Technische Goedkeuring ATG met Certificatie
Goedkeurings- en certificatieoperator
RUWBOUW - DRAGENDE ELEMENTEN CEMWOODPANNEL 2
ATG 13/2932
Geldig van 3/06/2013 tot 2/06/2016
Belgian Construction Certification Association Aarlenstraat, 53 B- 1040 Brussel www.bcca.be -
[email protected]
Goedkeuringshouder: Prefer S.A. Sart Avette, 110 B-4400 Awirs (Flemalle) Tel.: +32 (0)4.273 72 00 Fax. : +32 (0) 4 275 65 09 Website : www.prefer.be E-mail :
[email protected]
1
Doel en draagwijdte van de technische goedkeuring
Deze technische goedkeuring betreft een gunstige beoordeling door een onafhankelijke goedkeuringsoperator aangeduid door de vzw BUtgb van het product of systeem voor een bepaalde beoogde toepassing. Het resultaat van deze beoordeling wordt in deze goedkeuringstekst beschreven. In deze tekst wordt het product, of de in het systeem toegepaste producten, geïdentificeerd en worden de te verwachten productprestaties bepaald, gesteld dat het product (de producten) of het systeem (de systemen) verwerkt, gebruikt en wordt (worden) onderhouden zoals uiteengezet in deze goedkeuringstekst. De technische goedkeuring omvat een regelmatige opvolging en een aanpassing aan de stand van de techniek wanneer deze wijzigingen relevant zijn. Een driejaarlijkse revisie wordt opgelegd. Opdat de technische goedkeuring in stand gehouden kan worden, moet de fabrikant, doorlopend bewijzen dat hij al het nodige doet opdat de in de goedkeuring beschreven prestaties bereikt worden. De opvolging hiervan is essentieel voor het vertrouwen in de overeenkomstigheid met deze technische goedkeuring. Deze opvolging wordt toevertrouwd aan een door de BUtgb aangeduide certificatieoperator. Door het doorlopend karakter van de controles en de statistische interpretatie van de controleresultaten wordt door de bijbehorende certificatie een hoog betrouwbaarheidsniveau bereikt. De goedkeuring en de certificatie van de overeenstemming met de goedkeuring staan los van individueel uitgevoerde werken. De aannemer en voorschrijver blijven onverminderd verantwoordelijk voor de overeenstemming van de uitvoering met de bepalingen van het bestek.
2
Onderwerp
Het basisbouwsysteem is ontworpen voor de uitvoering van de buitenschil van gebouwen. Het systeem CEMWOODPANNEL 2 bestaat uit twee types van panelen, nl. Tweelagige panelen die bestaan uit een eerste laag houtbeton voor de isolatie en een tweede laag structuurbeton voor de opname van krachten en het verbinden van geprefabriceerde delen. De diktes van de verschillende lagen worden bepaald in functie van de nota voor stabiliteitsberekening en van de beoogde energieprestaties met een minimale dikte van 8 cm voor de laag structuurbeton Eenlagige panelen voor niet-dragende muren die bestaan uit één laag houtbeton voor de isolatie. Deze elementen dienen tegen een dragende structuur (staal, beton, …) te worden geplaatst. De dimensionering van de panelen wordt bepaald in functie van het gebouw en van de beoogde energieprestaties met een minimale dikte van 15 cm In sommige gevallen, met name bij specifieke architecturale vereisten, kan het systeem worden gecombineerd met andere structuurelementen (staal, beton, …) In het kader van meergezinswoningen kunnen de gemene scheidingsmuren uit traditioneel of licht beton worden vervaardigd en via het systeem CEMWOODPANNEL 2 met de buitenpanelen worden verbonden.
Deze goedkeuring richt zich tot niet-dragende en onbelaste wanden, verticaal belaste dragende wanden evenals horizontaal belaste wanden en op verticale afschuiving belaste wanden. Elk project wordt berekend door een Studiebureau dat de volledige verantwoordelijkheid voor de stabiliteit van het project draagt. Deze stabiliteitsberekening is conform de normen NBN EN 1990, NBN EN 1991-1-1 tot 7, NBN EN 1992-1-1, NBN EN 1992-1-2 en NBN EN 1998-1. Het resultaat van deze berekening valt buiten het toepassingsgebied van de goedkeuring. Lintelen, balken en sloffen behoren toepassingsgebied van deze goedkeuring.
niet
tot
het
3.5Kalksteenslag Korrelgrootte 2/8, 8/14 (CE AoC 2+) of andere (zie catalogus). 3.6Zand Rond zand 0/4 (CE AoC 2+) of andere (zie catalogus). 3.7Mineralisatiemiddel
Deze goedkeuring spreekt zich in geen geval uit over de kwaliteit van het vervoer van de geprefabriceerde wanden naar de bouwplaats, noch over de kwaliteit van de plaatsing op de bouwplaats. Aangezien hierover geen gegevens bekend zijn, spreekt deze goedkeuring zich niet uit over de eventueel te nemen maatregelen aangaande de afwerking ter plaatse van de voegen. Deze goedkeuring spreekt zich niet uit over de uitvoering van buitenbekledingen. Bovendien beperkt ze zich tot de volgende combinaties van bekledingen Structuurbeton – houtbeton – leegte – gevelstenen Structuurbeton – houtbeton – leegte - beplating Structuurbeton – houtbeton – buitenisolatie – pleister Houtbeton (niet dragend) – eventueel: buitenisolatie – pleister Houtbeton (niet dragend) buitenisolatie – beplating Houtbeton (niet dragend) – leegte – beplating Het basisvulmateriaal van de eerste laag is houtbeton. Het omhullen van de houtkrullen met cement beschermt het materiaal tegen levende organismen (insecten, schimmels, zwammen, …). Er moet evenwel op gewezen worden dat alle mechanische verrichtingen (verzagen, ingroeven, …) in die eerste laag gevolgd moeten worden door een vochtwerende behandeling. Deze goedkeuring concentreert zich op het basissysteem: de samenstellende materialen, het produceren van de panelen in de fabriek, de voorschriften voor het transport en voor de assemblage van de wanden op de werf. De prestatiekenmerken zijn Het resultaat van typeproeven uitgevoerd in erkende laboratoria Het resultaat van statistische beoordelingen
3
3.4Licht aggregaat Argex 0/4 (CE AoC 2+) Argex 4/8 (CE AoC 2+) of ander (zie catalogus).
Materialen – componenten
Voorafgaande opmerking : andere materialen dan deze hierna vermeld, behoren slechts tot het domein van deze ATGgoedkeuring, indien ze zo gecertificeerd staan in een gewaarmerkte bijlage.
CaCO3 – kalksteenfiller. 3.8Wapeningen Staal (BENOR) conform de plannen van het studiebureau 3.9Deuvels PVC nagels, lengte afhankelijk van de dikte van het houtbeton 3.10Hijsvoorzieningen Voor de toelaatbare belastingen, tussenafstanden, minimale dikte: zie technische fiche 3.10.1Hijsringen Hijsringen uit staal, voor vervoer van geprefabriceerde elementen waarvan het contactoppervlak bij montage niet meer zichtbaar is, polypropyleen, met dezelfde treksterkte als hijsringen uit staal, voor vervoer van geprefabriceerde elementen die corrosiebescherming vereisen en waarvan het zichtbare gedeelte na montage afgedekt is. 3.10.2Hijsankers met zwaluwstaart Stalen hijsankers met zwaluwstaart, voor vervoer van geprefabriceerde elementen waarvan het contactoppervlak bij montage niet meer zichtbaar is. 3.10.3Hijsankers met bolvormige kop Stalen hijsankers met bolvormige kop, voor vervoer van geprefabriceerde elementen waarvan het contactoppervlak bij montage niet meer zichtbaar is. 3.11Zelftappende schroeven voor volle materialen Betonschroeven uit gegalvaniseerd staal te voorzien conform de plannen van het studiebureau minimumdikte van de verzinking: 5 μm trekstrekte: 1000 N/mm2 andere technische kenmerken, mechanische kenmerken van de pluggen, inslagdiepte (min en max), …: zie technische fiche
3.1Houtkrullen
3.12Hoekprofielen
De houtkrullen die dienen als aggregaten voor het beton zijn krullen met verschillende korrelgrootte. Ze voldoen aan de definitie van houtkrullen uit de norm NBN EN 12779 + A1- §3.1.
Bevestigingshoekprofielen uit gegalvaniseerd staal : minimumafmetingen 100 mm x 120 mm x 8 mm, te voorzien conform de plannen van het studiebureau.
3.2Cement voor mineralisatie van de krullen Cement conform catalogus).
de
norm
NBN EN 197-1
of
andere
3.13Montagematerialen (zie
Al het behandelingsmateriaal wordt elk jaar gecontroleerd door een erkend organisme.
3.3Cement voor houtbeton en structuurbeton CEM I /52,5 R LA (BENOR) of ander (zie catalogus).
ATG 13/2932 - 2/19
4
Tabel 1 – Minimumtoleranties
CEMWOODPANNEL 2 panelen
Lengte, hoogte, diktes, diagonalen van het paneel
± 3 mm als L : 0 – 0,5 m ± 5 mm als L : 0,5 – 3 m ± 6 mm als L : 3 – 6 m ± 8 mm als L : 6 – 10 m ± 10 mm als L : > 10 m
Vlakheid van het element
2 mm tussen 2 punten op 2 m van elkaar per lengte van 2 m 5 mm tussen 2 punten op 3 m van elkaar
Afmetingen en posities van de uitsparingen
± 5 mm Uit het lood : ≤ 2 mm
Op basis van het architectenplan (plan, dwarssneden, gevelplannen, bouwplan, plan van de welfsels, eventuele gedetailleerde tekeningen) wordt een verdeling van de muren gemaakt in functie van de afmetingen, de positie van de dwarsmuren, van de ramen en de deuren. Een overzichtsplan (3D) en een typeplan van elk paneel worden opgemaakt om het project voor te leggen aan het Studiebureau voor de uitvoering van de stabiliteitsberekening conform de normen NBN EN 1990, NBN EN 1991-1-1 tot 7, NBN EN 1992-1-1 en NBN EN 1992-1-2. De volledige reeks uitvoerings- en detailplannen wordt opgemaakt en ter goedkeuring voorgelegd aan de architect en/of bouwheer.
Lmax : ≤ 12 m
Al de maattoleranties worden in de detailplannen vermeld. Na eventuele correcties worden de goedgekeurde plannen naar het atelier gestuurd voor de uitvoering.
Na uitharding kunnen de stukken worden geleverd aan het bedrijf dat instaat voor de montage. De panelen worden verticaal geladen op palletten en naar de bouwplaats gebracht ten behoeve van de montagekraan.
4.1Premineralisatie van de krullen Bedoeling hiervan is de houtkrullen te stabiliseren alvorens ze als aggregaat te gebruiken. Na vermenging van de verschillende grondstoffen (houtkrullen, cement, kalksteenfiller, calciumchloride, water) volgens een welbepaald recept dat bij BCCA gekend is, en na opslag gedurende een periode die bepaald wordt door het begin van de binding van het cement (wanneer de krullen aan elkaar beginnen te hechten), wordt het product hernomen en in een andere behuizing geplaatst; zodoende wordt vermeden dat het in de massa gaat binden.
4.6Levering op de bouwplaats
De laadvolgorde verloopt volgens het montageplan dat is bezorgd door het bedrijf dat instaat voor de montage.
5
Fabricage en verkoop
De CEMWOODPANNEL 2 panelen worden vervaardigd op basis van het architectenplan in de fabriek “Prefer”. Ze worden op de markt gebracht door Prefer, Rue de la Digue 20, B-4400 Flemalle.
6
Assemblage- en veiligheidsvoorschriften
4.2Voorbereiding van de bekistingen De bekistingen worden volgens de detailplannen van de verschillende panelen uitgevoerd. Alle op het plan voorziene sponningen en specifieke uitsparingen worden uitgevoerd door middel van blokken, bijv. in polyurethaan, die aan de bekistingspanelen zijn bevestigd. 4.3Betonneren van houtbeton Het beton wordt in de menger bereid op basis van de in voorraad gemineraliseerde krullen. Het houtbeton wordt op de bekistingsbodem gegoten met een vaste overhoogte (≥ 27% van de uit te voeren hoogte) en wordt aangedrukt om de beoogde dichtheid en de vlakheid van het bovenoppervlak tot de vastgestelde hoogte te verkrijgen, conform de regels van de norm NBN EN 14474. 4.4Betonneren van structuurbeton Na het betonneren van het houtbeton wordt het structuurbeton toegevoegd tot de gewenste hoogte. Het wordt met behulp van een trillat geëffend. De stukken worden tot de ontkisting bedekt. 4.5Ontkisting en opslag Na controle van de drukweerstand van het structuurbeton (≥ 15 N/mm2) worden de bekistingen weggenomen, de hijsringen aangebracht en wordt het stuk rechtop gezet voor verticale opslag. De duur van opslag vóór vervoer van de stukken varieert naargelang van de temperaturen maar zal minstens 5 dagen bedragen. Na controle wordt op elk stuk een etiket aangebracht met daarop de ATG-stempel, het type structuurbeton, het type houtbeton, de eigenschappen van het staal, het gewicht, de gegevens van de klant, van de bouwplaats en van het stuk.
6.1Algemeen Het gebruikte materieel voor de montage moet voldoen aan de veiligheidsvereisten en het bedrijf dat instaat voor de montage moet beschikken over alle nodige goedkeuringen. De panelen worden door een extern bedrijf gemonteerd. Prefer bezorgt de bouwheer en het montagebedrijf de nota: “Assemblage en afwerking ter plaatse” die alle nodige informatie bevat voor de montage. Op vraag van de klant zorgt Prefer ervoor dat een technicus tijdens de montage ter plaatse langskomt. Er wordt jaarlijks een informatievergadering georganiseerd voor de aannemers die betrokken zijn bij de evolutie van het systeem. Het lossen op de bouwplaats gebeurt met een kraan die voor dit werk geschikt is. Het maximumgewicht van het element wordt op het etiket vermeld. Er wordt op de bouwplaats met de muren omgegaan conform de geldende veiligheidsvoorschriften. Het grootste aandachtspunt is de verticale positie van de panelen tijdens de plaatsing, waarbij op de verticaliteit per verdieping een maximale afwijking van 6 mm toegelaten is. 6.2Bevestiging aan de funderingen Eerst moet een afscherming tegen optrekkend vocht worden geplaatst tussen de betonplaat (vloer) en het paneel. Deze afscherming moet in overeenstemming zijn met de norm NBN EN 13967: “Flexibele banen voor waterafdichtingen Kunststof- en rubberbanen tegen optrekkend vocht - Definities en eigenschappen”.
De maximumtoleranties (vermeld in het plan) zijn conform NBN EN 14992, klasse A : ATG 13/2932 - 3/19
De betonplaat moet perfect vlak en horizontaal zijn (maximale tolerantie van 5 mm/5 m). Als de plaat niet goed vlak en horizontaal is, worden steunblokken geplaatst om de horizontale positie van de muren te verzekeren. Per muur zijn er zo minstens twee steunen voor de nivellering. Tussen de steunblokken komt een laag mortel. Die mortel is conform de norm NBN EN 998-2. Hij is van klasse M15, tenzij anders aangegeven door het studiebureau.
De kenmerken van de samengestelde muren worden bepaald door
Nog steeds in deze configuratie maar bij de plaatsing van erg lange panelen, voorzien van grote openingen, moet er loodrecht op elke stijl een steunblok worden voorzien.
7.1.1Volumemassa
De koppeling aan de vloer gebeurt door middel van thermisch verzinkte of roestvrij stalen haken die aan de funderingen en de paneelstructuur worden bevestigd (zie details van Bijlage 2). Het aantal aan te brengen haken is afhankelijk van de lengte van de panelen en van de posities van venster- en deuropeningen. Ze staan aangeduid op de uitvoeringsplannen. Zodra de eerste muur op de steunblokken is geplaatst, moet deze worden geschoord en met behulp van een laser, een lat en/of een waterpas worden uitgelijnd. Zorg er altijd voor dat de muren waterpas en loodrecht staan. 6.3Hoekverbinding De hoekverbinding gebeurt conform de details van Bijlage 4. 6.4
Verbinding van aangrenzende panelen
De verbinding gebeurt conform de details van Bijlage 4. 6.5Dakverbinding In het structuurbeton kunnen gleuven voor de dakbalken worden voorzien, zoals bij elke andere traditionele woning. In feite kan het dak heel traditioneel worden uitgevoerd: kepers, latwerk, tengellatten, dampscherm, isolatie, afdekking. 6.6Dwarsmuren Tijdens het gieten van het houtbeton wordt een uitsparing voorzien om de – al dan niet dragende – dwarsmuren in de juiste positie te kunnen plaatsen, aangezien deze absoluut rechtstreeks met de structuur van de buitenmuren verbonden moeten zijn. De verbinding gebeurt door middel van zelftappende schroeven met 14 mm diameter. 6.7Opeenstapeling tussen verdiepingen
6.8Lintelen, balken en sloffen De lintelen, balken en sloffen zijn over het algemeen verwerkt in de muur. Ze zouden op de bouwplaats kunnen worden aangebracht maar behoren niet tot het toepassingsgebied van deze goedkeuring.
De conventionele waarde van de droge volumemassa moet worden vastgesteld aan de hand van proefstukken voorbereid conform §5.1 van de norm NBN EN 14474. De gemiddelde waarde van de droge volumemassa van het houtbeton, na ovendroging bij 105 °C, mag niet meer dan ± 10 % verschillen van de gedeclareerde waarde. Individuele waarden mogen niet meer dan ± 15 % verschillen van de gedeclareerde waarde. De gedeclareerde droge volumemassa wordt in de catalogus vermeld. 7.1.2Drukweerstand De karakteristieke drukweerstand van kubussen houtbeton op 28 dagen is gebaseerd op drukproeven conform NBN EN 12390-3 (2001) en een statistische analyse conform NBN EN 206-1. De afmetingen van de kubussen 150 mm x 150 mm x 150 mm, voorbereid conform §5.1 van de norm NBN EN 14474 Belastingssnelheid : 0,2 MPa/s Gedeclareerde karakteristieke catalogus
weerstand
fc,kubus :
zie
7.1.3Buigweerstand De buigweerstand wordt bepaald conform de NBN EN 12390-5 op proefstukken die voorbereid zijn zoals beschreven in §5.1 van de norm NBN EN 14474. De gedeclareerde waarde is de gemiddelde waarde (fractiel 50 %) op 28 dagen met een betrouwbaarheidsniveau van 95 % : Afmetingen van de proefstukken : 800 mm x 150 mm x 150 mm. Belastingssnelheid : 0,05 MPa/s Gedeclareerde karakteristieke weerstand : zie catalogus
De warmtegeleidbaarheid wordt bepaald op proefstukken van 3 verschillende producties en conform NBN EN 12664 in de volgende omstandigheden droge toestand temperatuur 10 °C Het proefresultaat, uitgevoerd op houtbeton (karakteristieken zie §7.1) met krullen zoals beschreven in §3, geeft een waarde λ10,droog, gemiddelde = zie catalogus
Kenmerken 7.1Kenmerken van het houtbeton
De panelen voldoen aan de vereisten van norm NBN EN 14474 : « Vooraf vervaardigde betonproducten - Beton met houtsnippers als granulaat - Eisen en beproevingsmethoden », de norm NBN EN 13369 : « Algemene bepalingen voor vooraf vervaardigde betonproducten », de norm NBN EN 14992 : « Geprefabriceerde betonproducten – Wandelementen » de
Normatieve eisen: de volumemassa na ovendroging moet zich situeren tussen 450 kg/m3 en 1.200 kg/m3 naargelang van de aanwending.
7.1.4Warmtegeleidbaarheid
Panelen mogen tussen twee verdiepingen pas op elkaar worden gezet nadat de welfsels zijn geplaatst en de druklaag is gegoten, zoals aangegeven in de details van Bijlage 3.
7
De tabelwaarden uit de productnormen of Eurocodes De berekening volgens NBN EN 1992-1-1 + ANB De resultaten van proeven uitgevoerd in een erkend laboratorium of in aanwezigheid van een keuringsinstelling.
De gedeclareerde waarde is gebaseerd op een statistische analyse van de droge volumemassa’s en de verhouding tussen de volumemassa et de λ-waarde. Conform de EPB Regelgeving Vlaanderen (PEB-Wallonie et Bruxelles) moet de producent de waarde λD declareren = het fractiel 90 % met een betrouwbaarheidsniveau van 90 % bij 10 °C in droge toestand. De berekeningswaarde λui wordt verkregen door omzetting van de waarde λD conform NBN EN ISO 12525 naar weersomstandigheden : 23 °C en een vochtigheid van 50 % λD = λ10,droog (90/90) = zie catalogus λui = zie catalogus
ATG 13/2932 - 4/19
Tabel 2 –impactproeven
7.1.5Brandreactie De brandreactie wordt bepaald en aangegeven conform NBN EN 14474 d.w.z. conform NBN EN 13823:2002 en de classificatie wordt uitgevoerd conform NBN EN 13501-1:2002.
Corps d’impact
Hauteur de chute
Remarques
5 x Bal van 3 kg
H = 1,8 m
Status : geen zichtbare beschadiging en geen doordringing
Zak van 50 kg
Energie = 900 Nm H = 180 cm
Veiligheidsproeven : geen doordringing, geen projectie
Resultaat : het materiaal valt binnen de klassering B,s1 d0 nl. klasse B bijkomende klassering rookontwikkeling : s1 bijkomende klassering vorming van brandende druppels/ deeltjes : d0
7.2Kenmerken van het structuurbeton
7.1.6Hygrometrische krimp en opzwelling
7.2.1Volumemassa
De krimp en opzwelling van het houtbeton moeten worden bepaald en aangegeven conform NBN EN 14474.
7.2.1.1Normaal beton
Verklaring: zie catalogus
Voor normaal beton moet de volumemassa na ovendroging, gemeten conform NBN EN 12390-7, zich situeren tussen 2000 kg/m3 en 2600 kg/m3.
7.1.7Capillaire waterabsorptie De capillaire waterabsorptie moet bepaald en aangegeven worden conform NBN EN 14474 en NBN EN 772-11:2000. Afmetingen van de steekproeven 150 mm x 150 mm x 150 mm Waterabsorptiecoëfficiënt na 6 min: ≤ 260 g/m2s0,5 7.1.8Warmtecapaciteit De specifieke warmtecapaciteit wordt bepaald volgens de methode met behulp van een anisotherme mengcalorimeter. Afmetingen van de proefstukken: diameter 30 mm en dikte resp. 10 mm en 20 mm Gelet op de 10 % onzekerheid voor de onderzochte proefstukken van houtbeton wordt het resultaat als volgt bepaald : cp = (1294 ± 129) J/(kg.K) 7.1.9Waterdampdiffusieweerstand De waterdampdiffusieweerstandsfactor [μ] van de panelen in houtbeton wordt bepaald volgens de regels van NBN EN ISO 12572 (2001) : « Warmte- en vochteigenschappen van bouwmaterialen en -producten – Bepaling van de waterdamdoorlatendheidseigenschappen », methode C Afmetingen van de proefstukken: diameter 10 cm Verklaring : μ = 7 (gemiddelde waarde)
De droge volumemassa bedraagt 2.350 kg/m³. 7.2.1.2Licht beton Normatieve eisen: De volumemassa na ovendroging moet zich situeren tussen 800 kg/m3 en 2000 kg/m3. Dit beton wordt volledig of gedeeltelijk uit lichte granulaten vervaardigd. De waarde van de droge volumemassa wordt bepaald conform de norm NBN EN 12390-7. Individuele waarden mogen niet meer dan +30 kg en -30 kg verschillen van de grenswaarden van de aangegeven klasse. De droge volumemassa is van klasse D 1,6 (1400 kg/m3 < ρ ≤ 1600 kg/m3) De droge volumemassa van klasse D 1,8 (1600 kg/m3 < ρ ≤ 1800 kg/m3) Te bepalen in functie van de nog te verkrijgen resultaten van geluidsabsorptie 7.2.2Drukweerstand De karakteristieke drukweerstand van kubussen op 28 dagen is gebaseerd op drukproeven conform NBN EN 12390-3 en een statistische analyse conform NBN EN 206-1. Gedeclareerde karakteristieke weerstand : zie catalogus 7.2.3Warmtegeleidbaarheid
7.1.10Impactbestendigheid De impactbestendigheid wordt bepaald volgens 001-Technische gids EOTA : ‘Bepaling van de inslagbestandheid van panelen en wanden’, versie februari 2003 NBN ISO 7892: « Verticale bouwdelen. Inslagbestandheidproeven. Inslaglichamen en algemene proefwaarden », versie 1992 TR
Afmetingen van de geteste panelen 100 cm x 100 cm x 32 cm De harde lichamen bestaan uit stalen kogeltjes : één kogeltje van 500 ± 5 g en een ander van 1000 ± 10 g. Het kleine zachte lichaam is een ronde bal van 100 mm diameter met als omhulsel een soepel, met weefsel versterkt rubberen membraan van 1,5 mm dik. De massa bedraagt 3000 ± 30 g. Het grote zachte lichaam is een bolkegelvormige zak (massa 50 kg) gevuld met hardglazen kogeltjes met 3 mm diameter. De massa bedraagt 50 ± 0,5 kg.
De warmtegeleidbaarheid wordt bepaald conform NBN EN 13369, NBN EN 1745 en NBN EN 10456 in de volgende omstandigheden droge toestand temperatuur 10 °C De gedeclareerde waarde is gebaseerd op een statistische analyse van de droge volumemassa’s en de verhouding tussen de volumemassa et de λ-waarde. Conform de EPB Regelgeving Vlaanderen (PEB-Wallonie) moet de producent de waarde λD declareren = het fractiel 90 % met een betrouwbaarheidsniveau van 90 % bij 10 °C in droge toestand. De berekeningswaarde λui wordt verkregen door omzetting van de waarde λD conform NBN EN ISO 12524 naar weersomstandigheden : 23 °C en een vochtigheid van 50 % λD = λ10,droog (90/90) = zie catalogus λui = zie catalogus 7.2.4Brandreactie Wanneer het beton minder dan 1,0 % homogene organische materialen bevat, valt het binnen de brandreactieklasse A1.
Resultaten van de proeven : klasse 1
ATG 13/2932 - 5/19
7.2.5Hygrometrische krimp en opzwelling De krimp en opzwelling van het beton moeten worden bepaald en aangegeven conform NBN EN 772-14:2001 Verklaring: < 0,40 mm/m 7.2.6Specifieke warmtecapaciteit De specifieke warmtecapaciteit wordt bepaald NBN EN 13369 Annexe L (getabuleerde waarde).
volgens
Verklaring: cp = 1000 J/(kg.K) 7.2.7Waterdampdiffusieweerstand De warmtediffusieweerstandsfactor [μ] van het beton wordt bepaald volgens NBN EN 13369 Bijlage L (getabuleerde waarde) Verklaring: zie catalogus 7.2.8Brandweerstand De verklaring van de brandreactie gebeurt volgens NBN EN 19921-2 tabel 5.4. Vliesdikte: 100mm : μfi = 0,35 Vliesdikte: 110mm : μfi = 0,35 Vliesdikte: 120mm : μfi = 0,35 Vliesdikte: 120mm : μfi = 0,70
REI 30, vlies blootgesteld aan één zijde, REI 60, vlies blootgesteld aan één zijde, REI 90, vlies blootgesteld aan één zijde, REI 30, vlies blootgesteld aan één zijde,
De reductiefactor μfi op de berekende belastingen bij brand houdt rekening met de gecombineerde belastingen en met de druk- en buigweerstand van het vlies, met inbegrip van de secundaire effecten.
8
Voorwaarden
A.Uitsluitend het in de voorpagina als ATG‐houder vermelde bedrijf en het bedrijf (de bedrijven) die het onderwerp van de goedkeuring commercialiseert (commercialiseren) mogen aanspraak maken op de toepassing van deze technische goedkeuring. B.Deze technische goedkeuring heeft enkel betrekking op het product waarvan de handelsnaam in de voorpagina vermeld werd. Houders van een technische goedkeuring mogen geen gebruik maken van de naam van de goedkeuringsinstelling en haar operatoren, haar logo, het merk ATG, de goedkeuringstekst of het goedkeuringsnummer om aanspraak te maken op productof systeembeoordelingen die niet in overeenstemming zijn met de goedkeuring en evenmin voor producten en/of systemen en/of eigenschappen of kenmerken die niet het onderwerp uitmaken van de technische goedkeuring. C.Informatie die door de goedkeuringshouder of zijn aangestelde en/of erkende installateurs, op welke wijze dan ook, ter beschikking wordt gesteld van (potentiële) gebruikers van het in de technische goedkeuring behandelde product of systeem (bv. bouwheren, aannemers, voorschrijvers, …), mag niet in tegenstrijd zijn met de inhoud van de goedkeuringstekst, noch met informatie waarnaar in de goedkeuringstekst verwezen wordt. D.Houders van een technische goedkeuring zijn steeds verplicht tijdig eventuele aanpassingen aan de grondstoffen en producten, de verwerkingsrichtlijnen, het productie‐ en verwerkingsproces en/of de uitrusting, voorafgaandelijk bekend te maken aan de BUtgb vzw, en de door de BUtgb aangeduide certificatieoperator, zodat deze kan oordelen of de technische goedkeuring dient te worden aangepast. E.De auteursrechten zijn eigendom van de BUtgb. ATG 13/2932 - 6/19
De BUtgb vzw is een goedkeuringsinstituut dat lid is van de Europese Unie voor de technische goedkeuring in de bouw (UEAtc, zie www.ueatc.com) en dat aangemeld werd door de FOD Economie in het kader van Richtlijn 89/106/EEG en lid is van de Europese Organisatie voor Technische Goedkeuringen (EOTA, zie www.eota.eu). De door de BUtgb vzw aangeduide certificatie-operatoren werken volgens een door BELAC (www.belac.be) accrediteerbaar systeem. Deze technische goedkeuring werd gepubliceerd door de BUtgb, onder verantwoordelijkheid van de goedkeuringsoperator BCCA, en op basis van het gunstig advies van de Gespecialiseerde Groep "Ruwbouw en bouwsystemen", verleend op 30 november 2012. Daarnaast bevestigde de certificatie operator BCCA, dat de productie aan de certificatievoorwaarden voldoet en dat met de ATGhouder een certificatie-overeenkomst ondertekend werd. Datum van deze uitgave: 3 juni 2013 Voor de BUtgb, als geldigverklaring van het goedkeuringsproces
Voor de goedkeurings- en certificatieoperator
Peter Wouters, directeur
Benny De Blaere, directeur
Deze technische goedkeuring blijft geldig, gesteld dat het product, de vervaardiging ervan en alle daarmee verband houdende relevante processen: Onderhouden worden, zodat minstens de prestatieniveaus bereikt worden zoals bepaald in deze goedkeuringstekst Doorlopend aan de controle door de certificatie-operator onderworpen worden en deze bevestigt dat de certificatie geldig blijft Wanneer aan bovenstaande voorwaarden niet (meer) voldaan wordt, zal de technische goedkeuring geschorst of ingetrokken worden en de goedkeuringstekst van de BUtgb website verwijderd worden. De geldigheid en laatste versie van deze goedkeuringstekst kan nagegaan worden door de BUtgb website (www.butgb.be) te consulteren of rechtstreeks contact op te nemen met het BUtgb secretariaat.
ATG 13/2932 - 7/19
Bijlage 1 : Catalogus versie 1
ATG 13/2932 - 8/19
Bijlage 2: Principeoplossingen voor funderingsaansluitingen
ATG 13/2932 - 9/19
ATG 13/2932 - 10/19
Bijlage 3: Principeoplossingen : aansluitingen met welfsels
ATG 13/2932 - 11/19
ATG 13/2932 - 12/19
ATG 13/2932 - 13/19
ATG 13/2932 - 14/19
Bijlage 4: Principeoplossingen : aansluitingen tussen panelen
ATG 13/2932 - 15/19
ATG 13/2932 - 16/19
ATG 13/2932 - 17/19
Bijlage 5: Principeoplossingen : aansluitingen met platte daken
ATG 13/2932 - 18/19
ATG 13/2932 - 19/19