RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 17 mei 2004 (28.05) (OR. en)
B PU
9537/04 Interinstitutioneel dossier: 2000/0069 (COD)
LI
LIMITE
NOTA van: aan: nr. Comv.: Betreft:
C
AVIATION 113 CODEC 725
het secretariaat-generaal de Groep luchtvaart 6364/1/04 REV 1 AVIATION 43 CODEC 218 Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart - Omzetting van JAR-OPS in EU-OPS
De Groep luchtvaart en de Raden vervoer hebben op 10 en 12 mei 2004 de subdelen O (cabinepersoneel) en Q (vliegtijdbeperkingen) van het bovengenoemde voorstel besproken, alsmede een nieuwe tekst voor artikel 8.
De tekst zoals hij er nu uitziet, gaat in bijlage dezes.
Alle delegaties handhaven een studievoorbehoud; DK maakt ook een voorbehoud voor parlementaire behandeling. ________________________
9537/04
adw/YEN/aa DG C III
Conseil UE
1
NL
BIJLAGE
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2, Gezien het voorstel van de Commissie 1, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 2, Na raadpleging van het Comité van de Regio’s, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag 3, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 4 worden de in bijlage II bij die verordening genoemde gemeenschappelijke veiligheidsnormen ingevoerd ten aanzien van het ontwerp, de vervaardiging, de exploitatie en het onderhoud van luchtvaartuigen en de bij deze taken betrokken personen en organisaties. Deze geharmoniseerde veiligheidsnormen zijn van toepassing op alle door communautaire exploitanten gebruikte luchtvaartuigen die in een lidstaat of in een derde land zijn geregistreerd.
1 2 3 4
PB C 311 E van 31.10.2000, blz. 13. PB C 14 van 16.1.2001, blz. 33. PB C PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2871/2000 van de Commissie (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 47).
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
2
NL
(2)
Volgens artikel 4, lid 1, van die verordening moeten op grond van artikel 80, lid 2, van het Verdrag, gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures worden aangenomen voor de niet in bijlage II genoemde gebieden.
(3)
In artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2407/92 van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen 5 is bepaald dat de verlening en de geldigheid van een exploitatievergunning te allen tijde afhankelijk zijn van het bezit van een geldige Vergunning tot vluchtuitvoering (VTV of “Air Operator's Certificate”, AOC) waarin de onder de exploitatievergunning vallende activiteiten worden gespecificeerd, en die in overeenstemming moet zijn met de criteria van de desbetreffende verordening van de Raad. Thans dienen deze criteria te worden vastgesteld.
(4)
De gezamenlijke luchtvaartautoriteiten (JAA) hebben een reeks geharmoniseerde regels voor commercieel luchtvervoer door vliegtuigen aangenomen, JAR-OPS 1 genoemd. In JAR-OPS 1 (tweede wijziging van 1 juli 2000) is het veiligheidsniveau voor dit soort operaties vastgelegd en dit document vormt derhalve een goede basis voor communautaire wetgeving inzake vliegtuigverkeer. In deze tekst moesten wijzigingen worden aangebracht teneinde hem in overeenstemming te brengen met de communautaire wetgeving en het communautaire beleid, rekening houdend met de talrijke gevolgen op economisch en sociaal gebied. De herziene tekst wijkt af van JAR-OPS 1 en kan daardoor niet in de communautaire wetgeving worden opgenomen door een loutere verwijzing naar de titel ervan in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3922/91. Aan die verordening moet derhalve een bijlage III met de vereiste voorschriften worden toegevoegd.
(5)
Luchtvaartmaatschappijen moeten voldoende flexibiliteit krijgen om onvoorziene spoedeisende exploitatie-omstandigheden of exploitatiebehoeften van korte duur aan te pakken of om aan te tonen dat zij een gelijkwaardig veiligheidsniveau kunnen bereiken met andere middelen dan door toepassing van de in bijlage III vervatte gemeenschappelijke voorschriften. De lidstaten dienen derhalve te worden gemachtigd ontheffingen van of varianten op de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures toe te staan. Dergelijke ontheffingen en varianten kunnen in bepaalde gevallen de gemeenschappelijke veiligheidsvoorschriften ondermijnen of tot marktverstoringen aanleiding geven; de werkingssfeer ervan moet daarom strikt worden beperkt en de goedkeuring ervan aan een passend toezicht door de Gemeenschap worden onderworpen. Dienaangaande dient de Commissie derhalve te worden gemachtigd vrijwaringsmaatregelen te nemen.
5
PB L 240 van 24.8.1992, blz. 1.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
3
NL
(6)
De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3922/91 betreffende de comitéprocedure dienen te worden aangepast om rekening te houden met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden 6.
(7)
De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3922/91 betreffende de werkingssfeer en de verwijzingen naar bijlage II van die verordening moeten worden aangepast om rekening te houden met Verordening (EG) nr. 1592/2002 van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart 7 evenals de uitvoeringsbepalingen daarvan die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties 8 en Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen 9.
(8)
In de onderhavige verordening, en met name in subdeel Q van bijlage III, wordt rekening gehouden met de beperkingen en minimumnormen die zijn vastgelegd in Richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart 10. De in deze richtlijn vastgestelde beperkingen moeten door mobiel personeel in de burgerluchtvaart te allen tijde in acht worden genomen. Onder geen beding mogen de in subdeel Q van bijlage III vastgestelde bepalingen of andere overeenkomstig deze verordening vastgestelde bepalingen ruimer en derhalve minder beschermend voor dit personeel zijn.
(9)
Verordening (EEG) nr. 3922/91 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,
6
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1. PB L 243 van 27.9.2003, blz. 7. PB L 315 van 28.11.2003, blz. 1. PB L 302 van 1.12.2000, blz. 57.
7 8 9 10
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
4
NL
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Verordening (EEG) nr. 3922/91 wordt als volgt gewijzigd: (1)
Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door:
“1.
Deze verordening heeft betrekking op de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de veiligheid van de burgerluchtvaart, met betrekking tot de exploitatie en het onderhoud van luchtvaartuigen, en de bij dergelijke activiteiten betrokken personen en organisaties.”
(2)
Aan artikel 2 wordt de volgende definitie toegevoegd:
“i)
“autoriteit” in bijlage III: de bevoegde autoriteit die de Vergunning tot vluchtuitvoering (VTV) heeft verleend.”
(3)
Artikel 3 wordt vervangen door:
“Artikel 3 1.
Onverminderd artikel 11, zijn de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures die in de Gemeenschap voor commercieel vervoer met vliegtuigen gelden, die welke zijn vermeld in bijlage III.
2.
De bepalingen van bijlage III, subdeel M, zijn tot en met 28 september 2005 van toepassing. Vanaf die datum gelden verwijzingen naar dit subdeel of naar bepalingen daarvan als verwijzingen naar deel M van Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie of de betrokken bepalingen daarvan.”
(4)
Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:
“1.
Voor de niet in bijlage III genoemde gebieden, worden op grond van artikel 80, lid 2, van het Verdrag, gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures vastgesteld. De Commissie, doet, indien nodig, zo spoedig mogelijk geschikte voorstellen op deze gebieden.”
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
5
NL
(5)
Artikel 6 wordt vervangen door:
“Artikel 6 Lidstaten verlenen, zonder nadere technische eisen of beoordeling, een vergunning voor de in overeenstemming met de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures geëxploiteerde luchtvaartuigen. Wanneer de oorspronkelijke vergunning een bepaald doel of bepaalde doelen dient, is elke latere vergunning slechts van toepassing op hetzelfde doel of dezelfde doelen.” (6)
Artikel 7 wordt vervangen door:
“Artikel 7 De lidstaten erkennen de certificering die door een andere lidstaat, dan wel door een organisme dat namens hem handelt in overeenstemming met deze verordening, is verleend aan bij het onderhouden van producten en bij de exploitatie van luchtvaartuigen betrokken organismen of personen, die onder zijn jurisdictie of zijn gezag vallen.” (7)
Artikel 8 wordt vervangen door:
"Artikel 8 1.
Het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 7 belet een lidstaat niet onmiddellijk te reageren wanneer zich een veiligheidsprobleem voordoet met betrekking tot een onder deze verordening vallend(e) product, persoon of organisatie.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
6
NL
Indien het veiligheidsprobleem een gevolg is van een ontoereikend veiligheidsniveau ingevolge de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures, of van een leemte in de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures, stelt de lidstaat de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis van de genomen maatregelen en van de redenen daarvoor. De Commissie besluit volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure of een ontoereikend veiligheidsniveau of een leemte in de gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures de voortzetting van de op grond van lid 1 genomen maatregelen rechtvaardigt. In een dergelijk geval doet zij het nodige om de desbetreffende gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures in overeenstemming met artikel 4 of artikel 11 te wijzigen. Wanneer de door de lidstaat getroffen maatregelen ongegrond worden geoordeeld, trekt de lidstaat de bedoelde maatregelen in. 2.
In geval van onvoorziene, spoedeisende exploitatie-omstandigheden of exploitatiebehoeften van korte duur mogen de lidstaten ontheffingen van de in deze verordening genoemde gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures toestaan. De Commissie en de andere lidstaten worden van dergelijke ontheffingen in kennis gesteld zodra deze bij herhaling worden verleend, of indien zij zijn toegestaan voor een langere periode dan twee maanden. Wanneer de Commissie en de andere lidstaten van overeenkomstig lid 3 door een lidstaat verleende ontheffingen in kennis worden gesteld, onderzoekt de Commissie of de ontheffingen met de veiligheidsdoelstellingen van deze verordening of andere voorschriften van Gemeenschapsrecht in overeenstemming zijn. Indien de Commissie van oordeel is dat de verleende ontheffingen niet in overeenstemming zijn met de veiligheidsdoelstellingen van deze verordening of andere voorschriften van Gemeenschapsrecht, neemt zij een besluit over vrijwaringsmaatregelen volgens de in artikel 12 bis bedoelde procedure. In dat geval trekt de lidstaat de ontheffing in.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
7
NL
3.
In gevallen waarin met andere middelen een veiligheidsniveau kan worden bereikt dat gelijkwaardig is aan het niveau dat door de toepassing van de in bijlage III vermelde gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures wordt bereikt, mogen de lidstaten, zonder discriminatie op grond van nationaliteit van de aanvragers en zonder dat daardoor de mededinging wordt verstoord, een goedkeuring verlenen die van deze bepalingen afwijkt. In dergelijke gevallen stelt de desbetreffende lidstaat de Commissie in kennis van het voornemen een dergelijke goedkeuring te verlenen, van de redenen daarvoor, alsook van de gestelde voorwaarden om een gelijkwaardig veiligheidsniveau te bereiken. De Commissie start binnen een periode van drie maanden na de kennisgeving door een lidstaat de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure teneinde het besluit te nemen of de voorgestelde goedkeuring kan worden verleend. In een dergelijk geval brengt de Commissie dit besluit ter kennis van alle lidstaten, die dan het recht hebben die maatregel ook toe te passen. De desbetreffende bepalingen van bijlage III kunnen ook worden gewijzigd naar aanleiding van een dergelijke maatregel. Artikel 6 en artikel 7 zijn op de betrokken maatregel van toepassing.” 4. De lidstaten mogen aanvullende bepalingen in verband met OPS 1.1115 punt 1, OPS 1.1125, punten 1.4 en 2.1, en OPS 1.1110, punt 1.3.1, van subdeel Q van bijlage III bij deze verordening vaststellen of handhaven . De betrokken lidstaat stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van het voornemen om aanvullende bepalingen vast te stellen of te handhaven en van de redenen daarvoor. De Commissie besluit, volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure, of de aanvullende bepalingen in overeenstemming zijn met de algemene veiligheidsdoelstellingen van deze verordening of van andere voorschriften van Gemeenschapsrecht, en of zij van toepassing blijven.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
8
NL
In een dergelijk geval brengt zij dit besluit ter kennis van alle lidstaten, die dan alle het recht hebben die maatregel ook toe te passen. De desbetreffende bepalingen van bijlage III kunnen ook worden gewijzigd naar aanleiding van een dergelijke maatregel. Artikel 6 en artikel 7 zijn op de betrokken maatregel van toepassing." (8)
Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:
“Artikel 8 bis 1.
Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening onderwerpt het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart de bepalingen van subdeel Q van bijlage III aan een wetenschappelijke en medische evaluatie.
2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1592/2002, staat het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart de Commissie bij in de voorbereiding van voorstellen tot wijziging van de toepasselijke technische voorschriften van subdeel Q van bijlage III.”
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
9
NL
(9)
Artikel 11, lid 1, komt als volgt te luiden:
“1.
De Commissie brengt, volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure de ingevolge de wetenschappelijke en technische vooruitgang vereiste wijzigingen aan in de in bijlage III vermelde gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures.”
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
10
NL
(10) In artikel 12 komen de leden 2 en 3 als volgt te luiden: “2.
In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van de Raad* met inachtneming van de artikelen 7 en 8 van dat besluit van toepassing.
3.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.
_____________________ *
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.”
(11) Het volgende artikel 12 bis wordt ingevoegd:
“Artikel 12 bis In de gevallen waarin naar dit artikel wordt verwezen, is de vrijwaringsprocedure van artikel 6 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. Alvorens een besluit te nemen raadpleegt de Commissie het bij artikel 12, lid 1, ingestelde comité. De in artikel 6, onder b), van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld. Wanneer een lidstaat een besluit van de Commissie aan de Raad voorlegt, kan de Raad binnen een termijn van drie maanden met een gekwalificeerde meerderheid een andersluidend besluit nemen.” (12) De tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening wordt toegevoegd als bijlage III.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
11
NL
Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Onverminderd het bepaalde in artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 3922/91, zoals gewijzigd bij deze verordening, is bijlage III met ingang van [12 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] van toepassing. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
12
NL
BIJLAGE III Gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures die van toepassing zijn op commercieel vervoer door de lucht met vleugelvliegtuigen
OPS 1: Commercieel vervoer door de lucht (Vleugelvliegtuigen)
Inhoud (algemeen)
SUBDEEL A
- Toepasselijkheid
SUBDEEL B
- Algemeen
SUBDEEL C
- Certificatie van en toezicht op exploitanten
SUBDEEL D
- Vluchtuitvoeringsprocedures
SUBDEEL E
- Vluchtuitvoering bij alle weersomstandigheden
SUBDEEL F
- Prestaties algemeen
SUBDEEL G
- Prestatieklasse A
SUBDEEL H
- Prestatieklasse B
SUBDEEL I
- Prestatieklasse C
SUBDEEL J
- Massa en zwaartepunt
SUBDEEL K
- Instrumenten en apparatuur
SUBDEEL L
- Communicatie- en navigatieapparatuur
SUBDEEL M
- Vliegtuigonderhoud
SUBDEEL N
- Cockpitpersoneel
SUBDEEL O
- Cabinepersoneel
SUBDEEL P
- Boeken en bescheiden
SUBDEEL Q
- Vlieg- en diensttijdbeperkingen en rusttijden
SUBDEEL R
- Vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht
SUBDEEL S
- Beveiliging
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
13
NL
b)
SUBDEEL O
De
exploitant
dient
ervoor
te
zorgen dat alle leden van het cabine-
CABINEPERSONEEL
personeel voldoen aan de eisen van dit OPS 1.988
subdeel en aan de op cabinepersoneel
Toepasselijkheid a)
Voor
de
toepassing
van toepassing zijnde veiligheidsregels. van
deze OPS 1.989
verordening wordt onder "leden van het
Identificatie
cabinepersoneel" verstaan alle bemanningsleden, behalve cockpitpersoneel, die door de exploitant of de gezagvoerder zijn belast met taken in het passagierscompartiment van het vliegtuig, met uitzondering van
De exploitant mag aan boord van zijn vliegtuigen niemand herkenbaar maken als lid van het cabinepersoneel, tenzij aan de eisen van dit subdeel en aan de op
-
medisch personeel;
-
veiligheidspersoneel;
-
kinderoppassen;
-
begeleiders;
-
technisch personeel;
-
entertainers;
-
tolken.
9537/04 BIJLAGE
cabinepersoneel
van
toepassing
zijnde veiligheidsregels is voldaan.
adw/YEN/aa DG C III
14
NL
OPS 1.990
(2) het
aantal
cabinepersoneelsleden
Aantal leden en samenstelling van het
dat actief heeft deelgenomen aan de
cabinepersoneel
demonstratie van de noodevacuatie van de cabine, of geacht werd te
a)
De exploitant mag geen passa-
hebben deelgenomen aan de betref-
gier(s) vervoeren met een vliegtuig met
fende analyse, met dien verstande
een maximaal toelaatbare passagiers-
dat, indien de maximaal toelaatbare
configuratie van meer dan 19, tenzij de bemanning
ten
minste
één
passagiersconfiguratie
cabine-
demonstratie geëvacueerde passa-
voering van de in het vluchthandboek
giers,
vermelde taken ter bevordering van de
het
voud
van
50
de exploitant ervoor te zorgen dat het
maximaal
minimumaantal
configuratie
cabinepersoneelsleden
gelijk is aan de grootste waarde van:
50 passagiersstoelen
gedeelte
van
die
het-
op
zelfde dek van een vliegtuig zijn geïnstalleerd; of
9537/04 BIJLAGE
stoelen
toelaatbare minder
dat
de
passagiersis
dan
de
gecertificeerde maximumcapaciteit.
(1) één cabinepersoneelslid voor elke een
cabine-
mag worden voor elke gehele veel-
Om te voldoen aan punt (a) dient
of
aantal
personeelsleden met één verminderd
veiligheid van passagiers.
50
minste
50 lager is dan het aantal tijdens de
personeelslid telt dat is belast met uit-
b)
ten
c) heden
Onder mag
exploitant
bijzondere de
autoriteit
verlangen
dat
omstandigvan er
een extra
cabinepersoneelsleden in de bemanning worden opgenomen.
adw/YEN/aa DG C III
15
NL
d)
In onvoorziene omstandigheden
mag
het
vereiste
personeelsleden
aantal
worden
OPS 1.995
cabine-
Minimumeisen
verminderd, De exploitant dient ervoor te zorgen dat
mits:
elk lid van het cabinepersoneel: (1) het aantal passagiers is verminderd overeenkomstig de in het vlucht-
(a) minstens 18 jaar oud is, (b) regelmatig medisch onderzocht of
handboek vermelde procedures;
gecontroleerd wordt om na te gaan of (2) na voltooiing van de vlucht een rapport
wordt
ingediend
bij
de
hij/zij
medisch
geschikt
is
voor
zijn/haar taken,
autoriteit. (c) met goed gevolg een basisopleiding e)
De exploitant dient ervoor te
veiligheid heeft gevolgd in overeen-
zorgen dat bij het inhuren van cabine-
stemming met OPS 1.1005 en over een
personeelsleden
bewijs van vakbekwaamheid beschikt,
die
zelfstandig
zijn
en/of op freelance- of part-timebasis werken, voldaan wordt aan de eisen van subdeel
O.
Hierbij
dient
speciale
aandacht te worden besteed aan het totale
aantal
vliegtuigtypen
of
-varianten dat een lid van het cabinepersoneel mag besturen voor commercieel vervoer door de lucht, hetwelk niet hoger mag zijn dan de in OPS 1.1030
genoemde
aantallen,
met
inbegrip van eventuele werkzaamheden voor een andere exploitant.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
16
NL
(d)
een
passende
conversie-
OPS 1.1000
en
verschillentraining heeft gevolgd waarbij
ten
minste
de
in
OPS
Leidinggevende
1.1010
cabinepersoneelsleden
genoemde punten zijn behandeld, a) (e) periodieke training volgt overeenkomstig OPS 1.1015,
De
exploitant
dient,
telkens
wanneer het cabinepersoneel meer dan één lid telt, daaruit iemand aan te
(f) bekwaam is om zijn taken overeen-
wijzen als leidinggevend lid van het
komstig het bepaalde in het vlucht-
cabinepersoneel.
handboek te vervullen.
b)
Het leidinggevend lid van het
cabinepersoneel
is
verantwoording
verschuldigd aan de gezagvoerder voor
OPS 1.998
de uitvoering en coördinatie van de in Herkenbaarheid van het cabine-
het vluchthandboek vermelde cabine-
personeel
veiligheids- en noodprocedure(s).
De exploitant dient ervoor te zorgen dat
c)
Indien volgens OPS 1.990 de
alle leden van het cabinepersoneel het
aanwezigheid van meer dan één cabine-
uniform van de exploitant dragen en
personeelslid
voor de passagiers duidelijk als cabine-
exploitant een persoon niet tot leiding-
personeelsleden herkenbaar zijn.
gevend lid van het cabinepersoneel
is
vereist,
mag
de
benoemen tenzij die persoon ten minste één jaar ervaring heeft als actief lid van het cabinepersoneel en een relevante cursus heeft gevolgd, waarin tenminste het volgende wordt behandeld:
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
17
NL
(4) (1)
Briefing
voorafgaand
aan
de
vlucht: i) het als bemanning samenwerken,
cabinebemanningsleden, (iii) zich beraden op de betreffende vlucht, daarbij rekening houdend met het type vliegtuig, de uitrusting, het gebied waarin gevlogen wordt, de soort vlucht en de categorieën passagiers, waarbij met name aandacht voor invaliden, kinderen en passagiers op brancards; (2) Samenwerking binnen de bemanning: i) discipline, taakverdeling en hiërarchische structuur, ii) het belang van coördinatie en communicatie, iii) wat te doen als de piloot het vermogen verliest zijn taken uit te voeren; (3) Het herzien van de eisen van de exploitant en van de wettelijke verplichtingen: i) voorlichting van de passagiers wat betreft de veiligheid, gedrukte veiligheidsaanwijzingen, ii) beveiliging van de boordkeuken (borging), (iii) berging van bagage in de cabine, iv) elektronische apparatuur, v) procedures bij het bijtanken met passagiers aan boord, vi) turbulentie, vii) documentatie; 9537/04 BIJLAGE
boordpersoneelsbeheer; en (5)
ii) toewijzing van werkplaatsen en taken aan
Menselijke factoren en
Rapportage van ongevallen en
incidenten; en (6)
Beperkingen aan vlieg- en diensttijden
en rustverplichtingen. d)
De exploitant dient procedures vast te
stellen om te bepalen wie, uit de overgebleven leden van het cabinepersoneel, het meest geschikt is om op te treden als leidinggevende van het cabinepersoneel in het geval dat de aangewezen leidinggevende van het cabinepersoneel zijn functie niet meer kan uitoefenen. Deze procedures dienen aanvaardbaar te zijn voor de autoriteit en rekening te houden met de werkervaring van het betreffende lid van het cabinepersoneel.
adw/YEN/lm DG C III
18
NL
iii)
OPS 1.1002
de
Vluchtuitvoering bij eenkoppige
De exploitant dient ervoor te
zorgen
dat
elk
nieuw lid
van
onderstaande alvorens dienst te doen als
training
rapportage van ongevallen en incidenten,
vi)
op
vereist
door
in verband met het functioneren als eenkoppige cabinebemanning speciale aandacht wordt besteed aan het volgende: verantwoordelijkheid
betreft
(2)
gewenningsvluchten 20
van
uur
en
15
sectoren. b) De exploitant dient, alvorens een lid
van
dienst
het te
cabinepersoneel
laten
éénkoppige
doen
als
cabinebemanning,
ervoor te zorgen dat die persoon in staat is om zijn/haar taken in
aan
de
gezagvoerder voor de uitvoering van
wat
vlieg- en diensttijden; en
de
bijlage 1 bij OPS 1.1010, waarbij
i)
beperkingen
tenminste
aanvulling
zoals
de
(v)
éénkoppige cabinebemanning: in
van
documentatie,
vergelijkbare ervaring, voldoet aan het
training
en
iv) het
cabinepersoneel dat niet beschikt over
(1)
exploitant
wettelijke verplichtingen,
cabinebemanning a)
het herzien van de eisen van
cabineveiligheids-
en
overeenstemming met de in het vluchthandboek
vastgestelde
procedures uit te voeren.
noodprocedures zoals uiteengezet in het vluchthandboek, ii) het belang van coördinatie en communicatie met het cockpitpersoneel, omgaan met passagiers die weerspannig zijn of de rust (ernstig) verstoren,
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
19
NL
OPS 1.1005 Basisopleiding veiligheid
a1) de opleiding wordt, naar keuze van de autoriteit en met haar
(Zie bijlage 1 bij OPS 1.005)
goedkeuring gegeven door (a) De exploitant dient ervoor te zorgen ofwel
dat elk lid van het cabinepersoneel met goed gevolg een basisopleiding
1) de exploitant
veiligheid voltooit waarin ten minste de
-
rechtstreeks of
-
onrechtstreeks door een
in bijlage 1 bij OPS 1.1005 genoemde onderwerpen worden behandeld,
opleidingsorganisatie die optreedt
alvorens een conversietraining te
namens de exploitant;
volgen.
ofwel 2) een erkende opleidingsinstantie.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
20
NL
(b) het programma en de structuur van d) Wanneer de autoriteit de exploitant
de basisopleiding voldoen aan de van
of een erkende opleidingsinstantie
toepassing zijnde voorschriften en
toestemming verleent om een bewijs
worden vooraf door de autoriteit
van vakbekwaamheid te verstrekken aan
goedgekeurd.
een lid van het cabinepersoneel, wordt in dat bewijs duidelijk melding gemaakt (c) Leden van het cabinepersoneel die
van de door de autoriteit verleende
het basisopleidingsprogramma met goed
erkenning.
gevolg
hebben
voltooid,
wordt
een
bewijs van vakbekwaamheid toegekend door, naar keuze van de lidstaat, de autoriteit, de exploitant of de erkende opleidingsinstantie die de opleiding heeft verstrekt.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
21
NL
OPS 1.1010
(2) Verschillentraining. Er dient een verschillentraining
Conversie- en verschillentraining
worden
gevolgd alvorens iemand kan
(Zie bijlage 1 bij OPS 1.1010) a)
te
i)
De exploitant dient ervoor te
gaan werken op een variant van het vliegtuigtype waarmee op
zorgen dat elk lid van het
dat moment gevlogen wordt; of
cabinepersoneel relevante conversie- en verschillentraining heeft doorlopen in
ii)
gaan
werken
met
andere
overeenstemming met de van toepassing
veiligheidsuitrusting,
zijnde voorschriften en ten minste met
geplaatste veiligheidsuitrusting,
betrekking tot de in bijlage 1 bij OPS
of
1.1010 vermelde onderwerpen. De
noodveiligheidsprocedures
opleiding worden nader omschreven in
huidige
het vluchthandboek. Het programma en
varianten.
andere
anders
normale
vliegtuigtypen
en op of
-
de structuur van de opleiding wordt vooraf door de autoriteit goedgekeurd. (1) Conversietraining. Er dient een conversiecursus te worden gevolgd voordat iemand: i)
b)
De exploitant dient de inhoud van
de conversie- en verschillentraining te bepalen, rekening houdend met de eerder door de cabinebemanning gevolgde training, zoals opgetekend in
voor de eerste maal door de
het in OPS 1.035 voorgeschreven
exploitant kan worden ingezet
trainingregister.
als lid van het cabinepersoneel; of ii) op een ander vliegtuigtype kan worden tewerkgesteld.
(b.1) Verwante elementen van de basisopleiding (EU OPS 1.1005) en de conversie- en verschillentraining (EU OPS 1.1010) kunnen worden gecombineerd.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
22
NL
c)
De exploitant dient ervoor te
zorgen dat:
OPS 1.1015 Periodieke training
(1) de conversietraining gestructureerd en op realistisch wijze wordt
(Zie bijlage 1 bij OPS 1.1015)
gegeven, in overeenstemming met a)
bijlage 1 bij OPS 1.1010;
De exploitant dient ervoor te
zorgen dat elk lid van het (2) de verschillentraining
cabinepersoneel een periodieke training
gestructureerd wordt gegeven,
ondergaat betreffende de aan elk cabinepersoneelslid opgedragen
(3) er bij de conversietraining en,
handelingen bij normale en
voorzover nodig bij de
noodprocedures en -routines met
verschillentraining, aandacht wordt
betrekking tot de vliegtuigtypen en
besteed aan het gebruik van alle
varianten waarop zij werken conform
veiligheidsuitrustingen en alle
bijlage 1 bij OPS 1.1015.
normale en noodprocedures die van toepassing zijn op het/de betreffende type of variant vliegtuig, en de instructie en oefeningen ofwel op een representatieve trainingsinrichting ofwel op het vliegtuig zelf worden gegeven.
OPS 1.1012 Gewenningsvluchten De exploitant dient ervoor te zorgen dat elk lid van het cabinepersoneel, na voltooiing van de conversietraining, een gewenningstraining doorloopt alvorens te gaan werken als een van de volgens OPS 1.990 minimaal vereiste cabinepersoneelsleden. 9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
23
NL
b)
OPS 1.1020
De exploitant dient ervoor te
zorgen dat het door de autoriteit
Herhalingscursussen
goedgekeurde programma van
(Zie bijlage 1 bij OPS 1.1020)
periodieke training theoretische en praktische instructie en individuele
a)
oefeningen omvat, conform bijlage 1 bij
zorgen dat elk lid van het
OPS 1.1015.
cabinepersoneel dat meer dan zes
c)
maanden geen vluchtdienst meer heeft
De geldigheidstermijn van de
volgens OPS 1.1025 vereiste periodieke
volgens OPS 1.1025(b)(3) nog niet is
kalendermaanden plus het restant van de maand van afgifte. Bij afgifte binnen
geldigheid van een voorgaande test, strekt de geldigheidstermijn zich uit
gedaan, maar voor wie de geldigheidsperiode van de vorige test
training en de bijbehorende test is 12
de laatste drie kalendermaanden van de
De exploitant dient ervoor te
verstreken, de in het vluchthandboek vermelde herhalingscursus volgt als voorgeschreven in bijlage 1 bij OPS 1.1020.
van de datum van afgifte tot 12
b)
De exploitant dient ervoor te
kalendermaanden na de verloopdatum
zorgen dat, als een lid van het
van die voorgaande test.
cabinepersoneel gedurende de laatste zes maanden wel vluchtdienst heeft gedaan, maar niet op het betreffende vliegtuigtype als lid van het cabinepersoneel zoals vereist volgens OPS 1.990(b), dit lid van het cabinepersoneel alvorens op dat type te gaan werken ofwel: (1) een herhalingscursus op dat type volgt; of (2) ter hernieuwde gewenning een commerciële vlucht van twee sectoren op dat type maakt.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
24
NL
OPS 1.1025
(4) Herhalingscursussen: de in bijlage 1 bij OPS 1.1020 genoemde zaken.
Toetsing a)
De exploitant dient ervoor te OPS 1.1030
zorgen dat tijdens of na de volgens OPS 1.1005, 1.1010 en 1.1015 vereiste
Vluchtuitvoering op meer dan één
training elk lid van het cabinepersoneel
type of variant
een toets aflegt met betrekking tot de ontvangen training teneinde zijn
a)
vaardigheid in het uitvoeren van de
zorgen dat geen enkel lid van het
normale en noodveiligheidstaken te
cabinepersoneel op meer dan drie
controleren. De exploitant ziet erop toe
vliegtuigtypen werkt, met dien
dat het personeel dat met de toetsen
verstande dat het lid van het
wordt belast, daarvoor gekwalificeerd
cabinepersoneel met instemming van de
is.
autoriteit op vier vliegtuigtypen mag
b)
werken mits de veiligheidsuitrusting en
De exploitant dient ervoor te
noodprocedures voor ten minste twee
zorgen dat elk lid van het
van de typen nagenoeg gelijk zijn.
cabinepersoneel wordt getoetst op het
b)
volgende: (1) Basisopleiding: de in bijlage 1 bij OPS 1.1005 genoemde zaken;
De exploitant dient ervoor te
Binnen het kader van punt (a)
dienen varianten van een vliegtuigtype te worden gezien als verschillende typen indien zij niet nagenoeg gelijk
(2) Conversie- en verschillen-training:
zijn op alle volgende punten:
de in bijlage 1 bij OPS 1.1010 genoemde zaken; (3) Periodieke training: de in bijlage 1
(1) bediening van de nooduitgang(en); (2) plaats en type van de veiligheidsuitrusting; en
bij OPS 1.1015 genoemde zaken, voorzover van toepassing, en
(3) noodprocedures.
OPS 1.1035 Trainingsregisters De exploitant dient:
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
25
NL
(1) registers bij te houden van alle
Bijlage 1 bij OPS 1.005
trainingen en toetsen als Basisopleiding veiligheid
voorgeschreven in OPS 1.1005, 1.1010, 1.1015, 1.1020 en 1.1025; (1bis) een kopie van het bewijs van vakbekwaamheid te bewaren.
De in OPS 1.1005 bedoelde basisopleidingscursus veiligheid moet tenminste de volgende onderwerpen omvatten:
(2) het betrokken lid van het cabinepersoneel op diens verzoek
(a) Omgaan met brand en rook:
inzage te geven in de registers van
1. de nadruk ligt op de
alle basisopleidingen,
verantwoordelijkheid van het
conversiecursussen en periodieke
cabinepersoneel om in noodsituaties bij
trainingen en toetsen;
het ontstaan van brand en rook snel in te grijpen, waarbij vooral het opsporen
(3) de registers in verband met training
van de vuurhaard belangrijk is;
en medisch onderzoek actueel te houden, door voor de trainingsregisters data en inhoud van gevolgde conversie-, verschillen- en periodieke trainingen op te tekenen.
2. wanneer er brand of rook wordt ontdekt, is het belangrijk onmiddellijk het cockpitpersoneel te waarschuwen, en de voor coördinatie en bijstand noodzakelijke specifieke acties te ondernemen; 3. noodzakelijk is de frequente controle van potentieel brandgevaarlijke plaatsen, zoals de toiletten, en van de bijbehorende rookdetectoren;
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
26
NL
4. classificatie van branden, de daarbij
(d) Medische aspecten en EHBO:
passende soorten blusmiddelen, de in
1. EHBO-opleiding en gebruik van
bepaalde brandsituaties te volgen
EHBO-doos;
procedures, gebruikstechnieken voor 2. EHBO in combinatie met survival-
blusmiddelen, de gevolgen van verkeerde toepassing en van het gebruik
opleiding en passende hygiëne; 3. de fysiologische effecten van
in een besloten ruimte;
vliegen¸ met speciale nadruk op
5. de algemene procedures die door
zuurstofgebrek.
hulpdiensten van luchthavens op de grond worden gevolgd.
(e) Het omgaan met de passagiers:
(b) Survivaltraining in het water.
1. voorlichting over herkenning van en omgaan met onder invloed van alcohol
Het aantrekken en het gebruik in het
of drugs verkerende of agressieve
water van reddingvesten. Personeel in
passagiers;
een vliegtuig dat is uitgerust met reddingsvlotten of ander soortgelijk
2. methoden om passagiers te motiveren
materieel, moet getraind zijn in het
en het noodzakelijke omgaan met
gebruik hiervan en praktijkervaring in
mensenmenigten voor een snelle
het water hebben opgedaan.
evacuatie van het vliegtuig;
(c) Survivaltraining.
3. voorschriften voor het veilig
De survivaltraining moet afgestemd zijn op de gebieden waar gevlogen wordt (b.v. poolgebied, woestijn, oerwoud of zee).
opbergen van handbagage (inclusief voorwerpen voor de dienstverlening in de passagiersruimte) en het risico dat handbagage gevaar oplevert voor de passagiers, nooduitrusting beschadigt of de uitgangen van het vliegtuig blokkeert;
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
27
NL
4. het belang van een correcte verdeling
(g) Discipline en
van de passagiers over de stoelen met
verantwoordelijkheden:
het oog op een goede gewichtsverdeling
1. belangrijk is dat het cabinepersoneel
in het vliegtuig. Speciale nadruk moet
zijn taken volgens het vluchthandboek
worden gelegd op de plaatsen die aan
uitvoert;
gehandicapte passagiers worden 2. een cabinepersoneelslid moet steeds
gegeven en aan de noodzaak om de
bekwaam en fit genoeg zijn om als
plaatsen naast uitgangen zonder
zodanig te functioneren, en dient zich
toezicht aan gezonde passagiers te
in verband hiermee te houden aan de
geven;
voorschriften inzake het 5. de bij het optreden van turbulentie te
maximumaantal vlieg- en werkuren en
nemen maatregelen, inclusief het
rusttijden;
beveiligen van de cabine; 3. op de hoogte zijn van de 6. de te nemen voorzorgsmaatregelen
luchtvaartvoorschriften voor
wanneer levende dieren in de cabine
cabinepersoneel en de rol van de
worden vervoerd;
burgerluchtvaartautoriteit;
7. opleiding met betrekking tot
4. algemene kennis bezitten van de
gevaarlijke goederen;
betreffende luchtvaartterminologie,
8. veiligheidsprocedures.
vliegtheorie, passagiersverdeling, weerkunde en vlieggebieden;
(f) Communicatie.
5. briefing van het cabinepersoneel
Tijdens de opleiding wordt de nadruk
voor de vlucht, en verstrekking van de
gelegd op het belang van een goede
nodige veiligheidsinformatie met
communicatie tussen cabinepersoneel
betrekking tot hun specifieke taken;
en cockpitpersoneel, met aandacht voor techniek, en gebruik van gewone taal en
6. het belang van actualisering van de
vaktaal.
relevante documenten en handboeken door invoering van de van de exploitant afkomstige wijzigingen;
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
28
NL
2. tijdens conversie- en
7. het is van belang aan te geven wanneer leden van het cabinepersoneel
verschillentrainingen, de plaats, het
het gezag en de verantwoordelijkheid
uitnemen en het gebruik van alle
hebben te beginnen met een evacuatie
aan boord van het vliegtuig
of andere noodprocedures; en
aanwezige veiligheids- en overlevingsuitrusting aan de orde
8. het belang van veiligheidstaken en
komen, alsook alle normale en
-verantwoordelijkheden en de noodzaak
noodprocedures die gelden voor
om snel en efficiënt op noodsituaties te
het/de te gebruiken vliegtuigtype, -
reageren.
variant en -configuratie. (h) Personeelsbeheer met betrekking tot de bemanning.
b) Brand- en rooktraining De exploitant dient ervoor te zorgen dat
Bijlage 1 bij OPS 1.010
ofwel:
Conversie- en verschillentraining 1. elk lid van het cabinepersoneel op realistische en praktische wijze en
a) Algemeen.
met gebruikmaking van De exploitant dient ervoor te zorgen
representatieve uitrustingsstukken
dat:
wordt getraind in het gebruik van alle aan boord meegevoerde
1. alle conversie- en verschillentraining door daarvoor
brandbestrijdingsmiddelen,
gekwalificeerde personen wordt
beschermende kleding inbegrepen.
gegeven; en
Deze training moet omvatten: i)
het blussen van een brand zoals die binnen in een vliegtuig kan ontstaan, met dien verstande dat er in plaats van brandblussers op basis van Halon een alternatief mag worden gebruikt; en
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
29
NL
ii) het opzetten en gebruiken van
d) Evacuatieglijbaantraining
beschermende ademhalingsapparatuur in een gesloten, met (namaak)rook gevulde ruimte; ofwel
De exploitant dient ervoor te zorgen dat: 1. elk lid van het cabinepersoneel zelf een evacuatieglijbaan gebruikt, en
2. elk lid van het cabinepersoneel
dit vanaf een hoogte
voldoet aan de vereisten wat betreft
overeenkomend met die van de
periodieke training zoals
drempel van het hoofddek van het
uiteengezet in bijlage 1 bij OPS
vliegtuig;
1.1015, subparagraaf (c)(3). c) Bediening van deuren en uitgangen
2. de glijbaan aan een vliegtuig of een representatieve trainingsinrichting is bevestigd;
De exploitant dient ervoor te zorgen dat:
3. de afdaling wordt herhaald wanneer het lid van het cabinepersoneel
1. elk lid van het cabinepersoneel alle normale uitgangen en
gekwalificeerd is voor een
nooduitgangen voor evacuatie van
vliegtuigtype waarvan de hoogte
passagiers in een vliegtuig of een
van de drempel van de
representatieve trainingsinrichting
hoofddekuitgang aanzienlijk
kan bedienen en daadwerkelijk kan
verschilt van die van het
openen;
vliegtuigtype waarop hij/zij voordien dienst deed.
2. de bediening van alle andere uitgangen (zoals cockpitramen)
e) Evacuatieprocedures en andere noodsituaties
wordt gedemonstreerd.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
30
NL
f)
De exploitant dient ervoor te zorgen
Het omgaan met mensenmassa's
dat: De exploitant dient ervoor te zorgen dat training wordt gegeven in de praktische
1. herkenning van geplande of ongeplande evacuaties op land of op
aspecten van het omgaan met
water deel uitmaakt van de
mensenmassa's bij verschillende
evacuatietraining. Het vermogen te
noodsituaties, zulks voorzover van
zien of een uitgang of
toepassing op het type vliegtuig.
evacuatieuitrusting onbruikbaar is, moet deel uitmaken van deze
g) Verlies, door de piloot, van het vermogen zijn taken uit te voeren
training; 2. elk lid van het cabinepersoneel wordt getraind voor het volgende:
De exploitant dient ervoor te zorgen dat elk lid van het cabinepersoneel is getraind om in te springen als er een
i)
een brand tijdens de vlucht, met
piloot zijn taken niet meer kan
nadruk op het identificeren van
uitvoeren, tenzij de minimale bezetting
de oorsprong van de brand;
van het cockpitpersoneel meer dan twee
ii) ernstige turbulentie;
bedraagt. Deze training dient een demonstratie te omvatten van:
iii) het plotseling wegvallen van de 1. de werking van de
druk, en daarbij het opzetten
bestuurdersstoel,
van draagbare zuurstofapparatuur door elk lid
2. het vastgespen en ontkoppelen
van het cabinepersoneel;
van de veiligheidsuitrusting van iv) andere noodsituaties tijdens de
de bestuurdersstoel,
vlucht. 3. het gebruik van de beademingsapparatuur van de piloot, 4. het gebruik van de controlelijsten van de piloot.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
31
NL
9. communicatieapparatuur, met
h) Veiligheidsuitrusting
inbegrip van megafoons; De exploitant dient ervoor te zorgen dat 10. overlevingspakketten, met
elk lid van het cabinepersoneel
inbegrip van hun inhoud;
realistische training krijgt en demonstraties bijwoont in verband met
11. pyrotechnisch gerei (werkelijke
de plaats en het gebruik van de
of namaak);
veiligheidsuitrustingen, met inbegrip van het volgende:
12. EHBO-trommels plus inhoud, en medische nooduitrusting;
1. glijbanen, en waar niet-zelfondersteunende glijbanen
13. andere in de cabine aanwezige
worden meegevoerd, het gebruik
veiligheidsuitrusting of -
van de nodige kabels;
systemen, voorzover van toepassing.
2. reddingsvlotten en glijvlotten, met inbegrip van de uitrusting
i)
Het voorlichten van de
die aan het vlot is bevestigd of
passagiers/demonstreren van
erin wordt meegevoerd;
veiligheidsinrichtingen en procedures
3. reddingsvesten, ook voor kinderen, en drijvende
De exploitant dient ervoor te zorgen dat
brancards;
training wordt verstrekt in het
4. het "dropdown" zuurstofsysteem;
voorbereiden van de passagiers op normale en noodsituaties, overeenkomstig OPS 1.285.
5. eerste-hulpzuurstof; 6. brandblussers; 7. brandbijl of breekijzer; 8. noodverlichting, met inbegrip van zaklantaarns;
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
32
NL
Bijlage 1 bij OPS 1.1015 Periodieke training a)
De exploitant dient ervoor te
zorgen dat periodieke training gegeven
5.
EHBO en de inhoud van de
EHBO-trommels; 6.
het stouwen van voorwerpen in
de cabine;
wordt door gekwalificeerde personen. 7. b)
De exploitant dient ervoor te
zorgen dat het onderstaande elke 12
procedures voor het omgaan met
gevaarlijke goederen, zoals bepaald in subdeel R;
maanden deel uitmaakt van het programma voor praktische training: 1.
noodprocedures, met inbegrip
van procedures voor het geval een piloot het vermogen verliest om zijn
8.
beveiligingsprocedures;
9.
evaluatie van incidenten en
ongevallen; 10.
boordpersoneelsbeheer.
c)
De exploitant dient ervoor te
taken uit te voeren; 2.
evacuatieprocedures, met
zorgen dat het onderstaande elke drie
inbegrip van technieken voor het
jaar aan de orde komt in de periodieke
omgaan met mensenmenigten;
training:
3.
1.
"aanraakoefeningen" voor elk lid
de bediening en het
van het cabinepersoneel in het openen
daadwerkelijk openen van alle normale
van normale uitgangen en
uitgangen en nooduitgangen voor
nooduitgangen ten behoeve van de
evacuatie van passagiers in een
evacuatie van de passagiers;
luchtvaartuig of een representatieve
4.
de plaats en bediening van de
trainingsinrichting;
nooduitrusting, waaronder
2.
zuurstofsystemen, en het aantrekken,
van alle andere uitgangen;
demonstratie van de bediening
door elk lid van het cabinepersoneel, van reddingsvesten, draagbare zuurstofapparatuur en beschermende beademingsapparatuur;
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
33
NL
3.
Bijlage 1 bij OPS .1020
training, op realistische en
praktische wijze en met gebruikmaking
Herhalingscursussen
van representatieve uitrustingsstukken, in het gebruik van alle aan boord
De exploitant dient ervoor te zorgen dat
meegevoerde
de herhalingscursussen door
brandbestrijdingsmiddelen,
gekwalificeerde personen worden
beschermende kleding inbegrepen.
gegeven en voor elk lid van het cabinepersoneel ten minste het
Deze training moet omvatten:
volgende omvat.
i)
(1)
het blussen van een
Noodprocedures, met inbegrip
brand zoals die binnen in een vliegtuig
van onvermogen van een piloot om zijn
kan ontstaan, met dien verstande dat er
taken uit te voeren;
in plaats van brandblussers op basis van Halon een alternatief mag worden
(2)
evacuatieprocedures, met
gebruikt;
inbegrip van technieken voor het beheersen van mensenmenigten;
ii)
het opzetten en gebruiken van
beschermende beademingsapparatuur
(3)
de bediening en het
door elk lid van het cabinepersoneel in
daadwerkelijk openen van alle normale
een gesloten, met (namaak)rook
uitgangen en nooduitgangen voor
gevulde ruimte.
evacuatie van passagiers in een vliegtuig of een representatieve
4.
gebruik van pyrotechnisch gerei
trainingsinrichting;
(werkelijke of namaak); (4) 5.
demonstratie van het gebruik van
demonstratie van de bediening
van alle andere uitgangen met inbegrip
het reddingsvlot, of glijvlot, voorzover
van cockpitramen; en
aanwezig. (5) d)
De exploitant dient ervoor te
de plaats en bediening van de
nooduitrusting, waaronder
zorgen dat alle toepasselijke vereisten
zuurstofsystemen, en het aantrekken
van bijlage III van OPS 1 deel uitmaken
van reddingsvesten, draagbare
van de training van het
zuurstofapparatuur en beschermende
cabinepersoneel.
beademingsapparatuur. ______________
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/lm DG C III
34
NL
b) alle aanvullende bepalingen die door
SUBDEEL Q
de autoriteit overeenkomstig het
VLIEG- EN
bepaalde in dit subdeel worden
DIENSTTIJDBEPERKINGEN EN
toegepast ter handhaving van de
RUSTTIJDEN
veiligheid. 2.2 Vluchten moeten binnen de OPS 1.1090 (voorheen A)
toegestane vliegdienstperiode worden
DOELSTELLINGEN EN
voltooid, rekening houdend met de tijd
TOEPASSINGSGEBIED
die vereist is voor de aan de vlucht
1. De exploitant stelt een regeling vast
voorafgaande werkzaamheden, de vlieg-
inzake de vlieg- en
en de afhandelingstijden.
diensttijdbeperkingen en rusttijden
2.3 Dienstroosters worden ruim tevoren
(FLT) voor de bemanningsleden.
opgesteld en gepubliceerd om de
2. De exploitant waarborgt voor al zijn
bemanningsleden in staat te stellen
vluchten hetgeen volgt:
voldoende rust te plannen.
2.1 De regeling inzake de vlieg- en
3. Verantwoordelijkheden van de
diensttijdbeperkingen en de rusttijden is
exploitanten
in overeenstemming met:
3.1 De exploitant wijst voor elk
a) de bepalingen van dit subdeel;
bemanningslid een thuisbasis aan.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
35
NL
3.2 Exploitanten worden geacht begrip
3.6 Exploitanten waarborgen dat de
te hebben voor het verband tussen de
vliegdienstperioden zo gepland worden
frequenties en het patroon van
dat de bemanningsleden
vliegdienstperioden en de rustperioden,
voldoende uitgerust zijn zodat zij onder
en houden terdege rekening met de
alle omstandigheden op een
cumulatieve effecten van lange
bevredigend efficiëntie- en
werkuren die slechts door minimale
veiligheidsniveau kunnen functioneren.
rustperioden worden afgewisseld.
4. Verantwoordelijkheden van het
3.3 Exploitanten wijzen dienstroosters
bemanningslid
toe, waarbij ongewenste praktijken als
4.1 Een bemanningslid mag geen
afwisselende dag/nachtdiensten of het
vliegtuig bedienen als hij/zij weet dat
inzetten van bemanningsleden waardoor
hij/zij lijdt aan of waarschijnlijk zal
het ingeburgerde slaap/werk-patroon
lijden aan vermoeidheid, of zich zo
ernstig verstoord wordt, vermeden
weinig fit voelt dat dit voor de vlucht
worden.
gevaar zou opleveren.
3.4 Exploitanten plannen lokale
4.2 Bemanningsleden maken een
dienstvrije dagen en stellen de
optimaal gebruik van de geboden
bemanningsleden daarvan tevoren op de
rustmogelijkheden en -faciliteiten, en
hoogte.
plannen en gebruiken hun rustperioden
3.5 Exploitanten waarborgen dat de
naar behoren.
rustperioden de bemanning voldoende tijd laten om de effecten van vorige diensten te boven te komen zodat zij voor de volgende vliegdienstperiode goed uitgerust zijn.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
36
NL
5.
Verantwoordelijkheden
van
de
5.2.2. Elke exploitant toont tegenover de
burgerluchtvaartautoriteiten
verantwoordelijke
gebruikmaking
5.1. [geschrapt]
autoriteit,
van
met
operationele
ervaringen en rekening houdend met 5.2. Varianten 5.2.1.
Met
andere relevante factoren zoals actuele inachtneming
van
de
wetenschappelijke kennis, aan dat uit
bepalingen van artikel 8 kan de autori-
zijn verzoek tot afwijking een gelijk-
teit varianten op de vereisten in dit
waardig veiligheidsniveau resulteert.
subdeel toestaan in specifieke operationele behoeften in overeenstemming met de toepasselijke wetten en proce-
Deze varianten gaan, waar nodig, vergezeld van passende maatregelen om risico's zoveel mogelijk te beperken.
dures in de betrokken lidstaat en in overleg
met
de
belanghebbende OPS 1.1095 (voorheen B)
partijen.
Definities 1.1. Uitbreiding cockpitpersoneel Een cockpitbemanning die bestaat uit meer dan het minimum aantal personen dat vereist is voor de bediening van het vliegtuig,
en
personeelslid
waarbij zijn/haar
elk
cockpit-
post
kan
verlaten en kan worden vervangen door een
ander
gekwalificeerd
cockpit-
personeelslid.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
37
NL
1.2. Bloktijd
1.5. Dienstperiode
De tijd die verstrijkt tussen het vertrek
De periode die aanvangt wanneer een
van een vliegtuig van zijn parkeerplaats
bemanningslid
met het doel om op te stijgen totdat het
wordt opgeroepen voor een dienst en
tot stilstand komt op de aangewezen
die eindigt zodra het bemanningslid vrij
parkeerplaats en alle motoren worden
van alle diensten is.
gestopt.
1.6. Vliegdienstperiode
1.3. Pauze
Een vliegdienstperiode (FDP) is de
Een periode zonder dienst die wel als
periode gedurende welke een persoon in
diensttijd geldt, maar die korter is dan
een vliegtuig als bemanningslid werk-
een rustperiode.
zaam is. De FDP vangt aan zodra het
door
een
exploitant
bemanningslid door de exploitant wordt
1.4. Dienst
opgeroepen voor een vlucht of een Elke taak, met inbegrip van paraatheid, die een bemanningslid dient uit te voeren en die verband houdt met de
reeks vluchten; zij eindigt aan het eind van de laatste vlucht waarop hij/zij als bemanningslid werkzaam is.
activiteiten van een VTV-houder.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
38
NL
1.7. Thuisbasis
1.12. Transfer
De locatie die door de exploitant aan
De transfer van een niet dienstdoend
het bemanningslid is aangewezen en
bemanningslid van de ene plaats naar
waar het bemanningslid in de regel een
een andere, in opdracht van de exploi-
dienstperiode
tant, exclusief de reistijd. De reistijd
perioden
of
een
aanvangt
en
reeks
dienst-
beëindigt,
en
wordt gedefinieerd als:
waar, onder normale omstandigheden,
- de afwezigheid van huis op weg naar
de exploitant niet verantwoordelijk is
een aangewezen plaats van dienst en
voor de accommodatie van het beman-
vice versa;
ningslid in kwestie. - de tijd voor een lokale transfer van 1.8. Lokale dag
een rustplaats naar de plaats van aan-
Een 24-uursperiode die aanvangt te
vang van de taak en vice versa.
00.00 uur lokale tijd.
1.13. Rustperiode
1.9. Lokale nacht
Een ononderbroken en gedefinieerde
Een periode van 8 uur die valt tussen
periode gedurende welke een beman-
22.00 uur en 8.00 uur lokale tijd.
ningslid vrij is van alle taken [en niet paraat hoeft te staan].
1.10. Één dag vrij van dienst Één dag vrij van dienst omvat twee lokale nachten. Een rustperiode kan in de vrije dag worden opgenomen. 1.11. Dienstdoend bemanningslid Een bemanningslid dat zijn/haar taken in een vliegtuig tijdens de vlucht of een deel van een vlucht uitoefent.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
39
NL
OPS 1.1100 (voorheen C)
1.14. Paraatheid Een gedefinieerde periode gedurende
Beperking van vlieg- en diensttijden
welke een bemanningslid in opdracht
[1.1. Cumulatieve beperking der vlieg-
van de exploitant beschikbaar dient te
uren: komt nu na punt 1.2 (moet
zijn
voor
het
ontvangen
van
een
vernummerd worden)]
opdracht voor een vlucht, een transfer of een andere taak, zonder onderbreking door een rustperiode.
1.2. Cumulatieve diensturen
1.15. Raam van het circadiaans laag
De exploitant waarborgt dat de dienst-
(WOCL)
perioden waarvoor een bemanningslid
Het raam van het circadiaans laag (WOCL) is de periode tussen 2.00 uur
is aangewezen, in totaal niet meer bedragen dan:
en 5.59 uur Binnen een band van drie
a)
tijdzones verwijst de WOCL naar de
28 opeenvolgende dagen,
thuisbasistijd. Buiten deze drie tijd-
b)
zones verwijst de WOCL naar de thuis-
7 opeenvolgende dagen.
basistijd
voor
de
eerste
48 uur
190 diensturen
60 diensturen
gedurende
gedurende
na
vertrek vanuit de thuisbasistijdzone, en naar de lokale tijd daarna.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
40
NL
OPS 1.1105 (voorheen D)
1.3. Beperking van de totale bloktijden
Maximale
De exploitant waarborgt dat de […]
periode (FDP)
totale
1.1. Dit is niet van toepassing op
bloktijden
van
de
vluchten
waarop een individueel bemanningslid
dagelijkse
vliegdienst-
operaties met één enkele piloot.
is aangewezen als dienstdoend bemanningslid
niet
meer
bedragen
dan
900 blokuren per kalenderjaar, welke zo gelijkmatig als praktisch mogelijk is over het gehele jaar gespreid zijn.
1.2. De exploitant specificeert dienstperioden die realistisch de tijden voor met de veiligheid verband houdende grondtaken, zoals goedgekeurd door de verantwoordelijke
autoriteit,
weer-
spiegelen. 1.3. De maximale dagelijkse basis-FDP bedraagt 13 uur.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
41
NL
1.4. Deze 13 uur worden verminderd
1.5. Indien de FDP aanvangt in het
met 30 minuten voor elke sector vanaf
WOCL, wordt het maximum vermeld in
de derde sector met een maximale
punt 1.3 en punt 1.4 verminderd met
totale vermindering van 2 uur.
100% van de overschrijding ervan, met een minimum van een uur en een maximum van twee uur. Indien de FDP eindigt in het WOCL of dit volledig omvat,
wordt
de
maximale
FDP
vermeld in punt 1.3 en punt 1.4 verminderd met 50% van de overschrijding ervan.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
42
NL
2.6. Indien er voor een FDP een ver-
2. Verlengingen: 2.1. De maximale dagelijkse FDP kan met maximaal een uur worden verlengd.
lenging gepland is, wordt de minimumrustperiode voor en na de vlucht verlengd met twee uur, dan wel wordt de
2.2. Verlengingen zijn niet geoorloofd voor een basis-FDP van 6 sectoren of meer.
rustperiode alleen na de vlucht verlengd met vier uur. Indien de verlengingen worden
gebruikt
voor
achtereen-
2.3. Indien een FDP overschreden wordt
volgende FDP's sluiten de rustperioden
in het WOCL met maximaal twee uur
voor en na de vlucht tussen de twee
worden
operaties op elkaar aan.
verlengingen
beperkt
tot
maximaal vier sectoren.
2.7. Indien een FDP met verlenging
2.4. Indien een FDP overschreden wordt
aanvangt in de periode van 22.00 uur
in het WOCL met meer dan twee uur
tot 4.59 uur beperkt de exploitant de
worden
FDP tot 11 uur en 45 minuten.
verlengingen
beperkt
tot
maximaal twee sectoren. 2.5. Het maximumaantal verlengingen bedraagt
twee
tussen
twee
opeen-
volgende wekelijkse rustperioden.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
43
NL
3. Cabinepersoneel
5. Transfer
3.1. Voor cabinepersoneel dat is aan-
5.1. De volledige tijd die besteed wordt
gewezen voor een vlucht of een reeks
aan een transfer, wordt beschouwd als
vluchten, kan de FDP worden verlengd
diensttijd.
met het verschil in diensttijd tussen het
5.2.
cabinepersoneel
cockpit-
voorafgaand aan het werk wordt opge-
personeel , met als maximum de toe-
nomen als deel van de FDP, maar telt
passelijke verlengde dagelijkse FDP.
niet als sector.
en
het
Transfer
na
aanmelding,
maar
5.3. Met een transfersector die onmiddellijk volgt op een werksector, wordt
4. Operationele soliditeit 4.1.
Roosters
moeten
zo
gepland
worden dat vluchten voltooid kunnen worden binnen de maximaal toegestane vliegdienstperiode.
Om
dit
te
ver-
rekening gehouden voor de berekening van
de
minimumrustperiode,
zoals
gedefinieerd in de navolgende punten OPS 1.1110, punten 1.1 en 1.2.
wezenlijken dragen exploitanten er zorg voor dat het rooster of de samenstelling van de bemanning wordt aangepast indien de eigenlijke operatie gedurende een trimester op meer dan 33% van de vluchten van dat rooster de maximale FDP overschrijdt.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
44
NL
6. Verlengde FDP (Gesplitste dienst) 6.1. De autoriteit kan een operatie op
1.2. De minimumrustperiode die moet
basis van een verlengde FDP met inbe-
worden toegekend voor de aan-
grip van een pauze goedkeuren mits aan
vang van een vliegdienstperiode
het bepaalde in artikel 8 wordt voldaan.
die aanvangt buiten de basis, is tenminste even lang als de vooraf-
6.2. Elke exploitant toont tegenover de verantwoordelijke gebruikmaking
autoriteit, van
gaande
met
relevante
factoren
dan
wel tien uur, al naargelang wat de
operationele
langste
ervaringen en rekening houdend met andere
vliegdienstperiode,
periode
is;
minimumrustperiode
zoals
actuele wetenschappelijke kennis, aan dat de verlengde FDP waarom wordt
basis
kent
de
slaap
toe,
waarbij
voor
een
buiten
de
exploitant hij
8 uur terdege
rekening houdt met de reis en
verzocht een gelijkwaardig veiligheids-
andere fysiologische behoeften.
niveau waarborgt.
1.3.1. Niettegenstaande 1.2 en onder voorbehoud OPS 1.1110 (voorheen E)
artikel 8
Rust
van
kan
het
de
bepaalde
in
verantwoordelijke
autoriteit verkorte rustregelingen goed-
1. Minimumrustperiode
keuren.
1.1. De minimumrustperiode die moet
1.3.2. Elke exploitant toont tegenover
worden toegekend voor de aan-
de
vang van een vliegdienstperiode
gebruikmaking
die aanvangt op de basis, is ten-
ervaringen en rekening houdend met
minste even lang als de vooraf-
andere
gaande
wel
actuele wetenschappelijke kennis, aan
twaalf uur, al naargelang wat de
dat de verkorte rustregeling waarom
langste periode is.
wordt
dienstperiode,
dan
verantwoordelijke van
relevante
verzocht
autoriteit,
met
operationele
factoren
een
zoals
gelijkwaardig
veiligheidsniveau waarborgt.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
45
NL
2.2. De
2. Rustperioden 2.1. De exploitant waarborgt dat de minimumrust die geboden wordt, zoals hierboven
omschreven
is,
wordt
verlengd
tot
tenminste
een
exploitant
bemanningslid
waarborgt
per
kalenderjaar
ieder ten
minste 96 lokale dagen vrij van dienst en paraatheid.
36-uursperiode, met inbegrip van twee
OPS 1.1115 (voorheen F)
lokale nachten in een periode van 7 opeenvolgende dagen; er mag niet meer
Verlenging vliegdienstperiode wegens rusttijden tijdens de vlucht
dan 168 uur verlopen tussen het begin van
twee
opeenvolgende
rustperioden.
wekelijkse
1. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 8, en mits elke exploitant tegenover de verantwoordelijke autoriteit,
met
gebruikmaking
van
operationele ervaringen en rekening houdend
met
factoren
zoals
andere actuele
relevante wetenschap-
pelijke kennis, aantoont dat uit zijn verzoek een gelijkwaardig veiligheidsniveau resulteert:
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
46
NL
1.1. Uitbreiding cockpitpersoneel
De FDP kan met maximaal acht uur
- kan een exploitant in overleg met de
boven de limieten van OPS 1.1105,
verantwoordelijke
voor-
punt 1.3, worden verlengd, indien de
schriften goedkeuren waaraan bij de
bemanning door een nieuwe beman-
uitbreiding
ning wordt afgelost op basis van een
autoriteit
van
een
basiscockpit-
bemanning voor een verlenging van de
door
de
autoriteit
goedgekeurd
vliegdienstperiode met overschrijding
rooster, en mits er horizontale rust-
van de limieten vermeld in OPS 1.1105
faciliteiten beschikbaar zijn.
moet worden voldaan; 1.4. Cabinepersoneel 1.2. Cabinepersoneel De FDP kan met maximaal drie uur - kan een exploitant met de verantwoordelijke
autoriteit
de
wettelijke
minimumrustperiode tijdens de vlucht overeenkomen
die
cabinepersoneel
vereist
indien
de
is
voor
FDP
boven de limieten van OPS 1.1105, punt 1.3, worden verlengd, mits er geschikte rustfaciliteiten beschikbaar zijn.
de
limieten vermeld in OPS 1.1105 over-
De FDP kan met maximaal acht uur boven de limieten van OPS 1.1105,
schrijdt.
punt 1.3, worden verlengd, indien de 1.3. Cockpitpersoneel
bemanning door een nieuwe beman-
De FDP kan met maximaal drie uur
ning wordt afgelost op basis van een
boven de limieten van OPS 1.1105,
door
punt 1.3, worden verlengd, indien de
rooster, en mits er horizontale rust-
bemanning door een nieuwe beman-
faciliteiten beschikbaar zijn.
ning
wordt
afgelost
en
er
de
autoriteit
goedgekeurd
rust-
mogelijkheden zijn op een geschikte plaats buiten de cockpit.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
47
NL
1.1.
OPS 1.1120 (voorheen G)
De
in
bedoelde
Onvoorziene omstandigheden tijdens
OPS 1.1105,
toegestane
FDP
punt 1.3, kan
niet
worden verlengd met meer dan twee
de vlucht - bevoegdheden van de
uur, tenzij het cockpitpersoneel is uit-
gezagvoerder
gebreid, in welk geval de toegestane 1. Gelet op de behoefte aan zorgvuldige controle, in de onderstaande gevallen,
FDP
kan
worden
verlengd
met
maximaal drie uur.
tijdens de feitelijke vlucht, die aanvangt op het tijdstip van aanmelding, kunnen de limieten inzake de vliegdienst, dienst- en rustperioden, zoals voorgeschreven in dit subdeel, in geval van
onvoorziene
worden
omstandigheden
gewijzigd.
Dergelijke
wijzigingen worden door de gezagvoerder na raadpleging van alle andere
1.1.2. Indien zich in de eindsector binnen
een
FDP
onvoorziene
om-
standigheden voordoen na de start die erin resulteren dat de toegestane verlenging overschreden wordt, mag de vlucht beoogde
worden
voortgezet
of
een
naar
naar
de
alternatieve
bestemming.
en
1.1.3. In dergelijke omstandigheden
moeten te allen tijde voldoen aan het
kan de rustperiode na de FDP worden
volgende:
verkort, maar heeft zij minimaal de in
bemanningsleden
goedgekeurd
punt OPS 1.1110, punt 1.2, van dit subdeel bepaalde duur.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
48
NL
OPS 1.1125 (voorheen H)
1.2. Onder bijzondere omstandigheden die tot ernstige vermoeidheid zouden
Paraatheid
kunnen leiden, kan de gezagvoerder, in overleg
met
de
betrokken
beman-
1. Luchthavenparaatheid
ningsleden, de feitelijke vliegdiensttijd
1.1. Een bemanningslid is op een lucht-
verminderen en/of de rusttijd verlengen
haven paraat vanaf de aanmelding op
om
het normale meldpunt tot het eind van
mogelijke
schadelijke
gevolgen
voor de vliegveiligheid te voorkomen.
de meegedeelde paraatheidsperiode.
1.3.
1.2. Luchthavenparaatheid telt volledig
De
exploitant
waarborgt
het
mee
volgende: 1.3.1. De gezagvoerder legt steeds een
voor
de
doeleinden
van
de
cumulatieve diensturen.
verslag voor aan de exploitant, indien
1.3. Indien luchthavenparaatheid niet
een FDP op grond van zijn/haar beslis-
tot vliegdienst heeft geleid, volgt er
singsbevoegdheid is verlengd of indien
tenminste een minimumrustperiode.
een rustperiode tijdens een feitelijke operatie is verkort; 1.3.2. Indien de verlenging van een FDP of de verkorting van een rustperiode meer bedraagt dan een uur, wordt binnen 28 dagen een kopie van het verslag met het commentaar van de exploitant
toegezonden
aan
de
betrokken autoriteit.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
49
NL
1.4. Met inachtneming van het bepaalde
2.4.1. Rekening houdend met de voor
in artikel 8 wordt de relatie tussen
het
luchthavenparaatheid
faciliteiten
en
een
toege-
bemanningslid
beschikbare
en
andere
rust-
relevante
wezen vliegdienst in het kader van
factoren, wordt de relatie tussen de
luchthavenparaatheid gedefinieerd door
paraatheid en elke toegewezen vlieg-
de verantwoordelijke autoriteit.
dienst in het kader van de paraatheid
1.5. Tijdens luchthavenparaatheid ver-
vastgelegd;
schaft de exploitant het bemanningslid
2.4.2. De noodzaak om uit te rusten
een rustige, comfortabele plaats die
voor een bemanningslid dat een vlucht-
voor het publiek niet toegankelijk is;
dienst toegewezen kreeg in het kader
2. Andere vormen van paraatheid (met
van
heid Onverminderd
het
bepaalde
paraatheid,
gemeenschappelijke
inbegrip van paraatheid in een hotel) 2.1.
een
in
van
het
valt
onder
de
verantwoordelijk-
bemanningslid
en
de
exploitant;
artikel 8, moeten alle andere vormen van paraatheid worden geregeld door de verantwoordelijke
autoriteit,
daarbij
2.4.3.
Paraatheidsdiensturen
volledig meegeteld voor de cumulatieve diensturen,
rekening houdend met het volgende:
gevallen, 2.2. Alle activiteiten worden in een
worden
behalve waarin
zij
in
de
voor
volgende de
helft
worden meegeteld:
rooster opgenomen en/of tevoren mee- Paraatheidsdienst uitgeoefend tussen
gedeeld.
22.00 uur en 08.00 uur, ofwel thuis of 2.3. Aanvang en einde van de paraatheid
worden
vastgelegd
en
tevoren
meegedeeld.
in door de exploitant ter beschikking gestelde geschikte accommodatie, waar het
2.4. De maximumduur van elke paraat-
bemanningslid
ongestoord
kan
rusten en niet wordt opgeroepen; en
heid op een andere plaats dan het aangewezen
meldpunt
wordt
vast-
gelegd.
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
50
NL
OPS 1.1135 (voorheen J)
- Paraatheidsdienst waar de tijd om zich te melden drie uur of meer bedraagt.
Registratie van vliegdienst-, diensten rustperiodes 1. De exploitant waarborgt dat in het
OPS 1.1130 (voorheen I)
register
Voeding
van
het
bemanningslid
het
volgende wordt opgenomen: 1.
Bemanningsleden
en
exploitanten
dienen zich ervan bewust te zijn dat een
a) bloktijden;
tekort aan voeding schadelijk kan zijn
b) aanvang, duur en einde van elke
voor iemands prestaties en alertheids-
dienst- of vliegdienstperiode;
niveau.
c) rustperioden en verlofdagen zonder
1.1. Het moet mogelijk zijn om een
dienst,
maal te gebruiken teneinde te voor-
en ziet erop toe dat de vereisten van dit
komen dat de prestaties van het beman-
subdeel nageleefd worden; kopieën van
ningslid negatief beïnvloed worden, met
deze registers worden desgevraagd aan
name wanneer de FDP meer bedraagt
het bemanningslid beschikbaar gesteld.
dan 6 uur. 2. Alle bemanningsleden houden een individueel register bij inzake, voorzover van toepassing: a) bloktijden; b) vliegdienstperioden; c) dienstperioden;
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
51
NL
d) rustperioden en lokale verlofdagen zonder dienst; dat register moet worden voorgelegd aan elke exploitant die van zijn/haar diensten gebruikmaakt alvorens hij/zij een vliegdienstperiode aanvangt. 2.1. Registers worden gedurende tenminste
15 kalendermaanden
bewaard
vanaf de datum van de laatste relevante registratie, of langer indien dat volgens de nationale wetgeving vereist is. 2.2. Bovendien bewaren de exploitanten alle verslagen betreffende de besluiten van
gezagvoerders
vliegdienstperioden,
inzake
verlengde
verlengde
vlieg-
uren en verkorte perioden gedurende tenminste zes maanden na de gebeurtenis.
________________
9537/04 BIJLAGE
adw/YEN/aa DG C III
52
NL