kernteam
Dossier kernteam Mathematics & Logic
Samenstelling kernteam: Jan Bouwe van den Berg (Wiskunde VU), Mathisca van Gunst (Wiskunde VU), Marieke Kranenburg (KdVI UvA, secretaris), Michel Mandjes (KdVI UvA), Ronald Meester (Wiskunde VU), Eric Opdam (KdVI UvA), Ide Venema (ILLC UvA), Jan Wiegerinck (KdVI UvA)
Samenstelling verkenningscommissie onderzoek: Jan van Neerven (TU Delft, voorzitter), Sandjai Bhulai (Wiskunde VU), Jan Brands (KdVI UvA), Ulle Endriss (ILLC UvA), Rob de Jeu (Wiskunde VU), Marieke Kranenburg (KdVI UvA, secretaris), Monique Laurent (CWI), Sindo Nunez Queija (KdVI UvA), Bob Rink (Wiskunde VU), Jasper Stokman (KdVI UvA), Khalil Sima’an (ILLC UvA)
Samenstelling verkenningscommissie onderwijs (1 en 2): Jan Bouwe van den Berg (Wiskunde VU), Isabel Bevort (student UvA), Raf Bocklandt (KdVI UvA), Thijs Bootsma (student VU), Francien Bossema (student VU), Didier Collard (student UvA, secretaris), Bas Cornelissen (student UvA), Bartek Knapik (Wiskunde VU), Frederica Pasquotto (Wiskunde VU), Han Peters (KdVI UvA), Bob Planqué (Wiskunde VU), Neil Walton (KdVI UvA), Chris Zaal (KdVI UvA)
Werkwijze en producten Het kernteam heeft kort na de instelling de werkwijze en fasering van de werkzaamheden bepaald (document 2) en verkenningscommissies ingesteld voor het onderzoek (document 3) en het wiskundeonderwijs (document 4). Voor de commissie onderzoek is een externe voorzitter aangetrokken. De opdracht aan de commissie voor het onderwijs omvat de taken van de verkenningscommissies 1 en 2 in de opdracht aan de kernteams (document 1). De verkenningscommissie onderzoek is vijf keer bij elkaar geweest (inclusief een heidag) en heeft juli 2014 een eindrapport uitgebracht (document 5). Het rapport van de verkenningscommissie onderwijs is in oktober verschenen (document 8). Het concept is besproken met de staf van de wiskunde instituten, de beide opleidingscommissies en een groep masterstudenten. De verzamelde feedback is in het eindrapport verwerkt. Tussentijds heeft het kernteam de voortgang en de knelpunten besproken met het FB FALW/FEW en het DT FNWI (documenten 6 en 7).
Relevante documenten (1) Opdracht aan kernteam Datum 8 april 2014 Status Alle kernteams hebben dezelfde opdracht gekregen. In de opdracht wordt het kernteam verzocht een strategisch meerjarenplan te maken en, in afstemming met het Team Directeuren Onderwijs (TDO), verkenningscommissies in te stellen die voorstellen voor de inrichting van het onderwijs moeten formuleren. De opdracht bevat richtlijnen voor de werkwijze van kernteams en verkenningscommissies en voor de samenstelling van de verkenningscommissies (deelname studenten). Alle producten van de kernteams en de verkenningscommissies hebben de status van ‘advies aan de decaan’ en zijn dus per definitie concepten. In mei 2014 is voor het domein ‘Environmental Sciences’ (ES) een negende kernteam ingesteld. Relevante documenten Inrichting en strategie virtueel departement Mathematics & Logic Datum Mei 2014 Status Met dit document stelt het kernteam de inrichting en fasering van de werkzaamheden vast. Voor het onderzoek en wiskundeonderwijs worden aparte verkenningscommissies ingesteld, die rond de zomer aan de decaan moeten rapporteren. Opdracht commissie Wiskunde& Logica Amsterdam Datum april 2014 Status Dit document is formeel een bijlage bij de notitie “Inrichting en strategie virtueel departement Mathematics & Logic” en bevat de samenstelling van en opdracht aan de verkenningscommissie onderzoek. Opdracht wiskundeverkenningscommissie (UvA-VU) Datum 31 maart 2014 Status Dit document is formeel een bijlage bij de notitie “Inrichting en strategie virtueel departement Mathematics & Logic” en bevat de samenstelling van en opdracht aan de verkenningscommissie voor het wiskunde onderwijs. De bachelor- en masteropleiding Business Analytics en de master Logic maken geen deel uit van de opdracht
Relevante documenten (2) Eindrapport “Wiskunde en Logica in Amsterdam” Datum 2 juli 2014 Status Het eindrapport van de commissie onderzoek is, zoals elk rapport van een kernteam, een advies aan de decaan. In het rapport wordt voorgesteld een “Amsterdam Department of Mathematics and Logic” op te richten, waarbinnen instituten voor de Wiskunde en de Logica opereren. Het stuk bevat voorstellen voor de profilering van het onderzoek en voor de samenwerking met het CWI en de valorisatie van kennis en omschrijft de bedreigingen en voorwaarden voor de samenwerking. Mathematics & Logic: stand van zaken september 2014 Datum 10 september 2014 Status In de presentatie voor het overleg met het DT FNWI en FB FALW/FEW op 10 september wordt de stand van zaken m.b.t. het onderzoek en onderwijs beschreven en worden de knelpunten benoemd. Verslag overleg kernteams M&L met FB FALW/FEW en DT FNWI Datum 10 september 2014 Status Het verslag van het overleg met de faculteitsbesturen omvat de bespreking van de plannen voor onderzoek en onderwijs en van de locatiekeuzes en de daarmee samenhangende dillema’s, en de gemaakte vervolgafspraken. Rapportage van de verkenningscommissie Wiskundeonderwijs Amsterdam Datum 1 oktober 2014 Status Dit is de definitieve versie van het rapport van de verkenningscommissie onderwijs; een conceptversie is eerder besproken met staf, masterstudenten en opleidingscommissies. Kern van het rapport is de beschrijving van het gewenste gezamenlijke onderwijsportfolio. Het rapport is een advies aan de decaan.
Verdere planning en procedure Onderzoek In het verslag van de bespreking van 10 september zijn vervolgafspraken opgenomen. Afgesproken is dat het kernteam zich nog in 2014 beraadt over de locatie van het departement en de inhoudelijke meerwaarde van het samengaan van wiskunde en logica in één departement beschrijft. De keuze tussen één of twee instituten kan in 2015 gemaakt worden. Onderwijs Het TDO zal, namens de decaan en in overleg met het kernteam, een vervolgopdracht voor het wiskundeonderwijs opstellen. Het rapport van de verkenningscommissie is daarvoor de basis. Voor de opleiding Business Analytics wordt een analyse gemaakt t.b.v. de besluitvorming over de locatie van de opleiding (2015).
Van: Karen Maex Aan: Kernteams samenwerking FALW, FEW, FNWI Datum: 8 april 2014 Begin dit jaar is besloten de verdere samenwerking tussen FNWI, FALW en FNWI langs de hiërarchische lijn van de instellingen op te bouwen. Samenstelling kernteams Zoals eerder met de instituten en afdelingen is besproken, wil ik de vertaling van plannen en visies van de staande organisatie naar gezamenlijke projecten in handen geven van acht kernteams die elk een virtueel departement vertegenwoordigen: 1 Physics & Astronomy 2 Chemistry & Molecular Life Science for Sustainability 3 Mathematics & Logic 4 Neuroscience 5 Earth & Ecology 6 Informatics 7 Chemistry & Molecular Life Science for Human Health 8 Interdisciplinary Units Ieder kernteam bevat vijf tot tien sleutelpersonen. Betrokken onderzoeksdirecteuren en afdelingshoofden maken per definitie deel uit van de kerngroep. Daarnaast omvat elke kerngroep enkele medewerkers die een inhoudelijke sleutelrol vervullen in het gerelateerde onderwijs, bijv. opleidings- en onderwijsdirecteuren. Opdracht aan kernteams 1. Stel een meerjarig strategisch plan op met de wetenschappelijke expertise/accenten waarop wordt ingezet. Het plan kijkt minstens drie jaar vooruit maar maakt ook een doorkijk voor 10 jaar, rekening houdend met de projectie voor vrije ruimte door natuurlijk verloop (emeritaat/pensionering) per afdeling/onderzoeksinstituut. 2. Vertaal het strategisch plan naar een concrete invulling van de samenwerking op het gebied van onderzoek en mogelijke valorisatie. 3. Vertaal het strategisch plan naar een concrete invulling van de samenwerking op het gebied van onderwijs: Aan welke (onderdelen van) opleidingen kan het virtuele departement een bijdrage leveren (incl. minoren en majoren, denk ook aan opleidingen buiten FNWI, FEW of FALW)? Voor welke opleidingen wordt een joint degree nagestreefd? Welke opleidingen zullen opleidingen worden met een gezamenlijk programma en voor welke wordt gezamenlijk toegewerkt naar een gedifferentieerd programma? Voor het uitwerken van de ideeën op het gebied van onderwijs kan het kernteam verkenningscommissies instellen waarin inhoudelijke expertise wordt samengebracht. Daarbij worden in principe de volgende stappen onderscheiden. Een 1e verkenningscommissie onderwijs adviseert het kernteam over de oplijsting van de opleidingen (Bachelor en Master) en stelt een eerste inventaris op van vragen, zorgen, knelpunten en kansen. Een 2e verkenningscommissie onderwijs buigt zich over de visie op het onderwijsportfolio, de strategisch positionering van de opleidingen in het portfolio en mogelijke samenwerkingen. Studenten maken deel uit van dit team.
Een 3e verkenningscommissie onderwijs krijgt als opdracht keuzes uit te werken voor de organisatie van het onderwijs. Studenten maken deel uit van dit team. De 2e en 3e verkenningscommissies zullen samengesteld worden in nauw overleg met het team directeuren onderwijs (TDO) bestaande uit de onderwijsdirecteuren van FNWI, FALW en FEW. De rapporten van verkenningscommissies worden door het kernteam ter kennisname gebracht van de decaan. De decaan bespreekt alle rapporten met het Directieteam van de FNWI en het Faculteitsbestuur van FEW en FALW. Relatie tot team directeuren onderwijs (TDO) Plannen voor het onderwijs worden afgestemd met TDO, bestaande uit Michel Haring, Johan Vermeer en Nellie Harms. Voor specifieke onderwijs gerelateerde vraagstukken zullen door het TDO projectteams worden ingesteld. Deze zullen onder meer adviezen uitbrengen over een gezamenlijke onderwijsvisie en internationaliseringsstrategie, de inrichting van een gemeenschappelijke ondersteuningsorganisatie, doorontwikkeling Datanose, onderwijs financiën, de joint degree aanvragen, kwaliteitszorg en honoursprogramma’s en een voorstel maken voor één OER A en één Regels & Richtlijnen van Examencommissies. Het team directeuren onderwijs onderhoudt tevens de contacten met de NVAO en stemt activiteiten af met UvA en VU centraal. Het team directeuren onderwijs is verantwoordelijk voor de verdere uitwerking van de organisatie en de randvoorwaardelijkheden van het onderwijs. Timing Elke kerngroep doet uiterlijk 1 mei 2014 een voorstel aan de decaan voor de fasering die zij passend acht voor de situatie van het betreffende virtueel departement. De decaan heeft op regelmatige basis contact met de aanspreekpersoon van elk kernteam om voortgang te bespreken.
Inrichting en fasering strategie virtueel departement Mathematics & Logic Mei 2014 Om tot een voorstel te komen voor de te volgen strategie voor het virtuele departement Mathematics & Logic heeft het kernteam tot de volgende inrichting en fasering besloten. Inrichting De leden van het kernteam Mathematics & Logic zijn: • Ronald Meester (afdelingshoofd Wiskunde VU) • Jan Wiegerinck (onderzoeksdirecteur KdVI) • Yde Venema (onderzoeksdirecteur ILLC) • Jan Bouwe v.d. Berg (opleidingsdirecteur VU) • Chris Zaal (opleidingsdirecteur UvA) • Mathisca v.d. Gunst (lid MT Wiskunde VU) • Eric Opdam (lid MT KdVI) • Michel Mandjes (lid MT KdVI) Secretaris van het kernteam is Marieke Kranenburg (instituutsmanager KdVI). Het kernteam heeft twee commissies ingesteld: een verkenningscommissie voor het onderzoek en een verkenningscommissie voor het onderwijs. Voor beide commissies heeft het kernteam een opdracht geformuleerd. Deze opdrachten zijn als bijlage bijgesloten. De samenstelling van de verkenningscommissie onderzoek is: • Prof.dr. Jan van Neerven, voorzitter (TU Delft) • Dr. Sandjai Bhulai (VU – Wiskunde) • Dr. Jan Brandts (KdVI) • Dr. Ulle Endriss (ILLC) • Prof.dr. Rob de Jeu (VU – Wiskunde) • Dr. Monique Laurent (CWI) • Prof.dr. Sindo Nunez Queija (KdVI) • Dr. Bob Rink (VU – Wiskunde) • Prof.dr. Jasper Stokman (KdVI) • Dr. Khalil Sima’an (ILLC) De commissie wordt ondersteund door dr.ing. Marieke Kranenburg (in de rol van secretaris). De samenstelling van de verkenningscommissie onderwijs is: • Jan Bouwe van den Berg (opleidingsdirecteur, co-voorzitter) • Chris Zaal (opleidingsdirecteur, co-voorzitter) • Bob Planqué (Wiskunde VU) • Federica Pasquotto (Wiskunde VU) • Bartek Knapik (Wiskunde VU) • Neil Walton (KdVI) • Raf Bocklandt (KdVI) • Han Peters (KdVI) • Thijs Bootsma (student VU) • Francien Bossema (student VU) • Bas Cornelissen (student UvA) • Isabel Bevort (student UvA) Secretaris van de verkenningscommissie onderwijs is Didier Collard (student UvA)
De verkenningscommissie onderwijs richt zich op de bachelor- en masteropleidingen in de Wiskunde. Naast deze formele verkenningscommissies is er overleg over de inbedding van de bachelor en masteropleiding Business Analytics. Tevens wordt in overleg met het ILLC de afstemming met de MSc Logic besproken. De verkenningscommissies houden via de voorzitters contact met elkaar. Beide commissies rapporteren aan het kernteam. Het kernteam doet uiteindelijk een voorstel aan de decaan. Planning Beide verkenningscommissies zijn eind april ingesteld. In mei hebben beide commissies enkele bijeenkomsten en een heidag gepland. De commissies brengen uiterlijk half juni een advies uit aan het kernteam, waarna de adviezen binnen de instituten zullen worden besproken. Voor de zomer zullen de bevindingen gerapporteerd worden aan de decaan.
Opdracht commissie Wiskunde & Logica Amsterdam April 2014 In het kader van de samenwerking tussen UvA en VU is het belangrijk om een strategisch plan voor de Wiskunde & Logica in Amsterdam voor de komende 10 jaar te maken. Het doel is te komen tot een plan van aanpak om de Amsterdamse wiskunde & logica zowel op onderzoeks-‐ als onderwijsgebied naar de top van Europa te brengen. Om hieraan uitvoering te geven hebben de MT’s besloten een commissie in te richten, onder leiding van een externe voorzitter. De commissie heeft als opdracht een eerste versie van een strategisch document op te stellen. Het document heeft de status van advies aan het gezamenlijke MT, dat ter informatie tevens aan de decaan wordt gestuurd. Het advies bevat tenminste: - Een visie op de ontwikkelingen in het onderzoek in de wiskunde en logica en gelieerde onderzoeksgebieden binnen Amsterdam, leidend tot een meerjarig strategisch plan met de wetenschappelijke expertise/accenten waarop wordt ingezet. Het plan kijkt minstens drie jaar vooruit maar maakt ook een doorkijk voor 10 jaar, rekening houdend met de projectie voor vrije ruimte door natuurlijk verloop (emeritaat/pensionering) per afdeling/onderzoeksinstituut. - Waar mogelijk een vertaling van het strategisch plan naar een concrete invulling van de samenwerking op het gebied van onderzoek en mogelijke valorisatie. - Een advies over de profilering van de samenwerking naar externe partijen. - Eventuele zorgen-‐ of vragen-‐oplijst waar antwoorden moeten op gegeven worden om de samenwerking daadwerkelijk te realiseren. Naast deze commissie, die zich met name richt op de ontwikkelingen in het onderzoek, wordt een verkenningscommissie voor het onderwijs ingericht. De opdracht voor deze commissie is als bijlage bijgesloten. De voorzitter van de commissie Wiskunde & Logica onderhoudt nauw contact met de voorzitters van de verkenningscommissie onderwijs, te weten Chris Zaal en Jan Bouwe van den Berg. De commissie betrekt bij het opstellen van het document: - Een omgevingsanalyse van het onderzoek en, in mindere mate, het onderwijs; - De eerder opgestelde plannen, zoals geformuleerd in het kader van MIA; - De meest recente visitatierapporten en de (concept)rapporten van de wetenschappelijke adviesraad van het KdVI en het ILLC - Het Visiedocument 2025 van het Platform Wiskunde Nederland; De commissie kent de volgende samenstelling: - Prof.dr. Jan van Neerven, voorzitter (TU Delft) - Dr. Sandjai Bhulai (VU – Wiskunde) - Dr. Jan Brandts (KdVI) - Dr. Ulle Endriss (ILLC) - Prof.dr. Rob de Jeu (VU – Wiskunde) - Dr. Monique Laurent (CWI) - Prof.dr. Sindo Nunez Queija (KdVI) - Dr. Bob Rink (VU – Wiskunde) - Prof.dr. Jasper Stokman (KdVI) - Dr. Khalil Sima’an (ILLC) De commissie wordt ondersteund door dr.ing. Marieke Kranenburg (in de rol van secretaris). De eerste bijeenkomst van de commissie zal plaatsvinden op 28 april 2014. De bevindingen en adviezen van de commissie zullen uiterlijk 16 juni 2014 aan het gezamenlijke MT worden aangeboden.
Opdracht wiskundeverkenningscommissie (UvA-VU) Jan Bouwe van den Berg, Didier Collard, Chris Zaal, 31 maart 2014 Achtergrond In 2013 is er door de opleidingsdirecteuren gewerkt aan een bachelorcurriculum voor wiskunde in de AFS. Het voorstelcurriculum week niet al te veel af van het oude en was vlot te implementeren. Alleen is onvoldoende nagedacht over de visie op de nieuwe opleiding die ervoor moet zorgen dat de opleiding een duidelijke meerwaarde heeft ten opzichte van de bestaande wiskundeopleidingen van UvA en VU. Op 3 maart 2014 hebben de managementteams van de wiskundeinstituten bij elkaar gezeten. Dit heeft geleid tot een hernieuwde impuls voor een gemeenschappelijke wiskundeopleiding, met een nieuwe visie: de nieuwe opleiding moet een brede opleiding worden, die studenten de gelegenheid geeft om zich in een aantal richtingen te specialiseren – de opleiding wordt diep over de volle breedte van de wiskunde.1 Het is aan de verkenningscommissie om dit voornemen vorm en inhoud te geven. Opdracht De verkenningscommissie wordt gevraagd een globaal voorstel te doen voor een nieuwe, gezamenlijke, sterke wiskundeopleiding in Amsterdam (bachelor en master), waarin zeg honderd studenten per jaar afstuderen (UvA, VU en internationaal). Hoe gaan we dat op de beste manier doen? Dat gaat de verkenningscommissie bedenken. Het eindproduct is een kort rapport (zeg vijf A4tjes) met: 1. een creatieve, strategische bezinning op de plek van wiskunde in het gehele studieaanbod, gericht op versterking van de in- en uitstroom van en naar andere opleidingen cq. de arbeidsmarkt; 2. een uitgewerkte(re) visie op de nieuwe opleiding (bachelor en master); 3. speerpunten voor de nieuwe wiskundeopleiding (bachelor en master); 4. voorstel op hoofdlijnen voor een nieuw bachelorcurriculum. Toelichting De opdracht aan de commissie is om out of the box te denken: het gaat erom de positie van de Amsterdamse wiskundeopleidingen in de volle breedte te versterken. In het bijzonder wordt gevraagd een beeld te schetsen van een nieuwe gemeenschappelijke wiskundeopleiding die aantrekkelijk, onderscheidend en wervend is. De speerpunten maken deze visie concreet. Zaken als organisatie, locatie en financiën vallen nadrukkelijk buiten de opdracht van de commissie; daar hoeft niet over te worden nagedacht. Curriculumontwerp De commissie wordt gevraagd om een voorstel te doen voor een nieuw curriculum. Het uitgangspunt is hierbij het ideale curriculum voor een student die in een bepaalde richting wil afstuderen. Het plan is daarom om a) concrete leerpaden uit te werken van bachelor tot afstuderen: hoe ziet het ideale curriculum er uit voor een student in de mathematische fysica, dynamische systemen, discrete wiskunde, algebra, stochastiek, logica, biomedische wiskunde, etc. en b) hieruit een schetsmatig voorstel voor een bachelorcurriculum te maken, dat bestaat uit een gemeenschappelijk eerste jaar en daarna verschillende tracks in jaar 2 en 3. In een later stadium zal een curriculumcommissie het curriculum in detail uitwerken. Planning • Eind april: • Begin mei: • Mei: • Begin juni: • Eind juni:
kennismakingsbijeenkomst “heidag”; met de hele commissie gaan we één dag op het strand aan de slag leden werken aan stukken voor eindrapport, werkvergadering eerste versie af definitieve versie af
Beoogde samenstelling De commissie bestaat uit vijf leden van de VU en vijf van de UvA (zes docenten en vier studenten), de opleidingsdirecteuren van de bachelor en de secretaris (Didier Collard). Van de commissieleden wordt verwacht dat ze aanwezig zijn op de bijeenkomsten (kennismaking, heidag, werkvergadering, eindbespreking), en dat ze tijd hebben in mei om gedeelten van het rapport uit te werken.
1
Voornemen tot een Amsterdamse Wiskundeopleiding (memo 3 maart 2014)
Rapport van de verkenningscommissie onderzoek
“Wiskunde en Logica in Amsterdam” 2 juli 2014
1
Inhoud
Samenvatting
3
1. Inleiding
4
1.1
Samenstelling, opdracht en werkwijze van de verkenningscommissie
4
1.2
Reikwijdte van de verkenning
5
2. Het Amsterdam Department of Mathematics and Logic 2.1
Institute of Mathematics
6 6
2.1.1
Inrichting en profilering van het IoM
7
2.1.2
Het huidige onderzoekslandschap van IoM
8
2.2
Het ILLC
3. Onderzoeksprofilering 3.1
Profileringsthema's
10 12 12
3.1.1
ADML/CWI-brede profileringsthema's
12
3.1.2
IoM profileringsthema
15
3.1.3
ILLC profileringsthema
15
3.2
Startgelden voor IoM
15
4. Samenwerking met het CWI
17
5. Valorisatie
18
5.1 Valorisatie binnen IoM
18
5.1 Valorisatie binnen ILLC
18
6. Oplijst: bedreigingen en voorwaarden
20
6.1
Bedreigingen
20
6.2
Voorwaarden
21
7. Vervolgtraject
22
Bijlagen
23
2
Samenvatting Het kernteam Mathematics & Logic heeft, na overleg met de decaan, een verkenningscommissie onderzoek ingesteld met de opdracht om een strategie te formuleren voor de wiskunde en logica in Amsterdam voor de komende 3 tot 10 jaar met als doel om Amsterdam binnen nationaal en internationaal op de kaart zetten als de plek voor wiskunde en logica in al zijn verschillende facetten. Voor u ligt het rapport van deze commissie. De commissie heeft zich niet beperkt tot een inhoudelijke strategie voor het onderzoek, maar er is ook gediscussieerd over de organisatie en de profilering van de samenwerking van de betrokken partijen, te weten UvA, VU en het CWI. In een aantal gevallen leidt dit tot concrete adviezen en aanbevelingen. Op een aantal andere punten geeft dit rapport eerste ideeën van de commissie weer, die nog nader uitgewerkt dienen te worden. Tot slot beschrijft de commissie enkele heikele punten en doet zij aanbevelingen over een vervolgtraject. De commissie doet de aanbeveling om een Amsterdam Department of Mathematics and Logic (ADML, werktitel) met een zichtbare internationale uitstraling op te richten. Binnen dit departement opereren twee autonome instituten: het ILLC en een op te richten instituut, dat we zullen aanduiden als Institute of Mathematics (IoM, werknaam) dat het KdVI en de VU-wiskundeafdeling omvat. Het ADML voorziet in een gezamenlijke profilering van alle activiteiten op het gebied van Wiskunde en het domein Logic, Language and Computation van UvA en VU in Amsterdam. Er is breed draagvlak binnen de commissie om het IoM in zijn geheel onder te brengen op het Science Park indien dit niet leidt tot het verlies van VU-Wiskunde opleidingen en/of onderzoeksrichtingen voor het IoM.Unilocatie komt het onderwijs ten goede, creëert een gemeenschappelijke identiteit, faciliteert samenwerking in het onderzoek, genereert kritische massa, en de nabijheid van CWI, ILLC, AMOLF, Nikhef en de aanwezigheid van Natuurkunde op Science Park levert veel meerwaarde. Ook bij studenten ligt de locatie Science Park goed. De locatiekeuze voor de opleiding BA is hierbij een heikel punt (zie hoofdstuk 6). De commissie is in deze verkenning tot de identificatie van een aantal onderzoekslijnen gekomen, die kunnen gelden als profileringsthema’s hetzij voor het geheel van ADML, hetzij voor IoM of ILLC afzonderlijk. Op een aantal van deze thema’s hebben de betrokken instituten de (internationale) kernspelers al in huis. Echter, om een gezamenlijk ADML, en daarbij het IoM in het bijzonder, in de volle breedte te kunnen ontwikkelen en de synergie optimaal te bevorderen dienen startgelden ter beschikking te komen voor strategische versterkingen.
3
1. Inleiding 1.1
Samenstelling, opdracht en werkwijze van de verkenningscommissie
Het kernteam Mathematics & Logic heeft, na overleg met de decaan, een verkenningscommissie onderzoek ingesteld met de opdracht om een strategie te formuleren voor de wiskunde en logica in Amsterdam voor de komende 3 tot 10 jaar. De verkenningscommissie bestond uit: - Prof.dr. Jan van Neerven, voorzitter (TU Delft) - Dr. Sandjai Bhulai (VU – Wiskunde) - Dr. Jan Brandts (KdVI) - Dr. Ulle Endriss (ILLC) - Prof.dr. Rob de Jeu (VU – Wiskunde) - Prof.dr. Monique Laurent (CWI) - Prof.dr. Benedikt Löwe (ILLC) - Prof.dr. Sindo Nunez Queija (KdVI) - Dr. Bob Rink (VU – Wiskunde) - Prof.dr. Jasper Stokman (KdVI) - Dr. Khalil Sima’an (ILLC) De commissie werd ondersteund door dr.ing. Marieke Kranenburg in de rol van secretaris. De verkenning geschiedde tegen de achtergrond van de opdracht van de decaan aan de kernteams d.d. 8 april 2014 (zie bijlage 1). Bovengenoemde verkenningscommissie is gevraagd om over punten 1 en 2 uit deze opdracht (meerjarig strategisch plan en hieruit voortvloeiend een concrete invulling voor samenwerking tussen UvA en VU) advies uit te brengen aan het kernteam. Daarnaast is gevraagd om advies uit te brengen de profilering van de samenwerking naar externe partners en een inventarisatie te maken van aandachtspunten om de samenwerking daadwerkelijk vorm te geven (zie bijlage 2, opdracht aan de verkenningscommissie). Als achtergronddocumentatie heeft de commissie gebruik gemaakt van de visitatierapporten en midtermreviews van de betrokken instituten / afdelingen, en het visiedocument van het Platform Wiskunde Nederland. Daarnaast hebben de commissieleden bestaande samenwerkingsverbanden in kaart gebracht. De voorzitter en de secretaris hebben aanvullende gesprekken gevoerd met de directeuren van ILLC en KdVI, het afdelingshoofd van de VU en met het management van het CWI. De verkenningscommissie is in totaal 5 keer bij elkaar geweest, waarvan 3 bijeenkomsten van een dagdeel, eenmaal een heidag, en eenmaal een afrondende bijeenkomst met de leden van UvA/VU en ILLC afzonderlijk. In de tussenliggende periode hebben voorzitter en secretaris bilateraal overleg gehad met de directeuren van de betrokken instituten en hebben leden van de commissie stukken (gezamenlijk) voorbereid en uitgewerkt. In enkele bijeenkomsten zijn conceptversies van het rapport besproken; tussendoor hebben consultaties per email plaatsgevonden. Er heeft tevens een gesprek plaatsgevonden met de directeur van het CWI over de participatie van het CWI in ADML en de mogelijkheden tot versterking van de reeds bestaande samenwerking tussen CWI en de betrokken instituten / afdelingen van VU en UvA.
4
1.2
Reikwijdte van de verkenning
De opdracht van de commissie behelst een visie op een gezamenlijke toekomstvisie en strategie van de volgende instituten: Onderzoeksinstituut ILLC – UvA Onderzoeksinstituut KdVI – UvA Afdeling Wiskunde VU Deze bundeling van instituten wordt in de huidige terminologie ook wel het “virtuele departement Mathematics & Logic” genoemd. Aangezien het CWI een belangrijke partner is voor zowel de wiskunde als de logica kan een visie op de Wiskunde en Logica in Amsterdam niet geformuleerd worden zonder het CWI hierbij te betrekken. Het CWI was daarom in de persoon van Monique Laurent vertegenwoordigd in de discussie. De commissie heeft de opgenomen organisatieonderdelen in het virtuele departement als uitgangspunt genomen en niet ter discussie gesteld.
5
2. Het Amsterdam Department of Mathematics and Logic Om Amsterdam binnen Nederland op de kaart zetten als de plek voor wiskunde en logica in al zijn verschillende facetten, en binnen Europa en wereldwijd als één van de belangrijke plekken met een zeer rijk, breed en hoogstaand onderzoeksklimaat in de wiskunde en logica te positioneren adviseert de commissie tot de oprichting van een Amsterdam Department of Mathematics and Logic (ADML, werktitel). Het ADML is de invulling van wat bij de faculteit en kernteams het “virtuele departement” wordt genoemd. Het ADML profileert zich internationaal door een aantal gezichtsbepalende activiteiten (zie hoofdstuk 3). Binnen het ADML worden twee instituten gepositioneerd: 1. Een nieuw op te richten instituut, hierna aan te duiden als 'Institute of Mathematics' (IoM, werknaam), waarin de wiskundeafdelingen van UvA en VU worden ondergebracht. 2. Het ILLC: dit instituut wordt gehandhaafd in de huidige vorm, mede vanwege de interfacultaire status tussen FGw en FNWI. Beide instituten zijn autonoom, in de zin dat zij een eigen financiële en personele verantwoordelijkheid dragen, hebben een eigen directeur en een eigen wetenschappelijke adviesraad, en worden afzonderlijk geëvalueerd. Het onderzoek zal grotendeels langs de instituutslijnen georganiseerd zijn. Daarnaast is er thematische samenwerking tussen de twee instituten. De samenwerkingsverbanden beperken zich niet tot IoM, ILLC (ADML) en CWI. De betrokken instituten hebben naast deze partners nog vele andere samenwerkingsverbanden, zowel intern als extern. De commissie heeft zich specifiek gericht op de mogelijkheid die nauwere samenwerking tussen IoM, ILLC en CWI biedt, daarbij nadrukkelijk de ruimte biedend aan de reeds bestaande samenwerkingsverbanden met andere partners. Waar relevant wordt wel naar andere samenwerkingspartners verwezen. De directeur ADML is de directeur IoM of de directeur ILLC. Gezien de getalsmatige verhoudingen ligt het in de rede dat het meestal de directeur van IoM zal zijn. De directeur ILLC kan alleen directeur ADML zijn als hij/zij medewerker is van FNWI. De directeur ADML representeert het IoM en de medewerkers van ILLC in FNWI naar de decaan. De directeur van ILLC representeert ILLC als geheel naar de decaan van de bètafaculteiten van VU en UvA en naar de decaan FGw waar het belangen van ILLC als geheel betreft. Naast de directeur van ADML opereert een bestuur, dat verantwoordelijk is voor de profilering van het ADML naar buiten (website, huisstijl, PR en voorlichting; hierbij kan ook het CWI betrokken worden) en de afstemming van onderzoek met het CWI en andere partners binnen en buiten Nederland. Tevens draagt het ADML zorg voor de onderlinge afstemming tussen de door het IoM en ILLC gedragen onderwijsinspanningen (eigen opleidingen en serviceonderwijs). Daarnaast ligt er met de vorming van het ADML een kans om een Graduate School op te richten, waarin, zeker in samenwerking met het CWI, een sterk onderwijsaanbod voor promovendi gerealiseerd kan worden.
2.1
Institute of Mathematics
Door de samenvoeging van KdVI en VU-Wiskunde in het IoM ontstaat een wiskunde instituut dat de potentie en de ambitie heeft uit te groeien tot hét topinstituut van Nederland en tot een toonaangevende speler in Europa. Het nieuwe instituut huisvest een uiterst divers spectrum aan onderzoek op een zeer hoog
6
internationaal niveau, blijkend uit indicatoren zoals onderzoeksevaluaties en nationale en internationale subsidies en prijzen (VICI subsidies, ERC Advanced Grants, Spinoza premies) in het recente verleden. Landelijk is het centrum uitstekend vertegenwoordigd in de wiskundeclusters GQT, NDNS+, STAR en DIAMANT. De expertise ingebracht door UvA en VU zijn bovendien vrijwel complementair; een overzicht wordt aan het eind van dit hoofdstuk gegeven. Naar de mening van de commissie ligt de meerwaarde van het IoM vooral in de combinatie van breedte en grootte, zowel op het gebied van onderzoek als onderwijs. Niet alleen ontstaat er voldoende kritische massa om seminaria op hoog niveau organiseren, iets wat in de huidige situatie veel lastiger is, maar ook de opleidingen profiteren van de brede expertise. Nergens in Nederland kan een vergelijkbaar breed spectrum aan wiskundeopleidingen worden aangeboden. Het IoM wordt daarmee een buitengewoon aantrekkelijk instituut voor medewerkers, postdocs, promovendi en studenten en heeft grote wervingskracht in binnen- en buitenland voor toptalent. 2.1.1 Inrichting en profilering van het IoM Omdat het IoM een nieuwe organisatie-eenheid betreft en de profilering ervan een cruciale rol speelt bij de profilering van wiskunde in Amsterdam zullen we nader adviseren ten aanzien van de inrichting van het IoM. De commissie is unaniem in haar advies dat het IoM dient te functioneren als een bestuurlijke eenheid, zowel op het gebied van onderzoek als op onderwijs. Het is onwenselijk om de personele en/of financiële verantwoordelijkheid lager te leggen dan op het niveau van IoM, wat individuele groepen kwetsbaarder zou maken voor tegenvallers. Het is daarentegen wel wenselijk om het onderzoek krachtig te profileren. In deze verkenning heeft de commissie verscheidene profileringsvarianten besproken. Uit deze discussies kwamen de volgende hoofdlijnen naar voren:
Excellentie in de volle breedte dient goed zichtbaar te worden gemaakt. Er dienen goede mogelijkheden te ontstaan om de breedte verder vorm te geven. Waar mogelijk wordt geprofileerd langs inhoudelijke samenwerkingsverbanden. Er dient een gezonde voedingsbodem te komen voor goedlopende seminars op hoog niveau. De breedte in het onderzoek weerspiegelt zich in breedte in het onderwijsaanbod.
Het IoM krijgt een bestuur waarbinnen alle onderzoeksrichtingen alsmede het onderwijs vertegenwoordigd zijn en waarin alle belangrijke zaken aangaande het instituut besproken worden alvorens er besluitvorming plaatsvindt. Een kleiner dagelijks bestuur kan lopende zaken afwikkelen.
Er wordt een wetenschappelijke adviesraad (WAR) ingesteld voor het geheel van het IoM. Deze WAR adviseert gevraagd en ongevraagd over strategische keuzes die het IoM betreffen. De WAR bestaat uit grote namen met expertise die de volle breedte van het wiskundeonderzoek binnen IoM bestrijkt.
Bij de invulling van nieuwe posities wordt een beleid van 'breedte, excellentie, samenhang, evenwicht' gehanteerd, dat er op gericht is een evenwichtig wiskundelandschap te scheppen met samenhangende netwerken van excellente onderzoekers te creëren zonder overmatige concentratie of grote overlap, waarin voor iedereen meerdere aanspreekpunten bestaan. De grootte van het IoM garandeert dat dit mogelijk is zonder dat dit tot versnippering zal leiden. Een dergelijke structuur is flexibel in de zin dat deze kan aanhaken bij nieuwe ontwikkelingen, maakt het IoM breed en aantrekkelijk, en brengt de
7
meeste kennis binnen. Dit beleid dient goed verankerd te worden in het instituutsreglement. Met eventuele knelpunten in het onderwijs dient in voorkomende gevallen rekening gehouden te worden. In- of opdelingen van het IoM waarbij personen een-op-een worden gelieerd aan afdelingen of programma's blijken geen groot draagvlak te hebben binnen de commissie. Wel is er draagvlak voor een variant waarbij binnen het wiskundeonderzoek drie `IoM-clusters' worden onderscheiden1: Fundamentele wiskunde Interdisciplinaire wiskunde Toegepaste wiskunde Deze IoM-clusters kunnen het raamwerk vormen voor de profilering van het onderwijs naar de studenten toe. Daarnaast geven ze een krachtige profilering in de breedte naar het faculteitsbestuur. Ieder cluster is vertegenwoordigd in het dagelijks bestuur. Daarnaast worden een aantal `kenniscentra' gepresenteerd met hoogwaardige expertise. Een inventarisatie binnen deze commissie leverde zes mogelijke kenniscentra op, te weten: o Algebra en meetkunde o Analyse en dynamische systemen o Computationele wiskunde o Kansrekening en statistiek o Mathematische fysica o Operations research en discrete wiskunde Medewerkers kunnen bij meer dan één IoM-cluster en/of kenniscentrum behoren en kenniscentra kunnen zich over meerdere IoM-clusters uitstrekken. Het instituutsbestuur is een goede afspiegeling van de kenniscentra. Op deze wijze profileert het IoM zich op verschillende niveaus en verweeft kennis en mensen goed, wat leidt tot optimale synergie. De profilering op het hogere niveau heeft een grote aantrekkingskracht bij het werven van nieuwe studenten. De profilering op het niveau van kenniscentra heeft andere voordelen, met name bij de presentatie van het onderzoek naar de buitenwereld. De IoM-clusters en kenniscentra laten de hoofdlijnen van het onderzoek van het IoM duidelijk naar voren komen en onderstrepen de beoogde breedte, grootte en samenhang van het IoM. De commissie benadrukt dat het bovenstaande een verkenning is en geen afgerond advies. Er is gezocht naar hoofdlijnen en een mogelijke invulling met een zo groot mogelijk draagvlak binnen de commissie. De commissie benadrukt dat verdere discussie wenselijk is. Bij de definitieve vormgeving en het in de markt zetten van het instituut is het inroepen van professionele begeleiding een mogelijkheid. Varianten waarbij alleen sprake is van drie IoM-clusters of alleen van meerdere kenniscentra zijn eveneens besproken, maar beide bleken duidelijk minder draagvlak te genereren in de commissie. 2.1.2 Het huidige onderzoekslandschap van IoM De commissie constateert dat de onderzoeksrichtingen van KdVI en VU-Wiskunde grotendeels complementair zijn, en daarmee mogelijkheden bieden tot nieuwe onderzoekslijnen met bredere perspectieven. Samenwerking tussen KdVI en VU-Wiskunde vindt momenteel vooral plaats in de Stochastiek en binnen de BSc/MSc wiskunde-onderwijsprogramma's. Een aantal onderzoeksthema's, zoals Mathematische Fysica, biedt 1
Betere benamingen zijn wellicht mogelijk
8
de mogelijkheid tot brede onderzoekssamenwerking tussen vakgebieden binnen IoM. Als we de aanwezige expertise van KdVI en VU-Wiskunde projecteren op een toekomstig IoM ontstaat het volgende wiskundeonderzoekslandschap. Algebra en Meetkunde / Mathematische Fysica Het onderzoek in de algebra, meetkunde en mathematische fysica aan het KdVI richt zich op algebraïsche meetkunde, representatie theorie, en mathematische fysica gerelateerd aan quantum physics. Met de komst van Lenny Taelman als dakpan van Gerard van der Geer zal de nadruk binnen de meetkunde gaan verschuiven van algebraïsche meetkunde naar aritmetische meetkunde. Aan de VU-wiskunde is er een onderzoeksgroep in de algebra en meetkunde met twee posities in de aritmetische meetkunde, algebraïsche K-theorie en getaltheorie, en een positie in de algebraïsche topologie. Het onderzoek in de algebra, meetkunde en mathematische fysica is kwalitatief hoogstaand en internationaal zeer zichtbaar (o.a. ERC Advanced Grant van Eric Opdam en VICI van Sergey Shadrin), maar qua grootte binnen Amsterdam getalsmatig beperkt vertegenwoordigd (de AGMP groep aan het KdVI, een kleine groep aan de VU, geen activiteiten op het CWI en in het ILLC). Voor een geloofwaardige en evenwichtige balans van het wiskundelandschap in Amsterdam is dit niet wenselijk, vooral ook gezien het toenemende belang van de onderzoeksrichtingen in het hedendaagse internationale wiskundetoponderzoek. Op het gebied van de mathematische fysica zijn er een aantal onderzoeksthema's die de mogelijkheid bieden tot brede en vakgebiedsoverstijgende onderzoekssamenwerking met quantum algebra/quantum meetkunde (KdVI), dynamische systemen (VU), percolatietheorie (VU), representatie theorie en discrete wiskunde (KdVI). Analyse Het onderzoek in de analyse aan de VU bestaat grotendeels uit een internationaal vooraanstaande onderzoeksgroep dynamische systemen (met momenteel een Vici-beurs voor Jan Bouwe van den Berg), maar huisvest ook onderzoek in de lineaire analyse en systeemtheorie. Het KdVI heeft analyse-onderzoeksgroepen in dynamische systemen, complexe analyse, en een (binnen Nederland unieke) onderzoeksgroep in de numerieke analyse. Daarnaast zijn er op het CWI verschillende onderzoeksgroepen actief in de numerieke analyse en scientific computing. Bestaande samenwerkingen tussen de groepen op VU en UvA (zoals het gezamenlijke UvA-VU Dynamic Analysis seminar) zullen binnen IoM worden uitgebouwd. Bovendien ontstaan binnen het IoM mogelijkheden tot het leggen van nieuwe vakgebied overstijgende verbanden, bijvoorbeeld tussen de huidige VU dynamische systemen en UvA mathematische fysica en tussen verschillende disciplines binnen analyse en kansrekening (bijvoorbeeld via NETWORKS en complex systems).
Stochastiek De stochastiekgroepen (kansrekening en statistiek) aan beide universiteiten genieten internationaal hoog aanzien. In beide groepen is de mathematische statistiek en stochastische operations research sterk vertegenwoordigd. Tussen deze groepen bestaan verschillende samenwerkingsverbanden, maar ze vullen elkaar ook aan in de verschillende onderzoeksrichtingen. De VU kent verder speerpunten als ruimtelijke stochastiek en statistische fysica en statistiek met toepassing in
9
de levenswetenschappen. De UvA heeft op haar beurt de thema’s forensische statistiek en financiële wiskunde die elk een bijbehorende onderwijslijn hebben. Op de VU is heeft de stochastische operations research groep de leiding bij het verzorgen van de opleiding Business Analytics (BA). Belangrijke toepassingsgebieden in BA zijn call centers, health care logistics, and revenue management. Het onderzoek van de zustergroep op de UvA is theoretischer van karakter en richt zich met name op stochastische netwerken. Samenvoeging biedt nieuwe kansen voor de stochastiek groep, met name op het gebied van het thema "big data" of "data analytics" wat op het moment veel aandacht geniet en sterk verwantschap heeft met statistiek én kansrekening (i.h.b. BA). Het zwaartekrachtprogramma NETWORKS (geleid door Michel Mandjes) biedt mogelijkheden om in het komende decennium te investeren in onderzoek rond (complexe) grootschalige netwerken en logistiek. Discrete wiskunde Binnen het IoM is discrete wiskunde gering vertegenwoordigd. Op dit moment concentreert het onderzoek zich op algebraïsche grafentheorie en combinatoriek, gesteund door de ERC Advanced Grant van Lex Schrijver (met een 0.8 fte dienstverband bij het KdVI in de periode 2014-2018) en het geniet internationaal hoog aanzien. Een aantal ontwikkelingen zullen een versterking van de discrete wiskunde in de komende jaren brengen: bij de VU-Wiskunde wordt een 0.2 fte positie in de Discrete Wiskunde gepland en het recent gehonoreerde zwaartekrachtprogramma NETWORKS heeft een onderzoekscomponent op het gebied van de discrete wiskunde met een tenure-track positie op het KdVI. Discrete wiskunde heeft de potentie om samenwerkingsverbanden te versterken met het ILLC en het CWI en vakgebieden te verbinden zoals combinatorische optimalisering, algoritmiek, speltheorie, quantum computing en computationele biologie.
2.2
Het ILLC
Het ILLC is een uniek interfacultair onderzoeksinstituut, dat onderzoek uit verschillende disciplines combineert (waaronder informatica, filosofie, linguistiek, musicologie, en ook wiskunde) onder de verzamelnaam "logica". Haar wetenschappelijke missie is "to study formal properties of information, viz. the logical structure and algorithmic properties of processes of encoding, transmitting and comprehending information” (ontleend aan de ILLC zelfstudie 2006-2011), waarbij het begrip “informatie” wordt opgevat in de ruimste zin van het woord. Slechts een deel van het ILLC is administratief ondergebracht in FNWI: het gegeven dat het ILLC onderzoek combineert in de humanitaire en exacte wetenschappen is een belangrijke component van zijn identiteit. De organisatiestructuur van het ILLC en de profilering in drie 'programmes' zijn omschreven in de genoemde zelfstudie. Het ILLC is een merknaam met internationale uitstraling die staat voor de speciale rol van Nederland in het algemeen en Amsterdam in het bijzonder in de internationale logica-gemeenschap. Dit is herhaaldelijk bevestigd in onderzoeksevaluaties: "The ILLC has a well-deserved reputation as an internationally leading centre for interdisciplinary research and training. (...) The cross-faculty status of the ILLC (...) is arguably a key
10
ingredient in its success, and both Faculties are to be congratulated on providing solid, long-term support for the ILLC. (...) The main priority with respect to the establishment of the new Amsterdam Faculty of Science is that the organisational integrity of the ILLC should be vigorously protected.” (ontleend aan de onderzoeksevaluatie 2012). De commissie erkent de waarde en het belang van de integriteit van het ILLC als zelfstandig instituut en zijn rol voor de logica in Amsterdam, en benadrukt het belang om het ILLC te handhaven als zelfstandig en autonome entiteit onder haar eigen naam, met haar eigen internationale zichtbaarheid, en haar eigen financiële en personele beleid en eigen onderzoeksvisitatie.
11
3. Onderzoeksprofilering De profilering van ADML zal in eerste instantie verder vormgegeven worden door, samen met het CWI, gezamenlijke activiteiten te organiseren (OiO-cursussen, seminaria, lezingenreeksen, thematische semesters) en gezamenlijk een Amsterdam Mathematics & Logic gasthoogleraar in te stellen, en het bevorderen van gedeelde aanstellingen tussen de verschillende instituten. Deze activiteiten hebben deels een sterke internationale uitstaling die er toe zal leiden dat de wiskunde en logica in Amsterdam zich kan positioneren in de top van de Europese wiskunde. Er zal veel aandacht zijn voor jonge onderzoekers, zowel voor promovendi als voor postdocs. Geconstateerd is dat voor de laatste groep weinig aandacht is. Er zouden structurele en competitieve postdocposities beschikbaar moeten komen met veel inhoudelijke vrijheid.
3.1
Profileringsthema's
Teneinde te komen tot een gefundeerd advies ten aanzien van de onderzoeksprofilering van het ADML en van het IoM als nieuw instituut daarbinnen heeft de commissie een analyse uitgevoerd van de huidige samenwerkingsverbanden binnen en tussen de betrokken instituten en als vervolg hierop geïnventariseerd waar verdere mogelijkheden voor samenwerking liggen. We bespreken nu een aantal mogelijke profileringsthema's die uit deze analyse naar voren zijn gekomen. Deze sluiten alle goed aan bij de agenda van het wiskundeonderzoek in Nederland zoals onlangs verwoord in het PWN Visiedocument. De commissie benadrukt dat het slechts een eerste inventarisatie betreft en dat andere mogelijkheden niet zijn uitgesloten. De profilering van het ADML, en daarbinnen het IoM, dient in een vervolgtraject nader uitgewerkt te worden. Binnen het IoM bewerkstellingen deze thema's een inhoudelijke verbinding tussen de eerder besproken kenniscentra. 3.1.1 ADML/CWI-brede profileringsthema's Er bestaan reeds een tweetal instituuts-overstijgende onderzoekssamenwerkingen die goed als ADML/CWIbrede profileringsthema's kunnen dienen: 1. Het UvA zwaartepunt "Quantum Matter & Quantum Information" (QM&QI). De betrokken instituten zijn KdVI, ILLC, CWI en IoP (UvA). Vanuit het CWI en ILLC is er betrokkenheid van Buhrman, Schaffner en De Wolf (quantum information, algoritmiek), vanuit het KdVI van Opdam, Stokman (representatietheorie groep van AGMP) en Maassen (quantum probability). Buhrman zal bovendien een deeltijdaanstelling krijgen op het KdVI. Het zwaartepunt heeft als doel om door middel van een multidisciplinaire benadering van informatici, experimenteel en theoretisch natuurkundigen, en wiskundigen de theorie en toepassing van quantumberekening en quantumcommunicatie in al zijn facetten te ontwikkelen. 2. Het NWO zwaartekracht voorstel "NETWORKS”. Bij het NWO zwaartekrachtprogramma “NETWORKS” zijn KdVI, VU-Wiskunde en CWI betrokken (naast de TUE en de universiteit Leiden). Dit zwaartekrachtprogramma is vormgegeven in zeven onderzoeksthema’s met een aantal specifieke toepassingsgebieden in het achterhoofd: transport, verkeer, communicatie, energie, social media en het world wide web. Vijf van de zeven
12
onderzoeksthema's beperken zich echter niet tot deze toepassingen en zijn ook van toepassing op onderzoek in financiële netwerken, zorgnetwerken en zogeheten service networks (denk aan call centers en revenue management). Veel van het onderzoek in de stochastiek van het CWI en de UvA valt onder het bereik van NETWORKS. Een gerelateerd maar veel breder ADML/CWI-thema is "Complex systems”. Deze ontstaan wanneer een groot aantal eenvoudige systemen onderling communiceren, hetgeen aanleiding kan geven tot ingewikkeld collectief gedrag. Voorbeelden zijn genetische transciptienetwerken, de cellen in een organisme, het klimaat en economische markten. Complexe systemen worden dikwijls beschreven met hybride stochastische en deterministische modellen. Veel disciplines uit de huidige VU en UvA wiskunde en het CWI komen hier samen, zoals discrete wiskunde, kansrekening, dynamische systemen, systeemtheorie en computationele wiskunde. Het beter begrijpen van complexe systemen wordt in het PWN visiedocument een "grand challenge" genoemd. Voorts herkent de commissie een drietal verbindende thema's binnen het IoM die verder gestructureerd kunnen worden tot ADML/CWI-brede thema's: – Computationele wiskunde Computationele wiskunde kan in brede zin gedefinieerd worden als alle delen van de wiskunde waarin geautomatiseerde berekeningen centraal staan. In het PWN visiedocument wordt (efficient) rekenen geïdentificeerd als een fundamenteel onderdeel van de moderne wiskunde en zowel een "trend in society and science" als een "grand challenge". Onder computationele wiskunde vallen de volgende deelgebieden: a) Scientific computing: Over het algemeen grootschalige berekeningen, zoals weersvoorspellingen en industriële ontwerpprocessen, en tegenwoordig ook steeds vaker biologische/medische simulaties en verwerking van grote databases uit de taalwetenschappen. Vanwege de enorme complexiteit missen deze berekeningen vaak een precieze wiskundige strengheid, maar berusten vaak op heuristieken en (interdisciplinaire) ervaring. b) Theory of computation: Hieronder vallen bijvoorbeeld automata theory, computability theory, computational complexity theory, computer assisted proofs, en algoritmiek. Deze gebieden hebben een zekere overlap met theoretische informatica. Ook quantum computing and quantum algorithms kunnen hieronder geschaard worden. Deze gebieden zijn eveneens wiskundig streng. c) Numerieke analyse: Het ontwerpen en wiskundige analyseren van methoden om oplossingen te benaderen van problemen die niet exact kunnen of hoeven worden opgelost, of waarvoor dit te duur of tijdrovend is. Hoofdgebieden zijn numerieke methoden voor gewone en partiële en stochastische differentiaalvergelijkingen, optimalisering en problemen uit de lineaire algebra. De efficiëntie van approximaties is hierbij een belangrijk gegeven. Numerieke Analyse vormt de basis voor scientific computing en wordt gekarakteriseerd door volledige wiskundige strengheid. Aan KdVI, VU, CWI, en ILLC wordt veel en divers onderzoek verricht onder de paraplu van computational mathematics, maar deze activiteiten zijn momenteel nogal gefragmenteerd. Hier ligt een goede mogelijkheid voor een sterk ADML/CWI-breed thema. – Computationale Stochastiek “Data analytics" is een zeer belangrijk onderzoeksthema en zal in de komende jaren alleen nog maar
13
belangrijker worden. Hier liggen veel kansen voor zowel de mathematische statistiek als de operations research. Momenteel wordt big data / data analytics in Amsterdam gedomineerd door het Data Science Research Center (DSRC) en het Amsterdam Center for Business Analytics (ACBA). Het DSRC is opgericht door de informatica-afdelingen van VU en UvA en heeft een perspectief vanuit informatica en het telt ook CWI-leden. Het ACBA is opgericht door de faculteiten FEW en FEWEB van de VU met een perspectief vanuit Business. Hoewel we 'Big Data' normaal gesproken met grote datasets in de natuurwetenschappen associëren, zijn data uit de geesteswetenschappen een van de belangrijkste toepassingen van dit gebied. De VU, UvA, KNAW, het Netherlands eScience Center (NLeSC) en IBM hebben onlangs gezamenlijk het Center for Humanities and Technology (CHAT) opgericht. De ILLC-onderzoekers uit het programma LaCo zijn in CHAT betrokken en uitstekend gepositioneerd om het profileringsthema "Big Data" een geesteswetenschappelijke dimensie te verlenen. Er bestaan sterke banden tussen VU, KdVI en CWI, o.a. in de stochastische OR en BA (zoals grootschalige call centers, stochastische netwerken op het gebied van energie, health care logistics, en ruimtelijke stochastiek). Deze bieden veel kansen voor versterking van de computationele stochastiek. – Discrete Wiskunde Er kunnen een aantal onderzoeksrichtingen binnen de discrete wiskunde worden geïdentificeerd die interessant zijn voor versterking van de banden tussen de wiskundige instituten in Amsterdam. In het bijzonder: a) Algebraïsche en probabilistische combinatoriek, graaflimieten, en toepassingen van algebraïsche en meetkundige methoden in de discrete wiskunde, met banden in de mathematische fysica en de waarschijnlijksheidrekening. Tot 2018 is deze onderzoeksrichting vertegenwoordigd via het ERConderzoek van Lex Schrijver, met directe mogelijkheden tot samenwerking met de AGMP representatietheorie-groep van het KdVI en met de condensed matter groep van het Institute of Physics (UvA), en mogelijk ook met de stochastiek-groepen. Het is wenselijk om te inventariseren of hier mogelijkheden liggen tot verdere profilering en synergie. b) Discrete optimalisering en algoritmiek, met verschillende mogelijke focussen, waaronder algebra en semidefiniete programmering, combinatorische optimalisering en complexiteit, algoritmische speltheorie. Dit gebied speelt een belangrijke rol in zowel de klassieke als de quantum computing, en ook in de computationele biologie. Het biedt mooie kansen voor samenwerking tussen ILLC, de wiskunde instituten en het CWI, en het heeft ook banden o.a. met OR en informatica. c) Oneindige grafentheorie met banden met de verzamelingenleer in de wiskundige logica, o.a. via oneindige matroiden en speltheorie. Dit gebied is een zijtak in de discrete wiskunde die interessante mogelijkheden biedt voor samenwerking met ILLC. Op de 0.2 fte VU positie en de KdVI tenure-track positie na (die laatste wordt na de eerste 10 jaar door de UvA gesteund) worden de genoemde en geplande projecten gefinancierd door externe en tijdelijke geldmiddelen (NWO, EU).
14
3.1.2 IoM profileringsthema De huidige hoofdthema's in het onderzoek van het IoM worden gerepresenteerd in de kenniscentra (zie hoofdstuk 2). Om van het nieuwe Institute of Mathematics (IoM) een evenwichtig onderzoeksinstituut met veel synergie te maken is het wenselijk om ook een nieuwe profileringsthema's binnen IoM te ontwikkelen en een aantal reeds bestaande thema's beter te vervlechten. Vanuit de analyse van de commissie van het huidige wiskunde onderzoekslandschap binnen Amsterdam komt, naast de reeds genoemde ADML-CWI brede thema's waar het IoM duidelijk op wil inzetten, als mogelijk thema naar voren: – Langlands programma Een uitgelezen kans om de AGMP groep krachtig te profileren is door middel van het creëren van een positie in de richting van het Langlands programma. Op dit moment wordt er op zeer beperkte schaal in Nederland aan het Langlands programma gewerkt, terwijl het internationaal en nationaal heel hoog op de (inter)nationale wiskunde onderzoeksagenda is geplaatst (o.a. 2011 Nederlands onderzoeksagenda van de KNAW, zie ook de "grand mathematical challenges worldwide" in het PWN visiedocument). Aan de andere kant biedt het AGMPonderzoeksthema in Amsterdam een uitstekende omgeving voor onderzoek op dit gebied, met veel kans op samenwerking met de algebra en meetkunde (zowel op gebied van aritmetische als algebraïsche meetkunde), met representatie theorie en Lie theorie (automorfe representaties, lokale Langlands programma, integreerbare systemen), en met de mathematische en theoretische fysica (meetkundige Langlands programma, kwantum veldentheorie/snaartheorie). 3.1.3 ILLC profileringsthema Het ILLC heeft enkele internationaal zichtbare onderzoeksprogramma's, die uitvoerig in de Zelfstudie 2012 beschreven zijn en die bij oprichting van een ADML voortgezet zullen worden. Het gaat hier onder andere om grondslagen van de wiskunde, toepassingen van de logica in de geestes- en sociale wetenschappen, cognitie, speltheorie, computerlinguistiek, formele semantiek en formele analyse van talen, literatuur en muziek. Daarnaast wil het ILLC het volgende profileringsthema ontwikkelen: – Geautomatiseerde bewijssystemen en natuurlijke taal Geautomatiseerde bewijssystemen vormen een belangrijk onderzoeksgebied met een enorm groeipotentiaal en mogelijke relevantie voor de onderzoekswiskunde. Tot dusverre gaat het om een gebied op het grensvlak tussen bewijstheorie en informatica, maar volgens een aantal prominente wiskundigen zullen automatische bewijsassistenten binnen 10 tot 20 jaar een belangrijke rol vervullen in de dagelijkse wiskundepraktijk. De toepassing van bewijsassistenten zal andere aspecten naar de voorgrond brengen, zoals het automatische vertalen van natuurlijke taal naar de formele taal van bewijsassistenten. Het onderzoek van het ILLC binnen de computerlinguistiek en taaltechnologie, in het bijzonder machinaal vertalen en formele semantiek positioneert het ILLC uitstekend om op grensgebied tussen taalwetenschap, wiskunde en logica zichtbare bijdragen te leveren. Dit nieuwe profileringsthema zou gedragen moeten worden door een nieuw aan te stellen interdisciplinaire onderzoeker met interesses in de voor dit gebied relevante onderzoeksrichtingen.
3.2
Startgelden voor IoM
Om het IoM een optimale start te laten maken en het instituut onmiddellijk uitstekend (inter)nationaal te profileren is het essentieel dat er startgelden ter beschikking worden gesteld. Deze startgelden zullen gebruikt worden om, aan de ene kant, te zorgen voor meer evenwicht en meer synergie binnen het IoM en, aan de andere kant, posities te creëren waarmee het IoM zich op sterke wijze internationaal kan profileren.
15
Voor de startgelden gericht op meer evenwicht kan gedacht worden aan het verbeteren van de balans in het wiskundelandschap door het versterken van de algebra en meetkunde richting. Voor de startgelden gericht op meer synergie kan gedacht worden aan posities die nieuwe dwarsverbanden leggen binnen de analyse of tussen de analyse en andere onderzoeksrichtingen. Zo'n positie in de analyse zou ook gebruikt kunnen worden om de breedte van de analyse voor de komende jaren te borgen. Er kan bij deze synergie-positie gedacht worden aan calculus of variations, geometric measure theory, ergodic theory, en functionaalanalyse. Voor de posities om het IoM direct goed internationaal te profileren zijn de volgende mogelijkheden ter sprake gekomen, die direct samenhangen met de eerder genoemde profileringsthema's: het Langlands programma en computationele stochastiek. Er kan ook nagedacht worden aan het besteden van een deel van de startgelden voor het creëren van een positie op ADML/CWI niveau, waarbij de positie gedeeltelijk wordt gefinancierd vanuit het ILLC en CWI. In dit kader kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een positie in de discrete wiskunde (zie het stukje over mogelijk nieuwe profileringsthema's op ADML/CWI-niveau) of computational intelligence, statistiek met een raakvlak met kunstmatige intelligentie en leersystemen. De commissie benadrukt dat dit een eerste inventarisatie is en adviseren dat een internationale brede commissie van experts of de WAR hier een definitievere inventarisatie uitvoert. Bij het creëren van posities met startgelden is het (net als met alle posities) noodzakelijk dat die ingevuld worden met kandidaten die de potentie hebben om tot de top van hun vakgebied te gaan behoren of daar al toe behoren.
16
4. Samenwerking met het CWI Het CWI heeft een landelijke functie op het gebied van de wiskunde en informatica, vooral bij het ontwikkelen van nieuwe vakgebieden en toepassingen. Het verricht fundamenteel onderzoek en draagt kennis op deze gebieden over aan de maatschappij, in het bijzonder het bedrijfsleven. Ook speelt het CWI een nationale rol voor de wiskunde en informatica binnen Nederland door het verlenen van huisvesting en faciliteiten aan Platform Wiskunde Nederland (PWN), Nieuw Archief voor de Wiskunde, Pythagoras, Vierkant voor Wiskunde, Epsilon Uitgaven, International Mathematics Olympiad Office, W3C Benelux office, en COMMIT. Een belangrijke doelstelling van het CWI is het onderhouden van nauwe banden met de wiskunde- en informatica-afdelingen in Nederland. Op het gebied van de wiskunde heeft het CWI personele banden met de UvA en de VU en met verschillende andere universiteiten (Delft, Eindhoven, Leiden, Nijmegen, Tilburg, Utrecht), o.a. via de aanstelling van CWI-ers als deeltijdhoogleraren, het verzorgen van onderwijs, het begeleiden van studenten, en het uitwisselen van wetenschappelijk personeel. Een groot aantal CWI-onderzoeksgroepen werkt actief samen met het KdVI, de wiskundeafdeling van de VU, en/of het ILLC. Het CWI draagt tevens bij aan de opleiding van studenten van de UvA en de VU. Het CWI heeft een flink aantal OiO’s opgeleid, die vervolgens aan de UvA of aan de VU zijn gepromoveerd bij de CWIdeeltijdhoogleraren aan UvA of VU, en KdVI/VU studenten komen regelmatig op het CWI om hun onderzoek voor scripties onder begeleiding van CWI-onderzoekers te doen. Daarnaast leidt het CWI ook studenten op die vervolgens aan andere universiteiten promoveren. Bij de vorming van het ADML is het interessant te inventariseren wat de mogelijkheden zijn tot versterking van deze samenwerking. Dit versterkt de positie van Amsterdam in de wiskunde als geheel, zowel nationaal als internationaal. Het CWI stelt zich constructief op ten opzichte van het te vormen ADML en ziet hierin kansen voor versterking van de bestaande samenwerking en nieuwe Amsterdam-brede initiatieven.
Het CWI wil participeren in gemeenschappelijke vam het ADML, zoals de voorgestelde visiting professorships, lezingenreeksen en thematische semesters.
Het CWI participeert in een aantal recente initiatieven/projecten die kansen bieden voor verdere samenwerking, te weten NETWORKS en het zwaartepunt QM&QI (zie 3.1.1)
Een aantal onderzoeksgebieden biedt kansen voor verdere intensivering van de samenwerking, o.a. in de discrete wiskunde, de computationele wiskunde en de stochastiek. Een mogelijkheid om dit te realiseren is door nieuwe uitwisseling te faciliteren of deeltijdaanstelling mogelijk te maken binnen het ADML van nieuw CWI personeel, waaronder een aantal recent aangetrokken tenure-trackers op het CWI, gesteund door de wiskunde clusters DIAMANT, STAR en NDNS+.
De precieze kaders en randvoorwaarden waarbinnen het CWI kan participeren in het ADML, daarbij rekening houdend met de landelijke missie van het CWI, moeten nog nader worden uitgewerkt.
17
5. Valorisatie Valorisatie staat in toenemende mate in de belangstelling van de samenleving en de politiek. Het ADML streeft naar een zo groot mogelijke impact van de kennis die zij ontwikkelt. Valorisatie moet hier breed opgevat worden als het delen van kennis en expertise met derden. Dit kan op tal van manieren: soms is dit beperkt tot de academische wereld zelf met meeropbrengsten voor de uitvoering van onderzoek en onderwijs, maar dikwijls is er ook sprake van kennisdeling in een maatschappelijk breder verband met bedrijven, instellingen en burgers.
5.1 Valorisatie binnen IoM De huidige samenwerking kent talloze voorbeelden van onderzoeksprojecten met een duidelijke valorisatiecomponent. Voor het IoM valt hierbij te denken aan het onderzoek binnen de wiskunde met toepassingen in de mathematische fysica, cryptografie, biologische netwerken, chemische reactie netwerken, energienetwerken, telecommunicatienetwerken, systeembiologie, call centers, de gezondheidszorg, life sciences, en de financiële wiskunde. Naast deze onderzoeksprojecten zijn er ook subsidies toegekend voor thematische onderzoeksprogramma’s. Hierbij valt te denken aan forensic science (NWO), ambulance planning (STW), water logistiek (FP7), verkeersmanagement (NETWORKS), politie planning (Politie en Wetenschap), social media analytics (Stimuleringsfonds voor de Pers). Valorisatie in samenwerking met bedrijven wordt binnen de instituten veelal vormgegeven door externe financiering van promovendi. Voorbeelden hiervan zijn onderzoeksprojecten op de thema’s survey design (CBS), verkeersmanagement (Trinite), telecommunicatie (ING), spatial point processes (Ministerie van Defensie), dynamic pricing (Bijenkorf), social media analytics (ORTEC). Binnen het Amsterdam Center for Business Analytics (ACBA) worden in dit verband ook prototypen van systemen ontwikkeld in samenwerking met andere afdelingen buiten de wiskunde, zoals de bedrijfskunde en informatica. De genoemde voorbeelden laten zien dat het toekomstige IoM kan bogen op een zeer succesvolle traditie van tweede en derde geldstromen ter financiering van onderzoeksplaatsen. Kenmerkend voor valorisatie is dat professionele ondersteuning op het terrein van het beschermen van kennis, het bepalen van de waarden en het commercialiseren ervan meestal niet aan de orde hoeft te zijn. De opbrengsten van valorisatie liggen veelal in de sfeer van zichtbaarheid en reputatie en leiden slechts bij uitzondering tot extra financiële middelen. Voor zover dat het geval is zou moeten gelden dat deze middelen toekomen aan het IoM.
5.1 Valorisatie binnen ILLC Naast fundamenteel onderzoek kent het ILLC valorisatieactiviteiten in de breedste zin van het woord. Valorisatie binnen het ILLC omvat overdracht van onderzoeksresultaten aan een zo breed mogelijk publiek, en kennisbenutting in samenwerking met bedrijven binnen en buiten Nederland. Dit neemt verschillende vormen aan variërend van disseminatie van onderzoeksresultaten, zoals lectures en publicaties voor een breed nietwetenschappelijk publiek, tot de directe vormen van valorisatie (kennisbenutting) in samenwerking met bedrijven binnen en buiten Nederland. Voorbeelden van huidige ILLC activiteiten zijn (populair)-wetenschappelijke boeken, artikelen, lectures, interviews die bijdrage aan de bewustwording van een breed publiek omtrent wetenschappelijk onderzoek en onderwijs in vakgebieden zoals de geschiedenis van de humaniora, muziekwetenschap, quantum computing, taalverwerking, logica en kunstmatige intelligentie.
18
Voorbeelden van ILLC projecten in samenwerking met bedrijven en publieksinstellingen zijn projecten betreffende machinaal vertalen (in samenwerking met de Translation Automation Society TAUS, Intel Inc., Symantec ltd, de Europesche Commissie), het Center for Digital Humanities in samenwerking met de KNAW, IBM en andere bedrijven, informatieontsluiting voor cultural-heritage (in samenwerking met het Allard Pierson Museum, Koninklijke Bibliotheek), en het recentelijk opgerichte Center for Humanities and Technology (CHAT) dat een brug slaat tussen vakgebieden binnen de Humanities en de technologische toepassingen in samenwerking met bedrijven.
19
6. Oplijst: bedreigingen en voorwaarden In de vorige hoofdstukken is met name besproken wat de mogelijkheden zijn van een op te richten ADML met daarbinnen het IoM en het ILLC, en in samenwerking met het CWI. Daarnaast is op hoofdlijnen beschreven welke structuur het best passend zou zijn in de nieuwe organisatie. Een ingrijpende verandering zoals deze brengt natuurlijk niet alleen kansen met zich mee, maar ook bedreigingen. Op deze bedreigingen gaan we hieronder in. Vervolgens gaan we in op de voorwaarden waaraan voldaan zou moeten worden om ADML en IoM succesvol te laten zijn.
6.1 Bedreigingen
De verkenningscommissie wil met nadruk onder de aandacht brengen dat de splitsing van ADML (voorzien op Science Park) en informatica (voorzien op locatie Zuidas), zoals die is neergelegd in de huisvestingskoers, zeer ongelukkig is. Er zijn nu zowel binnen de beide wiskunde-instituten en het ILLC sterke samenwerkingsverbanden met informatica. Ook voor het onderwijs is de splitsing van Wiskunde en Informatica nadelig, wellicht nog wel nadeliger dan voor het onderzoek. De uitwisseling van vakken, het volgen van keuzevakken en de dubbele bachelor wiskunde-informatica komen hiermee onder druk te staan. De verkenningscommissie vraagt zich af of heroverweging van het besluit om informatica en wiskunde zo drastisch te splitsen mogelijk is, waarbij direct moet worden opgemerkt dat het evenmin wenselijk is om wiskunde en natuurkunde te splitsen.
Het is cruciaal dat heel duidelijk kan worden aangegeven dat het voor zowel het onderwijs als het onderzoek een duidelijke meerwaarde heeft om groter te zijn. Er liggen kansen, maar deze moeten duidelijk geformuleerd en uitgedragen worden om de grootte van het instituut ook op de lange termijn te kunnen rechtvaardigen. De profilering van zowel het ADML en IoM is hierin cruciaal. De commissie acht het verstandig professioneel advies in te winnen bij de opzet en het in de markt zetten van ADML en IoM.
De algemene gevoelens zijn dat de opleidingen (BSc en MSc) Business Analytics, en daarmee de groepen die bij de verzorging van het onderwijs betrokken zijn, zeer kwetsbaar zijn in de constructie waarin Wiskunde op het Science Park gehuisvest is en Informatica op de Zuidas. Gezien de gezamenlijke verzorging van het onderwijs met VU-informatica en VU-economie is er weinig draagvlak voor verplaatsing van de opleiding naar het Science Park. Er schuilt echter ook een gevaar in de handhaving van de opleiding Business Analytics op de Zuidas, omdat daarmee een deel van de wiskundeactiviteiten (geografisch) geïsoleerd raakt van de rest. Het is cruciaal dat Business Analytics niet van de wiskunde splitst, zowel vanwege de profilerende rol van deze opleiding in het onderwijspalet, de inkomsten die de opleiding genereert, en haar koppeling met het onderzoek op belangrijke thema's zoals Operations Research, Statistiek en Big Data. Het is voor de voortgang van het gehele proces belangrijk dat er snel duidelijkheid geboden wordt over de definitieve locatie van BA, zodat er concreter gesproken kan worden over manieren om BA in ADML te verankeren.
Dit advies gaat impliciet uit van een handhaving (en zelfs uitbreiding) van de huidige financiële middelen van de instituten. Bovendien kan een gezamenlijk instituut alleen maar tot volle bloei komen als de toedeling van middelen op een uniforme manier geregeld is. Het handhaven van twee verschillende financiële modellen leidt tot ongewenste onderlinge concurrentie binnen een instituut. Tot nu toe is er geen duidelijkheid over de allocatie van middelen in de nieuwe situatie. Verschillende keuzes in allocatie
20
kunnen echter leiden tot totaal verschillende condities waarbinnen gewerkt moet worden.
6.2 Voorwaarden
Er bestaan cultuurverschillen tussen VU en UvA. Binnen deze (kleine) commissie was er aandacht voor om dit te adresseren. Als het echter de gehele samenvoeging betreft is het niet meer zo eenvoudig om met iedereen individueel hierover te spreken, wat een groot draagvlakrisico met zich meebrengt. De commissie adviseert dan ook om deze cultuurverschillen expliciet als aandachtspunt te benoemen en acties hierop te formuleren.
De randvoorwaarden waarbinnen de commissie moest opereren waren niet helder (financiële kaders, status van het huisvestingsbesluit, locatiebesluiten over opleidingen, etc). Om een meer definitieve koers te kunnen bepalen is het nodig dat hierover snel opheldering wordt gegeven.
Een operatie van deze omvang vraagt ontzettend veel tijd en energie van de betrokkenen en kan er niet `even naast gedaan' worden. Er zou daarom aandacht moeten zijn voor extra capaciteit / ondersteuning tijdens het verandertraject.
Om de slagingskans van het IoM te verhogen is het nodig dat er een directeur / kwartiermaker wordt aangesteld die draagvlak heeft onder alle betrokkenen. Naar de mening van de commissie zou deze extern geworven moeten worden. Belangrijk voor het draagvlak is dat hij/zij internationaal erkend wordt als expert in het wiskundig onderzoek en goede managementkwaliteiten bezit.
21
7. Vervolgtraject In de relatief korte tijd dat de commissie heeft gefunctioneerd is er consensus ontstaan over een departement bestaande uit twee instituten, te weten het ILLC en een nieuw te vormen IoM. Daarnaast is er op hoofdlijnen consensus over de in te zetten ontwikkelingen in het onderzoek in de komende jaren, waarbij wel moet worden opgemerkt dat de geschetste lijnen in dit traject een eerste verkenning betreffen. Er is nog geen aandacht besteed aan een meer concrete uitwerking van de onderzoekslijnen in een strategisch personeelsplan voor de komende 10 jaar. Tot slot is er nog geen of weinig afstemming geweest met de verkenningscommissie onderwijs en de commissie BA. In een volgende fase dienen deze punten te worden uitgewerkt.
Wat betreft de onderzoekslijnen is een eerste inventarisatie uitgevoerd en heeft deze inventarisatie niet de status van een definitief advies. Een nadere beschouwing en vervolgens het aanbrengen van een prioritering is noodzakelijk om een meer definitieve koers uit te zetten voor de komende jaren. Over de lijnen is meer overleg nodig met een grotere groep betrokkenen. De commissie adviseert tevens om de Wetenschappelijk Adviesraad een uitspraak te laten doen over de toekomstplannen.
Afstemming met de verkenningscommissie onderwijs wiskunde en de commissie BA is op zeer korte termijn noodzakelijk om de koers voor de komende jaren te kunnen bepalen.
Voor het eerste punt kan een implementatiecommissie worden samengesteld. Het tweede punt lijkt meer op de weg te liggen van het kernteam Mathematics & Logic, al dan niet in overleg met de decaan en de onderwijsorganisatie als het gaat om de positionering van BA. In dit verband is het noodzakelijk om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over de (fysieke) plaats van de BA-opleidingen.
22
Bijlagen Bijlage 1. Bijlage 2. Bijlage 3. Bijlage 4.
Opdracht aan de kernteams Opdracht aan de verkenningscommissie wiskunde en logica Overzicht vaste staf en natuurlijk verloop SWOT-analyse locatiekeuze
De inventarisaties van bestaande samenwerkingsverbanden zijn op te vragen bij de secretaris van de commissie.
23
Van: Karen Maex Aan: Kernteams samenwerking FALW, FEW, FNWI Datum: 8 april 2014 Begin dit jaar is besloten de verdere samenwerking tussen FNWI, FALW en FNWI langs de hiërarchische lijn van de instellingen op te bouwen. Samenstelling kernteams Zoals eerder met de instituten en afdelingen is besproken, wil ik de vertaling van plannen en visies van de staande organisatie naar gezamenlijke projecten in handen geven van acht kernteams die elk een virtueel departement vertegenwoordigen: 1 Physics & Astronomy 2 Chemistry & Molecular Life Science for Sustainability 3 Mathematics & Logic 4 Neuroscience 5 Earth & Ecology 6 Informatics 7 Chemistry & Molecular Life Science for Human Health 8 Interdisciplinary Units Ieder kernteam bevat vijf tot tien sleutelpersonen. Betrokken onderzoeksdirecteuren en afdelingshoofden maken per definitie deel uit van de kerngroep. Daarnaast omvat elke kerngroep enkele medewerkers die een inhoudelijke sleutelrol vervullen in het gerelateerde onderwijs, bijv. opleidings- en onderwijsdirecteuren. Opdracht aan kernteams 1. Stel een meerjarig strategisch plan op met de wetenschappelijke expertise/accenten waarop wordt ingezet. Het plan kijkt minstens drie jaar vooruit maar maakt ook een doorkijk voor 10 jaar, rekening houdend met de projectie voor vrije ruimte door natuurlijk verloop (emeritaat/pensionering) per afdeling/onderzoeksinstituut. 2. Vertaal het strategisch plan naar een concrete invulling van de samenwerking op het gebied van onderzoek en mogelijke valorisatie. 3. Vertaal het strategisch plan naar een concrete invulling van de samenwerking op het gebied van onderwijs: Aan welke (onderdelen van) opleidingen kan het virtuele departement een bijdrage leveren (incl. minoren en majoren, denk ook aan opleidingen buiten FNWI, FEW of FALW)? Voor welke opleidingen wordt een joint degree nagestreefd? Welke opleidingen zullen opleidingen worden met een gezamenlijk programma en voor welke wordt gezamenlijk toegewerkt naar een gedifferentieerd programma? Voor het uitwerken van de ideeën op het gebied van onderwijs kan het kernteam verkenningscommissies instellen waarin inhoudelijke expertise wordt samengebracht. Daarbij worden in principe de volgende stappen onderscheiden. Een 1e verkenningscommissie onderwijs adviseert het kernteam over de oplijsting van de opleidingen (Bachelor en Master) en stelt een eerste inventaris op van vragen, zorgen, knelpunten en kansen. Een 2e verkenningscommissie onderwijs buigt zich over de visie op het onderwijsportfolio, de strategisch positionering van de opleidingen in het portfolio en mogelijke samenwerkingen. Studenten maken deel uit van dit team.
Een 3e verkenningscommissie onderwijs krijgt als opdracht keuzes uit te werken voor de organisatie van het onderwijs. Studenten maken deel uit van dit team. De 2e en 3e verkenningscommissies zullen samengesteld worden in nauw overleg met het team directeuren onderwijs (TDO) bestaande uit de onderwijsdirecteuren van FNWI, FALW en FEW. De rapporten van verkenningscommissies worden door het kernteam ter kennisname gebracht van de decaan. De decaan bespreekt alle rapporten met het Directieteam van de FNWI en het Faculteitsbestuur van FEW en FALW. Relatie tot team directeuren onderwijs (TDO) Plannen voor het onderwijs worden afgestemd met TDO, bestaande uit Michel Haring, Johan Vermeer en Nellie Harms. Voor specifieke onderwijs gerelateerde vraagstukken zullen door het TDO projectteams worden ingesteld. Deze zullen onder meer adviezen uitbrengen over een gezamenlijke onderwijsvisie en internationaliseringsstrategie, de inrichting van een gemeenschappelijke ondersteuningsorganisatie, doorontwikkeling Datanose, onderwijs financiën, de joint degree aanvragen, kwaliteitszorg en honoursprogramma’s en een voorstel maken voor één OER A en één Regels & Richtlijnen van Examencommissies. Het team directeuren onderwijs onderhoudt tevens de contacten met de NVAO en stemt activiteiten af met UvA en VU centraal. Het team directeuren onderwijs is verantwoordelijk voor de verdere uitwerking van de organisatie en de randvoorwaardelijkheden van het onderwijs. Timing Elke kerngroep doet uiterlijk 1 mei 2014 een voorstel aan de decaan voor de fasering die zij passend acht voor de situatie van het betreffende virtueel departement. De decaan heeft op regelmatige basis contact met de aanspreekpersoon van elk kernteam om voortgang te bespreken.
Opdracht commissie Wiskunde & Logica Amsterdam April 2014 In het kader van de samenwerking tussen UvA en VU is het belangrijk om een strategisch plan voor de Wiskunde & Logica in Amsterdam voor de komende 10 jaar te maken. Het doel is te komen tot een plan van aanpak om de Amsterdamse wiskunde & logica zowel op onderzoeks-‐ als onderwijsgebied naar de top van Europa te brengen. Om hieraan uitvoering te geven hebben de MT’s besloten een commissie in te richten, onder leiding van een externe voorzitter. De commissie heeft als opdracht een eerste versie van een strategisch document op te stellen. Het document heeft de status van advies aan het gezamenlijke MT, dat ter informatie tevens aan de decaan wordt gestuurd. Het advies bevat tenminste: - Een visie op de ontwikkelingen in het onderzoek in de wiskunde en logica en gelieerde onderzoeksgebieden binnen Amsterdam, leidend tot een meerjarig strategisch plan met de wetenschappelijke expertise/accenten waarop wordt ingezet. Het plan kijkt minstens drie jaar vooruit maar maakt ook een doorkijk voor 10 jaar, rekening houdend met de projectie voor vrije ruimte door natuurlijk verloop (emeritaat/pensionering) per afdeling/onderzoeksinstituut. - Waar mogelijk een vertaling van het strategisch plan naar een concrete invulling van de samenwerking op het gebied van onderzoek en mogelijke valorisatie. - Een advies over de profilering van de samenwerking naar externe partijen. - Eventuele zorgen-‐ of vragen-‐oplijst waar antwoorden moeten op gegeven worden om de samenwerking daadwerkelijk te realiseren. Naast deze commissie, die zich met name richt op de ontwikkelingen in het onderzoek, wordt een verkenningscommissie voor het onderwijs ingericht. De opdracht voor deze commissie is als bijlage bijgesloten. De voorzitter van de commissie Wiskunde & Logica onderhoudt nauw contact met de voorzitters van de verkenningscommissie onderwijs, te weten Chris Zaal en Jan Bouwe van den Berg. De commissie betrekt bij het opstellen van het document: - Een omgevingsanalyse van het onderzoek en, in mindere mate, het onderwijs; - De eerder opgestelde plannen, zoals geformuleerd in het kader van MIA; - De meest recente visitatierapporten en de (concept)rapporten van de wetenschappelijke adviesraad van het KdVI en het ILLC - Het Visiedocument 2025 van het Platform Wiskunde Nederland; De commissie kent de volgende samenstelling: - Prof.dr. Jan van Neerven, voorzitter (TU Delft) - Dr. Sandjai Bhulai (VU – Wiskunde) - Dr. Jan Brandts (KdVI) - Dr. Ulle Endriss (ILLC) - Prof.dr. Rob de Jeu (VU – Wiskunde) - Dr. Monique Laurent (CWI) - Prof.dr. Sindo Nunez Queija (KdVI) - Dr. Bob Rink (VU – Wiskunde) - Prof.dr. Jasper Stokman (KdVI) - Dr. Khalil Sima’an (ILLC) De commissie wordt ondersteund door dr.ing. Marieke Kranenburg (in de rol van secretaris). De eerste bijeenkomst van de commissie zal plaatsvinden op 28 april 2014. De bevindingen en adviezen van de commissie zullen uiterlijk 16 juni 2014 aan het gezamenlijke MT worden aangeboden.
Bijlage 3: Overzicht vaste staf en natuurlijk verloop Personeelsbezetting KdVI De bezetting per 1 juni 2014 van het vaste personeel aan het Korteweg- de Vries instituut is gegeven in onderstaande tabel. In de laatste kolom zijn de pensioneringen tot 2024 opgenomen; de roodgemarkeerde formatieplaatsen zijn niet doorbegroot, waarmee in principe na de pensionering de formatieplaats komt te vervallen. HL
UHD
UD
AGMP
4.0
1.0
3.5
1.0 UD
9.5
Stochastics
2.0
3.0
3.0
2.0 UD
10.0
Analyse
2.0
3.0
1.0
Discr.Math.
Doc
0.8 *
Totaal
1.0 UD
Onderwijs QMQI
vacature
1.0
2.4
0.2
Totaal 9.0 7.0 8.5 2.4 3.0 * Van deze 0.8 fte is 0.2 onbezoldigd. 0.6 wordt nu gefinancierd uit subsidies
pensionering 1.0 UHD (2016), 1.0 HL (2015) 1.0 UHD (2020), 1.0 UHD (2022)
6.0
1.0 HL (2020)
1.8
0.8 HL
3.4
1.0 UHD (2020)
0.2
0.2 HL (2016)
30.9
Personeelsbezetting VU – Wiskunde De bezetting per 1 juni 2014 van het vaste personeel binnen de afdeling VU-Wiskunde is gegeven in onderstaande tabel. HL
UHD
UD
Doc
Geometry
1.0
1.0
1.0
Mathematical Analysis
4.0
1.0
3.0
1.8
Stochastics
3.0
3.0
5.0
1.8
Totaal
8.0
5.0
9.0
3.6
Overig
Totaal pensionering 3.0
0.8
10.6 0,2 HL / 0,8 UHD (2023) 12.8 1,0 HL (2024)
0.8
26.4
Bijlage 4: SWOT-analyse locatie Bij onderstaande SWOT-analyse is uitgegaan van drie scenario’s. Het huidige scenario is alle wiskunde en logica, inclusief alle opleidingen waarvoor het ACML verantwoordelijk is, te huisvesten op Sciencepark (100% SP in onderstaand schema). Er is echter een kans dat wordt besloten om de bachelor- en masteropleiding Business Analytics op de Zuid-as te blijven huisvesten gezien de samenwerking met VUInformatica, VUMC en VU-FEWEB. Daarom zijn ook de scenario’s 100% huisvesting op Zuid-as en een bilocatie meegenomen in deze analyse, waarbij uit is gegaan van huisvesting van de opleidingen BA op Zuidas en huisvesting opleidingen Wiskunde op Sciencepark. Bij de analyse is uitgegaan van huisvesting Natuurkunde op Sciencepark en huisvesting Informatica op de Zuid-as.
100% SP
100% ZA
Strenghts Nabijheid CWI en Natuurkunde Gebouw wordt gewaardeerd Nabijheid van AUC Gebruik kunnen maken van uitstraling Sciencepark, aantrekkelijk voor studenten met science-profiel. 1 locatie is organisatorisch eenvoudiger Planbaarheid onderwijs gaat erop vooruit
Weaknesses Afwezigheid FEWEB, VUmc, Informatica Moeilijker om ACBA te realiseren Verlies van business-profiel VUwiskunde-onderwijs (lastiger om BA te profileren).
Opportunities Samenwerking wordt vereenvoudigd als divisies / instituten geografisch niet gescheiden zijn. Hierdoor is het ook eenvoudiger om samenwerking met het CWI te intensiveren. Hogere instroom vanwege sterke (inter)nationale aantrekkingskracht SP.
Nabijheid FEWEB, VUMC en Informatica Uitstraling breedheid van science tot business.
Afwezigheid van CWI en Natuurkunde Huidig gebouw onaantrekkelijk voor studenten. Verlies nabijheid AUC
Samenwerking wordt vereenvoudigd als divisies / instituten geografisch niet gescheiden zijn.
Threads Bemoeilijkt keuzeonderwijs / dubbele bachelor Wiskunde – Informatica Verlies identiteit UvA-signatuur / VU-signatuur. Ontwikkelen nieuwe identiteit heeft tijd nodig. Gevoeliger voor bezuinigingen Bij handhaving BA-opleidingen op Zuid-as grote kans op verlies van BA-opleidingen aan Informatica. Bij meeverhuizen BAopleidingen verzorgen van opleiding lastig door afstand tussen Wiskunde en Informatica, VUMC en FEWEB. Bemoeilijkt keuzeonderwijs / dubbele bachelor Wiskunde – Natuur- en Sterrenkunde en master Math.Phys.
Bilocatie (bij handhaving BA-opl op Zuidas en wiskundeopl op SP)
1 locatie is organisatorisch eenvoudiger.
Verlies van (inter)nationale aantrekkingskracht SP voor zowel onderzoek als onderwijs.
Huidige gebouw niet modern, maar op termijn nieuw gebouw. Betere kansen om ACBA te realiseren.
Behoud van bestaande samenwerkingsverbanden met CWI, Natuurkunde, Informatica, VUMC, FEWEB. Duidelijke profilering Geen ingrijpende gevolgen voor organisatie BA-opleidingen. Naast behoud BA-opleiding ook behoud van dubbele bach NatSter en master Math. Phys. AGMP en BA blijven in eigen essentiele “leefomgeving”. Benadrukt diversiteit / breedheid binnen de wiskunde.
Gedeelte scheiding onderwijs en staf voor wiskundeopleidingen Instituut is minder een eenheid Bemoeilijkt organisatie van gemeenschappelijke activiteiten. CWI voor deel van instituut op afstand.
Realisatie ACBA eenvoudiger Eenvoudiger om diversiteit vorm te geven.
Verlies identiteit UvA-signatuur / VU-signatuur. Ontwikkelen nieuwe identiteit heeft tijd nodig. Ook opleidingen wiskunde moeten meeverhuizen naar Zuid-as; risico voor goedlopende UvA-bachelor. Mogelijk verlies van instroom wiskunde vanwege verlies science-profilering SP. Verlies instroom beta-gamma studenten in major wiskunde. Gevoeliger voor bezuinigingen. een locatie moet genoeg massa (in fte) hebben, anders wordt de kleinere locatie zeer kwetsbaar Geografische afstand maakt vorming van een gezamenlijk gevoel, een gezamenlijk instituut moeilijker.
Mathematics & Logic STAND VAN ZAKEN SEPTEMBER 2014
Kernteam 9 leden : 2 ILLC, 4 KdVI, 3 VU-Wiskunde
MT-leden, waaronder onderzoeks (afdelings)directeuren en opleidingsdirecteuren Instituutsmanager KdVI fungeert als secretaris Maandelijkse bijeenkomsten
In afgelopen maanden drie verkenningscommissies ingesteld Onderzoek algemeen Onderwijs wiskunde Business analytics
Onderzoek Verkenningscommissie ingesteld met als opdracht te verkennen hoe Amsterdam een toonaangevende speler kan worden in het onderzoek in de wiskunde en logica; dit in samenwerking met CWI. Samengesteld uit relatief jonge stafleden van de drie instituten en een lid vanuit CWI Externe voorzitter: Jan van Neerven Begin juli: advies uitgebracht aan MT over: Inrichting departement Inrichting wiskunde-instituut Onderzoeksspeerpunten
Adviezen commissie van Neerven Vorm een (virtueel) departement, werktitel Amsterdam Department of Mathematics and Logic, waarin ondergebracht: Institute of Mathematics (samenvoeging wiskunde UvA en VU) ILLC
Organiseer in Amsterdams verband (ADML + CWI) PhD onderwijs Gasthoogleraarschap Lezingenreeks
Eerste aanzet tot profileringsthema’s in onderzoek, zowel Amsterdambreed als voor de twee instituten binnen ADML Unilocatie op Science Park
Geconstateerde heikele punten Splitsing Wiskunde & Logica op Science Park en Informatica op Zuid-as wordt als zeer complicerende factor gezien. Locatiekwestie voor onderzoek en onderwijs in Business Analytics: veel samenwerkingsverbanden op Zuid-as Moet voor de toekomst goed kunnen rechtvaardigen waarom een IoM twee keer zo groot is als andere instituten in NL. Dit zowel voor onderzoek als onderwijs.
Adviezen voor vervolg Adresseren van cultuurverschillen Ondersteuning / extra capaciteit bij begeleiding verandertraject Duidelijkheid over financiele kaders Extern te werven directeur / kwartiermaker Startgelden om op strategische onderzoeksposities mensen aan te kunnen nemen
Onderwijs Vier clusters verzorgd door ADML: Wiskunde – opleidingen Business Analytics opleidingen Master Logic en betrokkenheid ILLC bij Informatiewetenschappen Service-onderwijs wiskunde Bij elk van deze clusters eigen problematiek
Wiskundeopleidingen In april 2014 verkenningscommissie ingesteld, bestaand uit: opleidingsdirecteuren, docenten en studenten (2+2)
Opdracht: adviseren over
gezamenlijke bacheloropleiding eventuele herschikking van het masteraanbod
Schema:
Eerste concept eind juni 2014 Feedbackronde langs opleidingscommissies Feedbackronde in stafvergaderingen bij VU en UvA Nu: feedback verwerken Eind september: rapport gereed Na besluitvorming: instellen curriculumcommissie
Business Analytics In mei commissie ingesteld met opdracht voor onderzoek en onderwijs Opdracht: verkennen wat de knelpunten en eventuele oplossingen zijn indien Business Analytics in het geheel naar Sciencepark zou verhuizen Vraag ligt nu intern bij VU-wiskunde
Onderwijs ILLC Vragen: Positionering MSc Logic: bij Informatiewetenschappen of bij Fundamentals? Hoe betrokkenheid & belangen bij overig onderwijs Informatiewetenschappen waarborgen?
Vervolgtraject Op basis van rapporten draagvlakgesprekken met individuele medewerkers door externe (Roel van As) – september / oktober Begin November (na draagvlakgesprekken): besluit door kernteam over samenvoeging wiskunde-instituten aanbieden gezamenlijk bacheloronderwijs aanbod wiskunde masteropleidingen
Betrekken van medewerkers / studenten Als lid van verkenningscommissies Via reguliere stafoverleggen Door individuele draagvlakgesprekken Via opleidingscommissies In de wandelgangen
Contacten bedrijfsleven/publieke sector Veel contacten, van zeer uiteenlopende aard, in (onder andere) de volgende gebieden: (VU + UvA) (forensische) kansrekening (VU) optimalisatie (ILLC) digital humanities (ILLC) computationele taalkunde (UvA) Bankensector (UvA) Verkeer
Hoe faculteit kan faciliteren Duidelijke kaders scheppen Mensen vrijspelen Coordinatie
Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen Faculteit der Exacte Wetenschappen
Bijeenkomst Kernteam Mathematics & Logic Datum: woensdag 10 september 2014 Tijd: 16.30 uur – 18.00 uur Aanwezig Kernteamleden: Jan Bouwe van den Berg, Mathisca de Gunst, Eric Opdam, Sonia Smets, Yde Venema, Jan Wiegerinck, Chris Zaal Staf uit de faculteiten: Mariska Enneking, Gert Grift, Michel Haring, Hubertus Irth, Karen Maex, Coralie Pluut, Peter van Tienderen
Verslag Strategie De eerste verkenningscommissie heeft een voorstel gedaan voor een groot virtueel departement dat twee instituten huisvest: een gezamenlijk UvA/VU wiskunde-instituut en ILLC. Vragen hierover die nog antwoord behoeven zijn: gaat de afdeling Wiskunde VU verhuizen? En als er wordt verhuist, wordt het dan één instuut? Het kernteam laat weten dat de eerste vraag in november beantwoord zal worden, de tweede vraagt meer tijd, dat wordt eind 2015. Over de strategie wordt opgemerkt dat de inhoudelijke meerwaarde van het onderzoek & onderwijs dat samenkomt in het virtuele departement duidelijk in het strategisch plan benadrukt moet worden. Profileringsthema’s zoals o.a. QMQI, Networks en Computationele Wiskunde helpen de case te maken waarom ILLC aansluiting zoekt bij de Wiskunde in plaats van de Informatica. In het voorliggende advies ligt het accent met name op de verschillen. Daarnaast vraagt Karen om ook een omgevingsanalyse / benchmark in het strategische plan op te nemen. Studentbetrokkenheid Het is belangrijk om in een vroeg stadium en bij zoveel mogelijk onderwijsgerelateerde zaken studenten te laten meepraten. Karen laat weten dat studentbetrokkenheid onmisbaar is in de samenwerking. Binnenkort worden met de facultaire studentenraad procesafspraken gemaakt. Het TDO zal daarna de kernteams hierover informeren. Onderwijs en locatie Het kernteam ziet de opleiding Business Analytics als onderdeel van het virtuele departement. De vraag is wat de beste plaats is voor deze bachelor. In de komende maanden worden de belangen van de betrokken instituten, afdelingen, personen en opleiding in kaart gebracht. Ook bij de opleiding Informatica speelt de vraag over de locatie, aangezien het virtuele departement Informatics op de Zuid-As gelokaliseerd zal zijn. Het kernteam Mathematics & Logic verzorgt een substantieel deel van deze opleiding. Voor de opleidingen Economie en Econometrie geldt dat er binnen de VU nog geen eenstemmigheid is over wat de beste oplossing is. Door het splitsen van wordt de dubbele bachelor Wiskunde en Informatica uit elkaar getrokken. Eén van de zaken die de faculteit zou kunnen doen is het inrichten van pieds-á-terre over en weer. Daarnaast wordt geconstateerd dat Informatica een breed terrein is en dat het niet volledig van het Science Park zal verdwijnen. In andere virtuele departementen zitten ook informatici. De uitdaging zit erin om ook te bezien wat er met de locatieprofielen juist bij elkaar wordt gezet. Page 1 of 3
Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen Faculteit der Exacte Wetenschappen
Naast de opleidingen waarbij de locatie een grote rol speelt, speelt nog de vraag wat er met de Wiskundeopleiding voorzien is. Wordt dat een joint degree of juist niet? Deze vraag zal de verkenningscommissie in overleg met het TDO gaan beantwoorden. Communicatie De afdelingen Communicatie gaan meer informatie in de organisatie brengen (via beeldschermen, website en bestaande nieuwsbrieven). Hiervoor willen ze graag eén contactpersoon per kernteam met wie ze informatie kunnen uitwisselen. Het kernteam laat weten een naam door te geven.
Afspraken 1. In november heeft het kernteam een standpunt over het wel of niet verhuizen van de afdeling Wiskunde en informeert hierover de decaan. Actiehouder: kernteam Mathematic & Logic Tijdpad: gereed november 2014 2. Als er wordt verhuist, dan moet het kernteam de vraag beantwoorden hoeveel instituten er komen. Actiehouder: kernteam Mathematics & Logic Tijdpad: gereed eind 2015 3. Het kernteam beschrijft in het strategisch plan van het virtuele departement de inhoudelijke meerwaarde voor het onderzoek & onderwijs door het samengaan van ILLC met wiskunde. Ook wordt een vergelijking toegevoegd met een aantal grote wiskunde instituten in Nederland en daarbuiten. Actiehouder: kernteam Mathematic & Logic Tijdpad:gereed december 2014 4. Voor de opleiding Business Analytics wordt een analyse gemaakt ten behoeve van besluitvorming over de locatie van de opleiding. Actiehouder: verkenningscommissie Mathematics & Logic Tijdpad: gereed eind 2015
5. De verkenningscommissie maakt samen met TDO een plan voor de gezamenlijke opleiding Wiskunde. Actiehouder: kernteam Mathematics & Logic Tijdpad: gereed begin oktober 2014 6. TDO maakt procesafspraken met de facultaire studentenraad en informeert de kernteams hierover. Actiehouder: Team Directeuren Onderwijs Tijdpad: uiterlijk 25 september 2014
Page 2 of 3
Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen Faculteit der Exacte Wetenschappen
7. Het kernteam geeft een contactpersoon voor de communicatie door aan Coralie Pluut en/of Valeria Huisman. Actiehouder: Kernteam Mathematics & Logic Tijdpad: uiterlijk 29 september 2014
Vervolg Er wordt een vervolgbijeenkomst gepland voor medio november.
Page 3 of 3
Rapportage van de verkenningscommissie Wiskundeonderwijs Amsterdam Definitieve versie rapport 1 oktober 2014
Inhoud Samenvatting ............................................................................................................................................ 2 Inleiding .................................................................................................................................................... 4 Opleidingsaanbod ..................................................................................................................................... 6 Bachelorcurriculum op hoofdlijnen ........................................................................................................... 9 Speerpunten ........................................................................................................................................... 15 Visie op de bacheloropleiding ................................................................................................................. 21 Oplijst ..................................................................................................................................................... 23 Appendix: memo Amsterdamse Wiskundeopleiding ............................................................................... 24 Appendix: Opdracht verkenningscommissie onderwijs ............................................................................ 25
1
Samenvatting De verkenningscommissie is gevraagd een globaal voorstel te doen voor een nieuwe, gezamenlijke, sterke wiskundeopleiding in Amsterdam (bachelor en master), waarin zeg honderd studenten per jaar afstuderen (instroom UvA, VU én internationale instroom). Dit rapport geeft een strategische bezinning op de plaats van wiskunde in het gehele studieaanbod van de bètafaculteiten van UvA en VU, een voorstel op hoofdlijnen voor een nieuw bachelorcurriculum, speerpunten voor de nieuwe wiskundeopleiding (bachelor en master), en een uitgewerkte(re) visie op de nieuwe bachelor-‐ en masteropleiding.
Onderwijsaanbod
De commissie concludeert dat er bij samenvoeging van de wiskundebachelors van UvA en VU mogelijkheden liggen voor één sterke, gemeenschappelijke wiskundebachelor, die een goede aansluiting biedt op de gemeenschappelijke wiskundemasters. De commissie adviseert dat bij vervolgstappen een curriculumcommissie wordt ingesteld, bestaande uit staf en studenten, die op basis van het voorliggende rapport het curriculum tot op vakniveau gaat uitwerken. De bachelor Business Analytics blijft bestaan; het is een cruciaal onderdeel van het onderwijsaanbod van het wiskunde-‐instituut. Net zo blijven de masters Business Analytics en Logic bestaan. Daarnaast stelt de commissie voor: • om de MSc Stochastics and Financial Mathematics te laten opgaan in de MSc Mathematics als duidelijk onderscheiden track; • dat in samenspraak met de direct betrokken onderzoekers binnen afzienbare tijd een nadere beslissing wordt genomen over de ambities voor de MSc Mathematical Physics; • om een nieuwe, toegepaste master Mathematical Sciences te beginnen, waarin ook studenten kunnen instromen met een andere vooropleiding dan een bachelor wiskunde; • om een post-‐graduate opleiding Wiskunde en Statistiek op te richten, voor PhD-‐studenten en werkenden die hun wiskundekennis up to date willen brengen.
Gezamenlijk bachelorprogramma De gezamenlijke bacheloropleiding wiskunde kan zich profileren als een programma met veel mogelijkheden, waarmee een diversiteit van studenten bediend kan worden. Een gemeenschappelijk programma zou het volgende kunnen bieden: • twee dubbele bachelors: Wiskunde en Natuurkunde, en Wiskunde en Informatica; • twee soorten honours: één verdiepend en één verbredend; • vijf verbredende afstudeerpaden; • zes disciplinaire afstudeerpaden; • een verdiepende disciplinaire minor; • een aantal goed op de opleiding aansluitende minoren. Elk van de verschillende studiepaden – verbredend of disciplinair – is geworteld in het onderzoek van het wiskundeinstituut. De voorgestelde studiepaden bereiden studenten uitstekend voor op een wiskundemaster. Op deze manier biedt het nieuwe curriculum breedte én diepte, maar dwingt het geen breedte of diepte af. Studenten kúnnen kiezen voor een excellentietraject, maar het hoeft niet. Studenten kúnnen in de vrije keuzeruimte één van de aangeboden minoren kiezen, maar kunnen ook de disciplinaire minor vullen met wiskundevakken naar keuze.
Speerpunten De commissie heeft voor de gemeenschappelijke opleidingen de volgende deels bestaande, deels nieuwe, onderscheidende speerpunten in gedachten: 1. Breed én diep: de nieuwe wiskundeopleiding biedt een breed spectrum van afstudeermogelijkheden, van fundamenteel tot toegepast, van mono-‐disciplinair tot multidisciplinair en heeft een uitstekend wiskundig eindniveau dat door alle studenten bereikt wordt. 2
2. Differentiatie: voor excellente en gemotiveerde studenten bestaan de dubbele bachelor-‐ programma’s W+N en W+I. Deze trekken zeer sterke en enthousiaste studenten die een positieve invloed hebben op het hele programma. Twee honours-‐programma’s (één verdiepend, één verbredend) stimuleren studenten meer te doen dan het reguliere programma vereist. 3. Lerarenopleiding in bachelor en master: de opleiding huisvest een lerarenopleiding van niveau, en stimuleert op zoveel mogelijk manieren dat studenten kiezen voor de lerarenopleiding. De commissie adviseert om het ontwikkelingsproces van een interne lerarenopleiding actief in gang te zetten. 4. Research-‐based onderwijs: niet alleen wordt het onderwijs verzorgd door actieve onderzoekers, in de opleiding maken studenten veelvuldig kennis met het beoefenen van wiskundeonderzoek. De commissie adviseert om het research based onderwijs uit te breiden en om een Amsterdams Research Experience for Undergraduates zomerprogramma op te zetten. 5. Internationaal bachelor-‐programma: door een Engelstalige opleiding aan te bieden zouden internationale studenten van hoog niveau getrokken kunnen worden. De commissie ziet voors en tegens, en adviseert om de meningsvorming en het besluitvormingsproces rond het Engelstalig onderwijs in brede consultatie met staf en studenten voort te zetten. Pas nadat nader onderzoek naar de voor-‐ en nadelen heeft plaatsgevonden, kan een beslissing worden genomen 6. Kwaliteitscultuur: zowel docenten als studenten zijn permanent bezig met het verbeteren van het onderwijs. In de opleiding is veel aandacht voor de ontwikkeling van de student: van eerstejaars tot afstudeerder. Elke student krijgt gepaste begeleiding: tijdens opleiding in studiekeuze, en van de studie tot de eerste baan. De commissie adviseert om de kwaliteitscultuur verder te versterken en actief uit te dragen.
Visie op de bacheloropleiding Het onderwijs in de opleiding wordt gekenmerkt door studenten vanaf het begin meteen uit te dagen: een hoog niveau in de vakinhoud. De dubbele bachelorprogramma’s en honours-‐programma’s zorgen voor extra uitdaging. Een sterke en herkenbare lerarenopleiding is een van de karakteristieken van de opleiding. In de opleiding heerst een positief onderwijsklimaat met hoge verwachtingen van studenten en docenten. Er is sprake van een kwaliteitscultuur die voor een permanente verbeterslag zorgt. Studenten én docenten zijn op de hoogte van de actuele beroepsmogelijkheden na de studie, binnen en buiten de universiteit. De commissie adviseert om te investeren in zowel een eigen wiskundestudievereniging als een actieve alumnivereniging.
3
Inleiding Samenstelling
Het kernteam Mathematics & Logic heeft in maart 2014 een verkenningscommissie Wiskundeonderwijs Amsterdam ingesteld, die bestond uit: • Jan Bouwe van den Berg (VU), co-‐voorzitter • Isabel Bevort (UvA), student • Raf Bocklandt (UvA) • Thijs Bootsma (VU), student • Francien Bossema (VU), student • Didier Collard (UvA), secretaris, student • Bas Cornelissen (UvA), student • Bartek Knapik (VU) • Federica Pasquotto (VU) • Han Peters (UvA) • Bob Planqué (VU) • Neil Walton (UvA) • Chris Zaal (UvA), co-‐voorzitter
Opdracht De verkenningscommissie is gevraagd een globaal voorstel te doen voor een nieuwe, gezamenlijke, sterke wiskundeopleiding in Amsterdam (bachelor en master), waarin zeg honderd studenten per jaar afstuderen (UvA, VU en internationaal). Als eindproduct werd een kort rapport gevraagd met: • een creatieve, strategische bezinning op de plek van wiskunde in het gehele studieaanbod, gericht op versterking van de in-‐ en uitstroom van en naar andere opleidingen cq. de arbeidsmarkt; • een uitgewerkte(re) visie op de nieuwe opleiding (bachelor en master); • speerpunten voor de nieuwe wiskundeopleiding (bachelor en master); • een voorstel op hoofdlijnen voor een nieuw bachelorcurriculum.
Achtergrond In 2013 is er door de opleidingsdirecteuren gewerkt aan een gezamenlijk bachelorcurriculum voor wiskunde. Het voorstelcurriculum week niet al te veel af van het oude en was vlot te implementeren, maar was onvoldoende onderbouwd door een visie waaruit duidelijk werd hoe de opleiding een overtuigende meerwaarde zou hebben ten opzichte van de bestaande wiskundeopleidingen van UvA en VU. Begin maart 2014 hebben de managementteams van de wiskunde-‐instituten bij elkaar gezeten. Dit heeft geleid tot een hernieuwde impuls voor een gemeenschappelijke wiskundeopleiding, met een nieuwe visie: de nieuwe opleiding moet een brede opleiding worden, die studenten de gelegenheid geeft om zich in een aantal richtingen te specialiseren. De opleiding wordt diep over de volle breedte van de wiskunde (de volledige memo is te vinden in de bijlage). Dit was het uitgangspunt voor de verkenningscommissie, die de opdracht had om aan dit voornemen vorm en inhoud te geven. Deze opdracht sloot aan bij het verzoek van de decaan aan het kernteam Mathematics and Logic om een drietal verkenningscommissies in te stellen. Het voorliggende rapport betreft de tweede stap in het drie-‐stappenplan zoals beschreven in de opdracht aan de kernteams. De gezamenlijke MTs hadden feitelijk de eerste stap al op zich genomen – zie bijlage. De derde commissie zal een curriculumcommissie zijn.
Werkwijze Tijdens de eerste bijeenkomst hebben de commissieleden in een informele setting met elkaar kennis gemaakt. Daarnaast is gebrainstormd over concrete leerpaden voor studenten met uiteenlopende interesses en toekomstbeelden. Tijdens een “stranddag” is de tijd genomen om over alle aspecten van de opdracht out of the box te denken. De ideeën die daarbij naar boven kwamen zijn daarna in kleine deelgroepjes samengevat en geordend. Die stukjes zijn vervolgens samengevoegd tot document. De resulterende conceptversie is tijdens een vergadering met de gehele commissie besproken. De voorzitters en de secretaris hebben het stuk aangepast op grond van die discussie. Daarna is deze voorlopige versie van 4
het rapport ter commentaar voorgelegd aan de staf van beide wiskunde-‐instituten, de beide opleidingscommissies en een groep masterstudenten van de UvA. De verzamelde feedback is vervolgens door een deelcommissie verwerkt tot een verbeterde conceptversie van het rapport. In een slotvergadering van de voltallige commissie is het definitieve rapport vastgesteld.
Reikwijdte De discussie in de commissie heeft zich geconcentreerd rond de vier punten die genoemd zijn in de opdracht hierboven. De opdracht aan de commissie had nadrukkelijk een out of the box karakter. De commissie heeft dan ook de vrijheid genomen om sommige van de nieuwe ideeën wat verder uit te werken dan andere. In een aantal gevallen leidt dit tot concrete adviezen en aanbevelingen. Op andere punten geeft dit rapport eerste ideeën van de commissie weer, die nog nader uitgewerkt dienen te worden. Wij benadrukken dat een aantal onderwerpen uitdrukkelijk niet tot opdracht van de commissie behoorden. Belangrijke onderwijszaken die in dit rapport niet besproken worden zijn: • Wiskundeonderwijs aan studenten van aanpalende opleidingen (“service”-‐onderwijs). Dit onderwijs is cruciaal voor het Department of Mathematics and Logic. De inhoud van dit onderwijs wordt zorgvuldig afgestemd met de betrokken opleidingen en viel buiten de reikwijdte van de commissie. • De opleiding Business Analytics (bachelor en master). Deze opleiding is een essentiële bouwsteen in het totale wiskundeonderwijsaanbod. Het curriculum van deze opleiding staat als een huis en staat niet ter discussie. • De Master of Logic. Deze opleiding is een essentiële bouwsteen in het totale wiskundeonderwijsaanbod. De invulling van deze opleiding, die wordt verzorgd door het ILLC, staat niet ter discussie. • Een curriculuminvulling voor de bachelor wiskunde op vakniveau. Dit rapport schetst de structuur van en uitgangspunten voor een nieuw bachelorcurriculum. In het volgende stadium zal een curriculumcommissie, bestaande uit staf en studenten, het curriculum in detail uitwerken tot op vakniveau. • De organisatie, locatie en financiën van het onderwijs. Deze zaken vielen uitdrukkelijk buiten de opdracht aan de commissie.
5
Opleidingsaanbod Hieronder beschrijven we het beoogde spectrum aan wiskundeopleidingen. De basis van het onderwijsaanbod in de wiskunde is een wiskundebachelor en -‐master en een bachelor en master Business Analytics. De Business Analytics-‐opleidingen en de master of Logic vallen buiten de reikwijdte van de commissie en van dit document. De bachelor wiskunde wordt het meest uitgebreid besproken en komt ook uitvoerig aan de orde in de volgende hoofdstukken van dit document. Daarnaast bespreken we de verschillende wiskundemasters en de lerarenopleiding in bachelor en master. Verder doen we een voorstel voor een nieuwe wiskundemaster Mathematical Sciences en een postgraduate wiskundeopleiding Wiskunde en Statistiek.
Bachelor Wiskunde Een gemeenschappelijke bacheloropleiding biedt een funderend basispakket aan verplichte vakken. Daarbovenop is er een breed aanbod aan keuzemogelijkheden door middel van dubbele bachelors, honours, minoren en paden – hiermee geven we de mogelijkheid tot verdieping en verbreding in verschillende richtingen. De studie wordt mogelijk internationaal: we werven studenten uit het buitenland en geven les in het Engels (onder voorbehoud; zie het hoofdstuk over speerpunten). We laten studenten al vroeg kennismaken met onderzoek door research-‐based onderwijs te geven. De nieuwe gemeenschappelijke bachelor wordt verder uitgewerkt in de volgende hoofdstukken van dit document.
MSc Mathematics
De master Mathematics bestaat vanaf het studiejaar 2014/15 uit verschillende tracks: Algebra and Geometry, Analysis and Dynamical Systems, Stochastics, Education en op de VU bovendien Biomedical Mathematics. Elke track heeft een eigen seminar, en de student moet kiezen uit enkele verplichte basisvakken (meestal uit Mastermath) en een aanbod aan gespecialiseerde keuzevakken (meestal lokaal in Amsterdam aangeboden). De tracks hebben mede als doel om betere cohortvorming op gang te brengen (het masterprogramma was voorheen erg ongeordend en iedere student moest zijn eigen weg zoeken). Het niveau, de aard en de organisatie van de Mastermath vakken verschillen erg per onderzoekscluster. Per track moet gekeken worden naar een goede inpassing van het Mastermath-‐ programma in de opleiding. Er zal een goede afstemming komen tussen de vakken (zowel lokale als Mastermath) wat betreft het niveau en de inhoud. Het totaalpakket wordt een coherent geheel en geen losse verzameling vakken. De aansluiting op de mastertracks vanuit het nieuwe bachelorprogramma zal geoptimaliseerd worden. Daarnaast is de overgang van bachelor naar master niet in elke leerlijn even eenduidig. Er zijn bijvoorbeeld vakken die tussen bachelor-‐ en masterniveau invallen, en dus tijdens zowel bachelor als master gevolgd kunnen worden. De master Stochastics and Financial Mathematics (en wellicht Mathematical Physics) zullen een goede plaats moeten krijgen en er zal overwogen moeten worden of Biomedical Mathematics wellicht een beter onderkomen kan krijgen in de MSc Mathematical Sciences.
MSc Mathematical Sciences Het is momenteel vrijwel onmogelijk om aan een wiskundige masteropleiding te beginnen zonder een bachelor wiskunde als vooropleiding. Aan de andere kant komen steeds meer studenten van andere opleidingen er tijdens hun studie achter dat ze de wiskundige kant bovenmatig interessant vinden. Deze ontwikkeling komt enerzijds doordat het keuzemoment tussen bachelor en master steeds uitdrukkelijker benut wordt, en anderzijds doordat ontwikkelingen als de (onstuimige) groei van de University Colleges (o.a. het AUC) tot nieuwe studieloopbanen aanleiding geven. Om hierop in te springen stelt de commissie voor om een nieuwe tweejarige masteropleiding te beginnen, de MSc Mathematical Sciences1, voor excellente studenten met een andere vooropleiding. De opleiding complementeert de “gewone” MSc Mathematics. Studenten volgen grofweg 50% wiskundevakken en 50% vakken uit de overige mathematical sciences (bijv. operations research, informatica, econometrie, natuurkunde, systeembiologie, computational science). De 1
De benaming zou tot verwarring kunnen leiden, omdat de reguliere wiskundemaster in Utrecht ook Mathematical Sciences heet.
6
MSc Mathematical Sciences is intrinsiek beduidend breder dan de MSc Mathematics. Deze master duurt twee jaar om een goede invulling te geven aan het bovenstaande plan. Het dient een flink wiskundig programma te bevatten opdat de studenten hun wiskundige kennis en inzicht verdiepen; daarnaast dient er een sterk interdisciplinair programma gevolgd te worden. Een korter eenjarig traject zou beide aspecten tekort doen en weinig zin hebben. Het vereist andere talenten en interesses om generalist te worden in plaats van specialist. De ingangseis voor wiskundige kennis zal wat lager liggen dan een voltooide BSc Wiskunde, maar we hanteren wel een stevige grade point average-‐eis als additioneel toelatingscriterium. Goede vooropleidingen zijn de science major van het AUC, de BSc Econometrie, Business Analytics, en de Bèta-‐Gamma-‐opleiding. Wiskundestudenten die willen verbreden zijn ook welkom. Er komen stages bij bedrijven en onderzoeksinstituten. Studenten worden bij uitstek opgeleid om te promoveren op wiskundig georiënteerde onderwerpen buiten de wiskunde, of om in het bedrijfsleven aan de slag te gaan. Het leraarschap is ook een mogelijkheid. Met de MSc Mathematical Sciences is de ambitie om een nieuwe groep studenten met wiskunde-‐ onderwijs te bedienen. Dit geeft extra mogelijkheden voor de studenten, en biedt het wiskunde-‐instituut de gelegenheid om zijn onderwijsportfolio te verbreden. De vraag naar deze master, de doelgroep en het draagvlak moeten echter nader in kaart gebracht worden.
MSc Stochastics and Financial Mathematics Gezien de overlap tussen de MSc Mathematics en de MSc Stochastics and Financial Mathematics (SFM) stellen we voor om de SFM Master te integreren in de MSc Mathematics, als track binnen deze laatste. Het is wel belangrijk dat de zichtbaarheid van SFM behouden blijft. De master SFM trekt namelijk redelijk veel studenten van buitenaf. Naast wiskundestudenten doen ook studenten met een andere achtergrond de master SFM. Hiermee zal dus ook rekening gehouden moeten worden als SFM een track wordt binnen Mathematics. Tot slot kunnen studenten van SFM momenteel een groot deel van hun programma vullen met ‘niet-‐wiskunde’ vakken van andere disciplines als Econometrie en Business Analytics. De eisen die worden gesteld aan een SFM master zullen dan ook moeten worden verscherpt om onder de master Mathematics te kunnen vallen.
MSc Mathematical Physics
Voor MSc Mathematical Physics zijn er twee opties: • Mathematical Physics wordt een track binnen de MSc Mathematics, omdat er belangrijke verbanden zijn tussen mathematische fysica en bijvoorbeeld differentiaalmeetkunde en algebra (denk aan symplectische, Poisson en complexe meetkunde, Lie groepen, quantization theory), zoals ook het onderzoek binnen het GQT-‐cluster laat zien. De (internationale) zichtbaarheid en de contacten met (theoretische) fysica moeten wel goed worden gewaarborgd. • De MSc Mathematical Physics wordt een “excellentie-‐master”, bijvoorbeeld een KNAW geaccrediteerde “research master”, met sterke nadruk op internationale instroom (zie het recente visitatierapport). Dit vergt een additionele inspanning van de betrokken docenten in de mathematische fysica en aanverwante disciplines (met name algebra en meetkunde). We bevelen sterk aan om een beslissing over dit punt te nemen. De insteek van de Mathematical Physics groep (UvA) zal hierin leidend moeten zijn. Enerzijds kan een bloeiende, internationaal aantrekkelijke, master in Mathematical Physics een parel voor de wiskunde in Amsterdam zijn (een master rond een ander deelgebied kan dat ook zijn, maar de MSc Mathematical Physics heeft inhoudelijk een overtuigende staat van dienst, zij het met (tot nu toe te) weinig studenten). Anderzijds vergt het wel een sterk commitment (in inspanning en tijd) van de onderzoekers in de mathematische fysica.
Lerarenopleiding in bachelor en master De opleiding huisvest een lerarenopleiding van niveau, en stimuleert op zoveel mogelijk manieren dat studenten kiezen voor de lerarenopleiding. Zie verder het hoofdstuk over het curriculum en het hoofdstuk over de speerpunten.
7
Postgraduate opleiding Wiskunde en Statistiek
In deze nieuwe opleiding bieden we vakken aan voor studenten die hun wiskundekennis op moeten halen om een PhD in een ander vakgebied te volgen waar de nodige wiskunde en in het bijzonder statistiek wordt gebruikt. Naast promovendi zou er ook een markt kunnen zijn voor mensen die in hun werk veel wiskunde gebruiken en die hun niveau willen opschroeven. Voor deze doelgroep zetten we een éénjarig “bijspijker”-‐ programma op. We organiseren dit niet in de vorm van een masteropleiding (masters stapelen is in het huidige Nederlandse stelsel niet praktisch), maar juist als een postgraduate opleiding. Hiermee spelen we in op een behoefte bij o.a. promovendi in disciplines buiten de wiskunde en mensen uit research and development-‐ afdelingen in het bedrijfsleven om hun kennis van wiskunde en in het bijzonder statistiek uit te breiden. De doelstellingen zijn drieledig: opfrissen, uitbreiden en toepassen. Een aantal vakken frist de nodige basiskennis wiskunde op, gevolgd door een keuzegedeelte waarbij de student zich verdiept in onderwerpen die aansluiten bij diens interesses. Tenslotte zou de student ook een project kunnen doen waarin de geleerde theorie wordt toegepast op een probleem uit de praktijk, geïnspireerd door de professionele achtergrond van de student. Statistiek en data-‐analyse vormen belangrijke componenten in dit programma, aangevuld met numerieke methoden voor differentiaalvergelijkingen, wachtrijtheorie, mathematische biologie enz. Het programma moet flexibel genoeg zijn zodat het aangepast kan worden aan de behoefte van deze verschillende types studenten. Tot slot, het kan zinvol zijn om voor deze postgraduate opleiding accreditatie aan te vragen bij de Vereniging voor Statistiek en/of het lerarenregister (bijscholing).
8
Bachelorcurriculum op hoofdlijnen Inleiding
De opdracht voor deze verkenningscommissie is de mogelijkheden van een gemeenschappelijke bacheloropleiding te onderzoeken, een opleiding die studenten de gelegenheid geeft om zich in een flink aantal richtingen te specialiseren, en die in alle richtingen toch voldoende diepte heeft. De opdracht van het gemeenschappelijke managementteam noemde een opleiding die breed was en diep—immers, een bredere en grotere wiskundestaf kan een groot aanbod aan wiskundevakken in de bachelor wiskunde faciliteren. In het nieuwe curriculum kunnen door de grotere staf meer vakken en afstudeerpaden aangeboden worden. In het bijzonder bevatten het huidige UvA-‐ en VU-‐curriculum naar schatting vijftien vakken aan doublures. Deze energie en tijd kan in een gezamenlijke opleiding worden ingezet voor meer verdiepende keuzevakken in de bachelor, meer specialisatievakken en toepassingsgerichte vakken in de master, en een Amsterdams Research Experience for Undergraduates zomerprogramma (zie het hoofdstuk Speerpunten). Door het aanbieden van verschillende nieuwe afstudeerpaden, krijgen de studenten een rijker palet aan keuzes bij het samenstellen van zijn of haar vakkenpakket.
Werving
Een doel is een curriculum te maken dat wervend is voor aankomende studenten van de gemeenschappelijke opleiding. In het algemeen wordt een wiskundestudie niet zo makkelijk gekozen: wiskunde wordt als een beperkende studie gezien, door de nadrukkelijke focus op het onderzoek en door het onduidelijke arbeidsperspectief. De nieuwe, gemeenschappelijke opleiding moet een duidelijke wervingskracht hebben op aankomende studenten. Aankomende studenten voelen zich in het algemeen aangesproken door het aantal (ontwikkelings)mogelijkheden die een wiskundeopleiding biedt: hoe méér mogelijkheden, hoe beter. Sommige aankomende studenten voelen zich aangesproken door toegepaste wiskunde, door interdisciplinaire ontwikkelingsmogelijkheden: dat zijn studenten die later iets met wiskunde willen gaan doen. In de regel zijn dit studenten die in plaats van wiskunde Econometrie gaan studeren, of Business Analytics, of iets totaal anders (het AUC bijvoorbeeld). Deze groep zouden we meer willen aanspreken dan we tot dusver doen.
Keuzeruimte Elke student heeft/houdt in het programma 30 EC minorruimte/vrije keuzeruimte, die naar believen ingevuld kan worden. Een mogelijke invulling hiervan is een officiële minor uit de minorgids van de universiteit(en): een minor Econometrie, een minor Actuariaat, een minor Programmeren of een Educatieminor, maar iets anders kan ook. Het is ook mogelijk om deze minorruimte te vullen met meer wiskundevakken; dat noemen we ook wel een disciplinaire minor. De universiteiten hebben semester 5 aangewezen als de default-‐plek voor een minor. Echter, een wiskundecurriculum heeft ook zijn eigen prioriteiten, zodat semester 5 niet per se vrijgeroosterd hoeft te worden ten behoeve van een minor. Bovendien zijn in de praktijk veel van de bovengenoemde minoren meestal niet eens in één najaarssemester te volgen.
Ontwerpkeuze Het doel van de verkenningscommissie is niet om in detail een wiskundecurriculum te ontwerpen, maar om na te gaan wat de mogelijkheden zijn voor een nieuw, gemeenschappelijk bachelorprogramma. De verkenningscommissie heeft daarom gefocust op het verkennen van de mogelijke studiepaden. In de vrije keuzeruimte en op het gebied van excellentie (honours en dubbele bachelors) heeft een student sowieso al keuzemogelijkheden, maar wij focussen nu op de keuzemogelijkheden bínnen het wiskundeprogramma. Binnen het wiskundeprogramma onderscheidt de verkenningscommissie verbredende en disciplinaire studiepaden. De verkenningscommissie heeft een aantal leerlijnen uitgewerkt, of beter “verkend”. De bedoeling van deze exercitie is om te kijken of een curriculum een aantal voor de hand liggende leerlijnen faciliteren kan. De conclusie van de exercitie is dat een wiskundecurriculum in het eerste jaar nog redelijk standaard is. Na één jaar begint het curriculum uit te waaieren om de verschillende leerpaden te faciliteren. Dat betekent 9
dat er in de laatste twee jaar van de bachelor een veelheid van vakken aangeboden wordt. Dit aanbod kan gestructureerd worden door vakken in te passen in één van de keuzemogelijkheden die we in de bachelor aanbieden. De globale opbouw van het wiskundecurriculum is als volgt: 1. Het eerste jaar van de bachelor is voor alle studenten hetzelfde. De studenten komen in het eerste jaar in ieder geval in aanraking met een representatief inleidend vak uit elk van de disciplinaire paden. 2. In het tweede jaar volgen de studenten enkele verplichte basisvakken en een aantal keuzevakken die oriënteren op mogelijke studiepaden en daar de eerste stappen in zetten. 3. In het derde jaar volgen de studenten vrijwel uitsluitend keuzevakken, al dan niet in één van de studiepaden. Het derde studiejaar mondt uit in een scriptie. Het is mogelijk om meerdere afstudeerpaden tegelijk te volgen (maar uiteraard schrijft een wiskundestudent maar één bachelorscriptie). Er zijn twee soorten studiepaden te onderscheiden. Een disciplinair studiepad is een (afstudeer)pad in één van de klassieke wiskunderichtingen (zoals bijvoorbeeld de analyse). Een verbredend studiepad is een (afstudeer)pad dat een student meer stuurt in de richting van de toepassingen (bijvoorbeeld Finance) of de interdisciplinaire samenwerking (zoals bijvoorbeeld biomedische wiskunde). Een studiepad bestaat uit 4 à 5 vakken, gespreid over het 2e en 3e jaar, en in de meeste gevallen een afstudeerscriptie. Tabel 1 geeft een overzicht van de mogelijke paden die de verkenningscommissie voor zich ziet. De disciplinaire studiepaden volgen de indeling van de Verkenningscommissie Onderzoek. De verbredende studiepaden zijn deels gebaseerd op bestaande studiepaden, deels zijn het nieuw bedachte paden. Het idee is dat het curriculum van de nieuwe, gezamenlijke opleiding al deze studiepaden mogelijk moet gaan maken. De opdracht voor een aanstaande curriculumcommissie zou zijn deze studiepaden uit te werken: Welke gespecialiseerde derdejaarsvakken horen hier bij? Welke voorbereidende tweedejaarsvakken? Welke vakken zijn verplichte voorkennis? Uit de vereniging van deze vakkenverzameling zou dan een curriculum afgeleid kunnen worden. Vanwege de variatie aan studiepaden die we willen aanbieden zullen er minder verplichte vakken in het tweede jaar zitten dan voorheen. In het bijzonder stellen we voor om een vak verplicht te stellen als het in een overduidelijke meerderheid van de disciplinaire studiepaden (als vereiste voorkennis) voorkomt. Het is belangrijk om op te merken dat de studiepaden er zijn om het vakkenpalet een beetje te ordenen voor de studenten. Studenten hoeven echter niet een van de paden te volgen. Studenten kunnen ook op andere wijze hun vakkenpakket samenstellen. Uiteraard is het wel zo dat een bachelordiploma wiskunde alleen behaald kan worden met een vakkenpakket waarin voldoende wiskundevakken van voldoende niveau zitten (dit dient nader gepreciseerd te worden; hier ligt een taak voor de curriculumcommissie).
Globaal overzicht Tabel 1 laat zien wat de gemeenschappelijke opleiding zou kunnen bieden: • twee dubbele bachelors: Wiskunde en Natuurkunde, en Wiskunde en Informatica; • twee soorten honours: één verdiepend en één verbredend; • vijf verbredende studiepaden; • zes disciplinaire studiepaden; • een verdiepende disciplinaire minor; • een aantal goed op de opleiding aansluitende minoren. Zodoende wordt een heel scala aan mogelijkheden aangeboden. Elk van de verschillende studiepaden – verbredend of disciplinair – is geworteld in het onderzoek van het wiskundeinstituut en is diep in de zin dat ze studenten een dusdanig eindniveau biedt dat deze uitstekend op een wiskundemaster zijn voorbereid. Op deze manier biedt het voorgestelde curriculum breedte én diepte, maar dwingt het geen breedte of diepte af. Studenten kúnnen kiezen voor een excellentietraject, maar het hoeft niet. Studenten kúnnen in de vrije keuzeruimte één van de aangeboden minoren kiezen, maar kunnen ook de disciplinaire minor vullen met wiskundevakken naar keuze. Studenten kunnen één van de aangeboden studiepaden kiezen, maar dat hóeft niet: studenten kunnen ook afstuderen met een willekeurig vakkenpakket aan 10
wiskundevakken, als dat maar voldoende veel vakken en een bachelorproject van een zeker niveau bevat: een dergelijk “vrij” studiepad moet ook mogelijk zijn.
Twee dubbele bachelors De bestaande twee dubbele bachelors Wiskunde en Natuurkunde en Wiskunde en Informatica zullen worden gehandhaafd, al zijn de geplande verhuizingen van Wiskunde en Informatica wel een bedreiging voor de dubbele bachelor Wiskunde en Informatica. Het dubbelprogramma Wiskunde en Natuurkunde heeft nu een instroom van zeg 25 studenten, waarvan zeg 15 studenten doorstromen naar de hogere jaren. Het dubbelprogramma Wiskunde en Informatica heeft een bescheiden instroom van 2 à 5 studenten per jaar. Het moge duidelijk zijn waarom dubbele bachelorstudenten gewenst zijn: zij zijn niet alleen zelf excellent, maar zij zorgen ook voor een significante niveauverhoging van het onderwijs. Het aanbieden van dubbele bachelor-‐programma legt geen extra speciale voorwaarden op aan een wiskundecurriculum, behalve dan het deze dubbelprogramma’s roosterbaar moeten zijn.
Twee honoursprogramma’s Een andere manier om excellente studenten aan ons onderwijs te binden, is het aanbieden van honoursprogramma’s. We zoeken excellentie nadrukkelijk in de diepte én de breedte. De disciplinaire wiskundehonours (30 EC) is verdiepend en gericht op onderzoek. Meer dan tot dusver gebruikelijk kan het honoursprogramma bestaan uit speciale wiskundehonoursvakken: behalve honoursuitbreiding ook nieuwe, nog te ontwikkelen research based vakken (zie het hoofdstuk Speerpunten). Daarnaast stelt de verkenningscommissie voor ook een verbredend honoursprogramma Biomedische wiskunde aan te bieden (30 EC), geïnspireerd op de bestaande VU-‐track met dezelfde naam. Dit kan excellente studenten uitdagen zich te oriënteren op interdisciplinair wiskundig onderzoek. Anderzijds schept dit, in vergelijking met de huidige situatie op de VU, voor studenten die de biomedische richting volgen meer ruimte om wiskundevakken te volgen. Dit honoursprogramma overlapt deels met het studiepad Biomedische wiskunde.
Vijf verbredende afstudeerrichtingen In de tabel worden in donkergeel vijf verbredende afstudeerrichtingen getoond. • Biomedische wiskunde is geïnspireerd op de bestaande VU-‐track met dezelfde naam, en overlapt deels met het verbredende honoursprogramma; • Big data is een nieuwe richting die geïnspireerd is op Business Analytics en daar nauw mee wil samenwerken. Een mogelijk vervolg is de master Business Analytics; • Forensic Science is mogelijk een nieuwe afstudeerrichting met de master Forensic Science als mogelijk vervolg; op dit moment bestaat er alleen een vak Inleiding Forensische Statistiek (3 EC) aan de UvA. • Finance is een nieuwe afstudeerrichting waar onder studenten redelijk veel belangstelling voor is; hiervoor zou meer invulling voor gemaakt kunnen worden die voorbereidt op de master Stochastics and Financial Mathematics. Uiteraard heeft Finance een grote overlap met de Kansrekening en Statistiek afstudeerrichting. • Het bestaande Logicapad is in het UvA-‐curriculum al een bestaande en gewaardeerde afstudeerrichting die goed functioneert. Deze afstudeerpaden zijn alle geworteld in bestaand onderzoek van de gezamenlijke wiskundeinstituten. Biomedische wiskunde bestaat al als afstudeerrichting aan de VU, logica al als afstudeerrichting aan de UvA. Met de andere drie afstudeerpaden is minder ervaring opgedaan en zij zullen hun bestaanszekerheid nog moeten bewijzen. Het is ook niet uitgesloten dat in de toekomst zich nog andere verbredende studiepaden zullen aandienen. De studiepaden Big Data, Finance en Forensic Science zijn nauw gerelateerd aan de Kansrekening en Statistiek richting. Dat betekent dat de daarvoor benodigde toegepaste wiskundevakken in samenhang geprogrammeerd kunnen worden. Wat bijvoorbeeld zou kunnen gebeuren, is het vak Markov-‐ketens verhuizen naar het tweede jaar. 11
Tabel 1. Studiepaden in de bachelor. Blauw = excellentie, oranje = verbredende paden, geel = wiskundepaden, groen = minoren. Niet-‐wiskundevakken in een wiskundeleerlijn zijn aangegeven met blauw font. De invullingen van de inhoud, vervolgmaster en beroepsperspectief zijn indicatief, en bedoeld om de lezer een idee te geven waar het om gaat. keuzemogelijkheid vorm indicatieve inhoud vervolgmaster beroepsperspectief Dubbele bachelors WN
dubb.bachelors
225 EC Wiskunde/Natuurkunde
master Mathematical Physics promotie: string theorie
Dubbele bachelors WInf
dubb.bachelors
225 EC Wiskunde/Informatica
master Mathematics
promotie: quantum computing
Disciplinaire honours: honours verdiepend, research based
30 EC: honoursuitbreidingen, summer school, reading courses, extra wiskundevakken
master Mathematics
wiskundepromotie
Biomedische honours honours
30 EC: biomedische wiskunde, biochemie, fysiologie, genetica, neurowetenschappen
master Mathematics, master systeembiologie
promotie, biomed. onderzoek, LUMC
Biomedische wiskunde
interdisciplinair pad
basisvakken, biomedische wiskunde, twee biovakken, modelleervakken, afstudeerproject
master Mathematics, master systeembiologie
biomedisch onderzoek, LUMC
Big Data
toegepast pad
basisvakken, stochastiekvakken, SDA, stat. modellen, markovketens, machine learning, datastructuren, afstudeerproject
master Business Analytics, master Kunstmatige Intelligentie
bedrijfsleven
Forensic Science
toegepast pad
basisvakken, inl. for. statistiek, master Forensic Science bayesiaanse stat, biochemie, evt. al een mastervak, afstudeerproject
Nederlands Forensisch Instituut
Finance
toegepast pad
basisvakken, fin. wiskunde, master SFM/Mathematics markovketens, twee economievakken, afstudeerproject
promotie, banken en verzekeraars
Logica
fundamenteel pad basisvakken, wisk. logica, inl. modale logica, axiom. verz.leer, afstudeerproject
master of Logic
promotie ILLC
Algebra en meetkunde
fundamenteel pad basisvakken, 4 à 5 nog te bepalen keuzevakken, afstudeerproject
master Mathematics
wiskundepromotie, bedrijfsleven
Kansrekening en statistiek
fundamenteel of toegepast pad
basisvakken, 4 à 5 nog te bepalen keuzevakken, afstudeerproject
master SFM/Mathematics, master Econometrics
bedrijfsleven, financiële wereld, promotie
Analyse en Dynamische Systemen
fundamenteel of toegepast pad
basisvakken, 4 à 5 nog te bepalen keuzevakken, afstudeerproject
master Mathematics
wiskundepromotie, bedrijfsleven
Operations research en Discrete wiskunde
fundamenteel of toegepast pad
basisvakken, 4 à 5 nog te bepalen keuzevakken, afstudeerproject
master Mathematics
wiskundepromotie, bedrijfsleven
Computationele wiskunde
fundamenteel of toegepast pad
basisvakken, 4 à 5 nog te bepalen keuzevakken, afstudeerproject
master Mathematics
wiskundepromotie, bedrijfsleven
Mathematische fysica interdisciplinair pad
basisvakken, afstudeerproject (in de regel alleen voor dubbele. bachelors WN)
master Mathematical Physics wiskundepromotie
Disciplinaire wiskundeminor
Minor voor eigen studenten
30 EC wiskundevakken in jaar 2 en master Mathematics 3
Wiskundepromotie, bedrijfsleven
Minor Econometrie
minor
30 EC bij FEB/FEWEB
dubbele master Mathematics/Econometrics
bedrijfsleven, promotie
Minor Actuariaat
minor
30 EC bij FEB
master Actuarial Sciences
bedrijfsleven
Minor Programmeren minor
30 EC bij Informatica
master Mathematics, master wiskundepromotie, Computational Sciences bedrijfsleven
Educatieminor
30 EC bij ILO/VU
Eerstegraads lerarenopleiding in master
minor
eerstegraads docent
12
Niet-‐wiskundevakken in een wiskundecurriculum
Om te beginnen heeft elke student sowieso 30 EC vrije keuzeruimte (bijvoorbeeld in te vullen met een minor). Elk van de vijf verbredende studiepaden bevat daarnaast een of twee niet-‐wiskundevakken die daarmee dus onderdeel vormen van een wiskundeprogramma. Daardoor zou het desbetreffende wiskundeprogramma dus minder wiskundig dreigen te worden. De vraag is hoe daar mee om te gaan? De verkenningscommissie stelt voor om in de desbetreffende studiepaden die één of twee niet-‐ wiskundevakken toe te staan bovenop de 30 EC vrije keuzeruimte – maar dan niet zomaar, maar alleen in dat specifieke studiepad.
Zes disciplinaire studiepaden Tabel 1 toont zes disciplinaire studiepaden, waarvan de naamgeving gevolgd wordt van de Verkenningscommissie Wiskundeonderzoek. Een dergelijk studiepad verschilt niet al te veel van de huidige afstudeerpaden. Een studiepad bestaat uit: • een verplicht jaar 1; • de benodigde basisvakken uit jaar 2 (voorkennis); • een paar specifieke keuzevakken in jaar 2; • een paar derdejaars keuzevakken en een afstudeerproject in de desbetreffende richting. Daarmee heeft een wiskundestudent nog ampele mogelijkheden om vakken te volgen in andere richtingen. Voor een goede wiskundige ontwikkeling is dat ook gewenst: een bachelor moet een brede wiskundige basis bieden. Echte specialisatie vindt pas plaats in de masterfase. Modelleervakken Het basiscurriculum zal zeker één verplicht modelleervak bevatten, om studenten kennis te laten maken met het toepassen van wiskunde. Daarnaast zullen de modelleervakken uit de leerlijn van de VU aanbevolen worden bij de relevante afstudeerrichtingen, in het algemeen voor de toegepaste varianten van studiepaden en voor sommige afstudeerrichtingen specifieker (bv. Biomedische wiskunde, Finance).
Wat gaat er concreet veranderen?
Deze plannen brengen veranderingen met zich mee. Doordat het aantal keuzemogelijkheden groter wordt, zullen er meer vakken aangeboden gaan worden. Daardoor zal het curriculum flexibeler moeten worden. Het idee is dat jaar 1 zal een gemeenschappelijk verplicht eerste jaar zal worden. Het tweede jaar zal significant meer keuzemogelijkheden dan voorheen bieden. De keuzemogelijkheden in jaar 3 kunnen verdiept worden. Op vakniveau betekent dit dat in ieder geval de bestaande wiskunde(keuze)vakken van UvA en VU in jaar 2 en 3 zullen worden aangeboden. Daarnaast zijn er nieuwe, verdiepende vakken mogelijk, of kunnen vakken eerder gegeven worden. Bijvoorbeeld: • een of meer nieuwe voortgezette vakken grafentheorie, bv. een vak Random Graphs; • het vak Markovketens naar jaar 2; • een nieuw vak Klassieke mechanica voor wiskundigen tbv. dubbele bachelors WN • een completere meetkundeleerlijn; • verdieping van de algebraleerlijn in jaar 3; • verbreding van het dynamische systemen pad in jaar 3; • meer research based vakken (bijvoorbeeld in de verdiepende wiskundehonours). Keuzeproces Voor de meeste wiskundestudenten is het van tevoren niet duidelijk welk studiepad voor hen het juiste is. Zij zullen meestal van semester tot semester hun keuze maken uit het aanbod van keuzevakken, en de keuze hangt meestal af van toevallige indrukken. Daarom is het belangrijk dat de studiepaden niet verplichtend zijn.
Minoren In de vrije keuzeruimte krijgen studenten de gelegenheid zich te verbreden. In de regel gebeurt dit in semester 5, maar een minor kan ook uitgespreid worden over semester 4, 5 en 6. Een minor wordt 13
aangeboden door andere opleidingen, en bestaat uit een aantal vakken van jaar 1 en 2, soms 3 van in totaal 30 EC. Populaire minoren als Econometrie, Actuariaat en Programmeren zullen nadrukkelijker aangeboden worden als verbredingsmogelijkheid. Daarnaast biedt een (disciplinaire) wiskundeminor studenten de gelegenheid zich te verdiepen in de wiskunde. Op die manier kan een wiskundestudent vakken volgen uit meerdere wiskundige afstudeerpaden. Om verschillende redenen hoeft het vijfde semester niet vrijgeroosterd te worden voor minoren: omdat de wiskundige ontwikkeling door moet gaan, maar ook omdat in de praktijk de meeste minoren maar voor de helft in het najaarssemester geroosterd zijn. Lerarenopleiding/Educatieminor De educatie-‐minor laat studenten proeven aan lesgeven op de middelbare school. Een van de voorgestelde speerpunten van de verkenningscommissie is om de lerarenopleiding in bachelor en master te versterken. Daarover moeten de wiskundeopleidingen het gesprek aangaan met de lerarenopleidingen. Een verbeterpunt is alvast de afstemming van de educatieminor op het rooster van het wiskundeprogramma. Op dit moment is het rooster van de (UvA)educatieminor erg rigide en laat zich niet makkelijk combineren met het (UvA)wiskunderooster (op de VU speelt dit probleem minder). Daarover moeten we snel in gesprek.
Aansluiting op de master In de master wordt ook een veelheid van vakken aangeboden: lokale vakken en Mastermath-‐vakken. De aansluiting op de bachelors verdient aandacht en zorg: vakken in jaar 3 moeten voorbereiden op die van de master, maar moeten niet daarmee dubbelen. Anderzijds is het Mastermath-‐aanbod behoorlijk ééndimensionaal (veel basisvakken, klassieke werkvormen). Een sterk lokaal aanbod kan verdieping bieden. Belangrijke aandachtspunten voor een nieuwe gezamenlijke master zijn daarom: • bachelor/master-‐vakken in jaar 3 en 4: vakken die jaarlijks afwisselen met de Mastermath-‐vakken, en die al in jaar 3 aangeboden kunnen worden, ter voorbereiding op de master; • geavanceerde vakken in de master (in de regel in semester 1 van het tweede masterjaar); vakken die voortbouwen op Mastermath-‐vakken.
Verantwoording
In de verkenningscommissie is vooral gesproken over de vormgeving van één enkele gemeenschappelijke wiskundebachelor, waarbij de verbreding vooral gezocht is in de specialisaties die het nieuwe wiskundeinstituut kan bieden. Andere opties zoals het aanbieden van verschillende wiskundebachelors zijn niet onderzocht. Ook de mogelijkheid van bredere vormen van bacheloropleidingen, zoals Wiskunde en Bedrijfskunde of een kwantitieve bèta-‐bèta bachelor (een bèta-‐variant van de bestaande bèta-‐gamma bachelor aan de UvA) zijn niet echt onderzocht.
Advies •
•
Houd met de invoering van een nieuw curriculum rekening met de afstemming ervan op veelgevolgde minoren als de minor Econometrie, de minor Actuariaat, de minor Programmeren en de Educatieminor. Stem de programmering van de Educatieminor voor wiskundestudenten beter af op het wiskundecurriculum. Studiepaden zijn niet verplichtend. Vermelding van het studiepad op het diploma zou het volgen van studiepaden kunnen stimuleren. Zo mogelijk zou het diploma meerdere afgeronde studiepaden kunnen vermelden.
14
Speerpunten
Onderscheidende speerpunten
Voor een gemeenschappelijk en sterk bachelor-‐programma heeft de verkenningscommissie een aantal speerpunten bedacht die de nieuwe opleiding onderscheiden van andere Nederlandse wiskunde-‐ opleidingen. Deze speerpunten zullen in de communicatie gebruikt worden om te werven voor nieuwe studenten.
Verantwoording
Eén belangrijk speerpunt, namelijk het Internationaal (Engelstalig) bachelor-‐programma, vereist nadrukkelijk nader onderzoek naar de voor-‐ en nadelen om te beoordelen of het invoeren hiervan de opleiding werkelijk beter zal maken. De commissie vindt dat pas daarna een beslissing kan worden genomen. De commissie is zich er bovendien van bewust dat de meningen hierover onder zowel staf als studenten verdeeld zijn, hetgeen bevestigd is door de (negatieve én positieve) feedback aan de commissie over dit aspect in de conceptversie van dit rapport. Dit sterkt de commissie in haar aanbeveling om de discussie en besluitvorming over de mogelijkheid om de bachelor wiskunde in het Engels aan te bieden in brede kring met zowel staf als studenten voort te zetten.
Onderscheidende speerpunten in het kort
De commissie heeft voor de gemeenschappelijke opleidingen de volgende deels bestaande, deels nieuwe, onderscheidende speerpunten in gedachten: 1. Breed én diep: de nieuwe wiskundeopleiding biedt een breed spectrum van afstudeermogelijkheden, van fundamenteel tot toegepast, van monodisciplinair tot multidisciplinair en heeft een uitstekend wiskundig eindniveau dat door alle studenten bereikt wordt. 2. Differentiatie: voor excellente en gemotiveerde studenten bestaan de dubbele bachelor-‐ programma’s W+N en W+I. Deze trekken zeer sterke en enthousiaste studenten die een positieve invloed hebben op het hele programma. Twee honours-‐programma’s (één verdiepend, één verbredend) stimuleren studenten meer te doen dan het reguliere programma vereist. 3. Lerarenopleiding in bachelor en master: de opleiding huisvest een lerarenopleiding van niveau, en stimuleert op zoveel mogelijk manieren dat studenten kiezen voor de lerarenopleiding. 4. Research-‐based onderwijs: niet alleen wordt het onderwijs verzorgd door actieve onderzoekers, in de opleiding maken studenten veelvuldig kennis met het beoefenen van wiskundeonderzoek. 5. Internationaal bachelor-‐programma: door een Engelstalige opleiding aan te bieden zouden internationale studenten van hoog niveau getrokken kunnen worden. De commissie ziet voors en tegens. Zoals hierboven al opgemerkt, beveelt de commissie aan dat er eerst nader onderzoek naar de voor-‐ en nadelen plaatsvindt, waarna een beslissing kan worden genomen. 6. Kwaliteitscultuur: zowel docenten als studenten zijn permanent bezig met het verbeteren van het onderwijs. In de opleiding is veel aandacht voor de ontwikkeling van de student: van eerstejaars tot afstudeerder. Elke student krijgt gepaste begeleiding: tijdens opleiding in studiekeuze, en van de studie tot de eerste baan.
15
Bespreking van de speerpunten
1. Breed én diep. De nieuwe wiskundeopleiding biedt een breed spectrum van afstudeermogelijkheden, van fundamenteel tot toegepast, van mono-‐disciplinair tot multidisciplinair en heeft een uitstekend wiskundig eindniveau, dat door alle studenten bereikt wordt. Zie verder het hoofdstuk over het curriculum. 2. Differentiatie Het is belangrijk dat de opleiding voldoende uitdaging biedt voor alle studenten. Voor excellente en gemotiveerde studenten bestaan de dubbele bachelor-‐programma’s W+N en W+I. Deze trekken zeer sterke en enthousiaste studenten die een positieve invloed hebben op het hele programma. Twee honours-‐ programma’s stimuleren studenten meer te doen dan het reguliere programma vereist. Zie verder het hoofdstuk over het curriculum. 3. Lerarenopleiding in bachelor en master. De opleiding huisvest een lerarenopleiding van niveau, en stimuleert op zoveel mogelijk manieren dat studenten kiezen voor de lerarenopleiding. Een aantrekkelijk en flexibel programma dat opleidt tot wiskundeleraar binnen de opleiding is volgens de commissie een belangrijk speerpunt van de gemeenschappelijke bachelor. Er is momenteel in Nederland niet alleen een tekort aan wiskundeleraren, maar ook een fundamenteel probleem met de opleiding van deze leraren. Het is wenselijk dat meer van de aanstaande wiskundeleraren aan een wiskundeafdeling binnen een universiteit opgeleid worden, om de studenten het gevoel te geven dat zij meetellen en om de wiskundelerarenopleiding voldoende wiskundige inhoud te geven. Daarom willen we binnen de wiskundebachelor en –master een aantrekkelijke lerarenopleiding creëren. Het doel van de lerarenopleiding in de bachelor is voornamelijk om de student de nodige, brede wiskundige kennis bij te brengen. De studenten volgen grotendeels dezelfde vakken als de andere studenten. Daarnaast volgen ze een aantal speciale vakken die relevant zijn voor een toekomstige wiskundeleraar (zoals voorbeeld: “Geometry of Surfaces” uit het boek van John Stillwell). Gedurende de bachelor volgen de studenten de educatieve minor waarin praktijkervaring opgedaan wordt, het “voor de klas staan”. In de master is het doel van de lerarenopleiding om de wiskundige kennis op een aantal onderwerpen te verdiepen en de nodige pedagogische/didactische vaardigheden te verwerven. In de masterfase wordt een stage gelopen, net zoals tijdens de minor in de bachelor. Uiteraard is het programma van de lerarenopleiding zo ingericht dat afstudeerders automatisch aan de wettelijke voorwaarden voldoen om direct daarna aan de slag te kunnen als eerstegraads wiskundedocent op het VWO (of in het HBO). Om de aantrekkingskracht van dit traject te waarborgen is het essentieel dat de lerarenopleiding zoveel mogelijk binnen de wiskundeopleiding plaatsvindt. Hiermee hebben studenten een duidelijk “thuis” en blijft de lengte van het traject aantrekkelijk. De afgestudeerde leraren worden binnen de alumnivereniging nauw verbonden met de opleiding. Over deze nieuwe geïntegreerde opzet van de wiskunde-‐lerarenopleiding wordt gesproken met de universitaire lerarenopleidingen van VU en UvA. 4. Research-‐based onderwijs Niet alleen wordt het onderwijs verzorgd door actieve onderzoekers, in de opleiding maken studenten veelvuldig kennis met het beoefenen van wiskundeonderzoek. Het creatieve proces is één van de aspecten van wiskundig onderzoek. Het eerste jaar begint daarom al met ‘creatieve’ onderdelen: Hoe bedenk je mogelijke bewijsstrategieën? Hoe kies je een definitie? Hoe stel je een wiskundig model op? Hoe stel je een goede wiskundige vraag? Hoe bepaal je wat “goed” is? De ervaring leert dat het goed mogelijk is om eerstejaars studenten een eigen stukje onderzoek te laten doen en studenten ervaren dat als erg stimulerend. Het traint de studenten om zichzelf (wiskundige) vragen te stellen en om hun wiskundige kennis kritisch te bezien. We willen studenten de creatieve kant van wiskunde 16
laten zien en hen laten leren door te doen: ze moeten leren om problemen van verschillende aard zelf en in een team op te lossen. Ook is het belangrijk om de vakken te verbinden met de realiteit: waarom leren we dit en wat kunnen we ermee? Het grootste deel van de bacheloropleiding behandelt de fundamenten van de wiskunde waar weinig meer aan verandert. Gedurende de gemeenschappelijke bachelor-‐opleiding komen de studenten ook in aanraking met het hedendaags onderzoek en wat het inhoudt om wiskundig onderzoek te doen. Dit kan onderzoek zijn binnen de wiskunde of toepassingen in de industrie of in andere wetenschappen. Hieronder geven we een aantal ideeën. Summer school voor bachelor-‐studenten In een Amsterdams Research Experience for Undergraduates (REU) programma werken een aantal geselecteerde bachelor-‐studenten gedurende een paar weken in de zomer aan onderzoeksprojecten onder begeleiding van een staflid. Studenten worden geselecteerd op basis van een sollicitatieprocedure en krijgen een vergoeding. Ook studenten van buiten Amsterdam worden aangemoedigd zich aan te melden. Er wordt naast het onderzoek ook aandacht besteed aan wiskundige schrijf-‐ en presentatietechnieken en aan sociale activiteiten. Onderwerpen kunnen zowel puur wiskundig zijn als uit toepassingen buiten de wiskunde komen. De lijst REU-‐programma’s op de website van de American Mathematical Society is een goede bron voor inspiratie, zie http://www.ams.org/programs/students/undergrad/emp-‐reu. Eindejaarsymposium Een eindejaars-‐symposium is een goede gelegenheid om studenten verder kennis te laten maken met het onderzoek. Dit is een aanvulling op het projectenfestival waarbij alle tweede-‐ en derdejaars studenten hun onderzoeken van dat jaar presenteren aan hun medestudenten. De beste presentaties uit de verzameling van de tweedejaarsprojecten en de bachelor-‐scripties worden voor het symposium geselecteerd. Daarnaast hebben de onderzoeksgroepen de gelegenheid hun onderzoek te presenteren. Het idee is dat alle bachelor-‐ studenten op het evenement aanwezig zijn, en op deze manier in één dag een indruk krijgen van de verschillende onderzoeksrichtingen binnen de wiskunde. Voor de eerste-‐ en tweedejaarsstudenten is dit een goede gelegenheid zich te oriënteren op het onderzoek dat zij het volgende jaar zullen doen. Door het symposium door studenten te laten organiseren (al dan niet als student-‐assistent) wordt de betrokkenheid van de studenten bij het evenement vergroot. Research based (honours)vakken In de opleiding worden sommige (honours)vakken gegeven vanuit het perspectief van huidig onderzoek (dus sterk afwijkend van vakken uit de klassieke curriculum-‐opbouw van het curriculum). Een dergelijk vak behandelt de specifieke wiskunde die nodig is om het onderzoek te begrijpen en heeft zo mogelijk een project-‐component waarin de studenten meewerken aan het onderzoek. Voorbeelden van onderwerpen die zich goed lenen voor dergelijke vakken zijn Random Graphs of Computationele Dynamische Systemen. Op dit moment bevatten de wiskundeopleidingen van zowel de UvA en als de VU elementen die onder research-‐based onderwijs vallen. Het advies is deze in de gezamenlijke opleiding te behouden. Bij de VU komen studenten in het eerste jaar in aanraking met het doen van zelfstandig onderzoek tijdens het vak Modelleren 1 (en de rest van de modelleerlijn). Bij de UvA bestuderen studenten bij het vak Computeralgebra/LaTeX een “note” uit de Mathematical Monthly en gebruiken dit voor een onderzoeksexperiment in Mathematica. Verder maken VU-‐ en UvA-‐studenten tijdens het tweedejaarsproject in groepjes van twee kennis met onderzoek uit een door hen gekozen richting, onder begeleiding van een staflid. Zij bestuderen samen een probleem aan de hand van literatuur en leveren aan het einde een verslag in, een soort ‘mini-‐scriptie’. Studenten aan beide opleidingen geven aan gemotiveerd te worden door deze research-‐based onderwijselementen.
17
5. Internationaal bachelor-‐programma Door een Engelstalige opleiding aan te bieden zouden internationale studenten van hoog niveau getrokken kunnen worden. De commissie ziet voors en tegens. Zoals onder het kopje “verantwoording” uitvoeriger beschreven, beveelt de commissie aan dat er eerst nader onderzoek naar de voor-‐ en nadelen plaatsvindt, waarna een beslissing kan worden genomen. Door het onderwijs geheel Engelstalig te maken kan de opleiding gebruik maken van de sterke reputatie in onderzoek en onderwijs om excellente studenten uit de hele wereld aan te trekken. Het Engelstalige onderwijs maakt het niet alleen mogelijk voor buitenlandse studenten om ons programma te volgen, maar bereidt Nederlandse studenten ook voor op de mondiale academische, industriële en maatschappelijke context. Door een internationale onderwijs-‐ en onderzoeksomgeving worden zij ook gestimuleerd om naar het buitenland te gaan (op uitwisseling tijdens hun studie, als masterstudent, en als PhD-‐student). Daarnaast geven de internationale contacten een extra dimensie aan het studentenleven van onze studenten. Het is de bedoeling dat de internationale instroom het niveau van de opleiding omhoog brengt: daarom vraagt het niveau van de instroom veel aandacht. De internationale instroom moet streng geselecteerd worden op het wiskundeniveau. Ook wordt bij de intake en matching de beheersing van de Engelse taal nagegaan en wordt toekomstige studenten een bijspijkercursus Engels aangeboden. Een vereiste voor het aanbieden van hoogwaardig onderwijs in het Engels is dat ook alle docenten het Engels zeer goed beheersen (zonodig na bijscholing). Internationale studenten worden geworven met zowel het hoge opleidingsniveau als de stad Amsterdam als trekkers. Idealiter zou er ook internationaal geworven worden voor de dubbele bachelors, maar dat vereist dat ook Natuur-‐ en Sterrenkunde Engelstalig wordt. Voor internationale instroom is een organisatorische infrastructuur nodig. Daarbij is het verstandig om krachten te bundelen met andere Engelstalige bacheloropleidingen (Computer Science, Business Analytics). Een belangrijk aandachtspunt, voor zowel nationale als internationale studenten, is de studentenhuisvesting in Amsterdam. Naast de recente initiatieven voor het bouwen van meer studentenwoningen, is het ook relevant dat de VU internationale studenten betaalbare huisvesting aanbiedt in het eerste jaar (in Amstelveen). Niettemin kan de taal een obstakel zijn voor Nederlandse studenten, vooral in het eerste jaar. De kans bestaat dat Nederlandse studenten worden afgeschrikt door het Engelstalige onderwijs en zullen kiezen voor een Nederlandstalig programma elders in het land. Om de Nederlandse studenten zo goed mogelijk op weg te helpen kan de overgang van een Nederlandse middelbare school naar een Engelstalig bachelor-‐ programma in het eerste jaar worden vergemakkelijkt. Studenten krijgen in het eerste jaar de keuze om de werkcolleges in het Engels of het Nederlands te volgen, en zij kunnen een vak Academic English volgen. Een bijkomend voordeel is de verbeterde aansluiting tussen de taal van de colleges en de veelal Engelstalige literatuur die gebruikt wordt. Om een Engelstalig bachelorprogramma levensvatbaar te maken, willen we een instroom van 40% internationale studenten. Als we deze ambitie niet waar kunnen maken, dan zal de opleiding weer terug moeten kunnen naar het Nederlands. Het is duidelijk dat de keuze voor een Engelstalige bachelor een verregaande beslissing is met belangrijke strategische consequenties – het maakt Amsterdam bijvoorbeeld ook aantrekkelijker voor internationale onderzoekers. De aanbeveling van de commissie is het besluitvormingsproces weloverwogen maar voortvarend voort te zetten, in brede consultatie met zowel staf als studenten. Hierbij is meer onderzoek nodig naar de ervaringen bij de Groningse wiskundeopleiding, de BSc Computer Science op de VU, het AUC, en de BSc Business Analytics (per september 2015 in het Engels). 18
6. Kwaliteitscultuur Zowel docenten als studenten zijn actief begaan met de kwaliteit van het onderwijs. In de opleiding is veel aandacht voor de ontwikkeling van de student: van eerstejaars tot afstudeerder. Elke student krijgt gepaste begeleiding: eerstejaars in het wiskundetutoraat, tijdens de opleiding in studiekeuze, en aan het eind van de studie in de stap naar de eerste baan. In zekere zin spreekt dit vanzelf voor elke goede, zichzelf respecterende opleiding, maar in de nieuwe gezamenlijke opleiding wordt dit beleid door iedereen gedeeld en actief uitgedragen. Betrokkenheid bij de opleiding en academische ontwikkeling van de studenten wordt sterk gestimuleerd binnen het wiskunde-‐instituut. De onderwijscultuur van het instituut is zodanig dat verbetering van onderwijs-‐ en presentatievaardigheden wordt aangemoedigd. Er worden veel mogelijkheden geschapen om onderwijskwaliteiten te verbeteren, bijvoorbeeld door middel van georganiseerde peer-‐to-‐peer feedback en cursussen voor student-‐assistenten. In de opleiding heerst een open sfeer waarin mensen graag willen leren van het commentaar en het voorbeeld van anderen. Excellente onderwijsprestaties worden gevierd door middel van de verkiezing (door de studenten) van een “docent van het jaar”. De winnende docent wordt uitgenodigd om zijn/haar visie op onderwijs breed te delen. In het onderwijs verwachten de docenten veel van de studenten. Docenten kunnen en moeten daarom veeleisend zijn: goed voorbereid naar de les komen, vragen durven stellen. Studenten hebben het gevoel dat ze worden opgeleid in plaats van dat ze stof reproduceren. “Excellentie in onderwijs” speelt een cruciale rol bij het aantrekken van nieuwe stafleden. De opleiding kan alleen succesvol zijn als zowel docenten als studenten zich er sterk bij betrokken voelen. Dit wordt onder andere bereikt door hogerejaars studenten bij het tutoraat en als student-‐assistent in te zetten. Uiteraard is verantwoordelijkheid voor het onderwijsprogramma een essentieel aspect van het werk van de academische staf. Professoren zijn niet alleen verantwoordelijk voor hun eigen colleges, maar voor het hele leerproces. Het programma kan slechts coherent zijn als de docenten voortdurend met elkaar en met de studenten overleggen over de inhoud, het niveau en de vorm van de lessen. Bovendien worden alle vakken en het curriculum regelmatig geëvalueerd, worden de resultaten serieus genomen, en worden de uitkomsten gebruikt om het onderwijs te verbeteren (“kwaliteitscyclus”). Studiebegeleiding Het programma stimuleert studenten en creëert een omgeving waarin hard werken wordt verwacht en gestimuleerd. Het tutoraat in het eerste jaar speelt een belangrijke rol in het vormen van deze cultuur door studenten te leren hoe je wiskunde kunt studeren. In oriëntatiecursussen oriënteren studenten zich op zowel hun verdere studieloopbaan als wat daarna komt. Het is cruciaal dat de studenten in dit keuzeproces daarnaast ook individueel begeleid worden door de studieadviseur, zowel in het bachelor-‐ als het masterprogramma. Informatie over de mogelijkheden binnen de opleiding zoals de minoren, keuzeruimte en afstudeerrichtingen is eenvoudig toegankelijk (goede opleidingspagina’s) en wordt ook tijdens de oriëntatiecursussen besproken. Voor de excellente studenten zijn er uitbreidingen mogelijk, zoals de twee honoursprogramma’s en het REU programma in de zomermaanden. Van studie naar werk In de gemeenschappelijke bachelor wordt speciale aandacht besteed aan het inlichten van de studenten over carrièremogelijkheden buiten de universiteit. De docentenstaf is vooral bekend met het academische leven, maar voor het grootste deel van de studenten is de wiskundestudie “slechts” een periode in hun leven. De opleiding heeft daarom een actieve rol in het ondersteunen van de studenten bij de keuzes die ze (moeten) maken in hun studiecarrière, zowel na de bachelor als na de master. Er wordt gebruik gemaakt van een sterk en actief alumninetwerk en een stagebureau, die samen de studenten vele mogelijkheden bieden om in contact te komen met potentiële werkgevers. Daarnaast wordt studenten tijdens de opleiding geleerd vaardigheden te ontwikkelen die hen in staat stellen een verscheidenheid aan carrièrepaden te bewandelen. Zo vormen academische vaardigheden een continue leerlijn in het curriculum, en wordt er aandacht besteedt aan de ontwikkeling van presentatievaardigheden. Afgestudeerde studenten vormen een waardevolle toevoeging aan het 19
alumninetwerk, zowel wanneer ze in de academische wereld terechtkomen als wanneer ze in het bedrijfsleven hun loopbaan beginnen.
Advies
Afsluitend adviseert de commissie: • het ontwikkelingsproces van een interne lerarenopleiding actief in gang te zetten; • om research based onderwijs uit te breiden; • een Amsterdam REU programma op te zetten; • de meningsvorming en het besluitvormingsproces rond het Engelstalig onderwijs in brede consultatie met staf en studenten voort te zetten; • de kwaliteitscultuur verder te versterken en actief uit te dragen.
20
Visie op de bacheloropleiding De gezamenlijke bacheloropleiding heeft in jaar 2 en 3 een geprojecteerde cohortgrootte van 100 studenten per jaar (vier parallelle werkgroepen), waarvan minstens 30 dubbele-‐bachelor en/of honoursstudenten: 60 Nederlandse en 40 internationale studenten. Dit komt neer op een instroom van zo’n 150 eerstejaars (vijf of zes parallelle werkgroepen). Het onderwijs in de opleiding is in het Engels (onder voorbehoud; zie het hoofdstuk over speerpunten), maar eerstejaars hebben de keuze uit Engelstalige of Nederlandstalige werkgroepen.
Opbouw Het eerste jaar wordt gekenmerkt door veel structuur: in de tutoraten leren de eerstejaars wiskunde studeren en worden de sociale contacten gelegd. De sociale cohesie wordt verder bevorderd doordat het eerste jaar uit verplichte vakken bestaat. Aanwezigheid op werkcolleges is verplicht. Regelmatig huiswerk inleveren en wekelijkse toetsjes zorgen dat studenten hun vakken bijhouden. Een bindend studieadvies (BSA) met een overgangseis van tenminste 48 EC zorgt voor een duidelijke selectie. Het tweede jaar is wat betreft zelfstandigheid nog een overgangsjaar: er zijn niet langer tutoraten, en de verplichting tot aanwezigheid op werkcollege en het inleveren van huiswerk wordt geleidelijk afgebouwd. De studenten nemen meer en meer zelf de verantwoordelijkheid voor hun studie. In het tweede jaar worden ook de eerste keuzes gemaakt: naast enkele verplichte vakken krijgen studenten te maken met een aantal keuzevakken. Het keuzeproces van de studenten wordt gefaciliteerd door een duidelijk oriëntatietraject. De verdiepende en verbredende paden die worden aangeboden bieden houvast, maar studenten kunnen ook buiten deze gebaande paden treden. In het derde jaar wordt van studenten verwacht dat ze zelfstandig kunnen studeren. Er is geen aanwezigheidsplicht meer voor werkcolleges. Inhoudelijk wordt dit jaar gekenmerkt door de keuze van een afstudeerproject en naar wens verdiepende en/of verbredende paden. Het oriëntatietraject van jaar 2 loopt door in het eerste semester van jaar 3.
Karakteristieken Het onderwijs in de opleiding wordt gekenmerkt door studenten vanaf het begin meteen uit te dagen: een hoog niveau in de vakinhoud. De dubbele bachelorprogramma’s en honoursprogramma’s zorgen voor extra uitdaging. Naast de reguliere vakinhoud is in het programma ook complementaire aandacht voor vaardigheden (samenwerken, programmeren, schrijven, presenteren, discussiëren) en voor research based onderwijs: projecten in jaar 1, 2 en 3 en speciale vakken die zich hierop toeleggen. In de zomer zijn er REU-‐ programma’s (reseach experience for undergraduates). Een sterke en herkenbare lerarenopleiding is een van de karakteristieken van de opleiding. De lerarenopleiding is “in huis”. Er zijn meerdere herkenbare (dedicated) didactiekvakken die ook voor andere studenten aantrekkelijk zijn. Studenten stromen vanaf halverwege jaar 2 op een natuurlijke manier in de lerarenopleiding in (er zijn meerdere instroommomenten). Door alumni-‐ en nascholingsactiviteiten blijft de opleiding een goede band houden met afgestudeerde wiskundedocenten, iets dat op de langere termijn bijdraagt aan de vergroting van de instroom.
Onderwijsklimaat In de opleiding heerst een positief onderwijsklimaat met hoge verwachtingen van studenten en docenten. Er is sprake van een kwaliteitscultuur die voor een permanente verbeterslag zorgt. Studenten zijn betrokken door middel van regelmatige evaluaties en doordat in het onderwijs student-‐assistenten ingezet worden. Naast de “klassieke” onderwijsvormen (hoorcollege, werkcollege) staat de opleiding open voor experimenten (zoals streaming, flipped class room, electronische toetsen, projectonderwijs, modelleerworkshop). Het klassieke wiskundeonderwijs dat de nadruk legt op algemene stellingen en bewijzen wordt geflankeerd door het geven van motivatie en door het aanreiken van een ruime collectie voorbeelden. De rendementen van de opleiding zijn op orde. De uitval in het eerste jaar is onder controle door een zorgvuldige Intake & Matching en door een strenge selectie van de internationale instroom. Het vierjaarsrendement is onder controle door een strenge BSA. Studenten worden aangemoedigd 21
cohortsgewijs te studeren – door de sociale cohesie die het tutoraat bewerkstelligt, door de overgangseisen voor dubbele bachelors en voor honours. Een internationale instroom van hoge kwaliteit kan ook een positieve invloed hebben op het rendement.
Studieloopbaan en alumni De studieloopbaan van een wiskundestudent is vaak niet-‐lineair, en soms zelfs discontinu. Aankomende studenten kunnen echt nog niet weten welk studiepad ze zullen inslaan, laat staan dat ze een idee hebben van wat ze later met hun studie gaan doen. Daarom is het belangrijk studenten voortdurend goed voor te lichten over de keuzemogelijkheden die ze op dat moment hebben, en ze te informeren over de mogelijke studiekeuzen en beroepsmogelijkheden die daarop aansluiten. Een actieve alumni-‐vereniging is een van de manieren om het zicht op de beroepsmogelijkheden te houden. Alumni treden niet alleen op voorlichtingsdagen op, maar kunnen ook bijvoorbeeld als buddy studenten begeleiden in hun keuzeproces.
Advies •
•
Bij de geprojecteerde cohortgrootte is een eigen wiskundestudievereniging zeer gewenst. Start daar zo vroeg mogelijk mee. Dat zou tevens een manier zijn om de studenten bij de samenvoeging van de bacheloropleidingen te betrekken. Investeer in een actieve alumnivereniging.
22
Oplijst Kanttekeningen bij de rapportage
•
•
•
•
•
•
•
[bestaansrecht] Voor het slagen van een gezamenlijke opleiding is het noodzakelijk dat die opleiding uitgevoerd wordt op één locatie, en dat alle betrokken staf op die locatie werkzaam is. [cultuurverschillen] Tussen UvA en VU bestaan cultuurverschillen op het gebied van onderwijs. Het is belangrijk dat die zo tijdig mogelijk aangepakt worden: in beeld gebracht, besproken en zo mogelijk bijgesteld. [tabel 1] De elf verschillende opleidingspaden, de vier excellentievarianten en de verschillende minoren in Tabel 1 zijn bedoeld om een zo volledig en concreet mogelijke verkenning te geven van de diepte en breedte van de gezamenlijke bacheloropleiding. Dit overzicht is niet bedoeld om mee te werven of om voor te lichten. Voor die doelen moet nagedacht worden over hoe het opleidingsaanbod te presenteren en te communiceren. [cohortgrootte] Het getal van honderd als cohortgrootte was voor de commissie een gegeven uit de opdracht. Echter, een opleiding met een cohort van honderd afstudeerders is nog nooit eerder vertoond in de Amsterdamse wiskunde en daarom moeilijk voorstelbaar. Er moet nagedacht worden of dit bij de gezamenlijke ambities hoort, en wat de bijbehorende onderwijslast wordt. Ook moet serieus nagedacht worden hoe er zoveel studenten aangetrokken kunnen worden. Zijn dat internationale studenten? Zijn dat studenten die we werven buiten ons normale achterland? Gaan we met het bredere profiel andere studenten aantrekken? [studeerbaarheid] In het voorgestelde programma is er ten opzichte van de bestaande situatie meer keuzevrijheid voor de student om zijn/haar eigen interesses te volgen. Dat betekent ook dat er minder verplichte vakken zijn, waardoor de studeerbaarheid van het programma toeneemt. [wiskundeminor voor niet-‐wiskundestudenten] In de beschrijving van het gemeenschappelijke programma is niet nagedacht over bijvakstudenten. Toch kan het geen kwaad ook te denken aan wiskundevakken voor studenten van andere studierichtingen, in het bijzonder over een wervende en aantrekkelijke wiskundeminor voor niet-‐wiskundestudenten. Als zo’n minor goed zou lopen, zou dat goed zijn voor de beeldvorming van wiskunde binnen de faculteit (vergelijk de minor “Programmeren” bij Informatica). [reflectie] De samenwerking in de verkenningscommissie is in goede harmonie verlopen en in een prettige sfeer. In het nadenken over een gemeenschappelijk programma is gebleken dat er tussen UvA en VU eigenlijk maar weinig inhoudelijke meningsverschillen bestaan, behalve misschien over internationalisering. In de uitvoering van haar taak heeft de commissie zich bezig gehouden met het beste idee voor een gemeenschappelijke bachelor, maar niet met de vraag of die beter is dan de bestaande structuren.
23
Appendix: memo Amsterdamse Wiskundeopleiding Eric, Michel, Chris, Marieke, Mathisca en Jan Bouwe hebben bij elkaar gezeten op 3 maart 2014. Dit is wat daarbij als idee naar boven kwam (op één A4tje). Visie De nieuwe wiskundeopleiding is breder dan elk van de oorspronkelijke opleidingen. We bieden wiskundestudenten de gelegenheid zich te specialiseren in een aantal duidelijk onderscheiden richtingen (tracks). Dat wil zeggen dat de opleiding diep is over de volle breedte van de wiskunde, bouwend op de veelomvattende en kwalitatief uitstekende onderzoeksexpertise die aanwezig is in de wiskunde-‐instituten. Hiermee is de opleiding breder dan elke andere wiskundeopleiding in Nederland. Deze verbreding en de speerpunten hieronder kunnen we realiseren als we onze krachten bundelen. De opleiding Business Analytics completeert het beeld van de zeer uitgebreide mogelijkheden voor studenten op wiskundig terrein in Amsterdam. Uitgangspunten Dit betekent dat de bestaande curricula losgelaten moeten worden, en dat we toegaan naar een flexibeler curriculum dat een breder spectrum van tracks faciliteert. In het curriculum zijn minder vakken verplicht voor alle studenten dan voorheen (hiervoor moeten we allemaal dus iets loslaten). Na een gemeenschappelijk eerste jaar kunnen de studenten zich verdiepen in een aantal tracks (die ook in de voorlichting gebruikt kunnen worden). Binnen elk van de tracks zullen zowel verplichte als keuzevakken worden aangeboden, waarbij er natuurlijk ook overlap tussen de tracks zal zijn. Het niveau is hoog in alle tracks (diepte in de breedte) en er is keuzevrijheid zonder vrijblijvendheid. Tracks Als tracks zou je bijvoorbeeld kunnen denken aan drie duidelijk zichtbare onderzoekszwaartepunten verbonden met de drie “klassieke” wiskundegebieden algebra, analyse en stochastiek. Meer en/of andere tracks zijn natuurlijk mogelijk; daar moet goed over worden gediscussieerd. Belangrijk is dat het kloppende, onderscheidende verhalen zijn richting leerlingen en studenten, en dat er voldoende onderzoekers zijn om elke track te dragen. Master De tracks in de Bachelor Wiskunde zullen goed moeten sluiten aan op die in de Masters: Algebra & Geometry, Mathematical Physics, Logica, Analysis & Dynamical Systems, Stochastics-‐SFM (hier moeten nog keuzes worden gemaakt), plus een biomedische en lerarenvariant. Aangezien er minder verplichte vakken zijn in de Bachelor is het extra belangrijk dat de toelatingseisen (bijv. additionele toelatingskwalificaties) voor de Master(tracks) duidelijk geformuleerd en gecommuniceerd worden. Speerpunten Naast een vernieuwend curriculum willen we de krachtenbundeling ook inzetten voor een intensieve kwaliteitsimpuls. Voorbeelden van mogelijke speerpunten en innovaties zijn: • Van studie naar werk (door Chris “baangarantie” genoemd): de opleiding heeft een (pro)actieve rol in de keuzes die studenten tijdens hun studieloopbaan (moeten) maken, zowel tijdens en na de bachelor als na de master; er is aandacht voor vaardigheden, oriëntatie en academische vorming; er is een verscheidenheid aan stageplekken beschikbaar; er komt een stevig alumni-‐netwerk. • Sterke lerarenopleiding: maatschappelijk belangrijk; er is nationaal momentum en urgentie; we kunnen hoge kwaliteit bieden; aantrekkelijk voor studenten; structureel contact met lerarengroep in VO én HBO. • Internationalisering: Engelstalig bacheloronderwijs; veel meer inspanning voor internationale werving; meer internationale uitwisseling van studenten; deelname aan Europese graduate school(s). Kwaliteitscultuur: we stimuleren excellentie en ambitie (twee honours tracks, namelijk “puur” en “biomedisch”, WN dubbele bachelor) en diversiteit (we zijn even trots op een onderzoekscarrière als op een baan in het bedrijfsleven); er is continue actieve aandacht voor verbetering onderwijskwaliteit; we sturen op bevordering groepsgevoel (cohort-‐gedachte, sociale cohesie, betrokken docenten én studenten, zodat beide groepen zeggen: het is “onze” opleiding; ook student-‐assistentschappen dragen hieraan bij). 24
Appendix: Opdracht verkenningscommissie onderwijs Jan Bouwe van den Berg, Didier Collard, Chris Zaal, 31 maart 2014 Achtergrond In 2013 is er door de opleidingsdirecteuren gewerkt aan een bachelorcurriculum voor wiskunde in de AFS. Het voorstelcurriculum week niet al te veel af van het oude en was vlot te implementeren. Alleen is onvoldoende nagedacht over de visie op de nieuwe opleiding die ervoor moet zorgen dat de opleiding een duidelijke meerwaarde heeft ten opzichte van de bestaande wiskundeopleidingen van UvA en VU. Op 3 maart 2014 hebben de managementteams van de wiskundeinstituten bij elkaar gezeten. Dit heeft geleid tot een hernieuwde impuls voor een gemeenschappelijke wiskundeopleiding, met een nieuwe visie: de nieuwe opleiding moet een brede opleiding worden, die studenten de gelegenheid geeft om zich in een aantal richtingen te specialiseren – de opleiding wordt diep over de volle breedte van de wiskunde. Het is aan de verkenningscommissie om dit voornemen vorm en inhoud te geven. Opdracht De verkenningscommissie wordt gevraagd een globaal voorstel te doen voor een nieuwe, gezamenlijke, sterke wiskundeopleiding in Amsterdam (bachelor en master), waarin zeg honderd studenten per jaar afstuderen (UvA, VU en internationaal). Hoe gaan we dat op de beste manier doen? Dat gaat de verkenningscommissie bedenken. Het eindproduct is een kort rapport (zeg vijf A4tjes) met: 1. een creatieve, strategische bezinning op de plek van wiskunde in het gehele studieaanbod, gericht op versterking van de in-‐ en uitstroom van en naar andere opleidingen cq. de arbeidsmarkt; 2. een uitgewerkte(re) visie op de nieuwe opleiding (bachelor en master); 3. speerpunten voor de nieuwe wiskundeopleiding (bachelor en master); 4. voorstel op hoofdlijnen voor een nieuw bachelorcurriculum. Toelichting De opdracht aan de commissie is om out of the box te denken: het gaat erom de positie van de Amster-‐ damse wiskundeopleidingen in de volle breedte te versterken. In het bijzonder wordt gevraagd een beeld te schetsen van een nieuwe gemeenschappelijke wiskundeopleiding die aantrekkelijk, onderscheidend en wervend is. De speerpunten maken deze visie concreet. Zaken als organisatie, locatie en financiën vallen nadrukkelijk buiten de opdracht van de commissie; daar hoeft niet over te worden nagedacht. Curriculumontwerp De commissie wordt gevraagd om een voorstel te doen voor een nieuw curriculum. Het uitgangspunt is hierbij het ideale curriculum voor een student die in een bepaalde richting wil afstuderen. Het plan is daarom om a) concrete leerpaden uit te werken van bachelor tot afstuderen: hoe ziet het ideale curriculum er uit voor een student in de mathematische fysica, dynamische systemen, discrete wiskunde, algebra, stochastiek, logica, biomedische wiskunde, etc. en b) hieruit een schetsmatig voorstel voor een bachelor-‐ curriculum te maken, dat bestaat uit een gemeenschappelijk eerste jaar en daarna verschillende tracks in jaar 2 en 3. In een later stadium zal een curriculumcommissie het curriculum in detail uitwerken. Planning • Eind april: • Begin mei: • Mei: • Begin juni: • Eind juni:
kennismakingsbijeenkomst “heidag”; met de hele commissie gaan we één dag op het strand aan de slag leden werken aan stukken voor eindrapport, werkvergadering eerste versie af definitieve versie af
Beoogde samenstelling De commissie bestaat uit vijf leden van de VU en vijf van de UvA (zes docenten en vier studenten), de opleidingsdirecteuren van de bachelor en de secretaris (Didier Collard). Van de commissieleden wordt verwacht dat ze aanwezig zijn op de bijeenkomsten (kennismaking, heidag, werkvergadering, eindbespreking), en dat ze tijd hebben in mei om gedeelten van het rapport uit te werken. 25