Domeinrapport Cultuur en Vrije Tijd Aanbevelingen aan het kabinet voor de aanpak van de meest hinderlijke nalevingskosten voor ondernemers
18 januari 2007
Domeinrapport Cultuur en Vrije Tijd Aanbevelingen aan het kabinet voor de aanpak van de meest hinderlijke nalevingskosten voor ondernemers
18 januari 2007
Leden van het ondernemersklankbord Regeldruk (Commissie Stevens) Prof. Dr. L.G.M. Stevens – voorzitter H.O. van den Berg H. van Houten Drs. A. de Jong MBA Mw. P.E.P. Kwekkeboom – Janse Mw mr. I. Van Rijn Secretariaat Drs. J.B.G.M. Holtus Drs. H. Vreeswijk
Meer weten: www.minderregels.ez.nl.
Inhoud 1. Cultuur en Vrije Tijd
blz. 5
2. Ondernemerschap in cultuur en vrije tijd: tweevoudige onzekerheid en flexibiliteit
8
3. Regelgeving op alle fronten: van Europa tot deelraad
9
4. Werkwijze commissie Stevens
10
5. Aanbevelingen aan het kabinet om de regeldruk in Cultuur en Vrijetijdsindustrie te verminderen 11 1. Aantal regelgevers en klantvriendelijke overheid 12 a. Verminder het aantal regelgevende overheden b. Verbeter de klantvriendelijkheid bij de overheden 2. Dubbele petten en machtsmisbruik 14 a. Introduceer een bedrijvenombudsman regelgeving overheden 3. Provinciale of gemeentelijke koppen op regelgeving op EU- of rijksniveau 15 a. Geen regels van gemeenten bovenop rijksregelgeving 4. Verschillen tussen gemeenten en provincies onderling 16 a. Gemeenten dienen hun kennis te delen b. Eén vergunning voor dezelfde activiteit in verschillende gemeenten 5. Verschillende interpretaties uitvoering, toezicht en inspectie 18 a. Laat de ondernemer bepalen welke interpretatie de juiste is 6. Arboregels buitenlandse gezelschappen 19 a. Laat Arbo-wetgeving niet gelden voor buitenlandse artiesten 7. Auteursrecht: uitdijend aantal ‘rechthebbenden’, instanties en loketten, geen tegenmacht bij betalende partijen 20 a. Vergroot de zeggenschap van betalende partijen b. Vergroot de zeggenschap van het College van Toezicht Auteursrechten of breng het auteursrecht onder direct rijksbeheer c. Voeg auteursrechtelijke inningsorganisaties samen 8. Opvragen van informatie waar niemand iets mee doet: paspoortkopieën 23 a. Vraag geen gegevens op die ondernemers zelf al hebben 9. Allemaal loketten 23 a. Werk vanuit één loket 6. Slotwoord 25
Bijlagen 1. Verslag van het ondernemersdebat 12 december 2006 2. Aanmeldingen en/of aanwezigen ondernemersdebat 12 december 2006 3. Regeldruk domein Cultuur en Vrije tijd, rapportage over de rondetafel bijeenkomsten voor de verschillende sectoren, Siraconsulting, Drs. Ing. P.H.H.M. Bex en Drs. B.H. Duits, Nieuwegein, 20 oktober 2006 4. Taakopdracht commissie Stevens vanuit het kabinet
1. Cultuur en Vrije Tijd Het belang van Cultuur en Vrije Tijd voor economie en samenleving is aanzienlijk en neemt in gewicht toe. De ‘creatieve industrie’ behoort nationaal en internationaal tot de snelst groeiende onderdelen van onze economie en de waarde die mensen toekennen aan hun vrije tijd wordt steeds groter. Met 54.000 bedrijven behoort 7,8% van de Nederlandse ondernemingen tot de vrijetijds-sector. De sector is met ruim 350.000 banen goed voor circa 5% van de werkgelegenheid. Vergeleken met andere MKB-sectoren zijn cultuur en vrije tijd behoorlijk arbeidsintensief (gemiddeld zeven werknemers) en genereert veel directe en indirecte werkgelegenheid, in het bijzonder aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Tot 2015 zal de werkgelegenheid in de vrijetijdsindustrie naar verwachting met ongeveer 10% groeien. Deze groei ligt ruim boven het gemiddelde van Nederland. Per huishouden geeft men gemiddeld € 4.000,- à € 6.000,- per jaar aan cultuur en vrije tijd uit. In de periode van april 2004 tot en met maart 2005 was dat een kleine € 77 miljard in totaal. De aantrekkingskracht van steden wordt steeds minder bepaald door werk en productie - de traditionele uitgangspunten voor ruimtelijke ordening-, maar in toenemende mate door de voor vrije tijd en consumptie beschikbare voorzieningen. Heeft de stad een gezellig centrum? Kun je er sporten? Is er een theater, een bioscoop? Zijn er wandelmogelijkheden? Is er groen? Culturele voorzieningen zijn inzet van revitalisering van verloederde stadsgebieden.
De sector cultuur en vrije tijd (‘leisure’) is binnen de standaardbedrijfsclassificatie van het CBS (nog) niet eenduidig omschreven. In dit domeinrapport omvat dit de diverse deelgebieden van de cultuur (kunsten, musea, podia, film, boeken) evenals pretparken, wegrestaurants, sportvoorzieningen, discotheken, campings en relaxbedrijven. De horeca is buiten beschouwing gelaten, omdat de regelgeving daar in een apart project uitvoerig aan de orde is gesteld. MKB-Nederland en Rabobank Nederland, ‘Masterplan Vrijetijdsindustrie’ (2005); Handreiking lokaal vrijetijdsbeleid , MKB Nederland, 2006; Paul Rutten, e.a. De creatieve industrie in Amsterdam en de regio, Delft TNO – ICT, 2004. Richard Florida, The rise of the Creative Class…..etc, Basic Books, 2002. Tussen 1975 en 2000 stegen de consumptieve bestedingen in dit domein met 78%. Sociaal Cultureel Planbureau, ‘Op weg naar een vrijetijdssamenleving’ (2006) en ‘Sociaal Cultureel Rapport 2004’, hfdstk 12. Mommaas, ‘De vrijetijdsindustrie in stad en land’, 2000; TNS NIPO, NRIT en NBTC, Continu VrijeTijds Onderzoek (2005). Gerard Marlet en Guy van Woerkom, Atlas van Nederlandse Gemeenten, 2004, Muziek in de stad –Nyfer januari 2002 Overtuigende voorbeelden van de ontwikkelingskracht van culturele voorzieningen zijn grote theaters en concertzalen in Manchester en Glasgow, nieuwe musea in Bilbao en Barcelona, maar ook in Nederland wordt een proces van ‘stadswording’ vaak ingezet door clustering van culturele en vrijetijdsvoorzieningen.
Ook voor de persoonlijke identiteit is datgene wat mensen in hun vrije tijd doen vaak belangrijker dan het werk dat zij verrichten. Ben je sportief, is iemand een liefhebber van reizen, van welke muziek houdt hij of zij? Die voorkeuren zijn voor vriendschap en liefde (leefklimaat) bepalende kenmerken geworden, alle verbonden met vrije tijd en cultuur. Cultuur en vrijetijdsvoorzieningen worden ook in sociaal opzicht in toenemende mate gezien als belangrijke factoren voor culturele veelkleurigheid en sociale integratie. Sport, cultuur, muziek en theater worden vanwege hun verzoenend en verbroederend karakter in oorlogsgebieden ingezet om getraumatiseerde kinderen een nieuw perspectief op hun leven te geven of vormen de kern voor nieuwe verbintenissen in achterstandswijken. Kortom, de betekenis van cultuur en vrije tijd reikt verder dan het directe en indirecte economische belang, maar heeft ook ingrijpende betekenis voor stadsontwikkeling, ruimtelijke ordening, persoonlijke ontwikkeling en sociale samenhang. Vanuit sociaal economisch perspectief kan dit toenemende belang van cultuur en vrije tijd worden verklaard door de verdere ontwikkeling van onze ‘behoefteladder’. Daarin worden immateriële wensen en verlangens als betekenisgeving en beleving bovenop de traditionele goederen- en diensteneconomie ‘gestapeld’, waarbij deze een steeds grotere plek krijgen in het openbare economische en sociale verkeer. Om die reden wordt ook wel gesproken van een ‘beleveniseconomie’ als volgende fase in onze westerse economische ontwikkeling. Dit belang wordt van overheidswege erkend, zij het mondjesmaat. Zo zijn gemeenten zich meer bewust geworden van de noodzaak de eigen bewoners een openbare ‘verblijfskwaliteit’ te bieden, die verder reikt dan de traditionele voorzieningen met scholen, winkels en ‘groen’ en voeren in dat geval dan ook een actief sport- en cultuurbeleid. Rotterdam afficheert zich als festivalstad, Amsterdam als culturele hoofdstad van Nederland, maar ook kleinere gemeenten als Drachten, Ede of Zandvoort zetten culturele en strandvoorzieningen in om aantrekkelijk te zijn voor oude en vooral nieuwe bewoners, evenals voor bezoekende dagjesmensen. Elke stad wil zijn eigen festival of evenement10, zoals havendagen, jazz-nachten of marathons.
Te denken valt aan de muzikale activiteiten die de kern vormen van de interventies van Warchild, maar ook aan de positieve identificatie van achterstandgebieden in de Verenigde Staten en Zuid Afrika met muzikale raphelden. The experience economy: work is theater & every business a stage, Joseph Pine & James Gillmore 2003. 10 Th. B. J. Noordman e.a. Festivals en gemeentelijk beleid in Nederland, RISBO, Rotterdam Erasmusuniversiteit, 2004; idem, Cultuur in de citymarketing, Elsevier, 2004.
Er is terugkerende jaarlijkse concurrentie om culturele hoofdstad van Europa te mogen heten en elke vier jaar strijden steden om de Olympische Spelen te mogen huisvesten of – veel kleiner – deel uit te mogen maken van de route van de Tour de France. Maar ook kleine gemeenten hebben een theater, bioscoop, of poppodium en organiseren hun jaarlijkse toernooien, boekenmarkten, corso’s, folkloristische of carnavalsoptochten, atelierroutes of open monumentendagen. Het gemeentelijk beleid is in dit opzicht echter nog weinig systematisch. Het ontbreekt nog aan een vrijetijdsplanologie. Te veel is nog hapsnap, toeval, afhankelijk van de inzet van een enkele bevlogen ambtenaar of wethouder, zonder dat sprake is van een gerichte beleidsvisie. Een enkele keer worden vrijetijdsvoorzieningen zelfs nog gezien als – onnodige – franje, het verstoren van avondrust of zondagsrust11. Gemeenten zien het belang van cultuur en vrije tijd in toenemende mate in, maar breed gedragen en erg visionair is het nog niet. Op rijksniveau is sprake van een eerste voorzichtige erkenning van het belang van cultuur- en vrijetijdsbeleid in de kabinetsbrief ‘Ons Creatief Vermogen’ van oktober 200512. Daarin wordt een poging gedaan de ontwikkelkracht van de ‘creatieve klasse’ in kaart te brengen en verbindingen te realiseren tussen deze creatieve klasse en de traditionele economische sectoren. Maar ook bij de rijksoverheid is dit niet meer dan een eerste begin. Tekenend in dit verband is dat de rijksoverheid aan de ene kant weliswaar het belang van de cultuur voor de economie belijdt, maar met de andere hand nog in 2003 de cultuurstatistieken van het CBS wilde stopzetten. Tot op de dag van vandaag zijn deze nog steeds niet afdoende herstart. Ook op rijksniveau is nog lang geen sprake van zoiets als culturele of vrijetijdsplanologie, hoewel de tijd daar meer dan rijp voor is. Samenvattend: de directe economische betekenis van cultuur en vrije tijd is bescheiden, maar sterk groeiend. De betekenis ervan voor de inrichting van onze woonomgeving (verblijfskwaliteit) is groot en de – vaak immateriële – betekenis die mensen individueel of in groepsverband aan cultuur en vrije tijd toekennen, is zeer belangrijk. De diverse overheden beginnen deze betekenis in te zien, maar van visie en systematisch beleid is nog onvoldoende sprake.
11 Eind vorige eeuw haalde een inwoner van Maastricht de krant omdat hij een proces was begonnen wegens geluidsoverlast van terrasbezoekers. Hij woonde aan het Vrijthof. 12 Ons Creatief Vermogen, brief cultuur en economie, (Kamerstuk 2005 – 2006, 27 406, nr. 57); Bart Hofstede en Stephan Raes (red.), Creatief Vermogen, de economische potentie van cultuur en creativiteit, 2006, Elsevier Overheid, Den Haag.
2. Ondernemerschap in cultuur en vrije tijd: tweevoudige onzekerheid en flexibiliteit Het ondernemerschap van de vrije tijdsector kenmerkt zich door grote – tweevoudige – onzekerheid en de noodzaak tot grote flexibiliteit. De markt kent snelle smaakwisselingen, modes en hypes. Wat nu ‘in’ is kan morgen ‘uit’ zijn. Wat de één de moeite waard vindt - en er dus veel geld en moeite voor over heeft om ervan te genieten - wordt door de ander ‘stom’ en/of ‘oninteressant’ gevonden. Wat voor de één muziek is, is voor de buren lawaai of overlast. Dat maakt de markt hoogst veranderlijk en dus onvoorspelbaar. Alle kennis en expertise vooraf verhinderen niet dat van alle uitgebrachte boeken en platen circa 90% niet uit de kosten komt, of dat de populariteit van uitgaansgelegenheden ook voor de eigenaren en exploitanten vaak als een verrassing komt, evenals het verlies daarvan. Het bedrijfsproces (van inkoop tot verkoop) speelt zich af op geconcentreerde tijdstippen - alleen in de avond, bepaalde dagen van de week – alleen in het weekeinde, of bepaalde periodes van het jaar – alleen in de zomer of juist in de winter. Veel is afhankelijk van het weer, zoals evenementen en festivals, of heeft juist baat bij kou en regen, zoals musea en theaters. Uitgaan, sport, wandelingen in de natuur, theater- of museumbezoek, de ondernemer die op deze markten succesvol wil zijn moet uiterst flexibel zijn, snel kunnen reageren op veranderende modes en verlangens, aanzienlijke verliezen kunnen incasseren, voortdurend investeren in nieuwe diensten en producten of de aankleding daarvan en in staat zijn succes nooit ‘for granted’ te nemen. Morgen kan alles anders zijn. Die noodzakelijke flexibiliteit geldt niet alleen de ondernemer, maar ook zijn organisatie en persoon. Arbeidstechnisch is elke onderneming in cultuur en vrije tijd een harmonica: een permanent komen en gaan van aanzienlijke aantallen deeltijdbanen, urencontracten, nu weer voor volle en dan weer voor lege zalen, bakken en tenten. Het is niet ongebruikelijk dat een onderneming in deze sector niet meer dan enkele vaste banen telt en er daarnaast tientallen, zo geen honderden deeltijders, oproepkrachten en zelfs vrijwilligers werkzaam zijn. De sector kenmerkt zich ook door het grote aantal kleine en middelgrote bedrijven. Grootbedrijf in de cultuur en vrije tijd bestaat niet of nauwelijks. Een horecabaas is groot als hij 10 zaken heeft. Met 5 of meer theaters wordt al gesproken van een ‘cultuurimperium’. Bijna alle ondernemers in deze sector zijn in feite kleine zelfstandigen.
Een ander onderscheidend kenmerk van de sector vrije tijd en cultuur is dat er sprake is van soms aanzienlijke overheidsfinanciering. Dat geldt in het bijzonder de culturele sector, maar ook de sport (inclusief het beroepsvoetbal13) en het natuurbeheer worden in grote mate mede door de overheid gefinancierd. Anders dan in de strikt commerciële sector vaak wordt gedacht, maakt dat het ondernemerschap niet eenvoudiger (‘je bent toch gesubsidieerd’), maar juist lastiger. Te meer daar de culturele ondernemer enerzijds snel moet kunnen reageren op veranderingen in een weinig stabiele markt, en anderzijds ook actief moet zijn binnen vaak ingewikkelde, langdurige en weinig stabiele politieke processen met een bulk aan extra (verantwoordings-)regels. . Naast ondernemersvaardigheden, moet hij dus ook over lobby- en netwerkskills beschikken. Overheidsfinanciering kent een geheel andere dynamiek en vraagt om andere vaardigheden dan de evenzeer noodzakelijke marktgerichtheid. Dubbele onzekerheid is het gevolg.
3. Regelgeving, vergunningen en toezicht op alle fronten: van Europa tot deelraad Wat in eerdere domeinrapporten over regelgeving in het algemeen is gezegd, geldt ook voor het domein van cultuur en vrije tijd. Wetten en regelgeving zijn nodig en worden ook door ondernemers in de sector cultuur en vrije tijd begrepen en toegejuicht. Voorwaarde is wel dat de gestelde doelen breed gedragen worden en de regelgeving effectief en duidelijk is, de controle zinvol en de procedures kort en helder zijn. Te vaak is dat echter niet het geval en is voor de ondernemer onduidelijk welk doel met de regels gediend wordt. De regels sluiten niet op elkaar aan, worden in de uitvoering op verschillende plaatsen net weer even anders geïnterpreteerd, of er is sprake van onnodig lange procedures. De sector cultuur en vrije tijd heeft te maken met een brede waaier van regelgeving en een evenzo breed peloton van regelgevers. De regelgeving richt zich op onderwerpen als brandveiligheid (gebouwen met publieksfunctie), voedselveiligheid (horeca en catering), bijzondere arbeidsomstandigheden (vliegen boven de piste), milieu (geluidsoverlast door muziek en bezoekers), drugsbestrijding (fouilleren van bezoekers) en alcoholpreventie (geen bierverkoop bij kinder- en jeugdvoorstellingen), criminaliteitspreventie (wet bibop),
13 Door middel van investeringen in stadions en bijdragen uit de kansspelbelasting (sponsorship Holland Casino) bedraagt de overheidssubsidie aan het betaald voetbal € 18,50 per bezoeker tbv veiligheid, TV rechten en investeringen in stadions (Congresverslag Trends in de Podiumkunsten, VSCD 2003, 4/5)
geweldspreventie (camera’s bij uitgaansgebieden). Elke overheid is regelgever op dit domein, van de noisedirective die de Europese Gemeenschap voor de bouw en industrie heeft bedacht, maar nu ook in de muziekwereld moet worden toegepast (muziek=lawaai?), tot landelijke, provinciale, gemeentelijke, en deelgemeentelijke regelgeving. Heel veel is vergunningplichtig: gebruiksvergunning, horeca, vuurwerk- en evenementenvergunning, of onderworpen aan precariorechten en welstandcriteria. Vaak moeten vergunningen per (deel)gemeente worden aangevraagd en vervolgens moet bij elke volgende gemeente het hele aanvraagproces weer opnieuw worden doorlopen. Rondtrekkende evenementen als festivals, circussen en kermissen, maar ook theaterproducties die in verschillende steden spelen, hebben te maken met gelijksoortige, maar toch telkens weer net even andere regelgeving tussen verschillende gemeenten en provincies. Ook het aantal inspecties is aanzienlijk: arbeidsinspectie, voedsel- en warenautoriteit, bouw- en woningtoezicht, brandweer, politie, milieudienst(en) en natuurlijk de fiscus. De overheid is daarmee op veel fronten sterk regelgevend aanwezig: veel onderwerpen, veel overheidsorganen, veel vergunningen en veel toezicht en voor elk evenement opnieuw. Een dergelijke overdaad zou verklaarbaar en verdedigbaar zijn als aangetoond kon worden dat voedsel-, brand- of arbeidsveiligheid – om drie centrale onderwerpen te noemen – daardoor bevorderd worden, ofwel zonder deze regelzucht sterk zouden verslechteren. Het tegendeel is echter het geval. De rampen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan (Enschede, Volendam, Schiphol) blijken niet te zijn veroorzaakt door te weinig regelgeving, maar juist door een teveel aan regels, regelgevers en controleurs, die onderling tegenstrijdige en net anders te interpreteren regels bedenken en elkaar vervolgens bij de handhaving en controle in de weg zitten. De ongelukken die er plaats vinden, zijn vaak het resultaat van regeldrukte, niet van een gebrek aan regels.
4. Werkwijze van de commissie Stevens De verscheidenheid binnen het domein is aanleiding geweest tot een gedifferentieerde aanpak. Het domein cultuur en vrije tijd is onderverdeeld in 4 subdomeinen: a. film b. podiumkunsten c. vrije tijd en zakelijke gastvrijheid, en d. kunsteducatie, musea en bibliotheken. Per domein zijn door onderzoeksbureau Siraconsulting vijf tot tien interviews gehouden met ondernemers die veel met regelgeving te maken hebben. Vervolgens
10
is per subdomein een rondetafelbijeenkomst georganiseerd. Daarin zijn de genoemde knelpunten beoordeeld op juistheid en gewicht en - waar zinvol - nog nader aangevuld. Deze interviews en rondetafelbijeenkomsten zijn vervolgens genoteerd in het rapport ‘Regeldruk domein Cultuur en Vrije tijd, rapportage over de rondetafelbijeenkomsten voor de verschillende sectoren’, dat als bijlage bij dit domeinrapport is opgenomen. Tot slot werd op 12 december 2006 in het Atrium van het ministerie van Economische Zaken een ondernemersdebat gehouden, waar de belangrijkste knelpunten in een aantal korte inleidingen zijn gepresenteerd en vervolgens in aanwezigheid van staatssecretaris Van Gennip zijn bediscussieerd. Er hebben ruim 80 ondernemers aan dit debat deelgenomen. Ook hiervan is een verslag gemaakt en dat is eveneens als bijlage in dit rapport opgenomen. De Commissie Stevens heeft op basis van dit ondernemersdebat en de eerdere rapportages een aantal aanbevelingen voor het kabinet geformuleerd. Deze aanbevelingen treft u hier aan. Opvolging van deze aanbevelingen zouden voor het domein cultuur en vrije tijd een bijzondere verlichting betekenen.
5. Aanbevelingen aan het kabinet om de regeldruk in cultuur en vrije tijd te verminderen. Het aantal knelpunten, stapelende regelgevers en regelgeving, ineffectieve, zeer gedetailleerde of onuitlegbare regels of vormen van toezicht binnen het domein cultuur en vrije tijd is groot. Zij dienen allemaal aangepakt en opgelost te worden. In de wetenschap dat een dergelijke aanpak geholpen is met een marsroute waarin eerst de belangrijkste en meest knellende – voor dit domein specifieke – onderwerpen aan bod komen, heeft de commissie een top negen van de meest ernstige knelpunten opgesteld waarvoor maar liefst dertien aanbevelingen worden gedaan. Deze worden in dit hoofdstuk behandeld. De overige – zeker niet minder belangrijke – knelpunten treft u aan in de bijlagen. Het wekt geen verbazing dat gemeentelijke regelgeving (zowel autonoom als in medebewind) en vergunningverlening in dit domein voor de meeste knelpunten zorgen. Daar hebben de ondernemers in cultuur en vrije tijd vaak het meest mee te maken. De helft van de knelpunten en aanbevelingen heeft dan ook betrekking op gemeentelijke regelgeving. De andere helft betreft rijksregelgeving en afgeleide regelgeving van toezichthouders en inspecties. Voor de goede orde wordt ook verwezen naar de eerder verschenen domeinrapporten. De in die rapporten genoemde knelpunten zijn in veel gevallen ook van toepassing op het domein cultuur en vrije tijd, maar worden hier niet herhaald. Dat wil niet zeggen dat zij voor dit domein niet zouden gelden en evenzeer aangepakt dienen te worden.
11
De aanbevelingen luiden: 1. Verminder het aantal regelgevende overheden 2. Verbeter de klantvriendelijkheid bij de overheden 3. Introduceer een bedrijvenombudsman regelgeving overheden 4. Geen regels van gemeenten bovenop rijksregelgeving 5. Gemeenten dienen hun kennis te delen 6. Eén vergunning voor dezelfde activiteit in verschillende gemeenten 7. Laat de ondernemer bepalen – bij verschillende interpretaties door overheden in gelijke gevallen – welke interpretatie de juiste is 8. Laat Arbo-wetgeving niet gelden voor buitenlandse artiesten 9. Vergroot de zeggenschap van betalende partijen bij auteursrecht 10. Vergroot de zeggenschap van het College van Toezicht Auteursrechten of breng het auteursrecht onder direct rijksbeheer 11. Voeg auteursrechtelijke inningsorganisaties samen 12. Vraag geen gegevens op die ondernemers zelf op de werkplek beschikbaar moeten hebben 13. Werk vanuit één loket
5.1 Aantal regelgevers en klantvriendelijkheid overheid Ondernemers in de cultuur en vrije tijd hebben te maken met regelgeving vanuit diverse overheden. Voorzover het gaat om verschillende terreinen van regelgeving is dat verdedigbaar en begrijpelijk. Maar veel lastiger en onbegrijpelijker is het wanneer verschillende overheden of verschillende afdelingen binnen één overheid zich bezig houden met dezelfde of aanpalende terreinen. Dat geldt bijvoorbeeld voor bouw- en gebruiksvergunningen van gebouwen met een publieksfunctie en voor wijziging of invulling van bestemmingsplannen. Hier hebben niet
12
zelden zowel het rijk (bouwbesluit), provincie (beheersplannen) als gemeente (gebruiksvergunning) mee te maken. In de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening (aangenomen op 17/10/2006 en vermoedelijk in werking op 1/1/2008) is bepaald dat de proceduretijd voor bestemmingsplannen wordt verkort tot circa 26 weken en dat de provincie deze plannen voortaan niet meer hoeft goed te keuren, maar bij de formulering van ‘beheersplannen’ (inrichting buitenruimte op basis van natuurregelgeving) blijft de provincie partij. Daar heeft vooral de recreatiebranche daar last van. De vestiging van wegrestaurants heeft op rijksniveau te maken met douane, dienst Domeinen, Rijkswaterstaat en op gemeentelijk en provinciaal niveau met milieuvergunningen, bestemmingsplannen en gebruiksvergunningen. Het gevolg van deze regelaarsdrukte is dat niemand zich verantwoordelijk voelt voor stroomlijning van de talrijke vergunningprocedures. Lange en ingewikkelde coördinatieproblemen zijn daarvan het gevolg, want de verschillende regelgevers die elkaar tegenspreken of – vanuit verschillend belang of inzicht – elkaar zelfs tegenwerken, leggen de consequenties daarvan op het bord van de ondernemer. Resultaat daarvan is dat de vestiging van een wegrestaurant in Nederland zes (sic!) jaar kan duren, waar dat vroeger twee jaar was en in Duitsland de hele procedure zelfs in 6 maanden afgerond kan zijn. Verder duurt de uitbreiding van een recreatiebedrijf gemiddeld zeven jaar, vanwege vigerende natuurbeschermingsregels.
Aanbeveling 1 Verminder het aantal regelgevende overheden Een aantal van deze problemen wordt opgelost door de nieuwe wet op de Ruimtelijke Ordening en door de introductie van de omgevingsvergunning. Maar ondernemers bespeuren veel argwaan bij ambtenaren en bestuurders jegens het bedrijfsleven. De aanvraag van een vergunning wordt dan als lastig ervaren en de ondernemer wordt met wantrouwen bejegend. Het gevolg daarvan is dat vergunningen snel worden geweigerd onder het motto ‘better safe than sorry’ en dat inspecteurs bij het minste ‘vergrijp’ een boete uitdelen, of extra langs komen, ook als de ondernemer te goeder trouw is. Ook evenementenmakers en festivals hebben te kampen met zowel provinciale als gemeentelijke procedures die niet of onvoldoende op elkaar afgestemd zijn. Het komt voor dat evenementen geen doorgang kunnen vinden omdat de vergunning niet ‘op tijd’ verleend kan worden, of dat het evenement in afwachting daarvan oogluikend wordt toegestaan met alle onzekerheid voor de ondernemer van dien.
13
Oplossingsrichting: verminder het aantal regelgevende overheden en verbeter de klantvriendelijkheid
Aanbeveling 2. Verbeter de klantvriendelijkheid bij de overheden De eerste oplossingsrichting stelt voor dat verschillende overheden of verschillende diensten binnen één overheid onderling moeten besluiten wie zij verantwoordelijk maken voor bepaalde aanvragen en procedures. Dat gaat verder dan het zo vaak genoemde ‘één-loket-model’. Cruciaal is het daadwerkelijk herverdelen van verantwoordelijkheden. Zo is het zeer de vraag of provinciale regelgeving op diverse beleidsterreinen veel meerwaarde heeft. Dat wordt in de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening ook ingezien en daarvan wordt in de regelgeving uitgegaan, maar ook op andere terreinen dient daar kritisch naar gekeken te worden. Ook bij betrokkenheid van verschillende rijksdiensten moet besloten worden welke dienst als aanspreekpunt fungeert en verantwoordelijk is voor een aanvraag. De tweede oplossingsrichting vraagt om een cultuuromslag bij diverse overheden: behandel ondernemers a priori met vertrouwen in plaats van wantrouwen, wijs ze op hun verantwoordelijkheden en ga actief op zoek naar de voorwaarden om iets mogelijk te maken in plaats van het uit voorzorg te verbieden.
5.2 Dubbele petten en machtsmisbruik Niet zelden hebben gemeenten bij de vestiging van een culturele of vrijetijdsvoorziening meer, soms tegenstrijdige belangen. Zo komt het voor dat het bestemmingsplan een vrije tijdsvoorziening met publieksfunctie mogelijk maakt, maar dat de gemeente de daarvoor bestemde grond liever toekent aan een andere ondernemer uit een andere branche (niet zelden woningbouw) die meer geld over heeft voor de desbetreffende locatie. Dan komt het voor dat de gemeente de toestemming of vergunning onnodig lang aanhoudt en de vestiging bemoeilijkt, omdat op een andere manier meer verdiend kan worden. Dit kan zover gaan dat wethouders of ambtenaren onbereikbaar zijn voor een gesprek dat vastgelopen planvorming moet oplossen. Ook zijn voorbeelden bekend van vrijetijdsondernemingen aan wie de noodzakelijke parkeerplaatsen worden onthouden in de hoop dat ze van vestiging afzien. Het is moeilijk dit soort ‘machtsmisbruik’ te bewijzen in de juridische zin van het woord of anderszins ‘hard’ te maken, maar iedereen erkent dat het – regelmatig – voorkomt. Een variant op deze vorm van machtsmisbruik is het traineren of tegenwerken op morele gronden.
14
Zo dwingt rijkswetgeving tot het toestaan van prostitutie (relaxbedrijven) of het inrichten van een speelautomatenhal of kansspelvoorziening. Gemeenten die daar op morele gronden moeite mee hebben, grijpen niet zelden naar het ‘instrument’ van de noodzakelijke vergunningen in de hoop de betreffende ondernemer op die manier te ontmoedigen. Oplossingsrichting: maak het mogelijk dubbele petten en machtsmisbruik aan de kaak te stellen
Aanbeveling 3. Introduceer een bedrijvenombudsman regelgeving overheden Op dit moment is het aan de orde (kaak) stellen van dit soort machtsmisbruik voor ondernemers uiterst lastig. Zij hebben er immers baat bij de gemeente of desbetreffende instantie ‘te vriend’ te houden en voelen zich – al dan niet terecht – in dit soort situaties gechanteerd. Het moet echter mogelijk zijn een landelijk meldpunt in te richten (een ombudsman?) die tot taak krijgt dergelijke klachten zorgvuldig te onderzoeken en bij geconstateerde grond aan de kaak te stellen. Maak een klachtenprocedure mogelijk of stel een ombudsman in voor bedrijven om dubbele petten en machtsmisbruik of chantage door de overheid aan de kaak te kunnen stellen
5.3 Provinciale of gemeentelijke koppen op regelgeving Hier gaat het om een complex van hinderlijke regelgeving, interpretatie en uitvoering. Soms betreft het rijksregelgeving (bouwbesluit), waarop gemeenten op eigen gezag aanvullende regels stellen, zonder dat duidelijk is welk bijzonder gemeentelijk belang daarbij is gediend, of het gaat om interpretatieverschillen in de uitvoering en het toezicht op de bouwverordening. Zo wordt door de brandweer niet volstaan met de eis dat gordijnen brandwerend zijn waarbij het aan de ondernemer is aan te tonen dat hij/zij de brandveiligheid afdoende heeft geregeld. Soms wordt daartoe een bepaald keurmerk geëist. Ook de eisen die worden gesteld aan evenementenvergunningen zijn in gemeenten verschillend, zonder dat duidelijk is welk doel daarmee is gediend. De gemeentelijke autonomie wordt daarbij als rechtvaardigingsgrond voor ‘aanvullend beleid’ aangevoerd, terwijl het lang niet altijd om beleid gaat, maar om de interpretatie van een bestaande regel door een bepaalde ambtelijke dienst, de brandweercommandant of het desbetreffende politiekorps dat een voortrekkersrol wil vervullen. 15
Oplossingsrichting: verbied gemeentelijke koppen op EU- of rijksregels
Aanbeveling 4. Geen regels van gemeenten bovenop rijksregelgeving Eerder is door deze commissie al bepleit dat er geen Nederlandse koppen bovenop Europees recht gelegd zullen worden. Naar analogie wordt nu door de commissie aanbevolen dat gemeenten geen koppen bovenop rijksregelgeving mogen toevoegen, tenzij dit nadrukkelijk en overtuigend is beargumenteerd. Rijksregelgeving gaat boven gemeentelijk regelgeving en gemeenten dienen aanvullingen nadrukkelijk te motiveren. Tegen deze stapeling moet beroep mogelijk zijn als de ondernemer vindt dat de argumentatie en onderbouwing onvoldoende is. Daarin pleit de commissie ervoor geen regels van gemeenten bovenop rijksregelgeving toe te staan, tenzij nadrukkelijk gemotiveerd en met een adequate beroepsmogelijkheid voor ondernemers
5.4 Verschillen tussen gemeenten en provincies onderling Een grote ergernis van ondernemers die in verschillende gemeenten actief zijn, is dat deze verschillende regels of criteria voor vergunningen hanteren zonder dat duidelijk is welk algemeen belang daarmee wordt gediend. Dat geldt voor circusvergunningen, evenementenvergunningen in het algemeen, het oprichten van ‘tijdelijke bouwsels’ (lees: tenten), het aanbrengen van ‘tijdelijke objecten’ (lees: reclameborden rond lantaarnpalen), festivalvergunningen en reclamevergunningen. In enkele gevallen moeten ook provincies vergunningen afgeven (voor het gebruik van nepwapens in een voorstelling b.v.) waarbij de ene provincie de voorstelling net weer even anders kan beoordelen dan de andere. In elke gemeente of provincie moet een vergunning opnieuw moet worden aangevraagd, waarbij – ondanks de toestemming in de vorige gemeente en het vlekkeloze verloop van het evenement – onzeker is dat deze opnieuw zal worden verleend. Deze verschillen berusten op gebrek aan kennis (hoe vaak bouwt een gemeente een stadion?) of op het ‘NotInvented-By-Me syndroom’ (‘wij denken daar toevallig net even anders over…..’), maar het uiteindelijke effect is willekeur. Het is voor veel vergunningverleners of brandweercommandanten erg moeilijk afstand te doen van een bijzondere aanvraag die het routinewerk doorbreekt. Beoordeling van de brandvoorzieningen in een uniek poppodium of sportcomplex is immers veel interessanter dan die van de zoveelste woning in het zoveelste huizenblok.
16
Oplossingsrichtingen: kennisdeling en één vergunning volstaat
Aanbeveling 5. Gemeenten dienen hun kennis te delen Deze problemen zijn niet te ondervangen met één oplossing. De commissie stelt twee oplossingsrichtingen voor. De eerste is dat gemeenten in geval van aanvragen voor bouw en exploitatie of gebruik van niet veel voorkomende voorzieningen, een beroep moeten doen op de expertise van gemeenten die eerder met dit bijltje hebben gehakt. Zij moeten verplicht kunnen worden hun kennis elders vandaan te halen om te voorkomen dat zij het wiel zelf opnieuw moeten uitvinden. Dat kan gelden voor evenementenvergunningen, maar ook voor (gebruiks)vergunningen voor de bouw en exploitatie van stadions, sportvoorzieningen of theaters en poppodia. Wanneer een ondernemer ervaring heeft met, of weet heeft van aanwezige kennis in gemeente X kan hij bij het indienen van plannen bij gemeente Y vragen van die kennis gebruik te maken. Gemeente Y wordt dan gevraagd een beroep te doen op de kennis (en personen) van gemeente X en deze moet een dergelijk verzoek in principe honoreren.
Aanbeveling 6. Eén vergunning voor dezelfde activiteit in verschillende gemeenten De ontwerpwet op veiligheidsregio’s wil dit voor brandveiligheid in elk geval realiseren, maar zover is het thans nog niet en ook op andere terreinen dan brandveiligheid is kennisdeling noodzakelijk. Daarom moeten overheden worden gestimuleerd tot kennisdeling. Indien een ondernemer weet dat bij een bepaalde gemeente reeds ervaring is opgedaan met bepaalde procedures, kan deze een verzoek indienen om van die kennis en ervaring gebruik te maken. Een dergelijk verzoek moet in principe worden ingewilligd. Een krachtig aandringen op kennisdeling lost nog niet alle hiervoor genoemde problemen op. Daarom stelt de commissie in aanvulling daarop voor om in geval van opeenvolgende vergunningverlening bij verschillende overheden (meestal gemeenten) te volstaan met de eerstverleende vergunning. Doet een evenement (circus, festival) vijf plaatsen aan en doet men dat met hetzelfde materiaal en dezelfde toestellen, dan is de eerste keuring voor de eerste gemeente toereikend voor de hele tour. Er mogen geen aanvullende eisen worden gesteld, tenzij de
17
gemeente aantoont dat er evident afwijkende omgevingsvariabelen in het geding zijn. Voor één en dezelfde activiteit in een bepaalde periode in verschillende gemeenten, dient één vergunning voldoende te zijn.
5.5 Verschillende interpretaties bij uitvoering, toezicht en inspectie Een grote ergernis van ondernemers is dat niet alleen gemeenten, maar ook de regionaal georganiseerde rayons van toezichthouders en inspecties de regels soms uiteenlopend interpreteren. Dat geldt voor de inspecteurs van belastingen, waar bijvoorbeeld de vraag welke verhuringen wel of niet btw-belast mogen zijn, of welke belastingvrije vergoedingen voor vrijwilligers nog zijn toegestaan, verschillend wordt uitgelegd, maar ook de antwoorden op informatievragen van toezichthouders of het UWV verschillen soms tussen rayons of regio’s evenals de opgelegde administratieve verplichtingen. Soms gaat het om aanzienlijke belangen, zoals het genoemde btw-voorbeeld, soms gaat het om een aanzienlijke administratieve rompslomp of om grote ergernis die vermeden zou kunnen worden. Oplossingsrichting: de ondernemer wordt geacht te voldoen aan de voorwaarden als hij zich houdt aan de minst belastende eisen
Aanbeveling 7. Laat de ondernemer – bij verschillende interpretaties door overheden in gelijke gevallen – bepalen welke interpretatie de juiste is Het onderling uitwisselen van interpretaties tussen afdelingen van één dienst en ook hier - het delen van kennis zou veel kunnen oplossen. De commissie heeft voor vereenvoudiging van het toezicht vorig jaar al gepleit voor het delen van expertise en het ontwikkelen van een gezamenlijke risicoanalyse en handhavingsaanpak door instelling van een Kamer van Toezicht. Er is evenwel een gemakkelijke manier om dat voor elkaar te krijgen door vast te leggen dat de meest eenvoudige interpretatie geldt. Concreet komt dat erop neer dat indien de interpretatie van de belastingdienst in rayon A het voor de ondernemer eenvoudiger maakt dan die in rayon B, de betreffende ondernemer gerechtigd is – ook in rayon B - te volstaan met de eisen en verplichtingen die rayon A stelt. Hij of zij behoeft dan slechts te verwijzen naar de interpretaties of administratieve verplichtingen in het andere rayon en kan niet tot meer worden gedwongen tot zwaardere vereisten. 18
In geval er sprake is van verschillende interpretaties van wet- en regelgeving of toezicht, geldt de minst belastende.
5.6 Arboregels buitenlandse gezelschappen De Arbowet en de daarop gebaseerde regelgeving dienen ter bescherming van ons aller veiligheid en gezondheid tijdens het werk. De Arbowet is per 1 januari 2007 sterk verbeterd door de verantwoordelijkheid voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden voor een belangrijk deel in handen te geven van het bedrijfsleven zelf. De wet formuleert alleen nog doelstellingen en schrijft niet langer gedétailleerd uitgewerkte maatregelen of middelen voor. Deze aanzienlijke verbetering maakt gericht maatwerk mogelijk en voorkomt omvangrijke bureaucratische maatregelen waarvan het nut door weinigen wordt ingezien. De wet kent evenwel nog enkele tekortkomingen. Eén daarvan is dat de binnen een branche afgesproken maatregelen ook van toepassing worden verklaard op ondernemers die vanuit het buitenland werkzaamheden binnen Nederland verrichten.
Aanbeveling 8. Laat Arbo-wetgeving niet gelden voor buitenlandse artiesten Deze regelgeving is begrijpelijk en uitvoerbaar voor bouwondernemingen van wie de werknemers voor langere tijd (enkele weken of maanden) in Nederland komen werken. Deze hebben immers lang tevoren ingetekend, niet zelden een offertetraject afgelegd en gewonnen en ze zijn voor wat langere tijd in Nederland werkzaam. Deze regelgeving is echter onuitvoerbaar voor eenmalige of slechts enkele optredens van buitenlandse gezelschappen op een Nederlands podium. Het ontvangende Nederlandse podium is formeel werkgever (opdrachtgever) en verantwoordelijk, maar kan deze verantwoordelijkheid doorgaans niet waarmaken. Als de vrachtwagens eenmaal voor de deur staan, worden deze niet teruggestuurd als blijkt dat de hefvoorziening erin onvoldoende is, de decors niet aan de eisen voldoen of het verbandtrommeltje niet op de voorgeschreven plaats is opgeborgen. Natuurlijk moet ook gewerkt worden aan de veiligheid en gezondheid van buitenlandse werknemers die in Nederland aan het werk gaan, maar voor de korte arbeidsovereenkomst van één of twee avonden schiet de huidige wet tekort. Aanpassing op korte termijn is immers bijna nooit mogelijk.
19
Oplossingsrichting: maak een limitatieve uitzondering in de Arbo-wet voor buitenlandse optredens Een oplossing kan worden gezocht in het niet of verminderd van toepassing verklaren van de Arbo-wet op buitenlandse artiesten en optredens. Te denken valt aan een in de Arbo-wet op te nemen lijst van limitatief opgesomde uitzonderingen op voorstellingen van buiten de EU afkomstige gezelschappen voor een maximumtermijn van 3 of 4 weken.
5.7 Auteursrecht: uitdijend aantal ‘rechthebbenden’, instanties en loketten, geen tegenmacht bij betalende partijen De ontwikkeling van het auteursrecht is veel ondernemers in cultuur en vrije tijd een doorn in het oog. Juist de cultuur is gebaat bij een goed werkend auteursrecht en erkent als geen andere sector nut en noodzaak van bescherming van intellectueel eigendom. Toch wordt ook daar in toenemende mate kritiek geuit op de manier waarop het auteursrecht ‘uitdijt’, de tarieven stijgen en de incasso steeds meer loketten opent. De bezwaren hebben twee dimensies: één meer principieel en politiek van aard, en één die direct betrekking heeft op administratieve lasten en nalevingskosten. De eerste dimensie valt gedeeltelijk buiten het terrein van hinderlijke regelgeving waarop de commissie zich beweegt. Toch willen we daar de aandacht op vestigen omdat het weinig zin heeft alleen de administratieve kant aan de orde te stellen. De administratieve rompslomp is immers voor een belangrijk deel het directe gevolg van de meer principiële en politieke kant ervan. Beperking tot alleen de tweede dimensie staat gelijk aan het spreekwoordelijk dweilen met de kraan open. 1. De meer principiële en politieke problemen die ondernemers met de ontwikkeling van het auteursrecht hebben, betreffen de verlenging van termijnen, het uitdijend aantal rechthebbenden en het ontbreken van een tegenmacht aan de betalende kant, waardoor er aan die uitdijing geen halt wordt toegeroepen. Vanzelfsprekend erkennen ondernemers in dit domein – zeker in de cultuur – het grote belang van een goed geregeld auteursrecht. Dat bepaalt voor een belangrijk deel hun bestaansrecht. Maar juist om die reden maken zij zich zorgen over de manier waarop de uitoefening van dit recht de laatste jaren is vervuild en tot onuitlegbare lasten heeft geleid. De termijn van het muziekauteursrecht is in Europees verband verlengd van 50 jaar naar 70 jaar na de dood van tekstschrijver of componist. Niet valt in te zien welke prestatie door achterkleinkinderen nog geleverd is die een ‘billijke’ vergoeding zouden rechtvaardigen. In de USA is de beschermingstermijn zelfs 90 jaar en er is een lobby gaande (onder aanvoering van Walt Disney die in
20
Europa de rechten van Mickey Mouse ziet vrijvallen) om ook hier een termijn van 90 jaar in te voeren. Ook het aantal rechthebbenden groeit. Betrof het intellectueel eigendom voorheen alleen componisten en schrijvers – en hun uitgevers (Buma/ Stemra) –, nu hebben ook uitvoerenden en productiemaatschappijen zogenoemde naburige rechten, waarvoor incassosystemen (Sena) worden opgezet. Ook scenografen, decorontwerpers, modeontwerpers, setdesigners hebben succesvol bepleit dat hun werk opgevat moet worden als te beschermen intellectueel eigendom en hebben zich ‘wettelijke auteursrechten’ toegeëigend. Er is reprorecht en leenrecht toegevoegd, en ondernemers worden sinds kort lastig gevallen voor de inning van beeldrecht (Videma). In Europees verband worden nu discussies gevoerd over toeslagen op onbespeelde banden, cd’s en apparatuur op grond van vermeende rampzalige gevolgen van het blanco kopiëren of het op harddisk opslaan van ‘beschermd’ werk. Het aantal ‘rechthebbenden’, maar ook het aantal ‘openbaarmakingen’ respectievelijk apparaten waarmee ‘vermenigvuldiging’ mogelijk is en dus belast moet worden, is de afgelopen decennia sterk gegroeid. Het gevolg is dat ondernemers, in het bijzonder in cultuur en vrije tijd, te maken krijgen met een groeiend leger incasseerders van muziekrechten, beeldrechten, nabuurrechten, reprorechten, leenrechten, merkrechten, die de financiële belangen behartigen van auteurs, evenals van hun uitgevers, platenmaatschappijen of producenten.
Aanbeveling 9. Vergroot de zeggenschap van betalende partijen Dat het zover heeft kunnen komen, wordt vooral veroorzaakt door het feit dat de wet niet voorziet in een tegenmacht door betalende partijen. Auteursrechthebbenden en hun incassomaatschappijen hebben van de wetgever een feitelijk monopolie gekregen, waartegen vanuit de markt geen tegenmacht gevormd kan worden. Beroepsprocedures bij rechter of Nma lopen stuk op het gegeven dat concurrentie hier niet vereist is, omdat de wet de incasso – op valide gronden overigens - aan slechts één auteursrechtorganisatie opdraagt, en er tegelijk van machtsmisbruik geen sprake kan zijn omdat het immers gaat om een wettelijk recht waarbij het criterium voor ‘redelijkheid en billijkheid’ geheel door de rechthebbende mag worden bepaald. Een beroep bij de politiek is vervolgens kansloos, omdat daar wordt gesteld dat het gaat om privaatrechtelijke afspraken tussen partijen. Het College van Toezicht Auteursrechten schiet in dezen tekort omdat het geen bevoegdheid heeft uit te maken wie wel en niet auteursrechthebbend is, of wat een redelijke of billijke vergoeding is. Het is deze weeffout in het auteursrecht - de instelling van een privaatrechtelijk monopolie zonder tegenmacht – die ervoor zorgt
21
dat er geen halt kan worden toegeroepen aan het uitdijend auteursrecht, stijgende tarieven of verlenging van termijnen. 2. Het als zeer ergerlijk en hinderlijk ervaren groeiend aantal incassobureaus, onduidelijkheid in tariefstellingen en de sterke wens te komen tot vereenvoudiging van tariefstelling en inning kunnen niet los worden gezien van de hier genoemde weeffout. Oplossingsrichtingen: tegenmacht formuleren, auteursrecht publiekrechtelijk maken en één loket instellen
Aanbeveling 10. Vergroot de zeggenschap van het College van Toezicht Auteursrechten of breng het auteursrecht onder direct rijksbeheer De eerste oplossingsrichting is bedoeld om de hiervoor genoemde weeffout te herstellen. Dat kan op twee manieren. De eerste is dat betalende partijen een grotere zeggenschap krijgen in de bepaling wie auteursrechthebbend zijn en wat redelijke en billijke tarieven zijn. Dit kan vorm krijgen in een uitbreiding van de bevoegdheden van het College van Toezicht Auteursrecht, het toedelen van zeggenschap aan betalende partijen of het direct onder de overheid brengen van de incasso van het auteursrecht, zodat er over toekenning van auteursrecht of de hoogte van de vergoeding een politieke discussie kan plaats vinden. Nodig is herstel van het evenwicht in de machtsverhouding tussen auteursrechthebbenden en auteursrecht betalende partijen door vergroting van de zeggenschap van het College van Toezicht Auteursrecht over auteursrechthebbenden en tarieven. Een alternatief is de incasso direct onder rijksbeheer te brengen, zodat een politieke afweging mogelijk is.
Aanbeveling 11. Voeg auteursrechtelijke inningsorganisaties samen Uitvoering van deze aanbeveling zou een grote verlichting voor het domein cultuur en vrije tijd opleveren, omdat daarmee de vervuiling van het auteursrecht ‘aan de bron’ wordt aangepakt. De volgende aanbeveling, de inning langs één loket, heeft pas dan het grootste effect. Maar zolang deze aanbeveling nog in discussie is – en gezien de omvang van de ingreep gaat die nog enige tijd vergen – heeft het zin de volgende aanbeveling alvast uit te voeren. 22
Laat alle auteursrecht door één organisatie worden geïnd, met één jaarlijkse – gespecificeerde – rekening. Hoewel de grote slag geslagen moet worden met het hiervoor bepleite herstel van het evenwicht tussen inning en betaling, wordt met deze aanbeveling in elk geval een deel van de administratieve romplomp verminderd.
5.8 Opvragen van informatie waar niemand iets mee doet: paspoortkopieën Aanbeveling 12. Vraag geen gegevens op die ondernemers zelf op de werkplek beschikbaar moeten hebben In het kader van de bestrijding van illegale arbeid wordt aan ondernemers gevraagd paspoortkopieën van hun werknemers te vragen en deze in hun personeelsdossiers te bewaren. Er wordt echter ook gevraagd deze in kopie toe te zenden aan de belastingdienst, dan wel deze beschikbaar te hebben op de plaats waar werknemers werken. Het zelf opslaan van paspoortkopieën en deze in geval van controle op de werplek beschikbaar hebben is vanuit het doel (tegengaan van illegale arbeid) begrijpelijk. Het voorschrijven waar deze precies bewaard moeten worden dan wel verlangen dat kopieën worden opgestuurd is overbodig. Bedacht moet worden dat het bij podia en festivals gaat om artiesten die eenmalig optreden. Het van al deze artiesten moeten opsturen van paspoortkopieën waar niemand ooit een vraag over stelt is onzinnig. Dat geldt ook voor bedrijven met meerdere vestigingen, die zelf moeten mogen bepalen waar zij hun paspoortkopieën bewaren. Het zelf hebben van een paspoortkopie is voldoende, dat moet niet opgestuurd hoeven te worden
5.9 Allemaal loketten Een aantal van de hiervoor genoemde problemen kan worden opgelost of voorkomen wanneer de diverse vergunningverleners en toezichthouders zich verplichten te functioneren vanuit één loket en niet van ondernemers te vragen zelf alle – vooral gemeentelijke – instanties af te moeten lopen. Het onderstaande lijstje is een overzicht van de omvang van de regelgeving en het toezicht door het bevoegde gezag en inspecties die nodig zijn voor het organiseren van één evenement.
23
Vergunning
Bevoegd gezag
Inspectie
Evenementenvergunning
Gemeente (openbare orde en
Politie
veiligheid) Ontheffing art 35 Drank- en
Gemeente (afd. vergunningen)
Horecawet
Voedsel en Warenautoriteit
Tijdelijke gebruiksvergunning
Gemeente (brandweer)
Brandweer
Objectvergunning (steigers / grote
Gemeente (Bouw en
BWT
(reclame)objecten)
woningtoezicht (BWT))
Toepassingsvergunning +
Burgemeester en Gedeputeerde
Provincie,
verklaring geen bezwaar
Staten
Brandweer
Terrasvergunning
Gemeente
Gemeente
Toestemming stand- en
BWT – gemeente
BWT
Afdeling marktzaken - gemeente
Gemeente /
ontbrandingsvergunning (vuurwerk)
tribunebouw Ventvergunning
politie Standplaatsvergunning
Afdeling marktzaken – gemeente
Gemeente / politie
Ontheffing geluidseisen
Milieudienst – gemeente
Milieudienst
Ontheffing Zondagswet
Gemeente
Gemeente
Tijdelijke verkeersmaatregel
Gemeente
(Verkeers)politie
Domeinen
Bevoegd gezag
Inspectie
Tabak / alcohol (leeftijdsgrens)
Voedsel- en Warenautoriteit
Voedsel- en Warenautoriteit
Voedselveiligheid
Voedsel- en Warenautoriteit
Voedsel- en Warenautoriteit
Arbeidsomstandigheden
Arbeidsinspectie
Arbeidsinspectie
Brandveiligheid
Brandweer
Brandweer / arbeidsinspectie
Milieu (geluid / afval / lozingsnormen / flora en fauna)
Gemeente / provincie / LNV
Lokale milieudienst + provinciale milieu-inspectie
24
Het gaat om twaalf vergunningen/ontheffingen en vijf toezichthouders die door de ondernemer aangevraagd moeten worden dan wel met wie hij als toezichthouder te maken krijgt. Van zowel vergunningverlening als het toezicht mag worden verwacht dat deze vanuit één loket opereren en zelf zorgen voor de benodigde afstemming14.
Aanbeveling 13 Werk vanuit één loket In de projectgroep Vergunningen wordt op dit moment hard gewerkt aan het schrappen van veel vergunningen en de introductie van algemene regelgeving waarbij de ondernemer een grotere eigen verantwoordelijkheid krijgt. Ook wordt nagedacht over het principe van de Lex silencio (wanneer de aanvraagtermijn is verstreken wordt de vergunning automatisch verleend). Als deze vereenvoudigingen worden gerealiseerd zal een deel van bovenstaande problemen zijn opgelost. Maar voor zover overheden – in het bijzonder gemeenten – vergunningsgerechtigd blijven, dienen zij net als de diverse toezichthouders vanuit één loket te opereren.
6 Slotwoord Met het verminderen en opruimen van de in dit domeinrapport genoemde regels en uitvoeringspraktijken kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het ondernemersklimaat voor cultuur en vrije tijd. Het is tegelijk echter niet meer dan een begin. Want we zijn er niet als we eenmalig de stofzuiger aanzetten en het huis opruimen. Het slibt onvermijdelijk weer dicht als we niet oplettend zijn op zowel oude als nieuwe regelgeving. Dat vraagt om een vervolg van het project in volgende kabinetsperiodes. Dat vervolg dient gestoeld te zijn op een aantal nieuwe uitgangspunten. In het kort zijn dat: • Een vertrouwensparadigma, gericht wantrouwen • Werknemers en burgers zijn ook zelf verantwoordelijk • Wat thuis mag, mag ook op het werk • Ondernemersgerichte aanpak Het vertrouwensparadigma vraagt om een cultuuromslag bij alle partijen. In de oude cultuur is de overheid de hoeder van de belangen van een tamelijk onmondige burger en consument tegenover een tegen alle kosten op winst beluste ondernemer.
14 Voor het toezicht zijn hier door de Commissie Stevens eerder aanbevelingen gedaan in Het gezicht van Toezicht; aanbevelingen tot vermindering van de toezichtlast, maart 2006.
25
In de nieuwe cultuur wordt erkend dat burgers mondiger en bekwamer zijn dan vaak gedacht en dat de overgrote meerderheid van het bedrijfsleven, net als de burger en de overheid eerlijkheid, veiligheid en gezondheid als uitgangspunt neemt. Natuurlijk dient de overheid regels te stellen tegen oneerlijkheid, onveiligheid en ongezondheid, maar mag daartoe een beroep doen op de goedwillende en goed geïnformeerde meerderheid van het bedrijfsleven. Dit paradigma gaat ook uit van een evenredige verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer voor de gezondheid op de werkvloer en betrekt de consument en burger bij het bevorderen en bewaken van regelgeving (bezoekers aan podia zijn bijvoorbeeld heel goede brandmelders). Het adagium ‘wat thuis mag, mag ook op het werk’ erkent dat we zijn doorgeslagen in het regelen van wat wel en niet mag op de werkvloer. Als ik thuis een ei mag bakken, moet dat ook op het werk mogen, zonder dat er opeens allerlei horecaeisen worden gesteld. De overmatige aandacht voor gezondheidsrisico’s op het werk zijn ook steeds minder goed te begrijpen nu de grootste gezondheidsrisico’s tegenwoordig thuis worden gelopen: relatiestress, oververmoeidheid, roken, drank, geweld in het uitgaansleven, maandagochtendafwezigheid, sportblessures, en ongelukken thuis veroorzaken veel grotere gezondheidsrisico’s. Deze uitgangspunten moeten er vervolgens toe leiden dat het kabinet in een volgende ronde zowel de vermindering van de regeldruk, maar ook nieuwe regelgeving oppakt in directe samenspraak met het bedrijfsleven zelf. De manier waarop gezondheid, veiligheid en eerlijkheid binnen een bepaalde sector gegarandeerd moet worden, kan verreweg het beste door de sector zelf worden aangegeven. Dat vraagt om een ondernemingsgerichte aanpak.
26
Bijlagen blz. 1. Verslag van het ondernemersdebat op 12 december 2006 29 2. Aanmeldingen en/of aanwezigen van het ondernemersdebat op 12 december 2006 39 3. Regeldruk domein Cultuur en Vrije tijd, rapportage over de rondetafelbijeenkomsten voor de verschillende sectoren, Siraconsulting, Drs. Ing. P.H.H.M. Bex en Drs. B.H. Duits, Nieuwegein, 20 oktober 2006
43
4. Taakopdracht commissie Stevens vanuit het kabinet
67
27
28
Bijlage 1 Cultuur en vrije tijd in de houdgreep Verslag: Ton Kamminga, Den Haag, 18 december 2006 Cultuur en vrije tijd roepen associaties op met zorgeloos genieten. Dat moet vooral zo blijven, maar achter de schermen wordt natuurlijk net zo keihard gewerkt aan een zo goed mogelijk product als in welke andere branche dan ook. Het is misschien wel de branche waar men het meest gebaat is bij flexibiliteit en snelheid. Twee eigenschappen evenwel die niet snel worden toegeschreven aan het overheidsapparaat. Dus laat het zich raden dat de werkers in genoemde sector regelmatig hinder ondervinden van knellende en inflexibele regelgeving. Voorbeelden daarvan werden in overvloed gespuid tijdens het vierde en laatste ondernemersdebat van het Ondernemersklankbord Regeldruk, oftewel de commissie-Stevens. In zijn gebruikelijke ‘voorafje’ roept commissievoorzitter Stevens de aanwezigen wederom op om van hun hart geen moordkuil te maken, hetgeen ook deze keer niet aan dovemansoren is gericht. Andermaal is het hem opgevallen hoe taai de problematiek van de administratievelastendruk telkens weer blijkt te zijn. En in dat verband zet hij zijn vraagtekens bij het feit dat het kabinet onze vorstin in de troonrede heeft laten zeggen dat er goede vorderingen met de regeldruk zijn gemaakt. De doelstelling van 25% vermindering zou zijn gehaald. Is er iemand in de zaal die dat ook zo heeft ervaren, is zijn retorische vraag. Er volgt inderdaad slechts enig gegrinnik. Zolang men het nog bestaat, vervolgt hij, om zogenoemde driehoeksborden – dat blijken annonces aan lantaarnpalen te zijn – nog te betitelen als ‘inrichting’, met alle bijbehorende regels van dien, valt er nog een wereld te winnen. Maar, zegt hij, we moeten niet alleen klagen, maar ook oplossingen aandragen.
Oude versus nieuwe cultuur Hans Onno van den Berg, directeur van de Vereniging van Schouwburgen Concertgebouwdirecties (VSCD) en als lid van de commissie-Stevens ‘domeintrekker’ bij de inventarisatie van de knelpunten in dit domein, meldt om te beginnen dat er toch weer zaken naar boven zijn gekomen die hem hebben verrast. In de driehoek overheid-burger-bedrijf signaleert hij, geheel in de stijl van dit domein, dat daarin de ‘oude cultuur’ heerst van de overheid die beschermt, het bedrijf dat bedriegt en de burger die onmondig is. Tussen overheid en bedrijfsleven is sprake van vijandigheid en wantrouwen, over en weer. Want het bedrijfsleven
29
is van huis uit slecht, meent de overheid en de overheid is erop uit om de bedrijven het leven zuur te maken, vindt het bedrijfsleven. Dat doet die overheid door algemene regels te stellen, algemeen toezicht te houden en voor alles een vergunning te verlangen. In die oude cultuur is dan ook sprake van een topdown benadering: de overheid wikt en beschikt. Met alleen een vermindering van de lastendruk zijn we er dus niet, meent Van den Berg. Hij pleit voor een ‘nieuwe cultuur’, die gestalte moet krijgen in een volgende regeringsperiode. Daarin moet de overheid niet boven, maar tussen de bedrijven, werknemers en burgers staan, met als centraal thema ‘wederzijds vertrouwen’. Volgens hem wil de overgrote meerderheid alles best goed geregeld hebben. Als voorbeelden van zo’n nieuwe aanpak noemt hij de nieuwe Arbowet, waarin veel meer verantwoordelijkheid is neergelegd bij de betrokkenen zelf, hetgeen onder meer heeft geresulteerd in de eerste zogenoemde ‘branchecatalogus versterkt geluid’. In zijn algemeenheid moeten burgers en bedrijven meer rechtstreeks bij regelgeving worden betrokken. Vertrouwensmodel In de concrete uitwerking denkt Van den Berg aan een vertrouwensmodel (paradigma) waarin slechts plaats is voor gericht wantrouwen: er wordt met name daar gecontroleerd waar misstanden worden vermoed. Te denken valt aan de Wet Bibop (gemeenten kunnen vergunningen weigeren aan personen waar een luchtje aan kleeft), en aan controles van de Voedsel- en Warenautoriteit en de Belastingdienst. Een ander voorstel van Van den Berg neemt als uitgangspunt: wat thuis mag, moet ook op het werk mogen. Wie thuis een ei mag bakken, moet dat op het werk ook mogen, zonder dat hij daarvoor een kok of een anderszins ‘voldoende opgeleid persoon’ (vopper) moet aanstellen. Verder vindt hij dat werknemers en burgers ook een eigen verantwoordelijkheid hebben; wie in de herrie zit en weet dat hij daar doof van zal worden, zou zelf ook wel gepaste maatregelen kunnen nemen om dat te voorkomen. Wat Van den Berg betreft komt er een, wat hij noemt, Wet behoorlijk bestuur. Met die wet in de hand moet men kunnen zeggen: deze regel werkt niet, dus afschaffen of bijstellen. De opdracht aan de overheid moet luiden dat ze regelgeving en uitvoering uniformeert, expertise bundelt en voor zover mogelijk ook onderling uitbesteedt. Dat moet vervolgens ook tot minder regelgevers leiden. Dit alles onder het motto: de bijl aan het huis van Thorbecke, dat wil zeggen aan de wijze waarop ons land thans bestuurlijk is ingericht.
Het lukt niet meer Breek me de bek niet open, moet Hajé de Jager, directeur van Hajé Wegrestaurants hebben gedacht toen hij zich aan de voorbereiding van zijn inleiding zette. Er volgt
30
namelijk een litanie van klachten, die hij zo goed mogelijk probeert te duiden. Het is de regeldrift die de overheid parten speelt, zo begint hij, en die wordt alleen maar erger. Zo kreeg hij 22 jaar geleden een vergunning om een wegrestaurant te starten. De tijd die toen nodig was om de boel op te zetten: anderhalf jaar. Voor een nieuw op te zetten wegrestaurant is hij in 1999 begonnen, en die procedure is thans, eind 2006, nog steeds niet afgerond. Stapels, volgens hem nutteloze onderzoeken zijn daarvoor nodig, of het nu gaat om lucht, flora en fauna, geluid, bodem of een gastank. Het ontlokt hem de verzuchting dat het gewoon niet meer lukt om een wegrestaurant te beginnen. En zo gaat het maar door. Van toezichthouders die de bestaande regels krampachtig handhaven, terwijl ze weten dat ze binnenkort zullen veranderen, tot de aanleg van twee fietspaden, in verband waarmee een benodigde bestemmingswijziging gemiddeld dertig vergaderingen kost, en van een voorschrift om 24 uur per dag open te zijn, maar het terras wel om 22 uur moet worden gesloten, tot de meest bizarre eisen rond de aanleg van een zebrapad op een pleisterplaats. En daar tussendoor het drama van de drive-in: die bestaat niet in het ambtelijk vocabulaire, dus kan voor zo’n voorziening ook geen vergunning in behandeling worden genomen. Om maar niet te spreken van wat welstands- en schoonheidscommissies allemaal aan drempels kunnen opwerpen. Eigenbelang Nijdig wordt De Jager als hij komt te spreken over het eigenbelang dat overheden soms hebben om het bedrijfsleven dwars te zitten. Zo vertikt een gemeente het om mee te werken aan de bouw van een hotel bij een wegrestaurant, louter en alleen omdat ze dat hotel liever gebouwd ziet worden op een stuk grond dat ze zelf in bezit heeft. Iets dergelijk speelt ook bij de verplichte aansluiting van een brandmeldinstallatie op de meldkamer van de brandweer, hetgeen ook nog eens veel duurder is dan een commerciële oplossing. Realiteitszin Van De Jager mogen de toezichthouders ook wel wat meer realiteitszin en hulp bij de naleving van de voorschriften betrachten. Sprekend voorbeeld is de slagroommachine waarin te veel residuen van schoonmaakartikelen werden aangetroffen. Daar heeft Nederland een eigen residunorm voor, als kopje op Europese regelgeving. Maar waarop die norm is gebaseerd, weet niemand. Bovendien kon de Voedsel- en Warenautoriteit als enige meten of de norm wel of niet werd gehaald. Die bleek overigens door niemand te halen, ook niet als de richtlijnen van de leverancier exact werden gevolgd. Toch regende het boetes, zelfs als de ‘besmetting’ bij de producent had plaatsgevonden.
31
Geen achterdeurregelgeving De Jager ziet verder een bedreiging in wat hij achterdeurregelgeving noemt. Zo verwijzen overheden te gemakkelijk naar normen en certificaten die door partijen met een marktbelang worden beheerd. Een betaalbare draadloze brandmeldinstallatie is bijvoorbeeld niet mogelijk, omdat die geen zogenoemde NCP-erkenning heeft. En ook waar de overheid terugtreedt, dreigen andere partijen in het gat te springen. De Jager noemt onder meer het Nederlands Instituut voor Bedrijfshulpverlening, dat autonoom allerlei eisen voor bedrijfshulpverleners opstelt. Of een Consumentenbond die met eigen voedselcontroles komt. Stuitend vindt De Jager ten slotte de neiging van de diverse overheidslagen om de klant van het kastje naar de muur te sturen. Inkrimping van het aantal bestuurslagen lijkt hem daarom een eerste vereiste. Tegelijkertijd pleit hij er wel voor om de afstand tot de ondernemer te verkleinen; door schaalvergroting dreigt er bij de gemeenten namelijk een onpersoonlijke bureaucratie te ontstaan. Wat De Jager vooral aanspreekt, is een betrouwbare overheid die bovenal bereid is om met belanghebbenden een open gesprek aan te gaan op basis van gelijkwaardigheid. Daarbij dient deze overheid zich te beperken tot het scheppen van de juiste randvoorwaarden, in plaats van alles te willen dichtregelen.
Een positief geluid Het is qua regelgeving niet alleen maar kommer en kwel in de wereld van cultuur en vrije tijd, zo blijkt uit het verhaal van Rik van Koetsveld, financieel directeur van het Van Gogh Museum. Hij en zijn collega-directeuren van de rijksmusea hebben rechtstreeks te maken met het ministerie van OCW, waarmee ze beheersovereenkomsten sluiten. Dat loopt allemaal voortreffelijk. Verder zijn rijksmusea allemaal volledig ondernemer voor de omzetbelasting. Dat willen ze graag zo houden, maar het zou wel helpen als de regelgeving voor deze sector wat helderder en eenduidiger wordt. Toch lopen ook musea en bibliotheken tegen allerlei regelgeving aan. Zo hebben bibliotheken moeite met de rompslomp rond het bepalen van leenrechtvergoedingen en met het feit dat er op auteursrechtgebied verschillende inningsorganisaties zijn. Met betrekking tot tentoonstellingen zou het handig zijn als bruikleen werd bevorderd, bijvoorbeeld door de overheid volledig garant te laten staan voor de in bruikleen gegeven objecten, in plaats van slechts voor 30%, zoals thans het geval is. Het niet meer hoeven verzekeren scheelt flink wat kosten en maakt het makkelijker om tentoonstellingen te organiseren. De meeste last hebben de musea volgens Van Koetsveld van de lokale overheid, een klacht die we nog kennen van de detailhandel. Daarbij valt te denken aan allerlei bouwvoorschriften en de aanwezigheid van welstandscommissies. Instanties werken daarbij vaak traag en ook niet erg inzichtelijk.
32
Dat gezegd zijnde vervolgt Van Koetsveld zijn positieve verhaal met de opmerking dat de speciale regelingen bepaald niet slecht werken, al is er bij sommige subsidies wel eens wat onduidelijkheid. Maar bijvoorbeeld het Rembrandtjaar is uitstekend verlopen. Hij heeft nog wel een verzoek aan het kabinet: maak de rijksmusea gratis, maar houd het daarbij wel simpel, ongeveer zoals de museumkaart thans werkt. Als dat systeem als uitgangspunt wordt gekozen, moet het in orde komen.
Pure werkverschaffing Cees Langeveld, directeur van het Bredase Chassé Theater, richt zijn pijlen op een viertal problemen: overbodige regels, het voortdurend wijzigen van regels, het toezicht op en de interpretatie van regels en de houding van de instanties waarmee hij en zijn theater te maken hebben. Hij geeft daar een aantal voorbeelden van. Om te beginnen neemt hij de regel op de korrel die zegt dat iedereen die in Nederland werkt, hetzelfde minimumloon moet verdienen. Dat geldt dus ook voor de buitenlandse dansers in het gezelschap dat het ballet Sleeping Beauty in Nederland uitvoert. Vanwege dat minimumloon bedraagt het dagloon 60 in plaats van 35 euro. En dat gebeurt dus bij alle buitenlanders uit landen met lagere lonen dan hier. Waarom, zo vraagt Langeveld zich af, kan er niet gewoon een prijs worden betaald voor de dienst of het product als zodanig, zonder dat je je druk hoeft te maken over de vraag wat de individuele artiesten verdienen. Nog los van de vraag of ze het hogere bedrag daadwerkelijk krijgen uitgekeerd. Diezelfde buitenlandse artiesten hadden tot nu toe een werkvergunning nodig, vervolgt Langeveld, maar zelfs nu dat niet meer hoeft, moet er nog altijd een fotokopie van het paspoort worden ingeleverd. Hij verhaalt van poporganisator Mojo die daardoor al dertig jaar lang elk jaar 3400 fotokopieën moet maken en inleveren. En in al die tijd heeft er nog nooit één ambtenaar gebeld of anderszins van zich laten horen. Ze verdwenen waarschijnlijk meteen in de la. Pure werkverschaffing, foetert Langeveld. Subsidie En dan was er het project met subsidie uit het zogenoemde Hagis-fonds. Leuk, zo’n subsidie, maar er werd wel een goede accountantscontrole verlangd. Op een bedrag van 220.000 euro was men 16.000 euro kwijt aan de accountant. En waarvoor: om de meest kleine rekeningen te controleren. Doe dat nou toch niet, zegt Langeveld, maar volsta met een globale toetsing. Want zo wegen de kosten niet op tegen de baten. In theaters, vervolgt hij, werken veel deeltijders. Net als elders is het theater daarbij verantwoordelijk voor de rust- en slaaptijden, waardoor men in dit wereldje met al zijn hectiek geregeld met de regels in botsing komt. In dat verband meldt Langeveld een opmerkelijke uitspraak van een arbeidsjurist: het bedrijfsleven wordt
33
namelijk op kosten gejaagd omdat er op het gebied van het arbeidsrecht te weinig is geregeld; het is daar vooral een kwestie van jurisprudentie, bestaande uit een verzameling uitspraken over individuele uitzonderingsgevallen. Werkgevers en werknemers moeten snel naar de rechter stappen vanwege die onduidelijkheid. De wetgever zou door wetgeving duidelijker kunnen zijn. Bovendien kan een wetgever een visie in een wet neerleggen, zodat we niet meer zo afhankelijk zijn van de individuele interpretatie van rechters en minder snel naar een rechter hoeven te stappen. Lichtkrant Ten slotte noemt Langeveld nog twee tenenkrommende voorbeelden van ambtelijke bedilzucht. Om een lichtkrant aan zijn theater te mogen bevestigen, moest Langeveld een vergunning aanvragen. De aanvraag kwam terug, omdat daarin niet was aangegeven hoe de lichtkrant zou worden bevestigd. Antwoord: met schroeven! Was goed. Waarna vervolgens de mededeling kwam dat de lichtkrant niet voldeed aan minimale eisen van welstand. En dat terwijl die lichtkrant in het ontwerp van niemand minder dan architect Hertzberger was opgenomen. Toen Hertzberger zelf een briefje hierover schreef, voldeed dezelfde lichtkrant op dezelfde plaats opeens wel aan minimale eisen van welstand. Het is trouwens al gek genoeg dat voor het ophangen van een lichtkrant een bouwvergunning nodig is, fulmineert Langeveld. Ook over de brandweer weet hij mee te praten. Die had verordonneerd dat van alle speakertjes van het calamiteitoproepsysteem in het theater het speakerdraadje moest worden geïsoleerd. Kosten: maar liefst 200.000 euro. Langeveld heeft de indruk dat vooral het middenniveau van de ambtenaren overlast veroorzaakt. Het liefst ziet hij ze transformeren van controleur naar adviseur.
Taaie materie Wat moet een bewindsvrouwe nu antwoorden op al dit soort ellende, waarvan iedereen wel inziet dat we ervan af moeten? Staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken doet een dappere poging. We zijn de afgelopen vier jaar bezig geweest om de regelgevende overheid te veranderen in een randvoorwaardenscheppende overheid, zegt ze, maar het is en blijft inderdaad een taaie materie. Toch zijn de veranderingen volgens haar wel merkbaar, ook bij de gemeenten. Er zijn afspraken gemaakt met de 31 grootste gemeenten, de G31, en dat begint te werken. Ook komen er steeds meer lokale convenanten met gemeenten, zoals in Midden-Brabant. Van Gennip noemt het belangrijk dat de kleinere gemeenten de intentie uitspreken om dit soort zaken gezamenlijk aan te pakken. Daardoor gaat tevens het competitie-element meespelen. Ze beseft echter ook wel dat één kabinetsperiode hiervoor niet voldoende is. Ze houdt haar gehoor verder voor dat het niet alleen de overheid is die regels
34
oplegt. Ook verzekeraars, brancheorganisaties, kamers van koophandel en dergelijke hebben daar een handje van. Het is zaak dat ook daar een snoeiproces op gang komt. We moeten ervoor zorgen, vervolgt ze, dat het verminderen van de regeldruk prioriteit wordt in de gemeenten. Ze verhaalt in dat verband van een ondernemer in Delft, die haar te kennen had gegeven heel blij te zijn met haar initiatieven op dit gebied. Tot haar verrassing zit diezelfde ondernemer nu ook in de zaal, en die wil graag even melden dat zijn blijdschap al snel was overgegaan. De staatssecretaris had namelijk haar hielen in Delft nog niet gelicht, of hij had een bedrijf op zijn dak gekregen dat was ingehuurd om eens een forse controle bij hem uit te voeren. Voor Van Gennip een teken dat we er nog lang niet zijn. Er is een cultuurverandering nodig en verkokering is wel het laatste dat we kunnen gebruiken. En daarvoor moeten we de ondernemer centraal zetten. Regels kunnen nog zo goed zijn bedoeld, ze kunnen tegenstrijdig zijn. Maar meer nog moet worden voorkomen dat er in de uitvoering complicaties ontstaan, want dan hebben we algauw met kafkaiaanse toestanden van doen. Voorts moeten we weerstand bieden aan de druk om alles te willen regelen, zegt Van Gennip, want een volledig risicoloze maatschappij is een utopie. Dat neemt niet weg dat we ook niet helemaal zonder regels kunnen; sommige zijn gewoon broodnodig. Maar probeer ze dan wel zo ‘light’ mogelijk te houden, besluit ze.
Niet te stoppen Terug naar de werkelijkheid van alledag. Want op de eerdere uitnodiging van Stevens om van hun hart geen moordkuil te maken, laten inleiders en overige aanwezigen zich in het daaropvolgende debat niet onbetuigd. Vanwege een tijdsklem hadden de inleiders zich een beetje moeten beperken, maar nu willen ze alsnog wel wat kwijt. Langeveld bijt het spits af door de verschillende behandeling van vrijwilligers door diverse belastingkantoren aan de kaak te stellen. En dat terwijl er een klip-en-klare regeling in de wet is opgenomen. En ook op andere punten wordt een verschillende interpretatie door de Belastingsdienst gesignaleerd. Niet te spreken is Langeveld voorts over auteursrechtenorganisatie Buma; dat is een monopolist die op eigen houtje de tarieven vaststelt en waarop geen controle mogelijk is. Op de vraag van Stevens of al die inningsorganisaties niet kunnen worden samengevoegd tot één heffingsorgaan van de overheid, antwoordt Van den Berg dat dit niet gaat omdat auteursrecht nu eenmaal geen belasting is, maar een vergoeding van de ene marktpartij aan de andere. Waarop Stevens riposteert dat de ondernemers er onderling soms dus ook een potje van maken. Niettemin moet de conclusie natuurlijk luiden dat het hele inningenstelsel best een stuk eenvoudiger kan.
35
De Jager spuit nog maar eens zijn gram over het gedoe rond bestemmingsplannen. Dat is zo’n dichtgeregelde materie dat je met een artikel 19-procedure volledig door de mangel wordt gehaald. Hij geeft als voorbeeld de gemeente Heemstede, waar hij pas te horen kreeg dat hij beter een half jaar kan wachten, omdat men het bestemmingsplan gaat wijzigen. Dat maakt hem volledig machteloos, want in de tussentijd valt er geen enkele vooruitgang te boeken. Een ondernemer zoekt altijd naar nieuwe kansen, maar die worden onbereikbaar als de overheid hem telkens klem zet. Regelingen als deze moeten volgens hem daarom veel globaler worden, met voldoende ruimte voor de ondernemer om te ondernemen. De Jager heeft het ook meegemaakt dat de gemeente zich verstopt achter het eigen apparaat. Omdat een vergunning maar niet wilde loskomen, vroeg hij de wethouder te spreken. Die wist hem vier maanden buiten de deur te houden. Als kleine ondernemer word je van het kastje naar de muur gestuurd, moppert hij. Stevens beaamt dat een bijkomend probleem dat van een goede communicatie is. Zo’n wethouder moet gewoon het lef hebben om de ondernemer te woord te staan. Een besluit of een weigering kan overigens zeer wel legitiem zijn, maar maak dan wel helder hoe men daartoe gekomen is. Hoe maak je nu goede afspraken over heldere communicatie? Doe je dat op centraal niveau met de VNG, dan kun je daar niet genoeg van op aan, want gemeenten zijn niet verplicht om deze centrale afspraken over te nemen. Te braaf Van den Berg merkt op dat ondernemers eigenlijk veel te braaf zijn; ze leggen zich te gemakkelijk ergens bij neer. Hij oppert vervolgens dat een ondernemer, na een controle te hebben gehad, de eerstvolgende controleur die langskomt maar van zijn erf moet jagen. Hij krijgt onmiddellijk repliek van Stevens, die meent dat je bij sommige ondernemers niet vaak genoeg kunt langsgaan. Daar ligt ook de kern van de toezichtergernis: bij bonafide bedrijven moet de controle zo beperkt mogelijk blijven, maar je moet bij wijze van spreken een heel leger van controleurs afsturen op bedrijven waarvan wordt vermoed dat ze malafide zijn. Insnoeren en uitroeien, roept Stevens er achteraan. Daarbij moet natuurlijk ook de overheid zelf bonafide zijn en de eigen sores niet op de ondernemer afwentelen; die moet bijvoorbeeld geen hinder ondervinden van het feit dat de ambtenaar die over de nachtvergunningen gaat, ziek is. Pikante opmerking is die van eerdergenoemde Delftse ondernemer. Hij claimt zijn bedrijf helemaal volgens de voorschriften te hebben (op)gebouwd, en toch krijgt hij telkens controleurs van de VWA over de vloer. Wat blijkt: die zeggen het ‘prettiger’ te vinden om bij hem langs te komen dan bij ondernemers van wie algemeen bekend is dat daar enig toezicht geen overbodige luxe is.
36
Structureel probleem Een horecaondernemer is er nog niet zo gerust op dat er werkelijk vaart achter de vermindering van de regeldruk wordt gezet, alle goede bedoelingen van de staatssecretaris ten spijt. Hoe kun je, zo vraagt hij zich af, van een provinciale of gemeentelijke ambtenaar verwachten dat hij zichzelf wegsaneert? Zeker op lokaal niveau gaat dat niet lukken. Kortom, we hebben hier te maken met een structureel probleem. Een ander voegt hieraan toe dat we moeten zien te komen tot een ondernemersgerichte aanpak, die één keer ten principale moet worden uitgevochten met de gemeente. Dat betekent dus dat op lokaal gebied het gevecht moet worden aangegaan, waarna ook landelijk het zogenoemde huis van Thorbecke kan worden aangepakt. Menig aanwezige neemt de eigen vereisten van de gemeenten op de korrel. Zo geeft de ene gemeente een zogenoemd veiligheidsstempel af voor de coulissen van een toneelvoorstelling, die niet geldig blijkt te zijn in een andere gemeente, waardoor daar de hele procedure weer van voren af aan kan beginnen. Eenzelfde ervaring wordt gemeld met neppistolen. Ook met betrekking tot lawaaioverlast kan elke gemeente haar eigen normen opleggen. Of neem het Van Goghmuseum: de deelgemeenteraad verbood een toegangsdeur aan de kant van het museumplein, waardoor bezoekers nu via de Paulus Potterstraat naar binnen moeten. Gemeenten moeten ook niet telkens het wiel willen uitvinden, luidt een reactie; ze kunnen best wat meer expertise uitwisselen. Hierop aanhakend wordt geopperd om voor het eerdergenoemd veiligheidsstempel als branche zelf voorstellen te doen en vervolgens te proberen daarover op landelijk niveau afspraken te maken. Ook ten aanzien van lawaai kan men proberen tot een landelijke norm te komen. Maar, zegt Stevens, wees voorzichtig met dit soort aanbevelingen. Want voor je het weet, heb je er weer een hele set regels bij. En dan niet van de overheid, maar van een nog lastiger in de hand te houden toezichtsorgaan. Oneigenlijke concurrentie Gevoelig onderwerp is de oneigenlijke concurrentie. De reguliere horeca is niet altijd even blij met de horeca-activiteiten van culturele instellingen. Maar, wordt opgemerkt, eventuele concurrentievervalsing moet onderling zijn op te lossen. In elk geval moet ervoor worden gewaakt dat regelgeving wordt misbruikt om concurrentie tegen te gaan. Men is het erover eens dat hier een gevoelige problematiek speelt en dat het zaak is daarvoor een modus vivendi te vinden. Anders ligt dat met de situatie waarin de gemeente regels oplegt waarmee ze zich als commerciële marktpartij in een voordelige positie manoeuvreert. Stevens noemt het werkelijk stuitende voorbeeld van een gemeente op wier grondgebied zich twee kampeerterreinen bevinden. Vervolgens verordonneert de gemeente dat toeristenbelasting wordt geheven bij die bedrijven die ten zuiden van de rivier zijn
37
gelegen. Laat nu toch de gemeentelijke camping ten noorden van de rivier liggen! Nog los van bedrijfseconomische motieven kan de dubbele agenda van een gemeente ook wel eens zijn ingegeven vanuit morele overwegingen. Die bepalen dan het beleid, terwijl dit beleid in tegenspraak is met wat landelijk is afgesproken. Zo kan een gemeente om religieuze redenen grote moeite hebben met de komst van speelautomaten. Terwijl aan alle voorwaarden wordt voldaan, werpt ze dan toch allerlei drempels op om die automaten te weren. De gemeente mag natuurlijk niet zeggen dat religieuze redenen hieraan ten grondslag liggen, maar dan verzint ze wel iets anders, merkt een aanwezige op. Een Lex Silencio – de regel dat een vergunning automatisch wordt verleend wanneer de vergunningverlener niet binnen een bepaalde termijn van zich laat horen – is niet het aangewezen middel om dubbele belangen uit te bannen. Een dergelijke regel is toch vooral gericht op de doorloopsnelheid van besluiten. Zonder een Lex silencio moet in elk geval de mogelijkheid worden gecreëerd om in voorkomende gevallen een schakel over te slaan, zodat de impasse kan worden doorbroken. Stevens maant met betrekking tot deze problematiek evenwel tot voorzichtigheid. Want een ambtenaar die onder tijdsdruk wordt gezet, is wellicht makkelijker geneigd om dan maar uit voorzichtigheidsoverwegingen te weigeren.
Ten slotte Het moge duidelijk zijn: de wereld van de cultuur en vrije tijd heeft het zwaar met het voldoen aan allerlei regels waarvan men vaak de zin niet inziet, of waarvan men ook wel eens vermoedt dat er onwil in het spel is. Veel kritiek valt opnieuw de gemeenten ten deel, maar dat moet na alle eerdere ondernemersdebatten geen verrassing meer heten. Het zal de rijksoverheid – als initiator van de wens om tot een forse reductie van administratieve lasten te komen – nog veel energie kosten om de lagere overheid bij de les te krijgen. Daarbij zal ze niet met een rol langs de zijlijn kunnen volstaan. Want dan is de kans groot dat de gemeentelijke autonomie opnieuw een spelbreker zal blijken te zijn.
38
Bijlage 2 Aanmeldingen en/of aanwezigen Ondernemersdebat Cultuur en Vrije tijd 18 december 2006 Aptroot
C.B.
Tweede Kamer
Avezaat
S.
directeur Schouwburg De Lawei
Barnard
J.C.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Berg van den
H.O.
VSCD
Bertus
J.
Club van Elf
Beusekom, van
J.
Nat. Popistituut
Bex
P.
SIRA Consulting
Bischoff
A.
Ministerie van Economische Zaken
Bolweg
T.F.A.M.
Vereninging voor Recreatieondernemers Nederland
Bongertman
M.
Impresariaat Jacques Senf & Partners
Bont
P.F.H.
Actal
Bosch-Bakker van den
R.
MKB Nederland
Braks
M.
Ministerie van Economische Zaken
Broek
M.
Ministerie van OCW
Broekhoven, van
R.J.M.
Burgemeester Almelo
Buijs
Ch.
Ministerie van OCW
Burg, van den
B.
Tweede Kamer
Bussel, van
J.
De Kunstconnectie VKV
Cornelisse
G.
Olbe Produkties bv
Crone
T.
Ned. Instituut voor Animatiefilm
Diedenhoven
R.
World Forum Convention Center
Dieleman
J.
Ministerie van Economische Zaken
Dingemans
B.
Werkgeversver. Openbare Bibliotheken
Donker
J.
LOS Bewegingstheater
Dool, van den
A.
Koninklijke Horeca Nederland
Duits
B.
SIRA Consulting
Eijgenraam
J.
Cultura Ede
Ekkendonk van
W.
Coaching Today
Feddema
M.
Ministerie van OCW
Gennip van
C.E.G.
Ministerie van Economische Zaken
Ginneken, van
S.B.
Ministerie van VWS 39
Haas, de
J.A.W.M.
Recron
Haitsma
W.
Boqx O b.v.
Heijden, van der
Y.
De Blauwe Kei
Hek-Kampen
A
IPAL
Hilgers-Michiels van Kessenich
T.
Muiderslot
Hofmeijer
H.
Ver. Van Rijksgesubsidieerde Musea
Holtes
J.
Ministerie van Financiën
Holtus
J.
Ministerie van Financiën
Holvast
B.
Federatie van Kunstenaarsverenigingen
Hos
M.
Platvorm Toerisme en Recreatie VNO-NCW
Houten, van
H.
Solvay Holding Nederland BV
Hove, van
G.
O13
Itallie
G.
Paradiso
Jager, de
H.J.
Hajé Restaurants
Jansen
40
Minsterie van Financien
Janssen
W.A.A.
IPAL
Jong
J.
Vereniging VNT
Jong, de
B.
Koninklijke Horeca Nederland
Jong, de
A.
Kaaden, van der
G.
Kamminga
A
Koemans
G.
SKVR
Koetsveld van
R.
directeur Van Goghmuseum
Koppen
P.
Ver. Nederlandse Poppodia en -festivals
Kuipers
H.
Theater Schuurkerk
Langeveld
C
directeur Chassé Theater
Linssen
G.W.J.M.
Ministerie van Economische Zaken
Mast
M.
Vakblad In to the Game
Meulen van der
J.
CBS
Meulen van der
J.J.
De Uitkijk b.v.
Middendorp
R.
Festival Clement
Moester
R.
Ministerie van Economische Zaken
Nagy
I.
Gemeente Voorburg
Pouwer
A.C.
Federatie Wegverzorgende Horeca
VECTA
Praag, van
Ch.
VECTA
Rattink
J.
De Nieuwe Veste Breda
Regter
G.
EIM
Reuvers
J.
Dolfinarium
Ripken
M.
MKB Nederland
Rooden, de
P.
Kunst en Vormgeving Noord Nederland
Rooij, van
E.
Rijksmuseum Amsterdam
Ruijven, van
P.
Ticketservice
Schaaf
W.
Ministerie van Economische Zaken
Schaafsma
V.
OTP Nederland
Schendel, van
N.
WOB
Sleifer
J.A.
Actal
Slijper
H.
Cultura Ede
Stevens
L.G.M.
EUR
Stigt, van
C.
The Amsterdam Baroque Orchestra & Choir
Stolwerk
W.
Ned. Ver. Van Bioscoopexploitanten
Stovers
D.J.
St. Theaterfestival Boulevard
Streuer
M.
Mitex
Terheijden, van
A.
Isala Theater Capelle a/d Ijssel
Thönissen
J.
Vereninging voor Recreatieondernemers Nederland
Till van-Taminiau
M.
Land van Ooit
Timmermans
G.
CBS
Touw
C.R.
Actal
Unger
P.
Stadsgehoorzaal & De Waag Leiden
Vendrig
J.P.
EIM
Verhoeff
J.
Knus, Delftse Hout
Versteegh
M.
Kunsten ‘92
Vis
B.
VECTA
Vismans
R.
The Beach Aalsmeer
Weide
S.
Museum Vereniging
Westerhof
G.P.M.
Coaching Today
Wijsman
J.W.
VAN Speelautomaten Branche Organisatie
Zwikker
P.
VECTA
41
42
Bijlage 3
Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd Rapportage over de rondetafelbijeenkomsten voor de verschillende sectoren.
Versie 1.0
43
SIRA Consulting B.V. Edisonbaan 14 G-1 3439 MN Nieuwegein Telefoon: 030 - 602 49 00 Fax: 030 - 602 49 19 E-mail:
[email protected]
Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd Rapportage over de rondetafelbijeenkomsten voor de verschillende sectoren Versie 1.0
Nieuwegein, 20 oktober 2006 Drs. ing. P.H.H.M. Bex Drs. B.H. Duits SIRA Consulting is inhoudelijk verantwoordelijk voor deze rapportage. De in deze rapportage opgenomen teksten en onderzoekresultaten mogen uitsluitend worden gebruikt als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van SIRA Consulting. SIRA Consulting aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
44
-3-
Inhoudsopgave 1
Inleiding
3
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Rondetafelbijeenkomst Film Overleggen kopie identiteitsbewijs van personeel Verschillende uitvoering door regiokantoren Belastingdienst Uitvoering regelgeving grootschalige projecten door lagere overheden Salarisadministratie voor tijdelijke werknemers Vergunningen tegelijkertijd aanvragen bij verschillende overheden
4 4 4 5 5 6
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Rondetafelbijeenkomst Podiumkunsten Arboregels en buitenlandse gezelschappen Verschillende interpretatie uitvoering regelgeving Aanvragen nieuwe frequenties voor portofoons Verdeling verantwoordelijkheid kopieën legitimatiebewijs orkest Verantwoordelijkheid voor “grijs gebied” in de regelgeving Kostbare schijnwerkelijkheid VAR resultaat uit overige werkzaamheden
7 7 7 8 9 9 10 10
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Rondetafelbijeenkomst Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid Gelijktijdige vergunningtrajecten bij meerdere overheidsinstanties Verschillen tussen vestigingen van uitvoeringsorganisaties Inflexibele procedures gemeentelijke vergunningen Gemeentelijke kop Te algemene werkwijze overheidsdiensten
11 11 12 12 13 14
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Rondetafelbijeenkomst Kunsteducatie, Musea en Bibliotheken Rompslomp bepaling leenrechtvergoedingen Meerdere inningorganisaties auteursrecht Indemniteitsregeling Premiestijging door arbeidsongeschiktheid deeltijdwerkers Lastige regelgeving inzake BTW
15 15 15 16 16 17
6
Vergelijking
18
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
45
1
Inleiding De afgelopen jaren zijn meerdere inventarisaties naar knelpunten en verbetervoorstellen voor het verminderen van de regeldruk voor bedrijven in het Domein Cultuur en Vrije tijd uitgevoerd. Een deel van de verbetervoorstellen is opgepakt, maar het bedrijfsleven geeft aan hier nog weinig van te merken. Het Ondernemersklankbord Regeldruk (Commissie Stevens) wil daar graag verandering in brengen. De Commissie Stevens geeft het kabinet gevraagd en ongevraagd advies omtrent vermindering van regeldruk. De Commissie Stevens verkent de regeldruk van verschillende domeinen, waaronder het domein Cultuur en Vrije tijd. De werkwijze van de Commissie is als volgt: eerst een inventarisatie van de regeldruk met ondernemers, daarna een debat met ondernemers en overheid, wat vervolgens resulteert in een domeinrapport met een advies aan het kabinet om de regeldruk te verminderen. Voor de inventarisatie van de regeldruk in het domein Cultuur en Vrije tijd is het domein onderverdeeld in vijf sectoren: Film.ʳ Kunsteducatie.ʳ Podiumkunsten. Musea en Bibliotheken.ʳ Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid. In de maanden juni en juli zijn (telefonische) interviews uitgevoerd met vertegenwoordigers van de verschillende sectoren. De knelpunten en verbetervoorstellen die hieruit naar voren zijn gekomen, hebben de input gevormd voor rondetafelbijeenkomsten. In deze rondetafelbijeenkomsten zijn de knelpunten en verbetervoorstellen besproken en is nagegaan of sprake is van regeldruk. Knelpunten waarbij sprake is van communicatieproblemen zullen niet worden ingebracht door de Commissie Stevens. Deze rapportage bevat de resultaten van de vier rondetafelbijeenkomsten1. In hoofdstuk 2 tot en met 5 is per bijeenkomst aangegeven wat de belangrijkste knelpunten zijn voor de vijf sectoren. In hoofdstuk 6 is een vergelijking van de uitkomsten opgenomen wat resulteert in een overzicht met knelpunten uit de regeldruk voor het domein Cultuur en Vrije tijd.
1 In verband met een overlap in knelpunten zijn de bijeenkomsten voor de sectoren “Kunsteducatie” en “Musea en Bibliotheken” samengevoegd.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
46
-3-
2
Rondetafelbijeenkomst Film Op dinsdag 19 september 2006 heeft de Rondetafelbijeenkomst Film plaatsgevonden bij het ministerie van Economische Zaken. Aan de deelnemers zijn de uitkomsten van de interviewronde voorgelegd. De toetsing op draagvlak en relevantie voor de Commissie Stevens heeft geleid tot de volgende knelpunten voor de sector Film.
2.1
Overleggen kopie identiteitsbewijs van personeel Omschrijving De Wet op de identificatieplicht is van kracht sinds 1994 en schrijft werkgevers voor de identiteit van alle werknemers vast te stellen en van elke werknemer een kopie van een geldig legitimatiebewijs in de loonadministratie te bewaren. Het doel is om illegale arbeid tegen te gaan. Indien men op een bepaalde locatie aan het filmen is of medewerkers zijn werkzaam op een (bioscoop)vestiging wordt geacht dat het kopie op de werkplek aanwezig is. Deze verplichting is niet vastgelegd in wetgeving, maar volgt wel uit correspondentie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Indien bij een controle de kopieën van de identiteitsbewijzen niet op de werkplek aanwezig zijn, moeten ze worden opgehaald van de plek waar ze liggen. Er wordt geen boete opgelegd als de kopieën op een andere locatie zijn dan de werkplek, maar desondanks wordt door ondernemers in de filmsector deze verplichting als belastend ervaren. Verbetervoorstel Ten aanzien van de identificatieplicht door werkgevers zou het voldoende moeten zijn dat op een centrale afdeling de kopieën worden bewaard. Aangezien het doel van de regelgeving is om illegale arbeid te bestrijden, is het kunnen aantonen voldoende. De Wet op de identificatieplicht dient op dit punt te worden aangepast.
2.2
Verschillende uitvoering door regiokantoren Belastingdienst Omschrijving Indien de werkgever in de filmsector een werknemer gratis naar de film laat gaan, wordt dit gezien als inkomsten. Het is een voordeel uit dienstbetrekking en is daarom belast voor de loonheffing en premies werknemersverzekeringen. Graag zou men zien dat het wordt gezien als verlengde van de functie en dat het niet als loon in natura wordt gezien. Wat in het bijzonder als belastend wordt ervaren zijn de verschillende interpretaties voor loon in natura. De wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven is per regiokantoor van de Belastingdienst verschillend. Zo kan bij het ene kantoor gebruik worden gemaakt van een kortingssysteem, terwijl het andere regiokantoor een inhouding op het loon vraagt.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
-4-
47
Verbetervoorstel De verschillende werkwijzen van regiokantoren van de Belastingdienst dienen te worden gestroomlijnd. Verschillende belastingkantoren zouden dezelfde normen moeten hanteren voor loon in natura in een branche. Voorgesteld wordt dat indien sprake is van verschillende interpretatie van regelgeving het bedrijf kan kiezen voor de minst belastende.
2.3
Uitvoering regelgeving grootschalige projecten door lagere overheden Omschrijving Indien een ondernemer een bioscoop wil beginnen, moet men in overleg treden met de lokale overheid. Een bioscoop is veelal niet opgenomen in het bestemmingsplan, waardoor overleg moet worden gevoerd over de mogelijkheden. Per gemeente is de periode tussen het eerste overleg en de start van de feitelijke procedure zeer verschillend. Er is geen duidelijk tijdspad waarin wordt bepaald of het wel of geen zin heeft om de procedure voor een milieueffectrapportage en bouwvergunning in te gaan. Als voorbeelden van lange periodes worden genoemd een bioscoop in Groningen waarvoor een opstartprocedure van 12 jaar is geweest en in Utrecht van 28 jaar. De ervaring van ondernemers is dat door het beperkt voorkomen van grote projecten, lagere overheden (gemeenten en provincies) veel tijd nodig hebben om te bepalen wat de mogelijkheden voor een project zijn en hoe dit kan worden ingestoken. Gemeenten voeren vaak een beperkt aantal keer een milieueffectprocedure uit. Een milieueffectprocedure levert de informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij besluiten over plannen en projecten met grote milieugevolgen. Bij een bioscoop is deze procedure vaak nodig. Verbetervoorstel Er dienen duidelijke regels te zijn voor voorbereiding en projectontwikkeling. Wanneer een ondernemer kenbaar maakt een bepaald project te willen starten, dient binnen een zekere tijdsperiode aangegeven te worden of het mogelijk is. Regelgeving die incidenteel door lagere overheden in medebewind wordt uitgevoerd, zou naar nationaal niveau moeten worden getild. Daarnaast zouden overheden gestimuleerd moeten worden tot kennisdeling. Indien een ondernemer weet dat men bijvoorbeeld bij een bepaalde gemeente reeds ervaring heeft met de procedures rond de start van een bioscoop, zou deze ondernemer een verzoek moeten kunnen indienen tot kennisdeling.
2.4
Salarisadministratie voor tijdelijke werknemers Omschrijving In de salarisadministratie moet de werkgever bijhouden wat aan werknemers wordt betaald aan salaris, reiskosten en andere vergoedingen. Verder moeten de loonbelasting, premies sociale verzekeringspremies en de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW worden afgedragen aan de Belastingdienst. Indien acteurs voor enkele dagen hebben meegedaan aan een productie, heeft dit vaak een volledige salarisadministratie tot gevolg. Voor die dagen wordt de productiemaatschappij dan werkgever en dient ze premie werknemersverzekeringen af te dragen. Voor een productiemaatschappij zou dit geen probleem zijn als acteurs gebruik maken van een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) waarmee zij zelfstandig zijn. Acteurs willen echter niet altijd gebruik ma-
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
48
-5-
ken van een Verklaring Arbeidsrelatie, omdat men wil kunnen terugvallen in de WW. Als een acteur later een WW aanvraag doet en de productiemaatschappij aangeeft als een van zijn eerdere werkgevers, stuurt het UWV direct een formulier. Dit betekent voor de productiemaatschappij administratieve werkzaamheden voor een werknemer die maar enkele dagen in dienst is geweest, veelal een periode waarin de werknemer maar beperkt WW-premie heeft opgebouwd. Verbetervoorstel Alvorens het werkgeversformulier te verzenden zou het UWV moeten nagaan hoe lang een werknemer bij een bedrijf heeft gewerkt door onder meer gegevens op te vragen bij de Belastingdienst. Privacy kan hierbij geen beletsel zijn, omdat men reeds ter controle van de ingediende gegevens aan gegevensuitwisseling doet met de Belastingdienst. Door werkgevers die een uitkeringsaanvrager maar enkele dagen in dienst hebben gehad te ontzien, worden de administratieve lasten voor deze werkgevers gereduceerd.
2.5
Vergunningen tegelijkertijd aanvragen bij verschillende overheden Omschrijving Iedere gemeente of provincie hanteert eigen aanvraagprocedures ten aanzien van evenementen, filmen, parkeren, etc. Gemeenten leggen dit vast in een APV (Algemene Plaatselijke Verordening). De Gemeentewet geeft gemeenten de bevoegdheid dit soort regelgeving uit te vaardigen. Dit heeft tot gevolg dat voor een zelfde soort vergunning tussen gemeenten verschillen zijn in formulieren, te overleggen bewijsstukken en doorlooptijden. Als men bijvoorbeeld voor een film een “reisshot” wil maken, moet men voor dezelfde periode in verschillende gemeenten (of stadsdelen) vergunningen aanvragen. Voor de uitvoering van het shot is het van belang dat men overal over de vereiste vergunningen beschikt. Aangezien meerdere vergunningen moeten worden aangevraagd met onder meer verschillende doorlooptijden, is de uitvoering lastig en is men sterk afhankelijk van de medewerking van de behandelend ambtenaar. Verbetervoorstel Voor één zelfde activiteit in een bepaalde periode in verschillende gemeente, dient één vergunning voldoende te zijn. Wanneer één gemeente goedkeuring heeft gegeven voor de gegevens die de aanvrager heeft overlegd, voor bijvoorbeeld de tenten bij een rondreizend festival, dan kan de volgende gemeente deze goedkeuring overnemen en alleen gemotiveerd hiervan afwijken. De veiligheid van de tenten wordt niet per gemeente opnieuw getoetst.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
-6-
49
3
Rondetafelbijeenkomst Podiumkunsten Op dinsdag 19 september 2006 heeft de Rondetafelbijeenkomst Podiumkunsten plaatsgevonden bij het ministerie van Economische Zaken. Aan de deelnemers zijn de uitkomsten van de interviewronde voorgelegd. De toetsing op draagvlak en relevantie voor de Commissie Stevens heeft geleid tot de volgende knelpunten voor de sector Podiumkunsten.
3.1
Arboregels en buitenlandse gezelschappen Omschrijving In de sector is met de overheid een Arboconvenant afgesloten. In het Arboconvenant Podiumkunsten zijn bindende afspraken vastgelegd over de manieren waarop blootstelling aan fysieke belasting, werkdruk en schadelijk versterkt geluid, en langdurig ziekteverzuim en de WAO-instroom beter in kaart kan worden gebracht. De uitvoering van de Arbeidsomstandighedenwet wordt desondanks in de praktijk als lastig ervaren. Een specifiek knelpunt zijn buitenlandse gezelschappen die niet werken volgens de Nederlandse arboregels. Als bijvoorbeeld een Russisch gezelschap naar Nederland komt om een bepaalde voorstelling te verzorgen, kan het zijn dat bijvoorbeeld de decors niet aan de Nederlandse eisen voldoen. Het Russische gezelschap zou officieel moeten worden gedwongen om het decor aan te passen, maar dat is vaak praktisch onmogelijk. Verbetervoorstel Indien buitenlandse gezelschappen in Nederland ongeveer 3 tot 4 weken een stuk uitvoeren, zou een uitzondering op de Nederlandse arboregels mogelijk moeten zijn. In de Arbeidsomstandighedenwet zouden bepalingen limitatief kunnen worden benoemd of er zou hiertoe een uitzondering kunnen worden opgenomen. De ondernemer in de Podiumkunsten dient in ieder geval niet verantwoordelijk te worden gesteld voor het naleven van de arboregels door buitenlandse gezelschappen.
3.2
Verschillende interpretatie uitvoering regelgeving Omschrijving Regelgeving biedt bij de uitvoering enige ruimte in de interpretatie. Gemeenten en uitvoeringsorganisaties beschikken over een eigen verantwoordelijkheid, waardoor het kan voorkomen dat tussen gemeenten en tussen uitvoeringsorganisatie meerdere interpretaties van regelgeving bestaan. Dit wordt door ondernemers als zeer belastend ervaren. Voorbeelden van zulke verschillen zijn: Verschil in interpretatie van CWI-kantoren of bij theatermakers sprake is van seizoensarbeid. In de zomermaanden (juni, juli en augustus) worden minder voorstellingen gehouden, wat betekent dat theatermedewerkers voor deze 3 maanden een WW-uitkering zouden moeten krijgen. Er zijn verschillen tussen kantoren van het CWI wat betreft het toekennen van deze uitkering. Er zijn CWI-kantoren die de WW-uitkering verlenen, maar er zijn ook CWI-kantoren die dit niet doen omdat zij van mening zijn dat het theaterwerk onder de definitie van seizoensarbeid valt.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
50
-7-
Verschil in interpretatie tussen belastingkantoren over aftrekbaarheid declaraties. Werknemers in de branche zijn vaak onderweg waarbij zij ook onderweg eten. De kosten hiervan worden bij het bedrijf gedeclareerd. Het ene belastingkantoor eist een historie van deze bonnen en geeft aan dat maximaal 120 declaraties van de belasting mogen worden afgetrokken. Een ander belastingkantoor geeft daarentegen aan dat maximaal 80 declaraties belastingvrij mogen worden gedeclareerd. Lokale overheden hanteren verschillende wijzen van uitvoering van eigen lokale regelgeving zoals vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening. Deze verschillen veroorzaken lasten bij bedrijven in de sector doordat onder meer aanvraagtermijnen lang zijn. Zo moet in een bepaalde gemeente voor ieder afzonderlijk driehoeksbord een bouwvergunning worden aangevraagd, omdat het een tijdelijk bouwsel is.
Verbetervoorstel Gemeenten hebben autonomie ten aanzien van de eigen regelgeving en voor uitvoeringsorganisaties is het soms goed om aan te sluiten bij de praktijk. De huidige verschillen maken het voldoen aan verplichtingen nu onnodig lastig. Voorgesteld wordt dat wanneer binnen één dienst interpretatieverschillen zijn over de uitvoering van regelgeving, het bedrijf kan kiezen voor de minst belastende.
3.3
Aanvragen nieuwe frequenties voor portofoons Omschrijving Evenementenorganisaties maken soms gebruik van portofoons. Hierbij bestaat een onderscheid tussen portofoons met of zonder vergunning. Bij het gebruik van vergunningsvrije portofoons kan men last hebben van andere partijen op dezelfde frequentie. Het is ook mogelijk om bij het Agentschap Telecom een vergunning voor een eigen frequentie aan te vragen in een bepaald gebied. Per aanvraag kost een vergunning vanaf € 565. Een dergelijke vergunning is een jaar geldig. Bij een evenement op een andere locatie moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd. Aangezien evenementen vaak enkele dagen op één locatie zijn, dienen de betreffende evenementenorganisaties een paar keer per jaar een vergunning aan te vragen voor iedere keer hetzelfde bedrag. Verbetervoorstel Om de administratieve lasten en kosten voor evenementenorganisaties te beperken is het van belang dat gebruik kan worden gemaakt van eerdere aanvragen. Op die manier hoeven niet iedere keer dezelfde gegevens te worden overlegd. Daarnaast is een gedifferentieerd tarief, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar het aantal dagen dat de frequentie wordt gebruikt, wenselijk.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
-8-
51
3.4
Verdeling verantwoordelijkheid kopieën legitimatiebewijs orkest Omschrijving De Wet op de identificatieplicht is van kracht sinds 1994 en schrijft werkgevers voor de identiteit van alle werknemers vast te stellen en van elke werknemer een kopie van een geldig legitimatiebewijs in de loonadministratie te bewaren. Dit geldt ook voor als uitzendkrachten of ingehuurde werknemers die bij een werkgever werken. Een organisatie dat een orkest inhuurt, moet als gevolg van deze verplichtingen van de orkestleden een kopie van het legitimatiebewijs verzamelen en archiveren. In de praktijk is dit lastig uit te voeren, omdat de organisatie orkestleden niet individueel kent en daardoor weinig waarde kan toekennen aan de verkregen kopieën. Verbetervoorstel Ten behoeve van de gageverdeling moet een orkestleider van alle leden een handtekening hebben dat zij akkoord zijn. Een orkestleider is hiervoor verantwoordelijk en kan dit ook zijn. Voor wat betreft de verplichtingen ui de Wet op de identificatieplicht zou de orkestleider ook de verantwoordelijkheid moeten hebben.
3.5
Verantwoordelijkheid voor “grijs gebied” in de regelgeving Omschrijving Met regelgeving kunnen niet alle situaties worden uitgewerkt. Sommige situaties vallen in een “grijs gebied” waarbij vanuit de overheid niet goed kan worden aangegeven hoe te handelen en waarbij externe adviseurs tot verschillende adviezen komen. Een voorbeeld hiervan is de BTW-belaste zaalhuur. Zo heeft een concertzaal onderzoek laten doen door een accountantskantoor waaruit bleek dat de verhuur van een zaal in principe onbelast is en dat de huurder BTW-plichtig is. Dit zou betekenen dat er een aparte administratie bijgehouden moet worden voor de BTW. Een second opinion is gevraagd aan een ander accountantkantoor. Hieruit bleek dat de verhuur van een zaal een samengestelde prestatie is, aangezien niet alleen de zaal verhuurd wordt maar ook personeel en dergelijke. Een prestatie mag niet opgesplitst worden voor de BTW dus de verhuur van een zaal zou dan altijd belast moeten worden. De Belastingdienst geeft eveneens aan dat het hier om een grijs gebied gaat. Het moet altijd worden voorgelegd aan de Belastingdienst die op basis van jurisprudentie bepaald wat er aan de hand is en of prestaties mogen worden opgesplitst. De kleinste details kunnen bepalend zijn. Verbetervoorstel Het exact achterhalen van de wijze waarop aan regelgeving invulling moet worden gegeven kost bedrijven veel tijd. De regelgeving wordt bedrijven opgelegd. De verantwoordelijkheid voor het “grijze gebied” in de regelgeving moet daarom bij de regelgever liggen en niet bij de ondernemer.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
52
-9-
3.6
Kostbare schijnwerkelijkheid Omschrijving De opstelling van handhavers en de overheid in het algemeen wordt ervaren als wantrouwend. Naast dat bedrijven te maken hebben met verplichtingen waaraan moet worden voldaan, moet men voldoen aan bepaalde eisen, zoals certificaten, voor de invulling van de verplichting. Dit betekent vaak extra kosten zonder dat het voordeel oplevert bij het voldoen aan de verplichting. Certificering zou voordeel opleveren wanneer men bijvoorbeeld bij een overtreding deels gevrijwaard is van verantwoordelijkheden. Er is een kostbare schijnwerkelijkheid gecreëerd. Een voorbeeld van de kostbare schijnwerkelijkheid is regelgeving inzake brandveiligheid. Zo dienen de gordijnen op een podium brandwerend te zijn en dient hiervoor een certificaat te kunnen worden overlegd. Iedere keer dat een certificaat moet worden verkregen moeten kosten worden gemaakt. De certificaten zijn echter geen garantie dat er niets kan gebeuren. Verbetervoorstel In plaats van een wantrouwende grondhouding zou de overheid meer vrijheid moeten geven aan bedrijven en moeten vertrouwen dat bedrijven de regelgeving naleven. Zo zou de overheid bijvoorbeeld brandveiligheid moeten eisen in plaats van een certificaat voor de producten. Nu veroorzaken de certificering en normen waaraan moet worden voldaan een schijnwerkelijkheid.
3.7
VAR resultaat uit overige werkzaamheden Omschrijving De Verklaring arbeidsrelatie (VAR) is een mogelijkheid voor opdrachtnemers (bijvoorbeeld acteurs en muzikanten) om aan opdrachtgevers duidelijk te maken op welke wijze de Belastingdienst hun inkomsten beoordeelt. Voor een opdrachtgever, zoals een ondernemer in de Podiumkunsten, betekent dit dat hij weet of loonheffing en premies werknemersverzekeringen moeten worden ingehouden op het loon. Er zijn vier soorten VAR. Eén daarvan wordt door ondernemers in de Podiumkunsten niet bruikbaar gevonden, omdat deze geen duidelijkheid geeft. Het betreft de VAR dat de inkomsten behoren tot het resultaat uit overige werkzaamheden. In dat geval moet de opdrachtgever zelf vaststellen of sprake is van een dienstbetrekking. Hiertoe moet de arbeidsrelatie worden getoetst aan criteria die zijn opgenomen in de “Beleidsregels beoordeling dienstbetrekking”. De onduidelijkheid en de handelingen voor de toetsing worden als belastend ervaren. Verbetervoorstel De VAR dat de inkomsten behoren tot het resultaat uit overige werkzaamheden zou moeten worden afgeschaft of een duidelijke keuze van de Belastingdienst behoeven. Op die manier weet een ondernemer of loonheffing moet worden ingehouden en is er geen onzekerheid over of men de opdrachtnemer wel op de juiste wijze administratief heeft verwerkt. Daarnaast worden lasten bespaard, doordat de arbeidsrelatie niet hoeft te worden getoetst.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
- 10 -
53
4
Rondetafelbijeenkomst Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid Op woensdag 20 september 2006 heeft de Rondetafelbijeenkomst Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid plaatsgevonden bij het ministerie van Economische Zaken. Aan de deelnemers zijn de uitkomsten van de interviewronde voorgelegd. De toetsing op draagvlak en relevantie voor de Commissie Stevens heeft geleid tot de volgende knelpunten uit de regeldruk voor de sector Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid.
4.1
Gelijktijdige vergunningtrajecten bij meerdere overheidsinstanties Omschrijving Ondernemers in de sector Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid moeten voor hun activiteiten vaak vergunningen aanvragen bij verschillende overheidsinstanties. In het bijzonder de recreatiesector heeft te maken met een verscheidenheid aan regelgeving, doordat zij een breed spectrum aan diensten aanbieden. Het gaat dan onder meer om regelgeving voor horeca, detailhandel, zwembaden, speeltoestellen, etc. Deze trajecten kosten veel tijd, omdat de uitkomsten van het ene vergunningtraject gevolgen hebben voor het andere traject. Daarnaast kan het voorkomen dat de verschillende overheidsinstanties het niet met elkaar eens zijn. Bijvoorbeeld heeft een discussie tussen gemeente en provincie over een bestemmingsplan tot gevolg dat de procedure stil ligt voor de betreffende ondernemer. Een voorbeeld van meervoudige vergunningtrajecten is bij de afgifte van een vergunning voor een wegrestaurant. Voor de mogelijkheid van een wegrestaurant langs de snelweg wordt door het ministerie van Economische Zaken een aanbesteding uitgeschreven en vervolgens een concessie verleend. Bij de start van een restaurant zijn veelal meerdere overheidsinstanties betrokken, zoals: Gemeente: gebruiksvergunning. Provincie: inpassing in bestemmingplan. Rijkswaterstaat: aansluiting op snelweg. Ministerie van Economische Zaken: verlening privaatrechtelijke vergunning. Domeinen: grondeigendom rijksoverheid. Douane: in geval van wegrestaurant in nabijheid van grens. Ondanks dat een concessie wordt verleend, kan het voorkomen dat de overheidsinstanties het nog niet onderling eens zijn over de uitvoering. Dit kost de ondernemer veel tijd en geld. Verbetervoorstel Voor de start van een bepaalde bedrijfsactiviteit zou een ondernemer met één loket te maken moeten hebben. Daarnaast dienen overheden bij de start van een activiteit, zoals een wegrestaurant, onderling afstemming te regelen alvorens een ondernemer er bij te betrekken. Wanneer de overheidsinstanties niet tot overeenstemming weten te komen, moet na een bepaalde periode een knoop worden doorgehakt door een andere (nationale) overheidsinstantie.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
54
- 11 -
4.2
Verschillen tussen vestigingen van uitvoeringsorganisaties Omschrijving Uitvoeringsorganisaties hebben een organisatiestructuur met verschillende regionale vestigingen. Per uitvoeringsorganisatie is daarbij verschil in de wijze waarop men Nederland heeft verdeeld. Dit laatste maakt het soms lastig om te bepalen bij welke vestiging men moet zijn. Belangrijker knelpunt is echter het verschil in uitvoering van de regelgeving door de vestigingen. Het probleem van verschillen tussen vestigingen van uitvoeringsorganisaties speelt onder meer bij Rijkswaterstaat, VWA, UWV, CWI en Belastingdienst. Bedrijven in de sector Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid hebben bij deze organisaties te maken met verschillende interpretaties van regelgeving. Verbetervoorstel Bij de uitvoering van regelgeving dient eenheid van beleid te zijn. Bedrijven moeten er op kunnen rekenen dat zij in een andere regio op dezelfde wijze worden behandeld. Voorgesteld wordt dat wanneer tussen regio’s verschil is in uitvoering van regelgeving, bedrijven dan kunnen kiezen voor de minst belastende.
4.3
Inflexibele procedures gemeentelijke vergunningen Omschrijving Bedrijven in de sector Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid ontplooien verschillende activiteiten waarvoor gemeenten vergunningen verlenen. Op deze manier kunnen gemeenten de activiteit reguleren en hebben ze in enige mate zicht op de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten. Door bedrijven wordt gesteld dat de wijze waarop gemeenten invulling geven aan een vergunningentraject een goed verloop van het bedrijfsproces soms kan belemmeren. Hierbij zijn onder meer de volgende voorbeelden genoemd: Op exploitatievergunningen (horeca, seksinrichtingen, speelautomaten) dienen de gegevens van de beheerder of leidinggevende te worden vermeld. In de regel is een exploitatievergunning niet overdraagbaar en gebonden aan het bedrijf waarvoor de vergunning is verleend. Een beheerder is echter vaak korter werkzaam bij een bedrijf dan de levenscyclus van het bedrijf. Een wijziging van de beheerder betekent in sommige gemeenten dat vergunningen opnieuw moeten worden aangevraagd. Een eigenaar van een gelegenheid die een BIBOB-procedure moet doorlopen en op de aanvraag personeelsleden plaatst, kan niet exact weten wat de achtergrond van het personeelslid is. Een ondernemer heeft niet de mogelijkheid om antecedenten te controleren. Indien tijdens de procedure blijkt dat er problemen zijn, wordt de ondernemer gedupeerd door de langere doorlooptijd zonder veel invloed op de oorzaak te hebben. Bedrijven in de Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid die in een autoluw gebied zijn gevestigd met beperkte parkeermogelijkheden, hebben te maken met het probleem dat zij geen parkeerontheffing kunnen krijgen voor het moment dat zij zelf hun geld naar de bank willen brengen, “particuliere geldlopers”. Het is in veel gemeenten niet mogelijk om een aparte parkeerontheffing te krijgen voor het plaatsen van de auto dicht bij het bedrijf, zodat men de omzet veilig naar de bank kan brengen.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
- 12 -
55
Verbetervoorstel Gemeenten dienen bij de uitvoering van hun vergunningprocedures een werkwijze te hanteren die niet onnodig belastend is voor het bedrijfsproces. Door landelijk maximale normen van vergunningprocedures vast te stellen, kunnen gemeenten gestimuleerd worden een meer flexibele werkwijze te hanteren. Voor de gemeentelijke vergunningen zoals de exploitatievergunning waarbij de gegevens van een beheerder moeten worden overlegd, zou de mogelijkheid moeten zijn voor een meldingsformulier voor het doorgeven van de vervanger. In de nieuwe Drank- en Horecawet wordt deze mogelijkheid ook geboden. Ondanks dat het knelpunt al via verschillende kanalen naar voren is gebracht, is het van belang dat het punt wordt opgepakt. Er zou een overgangsperiode moeten komen voor de tijd dat de beheerder niet fysiek aanwezig is in het pand of dat een andere beheerder is aangesteld dan op de vergunning staat vermeld.
4.4
Gemeentelijke kop Omschrijving Een APV of Algemene Plaatselijke Verordening is de in Nederland gangbare term voor door de gemeente uitgevaardigde (lagere) regelgeving. De Gemeentewet geeft gemeenten hiervoor de bevoegdheid. Door bedrijven in de sector Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid wordt gesteld dat er sprake is van een “gemeentelijk kop”. Gemeenten stellen in sommige gevallen aanzienlijk meer eisen dan de nationale regelgeving. Door ondernemers worden twee oorzaken voor deze “gemeentelijke kop” benoemd. Allereerst is er sprake van een eigen gemeentelijke interpretatie van regelgeving. De regelgeving biedt vaak de mogelijkheid voor nadere eisen door gemeenten. Gemeenten vullen deze ruimte vervolgens graag in. Ten tweede zijn in vergunningvoorschriften veel dubbele gegevens opgenomen, zoals op het gebied van arbeidstijden en hygiënerichtlijnen. In vergunningen worden voorschriften gekopieerd uit de wet. In de loop der tijd wijzigt wetgeving, maar worden de vergunningvoorschriften niet aangepast waardoor onduidelijkheid ontstaat. Verbetervoorstel Gemeenten moeten gedwongen worden duidelijker te zijn in hun regelgeving. Indien men nadere eisen wil stellen, dient met dit te motiveren. Om dit te bereiken wordt voorgesteld dat de rijksoverheid de volgende regel hanteert: “Geen gemeentelijke regels, tenzij gemotiveerd”. Daarnaast dienen dubbele gegevens in vergunningen te worden voorkomen. Deze maken een vergunning onnodig onduidelijk.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
56
- 13 -
4.5
Te algemene werkwijze overheidsdiensten Omschrijving Bedrijven in de sector Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid ervaren een strikte benadering door overheidsdiensten. Gesteld wordt dat het hierbij onder meer gaat om Belastingdienst, VWA en IND. Als voorbeelden worden genoemd: Relatief veel ondernemers die voorschriften overtreden, waarna hele branche wordt aangepakt. Voorbeeld is een eigenaar van een seksinrichting met een crimineel verleden. Men ergert zich echter dat alle bedrijven, ook de goede, hieronder moeten lijden. Opstelling inspecteurs. Vanuit verschillende subsectoren van de sector Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid is de ervaring dat inspecteurs van de overheidsdiensten nogal lomp te werk gaan. Andere behandeling speelautomatenbranche dan horeca. Voor de horeca geldt dat wanneer zicht is op verstrekking van de vergunning, reeds drank mag worden geschonken. Voor de speelautomatenbranche geldt dat wanneer zicht is op verstrekking van de vergunning, de speelautomaten uit moeten blijven. In de speelautomatenbranche is men daarmee geheel afhankelijk van de doorlooptijd alvorens men aan de slag mag. Verbetervoorstel De risicobenadering voor branches, “gericht wantrouwen”, die overheidsdiensten nu hanteren, zou zich moeten richten op individuele bedrijven. Alleen als bepaalde kengetallen van een bedrijf vragen op roepen, zou men in actie moeten komen. Goede bedrijven in een branche zouden niet mogen lijden onder een beperkt aantal slechte bedrijven. Bovendien zou gewerkt moeten worden aan een betere presentatie en fatsoensnormen van inspecteurs. Daarnaast zouden er tussen branches geen grote verschillen in de werkwijze bij vergunningaanvragen moeten zijn.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
- 14 -
57
5
Rondetafelbijeenkomst Kunsteducatie, Musea en Bibliotheken Op donderdag 21 september 2006 heeft de Rondetafelbijeenkomst Kunsteducatie, Musea en Bibliotheken plaatsgevonden bij het ministerie van Economische Zaken. Aan de deelnemers zijn de uitkomsten van de interviewronde voorgelegd. De toetsing op draagvlak en relevantie voor de Commissie Stevens heeft geleid tot de volgende knelpunten uit de regeldruk voor de sectoren Kunsteducatie en Musea en Bibliotheken.
5.1
Rompslomp bepaling leenrechtvergoedingen Omschrijving Bibliotheken dienen leenrecht te betalen voor de boeken die zij uitlenen. De verplichting tot het betalen van leenrechten vloeit voort uit de Auteurswet. De uitvoering is in handen van de Stichting Leenrecht. Deze stichting is aangewezen door de minister van Justitie als collectieve beheerder voor de rechten van de rechthebbende partijen. De leenrechttarieven worden vastgesteld door Stichting Onderhandelingen Leenrechtvergoeding (StOL). Hierin hebben zowel de betalingsplichtigen als de rechthebbenden zitting. Ten aanzien van het leenrecht bestaan verschillende irritaties. Op het gebied van de regeldruk is er de administratieve rompslomp door de systematiek van de bepaling van de leenrechtvergoedingen. Er zijn verschillende vergoedingsregelingen voor verschillende media (boeken, dvd's en cd's). De omvang van de vergoeding is afhankelijk van de status van een cd of dvd (is het een hit). Hiervoor dienen cd's en dvd’s wekelijks te worden uitgesplitst naar status. Hierdoor zijn de administratieve lasten aanzienlijk. Door de complexiteit dienen softwareprogramma’s te worden gebruikt om de hoogte van de leenrechten te bepalen. Verbetervoorstel Voorgesteld wordt dat het beter zou zijn om te komen tot een eenvoudige rekenmethodiek door subcategorieën af te schaffen. Er wordt dan alleen uitgegaan van het aantal uitleningen. Deze systematiek sluit beter aan bij de eigen bedrijfsvoering van bibliotheken.
5.2
Meerdere inningorganisaties auteursrecht Omschrijving In de Auteurswet 1912 is het auteursrecht geregeld. Het auteursrecht is onderdeel van het rechtsgebied intellectuele eigendom. Daartoe behoren ook de naburige rechten, deze beschermen het werk van uitvoerende kunstenaars, zoals musici en acteurs. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de volgende organisaties: Buma/Stemra: muziekauteursrecht. SENA: rechten van artiesten en producenten (naburige rechten). Stichting Reprorecht: fotokopiëren uit auteursrechtelijk beschermde werken Videma: gebruik van TV- en filmbeelden. Als belastend wordt ervaren dat er meerdere organisaties zijn die de auteursrechten innen die daarbij ieder een eigen wijze van tariferen hebben. Hierdoor is de ervaring dat men betalings-
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
58
- 15 -
verzoeken ontvangt van organisaties die men niet of nauwelijks kent en waarbij de wijze waarop het tarief tot stand is gekomen wordt bediscussieerd. Verbetervoorstel Om de onduidelijkheid en administratieve lasten die de verschillende inningorganisaties veroorzaken te verminderen wordt voorgesteld dat er één loket komt en dat toezicht op de inningorganisaties wordt gehouden. Door middel van één loket hebben bedrijven een aanspreekpunt inzake auteursrecht en kan aan één instantie de betaling worden gedaan. Door toezicht kan worden tegengegaan dat het aantal inningorganisaties toeneemt.
5.3
Indemniteitsregeling Omschrijving De indemniteitsregeling is een garantstelling door de overheid voor verlies of beschadiging van objecten in musea die in bruikleen zijn gesteld. Als een museum werken leent van een ander museum of van particulieren, moeten zij zich verzekeren tegen schade en verlies. In Nederland kan voor 30% gebruik worden gemaakt van de indemniteitsregeling waardoor musea zich voor de overige 70% aanvullend moeten verzekeren. Eind 2004 is door de Tweede Kamer een motie ingediend om het indemniteitspercentage te verhogen naar 100%. In vervolg hierop is het indemniteitspercentage toen verhoogd van 10% naar 30%. De administratieve lasten zijn gelijk gebleven, omdat nog steeds bepaald moet worden wat de waarde is van een kunstwerk. De overweging om niet tot 100% garantstelling over te gaan, zou zijn gelegen in de gedachte dat verzekeren een stimulans is voor zorgvuldig beheer. Verbetervoorstel Van musea mag worden verwacht dat zij zorgvuldig omgaan met kunstwerken. Om gebruik te kunnen maken van de indemniteitsregeling ervaren musea aanzienlijke administratieve lasten. Een volledige indemniteitsregeling is een eenvoudige manier om de administratieve lasten te verlichten.
5.4
Premiestijging door arbeidsongeschiktheid deeltijdwerkers Omschrijving Net als voor de WAO wordt voor de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) een gedifferentieerde premie gehanteerd. De uitkeringen toegekend aan (ex) werknemers worden gedurende een bepaalde periode met de gedifferentieerde premie aan de werkgever doorberekend. De premie die een werkgever moet betalen is gedeeltelijk afhankelijk van het aantal arbeidsongeschiktheidsgevallen dat hij in een achterliggende periode heeft gehad. Binnen de kunstsector zijn relatief veel deeltijdwerkers in dienst met soms twee of drie banen. Als een werknemer ziek wordt die bijvoorbeeld 1 uur per week les geeft, wordt dit bij alle organisaties meegeteld als arbeidsongeschiktheidsgeval waardoor premies stijgen en de administratieve handelingen voor de verwerking van de verandering toenemen. Dit wordt door bedrijven als een onterechte gang van zaken gezien.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
- 16 -
59
Verbetervoorstel Het verwerken van de premieverandering voor een arbeidsongeschikte deeltijdwerker veroorzaakt in de sector administratieve lasten en irritatie. Een wijziging in de premie zou gerelateerd kunnen worden aan het aantal uren dat een werknemer in dienst is. Daarnaast zijn deze gegevens zijn te herleiden bij de Belastingdienst.
5.5
Lastige regelgeving inzake BTW Omschrijving In Nederland en in andere landen van de Europese Unie (EU) wordt omzetbelasting geheven volgens het BTW-systeem. Het systeem van de BTW komt er op neer dat men BTW is verschuldigd over de totale omzet, maar men mag de BTW die andere ondernemers in rekening brengen daarvan aftrekken. Men betaalt op die manier BTW over de waarde die men toevoegt. De regelgeving over de BTW wordt als complex ervaren. Het is lastig om de eisen helder te krijgen. Zo is onderwijs in muziek en dans voor jongeren tot 21 jaar vrijgesteld van BTW. De verschillende BTW-regimes betekenen dat dubbele administraties moeten worden bijgehouden. Verbetervoorstel Het zou voor bedrijven in de sector veel tijd besparen als cursussen in zijn geheel worden vrijgesteld van BTW en/of één BTW-tarief voor de cultuursector. Op die manier hoeft geen aparte administratie te worden bijgehouden van wat de inhoud van cursussen is en welke leeftijd deelnemers hebben.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
60
- 17 -
6
Vergelijking In de vorige vier hoofdstukken zijn de resultaten uitgewerkt van de rondetafelbijeenkomsten. De knelpunten voor de sectoren zijn benoemd die te maken hebben met regeldruk en nog niet actief lijken te zijn opgepakt. Dit heeft in totaal 22 knelpunten opgeleverd die kunnen worden aangedragen door het Ondernemersklankbord Regeldruk (Commissie Stevens) aan het kabinet. In onderstaande tabel zijn deze knelpunten per rondetafelbijeenkomst weergegeven. Film Overleggen kopie identiteitsbewijs van personeel Verschillende uitvoering door regiokantoren Belastingdienst Uitvoering regelgeving grootschalige projecten door lagere overheden Salarisadministratie voor tijdelijke werknemers Vergunningen aanvragen bij verschillende overheden Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid Gelijktijdige vergunningtrajecten bij meerdere overheidsinstanties Verschillen tussen vestigingen van uitvoeringsorganisaties Inflexibele procedures gemeentelijke vergunningen Gemeentelijke kop Te algemene werkwijze overheidsdiensten
Podiumkunsten Arboregels en buitenlandse gezelschappen Verschillende interpretatie uitvoering regelgeving Aanvragen nieuwe frequenties voor portofoons Verdeling verantwoordelijkheid kopieën legitimatiebewijs orkest Verantwoordelijkheid voor “grijs gebied” in de regelgeving Kostbare schijnwerkelijkheid VAR resultaat uit overige werkzaamheden Kunsteducatie, Musea en Bibliotheken Rompslomp bepaling leenrechtvergoedingen Meerdere inningorganisatie auteursrecht Indemniteitsregeling Premiestijging door arbeidsongeschiktheid deeltijdwerkers Lastige regelgeving inzake BTW
Tabel 1. Knelpunten inzake regeldruk uit de vier rondetafelbijeenkomsten.
Op basis van dit overzicht blijkt dat de knelpunten inzake regeldruk elkaar op twee punten overlappen: Gemeentelijk beleid. Een bron van ergernis en administratieve lasten blijken de gemeenten te zijn. Hierbij is sprake is verschil van uitvoering van (rijks)regelgeving, lange en lastige procedures of eigen regelgeving boven (rijks)regelgeving. Verschillend beleid binnen uitvoeringsorganisaties. Uitvoeringsorganisaties zijn zo georganiseerd dat ze verschillende vestigingen in het land hebben. Bedrijven die met verschillende vestigingen te maken hebben, hebben eveneens te maken met verschillende wijzen van interpretatie. Dit veroorzaakt onduidelijkheid en administratieve lasten. Voor bovenstaande twee knelpunten zijn 4 generieke verbetervoorstellen geformuleerd: Overheden moeten worden gestimuleerd tot kennisdeling. Indien een ondernemer weet dat men bijvoorbeeld bij een bepaalde gemeente reeds ervaring heeft met een procedure, zou deze ondernemer een verzoek moeten kunnen indienen tot kennisdeling. Indien sprake is van verschillende interpretatie van regelgeving, dan moet het desbetreffende bedrijf kunnen kiezen voor de minst belastende. Voor één zelfde activiteit in een bepaalde periode in verschillende gemeenten, dient één vergunning voldoende te zijn. Geen regels van gemeente boven rijksregelgeving, tenzij gemotiveerd.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
- 18 -
61
Bijlage bij:
Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd
Bijlage I
Deelnemers rondetafelbijeenkomsten
II
Knelpunten uit interviewronde
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
62
- 19 -
I
Deelnemers rondetafelbijeenkomsten Rondetafelbijeenkomst Film (19 september 2006) Naam Dhr. Beker
Organisatie(s) NVS, Motel Films
Dhr. Jansen
NVB (Ned. Ver. van Bioscoopexploitanten)
Dhr. Martel
Vereniging CrewBelangen
Dhr. Stolwerk
NVB (Ned. Ver. van Bioscoopexploitanten)
Dhr. Wolff
Wolff cinema groep
Projectbegeleiding Dhr. Van den Berg
VSCD (voorzitter rondetafelbijeenkomst)
Dhr. Bex
SIRA Consulting
Dhr. Duits
SIRA Consulting
Dhr. Vreeswijk
Ministerie van Economische Zaken
Rondetafelbijeenkomst Podiumkunsten (19 september 2006) Naam Dhr. Van der Heijden
Organisatie(s) Theater de Blauwe Kei
Dhr. Hofs
Adj. Dir. Het Gelders Orkest
Dhr. Van der Kaaden
Vereniging van Organisatoren voor Evenementen, Concerten en Theateractiviteiten
Dhr. Van Liempt
Interpresario
Dhr. Westerman
Evenementenmakers
Dhr. Zwikker
Vereniging van Organisatoren voor Evenementen, Concerten en Theateractiviteiten
Projectbegeleiding Dhr. Van den Berg
VSCD (voorzitter rondetafelbijeenkomst)
Dhr. Bex
SIRA Consulting
Dhr. Duits
SIRA Consulting
Dhr. Van Esch
Ministerie van Economische Zaken
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
63
Rondetafelbijeenkomst Vrije tijd en zakelijke gastvrijheid (20 september 2006) Naam Dhr. Van den Dool
Organisatie(s) Koninklijke Horeca Nederland (KHN)
Dhr. Van Dorst
Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven
Dhr. De Haas
Vereniging van Recreatieondernemers Nederland
Dhr. Loontjens
Speelautomaten Brancheorganisatie
Dhr. Pouwer
Federatie wegverzorgende horeca
Dhr. Roos
Speelautomaten Brancheorganisatie
Projectbegeleiding Dhr. Van den Berg
VSCD (voorzitter rondetafelbijeenkomst)
Dhr. Bex
SIRA Consulting
Dhr. Duits
SIRA Consulting
Dhr. Vreeswijk
Ministerie van Economische Zaken
Rondetafelbijeenkomst Kunsteducatie, Musea en Bibliotheken (21 september 2006) Naam
Dhr. Van Bussel
Organisatie(s) Vereniging van Centra voor de Kunsten en Kunstconnectie
Dhr. Dingemans
WOB (Werkgeversver. Openbare Bibliotheken)
Mevr. Hofmeijer
Vereniging van rijksgesubsidieerde musea
Dhr. Slot
VOB (Vereniging van Openbare Bibliotheken)
Projectbegeleiding Dhr. Van den Berg
VSCD (voorzitter rondetafelbijeenkomst)
Dhr. Duits
SIRA Consulting
Dhr. Vreeswijk
Ministerie van Economische Zaken
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
64
II
Knelpunten uit interviewronde Naast de knelpunten in deze rapportage zijn tijdens de rondetafelbijeenkomsten ook andere knelpunten besproken. Over deze knelpunten is opgemerkt dat deze bekend zijn bij de overheid en dat er soms gewerkt wordt aan verbeteringen of dat het knelpunt reeds is opgelost. Deelnemers aan de rondetafelbijeenkomsten hebben van een aantal knelpunten gesteld dat het wel van belang is dat ze onder de aandacht blijven van de overheid. In deze bijlage zijn deze knelpunten weergegeven.
Loon in natura. De regels die door de Belastingdienst worden gehanteerd worden als pietluttig ervaren. Hierdoor is het bijvoorbeeld lastig om vrijkaartjes te verstrekken.ʳ Tekortsubsidies negatieve stimulans. Volgens een organisatie is dit een stimulans om als organisatie niets te doen. Als er winst wordt gemaakt, wordt de organisatie namelijk gekort op de subsidie. . Overschrijden van termijnen door overheidsorganisaties. Gewezen wordt op de situatie dat een gemeente roept dat burgers en bedrijven zich moeten houden aan bepalingen uit de Algemene Wet Bestuursrecht, zoals de termijnen voor het indienen van formulieren. Er gebeurt echter niets als de gemeente zelf deze termijnen overschrijdt en dit leidt tot ergernis. Dienstverbanden bij relaxbedrijven. Het ministerie van SZW wil dat een dienstverband wél mogelijk is binnen het huidige wettelijke kader. Volgens relaxbedrijven veroorzaakt een dienstverband een gezagsverhouding, wat ongewenst is. Per persoon aanvragen tewerkstellingsvergunning. Het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning moet per persoon apart gebeuren. Soms gebeurt het dat voor 45 mensen apart een werkvergunning wordt aangevraagd, terwijl dit voorheen (voor 1 september 2001) tegelijk kon. Eerstedagsmelding bij oproepkrachten met voorovereenkomst. Bij een oproepcontract met voorovereenkomst wordt voor elke periode dat de oproepkracht werkt een arbeidscontract opgesteld. Deze contractvorm zou betekenen dat iedere keer een eerstedagsmelding moet worden gedaan. Hiervoor kan echter een uitzondering worden aangevraagd. Leeftijdscontrole bij films. Als een bioscoop iemand binnenlaat die jonger is dan 16 jaar, terwijl de film niet geschikt is voor jongeren onder de 16 jaar, riskeert de bioscoop een boete. Er zijn ook films die niet geschikt zijn voor jongeren onder de 6 of 12 jaar. Probleem hierbij is dat aan deze groep geen legitimatiebewijs kan worden gevraagd aangezien dit pas verplicht is vanaf 14 jaar. Elke voorstelling eigen RI&E. Voor iedere voorstelling dient een RI&E te worden opgesteld, zelfs als de voorstelling maar een week duurt. Aangezien een RI&E gemiddeld 2030 pagina’s beslaat, levert dit veel werk op.ʳ Toerismebelasting en vermakelijkheidsretributie. Sommige gemeenten hebben de toerismebelasting afgeschaft wat als positief wordt ervaren voor de administratieve lasten. Er zijn echter gemeenten die via een vermakelijkheidsretributie een lastenverzwaring veroorzaken.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
65
Reistijden en concerttijden worden gerekend als werktijd. Voor de op- en afbouw van een voorstelling dient soms een onnodig ruime bezetting te worden genomen, omdat reis- en werktijd ook tot de werktijd worden gerekend. Verschillende wijzen van verantwoorden subsidies. Iedere subsidieverlenende instantie hanteert eigen verantwoordingseisen en daarnaast staan de kosten voor de verantwoording soms niet in verhouding tot de omvang van de subsidie. Artiestenregeling, fictief werknemerschap voor verantwoordelijkheid podium. Het uitzoekwerk en het invullen van de benodigde formulieren kost veel tijd.ʳ Eerstedagsmelding: moeizame melding op zelfde dag als werkzaamheden starten. Informatievoorziening en inwerkingtreding verlopen moeizaam. Daarnaast is de regel lastig als bijvoorbeeld een orkestlid uitvalt en er dezelfde dag een vervanger moet worden geregeld. Lokale verschillen uitvoering regelgeving. Bij de ene gemeente moet iedere vergunning apart worden aangevraagd, terwijl in andere gemeenten men kan volstaan met één aanvraag. Beperkte communicatie en/of informatievoorziening vanuit gemeente. Beleidswijzigingen of veranderingen in de omgeving (infrastructuur) worden soms niet gecommuniceerd terwijl dit van grote invloed kan zijn op de bedrijfsvoering. Werkwijze VWA – eigen interpretatie inspecteurs. Een beoordeling van de VWA is sterk afhankelijk van de bezoekende inspecteur. Daarnaast weinig begrip voor onderscheid tussen permanente en tijdelijke horecavoorzieningen. Slechte bereikbaarheid Belastingdienst. De Belastingdienst is vaak moeilijk bereikbaar en indien men een vraag stelt, blijft een duidelijk antwoord soms uit.
SIRA Consulting - Regeldruk domein Cultuur & Vrije tijd v1.0.doc
66
Bijlage 4 Taakopdracht vanuit het kabinet In zijn brief aan de Tweede Kamer van 9 april 2004 over de aanpak van de administratieve lasten kondigt het kabinet aan een rijksbrede klankbordgroep van ondernemers over regeldruk te zullen instellen. Met de installatie van deze commissie wil het kabinet het bedrijfsleven een eigen podium geven om deintegrale ontwikkeling van de regeldruk te monitoren. Het Ondernemersklankbord (OKB), beter bekend als de commissie-Stevens, krijgt de taak om het kabinet gevraagd en ongevraagd te adviseren over de maatregelen die in de ogen van de ondernemer moeten worden genomen om de wet- en regelgeving te ontdoen van hinderlijke regels.
Belangrijke economische sectoren De commissie-Stevens is in november 2004 door minister Zalm van Financiën en staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken voor de duur van twee jaar geïnstalleerd. Naast prof. dr. Leo Stevens – hoogleraar Fiscale Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam – bestaat de commissie uit vertegenwoordigers van vier belangrijke economische sectoren: financiële dienstverlening, industrie (chemie, elektro-/ installatietechniek), detailhandel en cultuur en vrije tijd. Voor de uitvoering van zijn taak heeft de commissie een kleine ambtelijke ondersteuning vanuit de departementen van Financiën en EZ ter beschikking gekregen. De commissie rondt de werkzaamheden af met een eindrapport in februari 2007. De commissie organiseert voor de vier genoemde domeinen ondernemersdebatten en doet aanbevelingen voor de aanpak van hinderlijke regels in deze domeinen. In augustus 2005 is het domeinrapport financieel-administratieve regelgeving uitgebracht. In de zomer van 2005 heeft de commissie op verzoek van de Staatssecretaris van Economische Zaken een top-10 van meest hinderlijke regels voor ondernemers opgesteld. In maart 2006 is het rapport Het Gezicht van Toezicht uitgebracht waarin de Commissie aanbevelingen aan het kabinet doet om de regeldruk te verminderen dat
67
voortvloeit uit de overheidsinspecties. Het domeinrapport Industrie verscheen in mei en het domeinrapport Detailhandel in september 2006. Meerwaarde van de commissie is dat zij heel nadrukkelijk het perspectief van de ondernemer centraal stelt en daarmee de verschillende aspecten van regeldruk (administratieve lasten, strijdigheden in de regelgeving, etc.) voor bedrijven integraal benadert. Hoe meer samenhang, hoe beter en hoe voelbaarder het resultaat zal zijn op bedrijfsniveau. Daarnaast heeft de commissie zelf ook een taak om de meest urgente klachten verder uit te werken en te vertalen in concrete oplossingen. Ambitie van de commissie-Stevens is om aan het einde van de rit in elk geval eraan te hebben bijgedragen dat de ervaringen en belangen van ondernemers daadwerkelijk serieus meegenomen gaan worden in besluitvorming over voorgenomen en bestaande regelgeving. Daarbij zal de commissie zich ervoor inzetten dat de meest hinderlijke regeldruk voor de ondernemer echt aangepakt wordt. Motto van de commissie is niet voor niets “meer resultaat met minder regels”. Vanuit deze visie wil de commissie het kabinet krachtig aansporen een antwoord te geven op de volgende vragen: • Hoe pakken de kabinetsmaatregelen om de regeldruk terug te dringen in de dagelijkse praktijk van bedrijven uit? • Worden vanuit het ondernemersperspectief de juiste en voldoende maatregelen genomen om de schadelijke regeldruk terug te dringen, of zijn er betere alternatieven? • Welke aanvullende mogelijkheden ziet de klankbordgroep om schadelijke regeldruk te verminderen? Regels moeten regelen, iets in goede banen leiden, structuur brengen en niet onnodig belemmeren. Iemand die moet handhaven, moet uitgaan van de geest van de regel, niet van de letter. Creativiteit en innovatiekracht zijn, zeker in de huidige tijdgeest, broodnodig. Het huidige patroon van regelgeving waarin regels te vaak fungeren als stoplichten, moet worden vervangen door de dynamiek van een rotondesysteem. Het maatschappelijke verkeer moet op flexibele wijze kunnen doorstromen. Veel regels worden vooral geschreven om de risico’s van uitvoeringsinstanties en bestuurders tot een minimum te beperken. Die invalshoek leidt tot een eenzijdige regelcultuur. Voorts wordt bestuurlijke daadkracht soms afgemeten aan de regelproductie. Maar niet de hoeveelheid regels is belangrijk, het gaat vooral om de kwaliteit. Wat moeten regels bereiken? Deze vraag moet steeds centraal staan. Is het doel ook op een andere manier te bereiken, kies dan de meest praktische benadering.
68
Regels moeten efficiënt en effectief zijn: ze moeten werken als smeerolie voor de bonafide ondernemer en als blokkade voor diens malafide tegenhanger. Ze zijn nuttig voorzover zij de uitvoeringslasten verminderen, omdat het beleid niet telkens opnieuw hoeft te worden uitgevonden en het vertrouwen mag worden gekoesterd dat ook anderen de regels zullen respecteren. Ze moeten echter ook voldoende meeademen met de maatschappelijke ontwikkelingen en geen verstarrende hinderpalen worden. Het doodgooien met regels is overigens niet het alleenvertoningsrecht van de overheid: ook het management van ondernemingen kent zijn regelzuchtige perioden. Durf ook eens bepaalde dingen niet te regelen. Men kan namelijk niet alles in regels vangen. Een complexe samenleving brengt noodgedwongen toenemende en ingewikkelde wet- en regelgeving voort. We leven in een zich individualiserende samenleving waarin regelgeving op maat moet worden gemaakt en dus uitdijt. Dat vergroot het risico van conflicterende ontwikkelingen. We roepen de regelproductie dus ook gedeeltelijk zelf op. Maar men moet zich dan ook bezinnen op de gewenste mate van individualisering, het maatwerk van regels. In dat verband wenst de commissie te beklemtonen dat voorzichtigheid moet worden betracht met het leggen van uitvoeringsrisico’s op het bord van de ondernemer, die deze risico’s niet, of onvoldoende kan beperken. Een andere oorzaak van groei van regelgeving is dat moeilijk wordt aanvaard dat iets op een andere wijze uitpakt dan men zich had voorgesteld. De tegenvaller, het incident, wordt bestreden met regels: incidentregelgeving is het gevolg. Het is zaak tegenwicht te bieden. Het parlement moet zich in zijn controlerende functie niet te zeer en te snel laten verleiden tot het vragen naar incidentgestuurde regelgeving en het kabinet moet anderzijds de ruimte nemen voor beleidsregels die een grotere mate van duurzaamheid en regelrust hebben.
69
Domeinrapport Cultuur en Vrije Tijd Aanbevelingen aan het kabinet voor de aanpak van de meest hinderlijke nalevingskosten voor ondernemers
18 januari 2007