We
doen het
samen! Gemeente Staphorst
Beleidsplan
jeugdHULP 2015 - 2019 augustus 2014
inhoud
Inhoud Voorwoord 7 Samenvatting beleidsplan jeugdhulp 2015 - 2019 9 01. Inleiding 10 1.1. Kader Jeugdwet 12 1.2. Coalitieakkoord: Vertrouwen in dynamisch Staphorst 13 1.3. Proces 13 02. Landelijk en regionaal kader 14 2.1. Invoering en uitgangspunten van de Jeugdwet 15 2.2. Regionaal transitiearrangement regio IJsselland 16 03. Wat is de situatie in de gemeente Staphorst? 18 3.1. Hoe staat het met de jeugd in de gemeente Staphorst? 19 3.2. Gebruik jeugdzorg door Staphorster jeugd 20 04. Wat willen we bereiken? 24 4.1. Visie en uitgangspunten 25 4.2. Wat is de rol van de gemeente? 27 4.3. Doelen 27 05. Hoe gaan we het organiseren? 28 5.1. Inrichting van de toegang 29 5.1.1. Toegang via het Centrum voor Jeugd en Gezin Staphorst 30 5.1.2. Toegang via de huisarts, jeugdarts en medisch specialist 33 5.1.3. Toegang voor hulp bij complexe hulpvragen en bij hulp gedwongen kader 33 5.2. Samenhang met passend onderwijs, Wmo en Participatiewet 35 5.2.1. Passend onderwijs 35 5.2.2. Centrum Werk en Ondersteuning (Wmo en Participatiewet) 35 5.3. Wat doen we lokaal, regionaal en bovenregionaal? 36 5.3.1 Wat doen we lokaal? 36 5.3.2 Wat doen we regionaal? 37 5.3.3. Wat doen we bovenregionaal? 39 5.4. Inrichting regionale bedrijfsvoeringsorganisatie 39 06. Met wie gaan we het uitvoeren? 40 6.1. Het terrein van preventie en signalering 41 6.1.1. Koppeling vaste contactpersonen CJG aan Staphorster organisaties/verenigingen 41 6.1.2. Prenatale voorlichting in samenwerking met verloskundigen 41 6.1.3. Sport, bewegen en voeding in samenwerking met verenigingen 41 6.1.4. Jaarlijkse themaweek door het CJG preventieteam 41 6.1.5. Alcoholmatiging 41 6.1.6. Omgaan met geld 42 6.1.7. Preventie op het gebied van de Geestelijke gezondheidszorg 42 6.1.8. Boekenbas en de Family Factory 42
2
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
3
inhoud
6.2. Ondersteuning in het gezin 43 6.2.1. Ambulante hulpverlening 43 6.2.2. Gedwongen hulpverlening: jeugdbescherming en jeugdreclassering 43 6.3. Ondersteuning buiten het gezin 45 6.3.1. Pleegzorg 45 6.3.2. Residentiële jeugdzorg 45 6.3.3 Jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg) 45 6.3.4. Ouderbijdrage 45 6.4. Samenwerking in geval van veiligheidsrisico's of crisis 46 6.4.1. De Wet meldcode 46 6.4.2. Verwijsindex risicojongeren 46 6.4.3. Veilig thuis 46 6.4.4. Crisiszorg 47 6.5. Overgangssituatie 47 07. Hoe bewaken we de kwaliteit? 48 7.1. Kwaliteitseisen 49 7.2. Cliëntparticipatie in de jeugdzorg 49 7.3. Inzet vertrouwenspersoon, klachtrecht en privacy 50 7.3.1 Vertrouwenspersoon 50 7.3.2. Klachtrecht 50 7.3.3. Privacy 50 7.4. Hoe gaan we om met calamiteiten 51 08. Communicatie 52 09. Hoe gaan we financiële middelen inzetten? 54 9.1. Welk budget is er beschikbaar 55 9.2. Hoe gaan we dit verdelen? 56 9.2.1. Lokaal 56 9.2.2. Regionaal 56 9.3. Wat zijn de risico’s? 56 9.3.1. Risico’s 56 9.3.2. Herverdelingsmodel 58 9.4. Contractering en bekostiging 58 9.4.1. Wijze van bekostiging 58 9.4.2. Keuzevrijheid 58 9.4.3. Zorg in Natura versus Persoonsgebonden budget 59 9.4.4. Frictiekosten 59 10. Monitoring en verantwoording 60 10.1. Verantwoording over de uitvoering en resultaten van het beleid 61 10.2. Verantwoording aan het Rijk 61 11. Bijlagen 62 Bijlage 1: Begrippenlijst 63 Bijlage 2: Regionale basisvoorwaarden toegang 66 Bijlage 3: Regionaal Transitie Arrangement regio IJsselland 67
4
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
5
VOORWOORD
Voorwoord Waar andere gemeenten vergrijzen, is Staphorst één van de jongste gemeenten van Nederland. Dat maakt Staphorst anders dan andere gemeenten. Gelukkig gaat het met het overgrote deel van de kinderen en gezinnen goed. Maar er is een groep jongeren en ouders bij wie opgroeien en opvoeden minder vanzelfsprekend gaat. Zij hebben ondersteuning nodig. Met ingang van 1 januari 2015 krijgen we als gemeente de volledige verantwoordelijkheid om deze ondersteuning – van preventie tot jeugdzorg – te bieden. Onze ambitie is dat jongeren kunnen opgroeien tot volwassenen die zelfstandig, gelijkwaardig en actief deelnemen aan de maatschappij uitgaande van eigen talenten, verantwoordelijkheden en mogelijkheden. Zoals de titel ‘We doen het samen!’ al aangeeft, kunnen we dat als gemeente niet alleen. We doen dan ook een beroep op uw eigen verantwoordelijkheid, maar ook meer dan voorheen een beroep op het eigen netwerk rondom kinderen en hun ouders. Het doel is dan zorgen dat het gezin zo snel mogelijk weer op eigen benen kan staan, met zoveel mogelijk hulp uit de eigen omgeving. Het is belangrijk dat we het sociale netwerk rondom gezinnen versterken, want ook familieleden, buurtbewoners, docenten, kerken, verenigingen, jongerenwerkers en anderen zijn betrokken bij het opgroeien van kinderen. Voor jeugdigen en hun ouders die hulp nodig hebben, zorgen we dat zij die hulp sneller krijgen en dat die hulp passend is; dus niet te zwaar en niet te licht. Ook geen onnodig papierwerk meer; professionals krijgen de tijd en ruimte om slagvaardig gezinnen te ondersteunen. De decentralisatie van de jeugdzorg biedt ons een unieke kans om de jeugdhulp anders, beter en minder kostbaar in te richten. Daarbij willen we toewerken naar eenvoudige, integrale, preventieve en laagdrempelige ondersteuning dichtbij. Het Centrum voor Jeugd en Gezin Staphorst zal een belangrijke regiefunctie hierin vervullen. In de toekomstige jaren willen we onze ingezette koers uitbouwen en verder professionaliseren. We doen dit als gemeente samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin, scholen, huisartsen en andere instellingen. Natuurlijk doen we dit ook samen met ouders, jongeren, scholen, kerken, (sport)verenigingen en andere betrokkenen. Door de inzet van alle betrokkenen krijgt ‘We doen het samen’ de uitwerking die dit document verdient. We wensen u veel leesplezier! Mr. dr. Sytse de Jong Wethouder Jeugd Gemeente Staphorst
6
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
7
Samenvatting beleidsplan jeugdhulp 2015 - 2019
Samenvatting beleidsplan jeugdhulp 2015 - 2019 In dit beleidsplan wordt aangegeven hoe de gemeente Staphorst invulling geeft aan haar nieuwe verantwoordelijkheid op het gebied van preventie en jeugdhulp. De lokale overheid wordt met ingang van 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de gehele zorg voor jeugd. Dat betekent dat ook de gemeente Staphorst verantwoordelijk wordt voor alle vormen van jeugdhulp, waaronder: • • • • • • • • • •
de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg de gesloten jeugdzorg de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd GGZ) de zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen vervoer bij begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen kortdurend verblijf ten behoeve van jeugdigen GGZ in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg) de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen jeugdreclassering
In 2012 is de gemeente Staphorst gestart met de voorbereidingen voor de transitie jeugdzorg. Het CJG Staphorst is reeds voorbereid op haar functie als lokale toegangspoort voor de jeugdhulp. Daarnaast zijn in regionaal verband (regio IJsselland) afspraken gemaakt over inkoop en - daarmee - continuïteit van zorg. In 2012 maakten van de in totaal 4.749 aantal jeugdigen tot 18 jaar uit de gemeente Staphorst gebruik van de volgende vormen van zorg en ondersteuning: • • •
60 trajecten provinciale jeugdzorg (jeugd- en opvoedhulp) 346 trajecten Jeugd Geestelijke Gezondheidszorg (jeugd GGZ) 228 trajecten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
De gemeente Staphorst wil met haar jeugd(hulp)beleid een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kinderen en jongeren tot volwassenen die zelfstandig, gelijkwaardig en actief deelnemen aan de maatschappij uitgaande van eigen talenten, verantwoordelijkheid en mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij is meer inzet op preventie om duurdere vormen van zorg te voorkomen. De gemeente Staphorst vindt het belangrijk passende, maar ook hoogkwalitatieve zorg te bieden. Het college houdt daarbij redelijkerwijs rekening met de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders. Voor zover redelijkerwijs mogelijk, wordt de jeugdige en zijn ouders keuzevrijheid geboden met betrekking tot de inzet van jeugdhulp (Jeugdwet art. 2.3 lid 4). Door de ‘zachte landing’ blijven we samenwerken met de huidige zorgaanbieders. Daarmee is er zorg voor diverse denominaties beschikbaar en blijven deze ook in 2015 en 2016 beschikbaar. Kwaliteit staat bij ons hoog in het vaandel en wordt als belangrijke voorwaarde aan alle jeugdhulp gesteld. Bij de toegang (CJG Staphorst) vindt de afweging plaats welke vorm van hulp het meest passend is voor de hulpvraag. Het CJG Staphorst per 1 juli 2014 al gestart als lokale toegang voor de zwaardere zorg. Daarbij is de toegang reeds transitieproof. Daarnaast worden er - aan de hand van de pilot huisartsen en toegang tot de jeugdhulp - afspraken met huisartsen gemaakt over hun verwijzingen naar jeugdhulp en zal de toegang naar spoed- en crisiszorg op regionaal niveau worden georganiseerd. De nieuwe taken worden overgeheveld met een forse bezuiniging op het budget. De gemeente Staphorst ontvangt c.a. 2,7 miljoen voor de uitvoering van deze nieuwe taken, waarvan 15% lokaal wordt ingezet en 85% gereserveerd wordt voor de regionaal in te kopen jeugdhulp.
8
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
9
01 | inleiding
Voor u ligt het beleidsplan Jeugdzorg 2015 - 2019 met als titel ‘We doen het samen!’. In de nieuwe Jeugdwet (art. 2.2.) is vastgelegd dat gemeenten een beleidsplan vaststellen waarin aangegeven wordt hoe zij invulling geven aan hun nieuwe
01 inleiding
verantwoordelijkheid voor het beleid en uitvoering rond preventie en jeugdhulp. De afgelopen jaren zijn er in de gemeente Staphorst diverse beleidsnota’s rondom jeugd verschenen. Altijd is hier ingezet op ‘transitieproof’ beleid. Diverse plannen van aanpak en evaluaties hebben bijgedragen aan dit beleid en zijn dan ook al onderdeel van de werkwijze van het Centrum voor Jeugd en Gezin. In het onderstaande overzicht ziet u de positionering van de nota’s.
PRE V ENTIEF JEUGDBELEID VOOR JEUGD -9 mnd - 23 jaar (vastgesteld in dec. 2013)
BELEIDSPLAN JEU G DHULP WE DOEN HET SAMEN! Voor jeugd van -9 mnd - 18 jaar 2015 - 2019
Regionaal transitiearrangement Regio IJsselland incl. projectplan en visie ‘Opvoeden Versterken’ (vastgesteld januari 2014) Integrale toegang Sociaal domein (vastgesteld juni 2014)
In november 2013 is het lokale preventieve jeugdbeleid vastgesteld dat als paraplu wordt beschouwd. Het preventieve jeugdbeleid is voor de doelgroep van -9 mnd - 23 jaar en gericht op alle domeinen waar de jeugd zich bevindt. In het kader van de transitie jeugdzorg moet de gemeente ook een beleidsplan hebben voor haar jeugdzorgbeleid voor de leeftijd van -9 mnd - 18 jaar. Dit plan geeft aan hoe de gemeente wil voorkomen dat kinderen en jongeren in de problemen komen en wanneer ze in de problemen komen een beroep kunnen doen op het juiste zorgaanbod. Zowel regionaal als lokaal beleid wordt beschreven. Diverse regionale en lokale notities, zoals het RTA regio IJsselland en evaluaties van het CJG en Plannen van aanpak voor de experimenten jeugdzorg zijn als input gebruikt. Veel beleid zal u dan ook bekend voorkomen en wordt geïntegreerd in dit jeugdzorgbeleid. Het beleidsplan heeft vooralsnog een looptijd van vier jaar. Wanneer nodig, kan het beleidsplan eerder worden herzien.
10
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
11
01 | inleiding
01 | inleiding
1.2. Coalitieakkoord: Vertrouwen in dynamisch Staphorst In het coalitieakkoord ‘Vertrouwen in dynamisch Staphorst’ 2014 - 2019 is opgenomen dat de gemeente Staphorst passende jeugdzorg wil bieden. Vanuit deze gedachte is er ook specifieke aandacht voor jeugd die niet behoort bij een vereniging, organisatie en/of kerkgemeenschap. Het Centrum voor Jeugd en Gezin dient een belangrijke rol te spelen in de toeleiding naar de gespecialiseerde (niet vrij toegankelijke) zorg. Het CJG is - samen met de ouders - verantwoordelijk voor de (casus)regie. Men wil bij problemen eerder kunnen ondersteunen. Daarbij geldt het principe: voorkomen is beter dan genezen.
1.1. Kader Jeugdwet De gemeentelijke overheid wordt met ingang van 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de gehele zorg voor jeugd. Dat betekent dat zij verantwoordelijk wordt voor alle vormen van jeugdhulp, waaronder de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd GGZ), de zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking, de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen, vervoer bij begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen, kortdurend verblijf ten behoeve van jeugdigen, GGZ in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg) en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Met jeugdhulp bedoelen we de vormen van ondersteuning, hulp en zorg waarvoor de gemeente een voorziening moet inzetten wanneer een jeugdige opgroei- en opvoedingsproblemen heeft en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders ontoereikend blijkt. De gemeente is op dit moment al verantwoordelijk voor de preventieve opvoedondersteuning (prestatieveld 2 van de Wmo), de jeugdgezondheidszorg en gezondheidsbevordering (Wet publieke gezondheid). Daartoe behoort ook het preventief jeugdbeleid (inclusief informatie, advies en ondersteuning), licht
1.3. Proces ambulante hulpverlening, coördinatie en toeleiding naar de zorg dat tot het taakveld van het Centrum voor Jeugd en Gezin behoort. De functies en de positie van het Centrum voor Jeugd en Gezin als toegang tot alle vormen van zorg is dan ook een belangrijk onderdeel van dit beleidsplan. Immers, de uitdaging om de zorg voor jeugd eenduidiger en minder bureaucratisch te organiseren ligt bij uitstek op dit onderdeel. Belangrijk hierbij is de samenhang met de ‘nieuwe Wmo’ en de participatiewet. Met name met betrekking tot de toegang1 zullen afspraken gemaakt worden om recht te doen aan het uitgangspunt van 1 gezin, 1 plan en 1 regisseur. De Jeugdwet verplicht gemeenten tot bovenlokale samenwerking op bepaalde (zware en specialistische) vormen van zorg. Om deze reden is dan ook een samenwerking gestart met andere gemeenten in de regio IJsselland2. De visie van de gemeenten in de regio IJsselland luidt als volgt: ‘lokaal wat lokaal kan, en regionaal wat meerwaarde heeft’. Dat betekent dat er sprake is van samenwerking op de onderdelen waartoe de jeugdwet ons verplicht, maar ook op onderdelen waarbij het voordelen heeft om samen te werken. In paragraaf 5.4. wordt beschreven welke onderdelen lokaal, regionaal en bovenregionaal worden georganiseerd.
1. Toegang is het proces vanaf het moment waarop burgers zich melden, of worden gemeld, met een ondersteuningsvraag tot het bieden van ondersteuning. 2 . De samenwerkende gemeenten in de regio IJsselland zijn Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle.
12
In 2012 zijn we als gemeente Staphorst gestart met de voorbereidingen voor de transitie jeugdzorg. Enerzijds was het wachten op de landelijke kaders en het definitieve budget, anderzijds konden we dankzij de provincie Overijssel - voorsorteren aan de hand van experimenten. De voorbereiding is deels lokaal, maar ook regionaal van karakter. Dankzij diverse experimenten hebben we lokaal het CJG Staphorst kunnen voorbereiden op haar functie als lokale toegangspoort voor de jeugdzorg. Zo is de afgelopen periode ingezet op de pilot 2e lijns zorg zonder indicatie dat bijgedragen heeft aan de doorontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Momenteel loopt de pilot transitie jeugdzorg en huisartsen. Doel hiervan is om de samenwerking met de huisartsen te versterken en te komen tot een definitief samenwerkingsmodel vanaf 1 januari 2015. Tenslotte is er onlangs gestart met een pilot Raad voor de Kinderbescherming. Doel hiervan is lokale afspraken te maken over wanneer de Raad voor de Kinderbescherming in een proces betrokken moet worden. Regionaal is het transitiearrangement Jeugd regio IJsselland in januari 2014 vastgesteld waarbij een keuze is gemaakt op welke interventieniveaus3 regionaal zal worden samengewerkt.
Tevens geeft dit transitiearrangement kaders aan welke financiële afspraken onderling en met (regionale) zorgaanbieders zijn gemaakt om de continuïteit van zorg voor de jeugd te kunnen garanderen met ingang van 1 januari 2015. In hoofdstuk 5 en verder wordt hierop ingegaan. Het is de bedoeling dat het nieuwe jeugdstelsel meer aansluit op de leefwereld van de jeugdige en het gezin. Daarom is het van groot belang dat jeugdigen, ouders en andere vrijwilligers en professionals uit het veld bij de totstandkoming van beleid worden betrokken. In de gemeente Staphorst is er ouderparticipatie gaande waarbij ouders gevraagd worden mee te denken over de inrichting van het nieuwe (lokale) stelsel. Daarnaast zal de Wmo-raad gevraagd worden mee te denken en zijn er ook op regionaal niveau meerdere cliënt- en belangenorganisaties betrokken. Daarnaast is en wordt het beleidsplan afgestemd met het scholen, huisartsen en andere maatschappelijke organisaties, omdat deze betrokken zijn bij de twee lokaal lopende experimenten. De inzichten vanuit deze experimenten zijn input geweest voor de inhoud van dit beleidsplan.
3. Interventies zijn ingedeeld aan de hand van het interventiemodel van prof. Peter Stam. Zie ook hoofdstuk 5.
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
13
02 | Landelijk en regionaal kader
2.1. Invoering en uitgangspunten van de Jeugdwet Met ingang van 1 januari 2015 wordt de nieuwe jeugdwet van kracht en worden gemeenten zowel bestuurlijk als financieel verantwoordelijk gesteld voor alle zorg voor jeugd. Daarbij wordt ook de AWBZ-jeugd overgeheveld naar de jeugdwet. Gemeenten dienen daarbij de volgende uitgangspunten in acht te nemen:
a.
Preventie en vroege signalering van opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen;
b. Demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, buurten, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen; c.
02 LandeliJk en regionaal kader
Het bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders en de sociale omgeving, zodat de ouders zoveel mogelijk in staat worden gesteld om zelf de verantwoordelijkheid voor de opvoeding te dragen;
d. Het inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving. e. Het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit; f.
Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt één gezin, één plan en één regisseur.
Belangrijk hierbij is dat het wettelijk recht op zorg zoals opgenomen in de Wet op jeugdzorg, de AWBZ en de ZvW vervangen wordt door de jeugdhulpplicht. Daar waar preventie geen uitkomst biedt, jeugdigen en ouders het niet op eigen kracht redden en zij naar het oordeel van het college ondersteuning, hulp en zorg nodig hebben bij opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen, is het college verplicht een voorziening op het gebied van jeugdhulp te treffen. Op deze manier krijgen kinderen en gezinnen de hulp die passend is en die zij nodig hebben. De jeugdige moet door de ‘voorziening’ in staat worden gesteld om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekeninghoudend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau. De gemeente zorgt daarbij voor deskundige advisering over en beoordeling van de vraag of er een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is en welke voorziening dit dan is. De hulp kan zowel een algemene, vrij toegankelijke voorziening zijn als een individuele voorziening. Een individuele voorziening heeft veelal betrekking op de gespecialiseerde zorg. De gemeente moet daarbij een keuze te maken welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. Voor de niet vrij toegankelijk vormen van ondersteuning zal eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouders deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben. Deze niet vrij toegankelijke voorzieningen veronderstellen dat daaraan een verleningsbeslissing ten grondslag ligt op basis van een beoordeling van de persoonlijke situatie en behoeften van de aanvrager. De gemeente kan een beschikking afgeven met de mogelijkheid van bezwaar en beroep. De overheid en dus ook de gemeente heeft een belangrijke taak om kinderen veiligheid te bieden, wanneer ouders dat niet of niet toereikend doen. De verplichte wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling biedt houvast om dat op een goede manier te organiseren.
14
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
15
02 | Landelijk en regionaal kader
2.2. Regionaal transitiearrangement regio IJsselland Voor de ontwikkeling van het jeugdzorgbeleid wordt samengewerkt in de regio IJsselland. Daartoe zijn de volgende kaders vastgesteld. 1. De regionale visie ‘Verbinden en aansluiten’ (januari 2013). Deze is als bijlage opgenomen in het Regionaal transitiearrangement. 2. Projectplan ‘Transformatie Jeugdzorg 2012 - 2015’ met daarin de visie ‘Opvoeden versterken’. 3. Regionaal transitiearrangement Jeugdzorg regio IJsselland (oktober 2013).
02 | Landelijk en regionaal kader
Het ‘Regionaal Transitie Arrangement regio IJsselland’ (RTA) gaat over de transformatie en transitie van de jeugdzorg in de regio IJsselland. In dit arrangement geven de samenwerkende gemeenten aan hoe ze de continuïteit van zorg vanaf 2015 realiseren en hoe de zorginfrastructuur eruit ziet die daarvoor nodig is. Daarnaast geeft het RTA aan wat de regio IJsselland doet om de frictiekosten zo veel als mogelijk te beperken. Dit RTA staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een langdurig en intensief voorbereidingsproces, van zowel de gemeenten als van aanbieders en financiers. Het RTA bouwt voort op de visie ‘Opvoeden Versterken’ maar stelt ook kaders voor de regionale samenwerking rondom zorginkoop, financiering en bedrijfsvoering. De belangrijkste uitgangspunten zijn hierbij als volgt:
1. ZORGINKOOP:
De afspraken uit deze beleidsnotities zij mede leidend voor dit beleidsplan. a.
Gemeenten gaan voor een ‘zachte landing’: in 2015 wordt gewerkt met de huidige zorgaanbieders, in 2016 met huidige aanbieders en nieuwe aanbieders voor innovatie. b. Zorg van vrijgevestigde aanbieders wordt in 2015 en 2016 gezamenlijk ingekocht in de regio IJsselland.
2. FINANCIËN: a. Door middel van een zachte landing worden frictiekosten beperkt. b. Er wordt een tijdelijk financieel model ontwikkeld voor de gezamenlijke inkoop van zorg. Het is onwenselijk om de regionaal in te kopen zorg naar gemeenten af te rekenen. Voor de gezamenlijke inkoop wordt een tijdelijk regionaal herverdelingsmodel ontwikkeld. c. Van de gemeentelijk jeugdzorgbudget wordt 15% apart gezet voor innovatie en vernieuwing: 4% voor de lokale toegangsfunctie, 5% voor gemeentelijke uitvoeringskosten, 5% voor nieuw preventief beleid en het stimuleren van innovatie en het toelaten van nieuwe aanbieders op lokaal niveau, 1% voor onvoorziene omstandigheden. d. Er is ruimte voor innovatie en vernieuwing. e. Er wordt gestuurd op kwaliteit, monitoring en wachtlijsten. f. We monitoren de resultaten van de zorgaanbieders en de gewenste transformatie en houden tussentijdse evaluaties.
3. TOELEIDING NAAR ZORG: a.
Toeleiding naar gespecialiseerde (bovenlokale) zorg op de interventieniveaus 4, 5, 6 en 7 gaat altijd via de lokale toegang (in Staphorst en Zwartewaterland via het CJG). Dit zijn de gespecialiseerde vormen van jeugdzorg waarvoor op dit moment een verwijsbrief of indicatiestelling nodig is. Iedere gemeente mag dit op haar eigen manier organiseren. Dit geldt ook voor het afschalen van gespecialiseerde zorg naar de lagere zorgniveaus. b. Toeleiding naar de gespecialiseerde zorg (= niet vrij toegankelijk) gebeurt op basis van uniforme regionale basisvoorwaarden (zie bijlage 2).
De samenwerkende gemeenten en de zorgaanbieders in de regio IJsselland staan voor een vloeiende overgang van de jeugdzorg in de periode 2014 tot 2017 en een geleidelijke overgang van transitie naar transformatie, omdat dat in het belang is van cliënten, zorgaanbieders en gemeenten.
16
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
17
03 | Wat is de situatie in de gemeente Staphorst?
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed hoe de samenstelling van de jeugd eruit ziet in relatie tot de nieuwe taken van de gemeente. De toekomstige omvang van de doelgroep hangt onder meer af van het aantal kinderen en jongeren in Staphorst.
03 Wat is de situatie in de gemeente Staphorst?
In de eerste paragraaf wordt daarom ingegaan op feiten en cijfers met betrekking tot alle jeugd in Staphorst. In de tweede paragraaf worden cijfers met betrekking tot het zorggebruik weergegeven. Er is gebruik gemaakt van de meest recente cijfers. Dit betreffen cijfers uit de jaren 2010 – 2013, waardoor huidige aantallen (= 2014) kunnen afwijken. De cijfers geven echter wel een beeld van de jeugd en het bijbehorende zorggebruik.
3.1. Hoe staat het met de jeugd in de gemeente Staphorst? Uit de jeugdmonitor van het CBS blijkt dat de gemeente Staphorst in het jaar 2013 4.749 jeugdigen telt in de leeftijd van 0 tot 18 jaar (= doelgroep Jeugdwet), waarvan 51,5 % een jongen en 48,5 % een meisje is. Hieronder ziet u de cijfers naar leeftijdscategorie.
Figuur 1: Aantal jongeren naar leeftijdscategorie (peiljaar 2013)
Leeftijd
0 – 4 jaar
4 – 12 jaar
12 – 15 jaar
15 – 18 jaar
Totaal
Aantal
976
2.112
861
800
4.749
In %
20,5 %
44.5 %
18 %
17 %
100 %
Bron: Jeugdmonitor CBS / Statline
De gemeente Staphorst is één van de jongste gemeenten van Nederland. Samen met de gemeenten Urk, Zeewolde en Zwartewaterland hebben wij het hoogste aandeel 0 - 18 jarigen (28% en hoger). Dit heeft vooral te maken met een hoog geboorteoverschot en met het feit dat jongvolwassenen (18 jaar en ouder) voor studie of werk naar andere gemeenten vertrekken. Een andere manier om het aandeel jongeren in een gemeente te meten is door middel van de groene druk. De groene druk is de verhouding tussen het aantal jongeren van 0 - 20 jaar en het aantal mensen tussen de 20 en de 65 jaar. Wonen er in verhouding tot het aantal 20 - 65 jarigen veel 0 - 20 jarigen in een regio, dan is er sprake van een hoge groene druk. In Staphorst bedraagt de groene druk 59,1%. Er is dus sprake van een hoge groene druk. Wel is de groene druk tussen 2000 en 2013 gedaald. De verwachting is dat ook in Staphorst het aantal jongeren afneemt.
18
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
19
03 | Wat is de situatie in de gemeente Staphorst?
03 | Wat is de situatie in de gemeente Staphorst?
Prognoses laten voor de komende 20 jaar een daling zien van 15 tot 20%. Op basis van deze ontwikkeling kunnen we stellen dat er in de toekomst minder potentiële cliënten zullen zijn voor de jeugdzorg. Hoeveel cliënten echter in werkelijkheid gebruik zullen maken van jeugdzorg hangt uiteraard ook af van andere factoren, zoals landelijk, regionaal en lokaal beleid. In het nieuwe stelsel staat het uitgangspunt één gezin, één plan en één regisseur centraal. Van belang zijn dan ook het aantal huishoudens binnen de gemeente, omdat mogelijke ondersteuning geboden wordt aan het hele gezin. Hieronder ziet u de gegevens over het aantal huishoudens met een kind onder de 18 jaar. Voor Staphorst zijn dat in totaal 2.017 huishoudens. Dit is ook onderverdeeld in huishoudens naar aantal kinderen per gezin.
Jongeren met jeugdzorg naar zorgvorm, 2012
Dagbehandeling Voogdij Residentiele jeugdzorg Jeugdreclassering
Figuur 2: Aantal huishoudens met kinderen
Huishouden met 1 kind
Pleegzorg Huishouden met 2 kinderen
Huishouden met 3 kinderen of meer
Totaal aantal huishoudens met kinderen
Aantal huishoudens
360
701
956
2017
In procenten
18%
35 %
47 %
100 %
Bron: Jeugdmonitor CBS / Statline
Bovenstaande cijfers laten zien dat in de gemeente Staphorst veel huishoudens zijn met 3 of meer kinderen. Wanneer dit vergeleken wordt met de regio IJsselland en Nederland ligt dit aandeel voor Staphorst relatief gezien veel hoger. Het aandeel van de kinderen dat in de gemeente Staphorst betrokken is bij een echtscheiding ligt onder de 1%. Daarnaast woont 1,1% van de kinderen in Staphorst in een bijstandsgezin, tegenover 3,6% in de regio IJsselland en 5,5% in Nederland. Verder loopt 5,8% van de jongeren in de gemeente Staphorst het risico om in armoede op te groeien, wat duidelijk lager ligt dan in de regio IJsselland. Tenslotte wonen er in Staphorst relatief weinig eenoudergezinnen ten opzichte van de regio IJsselland en Nederland. Het opleidingsniveau in Nederland stijgt. Dat blijkt onder meer uit een afname van het aantal achterstandsleerlingen in het basisonderwijs. De gemeente Staphorst heeft een relatief hoog percentage achterstandsleerlingen in het basisonderwijs, namelijk 20% tegenover een landelijk gemiddelde van 7%. Dit zijn leerlingen van wie beide ouders een laag opleidingsniveau hebben. Voor deze doelgroep ontvangen scholen extra financiering om taal- en ontwikkelingsachterstanden te voorkomen en ervoor te zorgen dat deze kinderen zo goed mogelijk aan het reguliere basisonderwijs kunnen deelnemen.
3.2. Gebruik jeugdzorg door Staphorster jeugd Geïndiceerde jeugdzorg (nu: provinciale jeugdzorg) Landelijk ontvangen ruim 100.000 kinderen geïndiceerde jeugdzorg, gefinancierd vanuit de provinciale jeugdzorggelden. Landelijk is dit 3% van de kinderen. Bij meer dan de helft van de jongeren met jeugdzorg ging het om ambulante jeugdzorg (c.a. 57.800 jongeren). Ondertoezichtstellingen komen ook veel voor, namelijk 39.400 jongeren. Ongeveer 20.000 jongeren ontvingen pleegzorg. Een kwart van de jongeren ontving in 2012 twee verschillende zorgvormen en 15% ontving drie of meer vormen van zorg. Zo ontvingen 15.000 jongeren naast een ondertoezichtstelling ook ambulante jeugdzorg. Een andere veel voorkomende combinatie is voogdij en pleegzorg (ruim 5.500 jongeren).
20
Ondertoezichtstelling Ambulante jeugdzorg 0 Bron: CBS
10
20
30
40
50 60 x 1.000
In Staphorst ontvangt 1,3 % van de jeugdigen tot 18 jaar (provinciale) jeugdzorg, dit ligt veel lager dan het landelijk gemiddelde. In de onderstaande tabel is voor Staphorst een overzicht van het type jeugdzorg waarvan gebruik is gemaakt in 2012.
Figuur 4: aantal jeugdigen in jeugdzorg naar zorgvorm in absolute getallen
Totaal aantal jeugdigen in Staphorst met een jeugdzorgindicatie (alle vormen)
60
Ambulante jeugdzorg
25
Dagbehandeling
5
Residentiële jeugdzorg
10
Pleegzorg
10
Onder toezichtstelling (ots)
30
Voogdij
5
Jeugdreclassering
10
Bron: Jeugdmonitor CBS / Statline
In 2012 ontvingen 60 jeugdigen in Staphorst jeugdzorg. Ook in Staphorst wordt er tegelijkertijd gebruik gemaakt van de verschillende zorgvormen.
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
21
03 | Wat is de situatie in de gemeente Staphorst?
03 | Wat is de situatie in de gemeente Staphorst?
Zorgverzekeringswet en AWBZ zorg: In het NJI rapport 2010/2011 zijn indicaties opgenomen van de landelijke Jeugd GGZ consumptie via de Zorgverzekeringswet (ZvW). Landelijk maakt 0,27% van de jeugdigen gebruik van de eerstelijns Jeugd GGZ, 4,48% maakt gebruik van de tweedelijns jeugd GGZ. Voor Staphorst maken we gebruik van de Vektis cijfers uit 2012. Deze cijfers geven een beeld van het zorggebruik van Jeugd GGZ en Jeugd LVB in Staphorst, gefinancierd door de Zorgverzekeringswet en de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). We maken onderscheid tussen de zorg die gefinancierd wordt vanuit de ZvW (Jeugd GGZ) en zorg die gefinancierd wordt vanuit de AWBZ (LVB, Jeugd GGZ). Voor de AWBZ is er ook een opsplitsing gemaakt tussen zorg in natura (ZIN) en zorg ingekocht via een Persoonsgebonden Budget (PGB).
In totaal maken 24 jeugdigen gebruik van Zorg in Natura (2013). Kinderen met een verblijfsindicatie voor een Lichamelijke handicap (LG) of een indicatie voor een Zintuiglijke handicap gaan niet over naar de Jeugdwet en zijn niet opgenomen in dit overzicht.
Zorgverzekeringswet (ZvW)
Aantal
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) / Zorg In Natura (ZIN)
Aantal
Eerstelijns Jeugd GGZ
102
Behandeling (j)lvg
9
Tweedelijns Jeugd GGZ
244
Behandeling Families First
1
Totaal Jeugd GGZ
346
Dagbehandeling VG
5
Dagactiviteiten / Dagbesteding
6
Begeleiding
6
Gespecialiseerde begeleiding
2
Persoonlijke verzorging
4
Vervoer dagbehandeling / dagbesteding extramuraal
6
Tijdelijk verblijf
1
Overig
7
Totaal AWBZ – ZIN
47
Gebaseerd op de Vektis cijfers 2012
In totaal maken 66 jeugdigen (2012) gebruik van zorg via een persoonsgebonden budget (PGB). Eén persoon kan tegelijkertijd Zorg in Natura en PGB ontvangen, maar ook meerdere PGB’s hebben. Er wordt dan ook onderscheid gemaakt in de volgende zorgvormen:
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) / Persoonsgebonden budget (PGB)
Aantal
Tijdelijk verblijf
33
Begeleiding individueel
42
Begeleiding in groepsverband
54
Persoonlijke verzorging
19
Verpleging
3
Totaal AWBZ - PGB
181
Gebaseerd op de Vektis cijfers 2013
Het valt op dat er in Staphorst meer gebruik gemaakt wordt van het Persoonsgebonden budget dan van Zorg in Natura. Bovenstaande cijfers zijn gegeven om een indruk te geven hoe het zorggebruik in Staphorst eruit ziet. Anno 2014 zijn het al weer ‘oude’ cijfers en wachten we in de eenmalige gegevensoverdracht Jeugd (september / oktober 2014) op de meest recente cijfers. Ook verschillen de jaartallen, waardoor het vergelijken van cijfers lastig is.
Gebaseerd op de Vektis cijfers 2013
22
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
23
04 | Wat willen we bereiken?
4.1. Visie en uitgangspunten
04 Wat willen we bereiken?
Met veel kinderen en gezinnen gaat het goed. Dat moeten we zo houden. Er zijn echter ook kinderen die wel problemen hebben of problemen geven. Daar moeten we met alle betrokkenen (ouders, buurt, professionals en overheid) alle aandacht aan geven. Hierbij is geen sprake van vrijblijvendheid. Iedereen moet zijn of haar verantwoordelijkheid nemen. Ons doel is het opvoeden en opgroeien in onze gemeente te versterken en waar nodig zorg en ondersteuning bieden van goede kwaliteit.
DE GEMEENTE STAPHORST WIL MET HAAR JEUGDBELEID EEN BELANGRIJKE BIJDRAGE LEVEREN AAN DE ONTWIKKELING VAN KINDEREN EN JONGEREN TOT VOLWASSENEN DIE ZELFSTANDIG, GELIJKWAARDIG EN ACTIEF DEELNEMEN AAN DE MAATSCHAPPIJ UITGAANDE VAN EIGEN TALENTEN, VERANTWOORDELIJKHEID EN MOGELIJKHEDEN.
We gaan uit van een betrokken samenleving en willen een betrokken overheid zijn waarbij de eigen verantwoordelijkheid en het sociale netwerk van de burger voorop staat. Wanneer de burger het zelf en met het sociale netwerk niet redt, dan wordt er professionele ondersteuning aangeboden. We willen van complexe, verkokerde, dure, centraal geïndiceerde en geïnstitutionaliseerde zorg naar eenvoudige, integrale, preventieve, laagdrempelige ondersteuning dichtbij. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten van belang:
24
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
25
04 | Wat willen we bereiken?
04 | Wat willen we bereiken?
OPVOEDEN VERSTERKEN Het aanbod in jeugdhulp moet voor alle doelgroepen laagdrempelig zijn: gemakkelijk bereikbaar, toegankelijk, niet-stigmatiserend en cultuursensitief. Het aanbod van jeugdhulp is maatwerk. CJG medewerkers ondersteunen ouders en opvoeders bij het inzetten van de juiste hulp met daarbij de focus op: • • •
De zelfredzaamheid, regie, verantwoordelijkheid en de eigen kracht van jeugdigen en gezinnen te versterken; Positief opvoeden: talentontwikkeling van kinderen en gezinnen stimuleren, met de nadruk op wat goed gaat in het opvoeden in een veilige en stimulerende leefomgeving; Versterken van het gezinssysteem.
HET BELANG VAN EEN OPVOEDENDE LEEFOMGEVING Ouders en opvoeders zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Zij kunnen de vraag of het probleem aangeven, maar zijn tegelijkertijd ook deel van de oplossing. Van belang hierbij is: •
•
Versterken van de sociale leefomgeving van het kind. Gezien de wettelijke taken die het onderwijs heeft is dit bij uitstek een handelingsomgeving waar professionals elkaar en ouders kunnen ondersteunen in versterken van het positief opvoeden. Ouders en betekenisvolle volwassenen in de directe leefomgeving van het kind/ jeugdige zijn essentieel.
ONDERSTEUNING IN DE DIRECTE LEEFOMGEVING De jeugdhulp moet aansluiten bij de vaardigheden van de ouders zelf en activerend zijn om zelf oplossingen te zoeken. Dit vraagt niet alleen om een verandering van de professional, maar ook van de burger. Van belang hierbij is: • • • • • •
Ondersteuning erbij halen, voor zover nodig in de sociale leefomgeving van het kind en gezin; Specialistische zorg ook in de sociale leefomgeving van het kind en gezin inzetten; Ambulante zorg daar waar kan; Zorgcontinuüm: er mag geen gat vallen tussen verschillende vormen van zorg, financiering uit verschillende stelsels mag geen belemmering zijn; Alle hulp is erop gericht om het kind weer in de sociale en veilige leefomgeving te laten functioneren; Als het ouders niet lukt om het kind veilig te laten opgroeien, wordt er samen met hen gezocht naar een zo veilig mogelijke (tijdelijke) oplossing.
4.2. Wat is de rol van de gemeente? Als gemeente Staphorst nemen wij de regie. Op bestuurlijk en beleidsmatig niveau betekent dat een belangrijke bijdrage in de regio. Op lokaal niveau komt daar de aansturing van het Centrum voor Jeugd en Gezin (= lokale toegang) bij. Het regisseren vraagt om doelgerichtheid, bereidheid om met elkaar in gesprek te gaan en te blijven sturen op het proces: toezicht op de voortgang, alertheid, enthousiasmeren en kritisch kijken naar eigen prestaties en die van anderen. Corrigeren op de inhoud is bijsturen waar dat nodig is, zowel in eigen gemeente als in de regio. Met overleg, communicatie, monitoring en evaluatie is dat haalbaar. De gemeente Staphorst zal als regisseur blijvend de coördinatie van en de afstemming tussen partners van het CJG ondersteunen en stimuleren. Tot slot is er ook nog regie op uitvoerend niveau. Dit betreft met name de inzet van hulp en zorg. Op uitvoerend niveau is het van belang om hulp rond het kind en gezin met elkaar af te stemmen.
• • • •
• •
•
• •
•
26
Een andere rol is faciliteren. Faciliteren richt zich op de regelgeving en bekostiging, maar ook op informatie en inzet van middelen als (tijdelijke) financiële ondersteuning en (tijdelijke) inzet van menskracht. De gemeente stuurt ook door middel van convenanten en uitvoeringsovereenkomsten.
De gemeente Staphorst gaat de komende vier jaar inzetten op:
Opvoedingsondersteuning dat bijdraagt aan een sterker netwerk rondom het gezin is structureel ingebed en heeft meer effect. Daarom staat het volgende bij jeugdhulp centraal:
• • •
De procesregie (is van toepassing bij complexe en problematiek op meerdere leefgebieden) wordt uitgevoerd door de CJG zorgcoördinator. De uitvoering van de casusregie wordt neergelegd bij de kernpartners die zijn aangesloten bij het Centrum voor Jeugd en Gezin. De aansturing van de zorgcoördinator en het expertiseteam wordt uitgevoerd door de beleidsmedewerker Jeugdzorg van de gemeente.
4.3. Doelen
SAMENHANGEND AANBOD
Samenhang tussen de domeinen thuis, school en vrijetijd: het spreken van dezelfde taal en voorkomen van tegenstrijdige adviezen aan gezinnen; 1 gezin, 1 plan en 1 regisseur; Doorlopende zorglijnen en duidelijke regievoering door CJG Staphorst; Betekenisvolle volwassenen/jongeren en professionals erbij halen in plaats van doorverwijzen; De veiligheid van het kind.
De gemeente zorgt voor goede afspraken over afstemming, informatie-uitwisseling en terugkoppeling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen procesregie en casusregie.
• •
Zorgcontinuïteit in 2015 en een ´zachte landing´ in 2015 en 2016; Een kwalitatief goed en toereikend aanbod van jeugdhulp voor 2015 e.v.; Een goed functionerend Centrum voor Jeugd en gezin dat dé integrale toegang is tot de gespecialiseerde zorg. Onderdeel daarvan is een goede samenwerking met het onderwijs en huisartsen; Het realiseren van een verbinding tussen de lokale toegang (CJG) en de regionaal georganiseerde voorzieningen: jeugdhulp, jeugdzorg, gedwongen kader (jeugdreclassering en jeugdbescherming, Raad voor de Kinderbescherming), Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) en crisiszorg (regio); Het realiseren van een goed werkend AMHK en crisiszorg (regio). Een goede samenhang tussen de netwerken Centrum Werk en ondersteuning (CWO en het CJG). En daarmee borging van samenhang tussen de drie transities; Jeugd- en ouderparticipatie als klankbord voor beleid. Meer inzet op het preventieve domein, o.a. op universele en collectieve preventie zoals uitbreiding programma Boekenbas en eventuele aansluiting workshops voor en door ouders van de Family Factory. Waar nodig herschikking en/of uitbreiding van preventieve basiszorg, zowel individueel als groepstrainingen in het preventieve domein; Samen met haar partners in het CJG inzetten op professionalisering van CJG medewerkers, om toe te groeien naar de beoogde transformatie in het nieuwe jeugdstelsel.
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
27
05 | Hoe gaan we het organiseren?
Vanaf 1 januari 2015 zijn wij verantwoordelijk voor kinderen en/of ouders wanneer zij een zwaardere en meer specialistische vraag naar ondersteuning en hulp hebben. Een belangrijke wijziging hierin is de toegang tot de jeugdhulp.
05 Hoe gaan we het organiseren?
Met de nieuwe Jeugdwet gaat de tussenschijf van Bureau Jeugdzorg er uit en wordt de gemeente daar direct verantwoordelijk voor. Deze toegang geldt straks voor alle vormen van jeugdhulp, van de lichtere tot de zwaardere gespecialiseerde zorg. Bij de toegang vindt de afweging plaats welke vorm van hulp het meest passend is voor de hulpvraag. Belangrijk is dat de overdracht van taken van Bureau Jeugdzorg naar de gemeente soepel verloopt. Om deze reden is het CJG Staphorst per 1 juli 2014 al gestart als lokale toegang voor de zwaardere zorg. Nieuwe aanmeldingen gaan dus al via het CJG. Wel blijft Bureau Jeugdzorg eindverantwoordelijk tot aan de daadwerkelijke overheveling van de jeugdzorg naar de gemeente4 .
5.1. Inrichting van de toegang Er komen voortaan drie mogelijke ingangen voor de toegang tot jeugdhulp. Het CJG Staphorst (1) fungeert als de belangrijkste toegangspoort. Daarnaast maakt de Jeugdwet het ook mogelijk dat huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten (2) rechtstreeks kunnen verwijzen naar alle vormen van jeugdhulp. De Jeugdwet schrijft voor dat gemeenten samen met huisartsen afspraken maken over o.a. hun verwijsgedrag. De gemeente Staphorst is reeds samen met de huisartsen een pilot gestart om te komen tot een goede samenwerking binnen het CJG Staphorst. Tot slot is ook toegang mogelijk vanuit het gedwongen kader, spoedzorg en crisiszorg (3).
In dit geval kan de gezinsvoogd of reclasseerder alle vormen van jeugdhulp inzetten die nodig wordt geacht als uitvoering van de opgelegde maatregel (opgelegd door de rechter). Bij spoed en crisiszorg is sprake van niet-planbare zorg. Afhankelijk van de situatie en de ernst van de crisis kunnen alle mogelijke vormen van jeugdhulp noodzakelijk zijn. Deze toegang via het gedwongen kader en /of spoed- en crisiszorg wordt regionaal georganiseerd. Belangrijk is dat er een goede verbinding is tussen de toegangspoorten. De ingezette jeugdhulp zal altijd vanuit de zorgaanbieder teruggekoppeld worden aan het CJG. Alle ingezette hulp zal dan ook bij het CJG bekend moeten zijn.
4. Meer informatie over de vormgeving van het CJG Staphorst en de doorontwikkeling hiervan, vindt u in de evaluaties van het CJG, evenals in de plannen van aanpak en evaluaties van de pilots t.b.v. de transitie Jeugdzorg.
28
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
29
05 | Hoe gaan we het organiseren?
5.1.1. Toegang via het Centrum voor Jeugd en Gezin Staphorst Voor toegang voor lichtere vormen van hulp is de route via:
1. DE CJG ZORGTEAMS VAN SCHOLEN, PEUTERSPEELZALEN EN KINDEROPVANG
05 | Hoe gaan we het organiseren?
AD. 2. DE ROUTE VIA HET CJG LOKET Bij hulpvragen kunnen ouders en jongeren ook rechtstreeks het CJG Staphorst benaderen. Belangrijk uitgangspunt is dat ouders, kinderen en jongeren gemakkelijk hulp en advies kunnen krijgen, zonder zich te hoeven verdiepen welke vorm van zorg het meest geschikt voor hen is. Alle professionals die werkzaam zijn in het CJG stellen zich op als medewerker van het CJG en staan borg voor een goede afhandeling van de vraag. Ouders en jongeren kunnen via de volgende wegen direct terecht bij het CJG:
2. HET CENTRALE ‘LOKET’ VAN HET CJG STAPHORST • AD. 1. DE ROUTE VIA DE ZORGTEAMS Voor de minder complexe hulpvragen kunnen ouders en jongeren terecht bij de CJG zorgteams binnen de scholen, peuterspeelzalen en kinderopvang. Met de komst van het CJG is in 2011 een netwerk van zorgteams gerealiseerd. Op iedere school, peuterspeelzaal en kinderopvanglocatie treffen ouders en jongeren en zorgteam aan.
• •
Het zorgteam in het basisonderwijs bestaat uit de intern begeleider van de school en de CJG jeugdverpleegkundige, de maatschappelijk werker van het CJG en de schoolbegeleidings-dienst. Het zijn kleine resultaatgerichte teams die een combinatie bieden van brede expertise op het gebied van onderwijszorg, psychosociale zorg en medische zorg. De intern begeleider en de CJG medewerkers (jeugdwijkverpleegkundige en maatschappelijk werker) vormen de spil van het team. Een zorgteam vindt in principe vier keer per jaar plaats. Daarnaast is er elke zes weken een contact tussen de intern begeleider van de school en de betrokken CJG medewerker. Om het zorgteam snel en effectief te kunnen laten handelen, heeft elk zorgteam in het primair onderwijs een budget van € 2.000,- die zij voor een individuele leerling en/of groepsproblematiek kunnen inzetten. Op deze manier kunnen problemen in een vroegtijdig stadium sneller worden opgepakt. Het zorgteam is verantwoordelijk voor de verdere vraagverheldering. De focus van het team is tegelijkertijd handelingsgericht. De samenwerking moet resulteren in een concreet plan van aanpak voor wat betreft de hulp en de zorg die het kind nodig heeft en afspraken over wie wat doet. Ouders worden in alle gevallen op de hoogte gesteld wanneer hun kind wordt besproken in een zorgteam. Afhankelijk van de school en de situatie worden ouders bij het zorgteam uitgenodigd. Is de vraag complex; doen zich op meerdere terreinen problemen voor binnen het gezin en is er een verwijzing naar de gespecialiseerde zorg nodig, dan vindt opschaling plaats naar de CJG zorgcoördinator. De verwachting is dat ongeveer 80% van de hulpvragen via de zorgteams afgehandeld kunnen worden. Wat de jeugdhulp betreft zal het vooral gaan om laagdrempelige opvoedondersteuning of korte 1e lijns jeugdhulptrajecten van maximaal vijf tot zeven interventies.
30
Het inloopspreekuur. Eén keer per week kunnen ouders en jongeren bij dit spreekuur terecht. Eenvoudige vragen kunnen direct worden afgehandeld en voor meer complexe vragen wordt een vervolgafspraak gemaakt en gekeken door wie de vraag het beste afgehandeld kan worden. In 2013 is er onderscheid gemaakt tussen twee soorten spreekuren: het inloopspreekuur 0 – 4 jaar voor extra wegen en voedingsvragen, en opvoedingsvragen als slapen, eten en zindelijkheid en het spreekuur 4 – 23 jaar voor overige opvoedingsen ontwikkelingsvragen als slapen, eten, zindelijkheid, pestgedrag, spijbelen, sociale media e.d. Het algemene nummer van het CJG (telefonische bereikbaarheid). Ingeval van nood kan met ingang van 1 januari 2015 gebeld worden met een regionaal spoednummer voor jeugd of kan men bellen met de politie. De website: ouders, kinderen en jongeren kunnen via de website informatie zoeken en vragen stellen via de mail. Ook activiteiten, georganiseerd vanuit het CJG, worden via de website aangekondigd.
Coördinatie en aansturing bij complexe problematiek Speciaal voor de procescoördinatie en aansturing van de CJG toegang is er een lokale CJG zorgcoördinator beschikbaar. Deze zorgcoördinator coördineert de complexe hulpvragen, coacht CJG medewerkers, kan geconsulteerd worden als er vragen zijn; kan desgevraagd aanwezig zijn bij gesprekken met ouders en kinderen, voert procesregie wanneer er sprake is van een multidisciplinair overleg. Hieronder is de toegang via het CJG Staphorst schematisch weergegeven.
Het expertiseteam Voor ondersteuning bij de toegang is er een team van professionals beschikbaar met expertise op het gebied van het afnemen van intakes, en het uitvoeren van onderzoeken bij kinderen. De volgende professionals maken deel uit van dit team: • • •
Een intakemedewerker die geschoold is om met behulp van de methodiek VERVE diepgaande integrale vraaganalyses te maken in situaties waarin sprake is van meer complexe problematiek. Een BIG-geregistreerde gedragswetenschapper en/of GZ psycholoog die bevoegd is om specialistisch (psycho) diagnostisch onderzoek te doen bij kinderen en jongeren; indicatiestellingen voor behandelingen kan doen; Een intakemedewerker van de Raad voor de Kinderbescherming die in het kader van de pilot al in het voortraject op het snijvlak van hulp binnen het vrijwillig en gedwongen kader kan meedenken. De focus ligt hierbij op het versterken van de eigen regie, de oplossingsmogelijkheden van ouders en jongeren, en het sociale netwerk rondom het gezin om daarmee het hulp in het gedwongen kader te voorkomen. Met behulp van het instrument SOS (signs of safety) kan door de medewerker een goede inschatting gemaakt worden van de veiligheid van de jeugdige binnen het gezin.
Ook CJG medewerkers, huisartsen en jeugdartsen kunnen een beroep doen op expertise uit dit team en professionals uit dit team consulteren bij vragen of twijfels die zich voordoen in de dagelijkse praktijk.
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
31
05 | Hoe gaan we het organiseren?
05 | Hoe gaan we het organiseren?
KERNTEAM CJG
» JGZ » LEERPLICHT » MEE IJSSELOEVERS » MW » ZORGCOÖRDINATOR
2E SCHIL CJG
» Bureau Jeugdzorg » SGJ » Tactus » WMO/SoZa » Jongerenwerk » Politie » Raad v.d. kinderbescherming
Figuur 5: schematische weergave netwerk CJG Staphorst
1. Scholen
2. Peuterspeelzalen
3. Jongerenwerk
4. Huisartsen en verloskundigen
5. Gemeente
6. Politie
7. Inlooppunt CJG o.a. via algemeen of Kernpartners
8. Woningstichting
5.1.2. Toegang via de huisarts, jeugdarts en medisch specialist
In het nieuwe stelsel blijven huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten hun bevoegdheid houden om toe te leiden naar jeugdhulp. Het betreft zowel de lichtere vormen van jeugdhulp als de gespecialiseerde vormen van jeugdhulp binnen het niet vrij toegankelijke en het gedwongen (justitieel) kader. De gemeente heeft hierbij een leveringsplicht en is financieel verantwoordelijk. In de Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten samen met huisartsen tot afspraken moeten komen over het o.a. voorschrijf- en verwijsgedrag en over de inzet van de huisarts, medisch specialist en de jeugdarts binnen het uitgangspunt één gezin, één, plan en één regisseur. Binnen de regio IJsselland is afgesproken dat het komen tot deze afspraken een lokale verantwoordelijkheid betreft. Om goed voorbereid te zijn op de nieuwe situatie in 2015 is in Staphorst een proefproject van start gegaan: de pilot “Huisartsen en Transitie jeugdzorg: toegang tot de zorg”. Deze pilot is mede mogelijk gemaakt door de provincie Overijssel. Het CJG en de huisarts zijn in 2015 samen de lokale toegang tot alle vormen van de jeugdzorg. De samenwerking van de huisartsen met het CJG is belangrijk om de opdracht van de gemeenten – goede en integrale hulpverlening - in afstemming met elkaar uit te kunnen voeren. De huisartsen en het CJG in Staphorst hebben daarvoor afspraken met elkaar gemaakt. Per 1 april 2014 gaan ze van start met een nieuwe werkwijze. Bij opgroei- en opvoedvragen die bij de huisarts terecht komen gaat de huisarts de ouders of de jeugdige verwijzen naar het CJG. Samen met de ouders zoekt het CJG naar een werkbare oplossing voor de vraag. Het CJG kan vervolgens zelf advies of hulp geven, maar het kan ook zijn dat het CJG een deskundige er bij haalt (bv. uit het expertiseteam). Het CJG informeert de huisarts over de voortgang. De bedoeling is dat eind 2014 definitieve afspraken gemaakt worden over de werkwijze vanaf 1 januari 2015.
Enkelvoudig en/of af te ronden in hulp op niveau 3
Meervoudige én af te ronden in hulp vanaf niveau 4
5.1.3. Toegang voor hulp bij complexe hulpvragen en bij hulp gedwongen kader 1. BIJ DE CJG ZORGCOÖRDINATOR MET ONDERSTEUNING VAN EXPERTISETEAM 2. BIJ DE HUISARTS, JEUGDARTS EN MEDISCH SPECIALIST
Afhandeling door CJG medewerker kernteam of tweede schil
Opschalen naar CJG ZORGCOÖRDINATOR
Nodigt ouders en benodigde hulpverleners uit voor MDO
Plan van aanpak m.b.v. methodiek VERVE + aanwijzen casusregisseur
Uitvoering van acties volgens plan van aanpak
AD. 1. DE ROUTE VIA DE CJG ZORGCOÖRDINATOR Bij complexe hulpvragen en de toegang tot jeugdhulp binnen het gedwongen (justitieel kader) wordt er opgeschaald naar de CJG zorgcoördinator. Deze zorgcoördinator heeft daarvoor lijnen richting de zorgteams, het CJG kernteam en de artsen. Ook is er een duidelijke verbinding met de zorgcoördinator van het Centrum Werk en Ondersteuning (voor Wmo en Participatiewet). De zorgcoördinator neemt de hulpvraag in behandeling, coördineert en heeft de procesregie van de hulp. Belangrijk middel hier is het Multidisciplinair Overleg (MDO).
Het Multidisciplinair overleg (MDO) De zorgcoördinator draagt zorg voor een goede integrale analyse van de hulpvraag. Dat gebeurt samen met de ouders en de jeugdigen. In beeld wordt gebracht wat de hulpvragen en problemen binnen het gezin zijn en wie of wat ervoor nodig is om tot oplossingen te komen. Ook de bijdrage van het sociale netwerk wordt daarbij meegenomen. Bij MDO worden ouders en jeugdigen in principe altijd uitgenodigd om bij het MDO aanwezig te zijn, tenzij dit zeer onwenselijk is of niet tot de mogelijkheden behoort. Afhankelijk van de problematiek en de hulpvraag kunnen diverse personen worden uitgenodigd uit het CJG (kernteam, 2e schil of expertiseteam) of buiten het CJG. Het aantal betrokkenen wordt zo klein mogelijk gehouden en alleen die personen of instanties zijn aanwezig die daadwerkelijk in oplossende zin een bijdrage kunnen leveren.
Wanneer het probleem weer beheersbaar is, wordt er afgeschaald en de casus gevolgd door de CJG medewerker kernteam
32
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
33
05 | Hoe gaan we het organiseren?
In gezamenlijkheid wordt een plan opgesteld; wordt een afspraak gemaakt over wie wat doet en binnen welke termijn. Er wordt ook een casusregisseur aangewezen, die op inhoudsniveau de verantwoordelijkheid krijgt voor het toezien op de voortgang van de interventies die zullen worden uitgevoerd. Een speciale vorm van een MDO is de ´Eigen kracht conferentie´.
De Eigen Kracht Conferentie
05 | Hoe gaan we het organiseren?
Toegang bij complexe zorg in schematisch overzicht:
CJG Staphorst (zorgcoördinator)
De Eigen Kracht Conferentie (EKC) wordt in toenemende mate met veel succes ingezet op het snijvlak van hulp binnen het vrijwillige en gedwongen kader van jeugdhulp om hulp binnen het gedwongen kader te voorkomen. De EKC brengt een eigen proces op gang waarbij het netwerk rond de persoon die het probleem ervaart, groter wordt gemaakt met familie, vrienden en bekenden. Of, als het om veiligheid, overlast of schade aan anderen gaat, door de mensen uit te nodigen die daardoor geraakt zijn. Een onafhankelijk Eigen Kracht-coördinator die geen enkele relatie met de betrokkenen heeft en geen belang heeft bij de uitkomst van dit proces, brengt mensen en informatie bij elkaar en helpt bij het opstellen van het plan. Daarna ligt de verdere regie over het proces weer bij de zorgcoördinator.
AD. 2. DE ROUTE VIA DE HUISARTS, JEUGDARTS EN MEDISCH SPECIALIST Ook voor de samenwerking op het gebied van complexe hulpvragen zal er een intensieve samenwerking zijn met de huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten. In het kader van de pilot hebben huisartsen aangegeven te willen aanschuiven wanneer hun aanwezigheid gewenst is bij een MDO. Jeugdartsen zijn onderdeel van het CJG kernteam en schuiven waar nodig reeds aan.
Het expertiseteam Het expertiseteam vervult juist bij de toegang tot de niet vrijwillige jeugdhulp een belangrijke rol. Het is belangrijk dat dit zorgvuldig en deskundig gebeurt. Bij de samenstelling van dit team is rekening gehouden met de expertise die nodig is om tot een uitgebreide integrale analyse te kunnen komen. Binnen het team moet voldoende expertise zijn om een toets te doen op de veiligheid voor kinderen. Hiervoor is zowel een BIG geregistreerde gedragswetenschapper en GZ psycholoog als een intakemedewerker van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. Ook de toegangsmedewerker en de zorgcoördinator (afkomstig van Bureau Jeugdzorg) beschikken over deze vaardigheden. Wanneer nodig kan er ook gebruik worden gemaakt van extra consultatie in de regio.
Huisartsen en medisch specialist
CJG expertiseteam voor expertise bij vraagverheldering
5.2. Samenhang met passend onderwijs, Wmo en Participatiewet 5.2.1. Passend onderwijs
In de Jeugdwet wordt de relatie gelegd tussen de zorg voor schoolgaande jeugd vanuit passend onderwijs en zorg vanuit de jeugdzorg. Hier liggen kansen en mogelijkheden om de zorg vanuit beide invalshoeken beter op elkaar te laten aansluiten en daardoor het effect van beide vormen van zorg te vergroten. Er liggen bijvoorbeeld kansen en mogelijkheden voor het toevoegen van 1e lijns psychologische hulp binnen de school, aanvullende zorg voor kinderen met dyslexie (nu nog gefinancierd van ZvW), extra begeleiding voor kinderen met een autisme (nu nog gefinancierd vanuit de AWBZ). Samen met het onderwijs zal er in september 2014 een werkconferentie gehouden worden waarbij thema´s op het snijvlak van onderwijs en jeugdzorg worden uitgewerkt. Dit moet voldoen aan het uitgangspunt één kind, één gezin, één plan en één regisseur. In de dagelijkse praktijk werken het onderwijs en het CJG veel samen. In het zorgteam zijn namelijk standaard de intern begeleider van de school, de schoolbegeleidingsdienst en twee CJG medewerkers (JGZ en maatschappelijk werk) betrokken. Als gevolg van het passend onderwijs (meer zorgleerlingen in de school) en de transitie Jeugdzorg (CJG is de toegang tot de zorg) zal de samenwerking in de toekomst toenemen.
5.2.2. Centrum Werk en Ondersteuning (Wmo en Participatiewet)
In Staphorst is per 1 januari 2015 sprake van twee lokale netwerken, namelijk het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en het Centrum Werk en Ondersteuning (CWO) voor de toegang naar de Wmo en Participatiewet. Belangrijk is hoe we integrale zorg bieden wanneer er sprake is van problematiek op alle leefgebieden. Dit om goed te kunnen voldoen aan het uitgangspunt één gezin, één plan en één regisseur. Hulpverleners in beide netwerken werken daarom niet afzonderlijk van elkaar, maar wanneer nodig met elkaar samen. Dat betekent dat soms medewerkers uit het netwerk CWO bij het CJG aanschuiven en visa versa. De zorgcoördinatoren van zowel het CJG als het CWO netwerk zullen intensief met elkaar samenwerken. Zij vervullen immers dezelfde functie, ondanks het feit dat zij een andere doelgroep hebben. Wanneer beide netwerken zijn betrokken, beoordelen de beide zorgcoördinatoren gezamenlijk welk probleem het meest dominant is en welke zorgcoördinator en bijbehorende netwerk de ´lead´ heeft. De netwerken moeten nauw met elkaar verweven zijn. Belangrijk hierbij is dat de vraag van de burger leidend is en dat dát bepalend is.
34
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
35
05 | Hoe gaan we het organiseren?
05 | Hoe gaan we het organiseren?
5.3. Wat doen we lokaal, regionaal en bovenregionaal? 5.3.1 Wat doen we lokaal? 1. Inzetten op preventie
2. CJG als lokale toegang
Preventie is het voorkomen van problemen door vroegtijdig in te grijpen; het voorkomen van het inzetten van zwaardere jeugdhulp en speciaal onderwijs. Door preventie kun je voorkomen dat jeugdigen en ouders problemen krijgen die met een vorm van jeugdhulp moet worden opgelost. Daarbij is individuele preventie gericht op het individu en collectieve preventie gericht op groepen. Preventie behelst dus het versterken van opvoedkundig klimaat in de gezinnen, buurten, scholen en de voorschoolse voorzieningen.
•
Een goed functionerend Centrum voor Jeugd en Gezin dat dé integrale toegang is tot de gespecialiseerde zorg. Onderdeel daarvan is de samenwerking met het onderwijs en de huisartsen. Als resultaat van de pilot huisartsen wordt er eind 2014 een definitief samenwerkingsmodel ontwikkeld.
•
Het realiseren van een verbinding tussen het CJG en de regionaal georganiseerde voorzieningen: jeugdhulp, jeugdzorg, gedwongen kader (jeugdbescherming en jeugdreclassering, Raad voor de Kinderbescherming), AMHK en crisiszorg.
Als gemeente zijn we nu al verantwoordelijk voor de preventie vanuit de Wmo. Het Centrum voor Jeugd en Gezin vervult hierin een belangrijke rol. Ook het onderwijs is een essentiële partner. In de komende periode willen we kritisch kijken naar het bestaande preventieve aanbod.
•
Een goede samenhang met het netwerk Centrum Werk en Ondersteuning (toegang voor Wmo en Participatie). En daarmee een goede lokale samenhang tussen de drie transities.
•
Samen met haar CJG partners inzetten op blijvende professionalisering van CJG medewerkers om toe te groeien naar de beoogde transformatie in het nieuwe jeugdstelsel.
Daarbij wordt getoetst of het aanbod voldoende aansluit bij de vraag van de Staphorster burgers en/of de vraag om hulp de laatste jaren is gewijzigd. De komende periode gaan we hiervoor het volgende doen: •
•
Meer inzet op het preventieve domein, o.a. uitbreiding van individuele en collectieve preventie. Het programma Boekenbas wordt doorontwikkeld en eventuele aansluiting ‘workshop voor en door ouders’, geïnitieerd door de Family Factory. In de themaweek van 2014 wordt proefgedraaid met de workshop: communiceren met kinderen. Waar nodig herijking en/of uitbreiding van de preventieve basiszorg. In het bijzonder aandacht voor groepstrainingen als Sova-trainingen, Kinderen in echtscheiding, Kinderen van ouders met een psychiatrische achtergrond e.d.
De laatste jaren is veel ingezet op vroegsignalering. Dit willen we nog verder optimaliseren door het aanbieden van gerichte trainingen en de samenwerking tussen vrijwilligers en professionals te verbeteren.
3. Goede samenwerking met het onderwijs Het onderwijs is één van onze meest essentiële partners. Dat is immers de plek waar jeugdigen en ouders toch al komen. Ook kunnen problemen en/of hulpvragen in het onderwijs op een laagdrempelige manier worden gesignaleerd. Samen met het onderwijs willen we de komende jaren kritisch kijken hoe we de dienstverlening vanuit het onderwijs en jeugdzorg nog beter aan elkaar kunnen verbinden. Als één van de weinige gemeenten heeft Staphorst het voorschools en primair onderwijs direct verbonden aan het Centrum voor Jeugd en Gezin. Daarbij is de belangrijkste basis voor een goede verbinding al gelegd. gemaakt van het OOGO (= Op Overeenstemming Gericht Overleg) en het LEA (= lokaal educatief overleg). In het najaar 2014 starten we met een werkconferentie onderwijs en jeugdzorg om hiermee aan de slag te gaan.
5.3.2 Wat doen we regionaal?
De elf gemeenten in de regio IJsselland zijn sinds 2012 de samenwerking aangegaan. Dit heeft geresulteerd in een regionale visie, een projectplan en een regionaal transitiearrangement. De samenwerking betreft de niet vrij toegankelijke jeugdhulp met als doel: • • •
Specialistische kennis en een kwalitatief toereikend jeugdhulpaanbod te waarborgen. Specifieke kennis bij dure en minder vaak voorkomende vormen van zorg te waarborgen. Het realiseren van regionaal opdrachtgeverschap, contracten, bekostiging en financiële risico´s.
In de Jeugdwet is vastgesteld dat gemeenten bij een aantal taken verplicht moeten samenwerken op regionaal niveau. Dit betreft de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en bepaalde specialistische vormen van jeugdhulp (o.a. pleegzorg), de gesloten jeugdhulp en het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK).
36
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
37
05 | Hoe gaan we het organiseren?
Deze vormen van jeugdhulp komen in een afzonderlijke gemeente beperkt voor en daarom is er in deze regio sprake van een beperkt aantal aanbieders. Het gaat meestal om dure vormen van zorg die vragen om specialistische kennis van de inkopende partij. Vanwege het feit dat het gespecialiseerde aanbod zowel kwalitatief en kwantitatief voldoende beschikbaar moet zijn, is het gewenst (en grotendeels verplicht) dat gemeenten deze taken in samenwerking oppakken. Deze jeugdhulp is niet vrij toegankelijk (behalve het AMHK) en betreffen individuele voorzieningen. In de verordening wordt de toegang tot en de toekenning voor deze individuele voorziening geregeld. Naast deze verplichte samenwerkingstaken in de Jeugdwet is er ook regionale samenwerking gewenst op het gebied van 24-uurs crisiszorg, de cliëntparticipatie en de vertrouwenspersoon.
In de regio IJsselland organiseren we samen: 1. De ambulante zorg aan kind en gezin; 2. Alle vormen van Jeugdhulp (daghulp t/m 24 uur) die noodzakelijkerwijs gegeven moet worden in een residentiële voorziening of klinische setting. Onder andere: a. Jeugd en opvoedhulp; b. Jeugd hulp voor verstandig beperkte jeugdigen; c. Jeugd Geestelijke Gezondheidszorg (Jeugd GGZ); d. Gesloten Jeugdhulp (landelijk) 3. Pleegzorg 4. Jeugdbescherming en Jeugdreclassering 5. Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) 6. Crisiszorg 7. Cliëntenparticipatie (zie hoofdstuk 7.3) 8. Vertrouwenspersoon (zie hoofdstuk 7.3)
Deze vormen van zorg worden allemaal regionaal ingekocht. Daartoe wordt gewerkt aan een rechtmatige samenwerkingsvorm in de vorm van een bedrijfsvoeringsorganisatie (zie hoofdstuk 5.4.). Het gaat om zorgaanbieders die in de hele regio actief zijn en soms ook nog daarbuiten. Daarom is het de bedoeling dat namens de regio IJsselland een contract afgesloten wordt. Toeleiding en regie blijft een lokale aangelegenheid. In de verordening Jeugdhulp wordt aangegeven welke jeugdhulp vrij toegankelijk is en voor welke vormen van jeugdhulp eerst een beschikking ofwel verwijsbrief moet worden afgegeven.
38
05 | Hoe gaan we het organiseren?
5.3.3. Wat doen we bovenregionaal?
Naast lokaal en regionaal werkende aanbieders is er ook sprake van bovenregionale en landelijk georganiseerde specialistische zorg. Bij de opstelling van het landelijk transitiearrangement is hiervan een inventarisatie gedaan en zijn drie criteria gehanteerd: •
Het aantal cliënten: dit aantal is zodanig klein dat het per regionaal samenwerkingsverband van gemeenten moeilijk is om daarvoor een goed aanbod te contracteren waardoor er risico´s ontstaan om cliënten goed te bedienen.
•
Ordening van het aanbod: het aanbod is zodanig landelijk georganiseerd en klein in omvang dat inkoopafspraken per gemeente zouden leiden tot zeer hoge administratieve lasten.
•
(Zorg)inhoud van het aanbod: de inhoud van het aanbod is zodanig specialistisch dat de kans op het organiseren van een organisatie op lokaal of regionaal niveau niet rendabel zou zijn.
Het gaat hier om voorzieningen als landelijke specialismen binnen de Jeugdzorg Plus, voorzieningen binnen de GGZ voor onder andere eetstoornissen, autisme en sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapte jongeren. De VNG heeft op landelijk niveau afspraken met de betreffende aanbieders gemaakt. Deze afspraken zijn onderdeel van het regionaal transitiearrangement en zullen in 2015 worden uitgevoerd.
5.4. Inrichting regionale bedrijfsvoeringsorganisatie Om als regio IJsselland te kunnen contracteren is het noodzakelijk om met de elf gemeenten een formele samenwerking aan te gaan. Ondanks het feit dat gemeenten zich in het RTA regio IJsselland hebben uitgesproken samen te werken op het gebied van Jeugdzorg, ligt hier nog geen formele samenwerkingsvorm aan ten grondslag. De elf gemeenten hebben telkens aangegeven de samenwerking zo ‘light’ als mogelijk in te vullen. Een bedrijfsvoeringsorganisatie lijkt hier best aan te voldoen. Deze keuze vloeit voort uit de wens om de verantwoordelijkheden, aansprakelijkheden en risico’s zoveel mogelijk te delen. De bedrijfsvoeringsorganisatie is een nieuwe rechtsvorm die mogelijk wordt gemaakt door een wijziging in de Wgr. De verwachting is dat dit tijdig geregeld is. Anders wordt ter overbrugging gekozen voor een ‘openbaar lichaam’. De bedrijfsvoeringsorganisatie betreft een lichte vorm van samenwerking met één bestuurstafel, waar de belangenafweging tussen de bedrijfsvoeringsorganisatie en de deelnemende gemeenten plaatsvindt. Deze organisatie beperkt de bestuurlijke drukte, maar vraagt ook meer van bestuurders om verwarring of vermenging van de rollen eigenaar en opdrachtgever te voorkomen. Een bedrijfsvoeringsorganisatie is bedoeld voor uitvoerende taken en niet voor beleidsvormende taken. De beleidsvorming blijft, zoals gewenst, een taak van de afzonderlijke colleges en gemeenteraden. Vanuit het bestuurlijk overleg transitie Jeugdzorg is aangegeven dat het uitwisselen van ideeën en gedachten over de beleidsvisie in een portefeuillehoudersoverleg jeugd wenselijk is. Dat past goed in deze samenwerkingsvorm, zo lang de beleidsvaststelling maar een verantwoordelijkheid blijft van de individuele gemeenten. Op 1 november 2014 moet de bedrijfsvoeringsorganisatie operationeel zijn.
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
39
06 | Met wie gaan we het uitvoeren?
6.1. Het terrein van preventie en signalering De gemeente is nu al verantwoordelijk voor de uitvoering van preventie en signalering. De gemeente Staphorst heeft de afgelopen jaren daarvoor een goede basis gelegd. Zie hiervoor ook het preventief jeugdbeleid van december 2013. De transitie vraagt nog meer inzet op het preventieve vlak. Partners van het CJG Staphorst, zoals de Jeugdgezondheidszorg, het Maatschappelijk Werk, MEE en het onderwijs vervullen hierin al een belangrijke rol. Met de volgende activiteiten willen we het terrein van preventie en signalering de komende jaren verstevigen:
6.1.1. Koppeling vaste contactpersonen CJG aan Staphorster organisaties / verenigingen
Zoals eerder gezegd ligt er een goede verbinding tussen het onderwijs en het CJG Staphorst. Elk kinderdagverblijf, peuterspeelzaal en school heeft een vast contactpersoon van het CJG. Daarnaast is de leerplichtambtenaar de spil naar het voortgezet en speciaal onderwijs. Ook de verloskundigen en kerkelijk jongerenwerk hebben een vast contactpersoon. Alle organisaties en/of verenigingen op het preventieve domein willen we koppelen aan een vast contactpersoon van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Voor de meeste organisaties is dat al een feit, maar we willen het komende jaar kritisch kijken of we nog belangrijke organisaties missen. Daarnaast zijn de meeste professionele organisaties op het preventieve domein reeds partner binnen het CJG (kernteam of tweede schil).
06 Met wie gaan we het uitvoeren?
6.1.2. Prenatale voorlichting in samenwerking met verloskundigen
Met de verloskundigen willen we prenatale voorlichting organiseren in samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin. Dit zal het komende jaar (2014/2015) gestalte krijgen. Door hierin gezamenlijk op te trekken, wordt er al vroeg ingezet op voorlichting en kan van hieruit een eerste kennismaking met het CJG plaatsvinden.
6.1.3. Sport, bewegen en voeding in samenwerking met verenigingen
De combinatiefunctionaris is in Staphorst ingezet op de buurtsportcoach. Deze buurtsportcoach is tevens één van de jongerenwerkers in Staphorst en organiseert allerlei activiteiten op het vlak van bewegen met de jeugd. Op de lagere scholen wordt er na schooltijd een beweegplein gehouden. De gemeente faciliteert sportverenigingen in trainingen voor het versterken van hun bestuurlijke organisatie, voor het omgaan met sporters met gedragsproblematiek en voor het leren herkennen van niet-pluis signalen. Daarnaast worden de mogelijkheden verkend voor het project Peuterpret (doelgroep 0 – 4 jaar). Doel hierbij is kinderen ter preventie meer te laten bewegen en een gezonde leefstijl aan te leren. Daarbij een beoogde samenwerking gewenst tussen verenigingen, fysiotherapie, orthopedagoog en het CJG Staphorst. De mogelijkheid hiertoe wordt reeds verkend.
6.1.4. Jaarlijkse themaweek door het CJG preventieteam
Het CJG preventieteam heeft in juni 2013 de eerste themaweek georganiseerd. Het thema van deze week was respect. Met dit team was gestart omdat de komende jaren steeds meer nadruk op preventie zal worden gelegd. Het preventieteam bestaat uit gemêleerd gezelschap van professionele en vrijwillige organisaties. Het doel van het team is samenwerken op het gebied van preventie en/of voorlichting om meer kinderen, jongeren en hun ouders te kunnen bereiken. Dit om problemen in een later stadium te kunnen voorkomen.
6.1.5. Alcoholmatiging
Belangrijk is dat elk kind een voorlichting aangeboden krijgt ten aanzien van alcohol, genotsmiddelen en/ of andere mogelijke verslavingen. Juist bij kinderen in de oudste groep van de basisschool blijken deze preventielessen effectief te zijn. De gemeente stelt voor iedere school een bedrag van € 500,- beschikbaar om deze voorlichting te kunnen geven. Elke school is vrij in het kiezen van de organisatie die de voorlichting uitvoert. Aanbieders waaruit scholen kiezen zijn: SMON, Tactus of Stichting Voorkom. We gaan ervan uit dat elke school zich inzet om hun leerlingen deze voorlichting te kunnen geven.
40
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
41
06 | Met wie gaan we het uitvoeren?
6.1.6. Omgaan met geld
Volwassenen die als kind van hun ouders geleerd hebben met geld om te gaan, hebben als volwassene minder vaak financiële problemen. Jong geleerd is oud gedaan. Op dit moment wordt er vanuit de gemeente nog geen voorlichting georganiseerd op dit thema. Dit zou wel wenselijk zijn. Deze voorlichting kan gericht worden op kinderen en jongeren, maar kan ook oudervoorlichting met betrekking tot de financiële opvoeding zijn. Dit thema wordt meegenomen in het beleid voor integrale schuldhulpverlening dat uiterlijk in de eerste helft 2015 wordt uitgewerkt.
6.1.7. Preventie op het gebied van de Geestelijke gezondheidszorg
Jaarlijks wordt er in samenwerking met Mindfit (preventieve tak van Dimence) een activiteitenplan GGZ opgesteld dat voor de gemeente Staphorst een aantal voorlichtingsactiviteiten organiseert op het gebied van geestelijke gezondheid. Dit betreft zowel collectieve als individuele preventie. Jaarlijks wordt de behoefte en inzet van een bepaald type voorlichting bepaald door signalen uit de praktijk. De meest gebruikelijke thema´s zijn Kind & opvoeding, Naasten & mantelzorg, Gezondheid & leefstijl, Depressie en Huiselijk geweld
6.1.8. Boekenbas en de Family Factory
In de gemeente Staphorst wordt actief uitvoering gegeven aan het programma Boekenbas. Dit houdt in dat alle ouders bij hun eerstgeborene bezoek krijgen van de zogenaamde ´Boekenbasmoeder´. Het programma is zondermeer succesvol. Vrijwel alle ouders (90%) worden met dit programma bereikt. Dit programma is ontwikkeld ten behoeve van het prefentief jeugdbeleid. Daarbij was de inzet gericht op de taalontwikkeling van kinderen. Tijdens de bijeenkomsten met ouders bleek dat er vooral ook vraag was naar het bespreekbaar maken van opvoedthema´s die met het opvoeden van alledag te maken hebben. Voorbeelden zijn: slapen, eten, zindelijk worden. Daarnaast blijft het stimuleren van de taal bij de kinderen een belangrijke ingang. Het eerste deel van het programma tot de peuterleeftijd wordt thuis bij de ouders uitgevoerd. Daarna krijgt het programma een vervolg via de peuterspeelzalen. Dit is een belangrijk preventief instrument waarbij 90% van de ouders in de gemeente Staphorst bereikt wordt. De gemeente wil daarom de peuterspeelzalen promoten. Programma Boekenbas is een preventief instrument voor de doelgroep tot c.a. 2,5 jaar. Onderzocht wordt of er een preventief instrument voor de doelgroep van 4 jaar en ouder opgezet kan worden. Gedacht wordt dan aan het inzetten van workshops voor en door ouders (geïnitieerd door de Family Factory) op allerlei relevante opvoedingsthema’s. Voorbeelden van onderwerpen zijn: communiceren met kinderen, timemanagement voor gezinnen, de opvoedtoolbox etc. In het jaar 2014 wordt de workshop ‘communiceren met kinderen’ gehouden worden tijdens de themaweek met als thema ‘Ik tel mee!’. De workshops zijn informeel, oplossingsgericht en interactief van karakter.
42
06 | Met wie gaan we het uitvoeren?
6.2. Ondersteuning in het gezin Wanneer er toch meer nodig is dan preventie, is er sprake van ondersteuning. Voor de toeleiding naar deze zorg, kan men terecht bij het CJG Staphorst en de huisarts. Ondersteuning in het gezin is bijna altijd vrijwillig van karakter. Alleen wanneer het écht niet anders kan en de veiligheid van kinderen niet gegarandeerd kan worden, is gedwongen hulpverlening aan de orde.
6.2.1. Ambulante hulpverlening
Het grootste deel van de hulpverlening heeft een ambulant karakter. Dat wil zeggen dat de ondersteuning gehaald wordt bij een organisatie of dat de ondersteuning gebracht wordt naar de thuissituatie. Er is in ieder geval geen sprake van opname in een instelling of wonen in een residentiële setting. De meeste vormen van ondersteuning zijn ambulant, zowel in de jeugd- en opvoedhulp, als de jeugd GGZ, en de AWBZ. Belangrijk is dat de inzet van ambulante hulp in overeenstemming is met het uitgangspunt één gezin, één plan en één regisseur. In het nieuwe stelsel kiezen we ervoor om vanuit het CJG een casusregisseur aan te wijzen die met het gezin meekijkt of de ambulante hulpverlening aan dit uitgangspunt voldoet. Ook ziet de casusregisseur toe voor het op- en afschalen van de ambulante hulp. Hulpverlening moet er toe doen en zo kort of lang mogelijk als nodig worden ingezet. Wanneer er sprake is van complexe problematiek zullen ambulante hulpverleners uitgenodigd kunnen worden voor deelname aan een multidisciplinair overleg. Wanneer ambulante hulp kan worden afgerond, wordt dit gemeld bij de casusregisseur.
6.2.2. Gedwongen hulpverlening: jeugdbescherming en jeugdreclassering
Wanneer kinderen in een gezin niet meer veilig zijn en ouders willen niet meewerken aan een vrijwillige hulpverlening, dan kan jeugdbescherming worden ingezet. Jeugdbescherming en jeugdreclassering (en de gesloten jeugdzorg) zijn bijzondere taken vanwege het verplichtende karakter voor ouders en kind. Het doel van de kinderbeschermingsmaatregel is het opheffen van de bedreiging voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Het opleggen daarvan betekent dat wordt ingegrepen in het privéleven van de jeugdige en zijn ouders. Deze maatregel moet dan ook feitelijk onderbouwd zijn en zorgvuldig voorbereid. Deze beginselen gelden ook voor de uitvoering van jeugdreclassering. Het doel van jeugdreclassering is het voorkomen van recidive en het realiseren van een gedragsverandering bij de betrokken jeugdige. Het jeugdstrafrecht houdt daarbij rekening met de eigen aard en ontwikkeling van de jeugdige. Dit komt onder andere tot uiting in de leeftijds-ondergrens van 12 jaar, waaronder jeugdigen niet strafrechtelijk kunnen worden vervolgd en het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht dat toepassing van het jeugdstrafrecht mogelijk maakt bij jeugdigen die ten tijde van het plegen van het delict 18 tot 23 jaar oud zijn. Een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt uitsluitend uitgevoerd door een gecertificeerde instelling. De gezinsvoogd en de jeugdreclasseerder bieden zelf geen jeugdhulp aan, maar voeren een maatregel op basis van een gerechtelijke uitspraak uit. Via een Algemene Maatregel van Bestuur wordt bepaald waaraan de gecertificeerde instelling moet voldoen om een certificaat te krijgen. Dit kader richt zich op de deskundigheid van medewerkers, de gehanteerde methodieken en interventies, de organisatie en haar werkprocessen en de ketensamenwerking met andere organisaties. De jeugdhulp die wordt ingezet voor de uitvoering van een dergelijke maatregel wordt in overleg bepaald met het CJG. De gecertificeerde instelling en de lokale toegang leggen hun samenwerking vast in een protocol. Een van die samenwerkingsafspraken zal het opstellen van één gezin, één plan zijn waarmee de afstemming voor integrale hulp geborgd wordt.
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
43
06 | Met wie gaan we het uitvoeren?
06 | Met wie gaan we het uitvoeren?
6.3. Ondersteuning buiten het gezin Soms kunnen kinderen en jongeren tijdelijk of voor een langere tijd niet meer thuis wonen. Dit kan zowel vrijwillig als gedwongen zijn. Het meest wenselijke is dat kinderen veilig in hun eigen gezin kunnen opgroeien. Wanneer er sprake is van ondersteuning buiten het gezin, is er – bij voldoende veiligheid – altijd de inzet om terug te keren naar het eigen gezin. We onderscheiden verschillende vormen van ondersteuning buiten het gezin, namelijk pleegzorg, residentiele zorg en gesloten jeugdzorg.
6.3.1. Pleegzorg
De gemeenten is verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen die kinderbeschermingsmaatregelen en jeugd-reclassering uitvoeren en om te voorzien in een kwalitatief toereikend aanbod van jeugdhulp waarvan deze gecertificeerde instelling gebruik wil maken. Daarnaast bevordert de Jeugdwet dat de Raad voor de Kinderbescherming en de gezinsvoogden al in een eerder stadium betrokken kunnen worden waarbij de hulp gericht is op het versterken van de eigen kracht, ouders te bewegen tot vrijwillige medewerking. Dit kan in sommige gevallen de noodzaak van een maatregel voorkomen. De methodiek VERVE speelt hier een belangrijke rol in. In 2014 wordt er een samenwerkingsprotocol tussen RvdK en de gemeente Staphorst vastgesteld. De organisaties die op dit moment de jeugdbescherming en jeugdreclassering uitvoeren zijn Bureau Jeugdzorg en een aantal landelijke instellingen (Leger des Heils, William Schrikkergroep en de Stichting Gereformeerde Jeugdzorg). Deze organisaties hebben de ambitie om vanaf 1 januari 2015 een gecertificeerde instelling te zijn. Op basis van het RTA regio IJsselland hebben wij de afspraak gemaakt dat de regio met deze organisaties, onder voorwaarde van certificering, in ieder geval voor 2015 (en met een goede transformatie ook voor 2016) een contract afsluiten. Over de wijze waarop wordt het gesprek nog volop gevoerd.
44
Pleegzorg is een vorm van jeugdhulp waarbij het kind/de jongere tijdelijk bij een ander gezin gaat wonen met als uiteindelijke doel dat de ouders de opvoeding zelf weer op zich nemen. De pleegouders hebben geen zeggenschap over hun pleegkind. Pleegouders kunnen zowel binnen als buiten het sociale netwerk gevonden worden. Wij vinden dat pleegzorg de voorkeur heeft boven plaatsing in een residentiële instelling. Dit op grond van zowel inhoudelijke (gezinssituatie heeft voorkeur boven instelling) als financiële argumenten (de inzet van pleegzorg is goedkoper).
6.3.2. Residentiële jeugdzorg
In de residentiële jeugdzorg verblijven kinderen en jongeren, op vrijwillige of gedwongen basis, dag en nacht buiten hun eigen omgeving. Er bestaan verschillende typen residentiële zorg zoals gezinshuizen, leef- en behandelgroepen, kamertrainingscentra, en de gesloten jeugdzorg. Ook zijn er leefgroepen met een deeltijdarrangement - waarbij jongeren deels in de groep wonen en bijvoorbeeld in het weekend thuis zijn.
We doen het samen!
6.3.3 Jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg)
Wanneer sprake is van zeer ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige ernstig belemmeren, kan de rechter een machtiging gesloten jeugdhulp verlenen. Hierbij is het van belang dat het gesloten verblijf nodig is om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt aan die hulp of daaraan door anderen onttrokken wordt. Wanneer er sprake is van een stoornis van de geestvermogens die de jeugdige gevaar veroorzaakt, zal de rechter een machtiging voor opname, verblijf en zorg in een GGZ-instelling afgeven.
6.3.4. Ouderbijdrage
Wanneer er sprake is van ondersteuning buiten het gezin wordt er een ouderbijdrage gevraagd. Het argument hiervoor is dat ouders van kinderen die buiten het gezin worden verzorgd minder kosten maken voor die kinderen. De hoogte van de bijdrage wordt landelijk vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur. Het maximumbedrag is voor alle gemeenten gelijk en gelijkgesteld aan de hoogte van de kinderbijslag. De uitvoerende instantie is het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
45
06 | Met wie gaan we het uitvoeren?
6.4. Samenwerking in geval van veiligheidsrisico's of crisis Kinderen moeten in een veilige omgeving kunnen opgroeien en ontwikkelen. De meeste ouders en gezinnen kunnen deze veiligheid aan hun kinderen bieden. Wanneer deze veiligheid in het geding is, vraagt dit om heldere afspraken en interventies om kinderen en jeugdigen alsnog in veiligheid te brengen. Landelijk zijn afspraken gemaakt om hier op een uniforme wijze mee om te gaan.
6.4.1. De Wet meldcode
Sinds 1 juli 2013 is de Wet Meldcode van kracht. Deze meldcode helpt professionals goed te reageren bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Sinds 1 juli 2013 zijn beroepskrachten uit de sectoren gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en justitie verplicht de meldcode te gebruiken bij vermoedens van geweld in huiselijke kring. Hiervoor is het 5 stappen model ontwikkeld. De gemeente Staphorst faciliteert trainingen voor professionals voor het werken met deze meldcode. Zo hebben een aantal intern begeleiders vanuit het onderwijs hier al gebruik van gemaakt.
06 | Met wie gaan we het uitvoeren?
6.4.4. Crisiszorg
Crisiszorg heeft een lokale en regionale component. De crisisdienst en crisisinterventie met betrekking tot Huiselijk geweld en kindermishandeling worden uitgevoerd door de organisatie Veilig Thuis. Daarnaast wordt ook de crisisen spoedzorg regionaal georganiseerd. De inzet is dat er één regionaal spoednummer komt. Deze crisisdienst is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar. Belangrijk hierbij is de terugkoppeling en de regiefunctie van de lokale toegang. De bedoeling is dat de regie van zorg zo spoedig mogelijk teruggelegd wordt bij het CJG.
6.5. Overgangssituatie De gemeenten in de regio IJsselland kiezen er voor de jeugdzorg voor zittende en wachtlijstcliënten te continueren bij de huidige aanbieders. De ondersteuning en zorg voor nieuwe zorgvragers gaan de gemeenten ook bij de huidige aanbieders afnemen met ruimte voor innovatie en nieuwe aanbieders. Met de voortzetting van samenwerking met de bestaande zorgaanbieders in 2015 en 2016 zijn alle zorgvormen in principe gegarandeerd. We noemen deze geleidelijke overgang ook wel de zachte landing. Voor 2017 geldt een nieuwe situatie die met lokale overheden en aanbieders besproken zal worden.
6.4.2. Verwijsindex risicojongeren
Wat gebeurt er als gezinnen verhuizen en er zorgen zijn over de veiligheid en voortgang van hulpverlening binnen het gezin? Hoe voorkomen we dat ´multiproblemgezinnen´ bij een verhuizing buiten beeld raken? Daarvoor is het landelijke instrument Verwijsindex risicojongeren. Professionals hebben binnen hun eigen gemeente of regio meestal rechtstreekse contacten met andere professionals en risicojongeren en –gezinnen wel in beeld. Bovenregionaal is de VIR het enige hulpmiddel om met andere professionals in contact te komen. De VIR is gekoppeld aan het registratiesysteem VIS2. CJG medewerkers en in het bijzonder de CJG zorgcoördinator dragen zorg voor het registreren in VIS2 en daarmee ook in de VIR.
6.4.3. Veilig thuis
Huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen in samenhang opgepakt worden, zonder verlies van de expertise die voor de afzonderlijke doelgroepen noodzakelijk is. Eén systeemgerichte benadering voor alle slachtoffers is effectiever en efficiënter. De Jeugdwet verplicht gemeenten één advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling te organiseren. Het AMHK krijgt daarbij de naam ´Veilig thuis´. De organisatie Veilig Thuis doet onderzoek naar aanleiding van een melding van (een vermoeden van) geweld in huiselijke kring om te bepalen of sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling. Zij informeert, indien nodig de politie en de Raad voor de Kinderbescherming. De RvdK onderzoekt vervolgens of het nodig is om de kinderrechter een kinderbeschermingsmaatregel te verzoeken. De organisatie Veilig thuis is met de vaststelling van de Jeugdwet in de WMO verankerd, zodat één wettelijk kader ontstaat. Bij Algemene Maatregel van Bestuur worden nadere regels gesteld over de deskundigheidseisen en over de werkwijze van Veilig thuis. De wettelijke verplichte meldcode is een onderdeel hiervan. Momenteel voert Bureau Jeugdzorg Overijssel het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) uit en Kadera het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG). De regiogemeenten hebben deze organisaties de opdracht gegeven om met een voorstel te komen voor de vormgeving van het AMHK. Randvoorwaarden zijn de regionale visie op de jeugdzorg en de Rijkskorting. In de gemeente Staphorst participeren we in de pilot jeugdbescherming waarin onderzocht wordt op welke manier medewerkers van de Raad van de Kinderbescherming en medewerkers van Veilig Thuis verbonden worden aan het CJG Staphorst. Daarbij worden de rollen, verantwoordelijkheden en werkprocessen beschreven.
46
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
47
07 | Hoe bewaken we de kwaliteit?
7.1. Kwaliteitseisen De Jeugdwet, de afspraken over de professionele uitvoering daarvan, het landelijk te ontwikkelen evaluatiekader5, het projectplan IJsselland en dit lokale beleidsplan leveren voldoende input voor het formuleren van kwaliteitseisen. Het stellen van extra inhoudelijke eisen zou niet meer in overeenstemming zijn met de uitgangspunten. Dan wordt voorbij gegaan aan het doel om tot vermindering van regeldruk te komen en meer ruimte voor de professional te realiseren. Extra inhoudelijke kwaliteitseisen kan juist belemmerend werken voor de opdracht van zorgaanbieders om innovatieve vormen van hulp en ondersteuning te ontwikkelen die passen bij de uitgangspunten en de financiële taakstelling.
07 Hoe bewaken we de kwaliteit?
Vanuit de huidige afspraken en de Jeugdwet zijn de (regionale) kwaliteitseisen opgesteld. Deze worden meegenomen bij het opstellen van de inkoop- en subsidievoorwaarden. Belangrijk is om ons te richten op procesafspraken voor de komende transitieperiode. De bestaande kwaliteitsstandaarden, wet- en regelgeving en regionaal beleidskader zijn de inhoudelijke basis.
7.2. Cliëntparticipatie in de jeugdzorg De gemeenten in de regio IJsselland willen de cliënten (kinderen, jongeren en ouders) en cliëntorganisaties betrekken bij de beleidsvorming en de uitvoering daarvan. Dit is van belang omdat juist deze ervaringsdeskundigen ons kunnen helpen bij het opzetten van het nieuwe jeugdstelsel: een jeugdstelsel dat uitgaat van de vraag en behoefte en de eigen kracht en verantwoordelijkheid van cliënten. Veel aanbieders hebben hun eigen cliëntenraden. Op grond van de Jeugdwet zijn de zorgaanbieders verplicht de adviesraden voort te zetten. Deze adviesraden richten zich op de eigen organisatie en de interne werkprocessen. De lokale inzet zal een belangrijke aanvulling zijn. Lokaal is de jeugd- en ouderparticipatie van belang. Naar aanleiding van de enquête ‘Opvoeden in Staphorst’ (juli 2013) hebben ouders zich beschikbaar gesteld om deel te nemen aan een digitaal panel of klankbordgroep. De jeugdparticipatie was altijd georganiseerd middels het JAS (Jong en Actief Staphorst), maar deze groep is niet meer actief. Uitgezocht wordt hoe jeugdparticipatie in relatie tot de nieuwe verantwoordelijkheid van de gemeente het beste vormgegeven kan worden. In de regio IJsselland is in mei 2014 een tweetal bijeenkomsten georganiseerd. Eén voor jongeren die ervaring hebben met de jeugdzorg en een bijeenkomst voor (pleeg)ouders. Tijdens deze bijeenkomsten zijn er aandachtspunten geformuleerd die betrekking hebben op de start van de hulpverlening, de hulpverlening op zich en de afronding. Tijdens deze bijeenkomsten bleek dat jongeren en ouders zich vaak niet gehoord voelen en veel frustraties hebben ervaren door de houding/benadering van de professionals (zij weten wel wat goed is voor het gezin) en de ingezette hup niet is wat jongeren en/of ouders wensen. Met behulp van de methodiek VERVE (zie bijlage 3) willen we juist samen met jeugdigen en hun ouders werken aan een integraal hulpverleningsplan. 5.Zie brief 31 maart 2014 aan de Tweede Kamer (voortgang Transformatie Jeugdzorg): het operationaliseren van het evaluatiekader, kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren, inclusief outcome.
48
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
49
07 | Hoe bewaken we de kwaliteit?
07 | Hoe bewaken we de kwaliteit?
7.3. Inzet vertrouwenspersoon, klachtrecht en privacy
7.4. Hoe gaan we om met calamiteiten
7.3.1 Vertrouwenspersoon
Met de transitie jeugdzorg komen calamiteiten rond de hulp en zorg voor jeugd veel nadrukkelijker op de lokale (politiek-bestuurlijke) agenda. Met een calamiteit wordt bedoeld:
Bij alle vormen van ondersteuning, van licht tot zwaar en binnen elke sector, moeten ouders en jeugdigen een beroep kunnen doen op een cliëntvertrouwenspersoon (CVP). Deze vertrouwenspersoon staat open voor vragen, het geven van informatie en een eventuele bemiddeling bij het verschillen van inzicht met hulpverleners bij een behandeling. Ook kan de vertrouwenspersoon een ondersteunende rol vervullen bij het indienen van officiële klachten op grond van het klachtrecht. De vertrouwenspersoon moet werkzaam zijn bij een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die onafhankelijk is van ons college, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het AMHK. De inspectie ziet toe op de onafhankelijkheid van de vertrouwenspersoon. Inmiddels heeft de VNG uitgesproken dat de functie van de vertrouwenspersoon uniform en op landelijk niveau wordt vormgegeven. Het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) gaat daarbij de komende drie jaar als hoofdaannemer optreden.
7.3.2. Klachtrecht
“EEN NIET BEOOGDE OF ONVERWACHTE GEBEURTENIS, DIE BETREKKING HEEFT OP DE KWALITEIT VAN DE JEUGDHULP EN DIE TOT EEN ERNSTIG SCHADELIJK GEVOLG VOOR OF DE DOOD VAN EEN JEUGDIGE OF EEN OUDER HEEFT GELEID.” Calamiteiten hebben vaak gevolgen voor personen, politiek, publiciteit en personeel. Belangrijk is dat de gemeente en zorgaanbieders afspraken maken over wat te doen bij een calamiteit. Daarnaast hebben instellingen (zowel jeugdhulpaanbieders als gecertificeerde instellingen) de wettelijke verplichting om calamiteiten te melden bij de inspectie. Wanneer er sprake is van een calamiteit is het van groot belang dat er eenduidig en gecoördineerd naar buiten getreden wordt om (verdere) schade aan slachtoffers en hun direct omgeving en het beeld rond de zorg voor de jeugd te voorkomen. Communicatie is hierbij cruciaal. In het najaar van 2014 wordt hiervoor het ‘Calamiteitenprotocol Jeugdzorg’ voor de gemeente Staphorst ontwikkeld.
Gemeentelijk sluiten we aan bij de bestaande gemeentelijke klachtregeling van de gemeente Staphorst (2006). Vanuit de regionale samenwerking in de regio IJsselland wordt een klachtenregeling ingesteld voor bovenlokale zorgactiviteiten.
7.3.3. Privacy
Het uitgangspunt van de transitie is dat de eigen verantwoordelijkheid van burgers voorop staat. Het uitwisselen en benutten van informatie over burgers is een middel en geen doel. Het middel staat ten dienste van de dienstverlening van die burger zelf. Daarom is het van groot belang dat het gebruik van die informatie zorgvuldig gebeurt en de privacybelangen van de burger continu gewaarborgd zijn. Hierbij past het dat de gemeente en de hulpverlening zeer terughoudend zijn met het uitwisselen van persoonsgegevens. Met de nieuwe wetten is de privacybescherming van de burger niet in het geding. Uitgangspunt is dat burgers zelf de regie voeren over de gegevensuitwisseling om hen heen. In geval van gegevensuitwisseling gelden de voorwaarden van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Lokaal wordt inmiddels een privacyreglement ontwikkeld voor het CJG en een ieder die daarbij betrokken is. In het najaar 2014 wordt hier actief uitvoering aangegeven door middel van een scholing voor een ieder die betrokken is bij het CJG.
50
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
51
08 | Communicatie
De veranderingen ten aanzien van de jeugdzorg zijn ingrijpend en complex. De veranderingen treffen alle burgers. Zonder dat wij als gemeente daar moeite voor te hoeven doen, is de communicatie rondom de decentralisaties al begonnen. De regionale en landelijke media hebben hier al veel aandacht aan besteed. Nu de plannen voor 2015 steeds concreter worden, wil de gemeente Staphorst actief communiceren. We onderscheiden
08 Communicatie
daarbij een viertal doelgroepen. 1. Burgers Burgers die op dit moment geen ondersteuning hebben, zijn minder geïnteresseerd in feitelijke veranderingen in de jeugdzorg. Zij zijn meer geïnteresseerd in het gedachtegoed, de visie, de (politieke) motieven achter de veranderingen. Toch willen we actief communiceren naar alle burgers, omdat zij potentiële zorgvragers kunnen zijn en de toegangspoort (CJG Staphorst) goed moeten kunnen vinden. Middelen hiervoor zijn: berichtgevingen op de websites (gemeente en CJG website), via het onderwijs en berichtgevingen via de Staphorster etc.
2. Bestaande cliënten en wachtlijstcliënten Huidige cliënten en hun omgeving hebben juist vooral behoefte aan wat de transitie voor hen persoonlijk betekent. Uit contacten met burgers, instellingen en uit de media blijkt dat burgers zich onzeker voelen over wat dat voor hen persoonlijk betekent, maar ook sceptisch zijn of de gemeente deze taak wel aan kan en over de mate van participatie en solidariteit waar de overheid op inzet. Er zijn vragen, kritiek, wensen en soms ook een verkeerd beeld van wat dat voor hen en hun omgeving betekent. Deze onzekerheden willen we als gemeente zo spoedig mogelijk wegnemen. Als gemeente hebben we lokaal gecommuniceerd dat we zorgcontinuïteit zullen bieden in 2015, omdat we uitgaan van een zachte landing (doorgaan met bestaande aanbieders). We hopen hiermee de eerste onrust te kunnen wegnemen. We verwachten van betrokken professionals dat zij waar mogelijk hun cliënten goed begeleiden in deze onrustige tijd. Daarnaast wachten we op de landelijke gegevensuitwisseling Jeugd (september/oktober 2014). Dan kan gericht met bestaande cliënten en wachtlijstcliënten contact worden gezocht.
3. Organisaties en hun professionals Als gemeente willen we betrokken organisaties op het domein jeugd (blijven) betrekken bij dit transitie- en transformatieproces. Er zijn al een heleboel organisaties betrokken, zowel op lokaal als regionaal niveau en is er veel dialoog gaande over de transitie en transformatie. Organisaties dienen hun professionals op de hoogte te brengen, zodat zij hun kennis over kunnen gebruiken om cliënten te informeren over hun persoonlijke situaties.
4. Interne organisatie, college en raad Er zal – meer dan nu het geval is – gecommuniceerd worden naar de interne organisatie (wat gaat er voor de gemeente veranderen en wat wordt de rol van de gemeente hierin), college en raad. College en raad zijn actief meegenomen in de totstandkoming van RTA, doorontwikkeling CJG Staphorst en totstandkoming en evaluaties van diverse pilots. Dit zal de komende jaren actief worden voortgezet.
52
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
53
09 | Hoe gaan we financiële middelen inzetten?
9.1. Welk budget is er beschikbaar Voor de uitvoering van de jeugdzorg ontvangen gemeenten een decentralisatie-uitkering uit het Gemeentefonds. De decentralisatie gaat gepaard met een beoogde besparing van 15% (landelijk is dit 450 miljoen) in 2017. Op basis van historisch budget ontvangt de gemeente Staphorst in 2015 een bedrag van € 2.748.239 euro voor de uitvoering van de jeugdzorg. Dit is c.a. 3% lager dan in de decembercirculaire van 2013 was aangegeven. In het RTA regio IJsselland zijn afspraken gemaakt over de verhouding lokaal – regionaal (15 – 85%) en het herverdelingsmodel.
09 Hoe gaan we financiële middelen inzetten?
Budget voor inkoop jeugdzorg (regionaal)
85%
€ 2.336.003
Budget buiten reikwijdte RTA (lokaal)
15%
€ 412.236
Totaalbudget voor uitvoering Jeugdzorg Staphorst
100%
€ 2.748.239
Het overgrote deel, namelijk 85 % (€ 2.336.003), is gereserveerd voor de regionale inkoop van jeugdzorg. Deze 85% is bedoeld voor de daadwerkelijke zorg. Eventuele kosten voor een regionale bedrijfsvoeringsorganisatie moeten vanuit de 15% worden gefinancierd. De inzet is dat de gehele transitie budgetneutraal wordt uitgevoerd. Afgesproken is dat 15% van het te ontvangen rijksbudget (= € 412.236) apart wordt gezet voor een aantal te maken kosten die vallen buiten de reikwijdte van het Regionaal Transitie Arrangement. Hiervoor is globaal afgesproken:
54
Uitbreiding lokale toegang CJG Staphorst
4%
€ 109.930
Gemeentelijke en regionale uitvoeringskosten (o.a. bedrijfsvoeringsorganisatie)
5%
€ 137.412
Nieuw (preventief) beleid en innovatie
5%
€ 137.412
Buffer overig onvoorzien
1%
€ 27.482
Totaal ´lokaal budget´
15%
€ 412.236
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
55
09 | Hoe gaan we financiële middelen inzetten?
09 | Hoe gaan we financiële middelen inzetten?
De gemeente Staphorst is een kleine gemeente met veel jeugd en met een laag historisch jeugdzorgbudget. Dat laatste is op zich positief. Echter, de afspraak in de regio is dat 15% van de te ontvangen gelden ingezet worden voor het lokale onderdeel. Met veel jeugd en minder budget, betekent dat we op het gebied van preventie meer moeten doen met minder.
9.2. Hoe gaan we dit verdelen? 9.2.1. Lokaal
Het CJG Staphorst fungeert straks als lokale toegang tot de jeugdzorg. Nu verzorgt Bureau Jeugdzorg nog voor een deskundige advisering voor de toeleiding naar zwaardere zorg. De expertise die hiervoor nodig is, wordt en is toegevoegd aan het Centrum voor Jeugd en Gezin. Deze extra expertise is in 2014 vanuit de pilotgelden en invoeringsbudget gefinancierd. Met ingang van 1 januari 2015 zal dit vanuit de extra gelden bestemd voor de lokale toegang moeten komen. Dit betreft o.a. de inzet van de CJG zorgcoördinator en toegangsmedewerker, gedragswetenschapper en GZ psycholoog. Deze extra expertise is noodzakelijk om deskundige advisering te kunnen waarborgen.
Als kleine gemeente heb je minder schaalvoordeel. Iedere individuele gemeente is verantwoordelijk voor de lokale toegang. De inrichting van die toegang vereist een bepaald basisaanbod waar iedere gemeente minimaal aan moet voldoen. Een kleine gemeente heeft minder financiële armslag om dit basisaanbod goed op te tuigen. Een goede basis is wel de noodzaak om op zwaardere zorg te kunnen besparen.
In Staphorst ligt het gebruik van PGB´s substantieel hoger dan ZIN. Historische cijfers laten zien dat burgers meer gebruik maken van zorg via het Persoonsgebonden budget in plaats van Zorg in Natura. Omdat we als gemeente continuïteit van zorg moeten leveren, is de gemeente verplicht dit PGB in 2015 voort te zetten. Op de korte termijn kunnen we hierop geen besparing inboeken. De cliënt zelf heeft zeggenschap over bij wie ze de zorg inkoopt. De gemeente kan hierover niet onderhandelen, dus ook niet besparen.
9.2.2. Regionaal
In het RTA regio IJsselland is afgesproken dat iedere gemeente 85% van het te ontvangen budget reserveert voor de in te kopen regionale jeugdzorg. Om de zorgcontinuïteit te kunnen garanderen is in het RTA de zogenaamde zachte landing afgesproken. Op dit moment worden alle (nieuwe) Vektis cijfers en de tweede uitvraag van alle huidige zorgaanbieders geanalyseerd. Dit om te beoordelen welke zorg bij welke aanbieder moet worden gecontinueerd en wat dit betekent voor het budget en nog in te zetten zorg voor nieuwe cliënten. Er was een eerste rekenmodel beschikbaar, gebaseerd op landelijke cijfers. Naar verwachting is dit niet een realistisch beeld voor de regio IJsselland omdat er relatief meer gebruik wordt gemaakt van zorg via het Persoonsgebonden budget. Het inkoopproces in de regio IJsselland is inmiddels gestart. Dit heeft geleid tot drie inkooptafels, namelijk 1) Jeugd- opvoedhulp (op subsidiebasis), 2) Jeugd GGZ en 3) Jeugd AWBZ / LVB. Uit de tweede analyse moet een verdeelsleutel gehanteerd worden, zodat duidelijk is wat elke inkooptafel kan en mag besteden.
Een kleine gemeente is kwetsbaar. Een kleine gemeente is overzichtelijk met al haar actoren die bij de jeugdzorg is betrokken. Dát is een belangrijk voordeel en één van de grote kansen om de decentralisatie voor een kleine gemeente tot een succes te maken. Nadeel is dat een kleine gemeente te maken heeft met veel éénpitters, waardoor de kwetsbaarheid van de organisatie rondom jeugdzorg vergroot wordt.
Door een betere lokale toeleiding, kan de zorgconsumptie op korte termijn stijgen. Het CJG Staphorst is de laatste jaren een laagdrempelige toegang geworden. Dat betekent dat jeugdigen en ouders eerder hulp en ondersteunen kunnen vragen. Dit kan op de korte termijn leiden tot een stijging van de zorgconsumptie. Door meer in te zetten op preventie, verwachten wij dat op de lange termijn een besparing kan worden ingeboekt.
De gemeente heeft een zorgplicht. Wanneer het budget op is, en er noodzakelijk zorg ingezet moet worden, heeft de gemeente betalings- en leveringsplicht.
9.3. Wat zijn de risico's? Het Rijk hevelt de jeugdzorg over naar de gemeente met een forse korting op het budget. De inhoudelijke overwegingen om jeugdzorg over te hevelen naar de gemeente zijn goed. Meer integraliteit en meer aansluiting bij de leefomgeving van het kind en het gezin vindt iedereen een goede ontwikkeling. De vraag of de transitie uit te voeren is met het beschikbaar gestelde budget blijft. Dat zal de praktijk moeten uitwijzen.
9.3.1. Risico´s
Hiernaast staan nog meer risico´s genoemd waar we als gemeente aandacht voor hebben en nauwlettend zullen volgen.
56
De gemeente is niet de enige toegang tot de zorg. Huisartsen, Jeugdartsen en medisch specialisten mogen direct verwijzen, evenals de rechter en de gecertificeerde instelling. Dit zijn meestal de dure vormen van zorg.
De beeldvorming van het CJG kan vertroebelen. Zoals gezegd heeft het CJG een laagdrempelig karakter. En dat is ook de bedoeling. Jeugdigen en ouders moeten op een laagdrempelige manier hun vraag kunnen stellen. Als gevolg van de transitie komen professionals van gespecialiseerde organisatie meer naar de ´voorkant´ om de veiligheid van kinderen en jeugdigen te kunnen garanderen. In de komende jaren willen we jaarlijks evalueren wat deze verschuiving van professionals doet met de beeldvorming van het CJG. Dit zal meegenomen worden in de jaarlijkse evaluatie van het CJG.
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
57
09 | Hoe gaan we financiële middelen inzetten?
09 | Hoe gaan we financiële middelen inzetten?
9.3.2. Herverdelingsmodel
Vanwege het grote verschil tussen de Meicirculaire 2013 en de uitvraaggegevens regio IJsselland lijkt het onwenselijk om de regionaal in te kopen zorg naar individuele gemeenten af te rekenen. Om deze reden is men bezig een herverdelingsmodel nader uit te werken. De insteek is om financiële voor- en nadelen gezamenlijk op te vangen in de periode 2015 en 2016. Naar aanleiding van de ervaringen van de daadwerkelijke consumptie van zorg in 2015 kan er in 2016 een voorstel uitgewerkt worden voor 2017 en later, waarbij financiering van zorg gerelateerd wordt aan de daadwerkelijke lokale consumptie van zorg. Het tijdelijke model geeft alle gemeenten enige financiële rust.
9.4.3. Zorg in Natura versus Persoonsgebonden budget
Jeugdhulp kan verstrekt worden in Zorg in Natura (ingekocht door de gemeente) of via een Persoonsgebonden budget (hierna: PGB). In de Jeugdwet staat dat het uitgangspunt is dat de jeugdige en zijn ouder een voorziening in natura krijgen, maar dat het wel mogelijk is een PGB aan te vragen als hier behoefte aan is. Daar zijn een aantal voorwaarden aan verbonden:
• •
De jeugdige en zijn ouder moeten kunnen aantonen dat zij over voldoende vaardigheden beschikken om zelf zorg in te kopen. De jeugdige en zijn ouder moeten kunnen onderbouwen waarom zij de zorg niet ‘in natura’ willen ontvangen. De ingekochte zorg moet voldoen aan kwaliteitseisen.
9.4. Contractering en bekostiging
•
9.4.1. Wijze van bekostiging
Landelijk wordt het zgn. trekkingsrecht ingevoerd, uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank. De gemeente maakt het PGB niet meer rechtstreeks over naar de rekening van de cliënt, maar op de rekening van de SVB. De SVB betaalt uit dit budget de rekeningen die de cliënt indient voor de geleverde ondersteuning.
Als regio IJsselland gaan wij een nieuwe financiële relatie aan met regionaal en landelijk werkende zorgaanbieders voor het leveren van jeugdzorg aan onze jeugdigen en hun ouders. Hiervoor is reeds een keuze gemaakt in bekostigingssystematiek. In het Regionaal Transitie Arrangement is afgesproken dat voor de jaren 2015 en 2016 zorg gecontracteerd wordt bij bestaande zorgaanbieders. Dit past goed bij de verplichting om continuïteit van zorg te bieden voor alle huidige cliënten in jeugdzorg. Het vanaf 2015 contracteren bij bestaande zorgaanbieders laat onverlet dat er conform het gestelde in het RTA ruimte wordt geboden voor innovaties en nieuwe aanbieders. Voor de keuze tussen inkoop en subsidiëring wordt er gekozen voor een gedifferentieerde benadering per huidig financieringsstelsel. Dit is ingegeven vanuit praktische overwegingen, omdat de startsituatie en de bestaande afspraken per jeugdzorgonderdeel (jeugd- en opvoedhulp, AWBZ en Jeugd GGZ) verschillen. Gekozen wordt voor voortzetten van de bestaande contractvorm, dat wil zeggen inkoop voor de Jeugd GGZ en Jeugd LVG, subsidieverlening voor de onderdelen Jeugd- en Opvoedhulp, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en het AMHK en Crisisopvang.
Als gemeente hebben we wel enige beleidsvrijheid bij de verstrekking van het PGB. Dit wordt bepaald in de verordening jeugdhulp. Onderdelen daarvan zijn de wijze waarop de hoogte van het PGB wordt vastgesteld, op welke gronden een PGB geweigerd mag worden en onder welke voorwaarden de PGB-houder de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Wanneer cliënten onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt, mogen we als gemeente een PGB herzien of intrekken. Een PGB mag geweigerd worden wanneer de kosten van het PGB hoger zijn dan de kosten van Zorg in natura. In de Jeugdwet is opgenomen dat de cliënt het mogelijke surplus zelf bijbetaalt.
In 2015 en 2016 wordt er ervaring opgedaan met de inkoopcontracten en subsidie en de voor- en nadelen ervan. Door in deze periode evaluatiemomenten vast te leggen kunnen beide vormen goed naast elkaar gelegd worden. Wanneer wenselijk kan dat leiden tot aanpassing van het model vanaf 2017 en verder.
Voor de huidige AWBZ-budgethouders geldt dat zij de AWBZ-indicatie behouden als deze in 2015 doorloopt tot uiterlijk 1 januari 2016, tenzij de indicatie eerder afloopt. Een benodigde herindicatie wordt als een nieuwe aanvraag beschouwd. Aanvullend hierop geldt voor de Jeugdwet dat een zittende cliënt recht heeft op continuïteit van zorg bij de huidige aanbieder, indien dit redelijkerwijs mogelijk is.
9.4.2. Keuzevrijheid
9.4.4. Frictiekosten
De gemeente Staphorst vindt het belangrijk burgers passende, maar ook hoogkwalitatieve zorg te bieden. Het college houdt daarbij redelijkerwijs rekening met de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders. Voor zover redelijkerwijs mogelijk, wordt de jeugdige en zijn ouders keuzevrijheid geboden met betrekking tot de inzet van jeugdhulp6 . Door de ‘zachte landing’ blijven we samenwerken met de huidige zorgaanbieders. Daarmee is er zorg voor diverse denominaties beschikbaar en blijven deze ook in 2015 en 2016 beschikbaar. Kwaliteit staat bij ons hoog in het vaandel en wordt als belangrijke kernvoorwaarde aan alle jeugdhulp gesteld.
Een belangrijk financieel aspect van de decentralisatie zijn frictiekosten. Gemeenten in de regio IJsselland stellen zich op het standpunt dat Rijk en Provincies daarvoor verantwoordelijk zijn. Dit standpunt is ook verwoord in het RTA . Hoe groot is de kans dat gemeenten, na overname van financiering, alsnog met claims op het gebied van frictiekosten worden geconfronteerd? Bij inkoop is dat risico er niet, bij subsidie is dat niet helemaal uit te sluiten. Om het risico zoveel mogelijk te minimaliseren wordt de subsidie voor een tijdelijke periode toegekend, niet langer dan drie jaar7. Met de beperkte periode van twee jaar kan de subsidierelatie zonder aanvullende (frictie)kosten worden beëindigd. Daarnaast kan onze afwijzing van verantwoordelijkheid voor frictiekosten als voorwaarde opgenomen worden in de beschikking naar de zorgaanbieders. We spreken steeds over het zoveel mogelijk minimaliseren van frictiekosten. Daartoe hebben we als gemeenten afspraken gemaakt over de zogenaamde zachte landing met jeugdhulpaanbieders, overname van personeel van Bureau Jeugdzorg en het standpunt dat wij niet verantwoordelijk zijn voor overige frictiekosten. De weerbarstige praktijk zal moeten uitwijzen of frictiekosten hiermee inderdaad geminimaliseerd zijn of dat deze mogelijk indirect naar de gemeente komen.
6 Zie Jeugdwet art. 2.3 lid 4.
7 Zie AWB art. 4:51 lid 1.
58
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
59
10 | Monitoring en verantwoording
10.1. Verantwoording over de uitvoering en resultaten van het beleid
Het Rijk werkt samen met gemeenten de komende jaren aan het vaststellen en toegankelijk maken van een set indicatoren om op landelijk niveau inzicht te krijgen in de effecten van de nieuwe wet. Ook wil het Rijk dat gegevens over het hele sociale domein zoveel mogelijk gestandaardiseerd worden om integrale ondersteuning van cliënten te bevorderen. Als het gaat om eventuele aanvullende kwaliteitseisen vanuit de regio of de gemeente, zal de bewaking ervan plaatsvinden door middel van verantwoordingen en dialoog met zorgaanbieders over hun kwaliteit. Om de resultaten te meten, hebben we resultaatgerichte indicatoren nodig. Deze indicatoren worden bepaald aan de hand van maatschappelijke effecten die wij willen realiseren, zoals:
10 Monitoring en verantwoording
• • • • • • • •
Burgers weten waar ze terecht kunnen met vragen op het gebied van opvoeden en opgroeien; Signalen van dreigende problemen worden tijdig herkend en besproken met ouders; Ondersteuning wordt zoveel mogelijk geleverd door personen uit het eigen netwerk en zo dichtbij als mogelijk; De ondersteuning wordt tijdig geleverd; De ondersteuning heeft een duurzaam effect; Cliënten zijn tevreden over de geboden ondersteuning (inclusief de toeleiding en toewijzing); De veiligheid is gewaarborgd; De uitgaven blijven binnen het begrote budget.
De monitoring en verantwoording is zowel lokaal als regionaal. Monitoring voor de regionaal ingekochte zorg zal op regionaal niveau plaatsvinden. De lokale toegang (CJG) en aanbod in het preventieve domein, toewijzing van de zorg zal op lokaal niveau worden gemeten. Dit zal meegenomen worden in de jaarlijkse evaluatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Ondanks regionale samenwerking is elke gemeente individueel verantwoordelijk voor haar jeugdzorgbeleid. Dat betekent dat de resultaten uit de regionale monitoring geïntegreerd worden met lokale resultaten en de gemeente haar verantwoording aflegt aan de gemeenteraad en haar burgers.
10.2. Verantwoording aan het Rijk De middelen voor de uitvoering van de Jeugdwet (€ 2.7 miljoen), de maatschappelijke ondersteuning (Wmo, € 2.4 miljoen) en het Participatiebudget (€ 1.4 miljoen) vormen samen de inkomstenkant van het sociaal deelfonds en worden toegevoegd als apart onderdeel aan het gemeentefonds. De eerste drie jaar zijn er aan dit deelfonds beperkte bestedingsvoorwaarden gesteld. Na deze drie jaar zullen de middelen in het algemeen gemeentefonds komen. Het Rijk vraagt geen verantwoording over de rechtmatigheid van de bestedingen, maar zal slechts via monitoring op macroniveau inzicht willen krijgen in de hoogte van de uitgaven. De voorwaarde is dat gemeenten de middelen uit het deelfonds alleen mogen besteden binnen het sociaal domein. De gemeente mag wel zelf bepalen hoe deze middelen verdeeld worden over de drie decentralisaties. Vervolgens zal er een toets plaatsvinden of de baten uit het sociaal deelfonds volledig zijn besteed. Bij onvolledige besteding van de middelen gedurende het totaal van deze drie eerste jaren, kan het Rijk besluiten tot terugvordering van gelden.
60
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
61
11 | bijlagen
Bijlage 1: Begrippenlijst
11
62
BIJLAGEN
Ambulante jeugdzorg
Vorm van hulpverlening waarbij de ondersteuning gehaald wordt bij een organisatie of gebracht wordt naar de thuissituatie.
AMHK (Veilig thuis)
Algemeen Meldpunt Huiselijk Geweld; samenvoeging per 1 januari 2015 van AMK en SHG. Gaat verder onder de naam Veilig Thuis.
CAK
Centraal Administratie kantoor; draagt zorg voor inning van de ouderbijdrage wanneer sprake is van verblijf buiten het gezin.
EKC
Eigen kracht conferentie. Een EKC moet niet gezien worden als hulpverlening, maar als een manier om te besluiten over de juiste hulpverlening in een specifieke situatie.
Gedwongen jeugdzorg
Jeugdhulp met verplichtend karakter, jeugdbescherming en jeugdreclassering.
Gesloten Jeugdhulp
Jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg) is een vorm van zorg en behandeling voor jongeren met ernstige gedragsproblemen
Groene druk
De verhouding tussen het aantal jongeren van 0 – 20 jaar en het aantal mensen tussen de 20 en 65 jaar.
Individuele voorziening
Een individuele voorziening is een voorziening die toegekend wordt aan een persoon en voor langere tijd nodig is. Bij toekenning wordt door de gemeente een beschikking afgegeven.
Jeugd GGZ
Jeugd Geestelijke gezondheidszorg. Nu betaald vanuit de Zorgverzekeringswet, gaat over naar de Jeugdwet.
Jeugdbescherming
Jeugdbescherming is een gedwongen maatregel die de rechter kan opleggen als vrijwillige hulp niet werkt. Een kind of jongere wordt dan 'onder toezicht gesteld'.
Jeugdgezondheidszorg
Preventieve generalistische zorg voor alle jeugd. De JGZ richt zich op het gezond en veilig opgroeien van alle kinderen en het normale, positieve opvoeden door ouders. De JGZ doet dat door periodiek gezondheidsonderzoek in de brede zin, ondersteuning van zelfredzaamheid van ouders en kinderen, bevorderen van gezonde leefwijze van gezinnen, vroegtijdig signaleren en hulp bieden om bij te sturen bij ziekte.
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
zoals
63
11 | bijlagen
11 | bijlagen
Jeugdhulpplicht
De gemeentelijke plicht om jeugdhulp te bieden wanneer kinderen en jeugdigen dat nodig hebben. Wat gemeenten daarvoor doen is opgenomen in beleidsplan en verordening.
Jeugdreclassering
Jeugdreclassering is bedoeld voor jongeren van 12 jaar en ouder die een strafbaar feit hebben gepleegd en voor de rechter moeten komen. Naast een boete, taakstraf of gevangenisstraf, kan de rechter ook beslissen om de jongere begeleiding door een jeugdreclasseringswerker op te leggen.
Kinderbeschermingsmaatregel:
Rechterlijke maatregel waarbij ouders verplichte hulp krijgen bij de opvoeding van hun kinderen.
LEA
Lokaal Educatief Overleg (in Staphorst betreft dit directeurenoverleg)
Toegang
Het proces vanaf het moment waarop burgers zich melden, of worden gemeld, met een ondersteuningsvraag tot het bieden van ondersteuning
MDO
Multidisciplinair Overleg
Niet vrij toegankelijke voorziening
Een voorziening waarvoor een beschikking of een verwijskaart afgegeven moet worden.
Onder toezichtstelling (ots)
Maatregel waarbij het gezag over kind(eren) wordt beperkt (wordt opgelegd door de rechter).
OOGO
Op Overeenstemming Gericht Overleg (met het onderwijs).
Passend onderwijs
Goed onderwijs voor alle leerlingen, ook voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Voor de meeste kinderen is het reguliere onderwijs de beste plek, want dat biedt de beste voorbereiding op een vervolgopleiding, meedoen in de samenleving en zelfredzaamheid. Als het echt nodig is, kunnen kinderen naar het speciaal onderwijs. De ontwikkeling van het kind en de ondersteuning die het daarbij nodig heeft, vormt in het regulier en speciaal onderwijs het uitgangspunt.
64
Persoonsgebonden budget (PGB)
Een Persoonsgebonden Budget, kortweg PGB, is in feite niets anders dan een beschikbaar budget waarmee u zelf zorg kunt inkopen. Dit budget wordt beheerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Pleegzorg
Vorm van residentiële jeugdzorg, waarbij kinderen tijdelijk of voor langere tijd bij een ander gezin woonachtig zijn.
Provinciaal geïndiceerde Jeugdzorg
Vormen van jeugd- en opvoedhulp die tot 1 januari 2015 onder verantwoordelijkheid van de provincie vallen.
Residentiële jeugdzorg
Jeugdzorg met verblijf
RTA IJsselland
Regionaal Transitie Arrangement Regio IJsselland
SVB
Sociale Verzekeringsbank
Transformatie Jeugdzorg
Inhoudelijke vernieuwing van het jeugdstelsel
Transitie Jeugdzorg
Overheveling taken van het rijk naar de gemeente
VIR
Verwijs Index Risicojongeren (wettelijke verplichting) Vangnet en Informatie Samenwerkings Systeem.
VIS2
Het digitale instrument dat in Overijssel wordt gebruikt om signaleren van dreigende problemen rond kinderen en jongeren vroegtijdig bij elkaar te brengen en op te vangen.
Vrij toegankelijke voorziening
Voorziening waar men zonder beschikking of verwijskaart terecht kan.
Vrijgevestigde aanbieders
Zelfstandige zorgaanbieders, niet in dienst van een instelling of organisatie.
Wet Meldcode
Landelijke wet voor professionals in de beroepsgroepen
Zintuigelijke handicap
Stoornis in het horen (doven) en zien (blinden).
Zorg in Natura (ZIN)
Zorg dat door de gemeente rechtstreeks wordt ingekocht.
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
65
11 | bijlagen
Bijlage 2: Regionale basisvoorwaarden toegang - concept
11 | bijlagen
Bijlage 3: Regionaal Transitie Arrangement regio IJsselland
Gemeenten hebben de vrijheid om de lokale toegang zelf in te vullen, mits zij voldoen aan de onderstaande basisvoorwaarden: a. Iedere gemeente zorgt ervoor dat de lokale toegang voldoet aan de kaders die vanuit de Jeugdwet worden gesteld. b. Iedere gemeente zorgt ervoor dat de professionals bij de lokale toegang beschikken over de juiste competenties en de benodigde bevoegdheden, conform de wettelijke voorwaarden bij de toegang: de norm verantwoorde werkhouding en de eisen uit art. 2.1. van het Uitvoeringsbesluit. c. Iedere gemeente werkt volgens de regionale visie ‘opvoeden versterken’. d. Iedere gemeente zorgt voor voldoende expertise in haar lokale basisteam. e. Iedere gemeente legt in haar beleid vast wie bevoegd is tot het toeleiden naar de zwaardere vormen van jeugdhulp en geeft hiervoor mandaat aan deskundige generalisten. f. Voordat doorgeleid wordt naar zorg op de zwaardere interventieniveaus vindt er lokaal of regionaal consultatie plaats bij gedragswetenschapper of GZ psycholoog. g. Iedere gemeente zorgt voor onafhankelijke generalisten in het toeleiden naar zwaardere vormen van jeugdzorg. h. Iedere gemeente zorgt voor voldoende expertise in haar lokale toegang in de vorm van versterking nuldelijn in de vorm van een gedragswetenschapper en GZ psycholoog. i. Iedere gemeente zorgt voor een goede sociale kaart jeugd. j. Wanneer er sprake is van zorg op de interventieniveaus 4, 5, 6 en 7 blijft de lokale gemeente verantwoordelijk voor de casusregie. De gemeente wijst hiervoor een casusregisseur toe. k. Casusregisseur van de lokale gemeente heeft de regie, draagt zorg voor een integrale toewijzing van zorg, ziet toe op de duur van de hulpverlening en monitort de inzet op de zwaardere interventieniveaus. l. Gezinsplan is leidend. In het gezinsplan worden de te behalen doelen vastgesteld en evaluatiemomenten opgenomen. Tijdens deze evaluatiemomenten wordt door de generalist/casusregisseur getoetst of de hulp voortgezet dient te worden. Dit gebeurt minimaal één keer per kalenderjaar. Aanvullende afspraken die gemaakt moeten worden bij contractering van partners: a. Casusregisseur heeft samen met het gezin de regie over het gezinsplan. b. Hulpverlening wordt conform gezinsplan uitgevoerd. c. Zorgaanbieder bepaalt niet zelf de lengte en frequentie van de zorg, maar doet dit in overleg met de (onafhankelijke) generalist en conform het gezinsplan. d. Wanneer nodig schuiven zorgaanbieders aan bij lokale multidisciplinaire overleggen (MDO’s).
66
We doen het samen!
Beleidsplan JeugdHULP gemeente Staphorst 2015 - 2019
67
Transitiearrangement jeugdzorg regio IJsselland
Transitiearrangement
inhoudsopgave
2 van 34
Inhoudsopgave Transitiearrangement jeugdzorg regio IJsselland 3 Bijlagen Bijlage 1: Grootte van instellingen 11 Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken
13
Bijlage 3: Rekenmodel beschikbare middelen bij RTA Jeugdzorg regio IJsselland 24 Bijlage 4: Samenvatting van de rapportage ‘Jeugdzorg regio IJsselland: aantallen cliënten en kosten in beeld’, augustus, 2013
27
Bijlage 5: Plan van aanpak regionaal transitiearrangement jeugdzorg IJsselland 28 Bijlage 6: Bijeenkomst zorgaanbieders Regio IJsselland 16 en 20 september 2013
32
Bijlage 7: Vervolg 34
Transitiearrangement
inhoudsopgave
Transitiearrangement jeugdzorg regio IJsselland > De samenwerkende gemeenten en de zorgaanbieders in de regio IJsselland staan voor een vloeiende overgang van de jeugdzorg in de periode van 2014 tot 2017 en een geleidelijke overgang van transitie naar transformatie, omdat dat in het belang is van cliënten, zorgaanbieders en gemeenten. Dit Regionaal Transitie Arrangement (RTA) is opgesteld in het kader van de transitie en transformatie van de jeugdzorg in de regio IJsselland. In dit arrangement geven de samenwerkende gemeenten in de regio IJsselland aan hoe ze de continuïteit van zorg vanaf 2015 realiseren en hoe de infrastructuur eruit ziet die daarvoor nodig is. Daarnaast geeft dit RTA aan wat de regio IJsselland doet om de frictiekosten zo veel als mogelijk te beperken. Dit RTA staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een langdurig en intensief voorbereidingsproces, van zowel de gemeenten als van aanbieders en financiers. De basis hiervoor vormt het projectplan Opvoeden versterken, wat door alle gemeenteraden in de regio IJsselland is vastgesteld. De regionale visie op de transformatie van de jeugdzorg in de regio IJsselland is onderdeel van dit projectplan. De belangrijkste uitgangspunten van deze visie - en derhalve ook van dit RTA, zijn: • opvoeden versterken • het belang van een opvoedende leefomgeving • hulp in de directe leefomgeving • samenhangend aanbod • subsidiariteit en regionale samenwerking Hierbij wordt uitgaan van onder andere de eigen kracht van en eigen regie met het gezin, 1 gezin, 1 plan, 1 centrale ondersteuner en maatwerk (zie ook bijlage 2). De ontwikkelingen op het gebied van jeugdzorg zijn onderdeel van de totale veranderingen in het sociale domein in de regio. De samenwerkende gemeenten in de regio IJsseland zijn Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland, Zwolle. Het opstellen van een RTA voor 31 oktober 2013 is onderdeel van de in april gemaakte bestuurlijke afspraken tussen het Rijk, IPO en de VNG.
Reikwijdte van het RTA Regio IJsselland Looptijd van het RTA Dit RTA heeft een looptijd tot en met december 2016, mits partijen aantoonbaar bijdragen aan de beoogde transformatie. Dit moet blijken uit een tussenevaluatie in 2015. Indien partijen zich niet houden aan de voorwaarden die onderdeel zijn van dit RTA (zie afspraken met aanbieders), worden continuïteitsafspraken gewijzigd.
3 van 34
Transitiearrangement
inhoudsopgave
Hiertoe zullen nadere criteria en monitioringsmomenten worden uitgewerkt. Het RTA heeft ook betrekking op 2014 doordat er in 2014 al afspraken met partijen worden gemaakt over de beoogde transformatie. Voor kinderen in pleegzorg geldt eerder genoemde termijn niet. In de jeugdwet is vastgelegd dat ten aanzien van pleegzorg er geen maximale termijn voor zorgcontinuïteit geldt. Cliënten Dit RTA heeft betrekking op: • zittende cliënten: cliënten die op 31-12-2014 in zorg zijn; • wachtlijst cliënten: cliënten die op 31-12-2014 een aanspraak op zorg hebben, maar deze zorg op dat moment nog niet krijgen; • nieuwe cliënten. Cliënten die gebruik maken van zeer specialistische zorg vallen onder de voorwaarden van het landelijke arrangement. (zie hieronder) Juridische status van het RTA Dit RTA wordt beschouwd als een bestuursakkoord op inspanning. Er is geen sprake van afdwingbare rechten of verplichtingen. Uiteraard zijn wel de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing. Belanghebbende partijen, waaronder zorgaanbieders, mogen er op vertrouwen dat de gemeenten binnen de regio IJsselland er alles aan zullen doen om de voornemens te realiseren binnen de inhoudelijke en financiële kaders. RTA in relatie tot landelijk arrangement Dit RTA heeft betrekking op alle jeugdzorgtaken die van de provincie, het Rijk, de zorgkantoren en de zorgverzekeraars naar de gemeenten overgaan. Naast de 41 RTA’s wordt er een landelijk transitiearrangement opgesteld, dat tevens uiterlijk 31 oktober gereed is. Voor zover cliënten uit de regio IJsselland specialistische jeugdzorg ontvangen die vallen onder het landelijke transitiearrangement, gelden de voorwaarden van dat arrangement. Functies van de specialistische jeugdzorg die onder dit landelijke arrangement vallen, voldoen aan één van de volgende criteria: • aantal cliënten: het aantal cliënten is dusdanig klein dat het per regio van gemeenten moeilijk is om daarvoor een goed aanbod te contracteren waardoor er risico’s bestaan om cliënten goed te bedienen; • ordening van het aanbod: het aanbod is dusdanig gespreid over het land en klein in omvang dat de decentralisatie er toe kan leiden dat er extra hoge transactiekosten en/ of administratieve lasten ontstaan; • (zorg)inhoud van het aanbod: de inhoud van het aanbod is zodanig specialistisch dat de kans op het organiseren van een substituut op lokaal niveau moeilijk zal zijn en de drempel voor een aanbieder, om dit als een nieuwe dienst aan te gaan bieden, te hoog is.
4 van 34
Transitiearrangement
inhoudsopgave
5 van 34
Ook bereidt de VNG een apart voorstel voor om de Kindertelefoon, Stichting Opvoeden en het onderdeel nazorg van de Stichting Adoptievoorzieningen collectief als gemeenten te financieren. Daarnaast wordt gewerkt aan een landelijk voorstel omtrent vertrouwenspersonen.
Continuïteit van zorg De regiogemeenten IJsselland kiezen er voor de jeugdzorg voor zittende en wachtlijstcliënten te continueren bij de huidige aanbieders (bijlage1). De ondersteuning en zorg voor nieuwe zorgvragers gaan de gemeenten ook bij de huidige aanbieders afnemen met ruimte voor innovatie c.q. nieuwe aanbieders. Met de voortzetting van samenwerking met bestaande zorgaanbieders in 2015 en 2016 zijn alle zorgvormen in principe gegarandeerd. Daarnaast is toetreding van nieuwe innovatieve zorgaanbieders mogelijk. De precieze vorm hiervoor zal nog nader worden uitgewerkt. Deze geleidelijke en vloeiende overgang van 2014 naar 2016 noemen we ‘de zachte landing van de regio IJsselland’. Voor 2017 geldt een nieuwe situatie die samen met de lokale overheden en instellingen besproken zal worden. Voor de aanbieders van het persoonsgebondenbudget (PGB), de aanbieders van buiten de regio met kleine aantallen en de landelijke arrangementen gelden specifiekere afspraken. Deze specifiekere afspraken worden nog nader uitgewerkt. Specifieke afspraken met het Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJzO), Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) en de Vereniging voor vrijgevestigde Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) IJsselland+ staan verderop in dit arrangement genoemd.
Afspraken met aanbieders Voor de overgangsperiode (2015 en 2016 - de zachte landing) gelden de volgende voorwaarden voor de aanbieders van zorg en ondersteuning: Opvoeden Versterken In 2014, 2015 en 2016 werken de aanbieders van zorg samen met de gemeenten aan de transformatie volgens de regionale visie Opvoeden Versterken (bijlage 2). We zetten meer in op preventie en ambulante vormen van ondersteuning ter voorkoming van verblijfszorg. We werken vanuit de eigen kracht van het gezin aan één gezin, één plan in relatie met de andere transitiedossiers. Innovatie en vernieuwing in het nieuwe stelsel en binnen de nieuwe jeugdwet is hiermee mogelijk. Voor aanbieders in Deventer geldt de lokale visie van Wieg naar Werk. Vijftien procentafspraak 15% van het van het Rijk te ontvangen budget wordt apart gezet voor een aantal te maken kosten die vallen buiten de reikwijdte van dit RTA. Hiervoor is globaal afgesproken: • 4% beschikbaar voor de lokale toegangsfunctie • 5% voor gemeentelijke uitvoeringskosten;
Transitiearrangement
inhoudsopgave
6 van 34
• 5% nieuw preventief beleid (niveaus 1 t/m 4) en innovatiestimulering (innovatiebudget); • 1% onvoorzien. De in de onderverdeling genoemde percentages zijn uitdrukkelijk aannames en kunnen gaandeweg nog schuiven binnen de 15% marge. Aangezien het macrobudget, en daaruit volgend de budgetten voor de regio, nog niet bekend is, kan nog niet worden aangegeven wat dit per individuele instelling betekent. (zie ook hieronder) Wel dient te worden opgemerkt dat in de nu bestaande situatie zorgaanbieders ook niet beschikken over de middelen die rijk en provincie besteden aan toegang, uitvoeringskosten e.d. De overige 85% is beschikbaar voor financiering van de uitvoering van jeugdhulp vanaf interventieniveau 4. Hieronder vallen ook de kosten ten behoeve van het landelijke arrangement. De basis voor de bedragen in 2015 is de meicirculaire 2014, hierin is de rijkskorting van 4% voor 2015 reeds verwerkt. In 2016 zal in de regio IJsselland de oplopende rijkskorting over zowel de regiogemeenten als de aanbieders worden verdeeld. Voor een nadere toelichting op bovenstaande wordt verwezen naar bijlage 3, waarin het regionale rekenmodel is opgenomen. Geen of beperkte frictiekosten Dankzij deze ‘zachte landing’ ontstaan geen of zo beperkt mogelijk frictiekosten. Meer informatie hierover staat onder het kopje ‘frictiekosten’. Innovatie en vernieuwing Met de regionale aanbieders jeugd(zorg) is afgesproken dat nieuwe aanbieders uit de regio IJsselland die vernieuwing en innovatie brengen toegelaten worden. De manier waarop dit wordt vormgegeven zal nader worden uitgewerkt. Daarnaast is er lokaal ruimte voor nieuwe aanbieders onder andere via het innovatiebudget. Kwaliteit, monitoring en wachtlijsten Met de aanbieders maken we nader te bepalen afspraken over (geen) wachtlijsten, kwaliteit, ICT, en monitoringsmomenten en –criteria. Zo worden er bijvoorbeeld nadere afspraken gemaakt over het gebruik van landelijk ontwikkelde outcome-, kwaliteits- en efficiëntiecriteria. Tussentijdse evaluatie In 2015 vindt een tussentijdse evaluatie plaats, waarin de voortgang van de beoogde zorgtransformatie wordt beoordeeld.
Belangen cliënten en organisaties Met deze ‘zachte landing’ kunnen we de continuïteit van zorg op een serieuze manier invullen en blijven we oog houden voor de belangen van de cliënt. Dit vinden we uitermate belangrijk. Daarnaast beperken we hiermee de frictiekosten en geven we de transitie en de transformatie zorgvuldig vorm. Bovendien benutten we de bewezen (huidige)
Transitiearrangement
inhoudsopgave
7 van 34
kwaliteit van de ondersteuning en zorg optimaal en bieden we organisaties voorlopige bestaanszekerheid. Huidige aanbieders krijgen een kans om zich te bewijzen bij de samenwerkende gemeenten en we creëren tijd om een relatie met elkaar op te bouwen; het geeft de gemeenten tijd om op verantwoorde manier ervaring op te doen met deze niet geringe, nieuwe taken en verantwoordelijkheden. Als laatste, maar niet onbelangrijk, realiseren de regiogemeenten IJsselland hiermee de door het Rijk opgelegde budgetkorting met behoud van de huidige kwaliteit van zorg.
Infrastructuur Toeleiding tot de gespecialiseerde zorg op het interventieniveau 5, 6 en 7 (bijlage 2) gaat in de regio IJsselland altijd via de lokale infrastructuur. Elke gemeente in IJsselland is vrij dit op haar eigen wijze te organiseren, bijvoorbeeld in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), het sociale wijkteam of het Deventer Beraden voor Extra Aandacht. Dit sluit aan bij de visie om ondersteuning en zorg zo nabij en toegankelijk mogelijk te organiseren en bij het principe: 1 gezin, 1 plan, 1 centrale ondersteuner. Toeleiding, maar ook afschaling naar lagere interventieniveaus gebeurt dus lokaal op grond van uniforme regionale criteria.
Budgetten Er is nog onvoldoende zicht op de hoogte van de budgetten per 2015. De algemene rekenkamer heeft geconstateerd dat er onvolkomenheden zitten in de berekeningen die ten grondslag hebben gelegen aan de meicirculaire 2013. Daarnaast komen de budgetten uit de Meicirculaire 2013 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken niet overeen met de door instellingen opgegeven budgetten uit de regionale uitvraag (bijlage 4). Op beide cijfers vindt een nadere analyse plaats. Dit betekent dat het – vooralsnog - onmogelijk is om in dit RTA budgetafspraken in euro’s te maken met de instellingen. Het is om die reden dat we in het RTA principeafspraken maken met de zorginstellingen.
Herverdelingsmodel Vanwege het grote verschil in de Meicirculaire 2013 en de uitvraaggegevens regio IJsselland lijkt het onwenselijk om de regionaal in te kopen zorg naar individuele gemeenten af te rekenen. Het is om die reden dat er een tijdelijk regionaal herverdelingsmodel tussen gemeentes nog nader wordt uitgewerkt. Insteek is om de financiële voor- en nadelen gezamenlijk op te vangen in de periode 2015 en 2016. Naar aanleiding van de ervaringen van daadwerkelijke afname van zorg in 2015 kan er in 2016 een voorstel uitgewerkt worden voor 2017 en later, waarbij financiering van zorg gerelateerd is aan de daadwerkelijke lokale afname van zorg. Het tijdelijk model geeft alle gemeenten enige financiële rust.
Vereniging Vrijgevestigden GGZ IJsselland+ Na de regionale uitvraag en de bijeenkomsten met zorgaanbieders over het RTA hebben de vrijgevestigde (Jeugd)GGZ-aanbieders zich verenigd tot de Vereniging
Transitiearrangement
inhoudsopgave
Vrijgevestigden GGZ IJsselland +. Wij zijn verheugd over deze ontwikkeling en denken hierdoor voor het einde van het jaar 2013 ook afspraken met deze beroepsgroep te kunnen maken over continuïteit van zorg. Wij gaan ervan uit dat deze zorg in 2015 en 2016 door Zorgverzekeraars en gemeenten in samenwerking wordt ingekocht, volgens het voorstel van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Het inhoudelijk en organisatorisch samengaan van AMK en SHG tot één Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) wordt in de regio IJsselland nader uitgewerkt. In de eerste fase zijn de werkprocessen van AMK en SHG in beeld gebracht; vervolgens wordt de organisatie van het te vormen AMHK uitgewerkt. Uitgangspunten voor het AMHK zijn laagdrempeligheid, herkenbaarheid en toegankelijkheid naast een integrale werkwijze. In het traject om te komen tot het AMHK in onze regio wordt zowel aangesloten bij de samenwerking in de regio rond huiselijk geweld als bij de regionale samenwerking rond de transitie jeugdzorg. De 15%-afspraak geldt ook voor het AMHK.
Frictiekosten Het Rijk heeft de samenwerkende gemeenten gevraagd zich in te zetten om de frictiekosten zo veel als mogelijk te beperken. Middels de ‘zachte landing’ denken wij hier goed invulling aan te geven. Nadruk willen we echter wel leggen op het feit dat gemeenten niet verantwoordelijk zijn voor de frictiekosten, omdat wij geen partij zijn geweest in de huidige contracten. We kunnen dus ook geen enkele financiële verantwoordelijkheid aanvaarden voor de frictiekosten die als gevolg van de decentralisaties ontstaan. De gemeenten in de regio zijn wel als intermediair tussen de aanbieders en het rijk opgetreden. In de gesprekken met de zorgaanbieders was en is het beperken van frictiekosten onderwerp van gesprek. Met de zorgaanbieders is afgesproken dat de frictiekosten ten aanzien van personeel en overhead door instellingen zelf worden opgelost. Instellingen hebben wel aangegeven de frictiekosten op het gebied van huisvesting en vastgoed als een groot gezamenlijk probleem te ervaren. Uit de gesprekken is gebleken dat zorgaanbieders al anticiperen op de veranderingen in 2015 door bijvoorbeeld meer gebruik te maken van flexibele arbeidskrachten. Samen met de grootste aanbieders wordt er in de komende maanden een inschatting gemaakt van de aard en de omvang van de frictiekosten. Zorgaanbieders zijn in dit stadium nog niet in staat geweest de hoogte van die frictiekosten in beeld te brengen. Dit is een logisch gevolg van het feit dat zij nog geen concreet zicht hebben op de verdeling van budgetten naar zorgtype en instellingsniveau, wat een relatie heeft met de onduidelijkheid ten aanzien van omvang van het definitieve budget voor de regio IJsselland. Het Rijk zal gezamenlijk met IPO en VNG een standpunt in de discussie over de frictiekosten moeten innemen. We verwachten overigens dat de frictiekosten door de aanbieders met de zachte landing van IJsselland geminimaliseerd worden in deze regio.
8 van 34
Transitiearrangement
inhoudsopgave
9 van 34
Bureau Jeugdzorg Overijssel Voor 2015 en 2016 maken wij afspraken met - in ieder geval - het huidige BJzO, als één van de beoogde gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Hiermee realiseren wij een voldoende aanbod aan jeugdbescherming en jeugdreclassering. Tegelijkertijd worden hiermee de te verwachte frictiekosten (wat betreft het huidige justitiële deel van BJzO) beperkt. Daarnaast zijn de gemeenten in IJsselland in gesprek met BJzO over overdracht van ofwel kennis of personeel van de huidige toegangstaken en indicatiestelling. Ook wordt nog nader gesproken over de plaats van het AMK samen met het SHG. Ook hiermee kunnen de eventuele frictiekosten worden beperkt. Hiermee hebben wij invulling gegeven aan de verplichting om met BJZO afspraken te maken over de continuïteit van zorg. We denken hiermee de frictiekosten van BJZO tijdig inzichtelijk te kunnen maken en daarmee te beperken.
Totstandkoming van dit arrangement Dit arrangement is tot stand gekomen met een voor de zomer van 2013 opgesteld Projectplan RTA IJsselland (bijlage 5). Bestuurlijke vaststelling heeft plaatsgevonden in een tweetal regionale, bestuurlijke overleggen. Huidige financier provincie Overijssel is op 30 oktober 2013 in het Regionaal Bestuurlijk Overleg akkoord gegaan met het RTA in IJsselland. In verschillende bijeenkomsten en gesprekken hebben aanbieders ingestemd met het transitiearrangement. Een weergave daarvan is opgenomen in bijlage 6. Aanbieders geven naast draagvlak voor het arrangement ook aan dat alle landelijke onzekerheden en onduidelijkheden ten aanzien van budgetten nog grote onzekerheden met zich meebrengen. Zorgkantoren en zorgverzekeraars hebben we, ondanks vele inspanningen, tot op heden niet kunnen betrekken bij de totstandkoming van dit RTA.
Vervolg Zoals reeds is opgemerkt is dit RTA niet het begin of het einde, maar een onderdeel van een omvangrijk proces in de regio en Nederland. In de komende periode zullen nog een veelvoud aan onderwerpen nader worden uitgewerkt (zie ook bijlage 7). Daarnaast zullen conform het RTA afspraken met partners worden gemaakt over de transformatie.
Voorbehouden Dit RTA IJsselland kent ook enkele voorbehouden: • Voorbehoud goedkeuring colleges en gemeenteraden. • De transitiearrangementen regelen de zorgcontinuïteit en de zorginfrastructuur en geven een voornemen om het totale budget voor de jeugdzorg toe te wijzen. Gemeenteraden dienen hiermee in te stemmen. Daarom dienen we dit arrangement in onder voorbehoud van de instemming door de lokale colleges en gemeenteraden. • Voorbehoud van gelijkblijvende zorgvraag.
Transitiearrangement
inhoudsopgave
10 van 34
• De transitiearrangementen dienen ruim een jaar voor de inwerkingtreding van de Jeugdwet te worden opgesteld. In het tussenliggende jaar kunnen de cijfers veranderen. • Voorbehoud van macrobudget. • In de meicirculaire van 2014 kunnen er wijzigingen in het budget optreden ten opzichte van wat er via de meicirculaire 2013 bekend is gemaakt. • Voorbehoud gemeentelijke begroting. • Financiering kan alleen worden toegekend indien de gemeentelijke begroting toereikend is. • Voorbehoud inwerkingtreding Jeugdwet. • We maken een voorbehoud dat het voorstel zoals dat nu voorligt niet op relevante onderdelen wordt aangepast en tijdig in werking treedt. • Voorbehoud certificering. • Afspraken met betrekking tot jeugdbescherming (JB) en jeugdreclassering (JR) worden gemaakt onder voorbehoud van certificering van de desbetreffende instellingen. • Voorbehoud kwaliteitseisen. • De afspraken met aanbieders van jeugdhulp zijn gemaakt onder voorbehoud dat deze aanbieders voldoen aan die kwaliteitseisen in de Jeugdwet die op voorhand toetsbaar zijn. • Voorbehoud toetsing aanbestedingsregelgeving en –beleid. • Dit arrangement moet nog getoetst worden aan de hand van lokale, landelijke en Europese aanbestedingsregelgeving en -beleid.
Informatie en contact Dit document en de bijlagen worden aangeboden aan de Landelijke Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd, waarmee de samenwerkende gemeenten regio IJsselland voldoen aan de verplichting om voor 31 oktober 2013 een RTA te hebben opgesteld. Dit document en de bijlagen kunnen gebruikt worden om lokale colleges van B&W, gemeenteraden en adviesraden te informeren of personeelsleden van de regionale zorgaanbieders. Voor meer informatie kunt u contact leggen met Linda Nugter, regionaal coördinator Transformatie Jeugdzorg IJsselland,
[email protected], (038) 498 27 97. 31 oktober 2013.
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
11 van 34
Bijlage 1: Grootte van instellingen Op basis van aantallen cliënten Dimence Accare Bureau Jeugdzorg Overijssel Trias Jeugdhulp Progez Pro Juventus Stichting Karakter, lokatie Zwolle Pactum Jeugdzorg & Educatie William Schrikker Groep Virenze / Cognito Ambiq Care Express Tactus Verslavingszorg Stichting Middelpunt Zwolle Eleos Vitree LSG-Rentray Philadelphia Zorg SGJ Christelijke Jeugdzorg Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering Stichting FRION JP van den Bent Baalderborg Groep Zozijn Jarabee ‘s Heeren Loo Zorggroep Omega Groep Zwolle Promens Care RIBW Groep Overijssel Leliezorggroep Praktijk voor Speltherapie en individuele begeleiding Stichting Humanitas DMH Zwolle Harderwijk Pluryn Hoenderloo Groep Avenier de Kameel/Niloka Stichting Adullam voor Gehandicaptenzorg Prokino ZO-zorgoplossingen Stg. De Trans Van Boeijen Stichting Sprankel
Op basis van het budget Trias Jeugdhulp Ambiq Stichting Karakter, lokatie Zwolle Bureau Jeugdzorg Overijssel Pactum Jeugdzorg & Educatie Vitree Dimence Jarabee Accare William Schrikker Groep LSG-Rentray Baalderborg Groep Philadelphia Zorg Pro Juventus ‘s Heeren Loo Zorggroep Promens Care SGJ Christelijke Jeugdzorg Stichting FRION Omega Groep Zwolle Eleos JP van den Bent Virenze / Cognito Pluryn Hoenderloo Groep Care Express Stichting Middelpunt Zwolle Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering Avenier Zozijn de Kameel/Niloka Stichting Humanitas DMH Zwolle Harderwijk RIBW Groep Overijssel Progez Leliezorggroep Tactus Verslavingszorg Prokino Stichting Adullam voor Gehandicaptenzorg Van Boeijen Praktijk voor Speltherapie en individuele begeleiding Stg. De Trans Stichting Sprankel ZO-zorgoplossingen
Deze tabel wordt nog geactualiseerd met de nagekomen ingezonden formats van zorginstellingen.
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken
Opvoeden versterken Projectplan Transformatie Jeugdzorg regio IJsselland+ 2012-2015
12 van 34
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
13 van 34
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken opvoeden versterken
Projectplan Transformatie Jeugdzorg regio IJsselland+ 2012-2015 > Hoe willen we dat de zorg voor jeugd er in onze gemeenten en regio op 1 januari 2015 uit ziet? De gemeenten in de regio IJsselland en de provincie Overijssel hebben zich die vraag gesteld toen bekend werd dat de gemeenten de verantwoordelijkheid krijgen voor de gehele jeugdzorg in 2015. Het Samenwerkingsverband Transformatie Jeugdzorg regio IJsselland+ beantwoordt deze vraag met inbreng van organisaties voor zorg, onderwijs en belangenbehartigers en cliëntenorganisaties. In het Projectplan Transformatie Jeugdzorg IJsselland 2012–2015 staan de visie, uitgangspunten, kaders en randvoorwaarden beschreven, die de basis vormen voor de transformatie en de organisatie van de jeugdzorg vanaf 2015. Deze publicatie is een verkorte versie van het projectplan.
Samenwerkingsverband Transformatie Jeugdzorg regio IJsselland+ Het is efficiënter, logischer en onvermijdelijk dat de stelselherziening gezamenlijk in de regio wordt opgepakt. Dat heeft in 2011 geresulteerd in het samenwerkingsverband van gemeenten uit de regio IJsselland, drie Gelderse gemeenten en de provincie Overijssel met de naam Samenwerkingsverband Transformatie Jeugdzorg regio IJsselland+ (TJ IJ+). De Gelderse gemeenten Hattem, Oldebroek en Heerde beraden zich nog op definitieve deelname. > In de regio IJsselland is op 1 januari 2015 de opvoed- en
opgroeiondersteuning zodanig efficiënt en effectief georganiseerd, dat die voorziet in de behoefte van kinderen, jongeren en ouders aan ondersteuning.
2 van 12
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
14 van 34
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken opvoeden versterken
3 van 12
Waar werken we naar toe? Van
Naar
Van complexe, verkokerde, dure, centraal, geïndiceerde en georganiseerde zorg
Eenvoudige, integrale, preventieve, laagdrempelige, goedkopere ondersteuning, dichtbij
Versnippering
Samenhang van samenwerkende instellingen uit alle domeinen
Organisatievisie
Netwerkvisie
Zorgen voor, zorg overnemen
Inzetten eigen kracht, regie, verantwoordelijkheid van ouders en kinderen
Opvoedtaak overnemen
Ouders hebben de plicht (met steun) hun kinderen op te voeden
Opvoedingsomgeving = thuis
Opvoedingsomgeving = alle leefgebieden van het kind
Ouders als opvoeder
Meerdere opvoeders in de sociale omgeving
Labelen van kinderen, definiëren van Positief opvoeden; oplossingsgerichte probleemgroepen. Uitgaan van wat ondersteuning vanuit de vraag van ouders en er mis is kinderen, uitgaan van wat er goed gaat Aanbodgericht
Vraaggericht
Indicatie
Snelle weging en op maat
Individueel gerichte hulp
Gezinsondersteuning, één gezin
Meerdere plannen
Eén aanpak, één plan
Meerdere zelfstandig werkende hulpverleners
Eén team van samenwerkende professionals, volwassenen, ouder en kind met één casusregisseur
Verschillende ingangen naar zorg en hulp
CJG is de toegang naar ondersteuning
Schotten tussen organisaties
Zorgcontinuüm; doorlopende lijn tussen organisaties en ondersteuning
Verwijzen
Professional, volwassene er bij halen, naar de cliënt toe
Hulp in de instelling
Ondersteuning in de directe omgeving
Wachtlijsten en lange doorlooptijden Tijdig en direct Professionals
Generalisten en specialisten
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
15 van 34
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken opvoeden versterken
Projectorganisatie Samenwerkingsverband Transformatie Jeugdzorg regio IJsselland+ In mei 2011 is in een projectplan de regionale samenwerking en de projectorganisatie vastgelegd: • Bestuurlijk Overleg van wethouders jeugd • Ambtelijk overleg van beleidsmedewerkers jeugd • Werkgroep Feiten en cijfers Inventarisatie van het huidige zorgaanbod inclusief Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en Lichamelijk en Verstandelijk Gehandicapten (LVG); omschrijving van de doelgroepen, vraaganalyse; inventarisatie van de samenwerkingsvormen en de mogelijkheden tot formalisering daarvan. Startfoto • Werkgroep Communicatie Advies voor en organisatie van de regionale communicatie. • Werkgroep Zorginhoud Een schets hoe de jeugdzorg er in de toekomst uitziet. (zie Beleidskader) Uitgangspunten, visie en kaders voor de interventieniveaus, kwaliteit, weging en toeleiding naar ondersteuning. • Werkgroep Financiën Wijze van inkoop, subsidiëring en bestuurlijke aanbesteding. Projectplan Transformatie Jeugdzorg regio IJsselland+ 2012-2015 De werkgroepen hebben de basis gelegd voor het Beleidskader en voor het Projectplan Transformatie Jeugdzorg regio IJsselland+ 2012-2015, waarvan deze publicatie een verkorte versie is. De opdrachten voor de werkgroepen zijn opnieuw geformuleerd. Er vindt nu een verdieping plaats van de onderwerpen. In het projectplan zijn de onderwerpen nader toegelicht.
> De regionale samenwerking nu en na de transformatie gaat niet over de gemeentelijke organisatie van de ondersteuning aan ouders en jeugd. We zorgen er wel voor dat deze op elkaar aansluiten. We gaan ook niet over de inkoop en de subsidieverstrekking op lokaal niveau. Wel bestaat de mogelijkheid om gezamenlijk in te kopen op basis van de lokale vraag en het gewenste aanbod.
Decentralisatie, Transitie en Transformatie Jeugdzorg Het regionale samenwerkingsverband ziet de decentralisatie van de jeugdzorg als een kans om de ondersteuning aan ouders en jeugdigen en de samenwerking tussen de instellingen voor welzijn, zorg, kinderopvang en onderwijs te verbeteren en te vernieuwen. Zij spreekt dan ook van een transformatie: naast een overdracht van taken is het een kans om te kunnen veranderen; behouden wat goed is en verbeteren waar het nodig is.
4 van 12
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
16 van 34
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken opvoeden versterken
De transformatie gebeurt in samenhang met andere decentralisatiedossiers zoals het Passend Onderwijs, waardoor onderwijsinstellingen de verantwoordelijkheid krijgen om aan alle kinderen passend onderwijs te bieden, en de overdracht van de begeleiding en persoonlijke verzorging van AWBZ naar de Wmo, waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn. De verdere uitwerking en verbinding gebeurt lokaal.
Beleidskader In mei 2012 heeft het Bestuurlijk Overleg TJ IJ+ het Regionale Beleidskader Transformatie Jeugdzorg vastgesteld met een visie, uitgangspunten en richtinggevende afspraken. Het beleidskader is de basis van het Projectplan Transformatie Jeugdzorg regio IJsselland+ 2012 – 2015.
> We spreken niet meer van (jeugd)zorg, maar van ondersteuning of zorgen dat er ondersteuning komt. Dat doet meer recht aan het uitgangspunt: behouden of teruggeven van eigen kracht, regie, verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van ouders en kinderen.
Visie en uitgangspunten ondersteuning De visie en uitgangspunten zijn onder meer gebaseerd op het advies van drs P.M. Stam: directeur Yorneo, aanbieder van jeugd- en opvoedhulp provincie Drenthe in de Notitie Verbinden en aansluiten in de zorg om jeugd. Opvoeden versterken • Positief opvoeden; • de zelfredzaamheid en de eigen kracht van jeugdigen en gezinnen; • versterken van het gezinssysteem. Het belang van een opvoedende leefomgeving • Versterken van de sociale leefomgeving van het kind; • ouders en betekenisvolle volwassenen (groot familie) in directe leefomgeving van het kind zijn essentieel. Hulp in de directe leefomgeving • Ondersteuning voor zover nodig erbij halen in de sociale leefomgeving van het kind/gezin; • specialistische zorg ook in reguliere sociale leefomgeving van het kind/gezin inzetten; • constant appèl op de plicht van ouders om hun eigen kind op te voeden; ambulante zorg daar waar kan; • zorgcontinuüm: doorlopende lijn tussen organisaties en ondersteuning; de weg terug bij voorbaat organiseren. Samenhangend aanbod • Samenhang tussen domeinen; • één gezin, één team, één plan;
5 van 12
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
17 van 34
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken opvoeden versterken
• doorlopende zorglijnen en duidelijke regievoering; • betekenisvolle volwassenen, jongeren en beroepskrachten erbij halen.
Verhouding lokaal – regionaal Een van de uitgangspunten is dat de ondersteuning zo dicht mogelijk bij ouders en kinderen wordt georganiseerd. Het is echter niet efficiënt om ondersteuning die minder vaak voorkomt en specialistisch is te organiseren in elke gemeente. Als we de juiste ondersteuning tijdig, efficiënt en effectiever inzetten, geeft dat een verschuiving van de zware, duurdere vormen van ondersteuning naar lichte en goedkopere ondersteuning dicht bij huis. In het Interventiemodel Opvoed- en opgroeiondersteuning is schematisch weergegeven en toegelicht welke activiteiten (boven)lokaal, (boven)regionaal en provinciaal worden georganiseerd. De verdere uitwerking van de niveaus gebeurt lokaal dan wel regionaal of bovenlokaal. • Activiteiten voor universele preventie, selectieve preventie en lichte ondersteuning behoren tot de lokale verantwoordelijkheid. Niveaus 1, 2 en 3. • Of de intensieve opvoedhulp, specialistische opvoedhulp en specialistische intensieve opvoedhulp lokaal of bovenlokaal worden georganiseerd, wordt nog nader bepaald. Niveaus 4,5 en 6. • Activiteiten voor crisisopvang, pleegzorg en residentieel opvang worden (boven) regionaal georganiseerd. Niveau 7. • Eén herkenbaar, regionaal meldpunt voor kindermishandeling en huiselijk geweld. • Voogdij, Jeugdreclassering en Kindertelefoon worden regionaal georganiseerd.
> Welke interventie of niveau dan ook: het sociale netwerk en de fysieke leefomgeving van ouders en kinderen spelen altijd een rol.
Samenwerking Naast een regionale samenwerking van gemeenten en provincie, is voor het slagen van de transformatie de inbreng en expertise van instellingen voor jeugd van groot belang. Verschillende transformatiethema’s gaan de instellingen dan ook samen uitwerken, waarbij de gemeente(n) als klankbord optreedt. De thema’s zijn: • Doorontwikkeling van het interventiemodel, waaronder de (regionale) organisatie en de inhoud van de zwaardere vormen van ondersteuning. • Cultuuromslag in de organisaties en in de samenwerking. • Relatie en afstemming met het onderwijs. De nieuwe jeugdwet is daarbij leidend. Daarin zijn regels opgenomen die betrekking hebben op de registratie, kwaliteitseisen, certificering, woonplaatsbeginsel en verantwoording.
6 van 12
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
18 van 34
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken opvoeden versterken
Doorontwikkeling van het interventiemodel Bij de verdere uitwerking van het interventiemodel komen ook de vragen aan de orde: hoe zorgen we dat de juiste ondersteuning gegeven wordt en op welke manier wegen we de zwaardere interventies van de ondersteuning nu de indicatiestelling verdwijnt? Hoe organiseren we dat ouders en kinderen de ondersteuning kunnen vinden en dat de ondersteuning zichtbaar en daar is waar ouders en kinderen komen?
> Ouders en kinderen weten waarvoor ze ondersteuning vragen, dus die vraag is het uitgangspunt van de ondersteuning en niet het aanbod van de instelling. De transformatie beperkt zich niet alleen tot de instellingen voor zorg. Tijdige en preventieve ondersteuning, in samenhang en met een doorgaande lijn, kan alleen gegeven worden als alle instellingen voor (gezondheid)zorg, onderwijs, vrije tijd, kinderopvang en werk & inkomen, en de eerste en tweede lijnsvoorzieningen samenwerken. Ieder vervult daarin zijn eigen rol en verantwoordelijkheid.
> ‘Verwijzen’ komt in ons woordenboek niet voor. We halen de juiste hulp er bij. Dat waarborgt beter de doorlopende lijn en dat de ondersteuning naadloos op elkaar aansluit. Het voorkomt dat ouders en kinderen van het kastje naar de muur worden gestuurd of dat zij tussen wal en schip raken. De niveaus van opvoed- en opgroeiondersteuning vertalen we in kwaliteitseisen en methodieken. Centraal staat daarin altijd het cliëntenperspectief, juist omdat we uitgaan van eigen kracht, verantwoordelijkheid en regie. We praten niet over, maar met ouders en kinderen!
CJG In het proces van de transformatie jeugdzorg sluiten we ons geleidelijk aan bij het CJG. Het CJG is dan dé frontoffice voor kinderen, ouders en gezinnen naar ondersteuning. Het CJG is daarnaast een netwerk van generalisten en specialisten uit alle jeugddomeinen, die elkaar kennen en weten te vinden, dezelfde taal spreken en werken vanuit dezelfde visie.
Bij alle interventies ligt de casusregie en -coördinatie bij het CJG. De CJG-medewerker is een generalist die informatie, advies en lichte ondersteuning biedt en een grote kennis van het CJG-netwerk heeft. Als het nodig is betrekt hij/zij zo snel mogelijk de juiste professional(s) er bij en creëert een netwerk. Maar nooit zonder de ouders en kinderen!
7 van 12
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
19 van 34
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken opvoeden versterken
8 van 12
Wanneer dat nodig is schuiven specialisten aan bij het netwerk om bijvoorbeeld te adviseren over de methodiek of zij gaan naar de gezinnen toe. Maar zij kunnen ook op de achtergrond hun expertise inzetten door de generalisten te adviseren en te ondersteunen. Zij maken dus deels de beweging van een uitvoerende naar een adviserende rol.
> Ook de professional ondergaat een transformatie. (Samen)Werken vanuit een nieuwe en gezamenlijke visie betekent nieuwe vaardigheden, een scheiding van specialist en generalist, en een andere taalgebruik zodat je in de samenwerking elkaar beter ‘verstaat’. Bovendien betekent decentraal werken dat professionals achter hun bureau vandaan komen en daar zijn waar ouders en kinderen komen. Dat vraagt om een andere houding. Organisaties zijn zich al aan het voorbereiden om hun medewerkers te faciliteren in die cultuuromslag. Pilots Veel vraagstukken kunnen door jarenlange ervaring goed ingevuld worden; sommige nieuwe transformatiethema’s vragen andere invalshoeken. Om te leren, ervaring, inzichten op te doen en innovatief te zijn, is er gedurende het transformatieproces ruimte voor pilots. De transformatie jeugdzorg heeft een relatie met het decentralisatiedossier Passend Onderwijs. Dat biedt een kans om jeugdzorg te koppelen aan de zorg van het onderwijs om aan alle kinderen, ook die met een rugzakje, onderwijs te bieden. Met subsidie van het Rijk starten een aantal VO-scholen in de regio IJsselland en een aantal IJssellandse gemeenten een pilot om jeugdzorg en passend onderwijs zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Plan van aanpak Voorlopersaanpak regio IJsselland/ IJssel-Vecht.
> Het onderwijsprogramma van de opleidingsinstituten is ook in ontwikkeling, zodat de afgestudeerde student straks opgeleid is tot de nieuwe professional.
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
20 van 34
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken opvoeden versterken
Provinciale Staten heeft extra geld beschikbaar gesteld aan provinciale jeugdzorginstellingen en gemeenten om pilots uit te voeren. De thema’s voor de pilots staan beschreven in Experimenten en pilots jeugdzorg provincie Overijssel juli 2012 en Statenvoorstel experimenten transformatie jeugdzorg. In de regio IJsselland onderzoeken we in hoeverre een pilot rond jeugdbescherming en jeugdreclassering bij kan dragen een de voorbereiding op de transformatie jeugdzorg. De centrale vraag is: welke regionale en lokale afspraken zijn nodig om invulling te geven aan deze nieuwe gemeentelijke verantwoordelijkheid?
Burgerparticipatie en belangenbehartiging Wel de cliënt centraal stellen, maar hen geen invloed geven in het transformatieproces en op de organisatie en uitvoering van de opvoed- en opgroeiondersteuning, is ondenkbaar. We boren de kracht en ervaring aan van ouders, jongeren, cliënten, burgers, belangenbehartigers en adviesraden. In ondermeer bijeenkomsten, op het digitale platform Pleio en met publicaties en door de landelijke VNG werkgroep laten we ons adviseren, bijvoorbeeld over kwaliteitseisen en de bejegening. • Tien wensen over de transitie jeugdzorg van het landelijke cliëntenforum jeugdzorg op http://www.lcfj.nl • Q4C Cliënten actief met de kwaliteit van zorg – Stichting Alexander www.stichtingalexander.nl Dit boek geeft inzicht in de perspectieven van kinderen, jongeren en ouders die met jeugdzorg te maken hebben en biedt inspiratie om samen met hen te werken aan de verbetering van de kwaliteit van zorg, nu en in het bijzonder bij de transitie.
Financiering Aanbieders van ondersteuning bij opvoed- en opgroeivragen, waaronder ook de meer zwaardere vormen kunnen straks een lokaal en/of regionaal voorstel doen. Hoe gemeenten vervolgens de ondersteuning (gezamenlijk) inkopen dan wel subsidiëren is een vraagstuk dat nog verder uitgewerkt wordt. Maar op welke wijze dat dan ook gebeurt: alleen aanbieders die werken volgens de vernieuwde visie, uitgangspunten en kaders komen in aanmerking.
> Ook na de transformatie gaat de samenwerking door; sterker: dat is een eis die gesteld wordt aan zorgaanbieders, omdat alleen door samen te werken we efficiënte, effectieve, vraaggestuurde en tijdige opvoed- en opgroeiondersteuning kunnen realiseren.
9 van 12
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
21 van 34
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken opvoeden versterken
Planning Najaar 2012/ Voorjaar 2013: Vaststelling projectplan door B&W en aanbieden aan gemeenteraad. December 2012: Indiening wetsvoorstel bij Tweede Kamer. Gedurende 2013: Behandeling wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer. Juni 2013: Oplevering resultaten werkgroepen Transformatie Jeugdzorg IJsselland+. Op 1 januari 2015: Inwerkingtreding nieuwe wet jeugdhulp.
> Betrokken worden, blijven, zijn en voelen bij de transformatie jeugdzorg is een wederkerig proces van informatie krijgen en halen, vragen en bevragen, mee doen en betrekken. Dat gebeurt op verschillende niveaus: in de eigen organisatie, in de (regio)gemeente en door het regionale samenwerkingsverband Transformatie Jeugdzorg IJsselland+. Laat van je horen! Dan weten we wat er leeft, welke vragen nog onbeantwoord zijn en wat we nog hebben nagelaten om te doen. Stel je vragen en start een discussie op Pleio.
10 van 12
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
22 van 34
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken opvoeden versterken
Contact Gemeente Zwolle Linda Nugter, regiocoördinator
[email protected]
Gemeente Zwartewaterland Marga de Haan
[email protected]
Gemeente Hardenberg Thomas Rosdorff
[email protected]
Gemeente Staphorst Daniëlle Spronk
[email protected]
Gemeente Dalfsen Jurgen Goejer,
[email protected]
Gemeente Hattem Saïd Satyane
[email protected]
Gemeente Steenwijkerland Nynke Arendz
[email protected]
Gemeente Heerde Dolf van Warven
[email protected]
Gemeente Kampen Frank Lichtendahl
[email protected]
Gemeente Oldenbroek Teun van Noorloos
[email protected]
Gemeente Olst-Wijhe Jessica Hoogeland
[email protected]
Provincie Overijssel Jaco Zandhuis
[email protected]
Gemeente Raalte Allard Borst
[email protected]
Tanja de Graaf, communicatieadviseur,
[email protected]
Gemeente Ommen Agnes Roozeboom
[email protected]
Colofon Deze publicatie is een verkorte versie van het Projectplan Transformatie Jeugdzorg regio IJsselland+ 2012–2015 en bedoeld voor iedereen die betrokken en geïnteresseerd is en in meer of mindere mate te maken heeft of krijgt met de Transformatie Jeugdzorg, zoals professionals in de regio IJsselland+ die werken met ouders, kinderen en jongeren, gemeenteraadsleden en adviesraden. Het volledige projectplan en andere uitgaven zijn te downloaden op Pleio November 2012 Dit is een uitgave van de samenwerkende
11 van 12
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
23 van 34
Bijlage 2: Projectplan Regionale visie Opvoeden Versterken opvoeden versterken
12 van 12
Bijlage: Interventiemodel (Dit Interventiemodel is een verwijzing van pagina 6, in dit model worden de niveaus voor Opvoed- en opgroeiondersteuning weergegeven.) CJG-functies
Zorgvorm
Niveau 1 Universele preventie
Welzijn, beleid m.b.t. Pedagogische Civil Society, zelfhulpgroepen, vrijwilligerscircuit. Toegankelijkheid voorschoolse voorzieningen/onderwijs
JGZ, preventie, vroegsignalering
Niveau 2 Adviesgesprekken met ouders, Selectieve preventie ouderavonden, selectieve voorlichting.
JGZ, preventie, vroegsignalering Indicatie en toeleiding Zorg, AMK Ambulant PGB
Niveau 3 Lichte opvoedhulp
Niveau 4 Intensieve opvoedhulp
Lichte opvoedhulp Korte oudertraining of kortdurende interventies (tot vijf maal).
Ambulant
Langdurig laagfrequente hulp en casemanagement.
Behandeling en begeleiding
Ambulant
Begeleiding individueel of in groepen. Niveau 5 Specialistische opvoedhulp
Lokale casuscoördinatie
Behandeling en begeleiding
Niveau 6 Specialistische intensieve opvoedhulp
Lokale casuscoördinatie
Orthopedagogische behandelcentra
Niveaus 7 en hoger
Lokale casuscoördinatie
Crisisopvang Verblijf deeltijd Verblijf voltijd Pleegzorg
Gespecialiseerde vormen van hulp (psychiatrie, verslavingszorg, etc.)
Sociaal netwerk/informele ondersteuning/fysieke infrastructuur
Interventieniveau Positief Opgroeien
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
24 van 34
Bijlage 3: R ekenmodel beschikbare middelen bij RTA Jeugdzorg regio IJsselland In dit definitieve RTA is voor de aanwending van de bij gemeenten beschikbaar komende budgetten een rekenmodel opgenomen, op hoofdlijnen bestaande uit de volgende componenten: • Basis is de rijksuitkering 2015 volgens (deels nog te ontvangen) informatie in circulaires Gemeentefonds • Minus: 15% reservering voor kosten die gemeenten zelf zullen moeten maken voor uitvoeringskosten, toegang en innovatiestimulering (nieuw beleid). • De overige 85% is beschikbaar voor financiering van de uitvoering van jeugdhulp vanaf interventieniveau 4, inclusief de gemeentelijke kosten in het kader van het landelijk transitiearrangement Voor de verwerking van de rijkskortingen 2016 en 2017 moeten nog nadere afspraken gemaakt worden. Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op genoemde componenten en wordt nader ingegaan op de verwerking van de rijkskortingen 2016 en 2017.
Toelichtingen op het rekenmodel Het model gaat uit van een basisbedrag, zijnde de optelsom van de bedragen die volgens de meicirculaire 2013 voor de gemeenten in de regio IJsselland beschikbaar komen. Belangrijke kanttekening bij dit absolute getal: we weten dat het niet het definitieve bedrag is, dat in 2015 beschikbaar komt ! De rekenkamer heeft geconstateerd dat er onvolkomenheden zitten in de berekeningen die ten grondslag hebben gelegen aan de meicirculaire en bovendien zal er tussen nu en 2015 nog sprake zijn van aanpassingen in verband met indexering. Maar het is het enige dat we op dit moment hebben, dus als er nu rekenexercities gemaakt moeten worden dan kan dat alleen op basis van de informatie in de meicirculaire. De jaarschijf 2015 van de toe te passen rijkskortingen (4%) is in de meicirculaire verwerkt. Het grootste deel van het budget is bestemd voor de zorgaanbieders, ter financiering van de kosten van de daadwerkelijke zorg. Een klein deel van het budget is echter nodig ter financiering van kosten die de gemeenten zelf moeten maken om invulling te geven aan de nieuwe verantwoordelijkheden. De omvang van dit gemeentelijk deel van het budget bedraagt 15%. Dit is als volgt opgebouwd: 4,0% 5,0% 5,0% 1,0% 15,0%
Lokale invulling functie Toegang Gemeentelijke uitvoeringskosten Nieuw preventief beleid niveau 1 tot en met 4 (bv pilots) Buffer overig en onvoorzien
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
25 van 34
De in de onderverdeling genoemde percentages zijn uitdrukkelijk aannames. Gemeenten hebben op dit moment nog geen idee over de omvang van de werkelijk te maken kosten voor de bovengenoemde uitgavencategorieën. Wel is duidelijk dat het grotendeels kosten zijn met een structureel karakter. Door het totale percentage nu al vast te zetten op 15% nemen de gemeenten dus een zeker risico. Belangrijk is te onderkennen dat bovengenoemde reservering van 15% géén korting is. De reservering gaat niet af van de budgetten van zorgaanbieders, maar van het geld dat de gemeenten van het rijk krijgen. In de nu bestaande situatie kunnen de zorgaanbieders immers ook niet beschikken over de middelen die rijk en provincie besteden aan toegang, uitvoeringskosten e.d. Vanuit het oogpunt van transparantie en zuiverheid is het dan ook niet wenselijk om de gemeentelijke reservering van 15% te verknopen met de rijkskortingen, die toevallig (zoals het er nu voor staat) ook in totaal 15% bedragen. Na aftrek van het hierboven genoemde budget voor gemeentelijke kosten resteert uit de gemeentefondsuitkering het bedrag dat beschikbaar komt voor de uitvoering van de zorg. Hoe zich dat verhoudt tot de werkelijke kosten die de zorgaanbieders eind 2014 zullen maken is op dit moment nog niet goed te zeggen. We zetten er op in om dat de komende maanden in beeld te krijgen, onder meer door met meerdere zorgaanbieders in gesprek te gaan over de door hen aangeleverde cijfers in de uitvraag. De verwachting is dat zorgaanbieders meteen al in 2015 rekening zullen moeten houden met een vermindering van de beschikbare budgetten. Voor een deel is dit het gevolg van de toegepaste rijkskorting van 4% voor 2015. Voor een ander deel sluit deze constatering aan bij de beleidsmatige uitgangspunten van de decentralisatie, waarbij benadrukt wordt dat het anders en goedkoper moet/kan. Het voor de uitvoering van de zorg (interventieniveaus 4 t/m 7) beschikbare budget is bestemd voor de zorg aan op 1 januari bestaande cliënten en voor de nieuwe instroom van cliënten na 1 januari 2015. Ook eventuele toe te kennen persoonsgebonden budgetten zullen hieruit bekostigd worden. Voor deze onderverdeling hanteren wij vooralsnog het volgende richtsnoer: 2,2% 45% 30% 5% 2,8% 85%
Landelijk transitie arrangement specialistische zorg Continuïteit van zorg huidige cliënten Nieuwe instroom cliënten PGB - vrijgevestigden Onvoorzien
Ook deze percentages zijn arbitrair, en zullen nog worden getoetst aan later ter beschikking komende gegevens.
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
26 van 34
Verdeling van de rijkskortingen In het hierboven toegelichte rekenmodel is nog geen rekening gehouden met de verwerking, nà 2015, van de te verwachten rijkskortingen voor 2016 en 2017. Deze gaan we niet volledig “doorgeven” aan de zorgaanbieders: de gemeenten nemen een evenredig deel voor eigen rekening door te besparen op het 15%-budget voor gemeentelijke kosten. Onderstaand wordt zichtbaar gemaakt wat de financiële effecten daarvan zullen zijn, uitgaande van de in het rta gekozen aannames van bedragen en percentages. Verdeelmodel Bij de uitwerking van dit verdeelmodel wordt ervan uitgegaan dat de oplopende rijkskorting evenredig over zowel de gemeenten als de aanbieders verdeeld wordt. Dit dwingt zowel de aanbieders als de gemeenten om werk te maken van de transitie naar de transformatie. Het financieel effect voor de gemeenten is dat er tussen 2015 en 2017 € 2 miljoen moet worden bezuinigd op de kosten van toegang enz. Jaar
2015
2016
Percentage
4%
10%
€ 112.900
€ 105.844
Regionale som bedragen mei-circulaire 2013 (inclusief rijkskorting)
€ 4.516
€ 4.234
4,0%
Lokale invulling functie Toegang
€ 5.645
€ 5.292
5,0%
Gemeentelijke uitvoeringskosten*
€ 5.645
€ 5.292
5,0%
Nieuw preventief beleid niveau 1 tot en met 4 (bv pilots)**
€ 1.129
€ 1.058
1,0%
buffer overig en onvoorzien
€ 16.935
€ 15.877
15%
Saldo beschikbaar budget
€ 95.965
€ 89.967
€ 2.484
€ 2.484
2,2%
Landelijk transitie arrangement specialistische zorg
€ 50.805
€ 47.630
45%
Continuïteit van zorg huidige cliënten
€ 33.870
€ 31.753
30%
Nieuwe instroom cliënten
€ 5.645
€ 5.292
5%
PGB + vrijgevestigden
€ 3.161
€ 2.808
2,8%
onvoorzien
€ 95.965
€ 87.159
85%
Rijkskorting bedrag x €1000
Saldo
beschikbare budget voor jeugdhulp vanaf niveau 4
* G enoemd percentage is een aanname en zal aangepast worden naar de provinciale uitvoeringskosten. ** Het bedrag voor nieuw preventief beleid is ook bedoeld voor uitvoering. Het beschikbare budget voor de uitvoering bedraagt in 2015 derhalve ruim 101 miljoen euro en in 2016 ruim 95 miljoen euro. Dit is voor 2015 86,3% en voor 2016 81,2 van het oorspronkelijke bedragen o.g.v. de meicirculaire (exclusief rijkskorting). Gemiddeld bedraagt daarmee de korting aan de zorgaanbieders 16,25% per jaar. Extra ruimte kan gevonden worden door de uitvoeringskosten van de gemeente scherper te ramen.
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
27 van 34
Bijlage 4: S amenvatting van de rapportage ‘Jeugdzorg regio IJsselland: aantallen cliënten en kosten in beeld’, augustus, 2013 Deze rapportage wordt momenteel geactualiseerd om zodoende een nog betrouwbaarder beeld te krijgen van de aantallen cliënten en kosten mbt jeugdzorg in IJsselland.
Samenvatting resultaten • Regio IJsselland verleende over het jaar 2012 aan bijna 15.000 jeugdigen een bepaalde vorm van zorg. Deze cliënten waren goed voor ca. 107 miljoen euro aan kosten. • Qua aantallen cliënten is jeugd-ggz verreweg het grootst, maar qua kosten is juist jeugd- en opvoedhulp de grootste sector. • Qua aantallen cliënten zijn de grootste instellingen: Dimence (veruit), Mee, Accare, Bureau Jeugdzorg, Trias Jeugdhulp en vrijgevestigde GGZ. Qua kosten zijn de grootste spelers: Trias Jeugdhulp en Ambiq. Verschillen naar sectoren: • Binnen jeugd- en opvoedhulp worden de meeste cliënten geholpen door Bureau Jeugdzorg en Trias Jeugdhulp. Deze laatste instelling is ook het grootst qua kosten. • Binnen de jeugd-ggz worden de meeste cliënten geholpen door Dimence, Accare en vrijgevestigde GGZ. De meeste kosten gaat naar Stichting Karakter, gevolgd door Dimence en Accare. • Binnen de jeugd-l(v)g worden de meeste cliënten geholpen door MEE IJsseloevers. De meeste kosten gaat naar Ambiq en Vitree. Verschillen naar gemeenten: • Binnen IJsselland kennen Zwolle en Deventer, zoals te verwachten was, de meeste cliënten in jeugdzorg. • Binnen Zwolle worden de meeste cliënten geholpen door Dimence en vrijgevestigde GGZ. De meeste kosten gaat naar Trias Jeugdhulp en Stichting Karakter. • Binnen Deventer worden de meeste cliënten geholpen door Dimence en de meeste kosten gaat naar Pactum en Ambiq.
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
28 van 34
Bijlage 5: P lan van aanpak regionaal transitiearrangement jeugdzorg IJsselland Inleiding en opdrachtformulering Tijdens het regionale bestuurlijke overleg transitie van 27 juni jl. is wethouder Hiemstra gevraagd op te treden als bestuurlijk trekker van de werkgroep die als taak heeft de opstelling en oplevering van het transitie arrangement. Dit arrangement moet uiterlijk 31 oktober 2013 zijn opgesteld en aangeboden worden aan de landelijke transitiecommissie stelselherziening jeugd (TSJ). De werkgroep krijgt de verantwoordelijkheid om dit proces uit te zetten, te (doen) doorlopen en zo nodig bij te sturen zo dat het regionaal bestuurlijk overleg en de (afzonderlijke) colleges komen tot vaststelling van de arrangementen. De opdracht van de werkgroep wordt daarmee beëindigd. Over de mogelijke thema’s en vraagstukken die tijdens het proces naar voren komen wordt, afhankelijk van de aard en inhoud, opnieuw beoordeeld hoe die het beste kunnen worden opgepakt. Dit plan van aanpak gaat in op de inhoud, achtergronden en planning van het transitie arrangement en voor een belangrijk deel is deze notitie gebaseerd op de informatie zoals die is aangeleverd door de VNG.
De inhoud en achtergronden van het arrangement Het uiteindelijke arrangement is een overzicht van gemaakte afspraken tussen gemeenten, zorgaanbieders en financiers en betreft de volgende onderdelen: • Continuïteit van zorg houdt in cliënten die op 31 december 2014 in zorg zijn, de zogenoemde zittende cliënten, deze zorg in 2015 kunnen voortzetten bij de jeugdhulpaanbieders die deze zorg op 31 december 2014 biedt. Het gaat hier om alle cliënten die zorg ontvangen waarvoor wij vanaf 2015 verantwoordelijkheid worden. Daarnaast betreft de continuïteit van zorg ook de jeugdbescherming, jeugdreclassering en de activiteiten die het AMK uitvoert. De continuïteit van zorg geldt voor maximaal 1 jaar na de transitie, dus voor 2015, met uitzondering van de pleegzorg. Voor de pleegzorg geldt geen maximale duur voor de continuïteit van zorg. • Over de cliënten die op 31 december 2014 een aanspraak hebben op zorg maar deze nog niet ontvangen, dus de cliënten op de wachtlijst, moeten ook in het transitie arrangement afspraken worden opgenomen over de wijze waarop de toeleiding zal plaatsvinden. • Het arrangement moet inzichtelijk maken van welke frictiekosten sprake is en ingaan op maatregelen waarmee de frictiekosten kunnen worden beperkt. Het arrangement zal overigens niet ingaan op compensatie van frictiekosten. • De realisatie van een voldoende niveau van zorginfrastructuur: het transitie arrangement zal uiteindelijk een indicatieve budgettoedeling moeten bevatten dat beschikbaar zal komen aan zorgaanbieders en de voor de uitvoering van de taken betreffende jeugdbescherming, jeugdreclassering en AMK.
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
29 van 34
Bovenstaande punten behoren in ieder geval opgenomen worden in het regionaal transitie arrangement. Waar het gaat om continuering van zorg (eerste 2 aandachtsstreepjes) is in het Bestuurlijk Overleg d.d. 27 juni 2013 afgesproken om in het kader van “zachte landing” als richting ook te kiezen voor nieuwe zorgaanvragen in 2015 bij de huidige aanbieders (onder de dan geldende voorwaarden en inclusief de bezuiniging/korting). Hierover dient nog wel formele besluitvorming door de colleges plaats te vinden. Inventarisatie: Voor de opstelling van het arrangement moet informatie worden opgevraagd bij jeugdhulpaanbieders en zorgverzekeraars/zorgkantoren: • Jeugdhulpaanbieders: hiermee wordt bedoeld de aanbieders van de huidige provinciale jeugdzorg, aanbieders van J-GGz en J-LVB (op grond van Zorgverzekeringswet of Awbz) en vrijgevestigde aanbieders. Het uiteindelijke arrangement bevat dan ook een budgetindicatie voor de drie categorieën type aanbieders. Dit betreft een voornemen, maar niet geheel vrijblijvend, omdat het definitieve gemeentelijke budget voor 2015 pas met de Meicirculaire 2014 bekend zal zijn. • BJzO: continuïteit van zorg betreft ook de jeugdbescherming, jeugdreclassering en de activiteiten die het AMK uitvoert. Deze taken worden op dit moment uitgevoerd door BJzO. • Zorgverzekeraars/zorgkantoren: zij verzorgen de inkoop bij aanbieders van de J-GGz en J-LVB. In de regio IJsselland zijn Achmea en ENO werkzaam. Schaal van het arrangement Het arrangement moet worden opgesteld in samenwerking met alle gemeenten in de 41 regio’s zoals die zijn ingedeeld. Een uiteindelijk arrangement op schaal van de regio IJsselland ligt voor de hand. Voor een deel zal sprake zijn van een natuurlijke splitsing tussen de gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte en de andere gemeenten van de regio IJsselland omdat verschillende zorgaanbieders in delen van de regio werkzaam zijn. Denk daarbij aan Pactum en Trias waar de overlap plaatsvindt in de gemeente Olst-Wijhe en Raalte. Ook de werkgebieden van Vitree en Ambiq in de LVB sector lopen door de regio IJsselland heen. Verder zijn er twee zorgkantoren werkzaam in de regio IJsselland: Achmea en ENO. Voor de onderdelen jeugdbescherming, jeugdreclassering en het AMK van BJzO is er geen sprake van onderscheid binnen de regio IJsselland. De vraag aan externe partners: Het is noodzakelijk om op korte termijn informatie op te vragen bij jeugdhulpaanbieders, BJzO en de zorgverzekeraars/zorgkantoren. Daarvoor is een brief opgesteld. De centrale vragen daarbij zijn: Inzicht te bieden in de huidige aantallen kinderen in zorg en de daarmee gemoeide budgetten waarbij de volgende aspecten meegenomen worden: • Peildatum: het gaat om kinderen in zorg in het jaar 2012 • Het woonplaatsbeginsel in acht nemen zoals dit in de nieuwe jeugdwet is gedefinieerd. (bijlage 2)
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
30 van 34
• Inzicht voor de gemeenten in de regio IJsselland, waartoe in bijlage 3 een postcodeoverzicht is opgenomen. • gerangschikt naar de zorgcategorieën die genoemd worden op pagina 7 van de bijgevoegde presentatie (bijlage 4). • Een prognose van de kosten in 2015 per zorgcategorie met daarin onderscheid tussen ‘cliënten reeds is zorg’ en verwachte nieuwe instroom in 2015. • welke frictiekosten verwacht u wanneer er sprake is van enkel continueren van zorg voor de ‘zittende cliënten’. • Welke frictiekosten verwacht u bij de variant ‘zachte landing’ (ook nieuwe cliënten 2015) • Wat doet u momenteel om de frictiekosten te beperken • Bij alle bovenstaande vragen het onderscheid te maken tussen wachtgelden voor personeel en kapitaallasten betreffende huisvestingskosten. n.b (19/7/2013).: inmiddels is besloten de vragen rond de frictiekosten niet in de eerste brief te stellen. In de verzonden brief (bijlage) d.d. 12 juli 2013 wordt in eerste instantie uitgegaan van het opvragen van feitelijke gegevens voor wat betreft kosten en aantallen kinderen. In de brief is opgenomen dat dit in een later stadium wel punt van aandacht wordt maar dat gemeenten geen frictiekosten accepteren. Terzijde • Inmiddels is informatie opgevraagd bij zorgverzekeraar Achmea: dit heeft geleid tot een overzicht waarin niet de kosten zijn aangegeven maar wel de gegevens bij welke aanbieders kinderen zorg ontvangen (en zorg is ingekocht door Achmea). Op basis hiervan is de adreslijst opgesteld waartoe de brief verzonden is/wordt. Dezelfde vraag zal aan ENO worden voorgelegd. • Het arrangement bevat een overzicht van het budget dat elke individuele gemeente bijdraagt voor de continuïteit van zorg, opgesplitst naar de drie genoemde categorieën aanbieders. Het is van belang te weten dat het arrangement geen inkoopof subsidieafspraken of prijsafspraken bevat. De besluitvorming in het regionale bestuurlijke overleg van 27 juni om zoveel als mogelijk verder te gaan met de bestaande zorgaanbieders, rekening houdend met de kortingen, biedt een goede basis voor de opstelling van een gedegen arrangement dat zowel kan ingaan op zittende cliënten, de toekomstige toeleiding en de instroom van nieuwe clienten in 2015. • Voor de financiering in het arrangement wordt het woonplaatsbeginsel als uitgangspunt gehanteerd: vandaar dat de vraag aan externe partners ook ingaat op de aantallen kinderen per gemeente. • Om uiteindelijk een zo goed en volledig mogelijk arrangement op te stellen is het van belang om geen externe partners te missen. Vooral bij de budgettoedeling voor de vrijgevestigden is het goed enige marge aan te houden omdat deze vaak niet direct in beeld zijn.
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
31 van 34
• Op dit moment is sprake van tenminste twee onzekerheden die leiden tot voorbehouden in het arrangement: de afspraken hebben betrekking op 2015 maar de arrangementen worden uiterlijk 31 oktober 2013 opgesteld. Er kunnen zich substantiële schommelingen in de vraag voordoen. Daarnaast is het definitieve gemeentelijke budget voor 2015 pas met de meicirculaire van 2014 • In het provinciale uitvoeringsprogramma 2014 zal naar verwachting worden opgenomen dat de provinciale jeugdzorgaanbieders hun reserves mogen inzetten voor de opvang van frictiekosten. • In de inventarisatie worden de landelijk werkende instellingen zoals onder andere de William Schrikker Groep (WSG), Avenier en de Hoenderloo Groep meegenomen. Voor de zeer specialistische functies zal de VNG het initiatief nemen voor een landelijk transitie arrangement. • In het transitie arrangement moet duidelijk zijn in hoeverre sprake is van draagvlak bij aanbieders en huidige financiers. In de planning is rekening gehouden met overleg hierover. • Alle colleges van B&W van de deelnemende gemeenten aan het transitie arrangement moeten instemmen met het arrangement. Overigens is een vorm van mandatering mogelijk. Hierover moeten bestuurlijke afspraken worden gemaakt. • De verwerking van de gegevens die door externen worden aangeleverd zal logistiek moeten worden geregeld. Het voorstel is om de gemeente Raalte als postadres te gebruiken.
Communicatie Jeugdzorgaanbieders zijn zelf verantwoordelijk voor de communicatie over de ontwikkelingen en afspraken (en gevolgen) met het eigen personeel en de eigen klanten. Vanuit de gemeenten is het nodig om op de geëigende momenten de raad en inwoners te informeren. Ook cliëntorganisaties vormen een doelgroep. Voor zover het “regionale informatie en afspraken” betreft zal de werkgroep transitiearrangementen in afstemming met de werkgroep communicatie deze verzorgen
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
32 van 34
Bijlage 6: B ijeenkomst zorgaanbieders Regio IJsselland 16 en 20 september 2013 Aanbieders spreken hun grote waardering uit voor het feit dat de gemeenten kiezen voor een langer durend transitiearrangement waarin partnerschap wordt gezocht. Voorstel voor zachte landing geeft vertrouwen en duidelijkheid. Belemmering om nu vervolgstappen te zetten is weggenomen. Nu is het ook mogelijk om medewerkers en cliënten te gaan informeren. Het is van belang dat wordt gewerkt aan inhoudelijke samenwerkingsafspraken en duidelijkheid over de lokale/bovenlokale invulling. De aanbieders hebben dit nodig om hun keuzes voor de toekomst op te baseren. Gemeenten worden gevraagd dit te faciliteren. Organisaties willen graag tempo houden. Organisaties kunnen hiermee frictiekosten in personeel wel opvangen. Er is zorg over de frictiekosten in het vastgoed. Er wordt een spanning gesignaleerd op het hoofdaannemerschap in combinatie met de drang tot innovatie. Organisaties die 15% moeten bezuinigen zullen -vanuit het organisatiebelang- niet erg geneigd zijn ook nog een deel van hun dienstverlening bij anderen onder te brengen. Kansen die dit transitiearrangement biedt: • Door de zachte landing is er tijd om goed en zorgvuldig te doen. De druk is eraf. • Zet nu wel een stip op de horizon – concreet / smart. Benaderen vanuit de inhoud. Bijvoorbeeld: in 2017 is er 25% minder zware ondersteuning nodig. • Het brengen van kennis van zware ondersteuning naar de preventie. • Organisatie meenemen naar de verandering. • Deze transitie jeugdzorg is de kans om de aansluiting met de GGZ te verbeteren. • De zorgvernieuwing meer vanuit de cliënt kunnen benaderen. Zorgen/belemmeringen die leven: • Aansluiting tussen de ondersteuningsniveaus • Nieuw systeem tot nieuwe “knips”leidt. • Zijn we in staat vroegtijdig te signaleren? • Kinderen in zorg in een andere regio (regionaal bekostigen?). In kleine gemeenten zit het merendeel jeugd in zorg in andere gemeenten • Kunnen we kwaliteit behouden door de financiële druk? • Belangen organisaties afremmend werken. • Participeren binnen de 3D’s: Gaat de gemeente ook de interne schotten weg halen? • Hoe maak je resultaat objectief? • Er zullen frictiekosten zijn voor BJZ. Gemeenten moeten hier ook keuzes in maken. • 2014 AWBZ: nauwelijks ruimte. • Acceptatie/erkenning dat er ook fouten gemaakt kunnen worden. • 15%, redden we het hier mee? Er is nog erg veel onduidelijk over de budgetten.
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
33 van 34
• Hoe wordt de korting van 15 % verder uitgewerkt. Wordt dat 15 % over de hele linie of gaat er gedifferentieerd worden? Voorbeeld is de jeugd GGZ. Krijgt cliënten vanuit de zware zorg, aan de andere kant ook minder cliënten omdat die preventief worden geholpen. Per saldo wellicht zelfde aantal cliënten. itt het aantal voor de zware zorg (dat zal afnemen). Gaat de Regio differentiëren in de percentages voor de verschillende interventieniveaus? • De zachte landing vraagt ook om een doorstart. De zorgaanbieders hebben het voornemen om met elkaar te gaan afstemmen en samenwerken o.a aan het wegwerken van wachtlijsten. Wat zij vragen van de gemeenten is faciliteren: bv een startbijeenkomst organiseren, doorgeven van e-mailadressen, informatie over nieuwe aanbieders etc. Tzt met elkaar terugkoppelen. • Knelpunten: de verschillende transities en verschillende regio’s. Beleid loopt zeker niet gelijk en overal hetzelfde. Verschillende regio’s, verschillende afspraken. Regio’s kennen verschillende formats bv voor informatieverwerking. Bvk stroomlijnen
Transitiearrangement - Bijlagen
inhoudsopgave
34 van 34
Bijlage 7: V ervolg In het kader van het regionaal proces transformatie jeugdzorg worden door verscheidene regionale werkgroepen een veelheid van onderdelen van de transitie en transformatie jeugdzorg regionaal uitgewerkt. Daar kunnen we naar aanleiding van dit RTA de volgende onderdelen aan toevoegen: • Uitwerken van het hoofd- en onderaannemerschap • Monitoringsmomenten aan de hand van landelijke outcome criteria waarmee de kwaliteit en effectiviteit van het jeugdhulpaanbod van jeugdhulpaanbieders beoordeeld kunnen worden. • Nadere uitwerking van het tijdelijke gemeentelijke onderlinge solidariteitsbeginsel • Nader inzicht in de omvang van de vrijgevestigde GGZ- en PGB-zorg • Nadere analyse op de uitvraaggegevens om vervolgens ook de vertaling te maken van de huidige zorgvormen naar interventieniveaus. • Kennismaking en bijeenkomst met vrijgevestigde GGZ-aanbieders op 14 november • Organisatie van het AMHK nader uitwerken • Frictiekosten van huisvesting van personeel en cliënten nader in beeld brengen voor 1 jan. 2014 • Vervolg geven aan het gesprek met BJZO over de toekomst van de toeleidingsfunctie van BJZO. • Nadere uitwerking geven aan de toegangsfunctie van de huisarts in relatie tot de nieuwe jeugdwet • De keuzevrijheid van cliënten nader uitwerken. • Theoretische onderbouwing van de transformatie nader uitwerken: kwaliteit van de lokale teams • Nadere uitwerking van de term innovatie en hierop ‘sturen’ door kennis • Het vervolg na 2016 nader vormgeven.