Domeinrapport Detailhandel Aanbevelingen aan het kabinet voor aanpak van Regeldruk voor ondernemers in de detailhandel
13 september 2006
Publicatienummer: 06OI38
Bijlage 1
Bijlage 1 Verslag ondernemersdebat 7 juni 2006
Detailhandel loopt vooral te hoop tegen gemeentelijke regeldrift Verslag: Ton Kamminga, Den Haag, 7 juni 2006 Terecht of niet, ondernemers in de detailhandel houden vooral de gemeenten verantwoordelijk voor het creëren en in stand houden van hinderlijke, tegenstrijdige en overbodige regels. Ze hebben er bovendien weinig vertrouwen in dat gemeenten hun best zullen doen om die regels de nek om te draaien, zoveel werd duidelijk tijdens het derde Ondernemersdebat van de commissie-Stevens, op 7 juni in Den Haag. En toen vervolgens een van de inleiders de rol en invloed van de gemeenten bagatelliseerde, namen de aanwezige ondernemers en hun vertegenwoordigers haar dat niet in dank af. Daar ligt dus nog een boel werk te wachten. Met de van hem bekende stimulerende inzet roept commissievoorzitter Leo Stevens zaal en sprekers op om van hun hart geen moordkuil te maken en desgewenst op rabiate wijze hun standpunten te verkondigen. Hij refereert aan het feit dat ook staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken ervan overtuigd is dat we moeten doorgaan op de ingeslagen weg. De commissie-Stevens zit inmiddels op driekwart van haar programma, maar van belang is dat de daadkracht blijft. Het sterke wapen moet zijn dat de commissie de echo uit de praktijk kan doorgeven dat er daadwerkelijk knelpunten zijn; alleen maar kankeren in de kroeg zet geen zoden aan de dijk. Perceptie Aan commissielid Jan Meerman, tevens voorzitter van de Nationale Winkelraad, is de oproep van Stevens in elk geval welbesteed. Hij begint zijn betoog met de stelling dat veel afhangt van de vraag welke perceptie men van de werkelijkheid heeft. Feit is dat het probleem van de regeldruk hoog op de politieke agenda staat, dat er niet voor niets een commissie-Stevens is en dat er concrete targets zijn gesteld. Alleen, ondernemend Nederland merkt er niets van; men heeft het gevoel dat het eigenlijk alleen maar erger wordt. Het resultaat is tot nu toe te mager en daarvoor krijgt het kabinet vooralsnog een onvoldoende. Goed, de inschrijving eigen vervoer is afgeschaft, net zoals de verplichte publicatie in de Staatscourant
29
412296MEZ brochDD 29
11-09-2006 11:26:45
met betrekking tot de jaarstukken, om enkele verbeteringen te memoreren. Maar intussen zitten we nog steeds met een berg arboregels; volgens Meerman moet tweederde van de door Nederland te beïnvloeden regels worden geschrapt. Ook het tamelijk recente verpakkingsbesluit is hem volledig in het verkeerde keelgat geschoten: er zijn 440.000 brieven de deur uitgegaan, maar niemand die er iets van snapt. Meerman noemt het besluit de dwaasheid ten top en voorspelt sabotage. En intussen neemt uiteraard ook de irritatie over zulke regelgeving toe. In de ogen van Meerman zijn vooral de gemeenten de grote boosdoeners, waarbij hij de uiteenlopende eisen met betrekking tot de venstertijden als voorbeeld noemt. De problemen die daar spelen, kosten de detailhandel zo’n honderd miljoen euro. Aan de koepel van de gemeenten, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), ligt het niet; volgens Meerman wil die wel, maar heeft ze blijkbaar weinig in de melk te brokkelen. Per kameel Meerman maakt onderscheid tussen lokale, branchegelieerde en sectorbrede regels. Knelpunten bij de laatste zijn de talrijke controle-instanties waarmee de detailhandel te maken heeft, de regeldruk die vanuit Europa op haar afkomt, het eerdergenoemde verpakkingsbesluit van VROM en het gedoe rond de auteursrechten. Hij spreekt in dat verband van een vooroorlogse organisatie. Ergerniswekkend vindt hij bijvoorbeeld de situatie rond kleine baantjes. Vakantiekrachten zijn in de regel jonge, schoolgaande mensen, die intussen echter wel pensioen opbouwen en werknemerspremies betalen. Terwijl zo’n scholier gewoon netto wil verdienen; nu komt het voor dat er 32 eurocent per maand wordt uitgekeerd vanwege een studentenbaantje van dertig, veertig jaar geleden. En daarvoor moet al die jaren een hele administratie worden bijgehouden. Laat dat voorbij zijn, maar inmiddels hebben we er de eerstedagsmelding weer bij gekregen. Dat het CBS allerlei gegevens opvraagt en dat men die ook maar heeft te leveren, wil niet zeggen dat er altijd evenveel nut aan kan worden ontleend. Meerman verhaalt van een ondernemer die al zeven jaar lang invult dat hij zijn goederen per kameel invoert, zonder dat hij daar ooit voor op zijn vingers is getikt. Het brengt Meerman tot de verzuchting dat de overheid eens moet leren loslaten en ook niet met de stofkam door het regelwoud moet gaan; in plaats van kabouterstapjes moeten er reuzenstappen worden gemaakt. In feite moet er een andere houding tegenover het ondernemerschap komen; dat Nederland in een internationale vergelijking over de voorkeur voor het ondernemerschap op de één na laatste plaats staat, is wat dat betreft veelzeggend. Volgens Meerman zijn de administratieve lasten daar mede de oorzaak van.
30
412296MEZ brochDD 30
11-09-2006 11:26:45
Bijlage 1
Risicoloze samenleving niet mogelijk Een risicoloze samenleving is gewoon onmogelijk, meent Meerman. De woorden van zijn eigen commissie aanhalend pleit hij er daarom voor om de bonafide ondernemer de ruimte geven en het aan te durven om risico te lopen. Hij noemt drie voorbeelden waarbij een beetje lef een heleboel sores als sneeuw voor de zon doet verdwijnen. In de eerste plaats komt hij terug op de kleine baantjes. Voor dat probleem ligt een adviesaanvraag bij de SER, maar die komt er door de belangentegenstelling tussen werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers niet uit. Laat minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dan het lef hebben om zelf de knoop door te hakken, stelt Meerman. Dezelfde aanbeveling geeft hij minister Donner van Justitie mee ten aanzien van het probleem van de vele instanties die over auteursrechten gaan: laat de minister het zo regelen dat de ondernemer voor dit soort zaken slechts met één loket van doen heeft; wat er dan achter dat loket gebeurt, zal de ondernemer een zorg zijn. Als laatste noemt Meerman de kwestie van de personeelskorting voor kleding in de modebranche. Elke ondernemer wil graag dat zijn personeel in verkoopkleren rondloopt en wil die dan ook wel netto leveren, maar loopt daarbij tegen de maximale grens van 450 euro onbelaste beloning aan. Meerman’s aanbeveling: doe toch niet zo moeilijk over dit netto leveren. Meerman sluit zijn pleidooi voor meer ruimte voor de ondernemer af met de opmerking dat er vervolgens wel een zwaar apparaat op de malafide ondernemer moet worden gezet. ‘De mensen liepen leeg’ De toespraak van de volgende inleider, Jan de Jong, plaatsvervangend directeur van het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel, sluit naadloos aan bij die van Meerman. Om te beginnen noemt hij de drie problemen die voor de ondernemer in de detailhandel met stip bovenaan staan. Dat zijn de criminaliteit, de ruimtelijke problemen en – daar zijn we weer – het ‘gedoe’ met de gemeenten. Het laatste licht De Jong toe aan de hand van een recent onderzoek van EIM in opdracht van zijn hoofdbedrijfschap, waarin zeshonderd winkeliers en honderd ambulante handelaren zijn gepolst over hun worsteling met lokale regelgeving. Het gaat daarbij niet zozeer om kwantitatieve gegevens, maar veeleer om het soort knelpunten en mogelijke oplossingen daarvoor.3 De winkeliers hebben het vooral moeilijk met zaken rond reclame, precario en terrasaangelegenheden, terwijl de ambulante handelaren problemen rond de beoordeling van de marktplaatsverordening en de bijbehorende vergunning 3 Het rapport van het onderzoek is in te zien op en te downloaden van www.mkb.nl en www.hbd.nl 31
412296MEZ brochDD 31
11-09-2006 11:26:45
melden. Bij beide soorten detaillisten staan zaken rond milieu en reiniging – voedselkwesties niet meegerekend – qua ergernis op de tweede plaats. Laden en lossen geeft eveneens aardig wat problemen, alsook parkeren en vergunningen voor horeca, drank, tabak en vuurwerk. De Jong noemt als voorbeeld van onaangename verrassingen een kledingzaak die ten behoeve van de gasten een koffiehoekje inricht, en vervolgens aan allerlei voorschriften voor horeca-achtige activiteiten moet voldoen. Dit alles resulteert, zegt De Jong, in een waaier van onlustgevoelens. Men snapt het nut er niet van, men vindt dat er met twee maten wordt gemeten – ‘de Turkse bakker mag alles’ – de regels gaan gepaard met onevenredig hoge kosten, bedrijven worden ‘gepakt’, enzovoorts. Daarnaast vindt men de regels niet werkbaar voor kleine bedrijven, zijn ze vaak tegenstrijdig en veranderen ze ook nog eens om de haverklap. Pietluttige ambtenaren Op het gebied van handhaving en vergunningen geven de detaillisten al even ongezouten hun mening. De procedures zijn traag, ingewikkeld en ondoorzichtig, het is een papierwinkel en er zit geen enkele flexibiliteit in. En dan zijn daar ook nog eens die starre en pietluttige ambtenaren, of wat daarvoor doorgaat, die totaal zijn gespeend van enig begrip voor het ondernemerschap. Daarbij wordt bovendien de nodige willekeur aan de dag gelegd en doet elke gemeente het op haar manier; zelfs deelgemeenten, tot en met de wijkagent, geven er hun eigen invulling aan. Veel regelgeving gaat gepaard met heffingen of andere bijdragen. Die op zich zijn volgens De Jong al vaak een steen des aanstoots, maar daar komt ook de ergernis over het ‘formulieren invullen’ bij. Men presteert het soms om blanco formulieren toe te sturen terwijl men alle gegevens al kent. Het besef ontbreekt dat veel ondernemers niet in een gestructureerde kantooromgeving werken, maar dit soort beslommeringen aan hun boekhouder overlaten. Die werkt natuurlijk niet voor niets, en dus krijgt de ondernemer bovenop de heffingen zelf ook nog de kosten van zijn eigen uren en die van zijn boekhouder voor de kiezen. En voor hele kleine bedrijven zonder personeel is een tientje algauw te veel, vervolgt De Jong, die ook nog een immateriële schade aanvoert, te weten de gederfde levensvreugde als gevolg van al die ergernis. Oplossingen Als het aan de detailhandel ligt, komen er in de eerste plaats minder regels. En van wat er overblijft, moet het nut duidelijk worden aangegeven. De regels moeten helder en transparant zijn, en vervolgens eenduidig worden doorgevoerd en gehandhaafd. Laat de ondernemer bovendien zijn verantwoordelijkheid nemen en behandel hem niet zo betuttelend; structureel overleg wordt daarbij
32
412296MEZ brochDD 32
11-09-2006 11:26:45
Bijlage 1
op prijs gesteld. En, zegt De Jong, houd vooral rekening met kleine bedrijven. Leg bijvoorbeeld in regels een zodanig drempeltje dat je 80 procent binnenhaalt met 20 procent inspanning; het aloude principe van efficiency. In concreto wordt voorgesteld om heffingen in één keer op te leggen, om per ondernemer een vaste contactpersoon voor vragen of klachten aan te wijzen – en dan wel eentje waar hij echt wat aan heeft – om procedures bij vergunningen alleen bij wijzigingen opnieuw te doorlopen – dus niet elk jaar – om vaste laad- en losplaatsen in te stellen en om in blauwe zones de eerste twintig minuten gratis te laten parkeren. Al met al laat het onderzoek bij De Jong de indruk achter dat de deelnemers een hartenkreet hebben geuit: ‘De mensen liepen compleet leeg.’ Het is de beleving van de lastendruk Na deze litanie van klachten mag Corien Pels Rijcken, directeur van de sector Fysieke en Economische Infrastructuur van de VNG, proberen de pijlen, die toch vooral op de gemeenten zijn afgeschoten, te pareren. Om te beginnen benadrukt ze dat de VNG niets over de gemeenten te vertellen heeft; in ons democratisch bestel heeft elke gemeente haar eigen beleidsruimte. Wel is er volgens haar een ontwikkeling gaande waarin de VNG opschuift in de richting van een echte brancheorganisatie, die op den duur wat meer zaken min of meer dwingend zal kunnen opleggen. Hoe het ook zij, waar het kabinet zich een vermindering van de administratievelastendruk met 25% tot taak heeft gesteld, is dat volgens Pels Rijcken een zaak waaraan ook gemeenten graag willen meewerken. Maar terwijl in de beeldvorming de gemeente vaak de gebeten hond is, komt dat niet overeen met de feitelijke situatie. Een paar cijfers: het totaal van administratieve lasten voor bedrijven komt uit op 16,4 miljard euro. Daarvan is 1,36 miljard toe te schrijven aan de uitvoering van rijksregelgeving door gemeenten, terwijl deze laatste door het opleggen van aanvullende informatieverplichtingen een lastendruk beïnvloeden van € 257 miljoen. Eigen regels van de gemeenten zijn goed voor een lastendruk van slechts € 52 miljoen, oftewel 0,3% van het totaal. Alle bij elkaar komt Pels Rijcken, onder hoorbaar gekreun in de zaal, tot niet meer dan 16% aan administratieve lasten die onder de invloedssfeer van gemeenten valt. En het gros daarvan kan bovendien alleen worden beperkt als de rijksregelgeving wordt aangepast. Er gebeurt van alles Hoe bescheiden het aandeel van de gemeenten in de lastendruk ook is, er wordt toch van alles ondernomen om die druk te verminderen, meent Pels Rijcken. Rijk, provincies en gemeenten hebben daarover al kort na het begin van deze kabinetsperiode afspraken gemaakt, waarbij in het halfjaarlijks overleg met
33
412296MEZ brochDD 33
11-09-2006 11:26:45
de minister-president de voortgang wordt besproken. Wat de gemeenten zelf betreft, hebben 32 grotere gemeenten een convenant met EZ gesloten om hun vergunningenstelsels door te lichten en te vereenvoudigen en zijn er 90 gemeenten die zich hebben uitgesproken om de regeldruk daadwerkelijk te verminderen. Waarom is daar dan nog zo weinig van te merken? Welnu, volgens Pels Rijcken komt dat voor een belangrijk deel omdat gemeenten de neiging hebben om de voorbeelden en modellen van de VNG af te wachten. Zo heeft een toetsing van de modelverordeningen opgeleverd dat circa dertig procent kan worden vereenvoudigd en/of afgeschaft; denk hierbij onder meer aan de kapvergunningen. Verder is de VNG bezig met een grondige herziening van het model van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), en dat zal zeker niet zonder gevolgen blijven. Verder wordt actief deelgenomen in dereguleringsacties van het rijk, zoals bij VROM, in het kader van de maatschappelijke ondersteuning (WMO), de bijstand, de sociale werkvoorziening, enzovoorts. Andere vereenvoudigingen zijn pas door te voeren na aanpassing van de regelgeving door het rijk, zoals ten aanzien van de monumentenzorg en de horeca. En ten slotte noemt Pels Rijcken de mogelijkheid van de zogenoemde lex silencio, het van oorsprong Spaanse model van fatale termijnen en fictieve beslissingen, onder het motto: wie zwijgt, stemt toe. Betere dienstverlening Alle inspanningen ten spijt, blijft men de gemeente verantwoordelijk houden voor het creëren en in stand houden van hinderlijke regelgeving. Volgens Pels Rijcken heeft dat vooral te maken met de beleving van de lastendruk. Dat manifesteert zich in ergernis over dubbele uitvraag van gegevens, onduidelijkheid van de regels en lange behandeltijden van aanvragen. Met andere woorden, als gemeenten dat beeld bijgesteld willen krijgen, zullen ze hun dienstverlening flink moeten verbeteren, zoals ook de daartoe ingestelde commissie-Jorritsma heeft aanbevolen. Op grond daarvan komen er landelijke kwaliteitsnormen, wordt er een project benchmarking opgezet en wordt er gewerkt aan de invoering van één loket voor alle gemeentelijke producten en diensten. Van belang in dit kader is dat de elektronische overheid zo goed mogelijk wordt gestructureerd, oftewel dat de ICT-huishouding op orde is. Met man en macht wordt thans gewerkt aan het zo goed mogelijk ontsluiten van officiële overheidsinformatie, het elektronisch beschikbaar stellen van formulieren, de instelling van een bedrijvenloket en het realiseren van gemeentelijke basisadministraties met vervolgens eenmalige gegevensverstrekking én meervoudig gebruik daarvan. De VNG fungeert daarbij als centrale organisatie voor de onderlinge afstemming, hulp bij het afwerken van voorstellen en het verzamelen en verspreiden van best practices. Conclusie: er wordt wel degelijk hard aan getrokken.
34
412296MEZ brochDD 34
11-09-2006 11:26:46
Bijlage 1
Problemen in de supermarkt Terug naar het wel en wee van de detailhandel, in dit geval de supermarkt, in de persoon van Harrie Westra, commercieel directeur van Hoogvliet Supermarkten. Hij heeft vooral problemen met het feit dat de regels per gemeente verschillen, want voor een supermarkt met filialen in diverse gemeenten is dat lastig te managen. Daarbij wordt hij bovendien met telkens andere tarieven geconfronteerd, komt de brandweer met uiteenlopende eisen, enzovoort. Ook de controlerende ambtenaren beoordelen de situatie ter plekke op individuele basis, waardoor het concern als geheel moeilijk kan inschatten waar het aan toe is. Klap op de vuurpijl was niet zo lang geleden de opdracht dat voor schoolgaande jonge medewerkers in alle filialen lesroosters moesten worden opgehangen, hetgeen betekende dat eerst honderden roosters moesten worden aangevraagd. Kort daarna werd meegedeeld dat de desbetreffende (landelijke) ambtenaar te ver was gegaan en dat de opdracht werd ingetrokken. En zo kan Westra nog wel een tijdje doorgaan, hetgeen hij ook doet. Hij ergert zich bijvoorbeeld groen en geel aan de eis dat een slijterij te allen tijde zeer nauwgezet moet controleren of iemand wel 18 jaar is. Toen op een keer niet naar de leeftijd was gevraagd en een controleur ontdekte dat de koper 17 jaar oud was, had de slijterij meteen een boete van maar liefst dertienduizend euro aan de broek. Westra valt voorts over het feit dat de statutair directeur van een slijterijketen een hygiënediploma moet hebben en dat ook de financieel directeur een cursus sociale hygiëne moet volgen. Terwijl deze mensen zelden of nooit op de werkvloer te zien zullen zijn. En wat te denken van zogenoemde temperatuurkaartjes van koelingen, die een vol jaar moeten worden bewaard; dat zijn er wel 650 per week. Westra kan zich niet voorstellen dat dit ergens toe dient. Verder zijn er nog de regels over energiebesparing die de gemeenten komen controleren. Alsof de supermarkt er zelf ook geen belang bij heeft om zo weinig mogelijk energie te verbruiken, foetert Westra. De eerdergenoemde precariorechten zijn hem eveneens een doorn in het oog. En, zegt hij, ga geen voordeur verplaatsen, want dat is een traject waar geen einde aan komt. Stel zoiets liever uit tot het moment waarop een algehele verbouwing staat gepland. Ten slotte spuwt hij zijn gal over de verplichte aanpassing van de etikettering van de diverse producten. Er moet inmiddels zoveel informatie worden gegeven dat je je kunt afvragen wie dat nog leest, maar bovendien heeft de aanpassing zijn bedrijf driehonderdduizend euro gekost. Het brengt Westra tot de conclusie dat de centrale overheid het voortouw moet nemen als het gaat om het terugdringen van de regeldruk; van de gemeenten verwacht hij in dat opzicht blijkbaar geen heil. Erg optimistisch is hij sowieso niet; aan de bovenkant worden mooie woorden gesproken, stelt hij, maar wat we nodig hebben is dat de mentaliteit van de ambtenaar aan de onderkant drastisch
35
412296MEZ brochDD 35
11-09-2006 11:26:46
verandert. Lichte hilariteit verwekt Westra ten slotte met de opmerking dat hij voor het naleven van de regels in zijn bedrijf een ex-marineman in dienst heeft genomen; die weet daar namelijk het beste mee om te gaan. Volgens hem een aanrader voor elk bedrijf. In dit verband merkt hij ook nog op dat bedrijven zich vaak gedwongen voelen om een eigen set regels te ontwikkelen, alleen maar om aan de overheidsregels te voldoen. Een pittige discussie Het woord is nu aan de zaal, waarbij Stevens iedereen aanmoedigt zijn zegje te doen, zij het met de relativerende opmerking dat we ook weer niet te rabiaat moeten zijn. Per slot van rekening willen we allemaal een goed geregelde samenleving, en daarin passen regels want anders belanden we in een jungle. Maar die regels moeten dan wel nuttig en efficiënt zijn. En laat het bedrijfsleven bedenken dat het zelf ook regels produceert, middels de eigen brancheorganisaties of door bij de overheid aan te dringen op bepaalde maatregelen ter bescherming van de bedrijfstak of de beroepsgenoten. Ook die regels mogen best eens onder de loep worden genomen. Dat zo zijnde voelt Stevens zelf eerst Pels Rijcken aan de tand over haar stelling dat gemeenten zelf goed zouden zijn voor slechts 0,3% van de totale administratievelastendruk. Dit afgezet tegen de perceptie over precariorechten en dergelijke, die toch flink wat ergernis veroorzaken. Als fervent voorstander van belastingheffing roept Stevens dan toch maar: weg met die precario; de irritatiegraad over deze belasting is te hoog, onder meer vanwege het feit dat elke gemeente er haar eigen regeling op nahoudt. Pels Rijcken antwoordt dat precariorechten worden geheven over grond die in gebruik is bij de ondernemer, maar die publiek eigendom is. En het is toch niet onredelijk van een overheid om daar een vergoeding voor te vragen, of dat nu precario heet of huur. Ach, en voor wat betreft die ergernisfactor: kijk eens hoeveel commotie er in de Tweede Kamer is geweest over de onroerendezaakbelasting, terwijl die in de ergernis-top tien van het EIM-onderzoek heel laag staat. Het is maar hoe je er tegenaan kijkt. Best mogelijk, zegt Stevens, maar belasting heffen over een reclame op eigen grond die vanaf de openbare weg te zien is, heeft helemaal niets met publieke eigendom van doen. Houd ook rekening met de beeldvorming over zoveel pietluttigheid, besluit hij. Vanuit de zaal wordt de vrees uitgesproken dat de onroerendezaakbelasting straks gaat dienen als basis voor ondernemers bij criminaliteitsbestrijding; volgens de spreker moeten we oppassen dat dit geen nieuwe melkkoe wordt. Weer een ander betwijfelt of gemeenten wel zo happig zullen zijn om dertig procent aan overbodige verordeningen af te schaffen; dat zou haast getuigen van masochisme, want menig ambtenaar ontleent er zijn bestaansrecht aan. En zo zijn er nog een paar die niet echt overtuigd zijn van de goede bedoelingen van de gemeenten en hun koepel;
36
412296MEZ brochDD 36
11-09-2006 11:26:46
Bijlage 1
geen woorden, maar daden, luidt hun devies. Dat is ook de mening van een volgende spreker, die zich herinnert dat er zo’n vijftien jaar geleden ook eens een initiatief is geweest om te komen tot vermindering van de lastendruk, maar daar is sindsdien nooit meer iets van vernomen. Hij kondigt vervolgens een ‘tranentrekkend verhaal’ aan van een winkel in consumentenelektronica. Daar komt jaren later een klant terug met een videorecorder waarop hij twee jaar garantie had, maar de Consumentenbond heeft hem verteld dat hij een onbeperkte garantie heeft als het apparaat niet deugt. Zoiets wil de verzekeraar niet meer dekken, en dus wil de winkelier zijn deur vergrendelen. Maar dat mag weer niet van de brandweer. Al die tegenstrijdige regels moeten maar ver boven het hoofd van de ondernemer worden kortgesloten, vindt hij. De ambtenaar heeft het gedaan Opmerkelijk is de openlijke aanval die wordt ingezet op de ambtenaar in zijn algemeenheid. Iemand noemt als grootste knelpunt het feit dat de ambtenaar zich afwijzend opstelt tegenover de ondernemer. Zo iemand snapt niet dat een ondernemer permanent met onzekerheid heeft te maken; zelf krijgt hij immers altijd zijn salaris en hoeft hij zich nooit af te vragen waar dat vandaan komt. Kortom, de grondhouding van de ambtenaar is verkeerd en kortzichtig. Verder meent deze spreker dat er een soort deltaplan tegen regelgeving moet komen; inspecties zouden moeten worden samengevoegd, en APV’s en meldingen centraal moeten worden getoetst. Daarbij zouden ambtenaren straffen in het vooruitzicht moeten worden gesteld als ze niet snel genoeg reageren. Ook een (opvoedings)cursus voor ambtenaren kan nuttig zijn. Het is Stevens die daarop in de bres springt voor de ambtenaar, met de opmerking dat de spreker zijn zegje kon doen zonder dat hem hoongelach van de aanwezige ambtenaren ten deel viel. Volgens hem zijn ambtenaren tegenwoordig aanspreekbaar op een ondernemende houding en tonen ze wel degelijk begrip voor het ondernemerschap. Wat dat betreft zijn er in één jaar tijd toch grote stappen voorwaarts gezet. De machteloze VNG Vanuit de ambulante handel, waar een aantal zelfstandige ondernemers in de publieke ruimte pleegt te opereren, wordt opgemerkt dat gemeenten weliswaar niet verplicht zijn de modelmarktverordening van de VNG toe te passen, maar dat de VNG dit wel wat sterker zou mogen propageren. Veel gemeenten lopen nu achter met hun verordening. Ergerniswekkend is bijvoorbeeld het feit dat het inzetten van eigen materiaal verboden is, ook als dat materiaal een oudere ondernemer in staat stelt om zijn vak nog wat langer uit te oefenen. Een andere
37
412296MEZ brochDD 37
11-09-2006 11:26:46
grief is dat beleidsmedewerkers van gemeenten onvoldoende op de hoogte zijn van de wijze waarop de regels moeten worden toegepast. Hetgeen Stevens tot de uitspraak brengt dat de VNG eigenlijk machteloos is; die moet wat hem betreft een betrouwbaarder partner worden, met meer commitment. Altijd weer die communicatie Het is hoog tijd voor een stichtelijk woord van de staatssecretaris van Economische Zaken, Karien van Gennip. Het staartje van de discussie aangehoord hebbende wil ze allereerst kwijt dat zij net als Stevens een enorme verandering onder haar ambtenaren heeft waargenomen, in de richting van veel meer begrip voor de positie van de ondernemer. Want, zegt ze, iedereen beseft nu wel dat de detailhandel voor de Nederlandse economie zeer belangrijk is: die tekent voor ruim eenderde van het bruto binnenlands product, biedt werk aan ruim 580.000 mensen en is met een totale omzet van 70 miljard euro de grootste bedrijfstak in ons land. Daarbij zorgt een goed winkelaanbod voor de nodige levendigheid en activiteit, en bevordert het de leefbaarheid. Verder moeten we niet vergeten dat menigeen zijn eerste baantje in de detailhandel of horeca heeft; in die zin draagt de sector ook een stuk verantwoordelijkheid voor onze jeugd. En ten slotte is de sector ook vaak het startpunt voor het ondernemerschap van nieuwe Nederlanders, hetgeen het zelfbewustzijn van die groep bevordert. Waarmee Van Gennip maar wil zeggen dat het hele kabinet, niemand uitgezonderd, maar al te goed beseft hoe belangrijk het terugdringen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven is. Het is tegelijk ook een weerbarstige materie, waaraan hard wordt gewerkt, en waarbij de suggesties van de commissie-Stevens zeer welkom zijn. Ook Van Gennip stelt dat we niet zonder regels kunnen, maar als je overbodige regels uit de weg ruimt, heb je meteen meer draagvlak voor de regels die er wel toe doen. Al veel gebeurd Bij een eerder debat stelde Van Gennip al eens dat de tragiek van het terugdringen van de regeldruk is, dat men zo snel aan de nieuwe situatie went en dan ook meteen is vergeten hoe erg het was. Want ook voor de detailhandel is er inmiddels al het nodige gebeurd. Van Gennip noemt het feit dat de verplichte publicatie van de jaarstukken in de Staatscourant is afgeschaft, dat hetzelfde is gebeurd met de inschrijving eigen vervoer, dat de belastingregels voor de vergoeding van reiskosten zijn vereenvoudigd en dat veel kleine bedrijven hun omzetbelasting niet meer elke maand, maar per kwartaal mogen aangeven. ‘Dat laatste zouden we graag ook bij de loonbelasting zien gebeuren,’ klinkt het vanuit de zaal. Maar daar gaat een andere staatssecretaris over. Vervolgens komt Van Gennip te spreken over de enquêtedruk, die nog steeds tot
38
412296MEZ brochDD 38
11-09-2006 11:26:46
Bijlage 1
veel klachten leidt. Toch is er volgens haar op dat vlak al veel ten goede gekeerd. Zo is de enquête zelf een stuk makkelijker geworden, en worden veel minder ondernemers lastiggevallen door het CBS. Maar er is nog meer denkbaar. Het CBS kan zijn communicatie verbeteren, in die zin dat de geënquêteerden ook op de hoogte worden gebracht van wat er met hun gegevens wordt gedaan. Verder denkt Van Gennip aan de mogelijkheid van een ‘statistiekvakantie’: wie gevraagd wordt voor een CBS-enquête, kan daar vervolgens wellicht enkele jaren van worden vrijgesteld. Ten slotte moet een stapeling van statistieken worden vermeden en verdient het ook aanbeveling om altijd te melden of invulling verplicht is of niet. Vaart achter Top 10 Van Gennip wil vaart maken met het aanpakken van de Top 10 van ergernissen zoals de commissie-Stevens die heeft samengesteld. Om te beginnen wil het kabinet toe naar vaste ‘verandermomenten’ voor allerlei regels, waaronder tarieven, normbedragen en wat dies meer zij. Verder wordt drastisch gesnoeid in het aantal vergunningen; Van Gennip heeft daarover nog onlangs een brief met concrete voorstellen naar de Kamer gestuurd. Onderzoek heeft volgens haar uitgewezen dat 42% van alle vergunningen en 22% van alle vergunningenstelsels kan worden geschrapt. In dat verband komt ook eerdergenoemde lex silencio in beeld, alsmede het vergroten van de kennis van de gemeenteambtenaar. Een flinke bron van ergernis vormen de nationale koppen bovenop Europese regelgeving, waarvan wel eens wordt gezegd dat dit komt doordat Nederland zo graag het braafste jongetje uit de klas wil spelen. Nu niet meer, zegt Van Gennip, voor een nationale kop moeten nu wel hele sterke argumenten worden aangevoerd, en anders gebeurt het gewoon niet. Maar het zal niet meevallen om bestaande koppen eraf te halen, bekent ze. En dan is er ten slotte het probleem van de venstertijden, ook al geen gemakkelijk dossier, omdat dit afstemming en overeenstemming vereist tussen de gemeenten onderling, en tussen gemeenten en bedrijven. Daar is nu de zogenoemde Commissie Stedelijke Distributie hard mee bezig. Geen kommer en kwel Het is dus toch niet allemaal kommer en kwel, meent Van Gennip, die vaststelt dat het blijkbaar schort aan de juiste communicatie over het goede nieuws. Ze stelt daarom voor dit najaar een Actieplan Detailhandel in het vooruitzicht. Daarin worden de acties opgesomd die het kabinet al heeft ondernomen, en wat het verder nog wil gaan doen om de regeldruk in de detailhandel verder omlaag te krijgen. Van Gennip heeft goed begrepen dat de detailhandel het vooral heeft begrepen op de lokale regeldruk, de rol van de gemeenten daarin en de ietwat onduidelijke positie van de VNG. Ze beaamt dat veel regelgeving niet uit de gemeentelijke koker
39
412296MEZ brochDD 39
11-09-2006 11:26:47
komt, maar volgens haar doet dat niet ter zake: de gemeenten staan aan de kant van de overheid en moeten gewoon meewerken aan oplossingen ter vermindering van de lastendruk. Ze brengt de 800 tegenstrijdige regels in herinnering, zoals die zijn aangebracht bij het speciale meldpunt, en waarvan de uitrol van de oplossingen over Nederland thans een aanvang heeft genomen. Een aantal gemeenten is trouwens al goed bezig, zoals de 32 gemeenten waarmee Van Gennip een convenant heeft gesloten om in de vergunningen te snoeien, een bedrijvenloket in te stellen en de strijdige regels aan te pakken. Ten slotte roept ze de ondernemers op om te blijven melden als ze ergens tegenstrijdige regels aantreffen, of wanneer ze anderszins knelpunten constateren. Tenslotte Tussen de ondernemers in de detailhandel en de gemeenten botert het niet als het gaat om het terugdringen van de administratievelastendruk. De ondernemers houden de gemeenten er hoofdverantwoordelijk voor en hebben er blijkbaar weinig vertrouwen in dat die de problemen serieus gaan aanpakken. Ook de VNG als overkoepelende organisatie stelt de ondernemers teleur; er gaat te weinig (overtuigings)kracht van uit, alle goede bedoelingen ten spijt. Het is daar waar de schoen wringt; ondernemers in de detailhandel zijn uitsluitend te overtuigen met keiharde, concrete en zichtbare resultaten. Die zijn er ook al wel, maar blijkbaar schort het aan voldoende communicatie om die verbeteringen daadwerkelijk te laten doordringen tot degenen die het aangaat. Daar valt nog een wereld te winnen.
40
412296MEZ brochDD 40
11-09-2006 11:26:47