dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
HOOFDSTUK 03 - OPEN RUWBOUW
T3- 1
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
03.02 GRONDMETSELWERKEN EN BINNENMUREN IN KELDERS 03.02.30
Binnenmetselwerk in kelders
Algemeen Materiaal : Het binnenmetselwerk in kelders bestaat uit bouwelementen aangepast aan het modulestelsel volgens NBN B04-001. Hulpstoffen in de mortels worden slechts toegelaten mits akkoord van de leidende ambtenaar, bindingsvertragers zijn niet toegelaten. Uitvoering : Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van NBN B24-401. Op het einde van elke werkdag worden de bovenste lagen van het metselwerk afgedekt, deze bedekking moet de muur minstens over 0,60 m beschermen, gerekend vanaf de top van de muur. Bij warm en droog weer moet het vers metselwerk regelmatig licht besproeid worden om uitdroging te voorkomen. Alle horizontale en verticale voegen worden vol gemetst. Metselwerken en betonkolommen die niet waterdicht uitgecementeerd zijn worden om de 0,60 m mechanisch met elkaar verbonden. Voor zichtbaar blijvend metselwerk worden de passtenen gezaagd en niet gekapt, stenen die onregelmatig zijn van vorm of uitzicht zullen niet verwerkt worden. De nodige voorzorgen worden genomen om aan het metselwerk een verzorgd en onbesmeurd uitzicht te geven en dit te behouden.
03.02.32
Binnenmetselwerk uit betonblokken in kelders
Materiaal : De betonmetselstenen beantwoorden aan NBN B 21-001. De holle blokken hebben een schijnbare droge volumemassa kleiner dan 1.200 kg/m³. Indien de voorafgaande keuring via het Sectororganisme Probeton niet beschikbaar is moet de aannemer alle voorziene proeven van de reeks NBN B21 uitvoeren op zijn kosten via afzonderlijke monsternemingen. De muurdikte is bepaald in de post. De hygrometrische krimp van de blokken is kleiner dan 0,4 mm/m. De metselmortel behoort tot de - categorie M3 van NBN B 14-001 of heeft de volgende samenstelling : 250 kg cement sterkteklasse 32,5 en 50 kg vette poederkalk per m³ droog zand, hetzij 2 delen cement en 1 deel vette poederkalk voor 9 delen zand, voor de holle blokken met een schijnbaar droge volumemassa kleiner dan 1.200 kg/m³ en de volle blokken van de kwaliteitscategorie 4 - 1,2 en 6 - 1,6. - categorie M2 van NBN B 14-001 en heeft de volgende samenstelling : 300 kg cement sterkteklasse 32,5 per m³ droog zand, hetzij 1 deel cement voor 4 delen zand, voor de holle blokken met een schijnbaar droge volumemassa groter dan 1.200 kg/m³ en de volle blokken van de kwaliteitscategorie 8 - 1,9 en 10 - 2,2 en 15 Uitvoering : Verbindingswapening in te boren in bestaande muren voor verbinding met invulmetselwerk Kruisende binnenmuren worden voorzien van een verbindingswapening bestaande uit 2 staven betonstaal, diameter 6 mm in de voegen ingewerkt over een afstand van 0,50 m ten opzichte van het kruispunt van beide muren. Er worden minstens 2 wapeningen per meter hoogte voorzien. Lateien worden opgelegd met een steundiepte van minstens 140 mm. Waar hoge drukspanningen in het metselwerk optreden worden de holle blokken volledig gevuld met beton samengesteld uit 350 kg cement sterkteklasse 42,5 voor 780 liter rolgrind 4/28 volgens NBN B11-101 en 380 liter zand voor beton volgens NBN 589-103 en voorzien van verticale wapeningsstaven volgens de aanduidingen op de plannen en/of § Toepassing. In de dagkanten van raam- en deuropeningen waartegen schrijnwerk moet bevestigd worden zijn zwaluwstaartvormige houten spijkerklossen uit Noord Europees grenen nr. 414 van NBN 199 aangebracht die vooraf gedrenkt zijn in een bederfwerend product volgens STS 04.31.1 of klossen op basis van cement en
T3- 2
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
onrotbare inerte materialen. Het metselverband mag niet onderbroken worden voor de plaatsing van de klossen. Bij zichtbaar blijvend metselwerk mogen de klossen niet zichtbaar zijn na afwerking. In de dagkanten van raam- en deuropeningen waartegen brandwerend schrijnwerk moet bevestigd worden dienen speciale onbrandbare klossen te worden aangebracht. In het metselwerk wordt plaatselijk een wapening aangebracht die voorzien is in art.03.09.71. In dit geval wordt alleen de mortelcategorie M2 toegelaten. Van het metselwerk dat naderhand gevoegd, bepleisterd of betegeld wordt, worden de voegen uitgekrabd tot 15 mm achter het dagvlak. De muren en verticale aansluitvoegen worden meegaand gevoegd Toepassing : Dichten muur- / deuropeningen kelder cfr aanduiding plannen: 2x 14cm dikte, onderling te verbinden met gegalvaniseerde spouwankers Meetwijze : meetcode :
Netto uit te voeren oppervlakte gemeten in het midden van de muur. Uitsparingen kleiner dan 0,50 m² worden niet afgetrokken. Inbegrepen zijn: Verbindingswapeningen voor kruisende muren/invulmetselwerk. Spouwankers Bevestigingsmiddelen van achterliggende muren aan het betonskelet. De klossen voor de bevestiging van het schrijnwerk. De vulling van de holle blokken met beton en bijhorende verticale wapening. Het meegaand voegwerk.
03.02.32B2
dikte 14 cm niet dragend FH m²
Aard van de overeenkomst : Forfaitaire Hoeveelheid (FH) Meetwijze : meeteenheid :
m²
T3- 3
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
03.04 WATERDICHTINGEN VAN ELEMENTEN IN CONTACT MET DE GROND 03.04.30
Waterdichte cementeringen
Algemeen Omschrijving : Rekening houdend met de vloerpeilen van de ingegraven constructies en met het hoogste peil van het grondwater zal een cementering worden aangebracht welke alle waarborgen biedt voor een volmaakte waterdichtheid. Uitvoering : De dichtheidslaag moet zo laat mogelijk worden uitgevoerd en bij voorkeur nadat de ruwbouw is voltooid. Zij mag niet aangebracht worden bij stortregen, bij temperaturen onder het vriespunt of wanneer nachtvorst te verwachten is. Voor het aanbrengen van de bezetting wordt de ondergrond gereinigd zodat geen enkel spoor van vet, olie, ontkistingsproduct en zand- of mortelafval voorkomt. Gladde ondergronden worden over het gehele oppervlak gebikt. Op het aldus voorbereide oppervlak wordt met de borstel een hechtingslaag van rijke cementspecie aangebracht. De eigenlijke cementering wordt aangebracht in meerdere lagen. Een nieuwe laag wordt pas aangebracht nadat de vorige laag voldoende verhard is, zuiver is en bevochtigd werd; een tijdspanne van 12 uur tussen het aanbrengen van twee opeenvolgende lagen is gewenst. Elke laag wordt continu uitgevoerd. Wanneer lassen onvermijdelijk zijn, moeten de verschillende lagen trapsgewijze worden gelegd zodat ze elkaar steeds 20 tot 30 cm overlappen. De laatste laag wordt vlak geëffend en glad afgestreken. Alle hoeken worden goed afgerond: de kromtestraal mag niet minder dan 4 cm bedragen: de afronding wordt uitgevoerd bij het aanbrengen van de eerste pleisterlaag. Bij doorboringen moet een soepele voeg worden aangebracht zodat de dichtingslaag goed aansluit rond het element dat er doorheen voert. Wanneer de oppervlakken blootstaan aan sterke bezonning of aan droge wind, zal de vers aangebrachte mortelspecie tegen uitdroging beschermd worden.
03.04.31
Waterdichte cementering op vloeren FH m²
Materiaal : De dichtingslagen, inclusief de hechtingslaag, hebben een totale dikte van 4cm. De mortel voor de waterdichte cementering wordt bereid met 400 kg cement PPz 30 per m3 droog zand (één volume cement voor drie volumes zand). Het zand heeft een fijnheidsmodulus 3,40 tot 1,70 volgens NBN B11-011. Aan het aanmaakwater wordt een vochtwerend product toegevoegd dat de sterkte-eigenschappen van de cementpleister niet aantast en vrij is van organische stoffen en oliën; het product wordt voorafgaandelijk aan de leidende ambtenaar voorgelegd. Uitvoering : De cementering wordt aangebracht vóór het metselen van de binnenmuren. De bekleding omvat één hechtingslaag en twee mortellagen die goed worden aangestampt. De laatste laag wordt met de rij geëffend en gladgestreken. Iedere mortellaag heeft een minimale dikte van 1,5 cm. De maximale tolerantie voor de vlakheid, die de dikte van de controleblokjes bepaalt, is 9 mm per 2 m (controle volgens TV 122 van het W.T.C.B.
T3- 4
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
De cementering wordt doorgetrokken onder de trapaanzet. De cementering wordt naadloos tegen de opstaande buitenwanden opgetrokken (zie art 03.04.32) Toepassing : Keldervloer: volledig Aard van de overeenkomst : Forfaitaire Hoeveelheid (FH) Meetwijze : meeteenheid : meetcode :
m² Netto uit te voeren oppervlak.
03.04.32
Waterdichte cementering op wanden FH m²
Materiaal : De dichtingslagen, inclusief de hechtingslaag, hebben een totale dikte van 2 cm en worden aangebracht op de binnenwanden. De mortel voor de waterdichte cementering wordt bereid met 400 kg cement PPz 30 per m³ droog zand (één volume cement voor drie volumes zand). Het zand heeft een fijnheidsmodulus 3,40 tot 1,70 volgens NBN B11-011. Aan het aanmaakwater wordt een vochtwerend product toegevoegd dat de sterkte-eigenschappen van de cementpleister niet aantast en vrij is van organische stoffen en oliën; het product wordt voorafgaandelijk aan de leidende ambtenaar voorgelegd. Uitvoering : De cementering wordt aangebracht voor het metselen van de binnenmuren. De bekleding omvat één hechtingslaag en tenminste twee daarop geworpen mortellagen. Geen enkele laag mag dikker zijn dan 1,5 cm. De verticale oppervlakken worden effen afgewerkt, gladgestreken en staan volkomen in het lood. Bovenaan worden de dichtingslagen nauwkeurig horizontaal en licht afgeschuind op de wanden beëindigd. De cementering wordt doorgetrokken in de dagkanten van de openingen. Toepassing : Op alle kelderwanden voor het aanbrengen van de isolatie. Aard van de overeenkomst : Forfaitaire Hoeveelheid (FH) Meetwijze : meeteenheid : m² meetcode : Netto uit te voeren oppervlak. De wanden en bodem van de verluchtingsmonden worden bij de hoeveelheid van de cementering op wanden gerekend.
T3- 5
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
03.07 ELEMENTEN UIT NATUURSTEEN 03.07.10
Elementen uit blauwe steen
Algemeen Materiaal : In de metselmortels worden hulpstoffen slechts toegelaten mits akkoord van de leidende ambtenaar; bindingsvertragers zijn niet toegelaten. De aannemer legt vooraf de deeltekeningen en de stuklijsten ter goedkeuring voor aan de leidende ambtenaar; de schaal van de tekeningen is aangepast aan de aard van het werk. Uitvoering : Na de plaatsing en tot de voorlopige oplevering wordt de steen beschermd tegen beschadiging of bevuiling.
03.07.11
Massieven uit blauwe steen
Materiaal : De blauwe steen beantwoordt aan de bepalingen van Deel 2 § 1.1.1 van de TV 205 en aan de TV 156 “ Blauwe Hardsteen”. De steen bezit een Butgb technische goedkeuring. Klassering volgens bijlage 2 van de TV 156: categorie A (plinten)*** . de bijlage 1 van de TV 163“ Doornikse steen”. De steen is gewonnen uit de grijze banken. de bijlage 2 van de TV 163 “ Steen van Vinalmont”. De steen is gewonnen uit de banken goedgekeurd door het Bestuur. *** . De massieven worden in zo groot mogelijke lengte geleverd zodat het aantal voegen tot een minimum wordt beperkt, tenzij de aanbestedingsdocumenten een voegverdeling opleggen. A. Plinten. De plinten hebben een dikte van 3 cm en een hoogte van 18 en 42 cm, in verstek op elkaar aangesloten. De zichtvlakken worden grijs geschuurd De voegspecie voor plinten is een mortel van de categorie M4 van NBN B14-001 en heeft de volgende samenstelling : 200 kg cement sterkteklasse 32,5 en 100 kg vette poederkalk per m3 droog zand (1 deel cement en 1 deel vette poederkalk voor 6 delen zand). In deze voegmortel wordt poeder van blauwe steen verwerkt tot het bekomen van een blauwgrijze kleur. Uitvoering : A. Plinten. De plinten rusten op een vol mortelbed en worden opgespied. De plinten worden aan de achterliggende structuur verbonden door middel van een anker uit roestvrij staal, voorzien van een stift vastgezet in een groef die met de schijf in de zijkant gezaagd wordt, hetzij in een ingeboorde opening met aangepaste diameter en aangevuld met hechtmortel. De bevestiging van de massieven gebeurt op 2/3 van de plinthoogte gemeten vanaf de onderkant. De ankerstaart draagt tot in het midden van de achterliggende structuur. In de zijkant van elk massief wordt een anker voorzien. Het voegwerk voor de plinten is inbegrepen.
T3- 6
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
Toepassing : Ter plaatse van nieuwe buitendeuren / -ramen aan engelse koer (aan beide kopgevels gebouw) Meetwijze : meetcode :
Netto volume Volumes kleiner dan 0,010 m³ worden voor 0,010 m³ in rekening gebracht. De ankers, de vochtisolatie en het voegwerk voor plinten zijn in de eenheidsprijs begrepen.
03.07.11A
plinten FH m³
Aard van de overeenkomst : Forfaitaire Hoeveelheid (FH) Meetwijze : meeteenheid :
m³
T3- 7
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
03.09 OPGAAND METSELWERK 03.09.10
Opgaand metselwerk
Algemeen Materiaal : Metselwerk samengesteld uit bouwelementen aangepast aan het modulestelsel volgens NBN B04-001. In de metselmortels worden hulpstoffen slechts toegelaten mits akkoord van de leidende ambtenaar; bindingsvertragers zijn niet toegelaten. Uitvoering : Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens NBN B24-401 en volgens de voorschriften van STS 22 - Deel 3. Op het einde van elke werkdag worden de bovenste lagen van het metselwerk afgedekt, deze bedekking moet de muur minstens 0,60 m beschermen, gerekend vanaf de top van de muur. Bij warm en droog weer moet het vers metselwerk regelmatig maar licht besproeid worden om uitdroging te voorkomen. Alle horizontale en verticale voegen worden vol gemetst. Het buitenspouwblad wordt verbonden met het binnenspouwblad door minstens 5 spouwhaken per m²; de diameter, lengte, vorm en aantal wordt bepaald in functie van de spouwbreedte en de aard en afmetingen van de spouwisolatie. Metselwerken en betonkolommen worden om de 0,60 m mechanisch met elkaar verbonden. Voor zichtbaar blijvend metselwerk worden de passtenen gezaagd en niet gekapt, stenen die onregelmatig zijn van vorm of uitzicht zullen niet verwerkt worden. De nodige voorzorgen worden genomen om aan het metselwerk een verzorgd en onbesmeurd uitzicht te geven en dit te behouden.
03.09.12
Opgaand metselwerk uit geperforeerde baksteen
Materiaal : De geperforeerde bakstenen beantwoorden aan NBN B23-003; zij hebben minder dan 40 % holle ruimte (NBN 476). De gemiddelde druksterkte van de stenen bedraagt minstens 15 N/mm². De karakteristieke druksterkte (f'bk) van de stenen bedraagt minstens 10 MPa volgens § 5.1.1 van NBN B23003. Deze bakstenen mogen geen ijzer-, ijzerhoudende of kalkpitten bevatten die oppervlaktebeschadiging kunnen veroorzaken. Het zichtbaar blijvend oppervlak is glad De metselmortel beantwoordt aan: categorie M2 van NBN B14-001 of heeft de volgende samenstelling : 300 kg cement sterkteklasse 32,5 per m³ droog zand (1 deel cement voor 4 delen zand ). Het muurtype en de muurdikte zijn bepaald in de post. De spouwankers zijn vervaardigd uit gegalvaniseerd staal De diameter is minstens 4 mm. De lengte is derwijze dat zij dragen tot in het midden van het binnenspouwblad Te gebruiken om beide muurbladen van ontdubbelde muren met elkaar te verbinden tot een stabiel geheel Uitvoering : De muren worden tegen het betonskelet aangesloten met bandijzer 40 x 2 mm om de 0,60 m hoogte bevestigd aan de betonstructuur en over een afstand van 0,50 m ingewerkt in het metselwerk.
T3- 8
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
Kruisende muren worden voorzien van een verbindingswapening bestaande uit 2 staven betonstaal diam. 6 mm in de voegen ingewerkt over een afstand van 0,50 m ten opzichte van het kruispunt van beide muren. Er worden minstens 2 wapeningen per meter hoogte voorzien. Lateien worden opgelegd met een steundiepte van minstens 140 mm. In de dagkanten van raam- en deuropeningen waartegen schrijnwerk moet bevestigd worden zijn zwaluwstaartvormige houten spijkerklossen uit Noord Europees grenen nr. 414 van NBN 199 aangebracht die vooraf gedrenkt zijn in een bederfwerend product volgens STS 04.31.1 of klossen op basis van cement en onrotbare inerte materialen. Het metselverband mag niet onderbroken worden voor de plaatsing van de klossen. Bij zichtbaar blijvend metselwerk mogen de klossen niet zichtbaar zijn na afwerking. In de dagkanten van raam- en deuropeningen waartegen brandwerend schrijnwerk moet bevestigd worden dienen speciale onbrandbare spijkerbare klossen te worden aangebracht. Bij het optrekken van zichtbaar blijvend metselwerk worden elektriciteitbuizen ingewerkt, die door de aannemer van de elektriciteitswerken worden geleverd en geplaatst. In het zichtvlak van het metselwerk worden uitsparingen voor contactdozen voorzien of uitgezaagd. In het metselwerk wordt een wapening aangebracht die voorzien is in art. 03.09.71. In dit geval wordt alleen de mortelcategorie M2 toegelaten. Van het metselwerk dat naderhand gevoegd, bepleisterd of betegeld wordt worden de voegen uitgekrabd tot 1 cm achter het dagvlak. De muren en verticale aansluitvoegen worden meegaand gevoegd Toepassing : Dichten muur- / deuropeningen cfr aanduiding plannen: 2x 14cm dikte, onderling te verbinden met gegalvaniseerde spouwankers Meetwijze : meetcode :
Netto uit te voeren oppervlakte gemeten in het midden van de muur. Uitsparingen kleiner dan 0,5 m² worden niet afgetrokken. Zijn inbegrepen in de eenheidsprijs: Verbindingswapeningen van niet ingebonden achterliggende of kruisende muren. Bevestigingsmiddelen van achterliggende muren aan het betonskelet. De spouwankers voor ontdubbelde muren.
03.09.12B1b
dikte 14 cm, dragend, binnenmuur FH m²
Aard van de overeenkomst : Forfaitaire Hoeveelheid (FH) Meetwijze : meeteenheid :
m²
03.09.15
Opgaand metselwerk uit cellenbetonblokken
Materiaal : De cellenbetonblokken beantwoorden aan NBN B21-002. Ze behoren tot de kwaliteitscategorie C3-05 De blokken worden in een krimpfolie geleverd en in droge toestand gehouden tot verwerking. De blokken zijn glad gestructureerd en hebben een witte / grijze kleur. De thermische geleidbaarheid bij 20° in droge toestand is maximum 0,13 W/mk voor de categorie C3-05 De hygrometrische krimp is maximum 0,4 mm per m. De metselmortel is ⇒ van de categorie M4 van NBN B14-001 of heeft de volgende samenstelling : 200 kg cement, sterkteklasse 32,5 en 180 kg vette poederkalk per m³ droog zand (hetzij 1 deel cement en 1 deel vette poederkalk voor 6 delen zand). Het muurtype en de muurdikte zijn bepaald in de post.
T3- 9
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
T3- 10
Uitvoering : * *
Bij een ter plaatse gestorte betonvloer wordt een polyethyleen folie vastgeniet over de volle oplegbreedte en wordt aan de binnenzijde van de buitenmuren een polystyreenstrip van 40 x 5 mm vastgeniet. De muren en verticale aansluitvoegen worden meegaand gevoegd
Toepassing : A. Afkasting rond doorvoeren luchtleidingen in technische ruimte kelder B. aanzet onderaan nieuwe vensters en deuren in kelder. Het inpakken met bitumen cfr details is inbegrepen in deze post. Meetwijze : meetcode :
Netto uit te voeren oppervlakte gemeten in het midden van de muur. Uitsparingen kleiner dan 0,5 m² worden niet afgetrokken. Zijn inbegrepen in de eenheidsprijs: * De folies, gebitumineerd vilt en bijhorigheden aan de opleg van dragende elementen. * Het waterdicht inpakken van de cellenbeton raamaanzetten met bitumen
03.09.15A
dikte 15 cm, niet dragend FH m²
03.09.15B
dikte 10 cm, niet dragend FH m²
Aard van de overeenkomst : Forfaitaire Hoeveelheid (FH) Meetwijze : meeteenheid :
m²
03.09.70
Wapenen van metselwerk
Algemeen De wapeningen voor metselwerk, ingebed in de mortel van de horizontale voegen van een muur, verbeteren de treksterkte en de afschuifsterkte van de muur en belemmeren de scheurvorming.
03.09.71
Wapening van niet gelijmd metselwerk (S) PM
Materiaal : De wapening bezit een technische goedkeuring (ATG). De wapening bestaat uit een netwerk samengesteld uit 2 geprofileerde langsdraden onderling verbonden door een doorlopende dwarswapening die gelast wordt op de langsdraden. De elasticiteitsgrens van het staal bedraagt minstens 500 N/mm². De wapening is thermisch verzinkt naar rato van minstens 60 g/m². De minimale draaddiameter bedraagt : - bij een wapeningsbreedte kleiner dan of gelijk aan 15 cm : 4 mm voor de langsdraden en 3 mm voor de dwarswapening. - bij een wapeningsbreedte groter dan 15 cm : 5 mm voor de langsdraden en 3 mm voor de dwarswapening. De mortelkwaliteit is M2. Uitvoering : De wapeningen zijn volledig omhuld met mortel. De overlapping van de wapeningen bedraagt 25 cm. Bij het overlappen worden de dwarswapeningen doorgeknipt. De wapening wordt over de volledige hoogte voorzien om de 3 lagen. De wapening wordt voorzien in de drie onderste lagen van de muur.
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
Toepassing : In alle nieuwe metselwerkwanden Aard van de overeenkomst : Pro Memorie (PM)
T3- 11
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
T3- 12
03.11 VOCHTISOLATIES IN MUREN 03.11.10
Isolatie tegen opstijgend vocht in metselwerk
Algemeen Omschrijving : Er wordt een dichtingslaag aangebracht op alle plaatsen waar capillair vocht kan opstijgen in de bovenbouw. Uitvoering : De isolatie wordt aangebracht over het volledig te isoleren bouwdeel. De contactvlakken zijn voldoende zuiver en glad om perforaties te voorkomen. De continuïteit van de afdichting moet verzekerd worden. De banen worden aangebracht met een overlapping van minimum 15 cm. De overlappende stroken en de hoekbanen worden over het volledige oppervlak aan elkaar gekleefd door middel van koudlijm. Het te kleven oppervlak moet zuiver en droog zijn.
03.11.14
Isolatie met PE-folie tegen opstijgend vocht PM
Materiaal : De vochtisolatie bestaat uit een laag polyethyleenfolie. De laag heeft een hoge druk-, perforatie- en breuksterkte. Het membraan is goed plooibaar zelfs bij lage temperatuur. De folie is minimum 0,45 mm dik (zonder nerven), weegt minstens 450 g/m² en heeft een generfd oppervlak. Uitvoering : ∗
Onder de muurisolatie wordt een afstrijklaag van 1 cm dikte aangebracht.
Toepassing : Ter plaatse van nieuw invulmetselwerk binnenmuren kelder: voldoende laag te plaatsen (achter plinthoogte, boven de voorziene waterdichte cementering op de bestaande keldervloer.)
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
T3- 13
03.12 THERMISCHE WANDISOLATIES 03.12.30
Thermische binnenisolaties
Algemeen Materiaal : De platen mogen geen voedingsbodem vormen of doen ontstaan voor ongedierte, bacteriën of schimmels en tasten de andere bouwelementen niet aan; ze zijn tevens onrotbaar, niet ontvlambaar en blijvend waterafstotend. De platen hebben een hoogte van 0,60 m. De thermische geleidbaarheid wordt gemeten volgens NBN B62-201. Uitvoering : Op het thermisch isoleren van gevels zijn de bepalingen van de TV 178 van toepassing. De platen worden in zo groot mogelijke afmetingen in verband en aaneengesloten geplaatst. Koudebruggen en vervormingen van de isolatielaag worden vermeden. Beschadigde plaatdelen mogen niet verwerkt worden. Perforaties van het isolatiemateriaal worden tot een minimum beperkt. Tussen de binnenafwerking en de isolatie wordt een dampscherm voorzien. Dit dampscherm wordt zorgvuldig aangebracht met bijzondere aandacht voor de plaats van de voegen tussen de isolatieplaten, de aansluiting met de aangrenzende wanden en de omtrek rond (venster- en deuropeningen). Technische installaties mogen het dampscherm niet doorbreken. De constructie wordt koudebrugvrij gebouwd. De lineaire koudebrugfactor ψ van de details bepaald via NBN EN ISO 10211-2:2001 moet beperkt blijven tot de grenswaarden van de EPB-regelgeving. Bij afwijking van de details voorgesteld door het studiebureau, kan de bouwdirectie een rekennota vragen die bewijst dat het gewijzigde detail voldoet aan de regelgeving. De lineaire koudebrugfactor ψ wordt berekend aan de hand van een 2D of 3D rekenprogramma volgens NBN EN ISO 10211 en de puntkoudebrugfactor Χ wordt berekend aan de hand van een 3D rekenprogramma volgens NBN EN ISO 10211.
03.12.37
Thermische binnenisolatie met minerale platen
Omschrijving : Minerale isolatieplaat met Europese Technische Goedkeuring. De plaat is een massief-mineraal-monolithisch, warmte-isolerend materiaal bestaande uit calciumsilicaathydraten, kalk, zand, cement, water, poriënvormers (porositeit > 95 Vol. %). Het mengsel van de verschillende bestanddelen wordt gestabiliseerd onder een druk van 10 atm en een temperatuur van 180°C die overeenstemt met de temperatuur van verzadigde stoom bij deze druk. De celvorming moet homogeen zijn. Materiaal : Schijnbare droge volumemassa: ρ = ca. 115 kg/m³ Rekenwaarde van de warmtegeleidbaarheid : λUi = 0,045 W/mK • Soortelijke warmte: c = 1,3 kJ/kgK • Waterdampdiffusieweerstandsgetal: µ = 3 • Brandgedrag: onbrandbaar – Brandreactie A1 volgens EN 13501-1 • Druksterkte: 0,35 N/mm² • Treksterkte : 0,08 N/mm² • Elasticiteitsmodulus : E = 200 N/mm² Uitzicht : De minerale isolatieplaten zijn rechthoekig van vorm en hebben een vlak gestructureerd oppervlak, dat een goede hechting waarborgt. Afmetingen
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
T3- 14
Diktes : 50, 60, 80, 100, 120, 140, 160, 180, 200 mm Lengte : 600 mm Breedte : 390 mm Maatvastheid : +/- 2 mm Uitvoering : De massieve en vormvaste isolatieplaten laten zich gemakkelijk verwerken. Door hun geringe gewicht zijn ze zeer handelbaar en kunnen ze eenvoudig in correcte passtukken verzaagd worden. De isolatieplaten vragen niet veel specifieke hulpmaterialen. Deze werktuigen zijn nodig: spatel met tanden 10 mm: voor het aanbrengen van de kleefmortel boormachine met roerstang: voor het aanmaken van de mortel schuurplankje met -blad (rasp): voor het bijwerken van oneffenheden zaag met fijne tanden: voor het versnijden van de isolatieplaten
De ondergrond waarop de isolatieplaten gekleefd zullen worden, moet vrij zijn van voorwerpen die het kleven kunnen hinderen. De muren/plafonds moeten ook droog zijn; de muren beschermd tegen opstijgend vocht. Bij een beschadigde wand moeten hiertoe eerst de nodige maatregelen getroffen worden. Daarom mag de isolatie pas aangebracht worden na inspectie van ondergrond. De isolatieplaten worden in halfsteensverband met een lijm tegen de buitenmuur gekleefd. Deze lijm dient van dezelfde fabrikant als de isolatieplaten te zijn. Indien een andere mortel/lijm gebruikt wordt, is een perfecte en langdurige hechting niet gewaarborgd. De lijm wordt met een getande plakspaan (tanden 10 mm) over de hele oppervlakte van de isolatieplaten aangebracht en uitgestreken. De lijmconsistentie moet zo samengesteld zijn, dat een zeer dunne lijmlaag bekomen wordt. De stootvoegen moeten niet verlijmd worden. Oneffenheden tot ca. 5 mm worden door de lijmlaag opgevangen. Na het aanbrengen van de lijm, kunnen de isolatieplaten met enige druk tegen de muur geschoven worden. Door de schuifbeweging wordt een dunne algehele aanhechting bereikt. Belangrijk is erop te letten dat er geen mortel tussen de stootvoegen geraakt en zo open voegen ontstaan. Het is belangrijk de eerste laag isolatieplaten zorgvuldig loodrecht en pas uit te voeren. Passtukken worden met een fijntandige handzaag op maat gezaagd. Het uiteindelijk bekomen oppervlak dient volledig vlak en loodrecht te zijn. De aannemer staat in voor een ononderbroken isolatielaag, zonder vervormingen of koudebruggen. Kleine beschadigingen in de isolatieplaten kunnen met reparatiemortel hersteld worden. Deze dient van dezelfde fabrikant als de isolatieplaten te zijn. De isolatie wordt afgewerkt met een wapeningsnet en een lijmlaag, cfr richtlijnen fabrikant, zodat ze klaar is om bepleisterd te worden met een dunpleister (zie lot 10). Toepassing : Binnenisolatie van de buitenwanden kelder. Binnenisolatie van de voor- en zijgevels, met uitzondering van de buitenmuren in het auditorium. - dikte 12cm: * kelder: rondom * gelijkvloers: voor- en zijgevels ste * 1 verdieping: voor- en zijgevels - dikte 8cm: de * 2 verdieping: voor- en zijgevels, inclusief koudebrugisolatie plafond, met uitzondering van gevels auditorium * zolderverdieping: voor- en zijgevels Voor een koudebrugvrije aansluiting met het buitenschrijnwerk te bekomen, kan het noodzakelijk zijn om aansluitstukken met geringe dikte te gebruiken. Deze zijn inbegrepen in dit artikel en worden niet afzonderlijk geteld.
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
03.12.37A
T3- 15
dikte 12 cm FH m²
Aard van de overeenkomst : Forfaitaire Hoeveelheid (FH) Meetwijze : meeteenheid :
m² inclusief alle bevestigingsmateriaal, lijm, passtukken ter plaatse van de ramen, wapeningsnet, afstrijklaag en alle meerwerken noodzakelijk om gebreken in de onderstructuur uit te vlakken.
03.12.37B
dikte 8 cm FH m²
Aard van de overeenkomst : Forfaitaire Hoeveelheid (FH) Meetwijze : meeteenheid :
m² inclusief alle bevestigingsmateriaal, lijm, passtukken ter plaatse van de ramen, wapeningsnet, afstrijklaag en alle meerwerken noodzakelijk om gebreken in de onderstructuur op te vangen.
03.12.38
Thermische binnenisolatie met elastomeerschuim
Omschrijving : Binnenisolatie gebruikt voor het isoleren van koudebruggen tegen niet vlakke constructiedelen Materiaal : De binnenrandisolatie op de metselwerkbooggewelven bestaat uit een flexibel elastomeerschuim met een gesloten celstructuur. Het materiaal is gescikt om af te werken met bepleistering. dikte 50mm warmtegeleidingscoëfficiënt λ volgens NBN EN 12667: maximaal 0,038W/mK maatvastheid (48h à 23°C/90°RV) volgens EN 1604: ∆ε ≤ 5mm/m Uitvoering : De buigzame isolatieplaten worden bevestigd op het metselwerk met een lijmlaag die geschikt is voor deze ondergrond en combatibel is met het isolatiemateriaal. De isolatieplaten sluiten mooi tegen elkaar aan (er is geen spleet aanwezig tussen beide platen) en sluiten aan op de wandisolatie. Toepassing : koudebrugisolatie tegen het plafond in metselwerkgewelfjes in de kelder, langs alle gevels 03.12.38A
dikte 5 cm FH m²
Aard van de overeenkomst : Forfaitaire Hoeveelheid (FH) Meetwijze : meeteenheid :
m² inclusief alle bevestigingsmateriaal, lijm, etc.
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
T3- 16
03.15 BIJHORIGHEDEN BIJ METSELWERKEN 03.59.10
Dragend opgaand metselwerk voor bijwerken en herstellingen
Algemeen Omschrijving : Het bestaand metselwerk zowel binnen als buiten wordt bijgewerkt en hersteld volgens de richtlijnen van de leidende ambtenaar. Uitvoering : Dit werk omvat: - het zuiver maken van de bij te werken en of te herstellen muurgedeelten door het wegnemen van de losse mortel, het afbreken van het beschadigd metselwerk, en het in tand kappen - het aanwenden van de noodzakelijke ladders, steigers en schoren - het vervoeren van het puin tot buiten het Staatsdomein - het bijwerken en herstellen met nieuw metselwerk samengesteld uit bouwelementen aangepast aan het bestaand metselwerk In de metselmortels worden hulpstoffen slechts toegelaten mits akkoord van de leidende ambtenaar; bindingsvertragers zijn niet toegelaten. Het metselwerk wordt uitgevoerd volgens NBN B24-401. Bij warm en droog weer moet het vers metselwerk regelmatig maar licht besproeid worden om uitdroging te voorkomen. Alle horizontale en verticale voegen worden vol gemetst. Het buitenspouwblad wordt verbonden met het binnenspouwblad door minstens 5 verzinkte spouwhaken per m²; de diameter, lengte, vorm en aantal wordt bepaald in functie van de spouwbreedte en de aard en afmetingen van de spouwisolatie. Metselwerken en betonkolommen worden om de 0,60 m mechanisch met elkaar verbonden. Voor zichtbaar blijvend metselwerk worden de passtenen gezaagd en niet gekapt, stenen die onregelmatig zijn van vorm of uitzicht zullen niet verwerkt worden. De nodige voorzorgen worden genomen om aan het metselwerk een verzorgd en onbesmeurd uitzicht te geven en dit te behouden.
03.59.12
Dragend opgaand metselwerk uit geperforeerde baksteen voor bijwerken en herstellingen FH m²
Materiaal : De geperforeerde bakstenen beantwoorden aan NBN B24-001 en index 02.12 van het T.B. 104; zij hebben minder dan 40 % holle ruimte (NBN 476). De gemiddelde druksterkte van de stenen bedraagt minstens 15 N/mm². De verbeterde karakteristieke druksterkte -(f'bk)corr - van de stenen bedraagt minstens 10 N/mm² volgens NBN B24-301. De metselmortel behoort tot: categorie M2 van NBN B14-001 of heeft de volgende samenstelling : 300 kg cement per m³ droog zand ( 1 deel cement voor 4 delen zand). Uitvoering : Van het metselwerk welke naderhand gevoegd, bepleisterd of betegeld wordt, worden de voegen uitgekrabd tot 1 cm achter het dagvlak.
dossier VETO – Hfst. 3 ruwbouw
T3- 17
De zichtvlakken van het zichtbaar blijvend metselwerk worden samengesteld uit hele en halve stenen. Aan de hoeken wordt een in verband gebonden metselwerk gerealiseerd. Achterliggende dwarsmuren worden daarentegen niet ingebonden maar met verbindingswapeningen in de voegen met de doorgaande muur verbonden. In de dagkanten van raam- en deuropeningen worden zwaluwstaartvormige houten spijkerklossen uit Noord Europees Grenen nr 414 van NBN 199, welke vooraf gedrenkt zijn in een bederfwerend product volgens STS 31.04.31.12, of klossen op basis van cement en onrotbare inerte materialen, aangebracht. Het metselverband mag niet onderbroken worden voor de plaatsing van de klossen. Bij zichtbaar blijvend metselwerk mogen deze klossen niet zichtbaar zijn na de afwerking. In de dagkanten van brandwerende deur- en raamopeningen worden speciale onbrandbare spijkerbare klossen aangebracht. Toepassing : Herstelling na afbraak schouwen - ter plaatse van de schouwen wordt de oppervlakte van de weg te nemen schouw geteld Aard van de overeenkomst : Forfaitaire Hoeveelheid (FH) Meetwijze : meeteenheid : meetcode :
m² netto uit te voeren oppervlakte gemeten in het midden van de muur; uitsparingen kleiner dan 0,5 m² worden niet afgetrokken; betonlateien tot 20 cm hoogte worden niet afgetrokken.