“We doen het samen”
WMO Beleidsplan 2008-2011 Appingedam
1
Inhoudsopgave
1. Inleiding ................................................................................................................... 4 1.1 Algemeen .................................................................................................................... 4 1.2 WMO................................................................................................................................ 4 1.3 Doelstelling ........................................................................................................... 4 1.4 Wonen, Welzijn en Zorg (WWZ) ...................................................................... 4 1.5 Herijking huidig beleid.................................................................................. 4 2. De WMO in beeld...................................................................................................... 6 2.1 De belangrijkste punten van de WMO ........................................................ 6 2.2 Welke beleidsruimte is er voor de gemeente?.................................... 8 2.3 Regionale samenwerking .................................................................................... 9 2.4 Provinciebrede samenwerking ...................................................................... 9 3. Participatie en kwaliteit ................................................................................. 11 3.1 Participatie ................................................................................................... 11 3.2 Verantwoording .................................................................................................. 11 4. Speerpunten 2008-2011 .......................................................................................... 12 4.1 Mantelzorg en vrijwilligers .................................................................... 12 4.2 Zorgzame samenleving (Civil society) ............................................... 14 4.3 Indicering ........................................................................................................... 15 5. Financiën ................................................................................................................. 16 6. Wonen, Welzijn en Zorg ................................................................................. 18 6.1 Inleiding.............................................................................................................. 18 6.2 Beleidskader voor Appingedam.................................................................. 18 7. Herijking huidig beleid ................................................................................. 20 Bijlage 1 Inventarisatie huidig beleid prestatievelden WMO ............ 21 PRESTATIEVELD 1: LEEFBAARHEID EN SOCIALE SAMENHANG .............................. 22 1.1 Omschrijving....................................................................................................... 22 1.2 Huidig beleid .................................................................................................... 22 PRESTATIEVELD 2: PREVENTIEVE ONDERSTEUNING JEUGD ................................... 27 2.1 Omschrijving....................................................................................................... 27 2.2 Huidig beleid .................................................................................................... 27 PRESTATIEVELD 3: INFORMATIE, ADVIES ................................................................. 28 EN CLIËNTENONDERSTEUNING .......................................................................................... 28 3.1 Omschrijving....................................................................................................... 28 3.2 Huidig beleid .................................................................................................... 28 PRESTATIEVELD 4: MANTELZORG EN VRIJWILLIGERS ............................................ 30 4.1 Omschrijving....................................................................................................... 30 4.2 Huidig beleid .................................................................................................... 30 PRESTATIEVELD 5: BEVORDEREN DEELNAME............................................................... 32 5.1 Omschrijving....................................................................................................... 32 5.2 Huidig beleid .................................................................................................... 32 2
PRESTATIEVELD 6: VERLENEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN ............................ 34 6.1 Omschrijving....................................................................................................... 34 6.2 Huidig beleid .................................................................................................... 34 PRESTATIEVELDEN 7, 8 en 9: MAATSCHAPPELIJKE OPVANG, ............................ 36 OGGZ, VERSLAVINGSZORG ................................................................................................. 36 7 Prestatieveld 7 Maatschappelijke opvang ............................................ 36 7.1 Omschrijving ................................................................................................... 36 7.2 Huidige beleid .............................................................................................. 36 8. Prestatieveld 8 Openbare geestelijke gezondheidszorg .......... 36 8.1 Omschrijving ................................................................................................... 36 8.2 Huidig beleid................................................................................................. 36 9. Prestatieveld 9 Ambulante verslavingszorg.................................... 37 9.1 Omschrijving ................................................................................................... 37 9.2 Huidig beleid................................................................................................. 37 10 “Prestatieveld 10” Wonen met Zorg............................................................... 38 Bijlage 2 Overzicht financiën............................................................................. 39 Bijlage 3 Lijst met afkortingen ........................................................................ 40
3
1.
Inleiding
1.1 Algemeen Per 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning WMO in werking getreden. In artikel 3 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is opgenomen dat er een WMO beleidsnota voor meerdere jaren opgesteld moet worden. De WMO schrijft voor dat ingezetenen en belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen worden betrokken bij de voorbereiding van het beleid (art 11 WMO). Bovendien schrijft de WMO voor dat advies gevraagd wordt over de ontwerpnota aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning (art.12 WMO).Op grond van artikel 3 lid 1 en 2 van de WMO stelt de gemeente telkens voor een periode van ten hoogste 4 jaar één of meer nota’s vast die richting geven aan de door de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders te nemen beslissingen betreffende maatschappelijke ondersteuning. 1.2 WMO In september 2006 heeft de gemeenteraad van Appingedam de Verordening WMO 2007 vastgesteld. Daaropvolgend heeft het college eind 2006 het Verstrekkingenboek WMO en het financieel Besluit WMO vastgesteld. Hiermee zijn voorlopig het beleid en de uitvoeringsregels van de WMO voor de gemeente vastgelegd. Vooralsnog is de aandacht bij de voorbereiding op de invoering van de WMO gericht geweest op de overheveling van de huishoudelijke hulp naar de gemeenten en de realisatie van het WMO loket per 1 januari 2007. De WMO beoogt echter meer. Ter invulling hiervan wordt het WMO beleidsplan 2008-2011 opgesteld. In het kader van samenwerking is ervoor gekozen om bij het opstellen van het WMO beleidsplan intensief samen te werken met de gemeente Loppersum. Met de gemeenten Delfzijl en Eemsmond zal afstemming plaatsvinden. Dit WMO beleidsplan is een groeimodel dat elk jaar geëvalueerd moet worden om te kijken of het nog aansluit bij de praktijk en gewijzigde wet- en regelgeving. 1.3 Doelstelling De doelstelling van het WMO beleidsplan is richting geven aan het beleid dat binnen de kaders van de WMO invulling geeft aan de nieuwe taken die aan gemeente zijn overgedragen. 1.4 Wonen, Welzijn en Zorg (WWZ) De WMO maakt onderdeel uit van het bredere beleidsterrein Wonen, Welzijn en Zorg. Hiervoor heeft de raad in september 2006 de kadernotitie Wonen, Welzijn en Zorg vastgesteld. De laatste jaren is er veel in beweging rond de thema’s wonen, welzijn en zorg. De gemeente Appingedam wil actief op de WWZ ontwikkelingen inspelen. Wij zien voor onszelf de regisseursrol weggelegd. Dat is echter geen eenvoudige opgave, immers wij hebben op enkele onderdelen de regiefunctie, maar in deze verstrekkende vorm zeker nog niet en dat vraagt de nodige organisatorische en personele aanpassingen. Kern van deze opgave is meer organiseren, meer regisseren en minder zelf doen. 1.5 Herijking huidig beleid De gemeente staat voor de opgave om meer dan in het verleden de rol van regisseur in te vullen door afspraken te maken en door de inzet van middelen te bundelen. Een integrale aanpak en het leggen van samenwerkingsverbanden staat hierbij centraal. Binnen de gemeentelijke beleidsdoelen worden professionals ruimte en verantwoordelijkheid gegeven.
4
Daarvoor is een voorwaarde dat de gemeente zich concentreert op bestuurlijke doelen en uitvoeringsopdrachten neerlegt bij professionele organisaties. Zij kunnen de gemeente adviseren over de invulling van nieuwe ambities. 1.7 Leeswijzer In hoofdstuk 2 van dit plan wordt een overzicht gegeven van de WMO. In hoofdstuk 3 woordt aangegeven hoe de gemeente participatie en kwaliteitszorg handen en voeten geeft. In hoofdstuk 4 worden de speerpunten voor de periode 2008-2011 weergegeven. In hoofstuk 5 wordt inzicht gegeven in de financiën. In hoofdstuk 6 wordt de relatie met Wonen, Welzijn en Zorg inzichtelijk gemaakt. In Hoofdstuk 7 wordt de herijking van het huidig beleid geconcretiseerd. In bijlage 1 vindt u een inventarisatie van het huidige beleid op het gebied van de prestatievelden WMO. 1.8 Samenvatting Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) in werking getreden. In artikel 3 van de WMO is opgenomen dat er een WMO beleidsplan voor meerdere jaren opgesteld dient te worden. De WMO schrijft voor dat ingezetenen en belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen worden betrokken bij de voorbereiding van het beleid (art 11 WMO). Bovendien schrijft de WMO voor dat advies gevraagd wordt over het ontwerpplan aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning (art.12 WMO). Daarom, maar ook omdat de gemeente Appingedam burgers en betrokken organisaties een rol wil geven bij de totstandkoming van het beleid van de WMO, is besloten tot de oprichting van een WMO adviesraad. Deze adviesraad geeft het college van burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd advies en ondersteuning inzake het nieuwe gemeentelijk beleid ten aanzien van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De adviesraad richt zich daarnaast op uitvoeringsaspecten zoals keuzes over de inrichting van het proces van hulpaanvragen, het beoordelen en toekennen ervan. Vooralsnog is de aandacht bij de voorbereiding op de invoering van de WMO gericht geweest op de overheveling van de huishoudelijke hulp naar de gemeenten en de realisatie van het WMO loket per 1 januari 2007. De WMO beoogt echter meer. Ter invulling hiervan is het WMO beleidsplan 2008-2011 opgesteld. De WMO is zo breed dat we als gemeente onmogelijk ons overal op kunnen richten. Daarom kiest Appingedam ervoor het huidige beleid in de komende 4 jaren te herijken, hiervoor is een inventarisatie opgesteld van al het huidig beleid op het gebied van de WMO. Een aantal beleidsterreinen verdient echter extra aandacht. Voorgesteld wordt om dat te doen op basis van een drietal speerpunten. • Mantelzorg en vrijwilligers • Zorgzame samenleving • Indicering De financiering voor de WMO biedt de gemeente Appingedam de mogelijkheid om extra te investeren in genoemde speerpunten.
5
2.
De WMO in beeld
De WMO is door het Rijk in de eerste plaats bedoeld om zorg in de toekomst betaalbaar en werkbaar te houden. Nederland moet zich daarvoor ontwikkelen van een verzorgingsstaat tot een zogenoemde participatiemaatschappij: een samenleving waaraan iedereen mee moet kunnen doen en mee wíl doen. Mensen zullen meer dan nu zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van de zorg en ondersteuning die ze nodig hebben, bijvoorbeeld in hun eigen omgeving. Pas wanneer zij die oplossingen en de noodzakelijke hulp (tijdelijk) niet zelf kunnen vinden, kunnen ze een beroep doen op de gemeentelijke overheid. Die kan de behoeften en mogelijkheden van burgers en organisaties in haar gemeente het beste inschatten en heeft daarom van het Rijk de taak gekregen de Wmo uit te voeren. Het Rijk zorgt via de AWBZ (Besluit Zorgaanspraken) voor langdurige, onverzekerbare en dure medische zorg; precies die onderdelen waar de AWBZ oorspronkelijk voor bedoeld was. De vormen van zorg die van de AWBZ naar de WMO worden overgeheveld, hebben vooral betrekking op praktische ondersteuning en sociale begeleiding. Het is belangrijk te weten dat de WMO alléén geldt als mensen aan geen enkele andere wet rechten kunnen ontlenen. Dus alleen als mensen niet kunnen terugvallen op, bijvoorbeeld, de AWBZ, Zorgverzekeringswet, de Wet op de jeugdzorg of de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
2.1 De belangrijkste punten van de WMO • Prestatievelden De verantwoordelijkheden van de gemeente zijn vastgelegd in negen prestatievelden. Dit zijn de beleidsterreinen waarin de gemeente verplicht is beleid te voeren. De prestatievelden zijn: 1. het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen,buurten en wijken; 2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met het opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met het opvoeden; 3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; 4. het ondersteunen van mantelzorg en vrijwilligers; 5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en het bevorderen van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem; 6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer; 7. maatschappelijke opvang, advies en steunpunten huiselijk geweld; 8. OGGz: de openbare geestelijke gezondheidszorg; 9. ambulante verslavingszorg. • Compensatieplicht voor individuele voorzieningen De wet bevat nu een algehele compensatieplicht voor individuele voorzieningen (de vroegere Wvg voorzieningen aangevuld met huishoudelijke hulp). De gemeente heeft daardoor sinds 1 januari 2007 de plicht om belemmeringen in de deelname aan de samenleving en zelfredzaamheid te compenseren. De exacte invulling van het begrip compensatieplicht volgt uit nieuwe jurisprudentie.
6
• Beleidsplan WMO Elke vier jaar moet er een WMO beleidsplan worden vastgesteld. In dit beleidsplan wordt aangegeven wat de doelstellingen zijn, wat de samenhang in beleid is ten aanzien van alle terreinen van de WMO, welke resultaten de gemeente wil bereiken, de kwaliteitswaarborging, de keuzevrijheid van cliënten en de inbreng van maatschappelijke organisaties en doelgroepen. Tevens is het verplicht om jaarlijks een cliënttevredenheidsonderzoek te houden en dit samen met de registratie van prestaties voor 1 juli na afloop van het kalenderjaar te presenteren. Het burgerjaarverslag is hiervoor het geëigende middel. • Burgerparticipatie De WMO verplicht de gemeente om alle maatschappelijke organisaties en burgers bij de beleidsvoorbereiding te betrekken. • Basis De WMO omvat de huidige Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten en de huishoudelijke verzorging uit de AWBZ. Daarnaast gaat een aantal subsidieregelingen over naar de WMO, waaronder de middelen voor “Coördinatie Vrijwillige Thuiszorg en Mantelzorgondersteuning” (CVTM). Ook een klein deel van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg,dat nu onder de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid valt, wordt onder de WMO gebracht (denk aan het thema ‘huiselijk geweld’). Dit ziet er uit als volgt: WAS IS Welzijnswet Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) Huishoudelijke verzorging in de AWBZ Zorggerelateerde subsidieregelingen in AWBZ/ZFW CVTM middelen Ondersteunende en activerende begeleiding in de AWBZ Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang, specifieke uitkering aan centrumgemeenten in het kader van de Welzijnswet OGGZ, openbare geestelijke gezondheidszorg in het kader van de Wcpv, specifieke uitkering centrumgemeenten
WMO sinds 1 januari 2007 WMO sinds 1 januari 2007 WMO sinds 1 januari 2007 WMO sinds 1 januari 2007 WMO sinds 1 januari 2007 deze kabinetsperiode niet in WMO WMO voor centrumgemeente (Groningen) sinds 1 januari 2007
WMO voor centrumgemeente (Groningen) sinds 1 januari 2007
7
• De verplichting om de klant een keuze voor te leggen In de wet is opgenomen dat de gemeente verplicht wordt de burger bij alle individuele voorzieningen in het kader van de WMO een keuze te geven tussen: PGB: Persoons Gebonden Budget; een som geld waar de klant alles zelf mee regelt; ZIN: Zorg In Natura; zoals dit tot nu toe werd gedaan met de Wvg voorzieningen. • Eén loket De gemeenten hebben de verplichting informatie, advies en ondersteuning aan burgers te verzorgen. Dit wordt veelal vormgegeven door middel van een WMO loket.
2.2 Welke beleidsruimte is er voor de gemeente? De oorspronkelijke beleidsvrijheid van de gemeente bij de voorbereiding van de wet is aanmerkelijk beperkt door de talrijke amendementen van de Tweede Kamer. Wat is er nog over van de beleidsruimte voor de gemeente? De beleidsvrijheid voor de nieuwe WMO taken wordt gedeeltelijk bepaald door de omvang van de middelen, die met deze regelingen in het gemeentefonds worden gestort. De middelen gaan allemaal over naar het gemeentefonds als een specifieke regeling zonder kortingen, dat houdt in dat het rijk het budget zoals zij dat besteedde onverkort beschikbaar stelt aan de gemeenten. Voorts worden de middelen verdeeld op basis van een vierjarig overgangsregime van historische uitgaven naar een objectieve verdeelsleutel. Ook komt er een onafhankelijke monitor van de uitgaven die uitmondt in een onafhankelijk advies van bijstelling van het jaarlijks budget in het gemeentefonds. Er is een aantal belangrijke beleidskeuzes mogelijk: • Algemene voorzieningen Gemeenten kunnen algemeen beleid opstellen om met algemene toegankelijke voorzieningen dure individuele voorzieningen te voorkomen. Een voorbeeld is verbeteren van de toegankelijkheid van het Openbaar Vervoer en regelen van voor- en natransport naar de bushaltes waardoor een deel van de huidige doelgroep Regiotaxi via deze algemene voorzieningen wordt bediend. Of wanneer er voldoende geschikte toegankelijke seniorenwoningen zijn dan kunnen dure individuele woningaanpassingen voor een deel achterwege blijven. •
Regiefunctie. Het terrein van wonen, welzijn en zorg kent voor kwetsbare groepen onvoldoende regievoering. De kans dat organisaties langs elkaar heen werken heeft een negatief effect op de doelmatige en integrale aanpak van doelgroepen. Door te voorzien in regiestructuren en netwerken kan de dienstverlening geoptimaliseerd worden en doelmatiger met middelen worden omgesprongen. Dit betekent dan wel investeren in relaties en overlegvormen met o.a. zorgaanbieders, woningbouwcorporaties, welzijninstellingen en vrijwilligerswerk.
•
“Document gebruikelijke zorg” Dit document spreekt zich uit over wanneer en welke huisgenoten gebruikelijke zorg aan elkaar verlenen. Bijvoorbeeld moet een 70 jarige man na een herseninfarct van zijn echtgenote de huishouding doen als hij dat nog nooit heeft gedaan. En zo ja in welke mate dan? De gemeente heeft de vrijheid om hiervan af te wijken; echter de oorspronkelijke budgetten zijn wel op dit document gebaseerd en zullen door het rijk niet aangepast worden als de gemeenten het document gebruikelijke zorg wijzigt.
8
•
Investeren in vrijwilligerswerk en mantelzorgondersteuning. Door ervoor te kiezen vraag- en aanbodzijde te coördineren kan wellicht het sociaal welbevinden van kwetsbare burgers verbeterd worden. Door mantelzorgers te ondersteunen kunnen ze wellicht hun taak langer volhouden. In omvang is de mantelzorg (veelal de zorg van huisgenoten, ouders en kinderen) vier keer zo groot als de professionele zorg. Als mantelzorgers het niet meer kunnen volhouden betekent dit vaak alleen nog maar de uitweg van opname in een verzorgings- of verpleegtehuis. Daarom is het van belang dat er evenwicht komt tussen mantelzorg en professionele zorg (b.v. thuiszorg)
•
Toegang De algemene vraag wanneer mensen voor hulp en ondersteuning in aanmerking komen. Dit is vastgelegd in de WMO verordening en behoort tot de beleidsvrijheid van de gemeente.
2.3 Regionale samenwerking De gemeente Appingedam werkt sinds 1975 samen met omliggende gemeenten in de Regioraad Noord Groningen. Het gaat om de gemeenten Bedum, Ten Boer, Loppersum, Delfzijl, Eemsmond, Winsum en de Marne. De samenwerking betreft verschillende beleidsterreinen zoals jeugd, educatie, milieu, vervoer, welzijn en zorg. Sinds de invoering van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (1994) hebben de gemeenten in Noord Groningen veel samengewerkt op het terrein zorg en welzijn. Het betrof het voorbereiden van verordeningen, het formuleren van beleid, het uitwisselen van ervaring en kennis. De invoering van de WMO in de gemeente is een opgave waarbij veel onderdelen, diensten, instellingen en organisaties binnen en buiten de gemeente betrokken zijn. De reikwijdte, de omvang en de complexiteit van die opgave vragen om de speciale aandacht van het College van B&W. Dat geldt temeer waar naast de maatschappelijke ondersteuning ook de combinatie van wonen en zorg in het beleid wordt betrokken. Vanwege deze complexiteit werkt de gemeente waar mogelijk samen met de overige Regioraad Noord gemeenten. Om die reden is in 2004 gekozen voor de volgende bestuurlijke en ambtelijke organisatie: • Elk college heeft de portefeuillehouder zorg aangewezen als coördinerend wethouder WMO. • Ambtelijk beschikt elke gemeente over een coördinerend ambtenaar die aanspreekpunt is voor de WMO. • Op regioraadniveau worden afhankelijk van de actualiteit werkgroepen ingesteld waarbij een beperkt aantal ambtenaren een vraagstuk voorbereiden dat vervolgens in het ambtelijke en daarna in het bestuurlijke overleg met alle gemeenten wordt doorgesproken.
2.4
Provinciebrede samenwerking
Aangezien de WMO een grote omslag in beleid en uitvoering betekent, hebben de regioraadgemeenten zich in 2004 als geheel aangesloten bij het provinciebrede project Wonen, Welzijn en Zorg (project WWZ). In overleg met de andere twee regio’s in de provincie Groningen is vervolgens een werkagenda vastgesteld waarbij onderscheid is gemaakt in gemeentelijke, regionale en regio-overstijgende onderwerpen.
9
Speerpunten zijn deskundigheidsbevordering en kennisoverdracht, aandacht voor mantelzorg en wonen met zorg (aangeduid als het tiende prestatieveld). Verschillende notities met betrekking tot lokale loketten, participatie, en huishoudelijke hulp zijn gepubliceerd. Met betrekking tot wonen met zorg wordt gewerkt aan gemeente overschrijdende convenanten met welzijnsorganisaties en woningbouwcorporaties Het project WWZ voert in opdracht van het ministerie van Volksgezond, Welzijn en Sport (VWS) de proeftuin Mantelzorg uit. De proeftuin wordt in het najaar van 2007 afgerond en bestaat uit een inventarisatie en een plan van aanpak per gemeente. Per 1 januari 2008 wordt het project WWZ beëindigd. Het is nu nog niet bekend of en in welke vorm de 25 Groninger gemeenten na 2007 blijven samenwerken op de terreinen wonen, welzijn en zorg.
10
3. Participatie en kwaliteit 3.1
Participatie
Zoals al in het voorgaande hoofdstuk naar voren is gekomen verplicht de WMO de gemeente om maatschappelijke organisaties bij de beleidsvoorbereiding en uitvoering te betrekken. In dit hoofdstuk is nader aangegeven hoe de participatie in de gemeente Appingedam heeft plaatsgevonden en in de toekomst verder plaats zal vinden. De gemeente Appingedam wil burgers en betrokken organisaties een rol geven bij de totstandkoming van het beleid van de WMO in Appingedam. Daarom is besloten tot de oprichting van een WMO adviesraad. Deze adviesraad geeft het college van burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd advies en ondersteuning inzake het nieuwe gemeentelijk beleid ten aanzien van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De adviesraad richt zich daarnaast op uitvoeringsaspecten zoals keuzes over de inrichting van het proces van hulpaanvragen, het beoordelen en toekennen ervan. In juni 2007 is er een startnotitie voor het vierjarig beleidsplan WMO opgesteld. In deze startnotitie was het huidige beleid van de gemeente Appingedam per prestatieveld geïnventariseerd. De WMO adviesraad heeft een exemplaar van deze startnotitie ontvangen en met hen is gesproken over de invulling van de drie speerpunten. Naar aanleiding van de bevindingen van de WMO adviesraad, de afdeling beleid van de gemeente en het college van B&W is het concept- WMO beleidsplan 20082011 opgesteld. Naar aanleiding van het concept-WMO beleidsplan zijn er voor de raadscommissie, de betrokken instellingen en de WMO adviesraad bijeenkomsten georganiseerd waarin het toekomstige beleid toegelicht is. Hierna is het definitieve beleidsplan WMO in het college besproken. Nadat het definitieve beleidsplan is goedgekeurd door het college, is het beleidsplan behandeld in de commissie, waarna de Raad het WMO beleidsplan vaststelt. Door instellingen en de WMO adviesraad mee te laten denken over de prioriteitstelling en invulling van de beleidsterreinen van de WMO heeft de gemeente voldaan aan haar plicht om burgers en maatschappelijke organisaties te betrekken bij de beleidsvoorbereiding. Nadat het beleid is vastgesteld zal er per onderdeel gekeken worden hoe de verschillende partijen betrokken kunnen worden bij de uitvoering hiervan. Dit zal per prestatieveld verschillen.
3.2
Verantwoording
Op grond van artikel 9 van de WMO publiceren burgemeester en wethouder jaarlijks voor 1 juli over de prestaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning over het voorgaande kalenderjaar. Daarmee vindt verantwoording plaats aan de gemeenteraad, de inwoners en de Minister van de resultaten van het beleid en de uitvoering. De gemeenteraad kan op basis van deze verantwoording, nadat zij de inwoners en belanghebbenden gehoord heeft, het beleid aanpassen. De bedoeling is dat de burgers en belanghebbenden daarmee maximale invloed op het beleid kunnen uitoefenen. Een van de instrumenten voor deze verantwoording is het verplichte jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek.
11
4. Speerpunten 2008-2011 De WMO is zo breed dat we als gemeente onmogelijk ons overal op kunnen richten. Het huidige beleid zal in de komende 4 jaren herijkt worden en daar zullen nu dan ook geen wijzigingen in plaats vinden. Een aantal beleidsterreinen verdient echter extra aandacht. Voorgesteld wordt om dat te doen op basis van een drietal speerpunten. • Mantelzorg en vrijwilligers • Zorgzame samenleving • Indicering Deze speerpunten zijn gekozen op basis van provinciaal geïnventariseerde speerpunten. In een provinciebrede brainstorm is het projectbureau WWZ tot een aantal speerpunten gekomen. Op basis daarvan wordt voorgesteld voor Appingedam bovenstaande speerpunten te hanteren.
4.1
Mantelzorg en vrijwilligers
De hulp van mantelzorgers is van essentieel belang voor het welslagen van de WMO. De gemeente kan niet iedereen volledig ondersteunen. Zij heeft de mantelzorgers daarbij hard nodig. Daarnaast is een mantelzorger voor een hulpbehoevend iemand een bekend en daarmee veilig persoon. Het is daarom van belang om in het te formuleren WMO beleid constant te bedenken hoe de gemeente de mantelzorgers kan ondersteunen. Voor een doelmatig beleid op het gebied van Mantelzorg wil de gemeente een bondgenootschap aangaan met: Maatschappelijke instellingen Kerkelijke instanties Welzijnsinstellingen Zorginstellingen Mantelzorgers Platform Mantelzorg De gemeente Appingedam wil, naast het huidige beleid op het gebied van de mantelzorg, extra inzetten op voorlichting voor mantelzorgers. Dit kan gerealiseerd worden door het platform mantelzorg halfjaarlijks bijeenkomsten te laten organiseren voor deze doelgroep. Deze halfjaarlijkse bijeenkomsten moeten geëvalueerd worden door de aanwezigen een enquête in te laten vullen. Aan de hand van deze evaluatie kan beoordeeld worden of er progressie zit in de tevredenheid van de mantelzorgers en in de opkomst tijdens deze bijeenkomsten. Vanaf het jaar 2008 dienen er jaarlijks twee informatiebijeenkomsten plaats te vinden. Op 1 januari 2010, na 4 informatiebijeenkomsten kan geëvalueerd worden hoe de opkomst en de tevredenheid tijdens deze bijeenkomsten is, aan de hand daarvan kunnen doelen gesteld worden voor de jaren 2010 en 2011. Om overbelasting van de mantelzorger en de betrokken familie en vrienden te voorkomen heeft de gemeente Appingedam tevens de intentie om mantelzorgers meer te ondersteunen door bijvoorbeeld mensen te begeleiden bij het organiseren van de benodigde zorg. Het steunpunt mantelzorg zal hier een rol in kunnen vervullen. Tevens zal er gekeken moeten worden op welke wijze andere instellingen zoals zorginstellingen hierin een rol kunnen spelen. Een voorwaarde voor het uit kunnen voeren van bovenstaande is het bereiken van de mantelzorgers. Daarom zal de gemeente sterk in zetten op het via de media en huis aan huis informatie mensen bewust te maken van het fenomeen mantelzorg en de daarvoor beschikbare ondersteuning.
12
Resultaat: Meer zicht op de mantelzorgers in de gemeente Appingedam en een stijging van 25%, tussen 2008 en 2010, in het aantal mantelzorgers dat de georganiseerde bijeenkomsten bijwonen. Vrijwilligers De landelijke trend van het afnemend aantal vrijwilligers vindt ook de gemeente Appingedam zorgwekkend. Om die reden wil de gemeente meer nadruk leggen op het stimuleren van vrijwilligerswerk, omdat vrijwilligerswerk een onmisbaar deel van de ‘zorgzame samenleving’ vormt. De gemeente Appingedam streeft hierbij de volgende doelen na. Vergroten van het aantal vrijwilligers Ondersteuning en scholing van vrijwilligers Het creëren van maatschappelijke stages Werven van meer vrijwilligers jonger dan 55 Om bovenstaande doelen te concretiseren wordt er in 2008 een notitie vrijwilligerswerk opgesteld waarin inzichtelijk gemaakt wordt hoeveel vrijwilligers er in de gemeente aanwezig zijn en in welke organisaties vrijwilligers werkzaam zijn. Deze notitie moet voor 1 januari 2009 gereed zijn. De gemeente Appingedam wil in deze notitie ook onderzoeken of het mogelijk is om het huidige steunpunt mantelzorg uit te breiden met ondersteuning van vrijwilligers. Resultaat: Een notitie vrijwilligerswerk waar in concrete resultaten worden uitgewerkt voor de genoemde doelen.
13
4.2
Zorgzame samenleving (Civil society)
Voor het welslagen van de WMO is de versterking van de zorgzame samenleving belangrijk. Dit kan alleen in dialoog met inwoners en hun organisaties. Het is belangrijk om samen een visie uit te werken, wat wordt wel en niet tot het begrip gerekend, waarom is een sterkere zorgzame samenleving belangrijk voor de gemeente, hoe en met welke middelen kan de zorgzame samenleving versterkt worden en welke groepen of thema’s behoeven specifieke aandacht? De zorgzame samenleving in een oogopslag: Eigen kracht en mede verantwoordelijkheid centraal Burgerparticipatie
Overheid is voorwaardenscheppend
Algemene voorzieningen bereikbaar en betaalbaar
Samenhangende voorzieningen
Mantelzorgers en vrijwilligers
Samen leven en opgroeien
Welzijnsinstelling geeft antwoord op de vraag
In een zorgzame samenleving zijn burgers lid van en werken samen in één of meer netwerken of verbanden. Denk hierbij aan werk, familie, sport, muziek, scholen, kerken en moskeeën, buurthuis, vereniging, politieke (actie)comités. De zorgzame samenleving is de optelsom van al die non-profit en niet-overheid organisaties en verbanden. Burgers zijn in meerdere of mindere mate actief in de samenleving. Dat kan zijn in kleinschalige burgerinitiatieven maar ook als vrijwilliger bij een maatschappelijke organisatie. De diversiteit aan mogelijkheden om deel te nemen aan de samenleving verschilt per gemeente. In het algemeen geldt, hoe meer divers de mogelijkheden en hoe hoger de deelname, des te hoger de ‘beurskoers’ van het lokaal sociaal kapitaal en daarmee de veerkracht van de samenleving. Netwerken, verbanden en voorzieningen zijn dus essentieel op lokaal niveau. Onderling vertrouwen en sociale relaties zijn in de deelname aan de lokale samenleving sleutelbegrippen. De verantwoordelijkheid en de kracht van de samenleving komt hierin tot uiting.
14
Gezamenlijke uitdagingen, doelen of thema’s staan centraal om samen activiteiten of initiatieven te ondernemen. Daarbij wordt samen met burgers en andere betrokkenen gezocht naar een evenwichtig en adequaat aanbod van diensten en voorzieningen in de gemeente. Deels professioneel, deels op vrijwillige basis. Met andere woorden; de gemeente en burgers werken gezamenlijk aan een optimale lokale dienstverlening. Wat kunnen gemeenten doen? De overheid kan en wil niet meer de oplosser zijn van alle problemen, maar moet en wil uitgaan van de (organisatie)kracht van de samenleving. Gemeenten hebben zelf al veel instrumenten in handen om die samenleving kracht te geven. Variërend van wijkkranten, wijkplatforms, wijkpanels, wijkbudgetten, wijkplannen en wijkwethouders tot welzijnswerk en vrijwilligers- en mantelzorgsteunpunt. Gemeenten werken langs vier wegen aan het onderhoud van de zorgzame samenleving: 1. Dienstverlening: samen werken om de dienstverlening te optimaliseren 2. Promotie: promoten, erkennen en immaterieel belonen van sociaal kapitaal; 3. Ondersteuning: faciliteren door subsidies, minder regelgeving, maatschappelijke stages, maatschappelijk betrokken ondernemen en deskundigheidsbevordering; 4. Stimuleren van netwerken: een ‘uitdaging’ centraal stellen en alle partijen betrekken en motiveren. Gebruik maken van alle mogelijkheden van de samenleving zorgt voor de veerkracht van de lokale samenleving. Deelname aan de samenleving geeft vertrouwen en zorgt ervoor dat burgers minder afzijdig zullen zijn. Het zorgzame samenleving netwerk kan daarmee niet los gezien worden van het gehele netwerk dat in de gemeente een rol speelt. De gemeente Appingedam wil samen met de inwoners en organisaties van Appingedam een visie ontwikkelen voor de zorgzame samenleving in Appingedam. Daarvoor wil de gemeente Appingedam in gesprek gaan met haar inwoners en organisaties. Dit moet leiden tot een Damster beschrijving van de zorgzame samenleving die past binnen de cultuur van Appingedam. Resultaat: Een breed gedragen visie voor de zorgzame samenleving in Appingedam.
4.3
Indicering
Indicering is de basis van een gezond WMO beleid. De juiste mensen krijgen de juiste zorg in voldoende mate. Hierbij is het tevens van belang de zorg betaalbaar te houden. Indicering voor huishoudelijke hulp zal steeds vaker uitgevoerd worden door de consulentes van het WMO loket. Hierdoor wordt bespaard op dure indicatieadviezen. Sinds de invoering van de WMO is er landelijk een trend van verschuiving van HH2 naar HH1, dit wordt onder andere veroorzaakt door het feit dat in het verleden de toewijzing HH1 of HH2 een verantwoordelijkheid was van de thuiszorgorganisatie, het CIZ indiceerde uitsluitend dat er behoefte was aan huishoudelijke hulp en voor hoeveel uur. De thuiszorgorganisaties koppelden de ingezette hulp aan de ingezette medewerker en niet aan de hulpbehoefte van de cliënt. Doordat de indicatie nu wel volledig aan de cliënt gekoppeld is leidt dit tot de genoemde verschuiving. In de gemeente Appingedam doet deze verschuiving zich in mindere mate voor dan in de rest van het land. Wel moet er op individueel niveau actief gekeken worden of de verschuiving van HH2 naar HH1 terecht is.
15
Indicering geschied op basis van protocollen zoals deze ook al gehanteerd werden door het CIZ en op basis van de vastgestelde WMO verordening en het verstrekkingenboek. De gemeente gaat onderzoeken of de protocollen van het CIZ in voldoende mate aansluiten bij de lokale situatie en of het lokale beleid ten opzichte van indicering aansluit bij de huidige visie op de zorg. Jaarlijks zal geëvalueerd worden of de gemeentelijke visie op de zorg nog aansluit bij het vastgestelde beleid. Door bijvoorbeeld een veranderende samenstelling van de bevolking door toenemende vergrijzing kan er door de gemeente voor gekozen worden om een hogere eigen bijdrage te gaan vragen aan cliënten met een hulpvraag of er kan besloten worden strengere regels te hanteren voor indicatie, waardoor er minder mensen in aanmerking komen voor de individuele voorzieningen die onder de WMO vallen. Ook door het verleggen van prioriteiten in het kader van de WMO kunnen er wijzigingen in het beleid van de gemeente ten aanzien van indicatie optreden. Tot slot zal er onderzocht worden of de huidige manier waarop het proces rond indicatie verloopt de snelste, effectiefste en efficiëntste manier van indiceren is. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek wordt bekeken wat een goede verhouding is tussen indicatiestelling door externe bureaus en/of door medewerkers binnen de gemeente. Resultaat: Een jaarlijkse evaluatie van het gehanteerde indiceringbeleid en bijbehorende financiële gevolgen.
16
5.
Financiën
In deze financiële paragraaf richten we ons vooralsnog op de middelen die nieuw zijn voor de gemeente. Het betreft hier met name de middelen met betrekking tot Huishoudelijke hulp en CVTM. De middelen met betrekking tot de voormalige WVG voorzieningen worden op dit moment buiten beschouwing gelaten. Bij de herijking van het huidige beleid zullen deze middelen meegenomen worden. Budget Het beschikbare budget voor de WMO zal met ingang van 2008 stijgen naar € 1.445.564,- ten opzichte van € 1.407.603,-voor 2007. Voor 2009 zal het budet stijgen naar € 1.626.392,- Dit is een gevolg van de wijziging van de toekenningssystematiek. Het budget voor 2007 is toegekend op basis van historische cijfers uit 2005. Het budget voor 2008 en verder is toegekend op basis van objectieve kenmerken van de gemeente zoals aantallen 75+ Speerpunten Voor de genoemde speerpunten zijn financiële middelen benodigd. Het budget voor 2008 en verder bied hiervoor de ruimte. Voorgesteld wordt voor 2008 € 30.000,- en voor 2009 € 50.000 beschikbaar te stellen voor invulling van de genoemde speerpunten. In de uitwerkingsplannen van de afzonderlijke speerpunten zal een juiste verdeling hiervoor gemaakt worden. Met ingang van 2009 zal er sprake zijn van een restant budget, dit zal in eerste aanleg dienen als buffer bij een eventuele stijging van de kosten. De WMO is een open einde regeling hetgeen inhoudt dat tekorten en overschotten ten laste dan wel ten gunste van de algemene middelen blijven. 2007 In 2007 wordt een nihil tekort voorzien, dit wordt onder andere veroorzaakt door een lage verwachting van de te ontvangen eigen bijdrage. Het is zeer goed mogelijk dat deze uiteindelijk hoger uitvallen waardoor een overschot zal ontstaan. In de bijlage treft u een overzicht van de verwachte kosten voor 2007 afgezet tegen de bijdrage van het rijk in 2007 en de verwachte kosten 2008 afgezet tegen de inkomsten van het rijk. Doordat bij de opstelling van de begrotingen 2007 en 2008 de exacte bijdragen van het rijk nog niet bekend waren wijkt dit van elkaar af. Uitvoeringskosten Dit budget is bestemd voor de apparaatskosten die voortvloeien uit de uitvoering van de WMO. Hierbij valt te denken aan de uitvoering van de PGBregeling, de opstelling van het WMO-plan, de indicatiestelling voor de WMO, het contracteren van aanbieders, het doen van cliënttevredenheidsonderzoek en dergelijke. In de bijlage treft u een overzicht van deze kosten voor 2007 en 2008. Het door het rijk beschikbaar gestelde budget voor de uitvoeringskosten WMO is niet toereikend. op landelijk niveau vindt hierover al discussie plaats tussen VNG en VWS. Binnen het totale budget van de WMO in Appingedam is er voldoende ruimte om de tekorten op de uitvoeringskosten op te vangen. Dat wil niet zeggen dat het niet van belang is dat het rijk voldoende middelen beschikbaar stelt voor de uitvoeringskosten. Als in de toekomst de kosten van de zorg gaan stijgen kan dit alsnog tot financiële problemen leiden.
17
6.
Wonen, Welzijn en Zorg
Zoals vermeld in de inleiding maakt de WMO onderdeel uit van de grote beleidsparaplu Wonen, Welzijn en Zorg. WWZ
WMO
6.1
Ouderen
Jongeren
Huisvesting
Inleiding
De laatste jaren is er veel in beweging rond de thema’s wonen, welzijn en zorg. Een heroriëntatie op deze beleidsvelden is aan de orde, door: • veranderende wetgeving (WMO); • nieuwe generaties ouderen met hun nieuwe opvattingen over wonen, welzijn en zorg en hun veranderende behoefte aan ondersteuning en voorzieningen; • het bijna onbetaalbaar worden van de zorg in relatie tot een sterk stijgende vraag door een vergrijzende samenleving, die een andere inrichting en een integrale benadering van deze vraagstukken vereisen; • het ingezette herstructurering van de woningvoorraad.
6.2
Beleidskader voor Appingedam
‘Samenhang en verbinding’ is het leidend motief voor de komende jaren. We willen sturen op samenhang en verbinding tussen werksoorten, in het aanbod van activiteiten en in het signaleren en aanpakken van problemen. Maar we willen zelf ook samenhangend en integraal sturen op de realisatie van onze welzijnsdoelen. En ten slotte wordt het in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) een belangrijke opgave om samenhang in het aanbod aan voorzieningen en maatwerk op individueel niveau te realiseren. Wonen De corporaties zullen, in samenwerking met een regisserende en een voorwaardenscheppende overheid, zorgdragen voor een goede leefomgeving en een adequate woningvoorraad, die aansluit bij de behoefte van mensen en de daarbij horende gemeenschappelijke voorzieningen (wonen afgestemd op de levenscyclus). Voorwaarden moeten worden gecreëerd om optimaal welzijnsdiensten en zorg te kunnen verlenen in een sterk extramuraal georiënteerde markt. Van zorginstellingen mag worden verwacht dat zij, eveneens in samenwerking met een regisserende en voorwaardenscheppende overheid, zich optimaal zullen inzetten om kwaliteit en kwantiteit van zorg te leveren, inclusief de daarbij horende (fysieke) voorzieningen. De overheid is aangewezen om dit proces te regisseren en te faciliteren en een voorwaardenscheppende rol te vervullen. Gezien de toenemende concurrentie tussen de instellingen, die ook door de Rijksoverheid wordt gestimuleerd, is dit geen eenvoudige rol. Zorg Daarnaast kiest Appingedam er voor om knooppunt in de regionale zorgdienstverlening te willen zijn. Dat betekent dat wij in principe zullen meewerken aan de vestiging in Appingedam van zorginstellingen met hun verschillende voorzieningen, vanuit het belang voor onze inwoners en die van de regio. Een dergelijke functie heeft Appingedam altijd al gehad en het gemeentebestuur wil dat versterken. Ook vanuit het perspectief van werkgelegenheid. Dit zal onder meer zijn effecten kunnen hebben op onze houding inzake gewenste wijzigingen van bestemmingsplannen.
18
Welzijn Het welzijnswerk dient in dit proces ingezet te worden om de keten te versterken en om vooral preventief te werken met betrekking tot het inzetten van zorg. De organisatie van en verantwoordelijkheid voor de welzijnsactiviteiten dienen daar te liggen waar de belangen het grootst zijn. Daarnaast dienen kennis en organisatievermogen maximaal benut te worden, om een zo hoog mogelijke kwaliteit te realiseren en zo efficiënt mogelijk te werken. De organisatie van mantelzorg en vrijwilligerswerk komt bijvoorbeeld voor een nadere beschouwing in aanmerking. Vraag en aanbod De algemene inzet is een ontwikkeling naar vraaggericht werken en niet aanbodgericht. Daarbij is het handhaven van bestaande instituties geen doel op zich. Doelmatigheid en efficiëntie genieten de voorkeur. De vraag is zeer divers geworden: van zelfstandig wonen met een minimum aan extra voorzieningen (bijvoorbeeld op het gebied van vervoer en boodschappendiensten), tot woonprojecten met intensieve zorg en begeleiding. Er dient een nauwe koppeling tot stand gebracht te worden met voorzieningen voor sociaal werk, vrijetijdsbesteding en sociale activering. Voor iedereen zijn op dit moment al reële mogelijkheden gecreëerd om deel te nemen aan activiteiten in de woonomgeving. Zo wordt voorkomen dat bepaalde bewonersgroepen Appingedam verlaten omdat bepaalde vormen van zorg ontbreken vanwege een gebrekkige relatie met activering en welzijn. (Appingedam profileert zich daarom als vestigingsplaats voor een breed scala aan zorginstellingen). Loket De overheidsfuncties in dit proces, zoals indicatiestelling en een goede bereikbaarheid van zorg en voorzieningen, vragen een goede inbedding en logistiek. Een gang van de ene instelling naar de andere moet zo veel mogelijk worden vermeden. Een CWI-achtige filosofie spreekt ons aan. Eén plek (´loket´) waar de consument naar toe kan en waar alle betrokkenen bereikbaar zijn. Uiteraard met inachtneming van ieders verantwoordelijkheid. Omdat deze benadering niet in een handomdraai is te realiseren vraagt dit van partijen beweeglijkheid en continuïteit. Om het gewenste resultaat te bereiken is samenwerking met bekende regionale partijen van het grootste belang. Ook zij hebben een belang, omdat zonder de extramuralisering van de zorg en zonder het benutten van het gemeentelijk loket als gedeeltelijke toegang daartoe, hun overlevingskansen afnemen. Deze activiteiten zijn ook kwetsbaar omdat instellingen zich in een aanbesteding steeds weer moeten bewijzen. Ook behoud van werkgelegenheid en continuïteit en herkenbaarheid bij de consument zijn belangrijke criteria.
Overdiepterrein met Woonzorgzone
19
7.
Herijking huidig beleid
De positie van de gemeente Appingedam verandert. Ook voor het sociale beleid geldt dat enerzijds de samenwerking in de regio steeds belangrijker wordt. Tegelijkertijd is er de opgave om op gemeentelijk niveau meer samen te werken, met bewoners en met partners en om daarin een duidelijke rol te nemen. Voor het WMO beleid gaat het om het ontwikkelen van stuurkracht; het maken van keuzes en daarop sturen. Daarnaast het leggen van verbindingen en het positioneren van voorzieningen of projecten. Die andere aanpak stelt andere eisen aan de ambtelijke organisatie, maar ook aan de uitvoerende partijen. Ambtelijk zal er meer in projecten gewerkt worden om ontwikkelingen te initiëren. Partijen in het veld zullen meer moeten samenwerken; soms met partijen die op een andere schaal opereren. Die ontwikkeling maakt een strategische heroriëntatie voor de uitvoerende partijen nodig en vraagt andere competenties van ambtenaren. Bovenstaande herijking is de afgelopen periode al ingezet bij twee projecten: Woonservice zone (samenwerking Marenland, Fivelland, ASWA, SGBA en gemeente) Samenwerking Noorderpoortcollege en ASWA. Deze projecten zijn goede voorbeelden van organisaties die elkaar gezocht en gevonden hebben en in samenhang met elkaar bezig zijn om verbinding te leggen tussen elkaars activiteiten. Het is de bedoeling om de komende 4 jaar op het terrein van de WMO meer van dergelijke projecten te starten. Bij de herijking van het beleid zal bij elk onderwerp de vraag gesteld moeten worden: “Wat draagt deze voorziening of subsidie bij aan het zelforganiserend vermogen van onze burgers”. De herijking van het WMO beleid per prestatieveld uitgevoerd worden, hierbij moet ook gekeken worden naar die delen van beleidsterreinen die buiten de WMO vallen. De planning voor de herijking is als volgt: Beleid prestatieveld 1 2 3 4 5 en 6 7,8 en 9
Moment 2008 Bij vaststelling nota lokaal onderwijs en jeugdbeleid eind 2007 2e halfjaar 2009 1e halfjaar 2009 2009 2010
Doel: De komende periode te komen tot een volledige herijking van al het beleid van de negen prestatievelden in de WMO.
20
Bijlage 1 Inventarisatie huidig beleid prestatievelden WMO
21
PRESTATIEVELD 1: LEEFBAARHEID EN SOCIALE SAMENHANG 1.1
Omschrijving
Het prestatieveld 'bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten', is ruim en breed geformuleerd. De gemeente heeft dan ook een grote vrijheid om hier lokaal invulling aan te geven en prioriteiten te stellen.
1.2
Huidig beleid
Regionaal: In het kader van de gebiedsgerichte aanpak (samenwerkingsverband tussen provincie en de acht noord-Groninger gemeenten) wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen van nieuwe woon/zorg/welzijn vormen voor ouderen. De provincie Groningen heeft in samenwerking met de gemeenten een sociale agenda opgesteld voor de jaren 2007-2011. Deze sociale agenda wordt praktisch vertaald in het programma “gebieds gericht werken”, dat per regio wordt vastgesteld in overleg met alle gemeenten. Eén van de thema’s betreft wonen en mobiliteit. In 2007 zal gewerkt worden aan het opstellen van een projectenprogramma voor 2008. In de voorliggende jaren was er onder andere aandacht voor het opzetten van multifunctionele centra en steunstees. Lokaal: Onder het huidige beleid, dat onder prestatieveld 1 valt, vallen de volgende lokale (beleids)onderwerpen: Sport De gemeente Appingedam is van mening dat deelname aan het sport- en verenigingsleven voor iedereen mogelijk moet zijn en beoogt dit te bereiken door subsidiering van sportverenigingen, het verstrekken van onderhoudsbijdragen, het exploiteren van sportvoorzieningen en deelname aan het project breedtesport. Ook ontvangt de gemeente subsidie voor deelname aan het BOS-project. De aandacht vanuit de volksgezondheid gaat vooral naar het stimuleren van sport door het Groninger sportmodel, Bos-activiteiten en het beschikbaar stellen van €7 per jeugdlid aan sportverenigingen. Speeltuinen/- plaatsen De gemeente Appingedam wil voldoende en veilige speelgelegenheden bieden voor de omwonende jeugd. Kinderen moeten op een redelijke afstand van hun huis voldoende speeltoestellen voor handen hebben en zij mogen er van uit gaan dat de speelgelegenheden die worden aangeboden veilig in het gebruik zijn. In de gemeente Appingedam zijn 17 speelplekken, inclusief de speeltuin De Stammenhof. Sociale alarmering en maaltijdvoorziening In het verleden werd sociale alarmering door de gemeente gesubsidieerd. Bij het opgaan van deze voorziening in het ziekenfonds is deze subsidie beëindigd. De drie zorgaanbieders bieden dit wel aan. De maaltijdvoorziening is een commerciële activiteit die door verschillende partijen wordt aangeboden en die niet door de gemeente gesubsidieerd wordt.
22
Kunst en cultuur Appingedam kent een bescheiden basispakket aan culturele voorzieningen/activiteiten dat door de gemeente gesubsidieerd wordt. Het beleid is erop gericht dit basispakket in stand te houden. Diverse culturele organisaties hebben zich verenigd in het Cultureel Platform om samenwerking te zoeken, activiteiten op elkaar af te stemmen en nieuwe projecten te ontwikkelen. Lokaal wordt een extra stimulans gegeven aan de initiatieven tot samenwerking, door ondersteuning van het Platform. Appingedam participeert daarnaast in het Regionaal Cultuurplan Noord-Groningen (RCP) 2005-2008. Door deel te nemen aan het Regionaal Cultuurplan NoordGroningen wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van de culturele infrastructuur. In CRETA (Cultuur, Recreatie, Toerisme Appingedam)-verband is in 2005 een activiteitenplan ontwikkeld met nieuwe activiteiten en toeristische producten (cultuurtoerisme) voor de komende jaren. Door uitvoering van het activiteitenplan van CRETA wordt een bijdrage geleverd aan het stimuleren van het cultuurtoerisme, dit is vastgeleged in de kernnota cultuurtoerisme die in 2008 geactualiseerd zal worden. Voor de bevordering van kunstzinnige vorming van de Damster bevolking neemt de gemeente deel aan het Instituut voor amateuristische kunstbeoefening (IVAK). Met ingang van 2006 is het aantal klokuren met 2,5 uitgebreid onder meer ten behoeve van leerlingen van de muziekkorpsen. Bibliotheken De gemeente Appingedam wil de bibliotheekvoorziening in Appingedam kwalitatief instandhouden. De bibliotheek ontvangt van de gemeente subsidie op basis van vastgestelde prestatie indicatoren. Bibliotheek vernieuwing Het rijk heeft voor de komende periode opnieuw middelen beschikbaar gesteld voor bibliotheekvernieuwing. De gemeenteraad van de gemeenten Appingedam heeft in 2005 een verklaring afgegeven om voor deze middelen in aanmerking te komen. De gemeenten Bedum, Ten Boer, Loppersum, Delfzijl en Appingedam hebben in de zomer van 2005 een inventarisatie laten maken over de rol van gemeenten als opdrachtgever en mogelijke samenwerkingsvormen. Als eerste is gekozen voor samenwerking rond basisonderwijs en het cultureel ondernemersschap. De clustervorming is in 2006 verder opgepakt met als doel te komen tot 1 bibliotheekorganisatie voor de 5 gemeenten. Overige De gemeenten Appingedam ondersteunt de Wereldwinkel door gebruik van derde wereldproducten binnen de organisatie en steunt, in beperkte mate, hulpacties in het buitenland of projecten in Appingedam. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan de bewustwording van de Damster bevolking ten aanzien van mondiale ontwikkelingen op het gebied van vrede, veiligheid en armoede.
23
In de gemeente Appingedam is een museum aanwezig. De doelstelling die men nastreeft is een zo breed mogelijk publiek informeren en enthousiasmeren over Appingedam en omgeving met de nadruk op stadstopografie en stadsontwikkeling. In het nieuwe beleidsplan 2006-2010 van het Museum “Stad Appingedam” is bovenstaande nieuwe doelstelling vastgelegd. Het museum wil een vaste opstelling over de stadsontwikkeling realiseren en met een nieuwe entree de bereikbaarheid vergroten. Tot slot maakt de gemeente Appingedam gebruik van Leader subsidie. De Leader subsidie heeft tot doel het bevorderen van de leefbaarheid op het platteland. Deze subsidie is geïntegreerd in het provinciaal meerjaren programma zoals vastgesteld door de provincie. Jaarlijks reserveert de gemeente Appingedam een bedrag van € 45.000,- als aanvulling op de beschikbaar gestelde subsidie. Tot op heden is deze subsidie vooral gebruikt voor cultureel/toeristische projecten. Maatschappelijk en sociaal cultureel welzijn In de subsidieverordening maatschappelijk en sociaal-cultureel welzijn is aangegeven dat instellingen die activiteiten ondernemen op het gebied van welzijn die het belang van de gemeente en/of inwoners dienen, in aanmerking kunnen komen voor een gemeentelijke subsidie. Per jaar stelt de Raad een maximumbedrag voor welzijnssubsidies vast en per jaar wordt er in een toelichting op de gemeentebegroting de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag per welzijnsgebied bepaald. Om voor een subsidie in aanmerking te komen dienen instellingen aan de volgende eisen te voldoen: 1. de activiteiten van de aanvrager dienen gericht te zijn op de gemeente of komen ten goede aan ingezetenen van de gemeente 2. de gelden dienen in voldoende mate besteed te worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld. 3. de instellingen dienen zonder de subsidie niet over voldoende middelen te beschikken. 4. de subsidieverstrekking moet passen binnen het maatschappelijk en sociaal- cultureel welzijnsbeleid van de gemeente. Het college van B en W geeft in beleidsregels nader aan op welke gebieden van welzijn de verordening van toepassing is. Hierdoor zijn zij in staat om het subsidieproces te sturen in de gewenste richting. Een aantal subsidies wordt structureel verstrekt en hiernaast worden er ook incidentele subsidies vertrekt die bestemd zijn voor eenmalige activiteiten of startende activiteiten. Door het realiseren van een samenhangend stelsel van welzijn en sociale voorzieningen wil de gemeente Appingedam bijdragen aan een goed woon- en leefklimaat voor haar inwoners. Hierbij wordt door middel van participatie de sociale structuur versterkt. Van belang voor de sociale structuur zijn ook de buurtverenigingen en zelforganisaties. De gemeente subsidieert drie buurtverenigingen, drie organisaties van de Turkse en Molukse gemeenschap en de interculturele vrouwenwerkgroep. Met de organisaties van minderheden vindt 2 x per jaar overleg plaats over activiteiten, maar ook over het wonen in Appingedam (signalen over discriminatie, samenwerking met andere organisaties e.d).
24
Volkshuisvesting De gemeente Appingedam wil (samen met haar partners op het gebied van de volkshuisvesting) zorgen voor een gedifferentieerd woningaanbod en een kwalitatief goede woonomgeving. De woningvoorraad in Appingedam kenmerkt zich door een onevenwichtige verhouding tussen koop- en huurwoningen en een aanzienlijk te klein aantal senioren woningen. Veel van de, vaak goedkope, huurwoningen voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Vanaf 2002 is de herstructurering woningvoorraad volgens het Woonplan Appingedam in gang. Ten behoeve van de uitvoering van het woningplan hebben de woningbouwcorporaties en de gemeente Appingedam een convenant ondertekend. In een periode van 10 jaar wordt de woningvoorraad geherstructureerd. In deze periode zullen plusminus 900 woningen aan de voorraad worden onttrokken en ongeveer 1200 woningen nieuw gebouwd. Hiermee wordt beoogd de woongebieden in Appingedam op peil te brengen en te houden Door het geven van extra impulsen aan verbeteringen in de omgeving wil de gemeente komen tot het optimaliseren van de stedenbouwkundige structuren van de stad en de bouwkundige kwaliteiten van de woonbebouwing. Er is achterstand in het kwaliteitsniveau van het stedelijk gebied. Dit uit zich met name in ruimtelijke zin het meest in Opwierde en het centrum. Er zijn tal van initiatieven ontplooid om ontwikkelingen te begeleiden met het doel de achterstanden in de bebouwde en onbebouwde omgeving in te lopen en de sociaal/economische situatie van het centrum te verbeteren/versterken. Armoedebeleid In de gemeenschappelijke regeling ISD Noordoost zijn alle bevoegdheden inzake de WWB overgedragen aan de ISD Noordoost. Er is een uitzondering gemaakt voor de Bijzondere Bijstand / Minimabeleid. Dit beleid wordt bepaald door de afzonderlijke drie gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum. De uitvoering wordt verzorgd door de ISD Noordoost. Om deze afspraken tussen de ISD Noordoost en de drie gemeenten ook formeel goed te regelen is een uitvoeringsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is geregeld dat de beleidsvoorbereiding van het beleid Bijzondere Bijstand / Minimabeleid ook door ISD Noordoost wordt uitgevoerd met als uitgangspunt dat het beleid wordt geharmoniseerd. Recentelijk hebben zowel de raad van Appingedam als die van Loppersum ingestemd met de harmonisatie van het minimabeleid. Voor Appingedam heeft dat de volgende beleidswijzigingen tot gevolg gehad: • Inzake draagkrachtberekening, controle op bestedingen bijzondere bijstand en hanteren verstrekkingenboek is besloten om voor alle gemeenten het kalenderjaar als periode voor de draagkrachtberekening te hanteren. •
Inzake Regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen is besloten is om tot herijking van de regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen te komen door ingaande 2007 iedere chronisch zieke, gehandicapte of oudere jaarlijks € 150,- te verstrekken. Dit is tot nu toe € 85,-.
•
Inzake de regeling die participatie stimuleert is besloten om tot herijking te komen door het bedrag per persoon (zonder maximum) te stellen op € 150,-.
25
•
Inzake de regelingen voor schoolgaande kinderen is besloten om de regeling schoolgaande kinderen in Appingedam opnieuw in te voeren en daarbij het bedrag voor schoolgaande kinderen (13 t/m 17 jaar) te stellen op € 85 per jaar en voor schoolgaande kinderen (t/m 12 jaar) te stellen op € 50 per jaar en het Startpakket Voortgezet Onderwijs van € 100 te gaan verstrekken.
•
Inzake de inkomensgrens voor draagkrachtberekening is besloten om tot herijking over te gaan in 2007 door draagkracht te berekenen vanaf een inkomensgrens van 115% van de toepasselijke WWB norm.
•
Om het niet – gebruik tegen te gaan en het gebruik van de Regeling Chronisch zieken en gehandicapten en ouderen te stimuleren is besloten om in 2007 alle WMO – gebruikers persoonlijk aan te schrijven en een eenvoudige aanvraagprocedure in te voeren en nader onderzoek te doen naar de omvang van de doelgroep 65+ ers en op basis van de uitkomsten voor het eind van 2007 aanvullende voorstellen doen om het niet – gebruik van deze doelgroep te verminderen.
•
Om het niet – gebruik bijzondere bijstand en minimabeleid terug te dringen is besloten om het gebruik van bijzondere bijstand en minimabeleid te stimuleren door in 2007 aantrekkelijk foldermateriaal te (laten) ontwikkelen en de hele doelgroep voor minimabeleid persoonlijk te benaderen.
Educatie Een aantal mensen heeft ondersteuning nodig om op een goede manier te kunnen leven in de woonomgeving. Een goede schriftelijke en uitdrukkingsvaardigheid is daarbij onmisbaar. Via trajecten bij het ROC kunnen deze mensen zowel individueel als in groepen zich deze benodigde vaardigheden aanleren.
26
PRESTATIEVELD 2: PREVENTIEVE ONDERSTEUNING JEUGD 2.1
Omschrijving
Het prestatieveld 'op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden' heeft betrekking op de in een gemeente wonende jeugdigen – en in voorkomende gevallen hun ouders – bij wie sprake is van een verhoogd risico als het gaat om ontwikkelingsachterstand of uitval zoals schooluitval of criminaliteit, maar voor wie zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg niet nodig is dan wel voorkomen kan worden. Dit beleidsterrein geldt als aanvulling op in andere wetgeving, zoals de Wet collectieve preventie volksgezondheid (WCPV) en de Leerplichtwet, vastgelegde taken. De gerichte preventie moet bestaan uit informatie en advies, het signaleren van problemen, toegang tot het hulpaanbod, licht pedagogische hulp en coördinatie van zorg.
2.2
Huidig beleid
De preventieve ondersteuning van jeugd maakt onderdeel uit van het lokaal onderwijs- en jeugdbeleid. De beleidsvorming op dit terrein zal dan ook plaats vinden in de nota lokaal onderwijs en jeugdbeleid. Na gereedkomen van bovengenoemde nota zal deze toegevoegd worden aan dit WMO beleidsplan.
27
PRESTATIEVELD 3: INFORMATIE, ADVIES EN CLIËNTENONDERSTEUNING 3.1
Omschrijving
Dit prestatieveld, het geven van informatie en advies en cliëntondersteuning, kan zowel een algemene als een individuele component hebben. Met 'geven van informatie en advies' wordt gedoeld op activiteiten die de burger de weg wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning. Het kan hierbij zowel gaan om algemene voorzieningen zoals (voldoende) informatiepunten, als om meer specifieke voorzieningen zoals een individueel advies, of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag.
3.2
Huidig beleid
WMO-Loket De gemeente Appingedam heeft binnen de nieuwe integrale balie publiekszaken een WMO loket ingericht om te voldoen aan de wettelijke taak die zij heeft op het gebied van het geven van informatie en advies en op het gebied van het in behandeling nemen van WMO -aanvragen. Eén van de medewerkers van de afdeling publiekszaken kan waar nodig de WMO consulenten ondersteunen en vervangen. Er is gekozen voor de invoering van het klantvolgsysteem Vraagwijzer RIS van Inforing. In dit systeem worden alle gegevens van de WMO cliënten opgenomen. Informatiepunt In het gebouw van de ASWA is het informatiepunt Opwierde gevestigd. Dit informatiecentrum is in eerste aanleg bedoeld om mensen te informeren over de herstructurering van de wijk Opwierde. De gemeente Appingedam is voornemens dit informatiecentrum over te dragen aan de woningcorporaties. Dit informatiecentrum wordt ook gebruikt voor spreekuren van diverse maatschappelijke organisaties. INVIS De gemeente Appingedam heeft de mogelijkheid om via een geautomatiseerd systeem informatie aan te bieden op het terrein van WWZ. In deze digitale databank (INVIS genaamd) staan aanbieders vermeld met informatie over hun diensten. INVIS is in oktober 2006 in Appingedam van start gegaan. De eerste resultaten zijn positief. Een van de aantrekkelijke kanten van INVIS is dat het overal waar een internetverbinding tot stand gebracht kan worden, geraadpleegd kan worden. Ook biedt het systeem de mogelijkheid om aanbieders onderling te vergelijken (soort producten, tarieven en dergelijke). Algemeen maatschappelijk werk Op het gebied van maatschappelijke hulpverlening wordt de mogelijkheid aan burgers geboden om gebruik te maken van het Algemeen Maatschappelijk Werk en bureau raadslieden. Beoogd wordt om mensen weerbaarder te maken en te ondersteunen bij het oplossen van problemen.
28
Het algemeen maatschappelijk werk neemt deel aan de projecten 1e hulp bij huiselijk geweld, het OGGZ-netwerk, het buurtnetwerk jeugdhulpverlening, de sluitende aanpak kindermishandeling en voert taken uit in het kader van de wet op de Jeugdzorg, met name hulpverlening aan jongeren. Voor de sluitende aanpak kindermishandeling is inmiddels provinciebreed een convenant ondertekend. Met de Stichting Welzijn Delfzijl is voor de uitvoering van het algemeen maatschappelijk werk een contract voor een periode van 4 jaren afgesloten (2006-2009).
29
PRESTATIEVELD 4: MANTELZORG EN VRIJWILLIGERS 4.1
Omschrijving
Hoewel vrijwilligerswerk en mantelzorg naar inhoud en motivatie van de betrokkenen verschillen, zijn deze thema’s voor de overzichtelijkheid van het aantal prestatievelden en het feit dat de overeenkomst gelegen is in de inzet voor anderen in de samenleving, in één prestatievelden benoemd. Het zal hier als regel gaan om algemene beleidsmaatregelen, minder vaak om individuele voorzieningen, al biedt de WMO daartoe wel alle ruimte als de gemeente dat wenst te doen. Mantelzorg Mantelzorg is zorg die noodzakelijkerwijs langdurig, onbetaald en vanuit een persoonlijke betrokkenheid wordt verleend door familie, vrienden en mensen uit de naaste omgeving van hulpbehoevende ouderen, zieken of gehandicapten. Mantelzorg wordt onderscheiden van de incidentele informele hulp en het in tijdsduur meer gestructureerde vrijwilligerswerk. Vrijwilligersbeleid De vrijwillige inzet van burgers, zowel informeel en ongeorganiseerd (kleinschalig burgerinitiatief) als in georganiseerd verband (vrijwilligersorganisaties en bijvoorbeeld sport), vormt een onmisbaar deel van de ‘zorgzame samenleving’. Vrijwilligerswerk is ook bij uitstek het voertuig voor burgers om verantwoordelijkheid te nemen en niet alles van een ander of de overheid te verwachten.
4.2
Huidig beleid
Regionaal: Onder het huidige beleid, dat onder prestatieveld 4 valt, vallen o.a. de volgende regionale (beleids)onderwerpen: Versterken van de ondersteuningsstructuur vrijwillige thuishulp en mantelzorg. Dit gebeurt door het Provinciaal Coördinatiepunt Mantelzorg en Vrijwillige Thuishulp. In het kader van de WMO nemen in de provincie Groningen alle 24 gemeenten deel aan de landelijke pilot ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk met als deelthema: regionale samenwerking. De gemeente Appingedam gaat ervan uit dat de pilot in ieder geval leidt tot een duurzame structuur voor mantelzorgondersteuning in de provincie waarbij het accent ligt op goed gekwalificeerde krachten in de steunpunten op lokaal niveau met een sober provinciaal dak. Het project WWZ is in 2005 aangewezen als proeftuin in het kader van de invoering van de Wmo. Onderwerp is ondersteuning mantelzorg en vrijwilligerswerk. Dit betekent dat er extra aandacht mogelijk is voor innovatie op dit terrein. De uitwerking van de proeftuin vindt plaats op de schaal van de Regioraad. In 2006 is gestart met een inventarisatie van aanwezige mantelzorg ondersteuning per gemeente en zijn knelpunten geformuleerd. In 2007 wordt per gemeente een plan van aanpak opgesteld met daarin uitgewerkt op welke terrein de gemeenten regionale en provinciale samenwerking wensen. In de plannen van aanpak is ook ruimte ingebouwd voor het uitvoeren van experimenten zoals de mogelijkheid van het opzetten van een Zorg Advies Team mantelzorg, zoals dat voor jeugdigen in meerdere gemeenten is opgezet.
30
Mantelzorgers In het kader van de gebiedsgerichte aanpak rond sociale duurzaamheid heeft het CMO in 2003 in alle gemeenten een inventarisatie gehouden bij organisaties die een rol (kunnen) spelen op het gebied van mantelzorgondersteuning. Deze inventarisatie maakte deel uit van het provinciale Actieplan Versterking Vrijwillige Thuishulp en Mantelzorgondersteuning. In november 2003 heeft de gemeenteraad van Appingedam besloten mantelzorgondersteuning op te nemen als speerpunt in het kader van lokaal gezondheidsbeleid. Met ingang van de WMO zijn de CVTM subsidies overgeheveld naar de gemeenten. In de gemeente Appingedam worden deze middelen ingezet voor het steunpunt mantelzorg. De uitvoerende organisatie hierbij is in ieder geval in 2007 de stichting Noaberschap. Zij huren van de SWD een coördinator in die het steunpunt vorm geeft. De opdrachtgever voor het steunpunt is het platform Mantelzorg. Vrijwilligers De gemeente Appingedam kent net als andere gemeenten veel vrijwilligers. In allerlei organisaties (sport, buurtverenigingen, jeugdclubs, culturele, kerkelijke activiteiten, vakbondswerk, politieke partijen) zijn vele mensen actief. Ook professionele organisaties als verzorgings- en verpleeghuizen, welzijnsinstellingen hebben veel extra handen. Appingedam subsidieert om vraag en aanbod bijeen te brengen mede de Vrijwilligerscentrale (VCE) in Delfzijl. Deze houdt zich bezig met bemiddeling van vrijwilligers naar (vrijwilligers-)organisaties en het verstrekken van informatie en advies. Ze is promotor van vrijwilligerswerk en steeds meer ontwikkelaar. Het werkgebied van de VCE wordt gevormd door de gemeenten Delfzijl en Appingedam. De VCE is onderdeel van de Stichting Welzijn Delfzijl en maakt gebruik van een groot netwerk op welzijnsgebied. Instellingen die veel gebruik maken van vrijwilligers hebben in hun reguliere budget middelen opgenomen voor ondersteuning aan vrijwilligers in de vorm van bijvoorbeeld verzekeringen en een leuke avond of een attentie.
31
PRESTATIEVELD 5: BEVORDEREN DEELNAME 5.1
Omschrijving
Voluit gaat het hier om het 'bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem'. In dit het prestatieveld wordt gedoeld op algemene maatregelen die, zonder dat men zich tot de gemeente behoeft te wenden, ten goede kunnen komen aan een ieder die daaraan behoefte heeft.
5.2
Huidig beleid
Regionaal De regionale invulling van dit prestatieveld vindt plaats via de pilot “wonen met zorg landelijk gebied”. Om deelname aan de samenleving van mensen met een beperking te bevorderen wordt in de pilot onder andere de bereikbaarheid en aanwezigheid van welzijns- en gemaksdiensten in de kleine kernen geïnventariseerd. Ook wordt gekeken in welke mate nultreden1 woningen beschikbaar zijn en voldoen aan de (toekomstige) vraag. Lokaal Volkshuisvesting De gemeente Appingedam heeft in 2002 een woonplan opgesteld. Dit plan beslaat de periode 2002-2010. In dit woonplan zijn de volgende relevante doelstellingen verwoord: 1. De groep huishoudens in de leeftijdscategorie 55 tot 65 jaar moet beter aan Appingedam gebonden worden. Juist voor deze groep moeten voldoende goede woningen en woonmilieus voorhanden zijn. Dit is de groep die het sterkst in omvang toeneemt. 2. Senioren moeten goed kunnen wonen. Al in 2002 is er een tekort aan voor senioren geschikte woningen, zowel in de huur- als in de koopsector. Dit tekort loopt op tot circa 600 woningen in 2010. 3. Appingedam moet aantrekkelijk blijven voor gezinnen. Dit is noodzakelijk voor een evenwichtige bevolkingsopbouw en een blijvend voldoende draagvlak voor voorzieningen. Appingedam heeft in de woonwijken veel kleinschalige woonvormen van NOVO en Opmaat als gevolg van de vermaatschappelijking van de zorg. Bewoners van deze voorzieningen maken ook gebruik van algemene voorzieningen. Ouderenbeleid Een van de beleidsdoelen in het ouderenbeleid is het bevorderen van de deelname van ouderen aan de maatschappij. Ontmoeting bij activiteiten is hierbij een van de belangrijkste middelen. De activiteiten worden voor een belangrijk deel door de ouderen zelf georganiseerd. Inzet is niet alleen deelname aan activiteiten, maar ook zelf activiteiten organiseren.
1
Een nultreden woning is een woning waarbij alle basisvoorzieningen, woonkamer, slaapkamer, sanitair en keuken gelijkvloers gesitueerd zijn en er geen drempels in de woning zijn.
32
Aanpassing Openbare ruimte In de gemeentelijke begroting is een bedrag opgenomen van € 35.000 voor het versneld wegnemen van belemmeringen voor gehandicapten in de openbare ruimte. De gehandicaptenraad in de gemeente Appingedam kan voorstellen doen voor de besteding van deze middelen. Daarnaast wordt dit budget waar nodig ingezet door de afdeling realisatie. Aanpassing Openbaar vervoer Op landelijk niveau hebben het Ministerie van VWS en de VNG afspraken gemaakt over toegankelijk busvervoer en haltevoorzieningen in 2010. Hiermee wordt o.a. uitvoering gegeven aan de Wet gelijke Behandeling (2003) waarin aangegeven is dat het openbaar busvervoer in 2010 in Nederland toegankelijk dient te zijn. Doelstelling is dat iedere wegbeheerder in haar gebied minimaal 46% van zijn haltes toegankelijk maakt. In navolging van onderstaande proef op lijn 65 is de gemeente Appingedam in overleg met het OV bureau om buslijn 140 aan te passen zodat WMO geïndiceerden hier gebruik van kunnen maken. In december 2005 is door de gemeenten Winsum en De Marne en het OV-bureau Groningen Drenthe een proef gestart met buslijn 65. Deze buslijn loopt tussen Zoutkamp en Groningen. Kenmerkend aan deze proef is dat Wvg-geïndiceerden uit de gemeenten Winsum en De Marne gratis met de toegankelijke buslijn mogen reizen. De bussen die op lijn 65 worden ingezet kennen een lage instap. Ook is een aantal haltes langs de buslijn aangepast. Rolstoelbussen De gemeente Appingedam verleent subsidie aan 2 rolstoelbussen. Zowel het verpleeghuis Solwerd als verzorgingstehuis Damsterheerd exploiteert een bus. Het doel van deze subsidie is het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer van de bewoners van genoemde verzorgingstehuizen en het beperken van het gebruik van het WMO vervoer. Educatie Mensen met beperkingen kunnen via trajecten bij het ROC leren om gebruik te maken van maatschappelijke voorzieningen en zo deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer.
33
PRESTATIEVELD 6: VERLENEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN 6.1
Omschrijving
Dit prestatieveld beschrijft het onderdeel van maatschappelijke ondersteuning dat zich richt op individuele mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het gaat hier om individueel te verlenen voorzieningen, die aan de behoefte van het individu zijn aangepast.
6.2
Huidig beleid
Regionaal: Een aantal zaken wordt in regionaal verband georganiseerd. Het betreft het WMO vervoer, de gezamenlijke inkoop van huishoudelijke hulp, en voorzieningen gericht op het zich verplaatsen in en rond de woning, en het gebruik van de woning. Door in regioverband gezamenlijk voorzieningen in te kopen wordt een zekere uniformiteit bereikt daar waar het gaat om het toekennen van bovengenoemde zorg en ondersteuning. WMO vervoer Gebruikers van het collectief vervoer krijgen 900 zones toegekend, te gebruiken voor ritten naar familie, winkels, huisarts, schouwburg etc. Bestemmingen die vallen onder het begrip “leven van alle dag”. Uitgesloten zijn ritten naar een medisch specialist of ziekenhuis. Deze ritten vallen onder de regeling zittend ziekenvervoer of onder de eigen ziektekostenverzekering en zijn als voorliggende voorzieningen aan te merken. Huishoudelijke zorg De regio gemeenten hebben met een drietal aanbieders van huishoudelijke zorg een leveringscontract afgesloten. Het gaat hier om Thuiszorg Groningen, Thuiszorg Oosterlengte en zorgcombinatie Fivelland/De Hoven. De contracten zijn afgesloten vooreen periode van twee jaar met optie voor verlenging met 1 jaar. Klanten kunnen voor hun diensten kiezen uit de 3 genoemde aanbieders(zorg in natura). Wanneer een klant van mening is dat een andere zorgaanbieder geschikter is of, omdat in het geval er sprake is van een herindicatie, hij de huidige aanbieder wil handhaven, niet zijnde een van de drie gecontracteerde aanbieders, dan zal hij via een persoonsgebonden budget (PGB)de zorg moeten inkopen. Voor de duidelijkheid: iedere aanvrager van huishoudelijke zorg moet wettelijk kunnen kiezen tussen zorg in natura of een PGB. Individuele voorzieningen Voor de levering van rolstoelen, woonvoorzieningen, en vervoersvoorzieningen is een contract afgesloten met een hulpmiddelenleverancier. In dit geval is dat de firma Welzorg. Lokaal: Beleidsluw 2007 Alle tot 1-1-2007 gehanteerde criteria voor het toekennen van een individuele voorziening zijn ook voor 2007 van kracht gebleven.
34
Dit heeft dus betrekking op de individuele hulpmiddelen, maar ook op de huishoudelijke zorg (met als referentiekader het document “gebruikelijke zorg”) . Uitzonderingen hierop zijn: • De hoogte van het persoonsgebonden budget (PGB): In het financieel besluit is deze gelijk gesteld aan de hoogte van de zorg in natura. Dit zijn de prijzen die uit de aanbesteding voor huishoudelijke hulp zijn gekomen. In de AWBZ bedroeg het PGB 75% van de maximaal toegestane vergoeding. De nu gekozen vorm levert een klein voordeel voor de cliënt op en is ingegeven door het feit dat op deze wijze PGB-ers en mensen die zorg in natura ontvangen, gelijk behandeld worden en de gemeente evenveel kosten. • Het PGB voor individuele (oude WVG) voorzieningen De WMO stelt dit verplicht en daarom is dit meegenomen in het financieel besluit en het verstrekkingenboek. Ook de hoogte van dit PGB is gelijk gesteld aan de hoogte van de zorg in natura zijnde prijzen die onze leverancier ons rekent voor voorzieningen. In de verordening WMO zoals vastgesteld door de gemeenteraad in 2006, het financieel besluit en het verstrekkingenboek WMO zoals vastgesteld door het college in 2006 is opgenomen wat het beleid is ten aanzien van dit prestatieveld. Voor gedetailleerde informatie verwijzen wij u naar bovengenoemde documenten. Indicatie Voor de afhandeling van een aanvraag voor een individuele voorziening is het nodig een afgewogen oordeel te formuleren over de noodzakelijkheid van toekenning ervan. Om dat oordeel te kunnen vormen, heeft de gemeenten Appingedam een contract afgesloten met SCIO-Consult te Deventer. Het betreft hier adviezen over aanvragen voor huishoudelijke zorg. Voor adviezen voor rolstoelen, woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen is tot 1 januari 2008 de GGD adviseur, na deze datum wordt de indicering voor individuele voorzieningen ook door SCIO uitgevoerd.
35
PRESTATIEVELDEN 7, 8 en 9: MAATSCHAPPELIJKE OPVANG, OGGZ, VERSLAVINGSZORG Deze prestatievelden zijn bestaande taken ten aanzien van dak- en thuislozen, vrouwenopvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg, die worden uitgevoerd door de centrumgemeente Groningen.
7
Prestatieveld 7 Maatschappelijke opvang
7.1 Omschrijving Maatschappelijke opvang omvat activiteiten bestaande uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Onder vrouwenopvang wordt begrepen het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld. 7.2 Huidige beleid Op het gebied van het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwen opvang,wordt al geruime tijd beleid gevoerd door de centrumgemeente, gemeente Groningen. De Stichting Thuisfront is een belangrijke partner in het netwerk van partijen dat zich bezig houdt met het bestrijden van huiselijk geweld. Thuisfront coördineert het overleg tussen de betrokken partijen. Dit zijn onder meer het algemeen maatschappelijk werk, politie, het bureau jeugdzorg Groningen, forensische psychiatrie en de reclassering. Thuisfront heeft een rol om er (mede) voor te zorgen dat deze organisaties goed kunnen samenwerken om zo slachtoffers en daders te helpen bij het stoppen van huiselijk geweld. Daarnaast bestaat het Advies- en Steunpunt huiselijk geweld voor informatie, steun en advies, waar cliënten zich rechtstreeks tot kunnen richten.
8.
Prestatieveld 8 Openbare geestelijke gezondheidszorg
8.1 Omschrijving Onder het bieden van openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) wordt nagenoeg hetzelfde verstaan als hetgeen in de Wet collectieve preventie volksgezondheid nu hieronder wordt verstaan. Te weten: het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Het bieden van psychosociale hulp bij rampen wordt niet in de WMO ondergebracht. Dit desbetreffende deelgebied is daarom expliciet uitgezonderd van het begrip openbare geestelijke gezondheidszorg in de WMO. 8.2 Huidig beleid De middelen voor OGGZ worden beschikbaar gesteld aan de centrum gemeente. Voor de besteding van deze middelen is, op basis van een uitgevoerde evaluatie, een visie opgesteld. In deze visie wordt voor de Eemsdelta gestuurd op verdere samenwerking.
36
De ambities van de samenwerkende gemeenten ten behoeve van het ideale OGGz netwerk is het streven naar goede en constructieve samenwerking tussen verschillende instanties (multidisciplinair), een sterke en gegarandeerde coördinatiefunctie, een integrale probleemgestuurde werkwijze en een koppeling naar andere bestaande (jeugd)zorgnetwerken, zoals het ZAT en buurtnetwerken. De 4 gemeenten ambiëren: •
• •
• •
•
9.
Meer coördinatie voor de 4 samenwerkingsverbanden. Het gaat dan om het concreet volgen van casussen. Ook zou de aansturing van samenwerking van de instellingen moet worden versterkt. Een gezamenlijke coördinatiefunctie dient centraal te staan. Strikte scheiding tussen coördinatie enerzijds en uitvoering anderzijds in de OGGz structuur. Eenduidige, uniforme wijze van cliëntregistratie en verslaglegging. Onderzoeken hoe de schakels tussen inwoners van de gemeente, sleutelfiguren uit de bevolking en hulpverleners uit het netwerk verbeterd kunnen worden. Hiertoe dient een OGGz meldpunt vooral lokaal te worden ingebed. Mensen moeten in de gemeenten weten waar ze terecht kunnen. Het is daarbij belangrijk dat het gekoppeld is aan bestaande structuren, zoals het Wmo-loket of de publieksbalie. Organiseren van scholing op het gebied van ongevraagde hulp, bemoeizorg en drang ten behoeve van de OGGz hulpverleners. Verbeteren afstemming tussen diverse lokale netwerken. Met name de afstemming met de andere zorgnetwerken (ZAT, buurtnetwerken, preventie units Voortgezet Onderwijs) hebben duidelijk een bewezen meerwaarde. Dat geldt ook voor de afstemming met Thuisfront (huiselijk geweld) en zaken aangaande ouderen- en kinderenmishandeling. Meer bestuurlijke afstemming en samenwerking zoeken op het gebied van de OGGz met de gemeenten Delfzijl, Appingedam, Eemsmond en Loppersum. Een gezamenlijke stuurgroep OGGz.
Prestatieveld 9 Ambulante verslavingszorg
9.1 Omschrijving Ambulante verslavingszorg doelt op activiteiten bestaande uit ambulante hulpverlening, gericht op verslavingsproblemen, en preventie van verslavingsproblemen, inclusief activiteiten in het kader van overlastbestrijding van overlast door verslaving. 9.2 Huidig beleid De uitvoering van de verslavingszorg is een verantwoordelijkheid van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). De financiering van hun activiteiten wordt gerealiseerd vanuit rijksmiddelen (AWBZ). Verslaving aan alcohol (45%) en harddrugs (33%) zorgen voor bijna 80% van de hulpverleningscontacten. Een deel van de cliënten wordt ingebracht in het OGGZ-netwerk voor gezamenlijke afspraken over hulpverlening en bemoeizorg. De gemeenten Appingedam en Delfzijl bekostigen gezamenlijk de methadonverstrekking in Delfzijl Vanuit Appingedam maken zo’n 14 mensen gebruik van deze voorziening.
37
10 “Prestatieveld 10” Wonen met Zorg De gemeente Appingedam participeert in de pilot Wonen met zorg landelijk gebied. In deze pilot wordt de behoefte en aanwezigheid aan woonzorgvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen voor de verschillende doelgroepen zoals ouderen en gehandicapten geïnventariseerd. In de pilot nemen 14 gemeenten uit oost en noord Groningen deel. Eenzelfde pilot is inmiddels afgerond in het stedelijk gebied waarin de overige Groninger gemeenten deelnemen plus een aantal noord Drentse gemeenten. Uiteindelijk doel van de pilot is eind 2007 te komen tot bindende afspraken met betrokken organisaties zoals de woningbouwcorporaties, welzijn- en zorginstellingen. Daar waar knelpunten worden geconstateerd is het streven via proefprojecten tot een oplossing te komen. De projecten starten naar verwachting in 2008.
38
Bijlage 2
Overzicht financiën
Overzicht verwachte baten en lasten 2007, 2008 en 2009 Baten 2007 Lasten 2007 Baten 2008 Lasten 2008 Baten 2009 Lasten 2009 Totaal 1.441.983 1.407.913 1.445.564 1.442.331* 1.626.392 1.567.475* Saldo -310 3.233 58.917 *=inclusief kosten speerpunten Overzicht uitvoeringskosten 2007 en 2008 * Uitvoeringskosten indicatie HV de herindicaties in 2007 van de overgangscliënten; afhandelen van de bezwaar- en beroepsprocedures; beheerkosten PGB's kosten realiseren Lokaal Loket Opstellen 4 jaren WMO-beleidsplan WMO-adviesraad voorlichtingsactiviteiten WMO kosten project WWZ in 2007; kosten klanttevredenheidsonderzoek Vraagwijzer (clientvolgsysteem) kosten WMO financiële administratie (formatie). Extra formatie WMO loket Beleid WMO Digitale jongerenraad Totaal
2007 24.000
2008 15.000
20.000
0
8.000 1.250 10.000 20.000 5.000 2.500 5.230 2.500 7.152
8.000 Ambtelijke inzet 0 0 0 Ambtelijke inzet 5.000 2.500 0 2.500 13.200
5.000 30.000 20.000 9.000 169.632
5.000 Ambtelijke inzet 45.000 Ambtelijke inzet 30.000 Ambtelijke inzet 5.000 131.200
39
Bijlage 3 ADL AWBZ CAK CIZ CVTM GGD GGZ HH OGGZ PGB SCP VNG VWS WCPV WMO WVG WWZ
Lijst met afkortingen
=Algemene Dagelijkse Levensbehoeften =Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten =Centraal administratiekantoor (bijzondere ziektekosten) =Centrum Indicatiestelling Zorg =Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg =Gemeentelijke Gezondheidsdienst =Geestelijke Gezondheidszorg =Huishoudelijke Hulp =Openbare Geestelijke Gezondheidszorg =Persoonsgebonden budget =Sociaal Cultureel Planbureau =Vereniging Nederlandse gemeenten =Volksgezondheid, Welzijn en Sport =Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid =Wet maatschappelijke ondersteuning =Wet voorzieningen gehandicapten =Wonen, Welzijn en Zorg
40