ONDERWIJS EN WELZIJN IN BRUSSEL
Dossier schooluitval
HEBBEN WE IEDEREEN MEE?
NR 196
januari – maart 2012
Samen werken aan schooluitval: een verkenning
3
Het verhaal van Naomie
4
Schooluitval in het Brussels Gewest: de cijfers
6
Praktijkvoorbeeld gemeentelijke basisschool Sint-Joost-Aan-Zee, of hoe het kan
9
Werk aan de winkel!
12
Oudergroep ‘onderwijs en armoede’
15
Persoonlijk ontwikkelingstraject: iPOT bij Groep INTRO
17
Time-out Brussel
20
Leerrecht herstelt het perspectief op onderwijs
22
Netwerk Leerrecht Brussel. Dé ‘KLIK’ bij uitstek voor jongeren voor wie het schooltraject niet van een leien dakje loopt?
26
Hoe werkt JES Brussel als leerplek?
32
Cosmos als leertrajectplaats? De logica zelf
34
Steunpunt Schoolvragen
35
Het SAS1 Parenthèse, een ‘haakje’ aan de scholing
37
Hulpverlening Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Brussel in context van schoolweigering
39
Observatie en behandelingscentrum Espero
41
Virtueel debat over schooluitval in Brussel
43
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Inhoud
Samen werken aan schooluitval: een verkenning
“
!"#$%&'$($)%*)+$%$)$',-$%*./0%1#23'$%,$&344$)%5*'$)%)-$(%(56-7%*.%785**4/0%19(3..$).43)% *:%7.-;<$4$)%33)%<3)=$)%($%4$,,$)/>%#*%(-($4=$%?$%9(3)=33'=%-)%)*&$:<$'%$)%=$8$:<$'% Ingeborg Winters BWR @ABB>%?$%7.-;<$4.'*<4$:3(-$C%237%$$)%5*(%-($:%$)%-7%=3(%)*,%7($$=7>
De noodkreten en, gelukkig, ook positieve antwoorden uit de krant, hoorde ik ook tijdens mijn gesprekken met mensen in Brussel over schooluitval. De rode draad doorheen hun verhalen is dat spijbelen een maatschappelijk probleem is en dat we dat best aanpakken met alle organisaties over de sectoren heen. Dit zijn twee redenen waarom de BWR het belangrijk vond om dit dossier te maken. Als BWR vroegen we ons af of hoe scholen omgaan met die spijbelproblematiek? Hebben ze de jongeren mee of niet? En welzijnsorganisaties, hoe spelen zij hier een rol in? Welzijn en Onderwijs zelf, hoe werken zij samen? Zitten ze op een lijn, is daar iedereen mee of is het water nog te diep? Samen met Tonuso, partner van Integrale Jeugdhulp Brussel, ben ik op zoek gegaan naar antwoorden op die vragen. We hebben het speelveld verkend, mensen aangesproken en organisaties gestimuleerd om een bijdrage te leveren aan dit onderwerp. Het geheel coördineren was een intense, maar boeiende opdracht. Ik wil iedereen bedanken voor de input, de suggesties en de samenwerking.
In dit dossier laten we verschillende organisaties uit meerdere sectoren aan het woord. Op deze manier willen we een breed overzicht geven. Onderwijs, welzijn, koepelorganisaties, wetenschap, ze komen allemaal aan bod. We starten met het verhaal van een jongere. Jongeren staan immers centraal in dit dossier. We kunnen echter niet alle organisaties een plaats geven in dit dossier. We hebben getracht uit alle domeinen een speler zijn verhaal te laten vertellen. Het is ons jammer genoeg niet gelukt om justitie en preventie aan bod te laten. Er zijn contacten geweest, maar uiteindelijk hebben ze geen teksten kunnen aanleveren. In de BWN willen we altijd plaats voor maken voor deze en andere sectoren en organisaties. Ik hoop dat ze in de toekomst de tijd vinden om hun visie kenbaar te maken. Ik heb tijdens mijn contacten vaak de roep gehoord naar samenwerking tussen welzijn, onderwijs en nog andere sectoren. Ik hoop dat dit dossier al een bijdrage kan leveren aan deze nood. Ik wens u als lezer alvast veel leesplezier.
januari 3 maart 2012 !"#"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Ingeborg Winters BWR
Het verhaal van Naomie
Eva Trogh
O
:%=$%.'*<4$:3(-$C%%&3)%785**46-(&34%=6-=$4-;C$'%($%:3C$)% 2-44$)%2$%6%$$)%8*)8'$$(%&**'<$$4=%33)'$-C$)>%D&3%E'*,5%&3)% 5$(%FGH%+$(%5-$'*)=$'%5$(%&$'5334%&3)%I3*:-$%)$$'>% ?$%83767%-7%'$J$40%6-($'33'=%-7%2$4%533'%)33:%&$'3)=$'=>
Naomie schrijft zich op 10 september vorig schooljaar in voor de studierichting 3 Toerisme. Zij is 17 jaar dan. Dit is haar 5de school op 3 jaar tijd. De school meldt haar voor het eerst aan op het overleg met CLB op 25 oktober, omwille van haar vele afwezigheden. Uit contacten met de ouders blijkt dat zij een woelige geschiedenis kent. Zij groeide op in verschillende pleeggezinnen en instellingen. Sinds deze zomer is ze, op haar eigen verzoek, terug thuis. Ze wou samenwonen met haar familie, en het gevoel hebben van een normaal leven te leiden. Dit blijkt echter niet zo evident te zijn.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
In een gesprek met de leerlingenbegeleidster in oktober geeft Naomie aan dat niemand haar kan helpen, dat ze zich ongewenst voelt. Ze komt heel neerslachtig over. De school stelt een gesprek voor met het CLB, maar in de periode die daarop volgt is Naomie niet te contacteren. Ze is ook nooit op school. Ook de ouders zijn niet meer te bereiken en tonen weinig medewerking. De politie wordt gecontacteerd, zij volgden dit verder op. Haar afwezigheden worden doorgegeven om ook aan de jeugdrechter te bezorgen. Uiteindelijk beantwoordt haar vader de telefonische oproepen en laat de school weten dat ze Naomie kunnen uitschrijven. Dit is geen optie, want Naomie is minderjarig. Na de vele inspanningen van zowel de school als CLB, geven we het zowat op. Er zijn zo vele leerlingen op te volgen, een dergelijk intensieve opvolging is niet vol te houden, noch voor de school, noch voor onze CLBcontext. De leerling staat onder het toezicht van de jeugdrechter, en de politie is ingeschakeld, dat geeft ons ergens de geruststelling dat er wel opvolging is. In maart verschijnt Naomie opnieuw op school, ze is op dat moment 18 jaar.
!"$"!""januari 3 maart 2012
In een gesprek met het CLB komen verschillende hulpvragen aan bod. We bespreken het mogelijke aanbod als antwoord op haar vragen en komen tot twee doelstellingen: ! Opstarten begeleid zelfstandig wonen, als antwoord op een onhoudbare thuissituatie. ! Ze heeft interesse voor het Centrum voor Volwassenenonderwijs, maar er is pas een opstart mogelijk in september. Hoe gaat ze deze periode overbruggen met een zinvolle dagbesteding? Op dit moment stellen we leerrecht voor, hoewel dit geen 100% zuivere leerrechtvraag is. Maar Leerrecht ziet dit zitten en Naomie staat hier zelf ook voor open. Ook om de rust thuis te bewaren, want naar school gaan is een groot discussiepunt. We doen het nodige, maken afspraken en een eerste rondetafel vindt plaats op 1 april, in aanwezigheid van Pats, de school, Naomie zelf, haar mama en het CLB. Uit het gesprek blijken vele uiteenlopende interesses en de bereidheid om hierin vrijwilligerswerk te doen. Uiteindelijk gaat haar voorkeur uit naar Kind en Gezin, maar dat ligt moeilijk aangezien de leerplek in Brussel was en een van Naomie’s voorwaarden was weg te blijven uit Brussel. Er zal gezocht worden naar een mogelijkheid buiten Brussel. Daarnaast heeft ze een grote interesse voor talen, ze wil hier graag mee verder. We bekijken in welk CVO zij Spaanse les kan volgen. Dat is mogelijk in Vilvoorde, maar het is ook een lang traject. Ze heeft dat in het verleden wel nog gedaan met een tante en wil dat graag verderzetten. Ze is hier enthousiast over en stelt dit ook als prioriteit. Het verder zoeken naar een traject op maat wordt verder opgenomen door Pats.
Op 11 mei vernemen we dat Naomie mag starten bij het OCMW, waar ze meedraait in de naschoolse kinderopvang te Dilbeek op maandag, dinsdag en donderdag. Maar Naomie neemt een valse start. Ze is de eerste week ziek. Ze krijgt zeker een tweede kans en start een week later. In een tweede rondetafel eind mei wordt het duidelijk dat iedereen op de werkplaats zeer tevreden is over Naomie. Ze omschrijven haar als sociaal en goed met kinderen. Ze zijn enthousiast over Naomie en Naomie over hen. Ze vindt de kinderen soms wel druk, maar wel lief. Ze kan daar blijven werken tot 24 juni. Daarna zal Naomie vakantiewerk gaan doen. Midden juni overkomt er Naomie iets, waardoor ze niet meer in staat is om naar de leerplek te gaan. Door het traject te lopen in leerrecht blijft ze ook haar contact met het CLB behouden, waardoor het voor ons mogelijk
is om de verschillende hulpverleningsdiensten in te schakelen waar ze op dat moment nood aan heeft. Indien leerrecht er niet was geweest, hadden wij Naomie wellicht niet meer verder opgevolgd. Het huidige systeem en de huidige middelen rond spijbelen maken dit onmogelijk. Ook was er vermoedelijk nog maar weinig contact met het CLB en was zij wellicht niet tot bij de hulpverleningsdiensten geraakt die ze op dat moment zo hard nodig had. Bovendien hebben we haar op deze manier een zeer positieve en opbouwende ervaring gegeven, in plaats van de zoveelste mislukking. We hebben haar het gevoel gegeven dat er mensen zijn die haar niet opgeven, wat we anders wellicht wel hadden moeten doen. Naomie heeft zich in september ingeschreven in het tweedekansonderwijs, in de richting kantoor. Ze ging zelf naar de infodag, informeerde zich en nam initiatief om zich in te schrijven. Naomie heeft nog steeds haar privémoeilijkheden, maar wordt daarvoor ook begeleid door de leerlingencoach op het CVO. Ze heeft wel opnieuw perspectief. Ze gelooft erin en is enthousiast over haar opleiding.
januari 3 maart 2012 !"%"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Eind april is er nog steeds geen leerplek gevonden. Het zoekproces naar werkplaatsen verloopt vrij moeizaam, maar Leerrecht gaf niet op. De Spaanse lessen starten pas opnieuw op in september, we verlaten dit traject, wegens niet haalbaar.
Schooluitval in het Brussels Gewest: de cijfers Sarah Luyten Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel-Hoofdstad
H
$(%33)(34%;*),$'$)%=3(%-)%5$(%H'677$47%K$2$7(%=$%785**4<3)C$)%&$'433(% +*)=$'%=-.4*:3%-7%+*',2$CC$)=%5**,>%D$)%=-.4*:3%5$<<$)%-7%)*85(3)7% $$)%&3)%=$%<$43),'-;C$%74$6($47%*:%=$%=$6'%($%*.$)$)%)33'%2$'C>%K$+-$)% =$%8*:.4$L-($-(%&3)%+*2$4%5$(%-)7(-(6(-*)$4$%347%5$(%7*8-334$8*)*:-785$%C3=$'% 233'-)%H'677$47$%;*),$'$)%)33'%785**4%,33)0%-7%5$(%)-$(%$&-=$)(%*:%=-(%M$)*:$$)% ($%<$8-;M$'$)%$)%*:%=$%2$-)-,$%8-;M$'7%=-$%<$7(33)%($%-)($'.'$($'$)>%
Uit de school vallen? Schooluitval kan gaan over jongeren die nog tot hun 18 jaar verplicht zijn om naar school te gaan maar die fysiek niet aanwezig zijn op de schoolbanken of die mentaal hebben afgehaakt en gedemotiveerd zijn om de tijd op school ‘nuttig te besteden’. De scholen zijn verplicht om absenteïsme te melden, maar doordat er in Brussel zowel Nederlandstalige als Franstalige scholen actief zijn, is het erg moeilijk om cijfers te krijgen over de omvang van het probleem. Als belangrijkste oorzaken van problematische afwezigheden worden vaak gebrek aan motivatie, laag welbevinden op school, een problematische thuissituatie en een combinatie van meerdere problemen vernoemd (Lamote 2011). Wanneer een jongere meerderjarig en dus niet meer schoolplichtig is, kan men eveneens spreken van schooluitval wanneer deze jongere de secundaire school verlaat zonder diploma op zak. Men noemt ze ook wel de ‘vroegtijdige schoolverlaters’.
$"*/$$.*(#1%$"$1*1'$&*0.+*#1%$520.'3,$$")$*9'&+&"#6$"* geteld, terwijl ze in feite wel gestopt zijn met het secundair onderwijs en geen stappen ondernemen om het diploma alsnog te behalen. De uitval uit het leerplicht onderwijs is dus in werkelijkheid nog hoger dan wat we met de EAK kunnen meten. Deze enquête is bovendien niet geschikt om evoluties in kaart te brengen. Voor een correcte interpretatie van jaarlijkse veranderingen in deze indicator moet men rekening houden met de betrouwbaarheidsfouten, die hoog zijn, zeker voor het Brusselse Gewest met een relatief kleine steekproeftrekking. Het is voor het Brussels Gewest echter niet evident om met andere indicatoren te werken omdat daarvoor de statistieken van de Vlaamse en de Franse gemeenschap gecombineerd moeten worden.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Indicatoren Op Europees niveau (EU2020) is men ambitieus, er wordt een verlaging van het aantal vroegtijdige schoolverlaters tot onder de 10 % vooropgesteld. Dit is één van de doelen van de Europese Unie om tot een slim, duurzaam en inclusief Europa in 2020 te komen. Om deze doelstelling te meten, maakt de Unie gebruik van de Enquête naar Arbeidskrachten (EAK). !"#$%&'()'%*+,-##./$".0&$1*2#")&*-'$"*%$)$31'$$")*0.+* het percentage personen met een leeftijd van 18 tot 24 jaar dat geen diploma hoger secundair onderwijs heeft gehaald en geen enkele vorm van onderwijs of vorming meer volgt. Voor onderwijs of vorming 2#")$1* '1* )$4$* )$31'&'$* ##5* +$6'10"'$+7* 2#"5+-#8+* enzovoort buiten het formele systeem en ongeacht het onderwerp meegerekend.Op deze manier worden
!"&"!"januari 3 maart
2012
Figuur 1: Aandeel jongeren (18 -24 jaar) die vroegtijdig de school verlieten, naar gewest en geslacht, jaargemiddelde 2010 Bron: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Arbeidskrachtenenquête, 2010’
In het Brussels Gewest verliet volgens de EAK in 2010 bijna één jongen op vijf en één meisje op zes vroegtijdig de school. Deze aandelen liggen hoger in het Brussels Gewest dan in de rest van het land, zowel voor mannen als voor vrouwen.
Het onderwijsniveau van de ouder met het hoogst behaalde diploma werd in aanmerking genomen.
Wie verlaat de school zonder diploma
! Middengeschoold = diploma van hoger secundair onderwijs.
Het sociaaleconomisch statuut van de jongere hangt vaak sterk samen met het sociaaleconomisch statuut van zijn of haar ouders. Figuur 2 toont dat van meer dan 70 % van de 15-34 jarigen in het Brussels Gewest die het regulier onderwijs al voor het hoger secundair onderwijs verlaten hebben, ook de ouders laaggeschoold zijn.
Figuur 2: Het hoogste onderwijsniveau van zoon of dochter naargelang het hoogste onderwijsniveau van vader/moeder in het Brussels Gewest, 2010.
Deze cijfers hebben betrekking op personen tussen 15 en 34 jaar met een diploma die het regulier onderwijs reeds voor het laatst verlaten hebben.
! Hooggeschoold = diploma van het hoger onderwijs. Van de Brusselse jongeren met de Belgische nationaliteit, heeft 17,5 % geen diploma hoger secundair onderwijs (versus 11,0 % voor het hele land). Onder de jonge niet-Belgische Brusselaars, bevinden zich 31,7 % van de niet-Europeanen zich in deze situatie tegenover slechts 13,7 % van de Europeanen. Brussel wordt geconfronteerd met jongere immigranten die zich in het gewest komen vestigen zonder diploma equivalent aan het hoger secundair onderwijs in België. Deze jongeren zullen in deze cijfers dan ook beschouwd worden als laaggeschoolde jongeren. Een indicator die het schoolparcours in kaart tracht te brengen, is het aandeel leerlingen dat één, twee of meerdere jaren schoolachterstand opgelopen heeft. Natuurlijk kunnen verschillende redenen dergelijke schoolachterstand verklaren zoals gezondheidsproblemen, leermoeilijkheden of moeilijkheden om de taal te begrijpen. Ook kinderen die in het midden van het schooljaar vanuit het buitenland komen kunnen een achterstand oplopen. Een (kleine) schoolachterstand oplopen betekent bovendien niet 8$"*)$31'&'$*)0&*-$&*5'1)*4'(1*#;*-00"*+,-##.&'()*1'$&*6$&* succes zal afronden (Visée-Leporcq 2011). Voor het schooljaar 2009-2010 bedroeg het aandeel leerlingen dat bij aanvang van hun eerste jaar secundair onderwijs al minstens twee jaar schoolachterstand opliep 17,0 % in Brussel. De jongens hebben vaker een schoolachterstand van twee jaar dan de meisjes. Bij leerlingen van het 3e jaar secundair onderwijs bedraagt het aandeel leerlingen met schoolse vertraging van twee jaar of meer in hetzelfde schooljaar 31,1% (ongeacht de onderwijsvorm), bij leerlingen in het 5e jaar is dit aandeel 40,8 %. Het aandeel varieert sterk tussen de Brusselse %$6$$1&$1*<3%99"*=>?*@$*/'1)$1*)$*-##%+&$*001)$.$1*'1* de gemeenten met een laag socio-economisch statuut: Sint-Joost-ten-Node scoort het hoogste (24,6 %). In de gemeenten met een hoog socio-economisch statuut vinden we de laagste aandelen terug: SintPieters-Woluwe heeft het laagste percentage (4,9 %). Het aandeel kinderen in de gemeente die een groter risico lopen (kinderen die opgroeien in armoede, nieuwkomers enzovoort) verklaren gedeeltelijk de grote verschillen tussen de gemeenten.
januari 3 maart 2012 !"'"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Het vroegtijdig schoolverlaten is het resultaat van een lang proces en staat in verband met verschillende factoren. Het is de ultieme fase van een opeenstapeling van moeilijkheden op school, van gedemotiveerd geraken. De oorzaak is te zoeken in sociale, individuele en organisatorische factoren. De voornaamste reden is de sociale ongelijkheid die sterker wordt in de huidige maatschappij. Voor velen is het moeilijk om een positief toekomstbeeld te hebben en daarnaar toe te werken. Het is een individueel en vaak zeer complex verhaal, het onderzoek naar schooluitval wordt dan ook weinig ondersteund door statistieken. In onderzoek vindt 6$1* 2$.* +&$$)+* $$1* $:$,&* /01* +#,'00.$,#1#6'+,-$* kenmerken op vroegtijdig schoolverlaten. Daarnaast blijken jongens een verhoogde kans te hebben om vroegtijdig de school te verlaten. Ook kenmerken van de schoolse carrière spelen een rol zoals de (aanvangs) prestaties, zittenblijven, schoolveranderingen en verlaging in betrokkenheid (Lamote 2011).
! Laaggeschoold = diploma van ten hoogste lager secundair onderwijs.
Het verband tussen armoede en schooluitval Er kan een tweezijdig verband zijn tussen armoede en een laag opleidingsniveau. Aan de ene kant lopen kinderen die opgroeien in armoede meer risico om een moeilijke schooltijd te doorlopen. Aan de andere kant zullen jongeren die de school zonder diploma verlaten, op volwassen leeftijd geconfronteerd worden met een groter armoederisico. In het bijzonder omdat de laagst geschoolden meer problemen ondervinden om een job te vinden en vaak enkel toegang hebben tot laaggeschoolde, slecht betaalde en instabiele jobs. Deze laaggeschoolde jongeren hebben het vaak moeilijk om een job te vinden. Slechts een derde (31,2 %) van de laaggeschoolde Brusselse jongeren is tewerkgesteld. Dit aandeel ligt lager in vergelijking met de andere twee gewesten (38,3 % in Wallonië en 55,6 % in Vlaanderen). Terwijl de Brusselse bevolking een hoger aandeel laaggeschoolde jongeren telt, wordt de Brusselse arbeidsmarkt steeds meer gekenmerkt )##"* 4$$"* -#%$* 520.'3,0&'$/$"$'+&$1?* A1* BCCD* 2$")* meer dan de helft van de arbeidsplaatsen ingenomen door werknemers met een diploma hoger onderwijs terwijl dit aandeel voor de rest van het land ongeveer 38 % bedraagt. Tussen 1989 en 2007 daalde het aantal laaggeschoolde werknemers in het Brussels Gewest met ongeveer 40 % terwijl het aantal hooggeschoolde werknemers met ongeveer 60 % steeg (Gewestelijk plan voor duurzame ontwikkeling, 2011, p. 106). Onderwijs vervult dus een heel belangrijke rol in de verdere beroepsloopbaan en het behalen van een 520.'3,0&'$* E'$)&* 1#%* +&$$)+* E$&$"$* 8$"+8$,&'$/$1* op de arbeidsmarkt.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Referenties:
Figuur 3: Aandeel leerlingen in het eerste jaar secundair onderwijs met minstens twee jaar schoolachterstand naar woonplaats en geslacht, Brussel Gewest, schooljaar 2009-2010. Bron: Vlaamse Gemeenschap en Franse Gemeenschap
!"("!""januari 3 maart 2012
!"Gewestelijk plan voor duurzame ontwikkeling (2011) Stand van zaken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Brussel: Agentschap voor territoriale ontwikkeling voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. !"Visée – Leporcq D (2011) Décrochage scolaire et pauvreté. Bruxelles, ATD Quart Monde / ATD VierdeWereld, Connaissance et Engagement, Analyses et études, Documentation ATD Quart Monde. !"F06#&$*G*
*A$)$"$$1*%$520.'3,$$")I* Seminarie van het Ministerie van Onderwijs en Vorming, Brussel 31 mei 2011.
Praktijkvoorbeeld gemeentelijke basisschool Sint‐Joost‐Aan‐Zee, of hoe het kan
?
$%,$:$$)($4-;C$%<37-7785**4%9-)(NO**7(NP3)N#$$%-7%<$C$)=%*:%+-;)%,*$=$% 2$'C-),%*)=3)C7%=$%:*$-4-;C$%$)%7*:7%.'$83-'$%*:,$&-),%233'-)%+$%2$'C(% $)%=$%,'*($%=-&$'7-($-(%&3)%=$%4$$'4-),$)>%Q$=$)%($%:$$'%&**'%$$)%-)($'&-$2% :$(%9&$)%R*$)70%=-'$8($6'%&3)%=$%785**4>
Sven: Sint Joost aan Zee is een buurtschool. We zijn een school voor, van en met de buurt. We kennen onze kinderen, we weten welke problemen ze hebben. Bijna alle kinderen die bij ons naar school komen wonen op 100 tot 500 meter rond de school. Onze school telt ongeveer 37 nationaliteiten. Zestig procent van onze jongeren is van Turkse origine. De anderen komen uit heel de wereld. Deze diversiteit speelt in ons voordeel. Hoe groter die diversiteit, hoe meer Nederlands er op school gesproken wordt. Op de speelplaats mogen kinderen hun eigen taal spreken. Maar op alle andere plaatsen in de school, moeten ze wel Nederlands spreken. Tot eind vorig schooljaar waren er ook Turkse leerkrachten op onze school. Ze gaven onderwijs in eigen taal en cultuur maar waren ook echte bruggenbouwers. Ze hadden een voorbeeldfunctie waren voor vele ouders een eerste aanspreekpunt. Het is cruciaal om mensen van andere origine in dienst te nemen en daar als school mee vertrouwd worden. BWN: De school is ook een leertrajectplaats van het project ‘Leerrecht’. Waarom hebben jullie daar voor gekozen? Sven: We geloven er in om jongeren kansen te geven en opnieuw te beginnen. Zo is er al een jongere enkele weken komen ondersteunen bij de sportactiviteiten. Het was een sportieve kerel die 100% gemotiveerd was. Dit is goed verlopen. De sportleerkrachten hadden een positieve houding ten opzichte van de jongere. Bovendien was het werk van de jongere ook een ondersteuning voor de leerkrachten. Deze ondersteuning gaf de jongere een gevoel van
verantwoordelijkheid. Op dit ogenblik hebben we geen jongeren in een leertraject. Maar we staan er zeker open en bekijken het geval per geval. BWN: Wat willen jullie als school bereiken? Sven: We willen de kinderen zo ver mogelijk krijgen, we willen ze zoveel mogelijk kansen geven. Kinderen moeten graag naar school komen en open staan om te leren. Alleen gemotiveerde kinderen en jongeren krijg je vooruit. Wanneer je bij kinderen verandering wil realiseren, zal je als school met partners moeten samenwerken. Ouders zijn voor ons die belangrijkste partners. We laten hen zien wat de kinderen op school doen, wat ze leren en waarom we dat zo doen. We vinden het belangrijk dat ouders zich openstellen voor de school. Je kan dit enkel verwachten als je je zelf ook openstelt voor ouders. We willen dan ook zoveel mogelijk drempels wegwerken. Ervoor zorgen dat de ouders de weg naar de school vinden en zich daar ook thuis voelen. Kansen aanreiken om op een informele manier met een leerkracht in contact te komen voor en na de school. We organiseren verschillende momenten op school waarbij we ouders weer een platform willen bieden om vragen te stellen, vragen over schoolse en niet-schoolse zaken. Eén keer per maand bieden we zelf een inhoudelijk thema aan. Ons doel is met zoveel mogelijk kinderen de vooropgestelde eindtermen behalen. Elk kind moet hierin zijn ‘juiste’ weg vinden. We helpen de kinderen hierin, we helpen de jongeren zoeken. Wat zijn knelpuntenberoepen? Wat doen ze graag? Het doet steeds deugd om bezoek te krijgen van een oudleerling die komt vertellen wat hij nu doet en hoe
januari 3 maart 2012 !")"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
BWN: Sven, wat maakt de school zo bijzonder?
graag hij wel naar onze school kwam. Zien dat deze jongens en meisjes op de goede weg zijn! BWN: Spijbelen jullie leerlingen veel? Sven: De meest ideale situatie is dat een kind graag naar school gaat en dat het kind en de ouders betrokkenheid en engagement tonen. In die situatie daalt de kans op schooluitval en spijbelen en stijgt de kans op leren. In een basisschool hebben we minder last van spijbelgedrag dan een secundaire school. Als het al gebeurt, dan gaan we onmiddellijk het gesprek aan: wat is er aan de hand bij de jongere, bij de ouders? We willen dan in eerste instantie een veilig school- en klasklimaat aanbieden. Veel kinderen groeien op in een wijk waar ze weinig structuren kennen. Sint Joost staat gekend als de kleinste en dichtst bevolkte gemeente. Hier groeien onze kinderen op, dit is hun leefwereld. Wanneer we dan op school een veilig klimaat willen creëren, doen we dat door hen structuren te bieden. Een kind dat die structuren kent en weet hoe ze daarin een plaats vinden, zal zich al veiliger voelen.
In elke klas zitten wel kinderen die op een verschillend niveau werken. Hier moeten leerkrachten extra #8* '1+8$.$17* ,#1+&01&* )':$"$1&'J"$17* +&$"5$* 5'1)$"$1* uitdagen en minder sterke kinderen verder helpen. Ten slotte worden leerkrachten vaak geconfronteerd met de verschillende kijk die vele culturen hebben op onderwijs. Onze leescultuur vind je bijvoorbeeld niet terug in alle culturen. In ons onderwijs is lezen wel zeer belangrijk en moeten we daar ook extra op inzetten. Hoe krijg je boeken binnen in de huiskamer? Hoe help je de weg tonen naar de bibliotheek? BWN: Je spreekt over cultuurverschillen. Pak je die alleen aan of doe je daarvoor een beroep op welzijnsorganisaties?
Als basisschool zijn we meestal ook kleinschaliger. De secundaire scholen in Brussel zijn meestal groter. Jongeren moeten zich verder verplaatsen met openbaar vervoer. Ze krijgen en voelen meer vrijheid. We leren onze kinderen wel hoe ze best omgaan met het openbaar vervoer en die vrijheid die daarbij gecreëerd wordt. Deze ervaringen hebben ze nodig als ze naar een secundaire school gaan.
Sven: Gezien de cultuurverschillen, is het belangrijk dat we het belang van leren kunnen overbrengen naar de jongere en zijn ouders. Dit kunnen we als school niet alleen. Hiervoor moet je samenwerken met welzijnsorganisaties. We werken samen met verschillende organisaties, zoals het Huis van het Nederlands, KVLV, Brusselleer, solidariteit voor het gezin, de gemeenschapscentra, de bibliotheek en ga zo maar verder. Deze samenwerking loopt, maar kan nog steeds veel beter. Elke organisatie heeft zijn doelgroep, en zijn werkterrein. Toch zitten juist daar veel mogelijkheden tot samenwerking omdat werkterreinen elkaar overlappen en doelgroepen ook vaak dezelfde zijn. Ik ben het project ‘Brede School’ zeer genegen en ik verwacht daar veel van. Er kan worden gekeken naar de behoeften van het kind, van de ouders, tijdens en na de school. In de samenwerking tussen verschillende organisaties is er een grote nood aan coördinatie.
BWN: Hoe ervaren leerkrachten het om jongeren te begeleiden?
BWN: Ik hoor de wil om samen te werken. Hoe komt dat die samenwerking er nog niet is?
Sven: Voor alle leerkrachten in onze school is elk kind anders. We willen elk kind kansen geven, rekening houdend met de sociaal economische situatie. Elk kind heeft kwaliteiten, daar moet je vanuit gaan. Geloven in het potentieel van elk kind! Leerkrachten stoten echter wel op gelijkaardige problemen. Zo botsen ze vaak op desinteresse van ouders. Mensen die leven in een kansarme omgeving zien het onderwijs van hun kinderen niet altijd als een prioriteit. Bovendien spreken de kinderen het Nederlands niet actief in de thuisomgeving. Hun moedertaal is de thuistaal, in vele gevallen is de tweede taal Frans en pas op de derde plaats komt het Nederlands. Een echte schooltaal dus. Verder krijgen kinderen die in kansarmoede
Sven: Juist omdat iedereen sterk op zijn terrein blijft werken maar nog te weinig weet van andere organisaties. Het is hierin ook belangrijk dat elke organisatie zijn eigenheid kan behouden natuurlijk. Maar toch denk ik dat er wat verder over de muur moet gekeken worden om te zien wat daar gebeurd.
Hier komen kinderen van 2,5 tot 12 jaar. Ook bij de grootsten op school moeten we daaraan werken. In het pakket van 5 en 6 wordt ook gewerkt rond circustechnieken. Dit vraagt discipline, concentratie, doorzettingsvermogen en techniek. Sommigen zijn daar zeer sterk in en putten daaruit moed om ook op andere leergebieden een tandje bij te steken. Zoiets draagt bij tot het creëren van een positief zelfbeeld.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
opgroeien, vaak ook minder prikkels. De kans is dan ook groter dat ze hun schoolcarrière starten met een ontwikkelingsachterstand.
!"*+"!""januari 3 maart 2012
Het takenpakket van de school wordt steeds zwaarder, zeker in een anderstalige grootstedelijke context. Men mag de job van leerkracht in Brussel niet onderschatten. We werken aan dezelfde leerplandoelen als in Vlaanderen, gezondheidsbeleid, talenbeleid, sport, meertaligheid, ICT, ouderbetrokkenheid, alle administratie, veiligheid en ga zo maar door. Elk op zich zeer belangrijk om aan te werken,
Er zijn tenslotte maar ongeveer 180 schooldagen in een schooljaar. Alle andere dagen zijn kinderen thuis. We zullen meer en structureler moeten samenwerken met partners. BWN: Ondanks de belemmeringen, blijf je pleiten voor samen te werken. Sven: Inderdaad. Brussel heeft dit nodig en vraagt hierom. We hebben uiteindelijk toch eenzelfde doel? Er moeten elementen in kaart worden gebracht. Welke organisaties zijn er? Welke eigenheid heeft elke organisatie? Wat is hun doelgroep? Waar ligt hun werkterrein? Hoe lang doet die organisatie dat? Welke expertise is er? We moeten van elkaar weten hoe en wat we doen, wie welke problemen kan aanpakken en hoe dit goed coördineren.
Onderwijs, welzijn maar ook justitie zullen de handen in elkaar moeten slaan.
Gemengde gemeentelijke basisschool Sint‐Joost‐Aan‐Zee Grensstraat 67 1210 Sint-Joost-ten-Node 02/220.28.40 Wijkafdeling (t.e.m. 2de kleuterklas) Braemtstraat, 53 1210 Sint-Joost-ten-Node
januari 3 maart 2012 !"**"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
maar als school alleen niet haalbaar. Bovendien zijn de lerarenopleidingen niet allemaal afgestemd op deze realiteit.
Werk aan de winkel! CLB over schooluitval
D
"!$)%<$43),'-;C$%7.$4$'%-)%5$(%564.&$'4$)-),733)<*=%'*)=% 7.-;<$4$)0%+-;)%=$%8$)('3%&**'%4$$'4-),$)<$,$4$-=-),%FGH>%S)% H'677$4%+-;)%$'%='-$%)$(,$<*)=$)%FGHT7>%?$+$%='-$%FGHT7%+-(($)%*.% =$+$4M=$%,*4U4$),($>%SC%7.'3C%:$(%O$3)NV-$''$%E3&$')-$'0%=$%=-'$8($6'% &3)%5$(%FGH%&3)%5$(%&'-;%*)=$'2-;7>
BWN: Hoe kijk je naar de spijbelproblematiek? Jean-Pierre: Spijbelen is een problematiek met vele oorzaken zoals leermoeilijkheden, psychosociale factoren, sociaal, emotionele of economische factoren. Het heeft vaak ook te maken met gezondheidszorgen, kindermishandeling, drug en alcoholproblematiek, zich niet goed voelen in je vel, depressie, faalangst, contactarmoede. Voel je je daarentegen goed, word je positief aangesproken en ben je in een situatie waar je over dingen kan spreken, dan daalt jouw risico op spijbelen. Spijbelen is niet enkel een probleem van het onderwijs. Het is ook een maatschappelijk probleem, waar ouders hun verantwoordelijkheid in moeten nemen. Ouders weten soms te weinig over hun kinderen, waar hun kinderen over praten, waar ze zich bevinden. Vaak verloopt de communicatie tussen ouders en kinderen te stroef. Daarnaast heb je ook een groep spijbelaars waarvan de ouders wel weten wat de kinderen doen, maar waar kinderen mee moeten gaan werken om alle rekeningen te kunnen betalen. In dit geval zijn het de ouders die de school niet zien zitten. Nochtans, opleiding is de beste kans op tewerkstelling. Iedereen op de juiste plaats krijgen, dat is de grootste uitdaging. Om dit te kunnen bereiken, moeten we eerst de technische beroepen opwaarderen.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
BWN: Wat is de taak van het CLB hierin? Jean-Pierre: Een van de taken van het CLB is om scholen te ondersteunen. We bieden informatie en vaardigheden aan om jongeren goed te begeleiden. Een nuttig instrument hierin is de Onderwijskiezer (www.onderwijskiezer.be) waarop je alle informatie vindt voor de juiste opleiding. We merken dat onderwijs wil investeren in de juiste studiekeuze en in een goede schoolloopbaanbegeleiding. Deze begeleiding was
!"*,"!""januari 3 maart 2012
immers vroeger een opdracht van het CLB en is nu eerder een taak van de school geworden. BWN: Wat is voor het CLB belangrijk in de aanpak van spijbelen? Jean-Pierre: Als CLB hechten we veel belang aan de preventieve poot. Het grootst aantal spijbelaars vind je terug in de BSO-scholen. Het is tevens een grote problematiek in het deeltijds onderwijs. Preventie is belangrijk want spijbelen is vaak een gedrag, een actie, op het einde van een lange rit. Preventie betekent voor mij een zeer goede begeleiding van onderwijsloopbaan en schoolkeuze. Wat zie je nu vaak? Jongeren die onvoldoende zicht hebben op wat ze willen en kunnen. Op die basis kiezen ze voor een bepaalde opleiding. Maar vaak past die opleiding niet bij hen. Gevolg: demotivatie en meer risico op spijbelgedrag. BWN: Wat is er typisch aan de spijbelproblematiek voor Brussel? Jean-Pierre: Enkel in ons CLB worden er ruw geschat negenhonderd en meer B-codes gegeven aan jongeren per jaar. Als een jongere tien B-codes heeft, komt het CLB tussen. Ik vind dit zeer hallucinante cijfers. In Brussel hoor ik elke week de noodkreet van hulpverleners van de CLB’s. Wat moeten we met een jongere doen? Hoe moeten we werken met jongeren die spijbelen en met organisaties die jongeren begeleiden? Het is ideaal zou zijn dat, als je een spijbelaar hebt, je daar een traject mee kan lopen en een bepaald resultaat mee bereiken, dat je zekerheid hebt dat die jongere wordt opgevolgd. In Brussel zitten we ver af van deze ideale situatie. Trajecten worden nu niet opgevolgd. Hierdoor hebben we ook geen goed zicht op de problematiek.
Het is pijnlijk om dit te moeten zeggen, maar het spijbelbeleid in Brussel is helemaal niet gecoördineerd. Dit in tegenstelling tot in Antwerpen en Gent. In die steden is er wel een gecoördineerd spijbelbeleid met meldpunten. Daar heb je de garantie dat als je een vraag hebt, er op wordt ingegaan, daar is er coaching, daar worden problemen opgepakt. In Brussel vragen de CLB’s al jaren een gecoördineerd beleid, naar een trekker van de problematiek, naar erkenning en ondersteuning van de overheid. Het beleid van de overheid in Brussel, met onder andere de VGC, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franstalige organisaties, de gemeentelijke organisaties, is zeer versnipperd. De bevoegdheden zijn verdeeld en er is geen gezamenlijke visie. Er zijn veel verschillende spelers op het veld, maar die worden niet gestuurd. Terwijl we die sturing en visie dringend nodig hebben. Ik geef je een voorbeeld. Elk van de negentien gemeentes heeft zijn eigen toezichtcel. Deze cel is opgericht in het kader van het veiligheidsplan. De insteek van het veiligheidsplan is anders dan een welzijns- of onderwijsbenadering. Bovendien werkt elke cel op zijn eigen manier en op zijn eentje. Er wordt maar Nederlands gesproken in vier of vijf van die cellen. Dit vormt een belemmering als je Nederlandstalige jongeren moet begeleiden en wil samenwerken met Nederlandstalige organisaties. Een ander voorbeeld zijn de sociale diensten van de zes politiezones. Die werken ook op hun eigen manier aan schoolverzuim. De vele personeelswissels in deze diensten levert ook moeilijkheden op voor begeleiding en samenwerking.
en leveren zij goed werk. Maar de middelen zijn ontoereikend en zijn geen antwoord op onze vraag naar een gecoördineerd spijbelbeleid. Die coaches zijn een goed voorbeeld van het ‘druppelbeleid’ van Brussel. De coaches zijn druppels op een hete plaat, druppels die onmiddellijk verdampen. De coaches zijn investeringen op korte termijn, niet op lange termijn. Het Brusselse beleid schaaft enkel een beetje bij. Ze heeft er echter geen oor naar om het werk volledig door te lichten. Het jammere is dat we zien dat het in andere steden wel lukt. In Gent en Antwerpen staat de politiek wel achter een gecoördineerd spijbelbeleid. Daar lukt het wel om tot een gezamenlijk plan te komen. Toch blijf ik er op hameren: “Mensen, zet u samen, laat u coördineren opdat we een organigram tekenen met alle functies en bevoegdheden rond spijbelen, opdat het voor de hulpverleners, de veldwerkers duidelijk wordt bij wie ze voor wat terecht kunnen.” Het is belangrijk om positief te blijven, om aan de kar te blijven trekken. We blijven een grondige analyse vragen van het beleid. We blijven een coördinatie vragen aan de verschillende ministers. We blijven vragen om de verschillende middelen bijeen te leggen opdat er één beleid kan opgezet worden. De drie Brusselse CLB’s delen deze visie. We zijn er van overtuigd dat we een spijbelbeleid moeten coördineren, willen we iets veranderen. Het is ook goed om in te zien dat ieder op zich begaan is met de spijbelproblematiek, dat iedereen die jongeren begeleidt, goed werk doet. Maar au fond veranderen we hier niets mee, we smukken het verhaal enkel een beetje op.
K1)$"$* $.$6$1&$1* )'$* +8$,'3$5* 4'(1* /##"* L"9++$.* zijn het schoolshoppen en het grote aantal nieuwe BWN: Wat is jouw grote wens bij het begin van 2012? instromers. Deze problemen zijn netoverstijgend. Om Jean-Pierre: Wel, ik wens dat we eind 2012 ze op te lossen, moet je met alle betrokkenen samen een organigram en een beleid hebben om de zitten. Juist dat samenzitten, levert in Brussel niets op. spijbelproblematiek aan te pakken. We hebben vaak samen gezeten met veel betrokken partijen, maar het levert niets fundamenteel op. Het is zeer moeilijk om tot afspraken te komen. Doordat de bevoegdheden zo versnipperd zijn, zien we door de bomen het bos niet meer. We bereiken geen tastbare resultaten. We hebben dringend nood aan een helicopterzicht om beter af te stemmen op elkaar.
Jean-Pierre: Er worden wel stappen gezet, maar die zijn zeer klein. Een voorbeeld. Bij een nieuwe projectaanvraag, vroegen de CLB’s om de verschillende actoren rond spijbelen te coördineren. Onze vraag werd gehoord. Het was een boeiend project. Maar uiteindelijk is het project beperkt geworden tot het inzetten van spijbelcoaches. Op zich hebben die spijbelcoaches een goede functie
januari 3 maart 2012 !"*#"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
BWN: Je zegt dat er niets fundamenteels is bereikt. Zijn er dan ook geen stappen in de goede richting gezet?
Gegevens van de 3 CLB’s: ! Centrum voor Leerlingenbegeleiding “Pieter Breughel” van het vrij onderwijs Opzichterstraat 84 1080 Sint-Jans-Molenbeek Tel 02 512 30 05 Fax. 02 512 46 31 E-mail: [email protected] Website: www.vclb-pieterbreughel.be ! Centrum voor Leerlingenbegeleiding van de Vlaamse Gemeenschapscommissie Technologiestraat 1 1082 Sint-Agatha-Berchem Tel 02 482 05 72 Fax 02 482 05 68 E-mail: [email protected] Website: clb.vgc.be
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
! Centrum voor Leerlingenbegeleiding van het gemeenschapsonderwijs Dieleghemsesteenweg 24-26 1090 Brussel (Jette) Tel 02 479 25 05 Fax 02 478 97 39 E-mail: [email protected] Website: www.clbbrussel.be
!"*$"!""januari 3 maart 2012
Oudergroep ‘onderwijs en armoede’ Ann van Vrienden van het Huizeke vertelt
Kansarme ouders met kinderen in het Brussels Nederlandstalig onderwijs, komen elke eerste vrijdag van de maand samen in het Huizeke om vormingen rond armoede en onderwijs uit te bouwen en te evalueren. Bovendien krijgen ze zelf vorming opdat ze op termijn zonder begeleiding vormingen kunnen geven. Om de drie maanden is deze vergadering een open vergadering, waar onderwijspersoneel op wordt uitgenodigd. Bedoeling is uitwisseling en van elkaar leren, vooral voor die leerkrachten die binnen hun school vrijgesteld worden als vertrouwenspersoon op het gebied van armoede. BWN: Ann, je begeleidt die ouderen groep. Waarom is die groep belangrijk? Ann: Het project ‘oudergroep’ ervaar ik als broodnodig. Ouders hebben nood aan informatie en willen invloed uitoefenen op het beleid. Het goede is dat ouders van die groep verbetering zien. Ze hebben het gevoel dat ze stappen vooruit zetten op het gebied van het onderwijs van hun kinderen. BWN: Geven scholen dan niet voldoende informatie? Ann: Niet echt. De informatie die scholen geven is beperkt. De informatie is te grof en niet aangepast aan mensen in armoede, zowel generatiearmoede als gekleurde armoede. Ik geef een voorbeeld. Je schrijft jouw kind in bij een school. Je hoort dat je beroep kan doen op een studiebeurs. Maar je krijgt geen papieren mee over die studiebeurs. Nee, deze informatie moet je op het internet opzoeken. Internet is echter een hoge drempel. Niet elke persoon in armoede heeft immers toegang tot internet. Bovendien komt analfabetisme nog vaak voor. Als een school uitleg geeft over de studiebeurzen, is dat vaak niet gedetailleerd. Er wordt niet gezegd bij wie je terecht kan, wanneer, wat de criteria zijn, welke papieren je nodig hebt.
Nochtans hebben mensen in armoede deze informatie nodig, want ze hebben meestal niet de capaciteiten om dit zelf op te zoeken. De documenten voor een studiebeurs vormen ook nog een drempel. Op zo’n formulier moet je de diploma’s en de competenties van de ouders invullen. Maar mensen in armoede hebben vaak geen diploma’s en ze voelen zich ook niet competent omdat ze al hun dromen niet hebben kunnen waarmaken. Deze mensen zijn zeer beschaamd als ze de vraag naar diploma’s of competenties blanco moeten beantwoorden. Ouders hebben vaak het gevoel: “Ik word niet begrepen, niet gehoord. Ik word niet rechtvaardig behandeld”. En het gevolg is dat deze ouders opstandig worden. Dit zijn allemaal drempels voor ouders in armoede. Met het Huizeke proberen we ze te ondersteunen opdat hun kinderen wel kansen krijgen in het onderwijs. In de oudergroep kunnen de ouders hun ervaringen uitwisselen en krijgen ze informatie. In die groep leren we hen welke rechten ze hebben en ook hoe ze kunnen opkomen voor die rechten. BWN: Je spreekt over gekleurde armoede. Kunnen onze scholen de culturele diversiteit aan? Ann: Ons schoolsysteem is niet aangepast aan de culturele verschillen. Kinderen van andere landen komen in ons onderwijscultuur en onze structuur terecht. Maar in hun thuisland hebben ze een volledig ander onderwijssysteem gekend. Soms heeft een buitenlandse jongere van veertien jaar, maar het niveau van ons derde leerjaar. Of kent een meisje van twaalf jaar maar juist de basis van optellen en aftrekken, lezen en schrijven. Waar kunnen die jongeren bij ons terecht? Ze vinden enkel een plaats in het BUSO-onderwijs. Daar kunnen ze open bloeien. Maar het BUSO heeft een slechte reputatie en wordt niet gewaardeerd.
januari 3 maart 2012 !"*%"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
P
))%R-4-7%<$,$4$-=(%*)=$'%3)=$'$%=$%*6=$','*$.%W*)=$'2-;7%$)%3':*$=$T%% <-;%=$%X'-$)=$)%&3)%5$(%Y6-+$C$>%%
de maatschappij. De menselijke relaties, het menselijke contact is verminderd. Mensen zijn vergeten hoe ze met elkaar moeten praten. Nochtans is praten en Doordat ons onderwijssysteem niet is aangepast aan contact hebben met jongeren, zeer belangrijk voor )$* ,9.&9"$.$* /$"+,-'..$17* 4'(1* $"* /$$.* ,#1M',&+'&90&'$+* leerkrachten die jongeren begeleiden op weg naar hun in Brusselse scholen. Achtennegentig procent van toekomst. Dit is een pijnlijke situatie. Want onderwijs is het doelpubliek zijn allochtonen. Meer bepaald, zeer belangrijk om uit armoede te geraken. Onderwijs allochtonen die vaak worstelen met hun eigen geeft je de goede bagage. Met een degelijk onderwijs identiteit. Een Marokkaanse opvoeding gebeurt vaak is de drempel voor hulpverlening vaak kleiner. thuis, terwijl de Belgische opvoeding vaak op school 8.00&+/'1)&?* N'&* ,"$J$"&* $$1* ,#1M',&+'&90&'$?* O#1%$"$1* BWN: Hebben scholen voldoende kracht om hier ontsporen hierin. Ze hebben veel om te verwerken, ze een antwoord op te geven? hebben uitleg nodig, maar krijgen die te weinig. Het Ann: Ik vind dat welzijnsorganisaties scholen moeten onderwijs- en maatschappijsysteem werken niet goed ondersteunen in deze situaties. Scholen hebben voor deze jongeren. immers hun handen al vol met les geven, ze zijn BWN: Wat doe je als buurthuis aan deze situatie? al overbevraagd. Samenwerking tussen welzijn en onderwijs zou zeer welkom zijn. Toch ben ik droevig Ann: Wel, met het buurthuis proberen we te bemiddelen gestemd over de manier waarop hulpverlening tussen ouders, kinderen, scholen. Belangrijk is dat we en onderwijs de deur dicht doen voor mensen. iedereen in zijn eigen rol houden. We leggen aan de Hulpverlening en onderwijs zijn vaak te cru en te ouders uit dat een moeder bijvoorbeeld een moeder is, veroordelend. Dit lokt opstand en protest uit. Dit zuigt en geen vriendin van de jongere. Bovendien geven we mensen leeg, ontneemt mensen hun krachten. Ik vind ook vorming in scholen. Zo bieden we ondersteuning dat mensen uit hulpverlening te weinig informatie door bijvoorbeeld in het vijfde en zesde leerjaar te gaan hebben over de situatie van de cliënt, van de jongere. spreken. Tijdens een vorming leg ik altijd de klemtoon Ervaringsdeskundigen kunnen hier mee helpen. Als op het cultuurverschil. Neem nu het verschil tussen het secundair onderwijs hervormd wordt, moeten Marokko en België met betrekking tot de rol van de ze een sociale dienst met een ervaringsdeskundige jongen en het meisje. Allochtonen jongeren moeten hierin opnemen. Op die manier kunnen ouders met bijvoorbeeld hun beeld over jongens en meisjes hun verhaal bij iemand terecht die hun verhaal kent aanpassen als ze in de school en in het latere leven en herkent. De ervaringsdeskundige zou dan in een iets willen bereiken. Ze moeten kunnen aanvaarden duobaan werken met een gewone hulpverlener. dat hun baas een vrouw gaat zijn, dat ze vrouwelijke Deze duobaan is nodig omdat een leerkracht en een collega’s hebben. De invulling van rollen in België hulpverlener te vaak veroordelen, te vaak de kinderen en het mogelijke verschil met het buitenland moet scheef bekijken. besproken worden, op een rustige manier en in hun beleving, in hun taal. Onwetendheid creëert immers BWN: Wat is jouw grote wens voor jongeren vaak ‘een ver van mijn bed verhaal’. Onwetendheid in armoede? is vaak onbekendheid en onbekendheid maakt Ann: Dat scholen en hulpverlening hen niet veroordelen, onbemind. Niet weten betekent vaak ook veroordelen. maar meerdere kansen geven, dat er openheid Na een vorming rond generatie- en gekleurde armoede, gecreëerd wordt. Een openheid naar interesse van krijg ik vaak de reactie van jongeren en leerkrachten: de leefsituatie. Dat scholen en hulpverlening inspelen “Nu snap ik het”. op de situatie die er is, zonder te veroordelen opdat BWN: Hoe ervaar je het spijbelgedrag van jongeren? jongeren het gevoel krijgen ‘ik hoor er bij’.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Gevolg: de achterstand van die jongeren wordt nog een keer vergroot.
Ann: Waarom spijbelen jongeren? Ik ken jongeren die spijbelden en dan met school stopten, gewoon #6)0&* )$* #9)$"+* )$* +,-##.* 1'$&* 6$$"* 3101,'$$.* aankonden. Een ander meisje spijbelde omdat ze geen ondersteuning, geen opvang kreeg van de school om een ontspoorde familiale situatie te verwerken. De ouders en de school kenden de situatie, maar gaven geen extra ondersteuning aan het meisje. Gevolg, het meisje voelde zich aan haar lot overgelaten, worstelde met de dingen die er gebeurd zijn en begon te spijbelen. Waarom zijn jongeren agressief, waarom gebruiken ze drugs, waarom spijbelen ze? Ze hebben vaak geen contact en voeling meer met ouders, de school,
!"*&"!""januari 3 maart 2012
Ann Milis Vrienden van het Huizeke Vossenplein 23, 1000 Brussel 02 511 15 77 [email protected] [email protected] De vormingsbundel ‘armoede en onderwijs’ kan je opvragen bij de Vrienden van het Huizeke.
Persoonlijk ontwikkelingstraject: iPOT bij Groep INTRO
I
"!-$(%344$%4$$'.4-85(-,$%;*),$'$)%&-)=$)%-)%5$(%*)=$'2-;7%5$(%.3'8*6'7%=3(%<-;% 5$)%.37(>%O*),$'$)%5$<<$)%7*:7%)**=%33)%$$)%33),$.37(%('3;$8(>%?3(%C3)% <-;%-VZE%-)%H'677$4%&**'%;*),$'$)%(677$)%B[%$)%B\%;33'0%-)=-$)%+$%4$'$)% $)%2$'C$)%2-44$)%8*:<-)$'$)>
Jesse Goethals Teamverantwoordelijke iPOT
In iPOT bieden wij verschillende soorten vorming aan: proeftuinen, modules en projecten. In de proeftuin kunnen jongeren een halve dag deelnemen aan sport, themawerk, leerzaam spel, groepsgesprek of een creatieve of technische vaardigheidsoefening. Ze kunnen proeven, proberen en hun vaardigheid en interesse toetsen. Modules zijn eveneens activiteiten van een halve dag waarop nieuwe activiteiten ontdekt worden. De activiteit vormt een reeks waarbij ze wekelijks iets onder de knie krijgen en daarop getoetst worden. Groep INTRO vzw biedt de jongere aangepaste vorming en individuele begeleiding. De jongere wordt of blijft ingeschreven in het Centrum Leren en Werken van zijn keuze, maar gaat zo lang dat nodig is naar iPOT. Een persoonlijk ontwikkelingstraject (POT) is niet tijdsgebonden en kan zo lang lopen als de jongere nodig heeft. Het doel van het POT is dat de jongere succesvol terugstroomt naar het Centrum Leren en Werken of naar een andere school. Die terugstroom gebeurt geleidelijk, in kleine beetjes, met veel communicatie tussen de nodige partners Eens hij de leeftijd van 18 bijna bereikt, kan de jongere ook doorstromen naar een opleiding of naar werk.
Het projectwerk bestaat uit verschillende lesmomenten waarin de groep samen een doel probeert te bereiken met een zichtbaar resultaat. Op een toonmoment presenteren ze alle werken aan samenwerkende organisaties, ouders en geïnteresseerden. In het project combineren jongeren theorie en praktijk, oefenen ze diverse vaardigheden en kan ieder zijn talent tot uiting laten komen. In een project is de samenwerking in groep belangrijk. Een groep waarin elke jongere zijn plek vindt en bijdraagt aan het eindresultaat.
De jongere in iPOT neemt zoveel mogelijk deel aan vorming in groep. De groep is de plaats waar de jongere erkenning vindt, geconfronteerd en gestimuleerd wordt samen met andere jongeren. Door succesen faalervaringen uit te wisselen kan hij/zij nieuwe attitudes en vaardigheden ontwikkelen.
januari 3 maart 2012 !"*'"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Vorming
Voorbeelden van projecten zijn: ! P9'1001.$%*$1*#8M$9"$1*/01*)$*E99"& ! Artistiek project met recyclagemateriaal ! A1"',-&$1*$1*#8M$9"$1*/01*$$1*.#500.* ! Voorbereiding en deelname aan een reis of kamp Voor heel wat modules en projecten werkt Groep INTRO Brussel samen met andere organisaties in Brussel. Zo zijn er kooklessen met een echte chef-kok en doen we tuinaanleg met een leraar-tuinarchitect van het CVO van Elishout. We werken samen met ABC (Art Basic for Children) voor een kunstproject en medewerkers van Buurtsport Brussel gaan regelmatig met onze jongeren sporten. We proberen op die manier de interesses van jongeren te prikkelen en hen diverse vrijetijdsmogelijkheden aan te prijzen.
Individuele begeleiding In iPOT neemt elke individuele begeleider een aantal jongeren onder zijn/haar hoede en volgt hen individueel op. Op afgesproken momenten doet de begeleider individuele acties met de jongere, zoals wandelen, 3$&+$1*#;*699"5.'66$1? Hij voert regelmatig individuele gesprekken en probeert ook contact te onderhouden met de directe familie en vriendenkring van de jongere. Elke week houdt hij met de jongere een korte evaluatie van zijn interesses, vaardigheden, gedrag en werkpunten. Tijdens die individuele begeleiding wordt samen met de jongere gezocht naar de oorzaak van de moeilijkheden op school. We kijken naar de problemen, maar zoeken vooral naar de bron en proberen die aan te pakken.
Neventrajecten De jongeren nemen niet noodzakelijk aan alle groepsvormingen deel. Voor elke jongere proberen we op maat een neventraject te vinden als bepaalde activiteiten niet aanslaan. De jongere gaat naar een zelf gekozen activiteit in een andere organisatie in de buurt, waarmee wij dan duidelijke afspraken maken. Of ze krijgen opdrachten die interessant zijn in functie van hun persoonlijke traject.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Wat met schooluitval? Sommige jongeren zijn moeilijk te activeren. Schoolmoeheid, angst voor nieuwe dingen of voor een nieuwe mislukking, houden hen thuis of weg van school. Ze zijn niet of moeilijk te motiveren voor nog een nieuwe stap.
!"*("!""januari 3 maart 2012
Aanklampend werk Deze jongeren proberen we te stimuleren om naar iPOT te komen door hen dagelijks te bellen of te sms’en, hen thuis op te zoeken en vindplaatsgericht te werken. We proberen hen stap voor stap te motiveren om weer actief deel te nemen aan de activiteiten door in te spelen op hun interesses. We kijken samen met de jongeren wat ze graag doen en goed kunnen, en proberen die dingen aan bod te laten komen in de vormingen. Samenwerking Sommige jongeren hebben nood aan een meer professionele individuele begeleiding. Zo verwijzen we jongeren door en helpen de jongere de stap te zetten naar de bestaande hulpverlening in hun omgeving zoals CAW’s, diensten voor begeleid zelfstandig wonen, Houba, Centra Geestelijke Gezondheidszorg en diensten voor herstelbemiddeling. Regelmatig gaan we in groep op bezoek bij diverse diensten en werken we samen rond thema’s als relaties en seksualiteit, tienerzwangerschap, drugverslaving enzovoort. We proberen ook intensief samen te werken met de ouders en hun bij elke belangrijke stap te betrekken. Wekelijks wordt er naar het thuisfront gebeld om de week van de jongere te bespreken. Zeker indien het goed was. In moeilijke situaties is kan er beroep gedaan worden op de politie, die in sommige gemeenten spijbelcellen hebben ingevoerd. Ook is er vaak een intensieve samenwerking met de medewerkers van de bijzondere jeugdzorg en jeugdrechtbank. Positieve bekrachtiging Een van de belangrijkste tools van de begeleiders van Groep INTRO vzw is het positief bekrachtigen. De jongeren die een persoonlijk ontwikkelingstraject volgen, zijn heel verschillend. Alle jongeren hebben
Tot slot Dit project loopt sinds enkele jaren en heeft zijn nut al bewezen. Schooluitval van de jongeren wordt tegengegaan, door in te grijpen wanneer het voor de jongere of de school moeilijk loopt. De jongere, maar ook de school, krijgt de kans om even terug op adem te komen en te onderzoeken waar het moeilijk loopt en waarom. Als de jongere al heeft afgehaakt, is er binnen een persoonlijk ontwikkelingstraject ruimte om de jongere te activeren. Voor sommige jongeren komt de hulp echter laat, of op een moeilijk moment, waardoor we de jongeren niet kunnen activeren.
Ook merken we soms dat de instanties die ons kunnen helpen, het te druk hebben, waardoor hulp vaak te laat komt of uitblijft. We blijven zeker samenwerken met alle mensen die een rol spelen in het leven van de jongeren. Maar we gaan vooral samen met de jongeren op zoek naar de oorzaken van de problemen en mogelijke oplossingen.
Groep Intro Jesse Goethals Teamverantwoordelijke Leerplichtonderwijs Charles Parentéstraat 6 1070 Brussel Tel 02 558 18 80 Fax 02 558 18 81 Website: www.groepintro.be E-mail [email protected]
januari 3 maart 2012 !"*)"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
echter te kampen gehad met negatieve ervaringen en teleurstellingen. De invloed van deze gebeurtenissen zijn tekenend voor het karakter en het welbevinden van de jongeren. Door de jongeren attent te maken op de dingen die ze goed doen en ze daarvoor te belonen, wordt het postieve gedrag gestimuleerd en voelen de jongeren zich beter.
Time‐out Brussel
#
Maarten Van Camp Time-out Brussel
"!$4M7%2-$%&3)%&$'%:$(%*)=$'2-;7%($%:3C$)%5$$M(0%C3)%$'%)-$(%*:5$$)%=3(%,$2**)% 785**44*.$)%&**'%)*,34%23(%;*),$'$)%:*$-4-;C%&$'4**.(>%D'%-7%$$)%,'*($%,'*$.% 7.-;<$433'7%$)%='*.N*6(7>%Z6=$'7%$)%4$$'C'385($)%+-(($)%&33C%:$(%=$%53)=$)% -)%5$(%533'0%$)%)-$(%344$$)%+-;>%P44$'4$-%M38(*'$)%7.$4$)%5-$'-)%:$$>%X$'785-44$)=$% :$)7$)%$)%*',3)-73(-$7%+*347%FGH0%FP]0%OD90%ZFR]%$)%]R^O%=*$)%56)%<$7(%*:% &3)6-(%56)%.*7-(-$%-$(7%33)%=$%7-(63(-$%($%&$'5$4.$)>%?$+$%;*),$'$)%+-(($)%+*2$4%-)% 5$(%P9Z0%^9Z0%E9Z%347%-)%5$(%H9Z%*M%H_9Z>%#-;%&*':$)%*)+$%(*$C*:7(-,$%,$)$'3(-$>% Y$(%-7%=67%<$43),'-;C%*:%$$)%3)(2**'=%($%<-$=$)%233'=**'%+$%($'6,%C6))$)% 33)746-($)%<-;%5$(%*)=$'2-;733)<*=>%R33'%6-($-)=$4-;C%+-;)%5$(%=$%;*),$'$)%+$4M%=-$% -$(7%:*$($)%=*$)0%*M%2`44$)%=*$)%-7%:-7785-$)%<$($'%,$+$,=>
Om te voorkomen dat het aantal spijbelaars en leerlingen met problemen vroegtijdig de school verlaten, organiseert Time-out Brussel sinds 2007 Time-outprojecten in het Brusselse Nederlandstalig onderwijs. We bieden voornamelijk twee soorten timeout aan, namelijk een lange time-out (LTO) van drie weken en een korte time-out (KTO) van drie dagen tot een week. Ook organiseren we herstelgericht %"#$8+#/$".$%* * E'(* 420"$* ,#1M',&$1* )'$* onvoldoende of niet opgelost zijn en kunnen er klasgesprekken met de methode ‘No Blame’ doorgaan waar nodig.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Bij een LTO wordt een jongere die het te bont heeft gemaakt, door regelmatig spijbelen en door zijn gedrag, gedurende drie weken uit de school gehaald. Zowel de leerling als de leerkrachten én niet onbelangrijk de medeleerlingen kunnen stoom afblazen en tot rust komen. In tussentijd volgt de jongere een extern groepsprogramma. Om de voeling met de school niet te verliezen, volgt hij een gestructureerd weekschema en krijgt hij dagelijks een studiemoment. Tijdens deze periode worden er uiteenlopende maar voor de jongeren relevante thema’s behandeld zoals ‘Communicatie en Feedback’, ‘Terug naar school’ enzovoort. Dit gebeurt via groepssessies en teambuildingsopdrachten. Voor het overige wordt er wekelijks samen gesport en gekookt. Tijdens dit rustmoment krijgt de jongere ook de kans om na te denken over zichzelf. Hiernaast proberen we ook de jongeren positieve ervaringen &$*.0&$1*E$.$/$1?*V0*0M##8*/01*$$1*FPU*/##"4'$1*2$* telkens een nazorgperiode. Jongeren die niet helemaal in een negatieve spiraal zitten, maar wel met emotionele en motivatieproblemen kampen, kunnen via een KTO terug op een goed spoor geraken. In een driedaags individueel traject zoeken we samen met de jongere naar de reden waarom
!",+"!"januari 3 maart
2012
hij zich ongemakkelijk voelt op school. Heeft hij bijvoorbeeld een probleem met gezag, heeft hij de juiste studiemethode nog niet gevonden, of ziet hij de bomen door het bos niet meer? Of heeft hij andere prioriteiten dan school, zit hij in een moeilijke thuissituatie, het zijn allemaal mogelijkheden. De jongere brengt door een juiste vraagstelling zelf helderheid in zijn moeilijkheden en krijgt zo terug een soort van houvast. Hierdoor is het eenvoudiger om goede doelen te stellen en afspraken te maken om uit de oorspronkelijk uitzichtloze situatie te geraken. De jongere wordt nog een tijdje opgevolgd en als het nodig is spreken we nog eens af om een positief vervolg te kunnen garanderen. Voorkomen is beter dan genezen. Daarom bieden we aan de scholen naast het lange of korte traject ook nog andere vormen van ondersteuning aan. Sinds kort wordt er in Vlaanderen gezocht naar constructieve en herstelgerichte afhandelingsvormen voor delinquent en problematisch gedrag. Bij een herstelgerichte aanpak gaat de aandacht expliciet uit naar de noden van het +.0,-:$"*$1*100"*)$*001%$"',-&$*+,-0)$?*Q$&*,#1M',&* wordt teruggegeven aan de mensen. Alle betrokkenen krijgen een actieve rol in het proces en de dader krijgt de kans om zijn verantwoordelijkheid op te nemen voor het gestelde gedrag. Eén van de methodieken in dit ‘nieuwe’ denken is het herstelgericht groepsoverleg (HERGO). Een andere methode is het organiseren van een ‘No Blame’ gesprek bij fel pestgedrag. Wat altijd terugkomt in onze methodes is dat we proberen de jongeren hun verantwoordelijkheid te laten opnemen. Pas dan kan er gesproken worden van een begin van verandering. Uiteraard moeten ook de andere betrokken partijen zoals de school, de ouders en de vrienden verandering willen. We zien dat jongeren die bij ons over de vloer komen,
soms veel te weinig gesteund en gemotiveerd worden, en dat ze zelf het gevoel hebben dat ze tot bitter weinig in staat zijn. Een time-out zal het probleem niet oplossen, maar we willen wel een aanzet geven tot verandering. Als er dan #8*0..$*;"#1&$1*&$"9%*/#.)#$1)$*+&$913%9"$1*#8)9'5$1* die de jongere als het ware vooruit duwen, dan zie je jongeren terug openbloeien en vertrouwen krijgen. Dit vertrouwen kan het wezenlijke facetje zijn waardoor ze terug kunnen aansluiten bij het onderwijs en waardoor hun verdere toekomst vrij is van verder ongemak. Doorheen de jaren merkten we dat we nog sneller en preventiever zouden moeten werken. Want sommige jongeren hebben er baat bij om op een zeer laagdrempelige wijze bereikt te worden. In Antwerpen ontstond hierrond een succesvol initiatief, het Jongerencoachingsproject opgericht door het Antwerps minderhedencentrum ‘de8’. Naar voorbeeld hiervan werkten we bij wijze van experiment aan een gelijkaardig preventief project waarbij overleg, communicatie en netwerking centraal staan. Zorgleerkrachten, leerlingenbegeleiders, CLBmedewerkers, ouders en uiteraard de jongeren zelf, hebben allemaal baat bij een toegankelijk aanbod. Een aanbod op maat van de jongeren, rekening houdend met de verschillende behoeften, wensen en verwachtingen.
Ingeborg Winters BWR
Een jongerencoach probeert te voorkomen dat risicoleerlingen uitvallen. Hij richt zich op leerlingen die spijbelen, beginnend storend gedrag vertonen en in een neerwaartse spiraal terechtkomen. Deze jongeren zijn vaak afgeknapt op hulpverleningsinstanties, lopen risico om de school zonder diploma te verlaten en geen werk te vinden. Een jongerencoach werkt niet voor, maar samen met jongeren. Hij is een vertrouwenspersoon, bemiddelaar en jeugdwerker. Respect en wederzijds vertrouwen zijn de sleutelwoorden. En in het werken met jongeren is net dat zeer cruciaal om tot verandering te komen.
Projectencentrum Don Bosco François Gaystraat 129 1150 Sint-Pieters-Woluwe Fax: 02 772 33 19 Website: www.projectendonbosco.be E-mail: [email protected]
januari 3 maart 2012 !",*"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Tel: 02 779 02 27
Leerrecht herstelt het perspectief op onderwijs
I
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Martine Puttaert Beleidsmedewerker Integrale Jeugdhulp regio’s Brussel en Vlaams-Brabant
!"$(%&**'%=$%:$=-3%6-(.3C($)%:$(%=$%343':$'$)=$%<$'-85(,$&-),%*&$'%W*)785**4<3'$% ;*),$'$)T%7($4=$%S)($,'34$%O$6,=564.%aSOYb%=$%'$764(3($)%&**'%&3)%5$(%.'*;$8(%G$$''$85(% H'677$4>%Y$(%.'*;$8(%237%=3)%-$(7%:$$'%=3)%$$)%;33'%*6=>%Z.%=$%'$764(3($)%+-;)%2$% U-$'0%*.%=$%-)+$(%&3)%344$%.3'()$'7%<-;+*)=$'%('*(7>%?$%8*)8'$($%6-(&*$'-),%&3)%5$(%.'*;$8(% -7%-)%53)=$)%,$,$&$)%&3)%5$(%:64(-M6)8(-*)$$4%8$)('6:%E*)67*%:$(%V3(7%F'*:<'6,,$%347% 8*c'=-)3(*'%$)%<$+-$4$'%&3)%G$$''$85(%H'677$4>%?33'*:%&*)=$)%2-;%5$(%+$C$'%,$.37(%*:%*.%@d% *C(*<$'%@ABB%($'6,%2$%<4-CC$)%($'6,%*.%B%;33'%G$$''$85(%H'677$4%$)%&**'6-(%($%C-;C$)%)33'%=$% 3:<-(-$7%&**'%=$%C*:$)=$%(-;=>%
Hoe is dit project Leerrecht in de regio Brussel ontstaan?
rondhangen. Het percentage jongeren dat de school verlaat zonder diploma stijgt dan ook voortdurend.
De eerste sporen van het denken rond dagbesteding in IJH, vond ik terug in een verslag van een werkgroep Dagbesteding van mei 2006. De Brusselse voorzieningen nodigden Leerrecht Leuven uit om ervaringen in verband met schooluitval voor te stellen. Het O.O.O.C. Jongerencentrum Cidar schetste zijn zoektocht, gestart in 1987, naar antwoorden op de onderwijsproblematiek van de jongeren die aan het centrum werden toevertrouwd. De eerste jaren redeneerden ze vanuit een sterke scheiding tussen jongeren die nog extern onderwijs volgden en jongeren die in het centrum zelf school liepen. De nood om dagbesteding uit te bouwen voor jongeren die geen onderwijs meer volgden was groot en kreeg aanvankelijk prioriteit. Gaandeweg werden beide invalshoeken sterker op elkaar afgestemd. Met vallen en opstaan werd er gezocht naar een mogelijkheid om de perspectieven van onderwijs en de perspectieven van het welzijnswerk met elkaar te verbinden.
In 2008 en 2009 zijn er enkele overlegmomenten geweest met partners BJB, VAPH, CLB en de VGC. Zij kwamen tot de conclusie dat zinvolle vrijetijdbesteding voor jongeren uit de residenties feitelijk andere noden zijn dan de aanpak van het probleem van schooltuitval. De nood om aan een gepaste omkadering te werken om voor jongeren, die (tijdelijk) uitvallen uit het reguliere schoolse gebeuren, een nieuw perspectief te geven, kreeg prioriteit.
Ook de Brusselse voorzieningen hebben tijd nodig gehad om tot afbakening van het probleem te komen. Het waren vooral de partners uit de Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) en de Gehandicaptenzorg (VAPH) die op de Regionale Stuurgroep van IJH het probleem bleven aankaarten van jongeren die uitvallen op school en hierdoor heel wat kansen missen op het ontwikkelen van hun talenten. Anderzijds, en ook dat was een belangrijke drijfveer, is het voor de residentiële voorzieningen niet evident om zich te organiseren op een omkadering voor deze thuisblijvers. Al snel bleek dat ook de ambulante hulpverlening en de CLB’s weet hadden van een groeiend aantal leerplichtige jongeren die op school afhaakten, bestempeld worden als niet schoolbaar en dus thuis of op straat bleven
!",,"!""januari 3 maart 2012
In 2010 besliste de Regionale Stuurgroep Brussel, naar het voorbeeld van het Netwerk Leerrecht Leuven en Halle-Vilvoorde, tot de oprichting van een Netwerk F$$""$,-&*L"9++$.7*%$3101,'$")*6$&*E$8$"5&$*6'))$.$1* van IJH. De drie Netwerken Leerrecht hanteren hetzelfde concept waarbij de participatie van ouders en jongeren (rondetafel) centraal staat. Het Netwerk Leerrecht bestaat uit partners uit de hulpverlening, het jeugdwerk, de CLB’s, en een aantal schoolexterne initiatieven. Het Netwerk verbindt de verschillende bestaande initiatieven en plaatsen waar het ‘recht op leren’ van leerplichtige jongeren kan ingevuld worden buiten het reguliere onderwijs (zowel privé- als projectpartners), en maakt ze toegankelijk voor elke leerling die een beroep doet op het Netwerk. Voorbeelden van deze initiatieven zijn Time-outprojecten, persoonlijke ontwikkelingstrajecten, werkervarings- en sociale economieprojecten, groene zorg, dagbesteding uit de bijzondere jeugdzorg en vrijwilligerswerk. Het Netwerk Leerrecht wil een oplossing bieden voor jongeren die (tijdelijk) geen aansluiting meer vinden in het reguliere onderwijs. Leerrecht vertrekt van de feitelijke situatie, namelijk jongeren die geen
aansluiting meer vinden op school, en niet van een bepaalde doelgroep of sector. “Door deze jongeren op het spoor te houden wil het netwerk leerrecht het risico op toekomstige maatschappelijke uitsluiting (werkloosheid, armoede, criminaliteit) tegengaan en zo meewerken aan de uitbouw van een inclusieve samenleving.” De ervaring leert ondertussen dat een groot percentage van deze jongeren wel degelijk talenten heeft en hun recht op leren wil uitoefenen. De meerderheid sluit terug aan op een schooltraject.
Onthutsende cijfers en langdurig effect Cijfers van het Observatorium Welzijn en Gezondheid uit het Armoederapport van Brussel tonen aan dat in 2010 een kwart van de Brusselse kinderen in een huishouden zonder inkomen uit arbeid leefde. Ook behaalde een kwart van de Brusselaars tussen 25 en 34 jaar (leeftijd van intrede op de arbeidsmarkt) ten hoogste een diploma lager secundair onderwijs.
Er bestaan verschillende redenen die een dergelijke schoolachterstand kunnen verklaren: gezondheidsproblemen, leermoeilijkheden, gedragsproblemen en moeilijkheden om de taal te begrijpen. Vooral het taalprobleem speelt in Brussel een belangrijke rol. Niet alleen omdat er een groot aantal taalgemengde gezinnen is waar het Nederlands enkel een schooltaal is, maar ook omdat er een groot aantal kinderen vanuit het buitenland tijdens het lopende schooljaar instapt zonder de taal te kennen. Naast taalverschillen speelt uiteraard een verschillende culturele achtergrond ook een rol. De bevolking in Brussel is jong en heel kleurrijk. Daar adequaat mee omgaan is een hele uitdaging. Onderzoek bij leerlingen uit het Nederlandstalig secundair onderwijs toont aan dat Marokkanen de grootste groep onder de niet-Belgen in Brussel vormt:
Het verband tussen armoede en opleidingsniveau lijkt evident. Aan de ene kant lopen kinderen die opgroeien in armoede meer risico om een moeilijke schooltijd te doorlopen. Aan de andere kant zullen jongeren die de school zonder diploma verlaten, op volwassen leeftijd geconfronteerd worden met een groter armoederisico. In het bijzonder omdat de laagst geschoolden meer problemen ondervinden om een job te vinden en vaak enkel toegang hebben tot laaggeschoolde, slecht betaalde en instabiele jobs.
In het Brussels Gewest heeft bijna één jongen op vijf en één meisje op zes de school vroegtijdig verlaten. Het gaat hier om jongeren tussen 18 en 24 jaar met maximum een diploma lager secundair onderwijs die geen onderwijs of vorming meer volgen. Deze aandelen liggen hoger dan in de andere gewesten. Jongeren die de school zonder diploma verlaten, kenden vaak een moeilijk schoolparcours. Een kleine schoolachterstand betekent niet per )$31'&'$*)0&*)$*(#1%$"$*4'(1*+,-##.&'()*1'$&*6$&*+9,,$+* zal afronden. Het kan het gevolg zijn van een eenmalige tegenvaller of zelfs van een duidelijke strategie van de school en het CLB om leerlingen te helpen. Het opstapelen van schoolachterstand verhoogt echter het risico dat de leerling afhaakt en zijn of haar schooltijd niet succesvol afrondt (Visée-Leporcq, 2011).
34% heeft een moeder of vader van Marokkaanse herkomst. Brussel telt één van de grootste moslimpopulaties in de Westerse wereld: 46 % noemt zichzelf moslim, 25% christelijk. Wanneer jongeren de school zonder diploma verlaten hebben ze het vaak moeilijk om een job te vinden. Slechts een derde (31,2 %) van de laaggeschoolde Brusselse jongeren is tewerkgesteld. Dit aandeel ligt lager in vergelijking met de andere twee gewesten (38,3 % in Wallonië en 55,6 % in Vlaanderen). Terwijl de Brusselse bevolking een hoger aandeel laaggeschoolde jongeren telt, wordt de Brusselse arbeidsmarkt steeds meer gekenmerkt door zeer hoge 520.'3,0&'$/$"$'+&$1? De cijfers over spijbelen zijn een andere bron om een beeld te krijgen van de grootte van het probleem. Enkele kerngegevens uit de rapportage van het schooljaar 2009-2010: 366 leerlingen, die in Brussel wonen zijn door hun Nederlandstalige school als problematisch afwezig gemeld.
januari 3 maart 2012 !",#"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Voor het schooljaar 2009-2010 bedroeg het aandeel leerlingen dat bij aanvang van hun eerste jaar secundair onderwijs al minstens twee jaar schoolachterstand opliep 17,0 % in Brussel. Bij leerlingen van het 3de jaar secundair onderwijs bedraagt het aandeel leerlingen met schoolse vertraging van 2 jaar of meer in hetzelfde schooljaar 31,1 % (ongeacht de onderwijsvorm), bij leerlingen in het 5de jaar is dit aandeel 40,8 %.
WX* .$$".'1%$1* 2$")$1* )$31'&'$;* 9'&%$+.#&$1?* @'(* E$schikken over geen vergelijkbare gegevens langs Franstalig zijde.
Een netwerk en een hulpprogramma Uit wat vooraf ging mag duidelijk zijn dat een andere kijk op en een andere aanpak voor jongeren die het (tijdelijk) niet meer redden op school noodzakelijk is. De uitwerking van een netwerk als organisatievorm met als opdracht de uitbouw van een hulpprogramma biedt perspectief. Een netwerk is een samenwerkingsverband van voorzieningen die juridisch of qua management geen geheel vormen. De voorzieningen werken op vrijwillige wijze samen, omdat ze gezamenlijk een sterkere positie innemen dan wanneer ze afzonderlijk zouden opereren. Er kunnen diverse redenen zijn om de samenwerking aan te gaan:
Na controle in de databanken van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap werden 106 dossiers doorgestuurd naar het parket omdat deze minderjarigen niet aan de leerplicht voldeden. De vraag is of een doorverwijzing naar het parket een hoopvol perspectief voor de jongere biedt. Op basis van haar onderzoek schat het Meldpunt Leerrecht Leuven-Hageland dat ongeveer 1% van de leerlingen van het secundair onderwijs in een problematische schoolsituatie verkeert.
Resultaten van de 3 Netwerken Leerrecht enkele cijfers Er worden meer jongeren aangemeld dan de projecten kunnen verwerken: Leuven-Hageland kreeg in 20092010 311 jongeren aangemeld, op 6 maanden kreeg Brussel er 36 en Halle-Vilvoorde 54. De aanmeldingen komen hoofdzakelijk van de CLB’s.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Ongeveer 2/3de zijn jongens. De leeftijd schommelt tussen 14-17jaar. 25% is jonger dan 15 jaar en dus volledig leerplichtig. Dit betekent dat deze jongeren geen ‘werkervaring’ mogen opdoen omdat dit in strijd is met wet op de kinderarbeid. Jongeren uit de B-stroom vertegenwoordigen 70%. Een bevraging bij 70 jongeren uit Leerrecht LeuvenHageland (respons 94%) leert dat 65% terug voltijds naar school gaat, 3% werkt en 14% actief zoekt naar werk. Slechts 5% heeft nergens aansluiting gevonden. Ook de korte ervaring in de andere projecten geven een groot percentage aan dat terugkeert naar school. Problematisch gedrag op school en spijbelen zijn de voornaamste reden van aanmelding. In het Leuvense onderzoek is slechts 10 % aangemeld voor delinquent gedrag of fysieke agressie ten aanzien van leerkrachten.
!",$"!""januari 3 maart 2012
! De partners hebben een aanvullend aanbod, waardoor gezamenlijk opdrachten aanvaard kunnen worden die ze afzonderlijke niet kunnen uitvoeren (additionaliteitsmotief); ! Samen kan men grotere opdrachten aan dan afzonderlijk (capaciteitsmotief); De voorzieningen behouden graag hun eigen onafhankelijkheid en identiteit, maar hebben behoefte aan vaste partners (samenwerkingsmotief). Deze beschrijving van een bedrijvennetwerk is de organisatievorm waarmee de huidige partners in Leerrecht aan de slag willen. Een begin is gemaakt. De verschillende initiatieven vanuit welzijn, onderwijs en jeugdwerk, die vandaag een aanbod doen om een antwoord te bieden op schooluitval, zijn samengebracht. Door overleg en afstemming is er eenzelfde visie ontwikkeld die vorm heeft gekregen in één inhoudelijk concept. Toch is het niet evident om alle partners mee te krijgen in het netwerk-denken als organisatievorm. Vanzelfsprekend vraagt het van de verschillende partners een groot engagement om gezamenlijk een hulpprogramma op te zetten voor de diverse groep van jongeren die uit de schoolse boot vallen. Het grote voordeel is echter dat de samenwerking, het delen van deskundigheid en verantwoordelijkheid de mogelijkheid bieden om meer vraaggestuurd een M$Y'E$.$"* 001E#)* &$* 5911$1* )#$1* 001* $$1* %"#&$"$* groep jongeren. Deze vorm van georganiseerde samenwerking vraagt uiteraard vertrouwen van en in alle deelnemende partners. Het veronderstelt dat partners het eigen organisatiebelang kunnen vertalen in een gedeeld eigenaarschap waardoor de mogelijkheden van iedereen groter worden en de doelgroep beter bediend wordt. Het volstaat echter niet dat de voorzieningen op de werkvloer zich het netwerk-denken eigen maken. De sleutel om van deze vorm van samenwerking een
De onmiddellijke toekomst Alle projecten kregen een principiële toezegging van de Provincie Vlaams-Brabant of de VGC voor verdere 3101,'$"'1%* 200")##"* $$1* /$")$"4$&&'1%* /01* -$&* Netwerk Leerrecht voor een beperkt aantal jongeren mogelijk is. Alleen in de provincie Vlaams-Brabant 2#")&* $$1* <%$)$$.&$.'(5$>* ,#3101,'$"'1%* #1)$"2'(+* $1* welzijn gerealiseerd. De bedoeling is om de expertise
die de projecten hebben opgebouwd over te brengen 100"*+,-#.$1?*N$*3101,'$"'1%*'+*E$8$"5&*'1*)$*&'()? De drie projecten zijn vragende partij om de samenwerking verder te zetten. Niet alleen blijven ze ervaringen en deskundigheid uitwisselen om zo het concept te verdiepen, maar ook willen ze op casusniveau de samenwerking en uitwisseling van leerplekken verderzetten. Want jongeren lopen bijvoorbeeld school in Brussel maar wonen in de rand of vice versa, het is niet zo evident om zorgboerderijen te vinden in Brussel, enzovoort. De drie Netwerken Leerrecht hebben een beleidsgroep opgericht die ondersteund wordt door IJH. Samen wil men een landschapstekening maken die elk initiatief positioneert en een voorstel van organisatievorm uitwerken gebaseerd op het netwerk-denken.
januari 3 maart 2012 !",%"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
succes te maken ligt bij de verschillende subsidiërende overheden. Wanneer ook zij uitgaan van het principe van gedeelde verantwoordelijkheid en gedeeld $'%$100"+,-08*2#")&*$$1*+&"9,&9"$.$*3101,'$"'1%*/01* netwerken met partners uit verschillende sectoren mogelijk.
Netwerk Leerrecht Brussel. Dé ‘KLIK’ bij uitstek voor jongeren voor wie het schooltraject niet van een leien dakje loopt? An Sprangers Directeur Hulpverleningsbeleid
P
4%43),%4$$M(%=$%&'33,%-)%H'677$40%+*2$4%<-;%5$(%<$4$-=%347%<-;%&**'+-$)-),$)% &3)%2$4+-;)%$)%*)=$'2-;70%*:%38(-$&$'%-)%($%,'-;.$)%*.%785**46-(&34>%]3)(%$'% +-;)%&$4$%;*),$'$)%=-$%+*)=$'%=-.4*:3%3M7(6=$'$)0%:$(%5*,$%2$'C4**75$-=% 347%$$)%&3)%=$%,$&*4,$)>%D)%H'677$4%7.'-),(%-)%5$(%**,0%=3(%<$&$7(-,$)%3)=$'$)% -)%=-(%(5$:3(-785%=*77-$'>
Juist omdat Brussel verjongt, verkleurt en verarmt, is het des te belangrijk dat we ervoor zorgen dat jongeren alle kansen krijgen om hun schoolloopbaan positief af te werken. Het recht op onderwijs is immers een universeel basisrecht voor ieder individu. Wat stellen we echter vast? We kennen ze allemaal, de scholen die: ! jongeren schorsen of uitsluiten; ! jongeren niet meer willen of kunnen inschrijven in het reguliere vol- of deeltijdse onderwijs omwille van moeilijk gedrag, of omdat ze niet aansluiten op het schoolsysteem enzovoort. De jongeren zijn niet meer welkom.
heeft het Netwerk Leerrecht Brussel (NLBR) als belangrijkste doelstelling om ervoor te zorgen dat jongeren terug aansluiten op school om zo van een regulier onderwijsaanbod te genieten. Wij geloven niet dat er ‘onschoolbare jongeren’ zijn. Wij geloven wel in een samenleving die zich engageert voor deze jongeren die andere antwoorden nodig hebben dan ons klassieke schoolsysteem. Scholen doen vele inspanningen samen met partners uit welzijn en arbeid, maar het volstaat nog niet!
Waarvoor staat ‘Netwerk Leerrecht Brussel’? Het begrip NLBR dekt een dubbele lading.
! We kennen ze allemaal, de jongeren die: ! niet beschikken over de nodige (sociale) vaardigheden die noodzakelijk zijn om een vorm van onderwijs te genieten of in een arbeidscircuit te stappen;
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
! negatief gedrag stellen in het centrum waar ze verblijven of hun woonomgeving omdat ze niet naar school gaan of werken;
Enerzijds is het NLBR een netwerk van organisaties die allemaal een aanbod hebben voor jongeren die op de een of andere manier niet meer kunnen participeren aan het schoolaanbod. Zij zorgen voor een tijdelijk schoolvervangend aanbod. Deze organisaties trachten via de netwerking vier doelstellingen te realiseren:
! door beïnvloeding van groepsgenoten niet naar school gaan en zwaar spijbelen;
! samen een antwoord formuleren op elke vraag van een jongere die een moeilijk schooltraject loopt;
! een laag zelfbeeld hebben doordat ze er niet in slagen op een positieve manier een verbinding te maken met de school en de samenleving;
! alle initiatieven in de regio Brussel, die het ‘recht op leren’ van leerplichtige jongeren invullen buiten het reguliere onderwijs, op elkaar afstemmen;
! niet in staat zijn om zelfstandig op zoek te gaan naar een alternatief voor school, zoals een zinvolle dagbesteding die ook leerkansen biedt.
! deze initiatieven toegankelijk maken voor elke leerling voor wie de verbinding met de reguliere onderwijswereld ernstig verstoord is;
Jongeren haken af op school en scholen haken af op jongeren. Omdat onderwijs hét middel bij uitstek is voor sociale mobiliteit en maatschappelijke integratie,
! het NLBR steeds verder uitbreiden met Brusselse initiatieven die het ‘recht op leren’ buiten het reguliere onderwijs invullen.
!",&"!"januari 3 maart
2012
of de JRB ook aanmelden indien er niet meteen een betrokken CLB medewerker is. N$*GFL*6$)$2$"5$"*+&99"&*$$1*0016$.)'1%+3,-$*100"* de Leerrechtmedewerker. In het eerste halve werkjaar zijn er 36 aanmeldingen geweest. Bij de opstart van het project duurt het een tijd voor aanmeldingen binnen komen. Naargelang het schooljaar vordert, neemt het aantal aanmeldingen ook toe. In mei zien we een piek met bijna 40% van de aanmeldingen.
Het NLBR is opgestart in september 2010. In de eerste fase zijn alle betrokken organisaties samen gaan zitten om de werking uit te bouwen. Het concrete aanbod voor de jongeren is gestart vanaf januari 2011. We geven in dit artikel informatie over de resultaten van het eerste half werkjaar (tot en met juni 2011) en hoe dit concreet in zijn werk gaat.
Het aanbod van het Netwerk Leerrecht Brussel concreet Voor wie is er het NLBR? Op die vraag is er een kort maar krachtig antwoord: voor elk leerplichtige jongere die geen school heeft en geen aansluiting vindt met het regulier onderwijsaanbod, die verbonden is aan een Brusselse school of in Brussel woont of verblijft. Hoe kom je terecht bij het NLBR? Iedereen kan beroep doen op het NLBR via het Centrum voor Leerlingbegeleiding (CLB), de consulenten van de sociale dienst van de jeugdrechtbank (JRB) of van het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg (CBJ). De CLB medewerker is cruciaal omdat het over schooluitval gaat en zij de eindverantwoordelijkheid heeft in het onderwijsproces van de jongeren. Als een jongere niet is ingeschreven in een school, dan is het CLB van de laatste school waar de jongere was ingeschreven bevoegd. Wanneer een jongere al lange tijd geen school meer heeft, kan de consulent van het CBJ
Van de 36 aanmeldingen in de eerste helft van 2011 werden 11 dossiers niet behandeld. De redenen waren divers. Zo was er voordat er een ronde tafel doorging al een terugkeer naar het reguliere onderwijs (3x), of het was geen leerrechtvraag (3x), of de jongere was onvindbaar (1x). We kijken nog even naar enkele details bij de 36 aangemelde jongeren: ! Waarom is de jongere aangemeld? Bij een derde is probleemgedrag op school de reden, bij het overige twee derde gaat het om spijbelen, schoolmoe of %$$1*+,-##.*#;*%$+,-#"+&?*G#1M',&$1*#8*+,-##.*$1* leermoeilijkheden komen zelden voor als reden van aanmelding bij het NLBR. ! De jongeren volgen les in alle mogelijke opleidingsvormen, ook Algemeen Secundair Onderwijs. Een kleine helft volgt les in het Beroeps Secundair Onderwijs, twee op tien in het Technisch Secundair Onderwijs. Acht op tien volgt voltijds dagonderwijs. ! De 17-jarigen vormen 1/3e van de aanmeldingen en 3/4e van de jongeren is tussen 15 en 17 jaar oud. ! Vier op vijf aangemelde jongeren zijn gedomicilieerd in Brussel. ! En er zijn opmerkelijk meer jongens dan meisjes: 26 op 36. Aangemeld en wat dan? Samen rond de tafel! Elk traject start met een ronde tafel. De leerrechtmedewerker nodigt samen met het CLB de verschillende betrokkenen uit voor een eerste gesprek. Alle betrokken partijen zijn van belang in het gesprek: de jongere zelf, ouders en personen uit de
januari 3 maart 2012 !",'"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Anderzijds staat het begrip netwerk leerrecht ook voor een concreet aanbod aan leerplichtige jongeren die geen school meer hebben of niet meer naar school gaan. Het NLBR gaat op zoek naar een alternatief leertraject op een leerwerkplaats die past bij de jongere, zijn mogelijkheden en interesses. Zo proberen we de jongeren en de school terug in beweging te krijgen. Een klik maken dus!
Het CLB zorgde voor 32 van de 36 aanmeldingen. Een minderheid kwam van de sociale dienst JRB (3) en het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg (1). Het gebeurt ook dat consulenten een aanmelding doorgeven aan het CLB, waarna vervolgens het CLB dit meldt aan het Netwerk Leerrecht Brussel. In bijna de helft van de situaties (17 op 36) die zijn aangemeld bij het NLBR was al de JRB of het CBJ betrokken.
omgeving, eventueel de directeur of klastitularis, de CLB-medewerker, de Leerrechtmedewerker en andere hulpverleners of relevante personen. Op die manier werken we maximaal participatief en draagt iedereen de verantwoordelijkheid. Enkel door echte dialoog en via een open en transparante communicatie kan iedereen zeggen wat hem aanbelangt, bezighoudt of bezorgd maakt in de situatie van de jongere. Maar ook pas dan kan men op zoek naar wat de goede dingen
is datgene waarvoor de jongere zich nog kan en wil engageren, dus een leerplaats die zoveel mogelijk aansluit bij de vraag en mogelijkheden van de jongere. Zowel openbare als privé-initiatieven komen in aanmerking. Zo dicht mogelijk in de omgeving van de jongere blijven helpt ook. De bereikbaarheid van een werkplaats is een belangrijk aandachtspunt. We mogen niet vergeten dat deze jongeren soms al een hele tijd ‘thuis’ vertoeven of een passieve periode achter de rug hebben. Van hen verwachten dat ze van de ene dag op de andere elke ochtend op tijd op de leerplaats staan, en het openbaar vervoer nemen, is de lat wel erg hoog leggen. In een eerste fase de weg tussen thuis en leerplaats letterlijk +06$1*0M$%%$17*/$"-##%&*)$*501+*#8*$$1*Z+9,,$+/#.[* leerrechttraject. De ervaring tot nu met de diversiteit aan leerplaatsen is zeer positief. De leerrechtbegeleider houdt rekening met een aantal factoren bij de keuze: ! potentiële leerwerkplaatsen worden gescreend op hun mogelijkheden, beperkingen, vereisten i.v.m. inspanning, ruimte voor mislukken enzovoort;
zijn en wat nog mogelijk is om terug beweging te krijgen in de situatie. Tijdens de ronde tafel formuleert men de doelstellingen waaraan men tijdens het ganse traject werkt. Tijdens deze gesprekken komt ieders perspectief evenwaardig aan bod. Het voelbaar en herkenbaar maken van ieders engagement vormt een wezenlijk onderdeel van deze participatieve methodiek, erop gericht om de kansen tot integratie van jongeren met moeilijkheden te verhogen. Bij alle van de 25 aangevatte dossiers is een ronde tafel doorgegaan. Van de gesprekstafel naar een leerwerkplek. Hoe krijg je jongeren die al een tijd, en soms is dat al jaren, niet naar school gaan terug in beweging? Hoe krijg je hen terug gemotiveerd voor iets? Je moet iets vinden om hen uit hun bed te krijgen, iets waardoor ze terug ‘goesting’ krijgen, iets wat hen een positieve ervaring oplevert. Dat is het motto van de leerrechtmedewerker.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Hoe doe je dat dan? De jongere, met de doelstellingen uit de ronde tafel op zak, gaat samen met de leerrechtmedewerker op zoek naar een leerwerkplek. Het ‘op maat werken’ is hier cruciaal. De leerrechtmedewerker gaat bij de keuze van de leerwerkplek niet over één nacht ijs. Uitgangspunt
!",("!""januari 3 maart 2012
! een aantal ‘vanzelfsprekende’ verwachtingen zijn voor de jongere zelf helemaal niet zo evident zoals op tijd komen op een afspraak, het overlopen van het traject, het in orde zijn met de nodige documenten (bijvoorbeeld je identiteitskaart op zak hebben); ! er moet een goed evenwicht zijn tussen voldoende '1;#"60&'$* /$"+,-0:$1* $1$"4'()+* $1* )00"E'(* )$* privacy van de betrokken jongere en zijn omgeving niet schenden anderzijds. Zodra een geschikte werkplek is gevonden, heeft de leerrechtmedewerker zo snel mogelijk een gesprek met de jongere en de werkplekbegeleider. Een dergelijk afstemmingsgesprek is cruciaal want dat zorgt voor de 3%99".'(5$*Z\FA\[*&9++$1*0..$*80"&'($1?* De leerrechtmedewerker streeft hierbij voltijdse dagbesteding na, en houdt hierbij uiteraard rekening met de mogelijkheden van de jongere en de beschikbaarheid van de leerwerkplaatsen. Bij de start wordt een engagementsverklaring met alle betrokkenen en de jongere zelf opgemaakt. De jongere kan altijd terug naar school als het kan. Deelnemers krijgen geen loon of vergoeding voor hun prestaties. Tijdens de schoolvakanties wordt er niet gewerkt. Wil de lezer graag weten waar deze jongeren terecht kunnen? Je zal versteld staan van het engagement van culturele en sociale organisaties, de horeca, sportverenigingen, zelfstandigen en kleine bedrijfjes… en nog vele anderen. VGC gemeenschapscentra te Brussel, Culturele centra, Lasso vzw, Ultima Vez, Zinnema, Bronks,
Museum van Natuurwetenschappen, Sociaal restaurant Cosmos vzw, ’t Groot Eiland, bakkerijen, Kinderdagverblijven, Kind en Gezin wijcentrum, dagcentrum De Ark, vzw De Lork, Gemeentelijke basisschool Sint Joost aan zee, Rust- en Verzorgingste-9'4$17* L99"&+8#"&* L"9++$.7* 3&1$++* ]'"$* T^67* S_GK* Anderlecht, VGC Sportdienst, danscursus Ultima Vez, Wim Vande Keybus, Provinciale domeinen, Econet Halle, JES Brussel, Televil Dilbeek, Televil Sint-PietersLeeuw, ’t Groot Eiland, vogelopvangcentra Malderen, garage te Anderlecht en Zaventem, Aannemersbedrijf Anderlecht en Brussel, loodgieter, groothandel bouwmaterialen, Crejaksie te Grimbergen, Groene zorg, enzovoorts…
Er is altijd een eind ronde tafel wanneer het traject op de leer- of werkplaats eindigt. Er is een evaluatiegesprek samen met de jongere, de context van de jongere, hulpverleners, CLB, de school en de leerrechtmedewerker. De eindbalans kan een herintrede in de school zijn, een aansluiting bij een vormings- of arbeidstraject of niet het verhoopte resultaat opleveren. In ieder geval wordt er tijdens dit evaluatiemoment veel ruimte gecreëerd voor )$* #86$"5'1%$17* /"0%$17* "$M$,&'$+* $14#/##"&* van elke aanwezige.
is van groot belang. Er zijn regelmatig gesprekken tussen de jongere, de leerrechtmedewerker en de werkplaatsverantwoordelijke.
Tijdens de ronde tafel toetst de leerrechtmedewerker het engagement van de jongere en tracht zicht te krijgen op zijn competenties en interesses. Op basis hiervan gaan de leerrechtmedewerker en de jongere samen op zoek naar een laagdrempelige bijzondere werkplek (dichtbij, lage verwachtingen van ‘werkgever’, haalbare opdrachten enzovoort).
De nazorg is beperkt tot een informatief telefonisch contact, nadat de jongere terug aan het regulier school- of arbeidscircuit is aangesloten. Wanneer G#1,"$$&*/#.%)$1*9'&$'1)$.'(5*HX*(#1%$"$1*$:$,&'$;*$$1* jongeren opnieuw beroep doen op Leerrecht omdat ze leerrechttraject vanuit 25 ronde tafelgesprekken. Bij zes bijvoorbeeld opnieuw de verbinding met het reguliere jongeren leidde dat niet tot een verder leerrechttraject onderwijs niet optimaal tot stand kan komen, wordt omwille van een terugkeer naar het onderwijs (“Ik ga dat als een nieuwe aanmelding beschouwd en wordt nog liever terug naar school dan dat ik vrijwillig ergens het traject doorlopen zoals hierboven beschreven. ga werken”) (3) of er was geen leerrechtvraag meer (3). Wanneer jongeren het leerrechttraject stop zetten, Zeventien jongeren van deze 19 trajecten keerden trachten we te kijken met hen wat er verder nodig is terug naar het reguliere onderwijs. Veertien van en eventueel leiden we hen in overleg me het CLB toe hen zijn begin september opnieuw in een school naar meer gespecialiseerde hulp. ingeschreven. De overige 3 zijn niet meer leerplichtig en zijn werkzoekend. De overige twee jongeren hadden En de werkingsprincipes? Die blijken uit na het traject tot half september (nog) geen stappen het verhaal van de concrete praktijk. richting school gezet. Het mag ondertussen duidelijk zijn dat het op maat De jongere van dichtbij opvolgen met hoop op een werken een kernprincipe is van het NLBR. Daarom positief resultaat. willen we over een zo groot mogelijke aanbod aan leerDe vinger aan de pols houden om het traject op te volgen en werkplaatsen kunnen beschikken.
! Worden de werkingsprincipes nog gerespecteerd? ! Kunnen de doelstellingen, geformuleerd op de ronde tafel, worden gerealiseerd? ! Doen er zich bepaalde problemen voor, die om een antwoord vragen?
Aangezien één van de doelen van elk leertraject is om te proberen de jongere opnieuw aan het reguliere school- of arbeidscircuit aan te haken, toetsen we dit op de tussentijdse evaluaties ook telkens. Hoe ver staan we hierin? Wat is er eventueel nog nodig?
januari 3 maart 2012 !",)"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Er zijn tussentijdse ronde tafels met de bedoeling te bespreken of het traject daadwerkelijk de aanvankelijk geplande richting uitgaat. Het is ook een moment om het positieve gedrag van de jongere in de verf te zetten en om eventuele minder positief gedrag te bespreken en de gevolgen hiervan op de werkplek te benoemen. We zoeken naar oplossingen, lichten nog eens toe wat er van de jongere op de werkplek verwacht wordt, et cetera.
Van bij de start van het project werd gekozen voor een 1 op 1 begeleiding. Dit wil zeggen: één begeleider en één jongere. Een 1-1 begeleiding geeft de grootste garanties dat er werkelijk maximaal op maat van deze unieke jongere wordt gewerkt. Daarnaast is het NLBR community based: het antwoord voor de jongere met een problematisch schooltraject bevindt zich buiten de hulpverlening of school. NLBR waakt erover dat deze jongeren een project vinden dat degelijk ingebed is in de samenleving om zo (opnieuw) een uitdaging in die samenleving te kunnen aangaan. Het grote engagement van de diverse leeren werkplaatsen betekent veel voor de jongere. Zij zeggen aan deze jongeren: ‘wij geloven echt nog wel in jou, wij zijn bereid nog in jou te willen investeren om jou zo nog kansen te bieden jezelf te (her)ontdekken.’ Heel de werkwijze in het NLBR is gebaseerd op participatie van de jongere en het aanspreken van ieders verantwoordelijkheid om de situatie in beweging te krijgen. Vandaar dat elk traject start met een ronde tafelgesprek. Iedereen spreekt uit wat er moeilijk is, wat nog goed loopt, wat er mogelijk is, wat iedereen bijdraagt. Blijkt dat jongeren wel degelijk verbinding maken met een opdracht en met zichzelf '1)'$1*4$*$:$,&'$;*%$-##")*$1*E$&"#55$1*2#")$1?*Q$&* is ook noodzakelijk dat de omgeving akkoord gaat met het opgezette traject en daar waar mogelijk ook verantwoordelijkheden opneemt.
Vanwaar komt dit project eigenlijk? Wie stuurt het aan? En vanwaar komen de centen?
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Er lopen in dit project eerst en vooral een aantal inhoudelijke ontwikkelingen samen in de regio Brussel.
!"#+"!""januari 3 maart 2012
Er bestond al lang in de schoot van de BWR een overleg m.b.t. jongerenproblematieken, waaronder ook het thema school en moeilijk te begeleiden jongeren. Daarnaast is er onder impuls van integrale jeugdhulp overleg georganiseerd om de noden en behoeften m.b.t. schooluitval, dagbesteding en vrije tijd te bespreken om eventuele initiatieven hier rond te ontwikkelen ‘Tonuso’ vzw heeft sinds september 2009 het )0%E$+&$)'1%+8"#($,&* \.'5* '1* -9'+7* %$3101,'$")* )##"* de VGC. Aanvankelijk was het opzet om jongeren die door de vzw werden begeleid en uitvielen op school een alternatief leertraject aan te bieden. Later in de tijd is dit project open gezet voor alle diensten van de bijzondere jeugdzorg in Brussel. Nog later is het project mee onder impuls van de VGC opengesteld voor alle jongeren die uitvallen op school. Met de ontwikkeling van het project Leerrecht, onder de impuls van de regionale stuurgroep Integrale Jeugdhulp, zijn de krachten gebundeld en is het project KLIK volledig ingebed in het project Leerrecht. In kader van een krachtigere aanpak zijn ook de beschikbare middelen samengebracht. N$* !TG* 3101,'$")$* 0.* /010;* $'1)$* BCCX* -$&* 8"#($,&* KLIK van ‘Tonuso’ vzw. In 2010 deed de mogelijkheid zich voor om middelen te vragen voor ‘regiogebonden projecten’ van integrale jeugdhulp. De regionale stuurgroep besliste om het project Leerrecht te steunen, geïnspireerd door het Netwerk Leerrecht Leuven, dat reeds in 2005 het levenslicht zag. Het samenbrengen van deze middelen maakte dat het netwerk kon starten.
‘Tonuso’ vzw beheert deze middelen. Door de ervaringen en opgebouwde kennis in het project Klik, werd de organisatie door de stuurgroep naar voor geschoven als de aangewezen projectcoördinator. _'1)+*+$8&$6E$"*BCHH*3101,'$"&*)$*!TG7*E'(*2'(4$*/01* verlenging, een full time functie gedurende een jaar om het NLBR verder te zetten. Indien na een jaar werken dezelfde nood en een verantwoorde werkwijze kan voorgelegd worden met een puik resultaat, zal de VGC overwegen dit project op een meer structurele basis verder te zetten voor langere tijd (bv. voor 5 jaar). Gezien het intersectorale karakter van het project over sectoren van welzijn, arbeid en onderwijs heen zijn de organisatiekrachten gebundeld in de Stuurgroep NLBR. Deze stuurgroep kwam een eerste keer samen op 28 september 2010 en vanaf dan maandelijks tot op heden. De deelnemers aan de stuurgroep engageerden zich vanaf de start voor diverse opdrachten: ! onafgebroken op zoek gaan naar initiatieven die zich concreet voor de vraag van deze jongeren willen engageren ! het project uitdragen over de ganse regio Brussel ! in hun eigen werking de jongere met zijn vraag centraal stellen, de jongere actief aan zijn/haar eigen traject laten deelnemen en zelf als initiatief participeren aan de ronde tafels ! mee zoeken naar een structurele verankering van dit project Naast de stuurgroep van het NLBR is er ook een stuurgroep Netwerk Leerrecht Asse-Halle-Vilvoorde (AHV) en in de regio Leuven.De coördinatoren van de 3 netwerken Leerrecht Leuven, AHV en Brussel komen regelmatig samen. Zij bespreken casussen, leggen knelpunten bloot en wisselen ervaringen uit. De stuurgroep NLBR is samengesteld uit: Coördinator netwerk leerrecht Brussel ! Integrale Jeugdhulp Brussel ! CLB Pieter Breughel ! CLB Gemeenschapsonderwijs ! Sociale dienst Jeugdrechtbank ! Don Bosco projecten : Time out Brussel ! JES, Brussel ! Groep Intro Brussel
! vzw D’ broej, ! KliK dagbestedingsproject vzw Tonuso ! OOOC ’t Pasrel, Schaarbeek ! De Rijtak MPI Sint Fransicus ! Lokaal overlegplatform, Onderwijs Vlaanderen
En de toekomst? We werken onder impuls van de stuurgroep en de andere netwerken verder aan de uitbouw van ‘schoolexterne’ interventies, ook in Brussel zodat we ervoor kunnen zorgen dat elke jongere zijn recht op leren kan realiseren. Tot eind augustus 2012 is de werking in de "$%'#* L"9++$.* /$"4$5$")* )##"* )$* 3101,'$"'1%* /01* )$* VGC. Maar voor iedereen die op dit moment betrokken is op het NLBR is het nu al overduidelijk: dit aanbod is noodzakelijk en speelt in op een acute nood bij jongeren die uitvallen op school. Op lange termijn beschouwd is de intensieve tijdsinvestering om jongeren terug aan te sluiten op reguliere schooltrajecten of arbeidsmogelijkheden meer dan de moeite waard. Met andere woorden, de investering die vanuit de samenleving hier gebeurt, is meer dan verantwoord: we zetten in op hen die uitvallen. En dat op het terrein waarvan in vele onderzoeken en beleidsnota’s wordt gezegd dat het cruciaal is voor integratie en participatie in een samenleving, om de kwetsbaarheid of kansarmoede te ontgroeien. Conclusie? Die is wat ons betreft kort maar krachtig. Het hangt af van uw en mijn keuze om onze schouders onder deze jongeren te zetten. Maar wel met ons allen: de jongeren en hun ouders, scholen, onderwijsen welzijnsorganisaties, beleidsmakers en politieke verantwoordelijken. Geen tijd verliezen, gewoon doen dus.
An Sprangers Directeur Hulpverleningsbeleid ‘Tonuso’ vzw Bergensesteenweg 534 1080 Anderlecht www.tonuso.be Voor hen die nog meer concrete informatie wensen over het project, kan contact opnemen met Pats van Crombruggen, coördinator NLBR via [email protected] of via 0479/99.09.62
januari 3 maart 2012 !"#*"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Kortom, in het Netwerk Leerrecht Brussel neemt Pats van Crombruggen de coördinatie op van de trajecten en voert ze samen met een collega de opdracht uit.
Hoe werkt JES Brussel als leerplek?
Tim Verheyen Jes
O
:%OD9%347%4$$'.4$C%($%785$(7$)%-7%5$(%)*=-,%*:%$$'7(%$&$)%-)%($% +*$:$)%*.%OD9%347%*',3)-73(-$>%E-:%X$'5$e$)%4$,(%6-(%23(%;$7% =*$(%$)%5*$%$$)%4$$'('3;$8(%$'%C3)%&$'4*.$)>
JES ontplooide in Brussel een integrale werking voor jongeren. Je vindt er sport, cultuur en openbare ruimte, maar ook opleiding, tewerkstelling, en schoolomgeving. Vanuit het perspectief van de jongere in een leertraject heeft dit veel voordelen. Hij kan binnen één en dezelfde organisatie experimenteren met verschillende interesses. In de praktijk zijn de meeste leertrajectvragen echter gericht op de vrijetijdswerkingen van JES Brussel. Laat dit nu net de werkingen zijn die grotendeels groepsgericht werken. Daar een individueel traject inpassen is dan ook maatwerk.
Hoe verloopt een leertraject?
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
In het voorbije jaar nam het project leerrecht tweemaal contact op met JES omdat we misschien konden beantwoorden aan de vraag van een jongere. In beide gevallen organiseerden we een startgesprek om de vraag scherper te stellen en zo een match te zoeken tussen de jongere en onze organisatie. Op basis daarvan konden we verdere afspraken maken over het verloop van het traject. Deze twee oproepen leidden tot twee totaal verschillende trajecten binnen de organisatie. De ene jongere meldde zich aan als beginnend muzikant. Dat leidde onmiddellijk tot een traject dat begon met een aantal sessies in de muziekstudio van JES. We richtten ons op de persoonlijke groei van de jongere in zijn hobby. Er werd geëxperimenteerd met het maken van elektronische beats, teksten schrijven en de spelregels voor een artiest. Wanneer de jongere voor zichzelf had uitgemaakt dat hij een stap verder wou, bekeken we waar hij kon doorstromen naar een opleiding DJ of elektronische muziek componeren. Vanaf dat het traject afgesloten was,
!"#,"!""januari 3 maart 2012
zagen we de jongere niet meer terug en kon hij zelf zijn weg vervolgen. De tweede jongere startte met de ‘goesting’ om ‘iets’ te doen met kinderen en jongeren. Hij had wel totaal geen idee wàt en beschikte ook niet over echte voorervaring. Samen met de jongere en de leerrechtbegeleider beslisten we het traject pas later op te starten, wanneer de agenda van JES wat rustiger was. We stelden de jongere een programma voor dat zich het best laat benoemen als ‘proevertjes’. Hij kreeg de kans om bij diverse projecten mee te lopen om op die manier te kunnen ontdekken waar hij echt voor wou gaan. Zo werkte hij mee aan kunstbende, begeleidde hij mee buitensportactiviteiten en was hij animator op kinderevenementen. Daarnaast beslisten we samen met de jongere om hem te laten meedraaien bij onze buren van Foyer. Daar draaide hij mee in de jeugdwerking na school. In tegenstelling tot JES biedt de Foyer vaste activiteiten op vaste tijdstippen, en dat zorgde in dit geval voor een meer gestructureerd verloop van de week. Na een drietal maanden was voor de jongere duidelijk dat hij zeker verder wou in het jeugdwerk. Ook de medewerkers van Foyer trokken deze conclusie. Ze waren lovend over de jongere: hij was stipt, beleefd en enthousiast. De jongere nam vervolgens deel aan de animatorcursus die JES organiseerde. De cursus verliep niet probleemloos. De jongere moest opnieuw in een groep met leeftijdsgenoten functioneren. Hij diende het gezag te erkennen van JES-medewerkers waarmee hij eerder al op gelijke voet had samengewerkt. Die redenen werkten negatief in op hoe de jongere functioneerde. P#,-* 40%$1* 2$* )0&* -'(* %001)$2$%* 6$$"* 4$.314',-&* kreeg en de cursus positief kon afronden. Ondertussen haalde hij zijn attest ‘animator in het jeugdwerk’, deed hij vakantiewerk op de speelpleinen en een jaar later is hij nog steeds vrijwilliger bij JES.
Wie neemt welke rol op? Belangrijk bij de start van het leertraject is om een aantal afspraken te maken, zowel met de jongere als met de medewerkers. We kiezen ervoor om van één persoon expliciet de aanspreekpersoon te maken. Hij kijkt toe op de agenda van de jongere en neemt ook de coaching gesprekken op zich. Bij een ongedwongen wekelijks overleg van een uurtje wordt zowel geëvalueerd als vooruitgeblikt. In dit gesprek is er ook ruimte voor meer dan het leertraject indien de jongere daar zelf om vraagt. Alle medewerkers kunnen de jongere inschakelen maar melden dat steeds aan de aanspreekpersoon. Wanneer de jongere met hen meeloopt, zijn zij verantwoordelijk voor de opvolging. Van de jongere zelf vragen we enkel om op tijd aanwezig te zijn bij afspraken waarmee hij heeft toegestemd, en dat hij afspraken naar behoren uitvoert. Als uit een evaluatie blijkt dat hij een bepaalde activiteit echt niet ziet zitten, dan schrappen we deze. De jongere blijft immers een vrijwilliger die zich inzet voor de organisatie en is geen professionele kracht.
! Zorg voor expliciete opvolging van de jongere en de medewerkers. Klaar moeilijke situaties of misverstanden onmiddellijk uit voordat ze echt een probleem worden.
Waarom een leerplek worden? Als jeugdwerkorganisatie zit dat natuurlijk in onze genen. Toch is er meer. Het geeft een enorme voldoening als je een jonger ziet openbloeien en zijn competenties leert kennen. Maar ook als organisatie kan je veel bijleren van jongeren. Ze hebben competenties die wij soms missen. Ze hebben een enorm zicht op wat er leeft bij een hele groep van hun leeftijdsgenoten en gaan daardoor soms ook functioneren als een ambassadeur voor je organisatie. Een leertraject is een duidelijke win-winsituatie en niet alleen een investering!
Wat maakt een leertraject succesvol? Vanuit onze ervaring kunnen we een aantal kritische factoren benoemen. ! De match tussen de jongere en de leerplek is belangrijk, net als het moment van de start. Zowel de jongere als de organisatie moet klaar zijn om een traject te starten. ! De jongere moet zich veilig voelen op de leerplek en zich kunnen concentreren op zijn leerproces. Als leerplek ben je geen hulpverleningsinstantie. Als de jongere iets wil zeggen over zijn problematiek dan kan dat, maar het hoeft niet. Daardoor kan je de jongere neutraler benaderen en dat is waar de jongeren vaak nood aan hebben. Vaak zitten ze juist in een leertraject omdat ze enkel nog maar vanuit hun ‘probleem’ worden benaderd. De leerplek start vanuit een ‘opportuniteit’ en een positieve benadering van de jongere.
JES BRUSSEL Werkhuizenstraat 3 1080 Brussel Fax: 02 410 60 43 E-mail [email protected] Website www.jes.be/brussel
januari 3 maart 2012 !"##"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Tel: 02 411 68 83
Cosmos als leertrajectplaats? De logica zelf Annelies Robberechts en Mark D’Hondt Cosmos
X
""+2%F*7:*7%-7%&**'34%,$C$)=%347%4*C334%=-$)7($)8$)('6:0%:33'%-7%**C%38(-$M% 347%.433(7$4-;C%-)-(-3(-$M%&**'%=$%*)(2-CC$4-),%&3)%($2$'C7($44-),%aVSZ]b>% ?3(%433(7($%<$($C$)(%=3(%F*7:*7%-)%^6'$,$:%($2$'C7($44-),%$)%7*8-334% )6((-,$%3'<$-=%8'$J$'(%&**'%433,,$785**4=$%2$'C+*$C$)=$)%$)%5$)%=33'&**'%**C% =$%)*=-,$%&*':-),%33)<-$=(>%?-(%&$'2**'=(%+-85%**C%-)%=$%:-77-$%&3)%F*7:*7>
Momenteel lopen er over de verschillende onderdelen van de werking heen veertien medewerkers in het leerwerkervaringsproject: vijf in een doorstromingscontract van twee jaar en negen in een Art’60 contract van minimum één en maximum twee jaar. Voor al deze medewerkers staat ‘leren op de werkvloer’ centraal. We zijn geen zuiver opleidingsproject maar wel een tewerkstellingsproject waarin opleiding vervat zit. Het gaat over opleiding op onze werkvloer en opleiding bij externe opleidingspartners. Een leerwerkervaring biedt meer kansen op werk wanneer onze medewerkers uitstromen naar de arbeidsmarkt. Het is dan ook in de lijn van deze PIOW erkenning dat jongeren in Cosmos de kans krijgen om een leertraject op de werkvloer te volgen. Met vzw Magic heeft Cosmos een langdurig samenwerkingsakkoord. Dat is een organisatie die werkt met jeugddelinquenten. Jaarlijks stellen we via Magic een zestal jongeren tijdelijk tewerk bij Cosmos.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Sinds begin september startte eveneens een samenwerking met het Centrum Deeltijds Onderwijs Foyer. In de keuken van het sociaal restaurant van Cosmos wordt momenteel een jongere van 16 jaar tewerkgesteld. Zij werkt 3 dagen per week en gaat 2 dagen per week naar school. We werken nauw samen met de begeleider van Foyer vzw en hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen: deze jongere laten doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Jongere die op deze manier bij ons starten hebben nog nooit in een professionele keuken gewerkt, zij moeten nog alles leren. Tijdens haar brugproject besteden we de meeste aandacht aan werkattitudes, kooktechnieken en communicatieve vaardigheden. De chef-instructeur in de keuken volgt haar dagelijks op de werkvloer. De jobcoach zorgt voor regelmatige
!"#$"!"januari 3 maart
2012
informele gesprekken om eventuele problemen zo vlug mogelijk aan te pakken. Wij verwachten van onze jongere dat zij een gelijkaardig takenpakket uitvoert als onze andere doelgroepmedewerkers. Het zou natuurlijk mooi zijn dat deze jonge vrouw in de reguliere arbeidsmarkt ook kiest voor een baan in een keuken, maar deze ervaring zal haar hoe dan ook helpen om later een goede keuze te maken. In de loop van de voorbije jaren hebben we met een groot aantal jongeren gewerkt binnen onze vzw. We merken dat deze jongeren vaak slechte communicatieve vaardigheden en werkattitudes hebben. Ze vinden het niet altijd vanzelfsprekend om te letten op stiptheid of om te bellen als ze ziek zijn bijvoorbeeld. Hiervoor werken we dus met heel concrete afspraken. Zij vinden het vaak ook moeilijk om te communiceren met leidinggevenden. We moedigen hen aan om dit zo vaak mogelijk te doen. We merken dat jongeren in een brugproject blij zijn dat ze de kans krijgen om in een “echte” keuken te werken en intussen ook wat geld te verdienen. Ze zijn actief bezig met het opbouwen van hun kansen in de arbeidsmarkt en dat motiveert hen. Dankzij de ondersteuning die ze krijgen vanuit onze organisatie en Foyer bewijzen deze jonge mensen dat ze elke dag kunnen komen werken. Maar ook kunnen ze iets betekenen voor de mensen die iedere dag komen eten in ons sociaal restaurant. Ook al hebben ze geen diploma’s en hebben ze afgehaakt in het "$%9.'$"*#1)$"2'(+7*4$*6#%$1*3$"*4'(1*#8*20&*4$*'1*#14$* organisatie verwezenlijken. En wij hopen stilletjes dat )$4$*3$"-$')*-$1*40.*6#&'/$"$1*#6*&$*E.'(/$1*/$,-&$1* voor hun toekomst.
Steunpunt Schoolvragen
De dienst is ontstaan in 2002 en hangt af van de Preventiedienst van Anderlecht. Er zijn gelijkaardige diensten in alle gemeentes van het Brussels Gewest, maar vaak onder een andere naam (Toezichtcel tegen schoolverzuim, Schoolbemiddeling, Déclic, Nota Bene, Intervalle, PAJ, ...). Het Steunpunt werkt via individuele begeleiding en collectieve projecten. Families of jongeren komen vrijwillig, vaak doorverwezen door familie, vrienden of organisaties uit de buurt. Ze komen met vragen of problemen rond onderwijs. Een begeleiding kan bestaan uit onder andere sociale, psychologische, pedagogische of eventueel administratieve hulp.
Eva Vanderschueren Steunpunt Schoolvragen
Op pedagogisch vlak zijn er twee maatschappelijk assistenten, die zich gevormd hebben in ‘Gestion Mentale’. Dat is een Franse pedagogische methode die de leerling bewust maakt van zijn mentale handelingen, zoals aandacht, begrip en memorisatie, en door deze te oefenen zijn zelfstandigheid en schoolresultaten verbetert. Meestal wordt hier individueel aan gewerkt met de leerling, af en toe in groepjes. Ook het slagen op school heeft een invloed op het schoolverzuim en het zelfvertrouwen. We doen ook aan bemiddeling, bijvoorbeeld bij problemen tussen ouders en directie of tussen een leerling en leerkracht.
Onder de collectieve projecten vallen informatiesessies die georganiseerd worden voor ouders, leerlingen en In de eerste plaats helpen we hen vaak een school professionelen rond verschillende schoolthema’s zoals te zoeken. Dat kan zijn voor nieuwkomers, na een de structuur van het onderwijs, het inschrijvingsbeleid, )$31'&'$/$* 9'&+.9'&'1%* 9'&* $$1* +,-##.7* /##"* '1+&088$"+* +,-#"+'1%* $1* )$31'&'$/$* 9'&+.9'&'1%$1?* U6* -$1* ##5* in kleuter-, lager of secundair onderwijs enzovoort. E$&$"* &$* '1;#"6$"$1* -$EE$1* 2$* '1;#3,-$+* %$6005&* Om niet af te haken is het eerst en vooral belangrijk rond die schoolvragen. om al een school te hebben. Hier gaat het niet alleen over het administratieve werk, maar ook over het Een onderdeel van de werking is ook deelnemen aan en uitleggen van bijvoorbeeld het onderwijssysteem, het organiseren van verschillende overlegvergaderingen inschrijvingsbeleid, en deeltijds onderwijs. en platformen met de gelijkaardige diensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zo is er een In de situaties met schoolverzuim werken we op netwerk waarin zowel Nederlandstalige als Franstalige de verschillende niveau’s: zowel met leerlingen die organisaties uit Anderlecht vertegenwoordigd zijn, gedemotiveerd zijn, ongewettigd afwezig, of zelfs en een vergadering met de schoolbemiddelaars langere tijd niet naar school gaan. uit de Franstalige scholen. Het netwerken zorgt De psychologen bieden ondersteuning bij psychisch ervoor dat we een goed overzicht hebben van alles moeilijke situaties op school. Dit is geen therapie. Een wat er bestaat rond scholing in Anderlecht. We leerling kan afhaken omdat het zich niet goed voelt op organiseren zelf enkele keren per jaar een overleg school, omwille van gepest worden, omdat hij niet kan rond bepaalde thema’s in verband met onderwijs volgen enzovoort. Als er ook familiale of andere zaken waarbij alle Franstalige actoren rond scholing meespelen kan de leerling worden doorverwezen naar uitgenodigd zijn. Dat doen we in samenwerking met een psycholoog of dienst voor een therapie. de Toezichtcel tegen schoolverzuim van Anderlecht, die eveneens afhangt van de Preventiedienst,
januari 3 maart 2012 !"#%"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
9
"($6).6)(%985**4&'3,$)fP)($))$%98*43-'$%-7%$$)%=-$)7(%($'%.'$&$)(-$%&3)% 785**4&$'+6-:>%O*),$'$)%$)%M3:-4-$7%=-$%-)%P)=$'4$85(%2*)$)%*M%785**44*.$)% C6))$)%5-$'%($'$85(0%*M%+$%)6%I$=$'43)=7N%*M%g'3)7(34-,%*)=$'2-;7%&*4,$)>% Y$(%($3:%<$7(33(%6-(%&-$'%:33(7853..$4-;C%377-7($)($)%$)%(2$$%.7e85*4*,$)>
maar die meer gericht is op diagnostiek, het uitbouwen van projecten en netwerking ondersteunen. Steunpunt Schoolvragen / Antenne Scolaire werkt vaak samen met andere partners rond individuele situaties, om te verduidelijken wat al is gedaan met de leerling of familie en wie wat in handen neemt. Of ook om constateringen te delen en deze eventueel door te sturen naar de juiste, al dan niet lokale, instanties. Aangezien er een ander beleid is binnen het Frans- en Nederlandstalig onderwijs zijn er ook verschillende partners. Onze dienst probeert laagdrempelig te werken. We bevinden ons in het hartje van Kuregem, een wijk in Anderlecht die een grote groep maatschappelijk kwetsbare jongeren en veel nieuwkomers kent. Ouders en jongeren contacteren vaak pas externe diensten wanneer ze al in een kritieke situatie zitten. Onze centrale ligging en het feit dat ze meestal binnen maximum twee à drie dagen geholpen kunnen worden, maakt het vele families gemakkelijk om de stap te zetten naar onze dienst. We blijven een link hebben met de familie zelfs als de leerling van school verandert omdat we niet gebonden zijn aan een school, een net, of zelfs een taalbarrière. Positief aan het beleid rond schoolverzuim is dat het thema doorheen de jaren steeds meer aandacht krijgt bij verschillende actoren en politieke niveau’s. Er worden meer projecten georganiseerd. In het Franstalig onderwijs zijn er bijvoorbeeld meer schoolbemiddelaars in de school, aan Nederlandstalige kant dan weer nieuwe projecten met jongerencoaches enzovoort. Hoe meer initiatieven er bestaan, hoe meer we op maat van de jongere kunnen werken. Want sommigen aarden beter in collectieve projecten, anderen hebben meer baat bij individuele begeleiding.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Wel moet de school of de leerkracht de situatie rond schoolverzuim opvolgen en overleg organiseren waarbij alle betrokken partijen samen zitten, zowel intern als buiten de school. Het risico bij het doorsturen van een jongere naar een extern project is dat men ervan uit gaat dat men het daar zal oplossen. De eerste actor binnen schoolverzuim is wel de school en de leerkrachten, die problemen als eerste kunnen detecteren.
!"#&"!"januari 3 maart
2012
Weinig scholen lijken een vaste aanpak van schoolverzuim te hebben, veel hangt af van de motivatie en kennis van de pedagogische ploeg. Veel initiatieven richten zich op de leerling. Er bestaan te weinig plaatsen waar ouders of leerkrachten die hulp nodig hebben bij hun ondersteuning van de jongere terecht kunnen. Wat ons ook opvalt is dat in beide gemeenschappen vaak naar initiatieven in het buitenland wordt gekeken ter inspiratie, maar weinig gewoon ‘over het muurtje’. Een regelmatige uitwisseling tussen het Franstalig en Nederlandstalig onderwijs rond schoolverzuim zou zinvol zijn. Zo kan het beleid van het CLB na $$1* )$31'&'$/$* 9'&+.9'&'1%* '1&$"$++01&* 4'(1* /##"* -$&* Franstalig onderwijs, en het bekijken van de werking van een SAS (Service d’Accrochage Scolaire) voor het Nederlandstalig onderwijs. Intern willen we naar de toekomst toe meer met jongeren werken aan hun zelfvertrouwen, motivatie en manieren om betere resultaten te behalen op school. N$* +,-##."$+9.&0&$1* -$EE$1* '66$"+* $$1* %"##&* $:$,&* op hun welbevinden op school.
Het SAS1 Parenthèse, een ‘haakje’ aan de scholing
V
!"3'$)(5h7$%-7%$$)%&+2%=-$%$'C$)=%-7%=**'%=$%g'3)7$%K$:$$)7853.% $)%=-$%4$$'4-),$)%&3)%Bi%(*(%B\%;33'%:$(%785**46-(&34.'*<4$:$)% *.&3),(>%?$%*.='385(%&3)%V3'$)(5h7$%<$3)(2**'=(%33)%=$% 785**4.4-85(0%=$%4$$'4-),$)%C*:$)%)33'%V3'$)(5h7$%-)%.433(7%&3)%)33'% 785**4%($%,33)>%Y$(%*.+$(%-7%5$)%($%<$,$4$-=$)%)33'%$$)%'$U4$8(-$.'*8$7% *.%=$%2$,%=-$%+$%(*(%)6%(*$%<$23)=$4=%5$<<$)0%$)%5$)%$$)%(*$C*:7(%33)% ($%<-$=$)>
Maurice Cornil Directeur SAS Parenthèse
De begeleide opvang bestaat uit onthaal, begeleiding en ontslag. Bij de opvang wordt de jongere centraal gesteld. Er wordt geen enkel initiatief of beslissing genomen zonder het akkoord van de ouders of de persoon die voor de jongere verantwoordelijk is. Zijn leefmilieu is dus gekoppeld aan het werk, net als alle begeleiders die de opdracht hebben de jongere op te volgen. We werken samen met de diensten ‘Hulp aan Jongeren’ en met intermediairs vanuit de school, in functie van de situatie van elke jongere. Tijdens de begeleiding wordt van iedere jongere een Deze sabbattijd geldt als werktijd. Het wordt binnen balans opgemaakt, om zijn evolutie te bekijken. Deze $$1* +8$,'3$5* 50)$"* %$#"%01'+$$")* 6$&* 0&$.'$"9"$17* evoluties wordt ook aan de partners meegedeeld. werkplaatsen en leefregels in groep. De jongeren die In ieder geval dient Parenthèse de deontologische aan het project deelnemen, volgen wekelijks 25 uur code van Hulp aan Jongeren respecteren, wat voor atelierwerking in groep en worden individueel en op maat alle jongeren het principe van geheimhouding van de begeleid. De totale opvang heeft als doel de jongeren informatie waarborgt. te doen praten en hun creativiteit te ontwikkelen. Om hun zelfbeeld op te krikken doen de ateliers beroep op De jongeren worden voor een termijn van zes hun verbeelding of op hun leefwereld. Bij het creëren maanden tot een jaar opgevangen. Wanneer deze van video’s foto’s, plastische kunsten, schrijfwerk, termijn beëindigd is, worden ze met onze begeleiding radio enzovoort, kunnen de jongeren hun ongenoegen opnieuw ingeschreven in een school. Het team blijft of hun dromen uiten. Buiten de creativiteit kunnen de ter beschikking en neemt met hen contact op bij ateliers ook hun transversale bekwaamheden helpen de terugkeer naar school. Hiernaast proberen we ontwikkelen die gelinkt zijn aan de eindtermen die de jongeren te helpen om in contact te komen met door het onderwijs opgelegd zijn. volwassenen die hen kunnen steunen of die een referentiekader kunnen zijn bij moeilijkheden. Het Parenthèseproject heeft ook de ambitie om de jongeren een alternatief aan te bieden op de De overheid heeft al vele initiatieven genomen arbeidsmarkt. Jongeren, die een gemakkelijke prooi om de terugkeer naar school te bevorderen. zijn voor de media en de beelden die via reclame Er bestaan opvangcentra in alle Westerse landen, worden aangeboden, hebben vaak de indruk enkel omdat gemiddeld 5% van de leerlingen ontsporen &$* 5911$1* .$/$1* )##"* %#$)$"$1* 001* &$* +,-0:$1?* @$* in schooluitval op één of ander moment binnen hun bieden hen een zelfvervolmaking waarbij ze culturele adolescentie. Dit fenomeen raakt een heterogene actoren worden. We werken samen met kunstenaars categorie van jongeren, daar er geen enkele die met de jongeren komen werken. We hechten veel constante sociale factor kan teruggevonden wordt belang aan de ontwikkeling van de kritische geest. binnen de groep van ‘ontspoorde’ jongeren. Wat de sociale of culturele afkomst van de jongere ook is, 1
Er zijn 12 SAS of ‘service d’accrochage scolaire’ (diensten aansluiting bij scholing) erkend door de Franse Gemeenschap !"#$!%!&!'"(")*!+%#%,,+#%!#-!).,+!"#/!!+01*)2.#!"#3!4&%5,+&6
januari 3 maart 2012 !"#'"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Het begeleidingsprincipe is gebaseerd op de veronderstelling dat de jongeren, beter dan wie ook, weten wat er moeilijk is voor hen, op school of daarbuiten. Professionelen zijn geen experten en de opvang bij Parenthèse berust net zo veel op de mening van de jongeren en hun ouders als op dat van het team. We zijn geen experten in schooluitval en we zijn niet in staat een diagnose te stellen over de situatie van de leerling, maar we kunnen wel een manier van aanpak voorstellen.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
wat het studieniveau ook is, elke jongere kan ontsporen. Vaak gaat het om een crisismoment dat korter of langer kan duren afhankelijk van de situatie en de omgeving van de jongere. Het lijkt ons belangrijk dat hij begeleid of zelfs omkaderd wordt. De jongeren die bij Parenthèse terechtkomen hebben vaak sociale of persoonlijke bekwaamheden ontwikkeld die buiten het academisch vlak vallen. Op een bijeenkomst worden we vaak onderbroken door een persoon die zich niet goed in zijn vel voelt, maar wel een groot analytisch vermogen heeft. Als de jongeren die we opvangen vaak verloren zijn, dat wil zeggen dat ze niet meer weten hoe verder te gaan in het leven, en dat ze dus geen projecten meer hebben, dan hebben ze een grotere blik op de wereld, het leven en de school. Misschien moet er een link gelegd worden tussen het sociale onthechtingsproces van de jongeren, waar schooluitval een voorbeeld van is, met wat we ontgoocheling noemen? De jongeren kennen de school goed, diegenen die bij Parenthèse terechtkomen
!"#("!"januari 3 maart
2012
hebben er vele jaren doorgebracht, en het is niet enkel een gril om niet meer te willen schoollopen. In het Brussels Gewest, aan de Franstalige kant, zijn er vele professionelen die werken rond schooluitval: mobiele ploegen, avondploegen, schoolbemiddelaars, +8$,'3$5$*E$.01%-$EE$1)$1*/019'&*%$6$$1&$)'$1+&$1* en de diensten Hulp aan Jongeren, straathoekwerkers enzovoort. Hun gemeenschappelijk doel is om jongeren terug te verbinden met de school. Er ontstaat echter wel een spanning tussen de wil om hen te dwingen en de wil om te helpen. Eén van de belangrijkste problemen van de bemiddelaars is het gebrek aan plaatsen in de scholen die de beste reputatie hebben in de stad en die dus het meest gevraagd worden door de jongeren of door de ouders. Verder is er de groep van jongeren die niet gewenst zijn op de scholen. Dit zijn de ‘slechte leerlingen’ die voor de opvoedingsdeskundigen een zware opdracht zijn. Toch kunnen deze jongeren ook actoren van verandering zijn en aanleiding geven tot vernieuwende initiatieven.
Hulpverlening Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Brussel in context van schoolweigering
?
Annelies Minne Psychiater kinderen jongerenteam West
$%C-)=$'N%$)%;*),$'$)($3:7%F$)('6:%K$$7($4-;C$%K$+*)=5$-=7+*',% aFKKb%H'677$4%a=$$42$'C-),%=$%X$7(%$)%]$7(b%7(33)%-)%&**'%3:<643)($0% :64(-=-78-.4-)3-'$%<$53)=$4-),%&3)%$')7(-,$%.7e85-785$%% $)%.7e85-3('-785$%.'*<4$:$)>%
Een verwijzer (zoals een huisarts, het CLB of een CBJ) kan een patiënt en zijn context aanmelden in CGG Brussel omwille van ernstige psychische problemen. Die uiten zich bijvoorbeeld in gedragsproblemen, emotionele problemen of gezinsproblemen. Onderliggende factoren kunnen te makenhebben met een intrapsychische problematiek bij het kind of problemen in zijn context. Schooluitval is nooit een reden op zich voor aanmelding in een CGG. Het vormt steeds een symptoom van een bredere ernstig psychische problematiek van cliënt en zijn context. Het meervoudig perspectief en het tweedelige proces van diagnostiek en behandeling vormen de essentie van het hulpverleningsaanbod in de kinder- en jongerenteams van CGG Brussel. We vormen ons een beeld van de kwetsbaarheden en krachten van het kind en het gezin. Vervolgens stellen we een behandelplan op en bespreken dit met het kind en zijn omgeving. In dit proces is samenwerking van groot belang: we trachten als CGG telkens de ouders en de school te betrekken. Zonder hun medewerking zijn we beperkt in ons aanbod. Indien we na een traject merken dat een opname voor behandeling nodig is, verwijzen we door. Om onze manier van werken te illustreren, beschrijven we twee casussen die duidelijk maken dat schoolweigering kan kaderen in een angststoornis (zoals verlatingsangst of sociale fobie) of een stemmingsstoornis naast andere psychiatrische problemen. Als het een symptoom is van een diepgeworteld persoonlijkheids- en gezinsprobleem, kan het heel wat tijd vragen voor de jongere en zijn of haar gezin om een nieuw spoor te vinden.
Het verhaal van Maarten Maarten en zijn ouders melden zich aan in oktober op het moment dat hij gestart is in het ASO. Maarten weigert om nog naar school te gaan omwille van lichamelijke klachten. Voor beide ouders is het duidelijk dat die een uiting zijn van zijn angst voor de nieuwe school. We kunnen de problemen al snel kaderen als een aanpassingsprobleem (overgang naar het secundaire onderwijs) bij een jongen met ontwikkelingsproblemen die al langer aanwezig zijn. Het probleemverhaal van Maarten kadert in een ruimere familiedynamiek en -geschiedenis. Maarten is een introverte, onzekere en perfectionistische jongen die nog vaak onder de vleugels van zijn moeder schuilt. Er is veel afstand tussen hem en zijn vader die weinig rol opneemt in de opvoeding. We plannen enkele gezinsgesprekken. Binnen de sessies wordt het duidelijk dat de moeder alvast klaar is om haar zoon een beetje meer los te laten. Ze is zijn aanklampend gedrag stilaan beu. Dit geeft haar genoeg kracht en overtuiging om haar zoon naar school te sturen en hem niet meer te halen bij elke hulpkreet. De vader is met de nodige aarzeling bereid om wat meer tijd te maken voor zijn zoon. De oudere broer van Maarten is een hoogbegaafde jongen met een autismespectrum stoornis. Hij volgt een BIS (begeleid individueel studeren) programma thuis omdat het schoollopen niet langer mogelijk was wegens sociale angsten. De moeder lijdt vaak onder haar depressieve gevoelens, waarvoor ze ook in therapie is. De ouders hebben ernstige partnerrelatieproblemen. De vader vlucht in zijn werk. Een poging tot relatietherapie in het verleden bracht geen verandering. Het lukt de ouders en Maarten echter om op korte tijd een stap vooruit te zetten. Maarten gaat één maand later probleemloos naar school. In een afsluitend gesprek wensen ouders voorlopig niet in te gaan op de andere zorgen in het gezin.
januari 3 maart 2012 !"#)"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Het multidisciplinair team is samengesteld uit psychiaters, psychologen en maatschappelijk werkers. Een divers aanbod tracht zorg op maat te bieden.
Wanneer Maarten in het 5e jaar ASO terug wordt aangemeld, blijkt hij op schools vlak helemaal vastgelopen te zijn. Hij geraakt niet meer op school. Door regelmatige afwezigheid heeft hij een achterstand opgelopen. Heel wat vakken ervaart hij als te moeilijk. Hij beseft dat de richting te zwaar voor hem is, maar is erg gehecht aan deze school door de vele vrienden en vriendinnen en de vertrouwde omgeving. Onderliggend is hij nog steeds een erg onzekere jongen met een ondertussen depressieve stemming, die erg vermijdend omgaat met tal van problemen. Hij is akkoord om te starten met een individuele therapie. Daarnaast wordt er ook gestart met ouder- en gezinsgesprekken. Zijn ouders zijn ondertussen gescheiden. Zijn broer is ondertussen gestart met tweedekansonderwijs. Door haar moeilijkheden slaagt ook zijn moeder er niet in om aan het werk te blijven. Maarten start in groep Intro waar hij een persoonlijk ontwikkelingstraject (POT) krijgt aangeboden, maar dit verloopt moeizaam. Een jaar later lijkt hij nog geen stap verder te staan. Hij overweegt om op zijn achttien jaar te starten met tweedekansonderwijs. Ondertussen beslist de moeder te verhuizen en wordt de therapeutische zorg verder gezet in een ander CGG.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Het verhaal van Francine Francine wordt voor een tweede keer aangemeld door de school wegens schoolweigering. De zorgperiode na de eerste aanmelding door de school wegens angsten en depressieve klachten verliep moeilijk. We slaagden er toen niet in om de moeder erbij te betrekken. Francine kwam nauwelijks opdagen op haar individuele gesprekken en haakte tenslotte af. De schoolweigering en toegenomen sociale angsten en depressieve stemming motiveren de moeder deze keer wel om mee te stappen in een therapeutisch proces. Naast een individuele psychotherapie, wordt er gestart met een gezinstherapie met de moeder en Francine. Met haar vader heeft ze nauwelijks contact. Ze wil niet dat hij betrokken wordt bij de behandeling. Francine en haar moeder hebben samen een zware levensgeschiedenis achter de rug. In de gezamenlijke gesprekken met moeder en Francine lukt het hen na een tijdje om stil te staan bij elkaars beleving, de ambivalente band die ze hebben met elkaar en de onveilige hechting van beiden. Ze wensen allebei meer nabijheid, maar zijn er ook erg bang voor. In het nieuw samengestelde gezin voelt Francine zich vaak een buitenstaander, ondanks haar warme en zorgende relatie met haar jongere halfbroer. Als een waakhond 5'(5&* 4$* $* #8* )$* $"%* ,#1M',&9$94$* $1* 06E'/0.$1&$* relatie tussen haar moeder en haar stiefvader. Pas een jaar later kan ze haar stiefvader toelaten in de gesprekken.
!"$+"!"januari 3 maart
2012
Ondanks de positieve veranderingen in haar relatie met haar moeder is het duidelijk dat Francine te angstig en te depressief is om te werken naar een snelle terugkeer naar school. Ze start een persoonlijk ontwikkelingstraject in groep Intro. We spreken af om regelmatig samen te evalueren. Na enkele maanden blijkt ze weinig vooruitgang te maken binnen dit traject. Een antidepressivum brengt ook weinig verandering. Francine en haar moeder zijn akkoord met een opname in de jeugdpsychiatrie en gaan op intake. Wanneer ze na enkele maanden wachttijd kan starten, haakt de moeder af. Ze vindt de kostprijs te hoog en beseft dat ze de praktische en emotionele steun van Francine erg nodig heeft. Ondertussen heeft Francine een liefdesrelatie met een jongen van haar leeftijd. Dankzij deze relatie slaagt ze er in om heel wat sociale angsten te overwinnen. Het volgende schooljaar start ze enthousiast met deeltijds onderwijs. Het starten met een stage enkele weken later blijkt te hoog gegrepen. Na één dag haakt ze af. Deze mislukking maakt haar erg moedeloos, waardoor ze ook niet meer in de lessen geraakt. De moeder en Francine lijken deze maal wel gemotiveerd voor een opname in de jeugdpsychiatrie. Enkele weken later blijkt ze echter zwanger te zijn waardoor een opname door het team van het ziekenhuis minder evident wordt bevonden. Als zwangere en bijna achttienjarige jonge vrouw vindt Francine terug wat perspectief. Verlost van de schoolplicht richt ze zich nu samen met haar vriend en moeder op de toekomst van haar toekomstige baby. CGG Brussel stelt zich als doel toegankelijke hulp aan te bieden op vrijwillige basis. Patiënten worden wel meestal doorverwezen. Zelf hebben we vaak een langdurig hulpverleningsproces voor ogen. Hulpverlening kan echter ook bestaan uit enkele kortere trajecten. Deze twee voorbeelden tonen aan hoe we zorg op maat trachten aan te bieden én belang hechten aan zorgcontinuïteit, in samenwerking met andere hulpverleningsinstanties.
Met dank aan de medewerking van de kinder-en jongerenteams West en de Vest
Dr. Jan Umans Leidinggevende kinder- en jongerenteams CGG Brussel
Observatie en behandelingscentrum Espero
Wie denkt aan scholen zoeken, denkt automatisch aan 1 september. Nochtans is 1 februari minstens een even belangrijke dag omwille van de tellingen. Scholen krijgen hun subsidies op grond van het aantal leerlingen op 1 februari. Jaar na jaar merken wij als voorziening dat er na die magische datum heel wat meer van onze jongeren verzocht worden uit te kijken naar een andere school. Geen makkelijke zoektocht, want je vraagt van die nieuwe school om een ‘moeilijke’ leerling op te nemen, gratis en voor niks. Soms is het een ‘mission impossible’: eind juni hebben we geregeld drie à vier jongeren die op geen enkele school nog terecht kunnen. Dat is op de eerste plaats erg voor onze jongeren. Ze hebben vaak al heel wat achterstand, op schools gebied. De zoveelste schoolse breuk betekent weer een afwijzing, weer eens het bewijs dat men je liever kwijt dan rijk is. Weer een punt van spanning binnen het gezin. Het is ook voor ons als voorziening een groot pijnpunt. Voorzieningen hebben meestal geen middelen voor dagopvang, en zijn erkend voor ‘schoolgaande kinderen’. In extreme gevallen kan het wegvallen van een school betekenen dat ook hulpverlening moet stoppen. Gelukkig hebben we dit in Espero altijd kunnen voorkomen.
Voorkomen is natuurl Van bij de start proberen we te investeren in goede samenwerking met de school. Scholen krijgen een kennismakingsbrochure, en de individuele begeleider van de jongere gaat liefst ook persoonlijk kennismaken. Alle leerkrachten, leerlingenbegeleiders, directies enzovoort worden in oktober uitgenodigd bij Espero voor een schoolontmoetingsdag. Het helpt vaak als scholen zich een beeld kunnen vormen van ‘het leven zoals het is in een leefgroep’.
Dat begrip helpt om irritatie te voorkomen. Want als je als begeleider‘s morgens 10 jongeren moet klaarstomen, dan loopt er al eens iets mis met de boekentassen. En als er een avond een wegloper is, dan is een begeleider daar misschien noodgedwongen meer mee bezig, dan met huiswerk op te volgen. We kiezen als voorziening ook bewust om in ons therapeutisch kader een logopediste te voorzien. Zeker in het meertalige Brussel speelt taalachterstand vaak een rol bij schoolse problemen en frustraties. Maar toch vallen er geregeld jongeren uit op scholen. Wanneer we dit zien aankomen, en samen met de school de landing kunnen voorbereiden, kunnen we dit meestal goed opvangen. Er is gesprek, afronding, je kan met de jongere leren uit wat is misgelopen, je kan doordacht op zoek naar wat wel kan werken. Helaas blijven we geregeld nog geconfronteerd met relatief plotse breuken. Dat zijn erg moeilijke situaties. Espero investeerde in een netwerk ‘alternatieve dagbesteding’, om te voorkomen dat jongeren zonder school dan de hele dag in de voorziening rondhangen. Dat is immers weinig stimulerend voor de jongeren die wel naar school gaan. Maar ook voor jongere zelf slaat de verveling en het gevoel nutteloos en waardeloos te zijn snel toe. We gaan bij schooluitvallers op zoek naar wat hem wel goed ligt: bijvoorbeeld koken, met kleine kinderen omgaan of in de natuur bezig zijn. Het is ons bijna altijd gelukt om dan een dagbesteding te vinden in de lijn van die interesse: de jongere uit bovenstaande voorbeelden kan dan meehelpen in de keuken van bejaardentehuis, bij een onthaalmoeder of bij de groendienst van de gemeente. Het is deugddoend om te merken hoe gemakkelijk je al bij al mensen vindt die jongeren een kans willen geven.
januari 3 maart 2012 !"$*"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
O
HF%D7.$'*%-7%$$)%C4$-)78534-,$%&**'+-$)-),%&**'%,$+-))$)%233'%C-)=$'$)% $')7(-,$%,$='3,7N%$)%$:*(-*)$4$%.'*<4$:$)%&$'(*)$)>%D7.$'*%<-$=(% -)($)7-$&$%+*',N*.N:33(%&**'%@A%;*),$'$)0%233'<-;%'$7-=$)(-J4$%$)% 3:<643)($%+*',%$4C33'%&4*(%C6))$)%3M2-77$4$)>%
Mattias Bouckaert Directeur OBC Espero vzw
De voorzieningen in Brussel bouwen ondertussen gezamenlijk aan dit soort werkplekken, in het project Leerrecht.
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
Als voorziening heb je helaas weinig invloed op grote, structurele pijnpunten. Busvervoer naar bijzonder onderwijs blijft bijvoorbeeld een probleem. Na een drukke schooldag meer dan een uur op een lawaaierige bus zitten, dat is voor niemand goed. Ook de subsidieregeling op basis van het aantal leerlingen op 1 februari blijft onbegrijpelijk, in tijden dat hotelketens en vliegtuigmaatschappijen, of zelfs bioscopen online permanent kunnen zien hoeveel bedden of zetels ze nog vrij hebben. En de combinatie deeltijds leren met deeltijds werken blijft helaas nog veel te vaak ‘deeltijds thuis’ zitten. Om maar drie vaak genoemde frustraties te noemen. Gelukkig gebeuren er ook heel wat goede dingen. Zo investeerde onderwijs de voorbije jaren in zorgcoördinatoren en leerlingenbegeleiders. Daarnaast zijn er onderwijsvormen op maat zoals de persoonlijke ontwikkelingstrajecten. Voor heel
!"$,"!""januari 3 maart 2012
wat van onze jongeren zijn deze mensen én deze formules onmisbaar. Samenwerken tussen school en voorzieningen en werken-op-maat van de jongere, vanuit de interesse en talenten van de jongere, zijn ongetwijfeld de meest belangrijke succesfactoren om ook voor ‘moeilijk schoolbare jongeren’ wel een aanbod te doen.
OBC Espero Middelweg 99 1130 Haren Tel: 02 880 86 90 Fax: 02 410 60 43 Website: www.obc-espero.be
Virtueel debat over schooluitval in Brussel
H
$(%.'*<4$$:%&3)%785**46-(&34%-7%34,$:$$)%,$C$)=%-)%H'677$4>%S)%@AA\% 5$<<$)%<-;)3%jj)%*.%&-$'%;*),$'$)%=$%785**4%&$'43($)%&**'%+$%56)% 7$86)=3-'%=-.4*:3%<$5334=%53==$)>%?$+$%8-;M$'7%+-;)%<$3),7(-,$)=%% $)%:*<-4-7$'$)%+*2$4%.*4-(-8-0%785*4$)%347%=$%8-&-$4$%73:$)4$&-),>%
Rapporten van het netwerk NESSE wijzen erop dat er 43 categorieën van factoren bestaan die het afhaken op school kunnen veklaren. De gevolgen en mogelijke oplossingen zijn even veelzijdig. Deze multidimensionaliteit vraagt om een debat dat de puur wetenschappelijke sfeer overstijgt. Het mankeert dus niet aan analyses van de kwestie, maar wel aan een gezamenlijk open debat dat door het complexe Brusselse educatieve landschap moeilijk is. Want twee verschillende schoolsystemen opereren naast elkaar (een Franstalig en een Nederlandstalig) en er zijn talloze verenigingen actief. Ook moeten we rekening houden met de vele politici, administraties en wetenschappers.
Eric Corijn & Corentin Lorand COSMOPOLIS, City, Culture & Society – V.U.B
om hen te laten reageren op de meningen van de andere deelnemers. Op het einde van het traject verkrijgen we dus een debat dat machtsverhoudingen en het gewoonlijke gebrek aan spreektijd vermijdt. Het rapport met de resultaten zullen we vervolgens publiceren in het tweede trimester van 2012. We zullen hiermee een duidelijker beeld geven van het probleem volgens de verschillende actoren. Hier halen we dan de overeenkomsten en punten van discussie uit. Een eerste stap naar een constructief debat over schooluitval in Brussel?
Om dit te doen, ontwikkelen we een ‘virtueel debat’ gebaseerd op de Delphi-methode. We hebben een panel van meer dan 50 experts geselecteerd uit verschillende Franstalige en Nederlandstalige schoolsferen zoals scholen, verenigingen, administraties, onderzoekers, enzovoort. Daarna hebben we een lijst met stellingen opgesteld over de oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen van schooluitval. Deze lijst legden we voor aan de verschillende deelnemers met de vraag om een standpunt in te nemen tegenover de beweringen en hun keuze te beargumenteren. In een tweede fase sturen we de antwoorden en argumenten van de eerste ronde rond naar hetzelfde panel van experts
januari 3 maart 2012 !"$#"!
B"USSE&S (E&)IJNSNIEU(S
We constateren dus dat een discussie noodzakelijk is maar dat de verschillende schoolsystemen dat moeilijker maken. Net op deze bevindingen bouwt het actieonderzoek voort dat we hier voorstellen. Het opzet is dubbel: we willen schooluitval beter afbakenen door erover te discussiëren en ook een tussenruimte creëren waar de standpunten van de actoren uit verschillende Brusselse schoolsferen met elkaar geconfronteerd worden.
zorg voor wonen…
Onderwijs en welzijn in Brussel
… over wonen met zorg en