociale Verzekeringsbank zelf uitvoert zijn positief.
19
HOOFDSTUK 3 VOORMALIGE WVG VOORZIENINGEN Dit hoofdstuk gaat over de ervaringen met de verstrekking van de voormalige Wvgvoorzieningen. ROGplus draagt hier sinds 1994 zorg voor. Vorig jaar leefde de vraag in hoeverre de uitvoering van de Wvg voldoet aan het compensatiebeginsel. Tot op heden is hierover nog maar beperkt jurisprudentie beschikbaar gekomen, maar de verwachting is dat de voormalige Wvg-voorzieningen hieraan voldoen. Echt nieuw voor gemeenten en cliënten is de mogelijkheid om een persoonsgebonden budget te verstrekken voor de aanschaf van voormalige Wvg-voorzieningen. Hier is de afgelopen maanden beperkt ervaring mee opgedaan.
3.1
INDICATIESTELLING
3.1.1 Algemeen gebruikelijk In de Verordening is opgenomen dat voorzieningen niet worden vergoed als deze 'algemeen gebruikelijk' zijn. Bij algemeen gebruikelijke voorwerpen en/ of voorzieningen gaat het om voorwerpen en/of voorzieningen die naar de geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruik- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behoren. Deze voorwerpen en/ of voorzieningen zijn tegen een goede prijs volop verkrijgbaar bij de reguliere handel. Hierbij kan gedacht worden aan hendelkranen, thermostaatkranen en keramische kookplaten. Zoals al aangegeven gaat de Wmo uit van het principe dat de meerkosten die personen ondervinden door hun beperking worden vergoed c.q. gecompenseerd. Bij een verstrekking van een voorziening, die een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt, wordt de cliënt een besparingsbijdrage in rekening gebracht. De achterliggende gedachte is dat de cliënt door het verkrijgen van de voorziening een bedrag bespaart. Op dit moment worden besparingsbijdragen gevraagd voor het aanvullend openbaar vervoer en de aangepaste fiets. In Nederland wordt het gebruik van het openbaar vervoer en het bezit van een fiets algemeen gebruikelijk geacht. Ervaringen Wandbeugels, verhoogde toiletpotten en fietsen met lage instap worden nog niet als algemeen gebruikelijk beschouwd. Deze worden nog verstrekt op basis van de verordening, maar zijn ook volop in de regulier handel te verkrijgen. Echter, de toiletvoorzieningen vormen vaak het eerste contact tussen ROGplus en de cliënt. Cliënten komen hierdoor sneller in beeld bij ROGplus. Fietsen met een trapondersteuning (elektrische fiets of spartamet) worden wel als algemeen gebruikelijk beschouwd. Er zijn twee bezwaarschriften ontvangen van mensen die een dergelijke voorziening hebben aangevraagd en niet gekregen. De regionale klankbordgroep Wmo adviseert om dit nader te onderzoeken en een dergelijke fiets niet automatisch als algemeen gebruikelijk te beschouwen. De gehanteerde besparingsbijdragen zijn gebaseerd op de genormeerde bedragen van de voorziening die vervangen wordt. Voor het aanvullend openbaar vervoer worden de tarieven van het reguliere openbaar vervoer gehanteerd. Voor de aangepaste fiets is het bedrag in het verleden bepaald en wordt jaarlijks geïndexeerd. Het bedrag ligt onder het bedrag dat door het NIBUD voor een reguliere fiets wordt gehanteerd. Voor dit moment worden geen wijzigingen voorgesteld voor invulling van het begrip 'algemeen gebruikelijk' of het gebruik van de besparingsbijdragen. Het zijn wel onderwerpen
20
die nader kunnen worden bekeken.
Actiepunt: Nader onderzoek naar de invulling en toepassing van de begrippen 'algemeen gebruikelijk' en de 'besparingsbijdrage'.
3.2
VERSTREKKING IN NATURA
3.2.1 Aanvullend openbaar vervoer In de regio Nieuwe Waterweg Noord wordt collectief aanvullend vervoer aangeboden. Cliënten die hier gebruik van maken betalen een bijdrage (besparingsbijdrage) die gelijk is aan de kosten van het reguliere openbaar vervoer. Cliënten kunnen, als zij hiervoor een beschikking hebben ontvangen, gebruik maken van deze voorziening door vooraf te bellen. De taxi kan dan een kwartier voor of na de afgesproken tijd arriveren. Dit vervoer bestrijkt maximaal 5 zones. Voor verder weg gelegen bestemming kan gebruik gemaakt worden van het Valys-vervoerssysteem. Bij een collectieve vervoersvoorziening wordt, beneden een bepaald inkomen (175% sociale minimumnorm), als aanvulling een financiële tegemoetkoming op declaratiebasis verstrekt. De NWN-gemeenten zijn, in vergelijking met andere gemeenten in Nederland, hierop een grote uitzondering. In het kader van het compensatiebeginsel van de Wmo (artikel 4) is het noodzakelijk een persoon met een beperking in staat te stellen zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel. Een persoon met beperking die gebruik kan maken van het collectieve vervoer (teletaxi) hoeft hiervoor niet financieel te worden gecompenseerd. De huidige financiële tegemoetkoming is een verruiming van het noodzakelijke voorzieningenniveau. Deze tegemoetkoming maakt het makkelijker voor gebruikers met beperkte financiële armslag om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Op dit moment bestaat geen aanleiding om deze financiële tegemoetkoming te beperken. Ervaringen Er zijn veel klachten over het aanvullend openbaar vervoer. Deze klachten gaan meestal over het feit dat cliënten te lang moeten wachten, dat de taxi te laat is of te veel om rijdt. Verder voelen cliënten zich soms onheus bejegend door de chauffeur of de centrale van de vervoerder. In sommige gevallen zijn cliënten geheel niet opgehaald. Naar aanleiding van deze klachten heeft ROGplus bij de aanbesteding van het aanvullend openbaar vervoer extra accent gelegd op de kwaliteit. In het nieuwe contract is een bonusmalus-regeling opgenomen. Dat wil zeggen dat de vervoerder bij goed presteren een bonus krijgt (op basis van klanttevredenheidsonderzoek) en bij slecht presteren een korting (op tijd rijden).
3.3
PERSOONSGEBONDEN BUDGET
3.3.1 PGB-vergoeding In het financieel besluit en verstrekkingenboek is vastgelegd hoe omgegaan wordt met persoonsgebonden budgetten voor voormalige Wvg-voorzieningen. Vastgelegd is dat het bedrag wordt gebaseerd op de kosten die ROGplus maakt voor de verstrekking van een vergelijkbare voorziening in natura. De cliënt ontvangt het bedrag, waarin de
21
collectiviteitskorting verwerkt is. Voor dit bedrag moet de cliënt een voorziening aanschaffen die voldoet aan het programma van eisen en dit mag geen tweedehands voorziening zijn. Ervaringen Cliënten kiezen over het algemeen voor een PGB als ze de gewenste voorziening niet in natura kunnen krijgen. In de eerste negen maanden is vier keer een PGB toegekend voor de aanschaf van een voormalige Wvg-voorziening. Twee keer voor de aanschaf van een rolstoel en twee maal voor een scootermobiel. In de praktijk blijkt het bedrag niet toereikend voor de aanschaf van een voorziening, die in natura verstrekt wordt. Dit ligt voor de hand aangezien de kortingen, die ROGplus ontvangt, in sommige situaties oplopen tot 50%. Vanuit de gemeenten gezien is de huidige systematiek rechtvaardig. Vanuit economisch oogpunt is niet gewenst om een hoger bedrag te verstrekken bij een PGB dan dat de kosten voor de gemeenten bij verstrekking in natura (goedkoopst adequaat). Vanuit de cliënt gezien is het aanvragen van een PGB dan geen haalbaar alternatief. Op dit moment bestaat op dit onderdeel nog geen jurisprudentie. Wel wordt landelijk een voorstel voor gemeenten uitgewerkt met daarin de voorwaarden waaraan een PGB voor voormalige Wvg-voorzieningen moet voldoen. Erkend wordt dat de huidige verstrekking van PGB's voor de aanschaf van voormalige Wvgvoorzieningen voor de meeste cliënten geen haalbaar alternatief is. Gezien het feit dat dit knelpunt landelijk ervaren wordt, worden de landelijke ontwikkelingen afgewacht. Vooralsnog zal het verstrekken van PGB's voor voormalige WVG-voorzieningen op dezelfde wijze voortgezet worden. Wel zullen cliënten hier direct bij een aanvraag volledig over geïnformeerd worden.
Actiepunt: Op basis van de regionale en landelijke ervaringen wordt in 2008 een voorstel uitgewerkt, waarin is aangegeven hoe in de toekomst kan worden omgegaan met het persoonsgebonden budget voor een voormalige Wvg-voorziening.
3.3.2 Tweedehands voorziening Bij de verstrekking van een PGB worden de eisen waaraan de voorziening moet voldoen vastgelegd in een Programma van Eisen. Het PGB-budget wordt vastgesteld op basis van de nieuwprijs van een voorziening (aanschafkosten van ROGplus). In het huidige verstrekkingenboek is vastgelegd, dat het aanschaffen van een tweedehands voorziening niet is toegestaan. Hiertoe is besloten omdat de levensduur van een tweedehands voorziening naar verwachting korter is. Daarnaast bestaat veelal geen duidelijkheid over het verleden van een voorziening. Ervaringen: Er is regionaal en landelijk nog weinig ervaring opgedaan met de PGB's voor voormalige WVG-voorzieningen. Wel is duidelijk dat het budget over het algemeen niet toereikend is voor de aanschaf van een nieuwe voorziening. Dit zou een reden kunnen zijn om toe te staan dat tweedehands voorzieningen worden aangeschaft. Het lijkt verstandig om hierbij de landelijke ervaringen te betrekken en de consequenties eerst nader te onderzoeken. Er zullen voorwaarden aan tweedehands voorzieningen gesteld moeten worden. Er zullen afspraken gemaakt moeten worden over de verantwoordelijkheden als een voorziening het ondanks alles toch voortijdig begeeft.
22
In het verstrekkingenboek is vastgelegd dat de afschrijvingstermijn is gebaseerd op een gemiddeld aantal jaren en een technische keuring. Bij een scootermobiel wordt bijvoorbeeld 7 jaar gehanteerd. In de praktijk blijkt dat de één zijn scootermobiel veel intensiever gebruikt dan de ander. Maar een intensief gebruikte scootermobiel kan soms weer langer meegaan dan gebruikelijk. Van belang is dat de scootermobiel goed wordt onderhouden. Bij een verstrekking in natura wordt dit verzorgd door ROGplus. Bij een PGB moet de cliënt dit zelf verzorgen. Bij het bepalen of een voorziening vervangen moet worden, wordt naast de afschrijvingstermijn een technische keuring gehanteerd. Dit geldt eveneens voor aangeschafte voorzieningen met een PGB. Als deze uitgangspunten ook gehanteerd worden bij de aanschaf van een tweedehands voorziening worden de financiële risico's voor ROGplus onevenredig hoog. Vooralsnog wordt de aanschaf van tweedehands voorzieningen voor een PGB niet toegestaan.
Actiepunt: Bij de uitwerking van het voorstel over het persoonsgebonden budget voor een voormalige Wvg-voorziening wordt ook bekeken of aanschaf van tweedehands voorzieningen wenselijk is.
3.3.3 Financiële tegemoetkoming bij verhuiskosten Vanaf 1 januari 2007 is het voor eigenaren van woningen mogelijk de financiële tegemoetkoming bij het primaat verhuizen (verhuiskostenvergoeding) aan te wenden voor een woningaanpassing. De voorwaarde hierbij is dat de woningaanpassing langdurig adequaat is. Voor huurders is het in principe ook mogelijk om hiervoor te kiezen als de woningeigenaar zijn medewerking verleent. Ervaringen Over het algemeen wordt weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verhuiskosten vergoeding in te zetten voor een woningaanpassing. Exacte aantallen zijn niet te geven, omdat niet geregistreerd wordt of een verhuiskostenvergoeding wordt ingezet voor een verhuizing of voor aanpassing van de woning. Veelal gaat het in de praktijk om het aanbrengen van een traplift. De verhuiskostenvergoeding is hiervoor niet toereikend. Voor sommige mensen biedt dit net de ruimte om het mogelijk te maken om in hun eigen huis te blijven wonen. De huidige uitvoering is gebaseerd op jurisprudentie, die verkregen is in het kader van de Wvg. Deze wijze van uitvoeren wordt daarom voortgezet.
3.3.4 Sportvoorzieningen Op basis van de verordening wordt een persoonsgebonden budget verstrekt voor sportvoorzieningen (sportrolstoel, zitski). Voorwaarde is dat iemand lid is van een sportvereniging. De hoogte van de verstrekte budgetten zijn vanuit de historie bepaald. Deze bedragen zijn gemaximeerd en zijn bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud. Ervaring Op dit moment worden 8 tot 10 sportvoorzieningen per jaar verstrekt. Het gaat hierbij altijd om unieke voorzieningen volledig afgestemd op de beperkingen van de cliënt. Een sportvoorziening wordt daarom uitsluitend in de vorm van een PGB verstrekt. Het huidige PGB is vastgesteld op maximaal € 2.450,-. Dit budget dekt veelal de kosten voor een geheel aangepaste sportrolstoel niet. Een deel van het bedrag is bovendien bestemd voor onderhoud en reparatie. Maar meestal blijft hier niets voor over. Uit een vergelijking van
23
prijzen die aanbieders vragen voor sportroistoeien blijkt dat bij een verhoging van het PGBbudget naar € 3.500,- het wel mogelijk is om een aangepaste sportrolstoel aan te schaffen en deze te onderhouden.
Wijzigingsvoorstel Het voorstel is om het maximaal te verstrekken bedrag voor een sportvoorziening te verhogen tot € 3.500,-.
24
HOOFDSTUK 4 4.1
CONCLUSIE
ALGEMEEN
De invoering van de Wmo, en dan in het bijzonder de overname van de hulp bij het huishouden uit de AWBZ, is ondanks alles redelijk goed verlopen. Er zijn geen cliënten tussen wal en schip geraakt. Er is een constructief overleg tussen ROGplus en de zorgaanbieders opgestart. Signalen worden over en weer serieus genomen en er wordt gezocht naar oplossingen waar zich knelpunten voordoen. Voor ROGplus is 2007 een hectisch jaar. Door de toevoeging van de hulp bij het huishouden aan het takenpakket van ROGplus verdubbelde het aantal aanvragen nagenoeg. Daarnaast moesten de medewerkers van ROGplus zich inwerken in de nieuwe werkzaamheden. De formatie werd aangepast aan de nieuwe situatie en nieuwe medewerkers moesten worden ingewerkt. Daarnaast moeten voor het einde van 2007 ongeveer 5000 overgangscliënten een beschikking op basis van een herindicatie ontvangen. Naar verwachting is deze hectiek in 2008 (even) voorbij. Als de tevredenheid van cliënten afgeleid wordt van het aantal klachten en bezwaarschriften dan zijn de cliënten redelijk tevreden. Het aantal bezwaarschriften en klachten is niet explosief gestegen en heeft niet geleid tot grote onrust. Op dit moment zijn de gevolgen van de herindicaties nog niet merkbaar voor een groot deel van de cliënten. Gezien het zorgvuldige traject dat daarvoor is ingezet, is de verwachting dat dit goed zal verlopen. De intentie was om met de overname van de huishoudelijke hulp niets te veranderen voor cliënten. In de praktijk bleken er toch verschillen te ontstaan. Het meest opvallend is de verschuiving in de uitvoering van de Hulp bij het huishouden van HH2 naar HH1. Bij een volgende aanbestedingsprocedure zal bekeken worden of de alfahulp-constructie kan worden losgelaten. Uit deze eerste evaluatie komt een aantal actiepunten en wijzigingsvoorstellen naar voren. De wijzigingsvoorstellen hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van de persoonsgebonden budgetten.
4.2
ACTIEPUNTEN
In de evaluatie is op diverse onderdelen voorgesteld om op korte of langere termijn iets te ondernemen. Voor de helderheid zijn de actiepunten hieronder nogmaals weergegeven. De in deze evaluatie benoemde actiepunten zijn: 1. ROGplus zal zich in 2008 inzetten om de doorlooptijden terug te brengen tot het niveau van 2006. 2. Met het oog op de onafhankelijkheid en de deskundigheid wordt de samenstelling van de bezwaarschriftencommissie gewijzigd. De gemeentelijke vertegenwoordigers worden vervangen door onafhankelijke deskundigen. 3. De loketmedewerkers worden geïnstrueerd om signalen, ook al zijn het geen formele klachten te registreren t.b.v. de beleidsontwikkelingen. 4. Belangenorganisaties en Wmo-adviesraden worden gestimuleerd om veel voorkomende en structurele klachten / signalen onder de aandacht van de gemeente te brengen. 5. In de drie gemeenten wordt in 2008 op basis van een plan van aanpak ingezet op het verbeteren van het functioneren van het loket. 6. De RCG maakt een verbeterplan voor het functioneren en het gebruik van de digitale sociale kaart. 7. Er wordt nader onderzocht wat voor- en nadelen zijn van het opleggen van een eigen bijdrage bij voormalige Wvg-voorzieningen.
25
8. Bij de volgende aanbesteding van de huishoudelijke hulp wordt beoordeeld of het (financieel) mogelijk is om de alfahulp constructie los te laten. 9. De mogelijkheden en wenselijkheden van het uitruilen van zorg wordt besproken met het Zorgkantoor. 10. De invulling en toepassing van de begrippen 'algemeen gebruikelijk' en de 'besparingsbijdrage' worden nader onderzocht. 11. Op basis van de regionale en landelijke ervaringen wordt in 2008 een voorstel uitgewerkt, waarin is aangegeven hoe in de toekomst kan worden omgegaan met het PGB voor voormalige Wvg-voorzieningen. 12. Bij de uitwerking van het voorstel over het persoonsgebonden budget voor een voormalige Wvg-voorziening wordt ook bekeken of aanschaf van tweedehands voorzieningen wenselijk is.
4.3
WIJZIGINGSVOORSTELLEN
In deze paragraaf zijn de geformuleerde wijzigingsvoorstellen overzichtelijk weergegeven. Voorgesteld wordt: 1. om de indicaties voor hulp bij het huishouden voortaan in uren te stellen in plaats van in klassen. Om mogelijk nadelige gevolgen bij de uitvoering van deze wijziging bij de hulp in natura te voorkomen, krijgen de zorgaanbieders de ruimte om binnen een vastgestelde bandbreedte hulp te bieden. Vanuit praktisch oogpunt wordt hiervoor aangesloten bij de marges van de voorheen gehanteerde klassen. 2. om per niveau huishoudelijke hulp (HH1, HH2 en HH3) verschillende PGB-uurtarieven vast te stellen. Voor 2008 worden concreet de volgende tarieven voorgesteld: HH1 € 13,00, HH2 € 18,00 en HH3 € 19,00. Deze tarieven worden vervolgens jaarlijks geïndexeerd. 3. de verantwoordingssystematiek voor PGB's HH te versoepelen, als de verstrekking van de PGB's gebaseerd wordt op uren in plaats van klassen en een uurtarief is gerelateerd aan de kosten van de cliënt. De verantwoording kan plaatsvinden op basis van ontvangen uren hulp in plaats van de financiën. 4. het forfaitaire bedrag los te laten, maar wel een marge van 2% te hanteren in de te verantwoorden uren. 5. Het maximaal te verstrekken bedrag voor een sportvoorziening te verhogen van € 2.450,naar€ 3.500,-. De bovengenoemde wijzigingen leiden tot een beperkte wijziging van de verordening, namelijk de term 'klasse' in artikel 12 en 13 wordt vervangen door het woord 'uur'. De overige wijzigingen worden doorgevoerd in het financieel besluit en het verstrekkingenboek.
4.4
PLANNING VERVOLGTRAJECT
4.4.1 Evaluatie eerste ervaringen Deze evaluatie is op 11 december 2007 besproken met de regionale klankbordgroep Wmo en op 13 december 2007 in de Stuurgroep Wmo. De verdere planning ziet er als volgt uit. Wat
Wanneer
1. Concept evaluatie en de wijzigingsvoorstellen ter besluitvorming voorleggen aan de drie colleges 2. De raad informeren over de concept evaluatie, de wijzigingsvoorstellen en de inspraakperiode. 3. Inspraakperiode 4. Besluitvorming drie colleges t.a.v. wijzigingen in verordening / verstrekkingenboek / financieel besluit,
22 januari 2008 23 januari 2008 23 januari t/m 5 maart 2008 18 maart 2008
26
waarbij inspraakreacties worden betrokken. 5. Bespreken wijzigingen in de drie raadscommissies 6. Vaststellen wijzigingen verordening in de drie gemeenteraden 7. Publicatie verordening 8. In werking treden van aangepaste verordening / verstrekkingenboek / financieel besluit
April 2008 April 2008 Mei 2008 1 juli 2008
4.4.2 Grondige evaluatie: In deze evaluatie is met name stilgestaan bij de signalen die zijn ontvangen. Voor de langere termijn is het gewenst om een objectief beeld te krijgen van de ervaringen van cliënten. Het voorstel is om hiervoor in het voorjaar van 2008 een klanttevredenheidsonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek kan de basis vormen van een bredere meer onderbouwde evaluatie. Vervolgens kan op basis van dit klanttevredenheidsonderzoek een grondige evaluatie plaatsvinden. De planning van dit traject ziet er als volgt uit: Wat 1. Klanttevredenheidsonderzoek
Wanneer april/juni 2008
2. Analyse consequenties voor huidig beleid
juli / oktober 2008
3. Voorbereiding besluitvorming
november / december 2008
4. Besluitvorming (inclusief inspraak)
jan / april 2009
5. In werking treding nieuwe verordening
juli 2009
27
BIJLAGE 1 MONITOR TOT EN MET 3E KWARTAAL 2007 De cijfers die hier gepresenteerd worden hebben betrekking op de eerste 3 kwartalen 2007. Aantal cliënten ROGplus 21 oktober 2007 15 augustus 2007 31 december 2006 15 augustus 2006
Maassluis Schiedam Vlaardingen 5.949 5.877 2.189 5.936 5.877 2.175 5.759 5.740 2.173 4.797 4.707 1.739
totaal 14.015 13.988 13.672 11.243
Door de invoering van de Wmo is het aantal cliënten van ROGplus toegenomen met ongeveer 2.750 cliënten. In de aantallen die genoemd zijn bij 31 december 2006 zijn al de overgangscliënten al verwerkt. Voor een vergelijking kan dus beter gekeken worden naar de aantallen op genomen bij 15 augustus 2006 en 2007. 1) Aantal unieke aanvragen en aangevraagde functies/voorzieningen Aantal unieke aanvragen 2007 Loket * Backoffice Jaartotaal
Maassluis Schiedam Vlaardingen 87 114 103 2.769 2.858 922 2.972 2.856 1.025
totaal 304 6.549 6.853
1.607
3.708
Aantal unieke aanvragen 2006
569
1.532
* Dit zijn ingevoerde aanvragen in het loket. Het aantal in ontvangst genomen aanvragen in het loket is hoger en ligt op gemiddeld 2 per dag per loket.
In het aantal aanvragen 2007 zijn ook opgenomen de zogenaamde herindicaties hulp bij het huishouden. In augustus/september zijn 1.378 speciale aanvraagformulieren ontvangen voor het herindicatieproject hulp bij het huishouden. Ten opzichte van 2006 zijn er meer aanvragen ontvangen ofwel een stijging van ruim 84%. Exclusief de herindicaties hulp bij het huishouden 2008 is de stijging 1.767 aanvragen (48%). Deze stijging is volledig toe te schrijven aan de functie hulp bij het huishouden. Aantal aangevraagde functies/ voorzieningen eerste 3 kwartalen 2007 Wanneer wordt gekeken naar het aantal aangevraagde functies/ voorzieningen ontstaat het volgende beeld: Aangevraagde functies/voorzieningen Vervoer Rolvoorzieningen (incl. scooterm.) Woonvoorziening Hulp bij het huishouden Totaal
2006 1.102 1.417 2.142 0 4.661
2007 1.183 1.471 1.928 2.662 7.244
Er kan geconcludeerd worden dat de stijging van het aantal aanvragen wordt veroorzaakt door de aanvragen hulp bij het huishouden. Een verdeling over de drie gemeenten geeft het volgende beeld: Maassluis Schiedam Vlaardingen totaal Aangevraagde functies/voorziening: Vervoer 186 529 468 1183 634 1471 219 618 Rolvoorziening (inc. Scoot.) 832 777 1928 319 Woonvoorziening 2.662 379 1.195 1.088 Hulp bij het huishouden Jaartotaal 1103 3.174 7.244 2.967
28
2) Doorlooptijden Een overzicht van de doorlooptijden geeft het volgende beeld: 1e t/m 3e kwartaal Totaal 2006 Doorlooptijden weken 3,0 Vervoer 8,9 Scootermobiel 6,1 Handrolstoel 5,0 Verhuiskosten Eenvoudige woningaanpassingen 3,7 9,4 Woningaanpassingen 6,9 Roerende woonvoorziening Hulp bij het huishouden 5,6 Gemiddelde doorlooptijd
•f t/m 3e kwartaal Totaal 2007 weken 4,9 12,9 8,6 7,9 8,1 13,3 10,6 5,0 6,4
De totale gemiddelde doorlooptijd is in de eerste 3 kwartalen van 2007 gestegen tot 6,4 weken ten opzichte van dezelfde periode in 2006. De gemiddelde doorlooptijd van de afhandelingtermijn van scootermobielen is door enkele langlopende dossiers in verband met scootersafes nadelig beïnvloed. Er is geen onderscheid in doorlooptijd afhandelingtermijn tussen de aanvragen die in het loket en die bij de backoffice binnen zijn gekomen. 3) Aanvragen persoonsgebonden budget (pgb) (voorzieningen en hulp bij het huishouden) Pgb voorzieningen In het eerste 3 kwartalen zijn er 4 toekenningen geweest voor pgb voorzieningen niet zijnde hulp bij het huishouden (2 keer voor een scootermobiel en 2 keer voor een rolstoel). Pgb hulp bij het huishouden In het overgangsjaar 2007 zijn de pgb's die al waren ingegaan vóór 1 januari 2007 nog onder beheer bij het Zorgkantoor. Op het moment dat de einddatum van indicatie van een pgb-houder vervalt in de loop van 2007 kan de cliënt een aanvraag indienen bij ROGplus voor een nieuw pgb. Van de in beheer zijnde pgb kan het volgende overzicht worden gegeven: pgb aantal Zorgkantoor aantal toekenningen ROGplus Gemiddeld bedrag pgb (Zorgkantoor) Gemiddeld uurbedrag pgb (ROGplus)
Maassluis Schiedam Vlaardingen 84 146 140 24 112 70
totaal 370 206
3.190
2.810
3.593
3.195
17,00
17,00
17,00
17,00
Van de 206 toekenningen zijn er 156 (75%) nieuwe pgb's. Deze zijn dus niet afkomstig van het Zorgkantoor. 4) Eigen bijdrage De eigen bijdrage hulp bij het huishouden wordt door het CAK vastgesteld, geïnd en afgedragen aan ROGplus. In de begroting 2007 is uitgegaan van een eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden van € 3.180.000. Tot en met het derde kwartaal 2007 is €1.250.000 ontvangen van het CAK. Dit betekent een structurele lagere eigen bijdrage dan begroot. Dit blijkt een landelijk beeld te zijn. Het CAK heeft aangegeven dit te willen onderzoeken en mee te nemen in besprekingen met VNG en VWS.
29
5) Aanmeldingen hulp bij het huishouden bij Zorgaanbieders De aanmelding bij de Zorgaanbieders geeft over het eerste kwartaal 2007 het volgende beeld: Maassluis Schiedam Vlaardingen Aanmeldingen HH bij Zorgaanbieders 722 241 703 Careyn 21 Zorgcomb. Nieuwe Maas 7 11 7 Argos Zorggroep 2 Tweemaster 12 18 Thuiszorg Rotterdam (TZR) 3 1 51 Frankelandgroep 11 Drieënhuysen 3 14 1 Overig 788 253 787 Totaal jaar Ruim 91% is aangemeld bij Careyn.
totaal 1.666 21 25 2 33 52 14 1 1.828
6) Ontwikkelingen hulp in de huishouding Op basis van de facturen voor geleverde zorg kan een beeld worden gegeven van het totaal aantal uren hulp bij het huishouden 2007. Afrekeningen door Zorgaanbieders Door de meeste Zorgaanbieders zijn afrekeningen gestuurd over de eerste acht perioden van vier weken. De specificaties bij de afrekeningen voldoen in grote lijnen met het door ROGplus voorgestelde format. Wel blijven er afrekeningen van de Zorgaanbieders cliënten waar nog geen BSNnummer is toegevoegd waardoor de controle wordt bemoeilijkt. Enerzijds komt dit doordat BSNnummers niet tijdig gecommuniceerd kunnen worden met zorgaanbierders omdat ROGplus geen directe toegang heeft tot GBA om BSN-nummers te raadplegen. Daarnaast blijven technische en juridische problemen bij zorgaanbieders over het voeren van BSN-nummers problemen te veroorzaken. Met de Zorgaanbieders zijn inmiddels harde afspraken gemaakt om de ontbrekende nummers aan te vullen. Ook zijn er nog ongeveer 55 cliënten die niet bekend zijn bij ROGplus maar waarvan wel uren in rekening worden gebracht door Zorgaanbieders. Ook hierover zijn met de Zorgaanbieder afspraken gemaakt om van deze cliënten de geldige indicaties aan ROGplus ter beschikking te stellen. De verdeling over de categorieën HH1 en HH2 geeft het volgende beeld: Raming werkelijke uren 2007
Alpha/HH1 HH2
Begroot uren 250.000 494.000
Bijstelling uren 250.000 425.000 675.000
in% 37 63 100,0
Wanneer deze raming wordt vergeleken met de begroting kan voorzichtig geconcludeerd worden dat er 9% minder uren hulp in de huishouding geleverd wordt dan begroot was.
Verdeling HH1 en HH2 aan de hand van afgegeven beschikkingen in 2007 Op basis van de afgegeven beschikkingen in 2007 kan het volgende overzicht worden gegeven. Toekenning HH1 HH2 HH3
1 e kwartaal in % 73,7 24,0 2,3 100,0
t/m 3e kwartaal in % 76% 22% 1% 100%
30
Uren inzet door Zorgaanbieders in relatie tot afgegeven indicaties Steekproefsgewijs is gecontroleerd op de inzet van hoeveelheid uren, juiste categorie e.d. Uit deze steekproef kwam naar voren dat er heel veel verschillen zijn tussen afgegeven indicatieadvies en de ingezette uren. Een duidelijke lijn valt er niet uit te halen. Verschillen zijn zowel te weinig uren ingezet als meeruren dan het indicatieadvies. Ook bij de inzet van de categorie hulp (HH1 of HH2) kwamen verschillen voor. Hier werd vooral HH2 ingezet terwijl dit HH1 moest zijn. Met de Zorgaanbieders zijn afspraken gemaakt om een detailcontrole uit te voeren en om op basis van de uitkomsten van deze controle tot nadere afspraken te komen.
7) Klachten en bezwaarschriften a) bezwaarschriften In totaal zijn er 121 bezwaarschriften ingediend, waarvan 16 uit Maassluis, 56 uit Schiedam 49 uit Vlaardingen 53 bezwaarschriften hebben betrekking op de hulp bij het huishouden 4 uit Maassluis 27 uit Schiedam 22 uit Vlaardingen 22 bezwaarschriften hebben betrekking op vervoer 14 bezwaarschriften hebben betrekking op rollen 17 bezwaarschriften hebben betrekking op wonen b) klachten Het aantal schriftelijke klachten, in de 1 e drie kwartalen van 2007, is in totaal 232. Van de 232 klachten heeft het overgrote deel betrekking op de teletaxi, namelijk 219 klachten. Hiervan zijn er 34 ingediend door cliënten uit Maassluis, 114 door cliënten uit Schiedam en 71 door cliënten uit Vlaardingen. Daarnaast zijn 13 overige klachten ingediend.
31