1
Goede zorg doen we samen Eerste ervaringen wijkteams Wmo
Inhoud Voorwoord
Yamina El Achouch Wijkteams: Centrum-Belcrum en Hoge Vucht Opleiding: Wijkverpleegkundige Vorige werkkring: Careyn Thuiszorg
Afgelopen januari werd de nieuwe Wmo van kracht. Nu we ruim een half jaar verder zijn, is het tijd om de balans op te maken en eens van de medewerkers van de wijkteams te horen hoe het gaat. Natuurlijk spreek ik geregeld deze mensen ‘in het veld’. Maar ik vind het ook belangrijk hun ervaringen met de nieuwe Wmo en het Bredase beleid met u te delen. Zodat die onderdeel worden van het gesprek dat u als professionals, zowel intern als extern, samen heeft over de ontwikkeling van een nieuwe aanpak van de zorg. Daarom kunt u in dit boekje kennismaken met een aantal wijkteam-medewerkers en lezen hoe zij onze nieuwe Wmo-aanpak in de praktijk ervaren. De meesten waren tot 1 januari 2015 verbonden aan diverse zorg- en welzijnsorganisaties. Samen met Wmo-klantmanagers werken ze inmiddels namens de gemeente dichtbij de mensen, in de wijk, in de buurt, aan de keukentafels. De decentralisaties zijn sinds een half jaar een feit. De komende periode willen we in beeld brengen wat de veranderingen betekenen voor de manier van werken, de wijze waarop mensen ondersteuning krijgen. Dit boekje krijgt dan ook een vervolg. Hierna komen cliënten aan het woord, kijken we verder vanuit professionals en vrijwilligers in zorg en welzijn en komt bijvoorbeeld ook Zorg voor Elkaar Breda aan bod. Geluiden die ik om mij heen hoor, dat de leden van wijkteams zich geen mooiere baan kunnen wensen, vind ik een mooie opsteker. Dit wil zeggen dat ze veel voor onze Bredanaars, die zorg nodig hebben kunnen betekenen. Het is en blijft
mensenwerk. En hoewel we als gemeente sinds afgelopen januari meer taken met minder geld moeten uitvoeren, stellen we de mens altijd voorop.
“ Er was een vrouw met diabetes, ze kon niet koken, geen boodschappen doen en ze woonde nog wel zelfstandig. Ze had dertien kinderen, maar er was één dochter die alles deed. En die belde me, want ze hield het niet vol. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Dus ik heb met die kinderen samen een gesprek gehad. Een zoon reageerde: ‘Je zegt, dat we niet voor onze moeder zorgen’. Ik zeg: ‘Nee, dat zeg ik niet. Ik wil met jullie een probleem oplossen... dat niet alles op één iemand neerkomt en dat die daardoor overbelast raakt. Want de zorg moet wel door kunnen gaan’. Dat hielp. Als je maar goed communiceert en duidelijk bent, kom je een heel eind”.
Daarbij denken we ook steeds meer in resultaten, dus wat de ingezette zorg moet opleveren. Dat vergt een andere manier van denken, bij de professionals, bij de vrijwilligers, maar ook bij de cliënten zelf. Niet langer in termen van ‘waar heb ik recht op’, maar in ‘wat heb ik nodig’. Zo kunnen we ervoor zorgen, dat de zorg terechtkomt waar die het hardst nodig is. Breda heeft de invoering van de nieuwe Wmo gepaard laten gaan met veel vrijheid van wijkteams om taken naar eigen bevindingen en inzichten op te pakken. Dat bleek een gouden greep. Tevreden medewerkers is een mooie opstap naar tevreden cliënten. Of dat inderdaad zo is, komt aan bod in de volgende uitgave van deze serie. Het nieuwe Bredase Wmo-beleid is geen wet van Meden en Perzen. We blijven monitoren wat er goed gaat, waar het anders kan en wat er beter moet. Zodat we de zorg in Breda samen nog beter kunnen maken en onze inwoners zo goed en zo lang mogelijk midden in de samenleving kunnen houden. Want: goede zorg doen we samen. Miriam Haagh Wethouder Zorg en Welzijn
Goede zorg doen we samen
Yamina El Achouch:
“ Soms denk ik wel, wat was dat toen eigenlijk van de zotte“ 5
Voorwoord................................................................... 5
“De gemeente zocht wijkverpleegkundigen om generalist te worden in de nieuwe Wmo-teams. Mijn manager zei, dat ik contact moest opnemen met de teamleider Wmo, als ik interesse had. Toen ik hoorde wat die functie inhield, zei ik meteen ‘Waar kan ik tekenen?’ Want dit was precies mijn ding. Zaken oppakken, meedenken in plannen, regie houden... En ik vond veranderingen in de zorg ook wel nodig. Als generalist zou ik gaan meedenken in dat hele proces. Ja, het voldoet super aan mijn verwachtingen. Ik ben er hartstikke blij mee en ga met veel plezier naar mijn werk. Het is trouwens ook wel een beetje vergelijkbaar met wat ik hiervoor deed. Alleen het verpleegkundige aspect, dus de handelingen, dat heb je nu niet. Maar thuisgesprekken deed ik al wel bij Careyn. Daar pakte ik complexe zaken op, omdat ik in het MASS-overleg zat. Ik zie iedere dag weer als een uitdaging. En dat is het ook. Je leert steeds bij en je kunt met collega’s sparren. Mensen met heel verschillende achtergronden”.
“Ik zie iedere dag weer als een uitdaging” Goede zorg doen we samen
Daniëlle Bastiaansen
Jisk Branderhorst Wijkteams: Centrum-Belcrum en Boeimeer-Ruitersbos Opleiding: ROC Tilburg, Sociaal Pedagogisch Werk Vorige werkkring: Amarant Groep
“ We kregen al in het begin mee: Alles mag, als je het maar onderbouwt. Jullie gaan het pad leggen, waar we dan zelf overheen gaan lopen. Nou, ik vind dat we goed op weg zijn met de nieuwe Wmo-aanpak. We laten ons als gemeentelijk team niet alleen zien in de wijk, maar we zijn ook het beeld positiever aan het wegzetten dat soms van de gemeente bestaat. Het is fijn dat professionals, cliënten en mantelzorgers het gevoel krijgen dat ze door de gemeente worden gehoord en geholpen. Dat is ook wel iets dat cliënten vaak teruggeven... goh, u heeft echt naar mij geluisterd! Maar ja, daar kom ik toch voor?”
Daniëlle Bastiaansen:
“ U bent helemaal niet arrogant. Maar u bent toch van de gemeente?”
Mensen zien mij nu anders “Ik werkte als wijkverpleegkundige en ging me nogal bezighouden met wat er in de wijk en binnen de gemeente gebeurde op zorggebied. Ik ben met mijn manager meegegaan naar een overleg, hoorde van de plannen en wilde er heel graag bij zijn. Zo ben ik als generalist bij de Wmo-organisatie gedetacheerd. Ik merk echt dat mensen mij nu anders zien. Ha ha, ja, dat komt natuurlijk ook, omdat ik niet meer in een witte jas binnenkom. Ik vind het vernieuwende van deze aanpak en het werken in een netwerk heel leuk. Er zijn zo veel kansen en er is ook zo veel energie, dat spreekt me erg aan. Je ziet het ook terug in de teams. Al die nieuwe mensen met hun verschillende kennis en achtergronden. Ze hebben allemaal zin in deze verandering. In twee teams werken is wel een uitdaging, laat ik het zo maar zeggen. Je beheert je eigen agenda en daarbij probeer je tussen die twee toch een balans te vinden. Dat is soms wel eens puzzelen”.
“Ik ben gewoon mezelf en neem mezelf mee in alles wat ik doe” Goede zorg doen we samen
11
Yamina El Achouch.................................................... 11
Wijkteams: Brabantpark-Heusdenhout en Princenhage-Heuvel Opleiding: Avans, HBO Verpleegkunde Vorige werkkring: Mytylschool, Revalidatiecentrum, Thuiszorg
“Er werd letterlijk tegen me gezegd: u bent helemaal niet arrogant. Ik zeg: Had u dat verwacht dan? Ja, want u bent toch van de gemeente? En ik hoor het de laatste weken ook vaker van andere hulpverleners... we kunnen eigenlijk best wel met de gemeente samenwerken. Er heerste toch een beetje het beeld dat dat allemaal niet zo makkelijk gaat. En andersom was dat beeld er ook, hoor. Ik zat hier bijvoorbeeld nog maar kort en had informatie nodig van een huisarts. Dus ik zei tegen een collega, dat ik die arts even ging bellen. ‘Maar’, zegt ze, ‘wij zijn van de Wmo. Dan kun je de huisarts toch niet bellen? Die gaat echt niks vertellen’. Maar ik kreeg gewoon alle informatie die ik wilde hebben. ‘Oh’, zei mijn collega, ‘het kan dus wel!’”
Geruststellen is belangrijk “Nu doe ik dus zelf indicaties, dat was eerst het CIZ. Dat is wel anders, ja. Ik kan zo’n indicatie ook wel eens vergelijken met hoe het hiervoor was. En dan denk ik soms, wat was dat toen van de zotte eigenlijk. Cliënten die negen uur per week begeleiding kregen... Als wijkverpleegkundige bij Careyn evalueerde ik met die thuisbegeleiding en dan dacht ik ‘Dat had best wat minder gekund, die cliënt had zelf best wat meer kunnen doen’. Vanuit die invalshoek kijken we nu ook. Ik vind het echt niet slecht, dat dit herzien wordt. Vaak zijn cliënten kwaad, als je voor het eerst bij ze komt. Vorige week nog. Ik ging op huisbezoek bij een vrouw. ‘Voor we beginnen’, zegt ze, ‘moet je weten wat ik heb. Ik ben manisch depressief, bijna niemand weet wat dat betekent, maar je gaat de zorg niet van me afpakken, want anders overzie ik het niet meer’. Dus ik vraag of ik even mag uitleggen wat ik kom doen en dat ik ook wijkverpleegkundige ben. ‘Goh’, zegt ze, ‘wat fijn om te horen dat jij er iets vanaf weet. Dat ik sommige perioden goed ben en sommige niet. En dat er daarom iemand met me mee moet kijken, zodat ik niet verval’. Het is belangrijk om mensen gerust te stellen.
“ Ik ben hier pas begonnen, maar kan op dit moment geen leukere baan verzinnen. Ik ben er bijna trots op, dat ik dit werk mag doen. Als mensen vragen ‘Goh Jisk, nieuwe baan bij de gemeente? Wat doe je daar dan?’ Dan ben ik niet meer te stoppen. Tot mijn vriendin zegt: ‘Hé, kap er eens mee!’ Ik zit nu op een plek waar ik hoop iets te kunnen betekenen. Maar het is ook gewoon een enorme leerschool. Ik leer veel mensen kennen en doe veel kennis op. En ik ben enthousiast over de energie die hier rondhangt. Allemaal mensen uit verschillende takken van zorg met hun eigen ideeën. Dat in combinatie met de Wmo-collega’s die er al zaten, vind ik een heel mooie cocktail”.
Jisk Branderhorst:
“ Door anders naar dingen te kijken, gaan we misschien meer dingen zien”
7
Daniëlle Bastiaansen.................................................... 7
“Ik heb altijd intramurale zorg gedaan, dus voor mij was het ambulante gedeelte, bij cliënten op huisbezoek gaan, al nieuw. Ik wist dat het anders zou worden, maar het is toch nog méér anders dan ik gedacht had. Dat maakt het nòg mooier. Ik vind het geweldig om heel anders naar dingen te kijken, want dat gebeurt met deze nieuwe Wmo-aanpak. En daarbij kan ik veel vaardigheden van mijn vorige werk goed gebruiken. Ik had me eerst wel ingelezen en heb daarna alles op me af laten komen. De eerste week ben ik als een spons gaan opzuigen. Toen dacht ik, dat laat ik nu maar los... Ik ga gewoon aan de gang, ik zie wel wat ik tegenkom en daar kom ik dan vanzelf iets over te weten. Ja, ik ga nu al steeds meer vinden van dingen, maar moet er nog iets meer gevoel bij krijgen”.
Aanpak begeleiding loslaten “In mijn vorige werk moest ik eigenlijk een soort programma uitvoeren. En nu heb ik de regie en beslis ik of iemand voorzieningen krijgt ja of nee. Die regie nam ik bij Amarant ook al, maar het verschil is... Nu moet ik het weer loslaten op de juiste plekken binnen het netwerk. Dat is nieuw voor me, daar moet ik op letten. Ik ben gewend om zelf de lijnen uit te zetten en nu is het juist belangrijk om de ander op gedachten te brengen. Om meer bij de cliënt zelf weg te leggen. Dus bij een huisbezoek vragen: ‘Waar wil jij het met ons over hebben?’ En ik moet me trouwens ook niet te veel bemoeien met de inhoud hè... dus hoe ik de begeleiding zèlf zou doen. Daar moet ik ook een beetje mee uitkijken, want ik zit nu dus op een andere stoel. Ik ben geen uitvoerder van een plan, maar regisseur ervan”.
“De eerste week ben ik als een spons gaan opzuigen” Goede zorg doen we samen
15
Jisk Branderhorst....................................................... 15
Jurgen Wouters Wijkteams: Centrum-Belcrum en Teteringen-Waterdonken Opleiding: Fontys, HBO Verpleegkunde en post HBO-opleidingen Vorige werkkring: ambulante psychiatrie kinderen, jeugd en volwassenen
“ We moeten aandacht blijven houden voor de omslag die we aan het maken zijn. Wij zitten straks misschien al in een ‘zo doen we het’-modus, terwijl de rest een stuk langzamer mee verandert. Hoe kunnen we samenwerken, de verbinding maken? Het is goed om daar steeds oog voor te hebben. Dan krijg je mensen mee, denk ik. Ik vind het leuk om onze nieuwe Wmo-aanpak uit te leggen. Een presentatie op de ouderenbeurs, gastcollege op school, uitleg bij praktijkondersteuners van huisartsen: Wat doen we? Hoe ziet het eruit? Wat verandert er nou echt? Hoe kunnen we elkaar helpen? Als je dat duidelijk uitdraagt, wordt er heel positief op gereageerd”.
Jurgen Wouters:
“ Moet je als generalist ook alles kunnen? Nee, dat denk ik niet”.
“Ik werkte in de ambulante psychiatrie in de Kempen, toen dit op mijn pad kwam. Ik had voor mijn werk al veel met gemeenten om de tafel gezeten en het leek me een mooie uitdaging om bij Breda aan de slag te gaan. Met zijn allen proberen om hier de nieuwe Wmo-aanpak goed weg te zetten, dat vond ik wel wat. Kijken, aftasten, ik voelde dat daar veel ruimte voor was. Dat is ook absoluut uitgekomen. Die ruimte krijgen we, maar die hebben we ook wel nodig om het werk eigen te maken. Er moet zo enorm veel gebeuren. Die kanteling begint vorm te krijgen, maar we zijn er nog niet. En bedrijven en organisaties moeten er ook nog in mee”.
“Er wordt nu echt een keer bottom-up gekeken”
Goede zorg doen we samen
Jullie moeten het anders aanpakken “Zorgaanbieders beginnen nu bijvoorbeeld nog wel eens te steigeren, als de budgetten kleiner zijn dan verwacht. Wij hebben opdracht gekregen om niet naar bedragen te kijken, maar we zien ze natuurlijk wel. Dan denken wij ook wel eens: om het voor zo’n bedrag te kunnen leveren, moeten jullie het anders gaan aanpakken. Want als ze er mantelzorgers, vrijwilligers en andere voorzieningen bij betrekken, wordt het voor hen toch lucratiever? En dat kan echt hoor, maar we moeten ze daar wel in meenemen. Het is ook een taak van ons om uit te dragen hoe dat mogelijk is. De nieuwe Wmo-aanpak wordt goed ontvangen. Zijn er vragen, dan gaat het niet over de gedachte daarachter, maar vooral over de budgetten. In die nieuwe gedachte kan iedereen zich vinden. Dat vind ik persoonlijk ook logisch, alleen moet je je wel bedenken dat de vorige manier van werken in tientallen jaren zo gegroeid is. Dus dit is wel een cultuurverandering. Dat gaat tijd kosten, maar je moet ergens beginnen. En ik denk dat dit een stap in de goede richting is”.
19
Jurgen Wouters.......................................................... 19
Maxine Mühlnickel
Saar Meesters Wijkteams: Heuvel-Princenhage en Zuid-Oost Opleiding: Ichthus, HBO sociaal-juridische dienstverlening Vorige werkkring: Wmo Geertruidenberg.
Wijkteams: Noord-Oost en Brabantpark-Heusdenhout Opleiding: IZ verpleegkundige Vorige werkkring: Amarant, ambulante dienstverlening
“ Volgens mij gaat het vooral om aandacht geven aan de cliënt en ook gewoon uitleggen waarom iets wel of niet kan. En eerlijk zijn hè, helder. Dat we veel in de organisatie veranderen en dingen nu op een andere manier proberen uit te voeren. Als de mensen het maar snappen en niet het gevoel krijgen dat ze tussen wal en schip raken. Dat er naar ze geluisterd wordt. En dat ze af en toe een telefoontje krijgen, zodat ze ook merken dat je echt wel je best voor ze doet. Of dat je zegt: ‘Ik neem het mee naar het team voor overleg’. Dan vindt iedereen het eigenlijk heel redelijk”.
“ Onze nieuwe aanpak vraagt wel om een andere manier van denken en doen. Dat gaat niet van de ene dag op de andere. Je moet er bijvoorbeeld ook organisaties in meetrekken. Dat zie ik als een onderdeel van mijn werk. Als ik enthousiast over onze nieuwe werkwijze praat, denkt iemand van zo’n organisatie op een gegeven moment misschien ‘Ja, er zit zeker iets in’. En daarmee zaai je al wat. Want die persoon zegt dan mogelijk weer tegen een ander: ‘Laatst zat ik met iemand van de Wmo aan tafel en die zei dat en dat en dat klonk eigenlijk best aannemelijk’. Zo ontstaat er hopelijk een olievlek, die zich steeds verder uitbreidt”.
Saar Meesters:
“ Je moet vooral je voordeel doen met de kennis die mensen hebben”
“De gemeente zocht Wmo-generalisten hoorde ik bij Amarant. Ik heb gereageerd en ben toen gedetacheerd. Geweldig. Boeiend dat ik nu op een andere manier in het werkveld sta. Je bent meer de regisseur. Ik vind het leuk om dingen te bedenken, maar ha, ik vind het ook leuk als een ander het dan uitvoert. En nu hoef ik het niet eens meer allemaal te bedenken, want ook hulpverleners moeten dat zelf kunnen. Zij zijn de experts. Ik vind het ook een enorme uitdaging om te kijken wat je in het netwerk van cliënten, in het opzoeken van de contacten links en rechts, kunt veranderen en bewerkstelligen. Ik zit nu dus aan de voorkant van het veranderproces. Heel tof dat je daar als persoon invloed op kunt hebben en het met zo’n team kunt neerzetten”.
“Boeiend dat ik nu op andere manier in het werkveld sta”
Niet meer van deze tijd “Ik deed bij Amarant al huisbezoeken en er zijn zeker overeenkomsten. Binnen de ambulante tak van Amarant zijn we ook sterk gaan kijken naar wat iemand zelf kan en hoe hij of zij dat in de hulpvraag kan gebruiken. En wat lukt gewoon niet, wat kan iemand niet zelfstandig? Nee, het oude ‘Je hebt een indicatie, dus dan krijg je die zorg ook’ bestaat niet meer. Die zorg moet wel nodig zijn. Eigenlijk zijn we bij Amarant hard bezig geweest onszelf zoveel mogelijk overbodig te maken door kritische vragen te stellen. Soms kom ik zo’n oude indicatie nog wel eens tegen. Die is dan gewoon overgenomen uit een eerdere situatie en volgens de regels van toen. Maar dat is niet meer van deze tijd. Er waren natuurlijk cliënten die echt veel zorg nodig hadden en die werd dan toch niet afgenomen. Maar sommige indicaties waren alleen hoog afgegeven, omdat ze op basis van de problematiek hoog scoorden. En, ja, er is vaak misschien wel meer winst met een lagere indicatie te halen dan andersom”.
Goede zorg doen we samen
23
Saar Meesters............................................................. 23
Kim Broeders
“Hiervoor werkte ik in Geertruidenberg en daar was ik met een collega al bezig met een pilot voor een wijkteam. Kijken hoe we zorg en welzijn anders konden inrichten... werd ik heel enthousiast van. Alleen, toen we zo’n beetje alles voor elkaar hadden, zei de gemeente: mooi, maar het is toch nog een stip op de horizon. Toen hoorde ik op de Regiodagen dat de gemeente Breda wel die sprong in het diepe ging maken. Dat wilde ik graag meemaken en zo ben ik hier terechtgekomen”.
Maxine Mühlnickel:
“ Ik ervaar deze nieuwe aanpak zeker als een vooruitgang”
“Je krijgt dingen beter door met elkaar in een organisatie te zitten”
Goede zorg doen we samen
Even terug in oude rol “Ik had al wel veel geleerd van de kanteling in 2012 en had door mijn werk in Geertruidenberg ook Wmo-ervaring, maar dit is echt een compleet andere functie. Nu ben je als generalist ook met begeleiding bezig. En dat is heel wat anders dan in de oude Wmo-situatie. Best eng hoor, want ik deed mijn werk eerst bijna op de automaat en nu moest ik weer helemaal opnieuw beginnen. Dus haha, ik vind het soms ook fijn om snel een traplift te kunnen regelen, dat je weer even in je oude rol kunt terugvallen. Ja, de gesprekken zijn nu anders. Het is niet langer alleen de cliënt zelf. De omgeving wordt erbij betrokken. We zijn met meer, dat is het leuke eraan. Er is altijd wel familie bij, iemand uit een netwerk of de mensen die al in het proces zitten. Je kunt praktische dingen regelen, dat een cliënt levensloopbestendig gaat wonen, bijvoorbeeld. Maar dan komt er nog een ander stuk... kan iemand alles wel op eigen kracht? Als dat niet goed lukt, kun je er gezinnen, familie en buren bij halen. Dan kun je als generalist veel betekenen. Vanochtend was ik bijvoorbeeld voor het eerst bij een meneer, behoorlijk dementerend. Hij had al huishoudelijke hulp en de wijkverpleegkundige kwam ‘s ochtends en ‘s avonds met zijn medicijnen. Maar zijn dag- en nachtritme was nogal verstoord. Ik zei dat dit misschien kwam, omdat hij zijn dagen
35
Maxine Mühlnickel.................................................... 35
Nawoord
Wijkteams: Brabantpark-Heusdenhout en Noord Opleiding: Avans, Sociaal Pedagogische Hulpverlening Vorige werkkring: ambulant begeleider Bureau Maks
“ Ik kom uit de ambulante begeleiding, dus ik deed al huisbezoeken. Het verschil is, dat bij ambulante begeleiding alle doelen al gesteld zijn. Die streef je dan na met de cliënt. Nu breng ik eerst de situatie in kaart en dan specificeer ik de doelen. Maar ik help niet met de uitvoering en dat was wel even wennen. Ik had in het begin ook de neiging om heel diep op de doelen in te gaan, terwijl je dat moet overlaten aan de zorgaanbieder. Het is een heel andere rol. Maar ik kom er steeds meer in. Samen met mijn collega’s is alles goed te hanteren”.
Kim Broeders: “ Fijn dat teamgenoten verschillende disciplines en achtergronden hebben”
“In mijn vorige werkkring gaf het CIZ de indicatie af en die kon je dan uitvoeren. Nu indiceer ik zelf en die rol voelt prima. Het CIZ deed niet aan huisbezoeken. Iemand werd telefonisch te woord gestaan, je stuurde allemaal verslagen op en dan bepaalden ze bij het CIZ wat er nodig was. Maar die huisbezoeken zijn juist heel goed. Je kunt dan samen met alle betrokkenen bij iemand thuis om de tafel gaan zitten”.
“We moeten blijven herhalen hoe we werken. Dat is belangrijk”
Bij collega’s aankloppen “Natuurlijk zijn er dingen waar ik minder van weet. Ouderen, dementie... daar heb ik nauwelijks ervaring mee. We krijgen bij de gemeente wel cursussen, maar dan moet ik toch ook bij collega’s aankloppen. Dus daarom is het fijn dat je in een team zit met mensen die verschillende disciplines en achtergronden hebben. Je leert elkaar steeds beter kennen en weet waar iemands specialisme ligt. En er wordt ook goed gelachen gelukkig. Net als iedereen werk ik in twee teams. Er zijn veel overeenkomsten, maar er wordt ook verschillend over dingen gedacht. Er is nog veel door te ontwikkelen, omdat we nog maar zo kort bezig zijn. Het moet zich allemaal nog uitkristalliseren. Ook of het fijner is om in één team te werken dan in twee. Daar hoeven we nu nog geen antwoord op te hebben”.
Goede zorg doen we samen
27
0228_15 Goede zorg doen we samen_v7
Kim Broeders.............................................................. 27
Alexandra Scholer Wijkteam: Noord Opleiding: Den Bosch, HBO Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Vorige werkkring: Klantmanager ATEA-groep Breda
“ Ik heb gemerkt, dat iemand van de Wmo altijd wordt ervaren als een steun in de rug, als iemand die naast de cliënt zit. Vanuit ATEA waren mijn taken vooral toetsend, ging het over bijstand en geld en over activeren om deel te nemen aan de maatschappij. In deze pilot bij de Wmo is mijn rol heel anders. Puur vanuit het denken in kansen vind ik dat een verademing. Nu is er echt een andere interactie. Ook de benadering van het probleem is anders. We gaan samen kijken hoe we dat probleem gaan oplossen en die oplossing ligt niet standaard bij geld van de gemeente, maar kan ook vanuit de cliënt zelf komen. Daar ga ik echt op bevragen en kijken wat kan. Als een voorziening niet nodig is, is ook een ‘nee’ verkopen prima”.
Alexandra Scholer:
“ Meer dan ooit moet de klant weer centraal komen te staan”
“Ik zit met een collega in een pilot van een jaar. ATEA heeft twee mensen geleverd om deel te nemen in een Wmo-team. We kijken hoe Participatie en Wmo-ondersteuning verweven kunnen worden. Wat kunnen de voordelen zijn om in één team te zitten? Wat levert het eigenlijk op? Er zit een overlap in Wmo-cliënten en bijstandscliënten. Dat maakt deze pilot interessant. We zitten nu ieder maar in één wijkteam, omdat gekozen is voor wijken die redelijk wat aandacht vragen. De bedrijfscultuur van ATEA verschilt nogal van die op het stadskantoor. Nu hebben we veel vrijheid, met relatief weinig vaste kaders. Op dit moment is het proeven aan een nieuwe functie. Het is voor mij een goede stap geweest. Een nieuw team, een hele hoop energie en mijn collega’s hebben allemaal een eigen specialisme. Het klopt gewoon en ik hoop eigenlijk niet dat het na een jaar weer afgelopen is”.
Steeds aftasten “Een van mijn cliënten als Wmo-generalist had ik ook al jaren bij ATEA. Ik liet weten, dat ik vanuit de Wmo met twee collega’s langs zou komen en dat we dan samen naar begeleiding en Participatie zouden kijken. Ze was superblij dat we daar met het hele team zaten. Nu hoefde ze niet tig keer haar hele verhaal te doen en konden we meteen alles op elkaar afstemmen. Je kunt het misschien niet direct in cijfers uitdrukken, maar dat is gewoon winst. Wel moet je steeds aftasten, wanneer je Participatie erbij kunt inschuiven. Participatie als een sturend instrument gebruiken is belangrijk om cliënten in hun eigen kracht te zetten. En dan krijgt ook hun geestelijk welzijn een positieve boost en hoeven ze misschien steeds minder gebruik te maken van zorg”.
“Toch is hulp volgens mij nog steeds geldgestuurd” Goede zorg doen we samen
31
Alexandra Scholer...................................................... 31
Deze verhalen van de mensen in de wijkteams geven een eerste indruk van de nieuwe Wmo-werkwijze. Het is de nieuwe aanpak van elf wijkteams, verdeeld over onze hele stad. Ze bestaan uit enthousiaste mensen met de juiste competenties om de klus te klaren. En samen bezitten ze een diversiteit aan kennis, expertise en ervaring. Het is goed om te zien hoe bevlogen ze zijn. Dat lezen we ook terug in hun verhalen. Uit verschillende invalshoeken geven ze aan dat ze op dit moment geen mooiere baan kunnen bedenken. Iedereen is echt gemotiveerd om er iets van te maken. We doen er alles aan om deze energie vast te houden! Hierbij vinden we het belangrijk dat de mensen alle ruimte krijgen om hun werk goed te doen. Want doèn, daar gaat het nu om. Doen is de beste manier richting vernieuwing en verbetering. Doen, ondervinden, actie ondernemen, zelf organiseren, eigen keuzes maken, anders leren leren, anders leren werken... dat zijn boodschappen die we aan de teams meegeven en waaraan we willen werken. Uiteraard staat de cliënt daarbij centraal. We doen het immers voor en met de cliënt. We hebben te maken met professionals. We gaan er dan ook vanuit dat onze mensen professioneel genoeg zijn om de juiste en verantwoorde keuzes te maken in hun werk. Ze zijn hier op geselecteerd. We geven hen ruimte en vertrouwen en vinden het belangrijk om dat ook te blijven doen. De professionals worden hier enthousiast van. Drempels waar ze tegenaan lopen proberen we zoveel mogelijk weg te nemen.
Goede zorg doen we samen
We zijn benieuwd in hoeverre het enthousiasme en de bevlogenheid van de teamleden zich doorvertalen naar de tevredenheid van de cliënten. Dat is het belangrijkst. Zijn onze inwoners door deze nieuwe manier van werken goed geholpen en zijn ze daar ook tevreden over? En hoe ervaren de samenwerkingspartners onze nieuwe aanpak? Zoals de wethouder in haar voorwoord al aangaf, willen we in een volgende uitgave de cliënt aan het woord laten en daarna de aanbieders. En in een later stadium zullen we weer terugkeren bij de mensen van de wijkteams, want we zijn er nog niet. We zijn nog volop bezig met de doorontwikkeling. De komende tijd gaan we meer investeren in de samenwerking met het CJG en in de verbinding met participatie, kredietbank en beschermd wonen. Maar bijvoorbeeld ook in de verbinding met de wijkverpleging (waarbij we een samenwerking met de zorgverzekeraar zijn aangegaan). Deze ontwikkelpunten blijven we volgen. Verder streven we er natuurlijk naar, dat hetgeen we met en voor de cliënt voor ogen hebben, gehaald wordt. Daarom vinden we het belangrijk dat de teamleden het resultaat volgen en zijn we benieuwd naar hun ervaringen. Dat zegt namelijk ook iets over de inzet van zorg en de manier waarop we willen sturen richting onze contractpartners. De eerste evaluatiegesprekken zullen binnenkort plaatsvinden. In een volgende uitgave willen we er graag aandacht aan schenken.
39
Nawoord..................................................................... 39
Voorwoord
Afgelopen januari werd de nieuwe Wmo van kracht. Nu we ruim een half jaar verder zijn, is het tijd om de balans op te maken en eens van de medewerkers van de wijkteams te horen hoe het gaat. Natuurlijk spreek ik geregeld deze mensen ‘in het veld’. Maar ik vind het ook belangrijk hun ervaringen met de nieuwe Wmo en het Bredase beleid met u te delen. Zodat die onderdeel worden van het gesprek dat u als professionals, zowel intern als extern, samen heeft over de ontwikkeling van een nieuwe aanpak van de zorg. Daarom kunt u in dit boekje kennismaken met een aantal wijkteam-medewerkers en lezen hoe zij onze nieuwe Wmo-aanpak in de praktijk ervaren. De meesten waren tot 1 januari 2015 verbonden aan diverse zorg- en welzijnsorganisaties. Samen met Wmo-klantmanagers werken ze inmiddels namens de gemeente dichtbij de mensen, in de wijk, in de buurt, aan de keukentafels. De decentralisaties zijn sinds een half jaar een feit. De komende periode willen we in beeld brengen wat de veranderingen betekenen voor de manier van werken, de wijze waarop mensen ondersteuning krijgen. Dit boekje krijgt dan ook een vervolg. Hierna komen cliënten aan het woord, kijken we verder vanuit professionals en vrijwilligers in zorg en welzijn en komt bijvoorbeeld ook Zorg voor Elkaar Breda aan bod. Geluiden die ik om mij heen hoor, dat de leden van wijkteams zich geen mooiere baan kunnen wensen, vind ik een mooie opsteker. Dit wil zeggen dat ze veel voor onze Bredanaars, die zorg nodig hebben kunnen betekenen. Het is en blijft
Goede zorg doen we samen
mensenwerk. En hoewel we als gemeente sinds afgelopen januari meer taken met minder geld moeten uitvoeren, stellen we de mens altijd voorop. Daarbij denken we ook steeds meer in resultaten, dus wat de ingezette zorg moet opleveren. Dat vergt een andere manier van denken, bij de professionals, bij de vrijwilligers, maar ook bij de cliënten zelf. Niet langer in termen van ‘waar heb ik recht op’, maar in ‘wat heb ik nodig’. Zo kunnen we ervoor zorgen, dat de zorg terechtkomt waar die het hardst nodig is. Breda heeft de invoering van de nieuwe Wmo gepaard laten gaan met veel vrijheid van wijkteams om taken naar eigen bevindingen en inzichten op te pakken. Dat bleek een gouden greep. Tevreden medewerkers is een mooie opstap naar tevreden cliënten. Of dat inderdaad zo is, komt aan bod in de volgende uitgave van deze serie. Het nieuwe Bredase Wmo-beleid is geen wet van Meden en Perzen. We blijven monitoren wat er goed gaat, waar het anders kan en wat er beter moet. Zodat we de zorg in Breda samen nog beter kunnen maken en onze inwoners zo goed en zo lang mogelijk midden in de samenleving kunnen houden. Want: goede zorg doen we samen. Miriam Haagh Wethouder Zorg en Welzijn
5
Daniëlle Bastiaansen:
“ U bent helemaal niet arrogant. Maar u bent toch van de gemeente?”
Daniëlle Bastiaansen Wijkteams: Brabantpark-Heusdenhout en Princenhage-Heuvel Opleiding: Avans, HBO Verpleegkunde Vorige werkkring: Mytylschool, Revalidatiecentrum, Thuiszorg
“ We kregen al in het begin mee: Alles mag, als je het maar onderbouwt. Jullie gaan het pad leggen, waar we dan zelf overheen gaan lopen. Nou, ik vind dat we goed op weg zijn met de nieuwe Wmo-aanpak. We laten ons als gemeentelijk team niet alleen zien in de wijk, maar we zijn ook het beeld positiever aan het wegzetten dat soms van de gemeente bestaat. Het is fijn dat professionals, cliënten en mantelzorgers het gevoel krijgen dat ze door de gemeente worden gehoord en geholpen. Dat is ook wel iets dat cliënten vaak teruggeven... goh, u heeft echt naar mij geluisterd! Maar ja, daar kom ik toch voor?”
“Er werd letterlijk tegen me gezegd: u bent helemaal niet arrogant. Ik zeg: Had u dat verwacht dan? Ja, want u bent toch van de gemeente? En ik hoor het de laatste weken ook vaker van andere hulpverleners... we kunnen eigenlijk best wel met de gemeente samenwerken. Er heerste toch een beetje het beeld dat dat allemaal niet zo makkelijk gaat. En andersom was dat beeld er ook, hoor. Ik zat hier bijvoorbeeld nog maar kort en had informatie nodig van een huisarts. Dus ik zei tegen een collega, dat ik die arts even ging bellen. ‘Maar’, zegt ze, ‘wij zijn van de Wmo. Dan kun je de huisarts toch niet bellen? Die gaat echt niks vertellen’. Maar ik kreeg gewoon alle informatie die ik wilde hebben. ‘Oh’, zei mijn collega, ‘het kan dus wel!’”
Mensen zien mij nu anders “Ik werkte als wijkverpleegkundige en ging me nogal bezighouden met wat er in de wijk en binnen de gemeente gebeurde op zorggebied. Ik ben met mijn manager meegegaan naar een overleg, hoorde van de plannen en wilde er heel graag bij zijn. Zo ben ik als generalist bij de Wmo-organisatie gedetacheerd. Ik merk echt dat mensen mij nu anders zien. Ha ha, ja, dat komt natuurlijk ook, omdat ik niet meer in een witte jas binnenkom. Ik vind het vernieuwende van deze aanpak en het werken in een netwerk heel leuk. Er zijn zo veel kansen en er is ook zo veel energie, dat spreekt me erg aan. Je ziet het ook terug in de teams. Al die nieuwe mensen met hun verschillende kennis en achtergronden. Ze hebben allemaal zin in deze verandering. In twee teams werken is wel een uitdaging, laat ik het zo maar zeggen. Je beheert je eigen agenda en daarbij probeer je tussen die twee toch een balans te vinden. Dat is soms wel eens puzzelen”.
“Ik ben gewoon mezelf en neem mezelf mee in alles wat ik doe” Goede zorg doen we samen
7
“Er is zo veel energie, dat spreekt me erg aan” Niet doen, maar vooral denken “Voordat ik begon, wist ik niet goed wat ik kon verwachten. Ik had een beeld van bij een cliënt op bezoek gaan en een gesprek voeren. Nou, dat beeld klopt. En dat lijkt erg op wat ik hiervoor deed. Toen kwam ik ook bij cliënten thuis en was ik ook heel actief in overleg met andere zorgaanbieders en mantelzorgers. Dat is nu ook nog zo. Het grote verschil is dat ik in deze rol de uitvoering niet meer doe. In de thuiszorg deed ik zowel denkwerk als uitvoering. Als Wmo-generalist alleen het denkwerk. En dat praten, overleggen, regelen en lastige vragen op een creatieve manier oplossen... dat doe ik veel liever. Daarbij kan mijn eerdere werk als wijkverpleegkundige zeker van pas komen. Ik breng toch een stukje specifieke kennis en ervaring in. Die is in mijn geval natuurlijk anders dan van een collega met bijvoorbeeld een achtergrond in het maatschappelijk werk of de jeugdbegeleiding. Als gesprekken over iets medisch gaan, weet ik gewoon heel goed waar een klant of een arts het over heeft”.
Bang dat je iets komt afpakken “Ik vind contact hebben met de cliënten heel leuk. Dat ik een duidelijke vraag krijg, onderzoek doe en tot een besluit kom waar iemand iets aan heeft. Maar ik tref ook veel mensen die weerstand hebben tegen de gemeente. Ze zijn echt bang, dat je iets van ze komt afpakken. Dan leg ik rustig uit, dat ik wel voor de gemeente werk, maar graag eens met ze wil bespreken of alles nog steeds op de juiste manier gebruikt wordt. Daarbij ben ik gewoon mezelf en neem ik mezelf mee in alles wat ik doe. Dan is het mooi als cliënten en familie teruggeven, dat het echt een fijn gesprek was. De afgelopen maanden heb ik ook geleerd, dat je mensen blij kunt maken door ze een stukje zelfstandigheid terug te geven. Voorwaarde is natuurlijk wel, dat een cliënt het zelf ook inziet. Ik kwam bijvoorbeeld bij een mevrouw, die een pasje voor de deeltaxi had aangevraagd. Maar ze was steeds niet thuis, als ik belde. Dan was ze met de auto weg. Dus toen ik haar eindelijk te pakken kreeg, zei ik: ‘Mevrouw, wees blij dat u nog auto kunt rijden en kom alstublieft pas terug als het wel nodig is’. ‘Ja’, zegt ze, ‘dat is waar... Zo moet ik het ook bekijken’”.
Zo is het ook goed “Volgens mij was het eerst de bedoeling dat er in elke wijk één overkoepelend team van alle partijen die bij de zorg en ondersteuning betrokken zijn, zou komen. Zover is het nog niet en zo is het ook goed. Ik vind het vooral belangrijk, dat we elkaar zo nodig kunnen vinden en samen overleggen. Dat hoeft niet in een andere organisatievorm. Als ik bijvoorbeeld alleen al zie hoeveel moeite het heeft gekost om uit drie verschillende organisaties één sociaal team te maken. Dat wij als Wmo-ers een eenheid vormen en mensen hebben uit verschillende achtergronden is prima. Ik hoop ook dat de samenstelling steeds zo divers blijft. Dan heb je altijd een klankbord. En nu we als Wmo-team zichtbaarder zijn, wordt er wel nauwer met andere disciplines samengewerkt. We gaan samen ook vaak op huisbezoek. Dat is nieuw, dat was hiervoor niet. Maar dit gebeurt niet, omdat we nu allemaal in hetzelfde wijkteam zitten, maar omdat we beter het belang van elkaar inzien. Hoe gaan we met elkaar om als hulpverleners, hoe vinden we elkaar... dat is op een goede manier veranderd”.
Verbreding hoeft voor mij niet “Ik hoef ook niet per se elke maandagochtend vast te overleggen. Dan moeten daar ook collega’s bijzitten die een cliënt helemaal niet kennen. Je kunt toch beter om de tafel met mensen die aan dezelfde zaak werken en alleen als er iets aan de hand is? Als je de regie hebt, kun je zo’n overleg wel organiseren. En dan kùnnen er opeens ook dingen. Elkaar kennen, zien, iets voor elkaar over hebben... dat groeit. Dat je over en weer iets voor elkaar doet. Dan kijk je naar wat goed is voor de cliënt en niet wat goed is voor de organisatie. Mijn functie verbreden met jeugdzorg en participatie? Nou, voor mij persoonlijk hoeft dat niet zo. Ik kan me weer wel voorstellen dat je alles wat onder de gemeente valt in een team wilt hebben. Maar het zou toch te veel worden, denk ik. Ik wil wel weten waar ik het over heb. Anders ben je overal mee bezig, maar weet je nergens genoeg van”.
“Ik vind het vooral belangrijk, dat we elkaar kunnen vinden”
Goede zorg doen we samen
9
Yamina El Achouch:
“ Soms denk ik wel, wat was dat toen eigenlijk van de zotte“
Yamina El Achouch Wijkteams: Centrum-Belcrum en Hoge Vucht Opleiding: Wijkverpleegkundige Vorige werkkring: Careyn Thuiszorg
“ Er was een vrouw met diabetes, ze kon niet koken, geen boodschappen doen en ze woonde nog wel zelfstandig. Ze had dertien kinderen, maar er was één dochter die alles deed. En die belde me, want ze hield het niet vol. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Dus ik heb met die kinderen samen een gesprek gehad. Een zoon reageerde: ‘Je zegt, dat we niet voor onze moeder zorgen’. Ik zeg: ‘Nee, dat zeg ik niet. Ik wil met jullie een probleem oplossen... dat niet alles op één iemand neerkomt en dat die daardoor overbelast raakt. Want de zorg moet wel door kunnen gaan’. Dat hielp. Als je maar goed communiceert en duidelijk bent, kom je een heel eind”.
“De gemeente zocht wijkverpleegkundigen om generalist te worden in de nieuwe Wmo-teams. Mijn manager zei, dat ik contact moest opnemen met de teamleider Wmo, als ik interesse had. Toen ik hoorde wat die functie inhield, zei ik meteen ‘Waar kan ik tekenen?’ Want dit was precies mijn ding. Zaken oppakken, meedenken in plannen, regie houden... En ik vond veranderingen in de zorg ook wel nodig. Als generalist zou ik gaan meedenken in dat hele proces. Ja, het voldoet super aan mijn verwachtingen. Ik ben er hartstikke blij mee en ga met veel plezier naar mijn werk. Het is trouwens ook wel een beetje vergelijkbaar met wat ik hiervoor deed. Alleen het verpleegkundige aspect, dus de handelingen, dat heb je nu niet. Maar thuisgesprekken deed ik al wel bij Careyn. Daar pakte ik complexe zaken op, omdat ik in het MASS-overleg zat. Ik zie iedere dag weer als een uitdaging. En dat is het ook. Je leert steeds bij en je kunt met collega’s sparren. Mensen met heel verschillende achtergronden”.
“Ik zie iedere dag weer als een uitdaging” Goede zorg doen we samen
Geruststellen is belangrijk “Nu doe ik dus zelf indicaties, dat was eerst het CIZ. Dat is wel anders, ja. Ik kan zo’n indicatie ook wel eens vergelijken met hoe het hiervoor was. En dan denk ik soms, wat was dat toen van de zotte eigenlijk. Cliënten die negen uur per week begeleiding kregen... Als wijkverpleegkundige bij Careyn evalueerde ik met die thuisbegeleiding en dan dacht ik ‘Dat had best wat minder gekund, die cliënt had zelf best wat meer kunnen doen’. Vanuit die invalshoek kijken we nu ook. Ik vind het echt niet slecht, dat dit herzien wordt. Vaak zijn cliënten kwaad, als je voor het eerst bij ze komt. Vorige week nog. Ik ging op huisbezoek bij een vrouw. ‘Voor we beginnen’, zegt ze, ‘moet je weten wat ik heb. Ik ben manisch depressief, bijna niemand weet wat dat betekent, maar je gaat de zorg niet van me afpakken, want anders overzie ik het niet meer’. Dus ik vraag of ik even mag uitleggen wat ik kom doen en dat ik ook wijkverpleegkundige ben. ‘Goh’, zegt ze, ‘wat fijn om te horen dat jij er iets vanaf weet. Dat ik sommige perioden goed ben en sommige niet. En dat er daarom iemand met me mee moet kijken, zodat ik niet verval’. Het is belangrijk om mensen gerust te stellen.
11
“Gewoon duidelijk vertellen hoe het in elkaar zit” Gewoon duidelijk vertellen hoe het in elkaar zit en dat je niet komt om iets af te pakken. Maar dat je komt om te kijken wat iemand wel en wat iemand niet kan en waar ondersteuning nodig is”. Moeilijk, maar je komt wel verder “Een ander voorbeeld. Pas hadden we hier een bespreking met een cliënt. Iemand die niet tevreden was over de communicatie met de gemeente. Hij wilde graag meedenken over verbeterpunten rond de nieuwe Wmo-aanpak. Ok, zei ik, kom maar langs. Hij vertelde toen dat hij door zijn autismestoornis van duidelijkheid houdt. Hij had vaak mensen van de gemeente aan de telefoon, maar dat vond hij lastig, want ze waren niet duidelijk: ‘Dan zeggen ze, we bellen je terug en dan blijf ik zitten wachten. En dan bellen ze niet terug. Dus wat moet ik dan? Kunnen ze niet gewoon zeggen dat ze mijn klacht hebben waargenomen en ermee aan de slag gaan? Dat is tenminste duidelijk’. Toen ik de eerste keer bij hem thuiskwam, zag ik al dat hij psychische problemen had. Maar hij wilde het niet bespreekbaar maken. Hij wilde alleen maar huishoudelijke hulp. De tweede keer probeerde ik het weer en zei, dat ik me zorgen maakte. Dat hij nogal van de hak op de tak sprong, dat ik dat merkte en me afvroeg of het wel goed met hem ging. Hij reageerde nogal geïrriteerd, maar gaf later aan dat hij toch wel blij was dat ik dat gezegd had. Toen zijn we verder gaan praten en zijn we op begeleiding uitgekomen. Het was best moeilijk. Maar door hem die spiegel voor te houden, kom je
wel verder. Nu zie je dat hij helemaal opleeft en alles weer op een rijtje heeft. Ha ha, nee hoor, denken ‘Ik heb huishoudelijke verzorging geregeld, da’s genoeg’... zo’n type ben ik niet”. Je verbreedt netwerk en kennis “Hoe het is om in twee wijkteams te werken? Ik denk wel eens, dat het makkelijker was geweest om alleen in het team Hoge Vucht te zitten. Daar werkte ik al als verpleegkundige en heb ik toch al een netwerk. Maar twee teams is ook wel weer een uitdaging. Zo breid je je netwerk uit en verbreed je je kennis. Want bepaalde dingen die in Centrum spelen, heb je misschien niet in Hoge Vucht. In Hoge Vucht krijg ik wel eens cliënten op mijn bordje die ik van Careyn al ken. Zijn het mensen aan wie ik toen lang zorg geleverd heb, dan geef ik ze door aan een collega. Als dat maar kort was niet. Dan kan ik heel zakelijk zijn. Mijn rol is nu natuurlijk wel anders. Soms is het trouwens wel handig dat ik een cliënt al door en door ken, dat ik weet hoe de omgeving is, de houding. Wil die iemand veranderen ja of nee? Dat kan het onderzoek wel wat gemakkelijker maken. Maar over zo’n achtergrond vertel ik dan niets tegen collega’s. Dat doe ik pas naderhand. Ik ben namelijk heel benieuwd hoe zij zo iemand ervaren. Daar kunnen we dan beiden misschien wat van opsteken”.
In een team merk je wat er speelt “Behalve dat je van elkaar iets kunt leren, heeft in een team werken nog andere voordelen. Je maakt dingen makkelijker bespreekbaar en doet dat ook sneller. En je merkt ook wat er speelt, hè. Je ziet een collega zuchtend binnenkomen. Je ziet de gezichtsuitdrukking. Is iemand blij of niet blij, zit iemand ergens mee? Niet veel collega’s bespreken hun zaken meteen, maar je ziet als iemand terugkomt wel of het goed ging of niet. En alleen belangstelling kan al helpen. Even je verhaal kwijt en dan weer op naar de volgende. Wat mij betreft zouden de Wmo-teams ook wel uitgebreid mogen worden met Jeugdzorg en Participatie. Dan heb je korte lijntjes met elkaar en zijn het geen aparte eenheden. Maar daarmee bedoel ik niet dat je onze Wmo-taken met die twee disciplines moet uitbreiden. Ik vind dat je de kunde moet laten bij de mensen die de kunde hebben. Dat je weet dat die kunde aanwezig is en dat je daarom de samenwerking opzoekt. Dus de teams zouden dan gewoon groter worden”.
“Kunde laten bij de mensen die de kunde hebben”
Goede zorg doen we samen
13
Jisk Branderhorst:
“ Door anders naar dingen te kijken, gaan we misschien meer dingen zien”
Jisk Branderhorst Wijkteams: Centrum-Belcrum en Boeimeer-Ruitersbos Opleiding: ROC Tilburg, Sociaal Pedagogisch Werk Vorige werkkring: Amarant Groep
“ Ik ben hier pas begonnen, maar kan op dit moment geen leukere baan verzinnen. Ik ben er bijna trots op, dat ik dit werk mag doen. Als mensen vragen ‘Goh Jisk, nieuwe baan bij de gemeente? Wat doe je daar dan?’ Dan ben ik niet meer te stoppen. Tot mijn vriendin zegt: ‘Hé, kap er eens mee!’ Ik zit nu op een plek waar ik hoop iets te kunnen betekenen. Maar het is ook gewoon een enorme leerschool. Ik leer veel mensen kennen en doe veel kennis op. En ik ben enthousiast over de energie die hier rondhangt. Allemaal mensen uit verschillende takken van zorg met hun eigen ideeën. Dat in combinatie met de Wmo-collega’s die er al zaten, vind ik een heel mooie cocktail”.
“Ik heb altijd intramurale zorg gedaan, dus voor mij was het ambulante gedeelte, bij cliënten op huisbezoek gaan, al nieuw. Ik wist dat het anders zou worden, maar het is toch nog méér anders dan ik gedacht had. Dat maakt het nòg mooier. Ik vind het geweldig om heel anders naar dingen te kijken, want dat gebeurt met deze nieuwe Wmo-aanpak. En daarbij kan ik veel vaardigheden van mijn vorige werk goed gebruiken. Ik had me eerst wel ingelezen en heb daarna alles op me af laten komen. De eerste week ben ik als een spons gaan opzuigen. Toen dacht ik, dat laat ik nu maar los... Ik ga gewoon aan de gang, ik zie wel wat ik tegenkom en daar kom ik dan vanzelf iets over te weten. Ja, ik ga nu al steeds meer vinden van dingen, maar moet er nog iets meer gevoel bij krijgen”.
Aanpak begeleiding loslaten “In mijn vorige werk moest ik eigenlijk een soort programma uitvoeren. En nu heb ik de regie en beslis ik of iemand voorzieningen krijgt ja of nee. Die regie nam ik bij Amarant ook al, maar het verschil is... Nu moet ik het weer loslaten op de juiste plekken binnen het netwerk. Dat is nieuw voor me, daar moet ik op letten. Ik ben gewend om zelf de lijnen uit te zetten en nu is het juist belangrijk om de ander op gedachten te brengen. Om meer bij de cliënt zelf weg te leggen. Dus bij een huisbezoek vragen: ‘Waar wil jij het met ons over hebben?’ En ik moet me trouwens ook niet te veel bemoeien met de inhoud hè... dus hoe ik de begeleiding zèlf zou doen. Daar moet ik ook een beetje mee uitkijken, want ik zit nu dus op een andere stoel. Ik ben geen uitvoerder van een plan, maar regisseur ervan”.
“De eerste week ben ik als een spons gaan opzuigen” Goede zorg doen we samen
15
“Soms moet je er ook wel eens iets doorheen drukken Zelfstandigheid een groot goed “We hebben veel mensen met een zorgvraag te afhankelijk gemaakt van ons, van professionele hulpverlening. Hopelijk kunnen we hen er weer van bewust maken, dat zelfstandigheid een groot goed is. Maar hoe krijgen we elkaar daarin mee? Door anders naar dingen te kijken, gaan we misschien wel meer dingen zien. Het zou mooi zijn, als mensen weer wat minder afhankelijk van hulpverlening worden. Ik denk, dat we daar wel in gaan slagen. Maar je moet er ook voor zorgen dat mensen zichzelf niet overvragen. Ik bedoel, je hebt mensen die koste wat kost zelfstandig willen blijven. Dat is prima, maar dan is er natuurlijk wel een goed vangnet nodig. Als er iets misgaat, moet er snel hulp zijn. Anders kan er ook veel schade ontstaan. Het is dan ook niet voor niets dat de gemeente veel aandacht heeft voor de belastbaarheid van de mantelzorgers”.
Gewoon eerlijk zijn “Ik probeer zo veel mogelijk alles met elkaar af te stemmen. Voordat ik het plan verstuur, kijk ik ook altijd even of we op dezelfde lijn zitten. Heel goed als dat zo is, maar ja, soms moet je er ook wel eens iets doorheen drukken. En dan moet je dus tegen een organisatie kunnen zeggen, dat ze het anders moeten gaan doen. Er zijn nu nog genoeg organisaties die moeite hebben met de nieuwe situatie. Die het toch nog wat rigide op dezelfde manier willen blijven aanpakken. Dan moet je gewoon eerlijk zijn: ‘Jongens, dat lukt niet. We gaan het zo en zo doen. Als jullie daar vragen en opmerkingen over hebben, sorry, maar neem het dan maar op met Contractbeheer’. Ik vind, dat we hier een voortrekkersrol in moeten hebben. En natuurlijk ook dat we er steeds met elkaar over in gesprek moeten gaan”.
Dit moet je direct kunnen delen “Het fijne van werken in een wijkteam is, dat ik collega’s in de buurt heb die hulp kunnen bieden. Er gebeurt op dit moment zo veel... dat moet je direct met elkaar kunnen delen, ik bedoel persoonlijk, zonder elkaar te bellen of eerst een afspraak te plannen. Dat lijkt me noodzakelijk om een goede start te maken. Dat we hier samen zitten en ook aanlandplekken in de wijk hebben, maakt dat je steeds met elkaar aan het proces bezig bent. Ik denk, dat dit persoonlijke contact daarbij heel belangrijk is. Maar wie weet, misschien zou het over een jaar of twee weer anders georganiseerd kunnen worden. Dat iedereen bijvoorbeeld terug zou kunnen naar de eigen organisatie om van daaruit verder te werken. Omdat we elkaar dan gevonden hebben”.
Eén gezin, één plan “De samenwerking met Jeugdzorg moet makkelijker kunnen, denk ik. Of het een voordeel is dat je bij elkaar in een gebouw komt te werken... zou best kunnen. Weet ik nog niet zo zeer. Maar ik denk wel dat bijvoorbeeld Beschermd Wonen er best bij kan komen. Maar Wmo, Participatie en Jeugdzorg allemaal in één team... Nou ja, ik denk wel dat Jeugdzorg en Wmo best aardig samen zouden kunnen. Het idee is toch één gezin, één plan. Dat is nu nog niet helemaal te realiseren, maar daar zit zeker iets in. Je komt echt gezinnen tegen waar èn hulp nodig is voor de kinderen èn een stukje begeleiding uit de Wmo of bijvoorbeeld huishoudelijke verzorging vanuit de Wmo. Daar moet je dan eigenlijk ook één plan in kunnen schrijven. Maar of je daarvoor samen met Jeugdzorg in een team moet gaan zitten, dat vraag ik me af. Aan de andere kant... het is natuurlijk wel vreemd, dat je als gemeente met twee verschillende gezichten en twee verschillende plannen bij een gezin komt aanzetten. Dat gebeurt nog steeds wel”.
“Mooi als mensen minder afhankelijk van hulpverlening worden”
Goede zorg doen we samen
17
Jurgen Wouters:
“ Moet je als generalist ook alles kunnen? Nee, dat denk ik niet”.
Jurgen Wouters Wijkteams: Centrum-Belcrum en Teteringen-Waterdonken Opleiding: Fontys, HBO Verpleegkunde en post HBO-opleidingen Vorige werkkring: ambulante psychiatrie kinderen, jeugd en volwassenen
“ We moeten aandacht blijven houden voor de omslag die we aan het maken zijn. Wij zitten straks misschien al in een ‘zo doen we het’-modus, terwijl de rest een stuk langzamer mee verandert. Hoe kunnen we samenwerken, de verbinding maken? Het is goed om daar steeds oog voor te hebben. Dan krijg je mensen mee, denk ik. Ik vind het leuk om onze nieuwe Wmo-aanpak uit te leggen. Een presentatie op de ouderenbeurs, gastcollege op school, uitleg bij praktijkondersteuners van huisartsen: Wat doen we? Hoe ziet het eruit? Wat verandert er nou echt? Hoe kunnen we elkaar helpen? Als je dat duidelijk uitdraagt, wordt er heel positief op gereageerd”.
“Ik werkte in de ambulante psychiatrie in de Kempen, toen dit op mijn pad kwam. Ik had voor mijn werk al veel met gemeenten om de tafel gezeten en het leek me een mooie uitdaging om bij Breda aan de slag te gaan. Met zijn allen proberen om hier de nieuwe Wmo-aanpak goed weg te zetten, dat vond ik wel wat. Kijken, aftasten, ik voelde dat daar veel ruimte voor was. Dat is ook absoluut uitgekomen. Die ruimte krijgen we, maar die hebben we ook wel nodig om het werk eigen te maken. Er moet zo enorm veel gebeuren. Die kanteling begint vorm te krijgen, maar we zijn er nog niet. En bedrijven en organisaties moeten er ook nog in mee”.
“Er wordt nu echt een keer bottom-up gekeken”
Goede zorg doen we samen
Jullie moeten het anders aanpakken “Zorgaanbieders beginnen nu bijvoorbeeld nog wel eens te steigeren, als de budgetten kleiner zijn dan verwacht. Wij hebben opdracht gekregen om niet naar bedragen te kijken, maar we zien ze natuurlijk wel. Dan denken wij ook wel eens: om het voor zo’n bedrag te kunnen leveren, moeten jullie het anders gaan aanpakken. Want als ze er mantelzorgers, vrijwilligers en andere voorzieningen bij betrekken, wordt het voor hen toch lucratiever? En dat kan echt hoor, maar we moeten ze daar wel in meenemen. Het is ook een taak van ons om uit te dragen hoe dat mogelijk is. De nieuwe Wmo-aanpak wordt goed ontvangen. Zijn er vragen, dan gaat het niet over de gedachte daarachter, maar vooral over de budgetten. In die nieuwe gedachte kan iedereen zich vinden. Dat vind ik persoonlijk ook logisch, alleen moet je je wel bedenken dat de vorige manier van werken in tientallen jaren zo gegroeid is. Dus dit is wel een cultuurverandering. Dat gaat tijd kosten, maar je moet ergens beginnen. En ik denk dat dit een stap in de goede richting is”.
19
Onze mening telt. We worden heel serieus genomen” Niet met de voeten omhoog “Er wordt nu echt een keer bottom-up up gekeken. Dat wordt wel heel vaak gezegd, maar dan is het toch gewoon weer van boven naar beneden. Nu worden we echt gefaciliteerd om onder te gaan doen wat we moeten doen. Om daar te kijken hoe het loopt en wat de effecten zijn. Dan krijg je dus wel meteen van anderen te horen: ‘Hoe ga je dat dan meten? Hoe weten ze dan wat jullie uren zijn?’ Maar dat moet straks blijken uit de klanttevredenheid, uit hoeveel zaken je afhandelt. Dat is een andere manier van meten dan van tevoren tegen iemand zeggen: ‘Deze productie moet je halen, zoveel moet je hebben’. Natuurlijk wordt er wel van je verwacht, dat je je als professional opstelt en niet met de voeten omhoog gaat zitten. Je moet je uren maken. Maar ik geloof niet, dat er ook maar iemand is die de kantjes ervan afloopt. Iedereen is enthousiast en actief. Dit is echt iets wat we samen doen. Ik heb het idee dat iedereen er wel zo’n beetje hetzelfde in staat. Allemaal met een eigen achtergrond en verhalen, maar we weten elkaar te vinden. Het is leuk om met zoveel verschillende mensen te werken, zodat je de ervaringen van elkaar kunt gebruiken. Het is voor eerst dat ik het zo meemaak. Ja, ik ben er dus heel positief over”.
Een bepaalde angst voor ons “Ik merk dat cliënten eerst een bepaalde angst voor ons hebben. Maar als je weggaat, hoor je dat het toch wel meeviel... dat ze een ander iemand verwacht hadden. Belangrijk is, dat je luistert. De maatwerkvoorziening ligt niet altijd in lijn met wat de cliënt verwacht. Als je maar kunt uitleggen waarom je doet wat je doet. En je moet weten wat de cliënt voelt en daar rekening mee kunnen houden. Een cliënt moet zich gehoord voelen. Nee, wij kunnen inderdaad niet meer zeggen: ‘Dat zijn de regels, ik kan er ook niks aan doen’. We zitten er nu om het zelf uit te leggen en zelf de zaak op te lossen. Omdat we beslissingen mogen nemen en als het nodig is zorg mogen inzetten, hebben we wel een verantwoordelijke functie. Onze mening telt. Dat maakt ook, dat we heel serieus worden genomen”.
Hoe moet dat vorm krijgen? “Verbreding met Jeugdzorg en Participatie erbij? Ik weet eerlijk gezegd niet goed hoe dat vorm zou moeten krijgen. Dat verbreden doen we nu als Wmo-team eigenlijk ook al door samenwerking te zoeken met andere partijen. Er zijn nu bijvoorbeeld korte lijntjes met een paar medewerkers van Jeugd en Gezin. We kunnen hen heel snel aanspreken. Dat is handig, ja. Maar zou je er één groot team van maken met Wmo, Jeugdzorg en Participatie er in, dan krijg je als generalist wel een heel breed werkterrein. En onze Wmo-taak is al groot genoeg. Dat geldt trouwens zeker ook voor Jeugdzorg. Die doen er zelfs nog behandeling bij. Dat zouden wij er dan dus ook nog bij krijgen. Ik denk dat het beter is om een stukje specialisatie te houden. Er zijn vaak raakvlakken, maar het zijn ook echt andere takken van sport. Moet iedereen wel zo breed zijn? Wat is de meerwaarde? Moet je alles kunnen? Nee, dat denk ik niet”.
Samen op één locatie “Ik zie weer wel voor me, dat we met verschillende partijen samen op één locatie zouden zitten. Dan kunnen we snel even samenspraak houden en hoeven we niet eerst een aparte afspraak in te plannen. Op die manier zouden we ons werk als Wmo-generalisten, Jeugdzorg en Participatie mooi op elkaar kunnen afstemmen. Ook het in de wijk bij elkaar zitten, moet nog meer vorm krijgen. Zo zou je gebruik kunnen maken van de expertise van het Centrum voor Jeugd en Gezin en andere partijen, maar ik ben benieuwd of we elkaar in de praktijk ook echt zullen ontmoeten. Mijn teams hebben nu aanlandplekken bij het IMW en Zorg voor Elkaar. Het kan best zijn, dat we bij Zorg voor Elkaar alleen hun medewerkers zien. En dat er bij het IMW meer mensen zitten met verschillende disciplines. Misschien zeggen we over een half jaar wel, we gaan het eens ergens anders proberen. Het is dus nog maar de vraag wie je daar dan tegenkomt. Als je in een wijk op dezelfde locatie zou werken, gebeurt dat natuurlijk wel een stuk makkelijker”.
“Benieuwd of we elkaar ook echt ontmoeten”
Goede zorg doen we samen
21
Saar Meesters:
“ Je moet vooral je voordeel doen met de kennis die mensen hebben”
Saar Meesters Wijkteams: Noord-Oost en Brabantpark-Heusdenhout Opleiding: IZ verpleegkundige Vorige werkkring: Amarant, ambulante dienstverlening
“ Onze nieuwe aanpak vraagt wel om een andere manier van denken en doen. Dat gaat niet van de ene dag op de andere. Je moet er bijvoorbeeld ook organisaties in meetrekken. Dat zie ik als een onderdeel van mijn werk. Als ik enthousiast over onze nieuwe werkwijze praat, denkt iemand van zo’n organisatie op een gegeven moment misschien ‘Ja, er zit zeker iets in’. En daarmee zaai je al wat. Want die persoon zegt dan mogelijk weer tegen een ander: ‘Laatst zat ik met iemand van de Wmo aan tafel en die zei dat en dat en dat klonk eigenlijk best aannemelijk’. Zo ontstaat er hopelijk een olievlek, die zich steeds verder uitbreidt”.
“De gemeente zocht Wmo-generalisten hoorde ik bij Amarant. Ik heb gereageerd en ben toen gedetacheerd. Geweldig. Boeiend dat ik nu op een andere manier in het werkveld sta. Je bent meer de regisseur. Ik vind het leuk om dingen te bedenken, maar ha, ik vind het ook leuk als een ander het dan uitvoert. En nu hoef ik het niet eens meer allemaal te bedenken, want ook hulpverleners moeten dat zelf kunnen. Zij zijn de experts. Ik vind het ook een enorme uitdaging om te kijken wat je in het netwerk van cliënten, in het opzoeken van de contacten links en rechts, kunt veranderen en bewerkstelligen. Ik zit nu dus aan de voorkant van het veranderproces. Heel tof dat je daar als persoon invloed op kunt hebben en het met zo’n team kunt neerzetten”.
“Boeiend dat ik nu op andere manier in het werkveld sta” Goede zorg doen we samen
Niet meer van deze tijd “Ik deed bij Amarant al huisbezoeken en er zijn zeker overeenkomsten. Binnen de ambulante tak van Amarant zijn we ook sterk gaan kijken naar wat iemand zelf kan en hoe hij of zij dat in de hulpvraag kan gebruiken. En wat lukt gewoon niet, wat kan iemand niet zelfstandig? Nee, het oude ‘Je hebt een indicatie, dus dan krijg je die zorg ook’ bestaat niet meer. Die zorg moet wel nodig zijn. Eigenlijk zijn we bij Amarant hard bezig geweest onszelf zoveel mogelijk overbodig te maken door kritische vragen te stellen. Soms kom ik zo’n oude indicatie nog wel eens tegen. Die is dan gewoon overgenomen uit een eerdere situatie en volgens de regels van toen. Maar dat is niet meer van deze tijd. Er waren natuurlijk cliënten die echt veel zorg nodig hadden en die werd dan toch niet afgenomen. Maar sommige indicaties waren alleen hoog afgegeven, omdat ze op basis van de problematiek hoog scoorden. En, ja, er is vaak misschien wel meer winst met een lagere indicatie te halen dan andersom”.
23
“Er is al een hoop, maar er is ook nog een hoop niet” Helft minder aanvragen “Bij Amarant moest de werkwijze vooral functioneel zijn, dus ik hoefde niet met iedereen contact te leggen. Dat is hier wel anders. Net als mijn rol. Toen zette ik de lijnen uit en haalde ik de partijen erbij die nodig waren. Nu zet ik ook wel lijnen uit, maar de aanbieder zorgt voor de invulling. Daarbij heb je natuurlijk ook het informele netwerk nodig en die mensen staan meestal niet tegelijk met mij aan de voordeur. En ik moet wel weten wie er zijn. Daar moet je aan bouwen. Want er is al een hoop, maar er is ook nog een hoop niet. En dan bedoel ik vooral het bewustzijn bij de mensen zelf. Het zou mooi zijn als iedereen zich er op een gegeven moment bewust van is, dat veel zorg ook ergens anders vandaan kan komen. En dat dan de helft van de aanvragen hier niet meer ligt. Maar nu zitten we er nog als een schakel tussen. Dus we moeten er steeds handen en voeten aan geven. Als ik niet tegen mensen zeg, dat ze bij Stib, Humanitas of weet ik veel waar moeten zijn, weten ze het niet. Dat is nog flink investeren”.
Iets te winnen “Ik vraag me weleens af of het werken in twee wijkteams wel zo efficiënt is. Nu heb ik bijvoorbeeld van twee teams wijkoverleg en daarmee kom ik al gauw op zo’n vier uur overleg per week. Dat vind ik wel veel. En dan heb ik nog niet eens met de wijkmedewerkers gesproken... Maar goed, die keuze is gemaakt met het oog op kruisbestuiving en kennisoverdracht. Dat kan zeker inspirerend werken, maar misschien is het toch de moeite waard om te kijken of er andere manieren zijn. Als het voor mij niet werkt, werkt het voor een ander misschien ook niet. Hier valt nog wel iets te winnen, denk ik. De Wmo-teams uitbreiden met Jeugdzorg en Participatie kan ik me goed voorstellen. Er komen bijvoorbeeld veel vragen binnen over de begeleiding van jeugd die zonder werk thuiszit. Dat zorgt nogal eens voor problemen. Geen werk, uitkering, gedemotiveerd... Daar zit al zo’n grote overlap met die andere disciplines. Dan zou je samen goed tot oplossingen kunnen komen. Wij lopen ergens tegenaan, zij doen dat ook. Dat zouden we ook naast elkaar kunnen leggen”.
Overlap is heel zichtbaar “Ja, die disciplines kunnen best in één team. Ik denk dat je je voordeel moet doen met de kennis die mensen hebben. Als ik er nu Participatie als taak bij zou krijgen, mis ik relevante kennis. En door die disciplines in een team samen te voegen, komt die kennis mee. Het kan best zijn dat je na verloop van tijd zoveel kennis hebt opgebouwd, dat je het allemaal zou kunnen. Ik vind het op dit moment nog te vroeg om dat van iedereen te vragen. Maar de overlap is heel zichtbaar en het lijkt me een enorm voordeel, als je van elkaar weet wat je aan het doen bent. Dus dan kun je die disciplines toch beter samenvoegen?
Elke keer dat ik zou meelopen met iemand van Participatie, zou ik leren hoe ik het een volgende keer zelf kan doen. Maar dat kun je in deze fase nog niet van me vragen. Nu zou ik er direct een collega van Participatie bij halen. We kunnen het beter naar elkaar toe laten groeien. En misschien merken we dan op een gegeven moment, dat we het allemaal geleerd hebben en beheersen. Dat wordt trouwens wel weer lastig voor nieuwe medewerkers, want die moeten dat dan ineens ook allemaal kunnen... En mocht het zover komen, dan kan ik me ook goed voorstellen dat we in veel kleinere kernen gaan werken en niet in zulke grote teams. Want ja, zo’n groot team is natuurlijk leuk voor de kruisbestuiving, maar dan zijn we daar straks alleen nog maar mee bezig”.
“Zo’n vier uur overleg per week, dat vind ik wel veel”
Goede zorg doen we samen
25
Kim Broeders: “ Fijn dat teamgenoten verschillende disciplines en achtergronden hebben”
Kim Broeders Wijkteams: Brabantpark-Heusdenhout en Noord Opleiding: Avans, Sociaal Pedagogische Hulpverlening Vorige werkkring: ambulant begeleider Bureau Maks
“ Ik kom uit de ambulante begeleiding, dus ik deed al huisbezoeken. Het verschil is, dat bij ambulante begeleiding alle doelen al gesteld zijn. Die streef je dan na met de cliënt. Nu breng ik eerst de situatie in kaart en dan specificeer ik de doelen. Maar ik help niet met de uitvoering en dat was wel even wennen. Ik had in het begin ook de neiging om heel diep op de doelen in te gaan, terwijl je dat moet overlaten aan de zorgaanbieder. Het is een heel andere rol. Maar ik kom er steeds meer in. Samen met mijn collega’s is alles goed te hanteren”.
“In mijn vorige werkkring gaf het CIZ de indicatie af en die kon je dan uitvoeren. Nu indiceer ik zelf en die rol voelt prima. Het CIZ deed niet aan huisbezoeken. Iemand werd telefonisch te woord gestaan, je stuurde allemaal verslagen op en dan bepaalden ze bij het CIZ wat er nodig was. Maar die huisbezoeken zijn juist heel goed. Je kunt dan samen met alle betrokkenen bij iemand thuis om de tafel gaan zitten”.
“We moeten blijven herhalen hoe we werken. Dat is belangrijk”
Goede zorg doen we samen
Bij collega’s aankloppen “Natuurlijk zijn er dingen waar ik minder van weet. Ouderen, dementie... daar heb ik nauwelijks ervaring mee. We krijgen bij de gemeente wel cursussen, maar dan moet ik toch ook bij collega’s aankloppen. Dus daarom is het fijn dat je in een team zit met mensen die verschillende disciplines en achtergronden hebben. Je leert elkaar steeds beter kennen en weet waar iemands specialisme ligt. En er wordt ook goed gelachen gelukkig. Net als iedereen werk ik in twee teams. Er zijn veel overeenkomsten, maar er wordt ook verschillend over dingen gedacht. Er is nog veel door te ontwikkelen, omdat we nog maar zo kort bezig zijn. Het moet zich allemaal nog uitkristalliseren. Ook of het fijner is om in één team te werken dan in twee. Daar hoeven we nu nog geen antwoord op te hebben”.
27
“Met alle partijen om de tafel en dan afstemmen. Die rol vind ik leuk” Nu vooral uitleggen “Als ik bij een cliënt de deur uitga, wil ik precies weten hoe het zit met de zelfredzaamheid en waar ondersteuning nodig is. Gaan wij dat inzetten of het voorliggend veld? En zo niet, wat kan een maatwerkvoorziening dan bieden? Dus wat lukt er wel en wat verdient aandacht en hoe gaan we dat ondervangen? Momenteel moeten we vooral uitleggen hoe we werken. Dat is voor veel mensen nog onduidelijk, want het is toch nieuw allemaal. Je moet het blijven herhalen, dat is belangrijk. Dit is onze werkwijze, dit bieden we wel, dit bieden we niet. We gaan eerst kijken wat er buiten de maatwerkvoorzieningen van de Wmo mogelijk is. Hoe meer uitleg je geeft, ook over het waarom en hoe een indicatie tot stand komt, hoe meer begrip er ontstaat. In het begin vinden mensen zo’n huisbezoek wel spannend, maar als je dan uiteindelijk de deur uitloopt is er toch een andere sfeer. Verder is het goed om al aan de telefoon te vertellen wat de bedoeling van een huisbezoek is. Dat we niet komen om iets af te nemen, maar gewoon om te kijken wat hij of zij nodig heeft. Dat neemt ook al wat spanning weg. Nee, van cliëntondersteuning wordt eigenlijk nauwelijks gebruik gemaakt. Die wordt wel aangeboden, maar cliënten hebben er blijkbaar geen behoefte aan. Ze nemen meestal iemand uit eigen kring mee”.
Kan het ook anders? “Je kunt wel gelijk hoog inzetten met een maatwerkvoorziening, maar dat is niet echt de bedoeling. Eerst eens kijken of het ook anders kan. Zoeken, creatief denken, wat past het meest? En het is heel leuk om met andere partijen in de wijk te kijken of zij ook iets passends voor iemand kunnen inzetten. Het kan gebeuren, dat een cliënt door onze indicatie niet meer dezelfde begeleiding krijgt als eerst via het CIZ. Mensen zijn daar wel wat huiverig voor. Als je dan uitlegt hoe je tot die indicatie komt, dat je alles blijft volgen en zo nodig iets kunt aanpassen, dan stelt dat gerust. Maar je hebt natuurlijk altijd mensen die het er niet mee eens zijn. Door in gesprek te gaan, probeer je dat zoveel mogelijk te ondervangen. Als je voor een cliënt de lijnen uitzet en je zit met alle betrokken partijen om de tafel om af te stemmen wie wat doet... die rol vind ik leuk. En als je dan later evalueert en ziet dat het werkt, geeft dat niet alleen de cliënt een fijn gevoel, maar mijzelf ook”.
Regie spreken we samen af “Wie de regie heeft met al die partijen erbij? Dat spreken we onderling af. Dat hoef ik niet per se zelf te zijn. Misschien zijn er ook wel anderen die dat kunnen doen. Hoe meer je de regie bij de cliënt of het netwerk kunt leggen hoe beter. En gaat het niet, dan kun je altijd nog ingrijpen. Want ik blijf altijd meekijken of de resultaten worden behaald! Als je overal die rol van regisseur zou hebben, dat wordt te veel. Nu heb ik een stuk of tien zaken. Dat komt... soms kan je ze niet afwerken, omdat je bijvoorbeeld nog wacht op informatie. Je kunt niet van tevoren zeggen, dat een zaak binnen een week is afgesloten. Dus zit je nog op veel informatie te wachten, dan pak je er een nieuwe aanvraag bij. Maar het moeten er ook weer niet te veel worden. Had ik niet verwacht trouwens, dat er zoveel open blijft staan doordat je afhankelijk van anderen bent. Daar ben ik nog zoekende in. Hoe zorg je ervoor dat het zo effectief mogelijk werkt? Ja, ik heb zeker het gevoel dat we goed bezig zijn. De huisbezoeken, zelfredzaamheidsdomeinen, het zoeken naar wat passend is, wat het voorliggend veld kan en wat maatwerkvoorzieningen kunnen bieden... dat gaat goed. Iedereen is creatief genoeg om oplossingen te bedenken, dat is wel duidelijk. Misschien kan de invulling nog wel wat worden aangescherpt. Zoals ik al eerder zei, wat bijvoorbeeld het meest effectieve proces is”.
Het wijkteam als Wmo-eenheid “Een wijkteam heeft zeker meerwaarde. Met zo’n team en alle partijen in de wijk probeer je een basis te creëren. Dat gaat verder dan weten wie iemand is en wie je kunt bellen. Je bent echt met elkaar in contact, zit samen in een casus en weet van elkaar hoe je werkt. Het fysiek aanwezig zijn op bepaalde tijden en op bepaalde plekken maakt dat je verbinding krijgt. Gewoon door elkaar te zien, te spreken, kritisch naar elkaar te kijken en plezier te hebben. Ik vind het een goed besluit van de gemeente om die basis te creëren en ook op lange termijn te behouden. We worden nu ook al als Wmo-eenheid gezien: ‘Jullie zijn het Wmo-wijkteam, dus we leggen die vragen bij jullie’. Het is duidelijk en we staan ergens voor. Verschillende mensen maar met hetzelfde doel. Het team verbreden met jeugdzorg en participatie? Nou, dat lijkt me nu nog iets te breed. Toch eerst maar eens kijken hoe we de Wmo-werkwijze verder kunnen verbeteren en dan pas gaan denken aan de volgende stap”.
“Jullie zijn het Wmo-wijkteam, dus we leggen die vragen bij jullie”
Goede zorg doen we samen
29
Alexandra Scholer:
“ Meer dan ooit moet de klant weer centraal komen te staan”
Alexandra Scholer Wijkteam: Noord Opleiding: Den Bosch, HBO Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Vorige werkkring: Klantmanager ATEA-groep Breda
“ Ik heb gemerkt, dat iemand van de Wmo altijd wordt ervaren als een steun in de rug, als iemand die naast de cliënt zit. Vanuit ATEA waren mijn taken vooral toetsend, ging het over bijstand en geld en over activeren om deel te nemen aan de maatschappij. In deze pilot bij de Wmo is mijn rol heel anders. Puur vanuit het denken in kansen vind ik dat een verademing. Nu is er echt een andere interactie. Ook de benadering van het probleem is anders. We gaan samen kijken hoe we dat probleem gaan oplossen en die oplossing ligt niet standaard bij geld van de gemeente, maar kan ook vanuit de cliënt zelf komen. Daar ga ik echt op bevragen en kijken wat kan. Als een voorziening niet nodig is, is ook een ‘nee’ verkopen prima”.
“Ik zit met een collega in een pilot van een jaar. ATEA heeft twee mensen geleverd om deel te nemen in een Wmo-team. We kijken hoe Participatie en Wmo-ondersteuning verweven kunnen worden. Wat kunnen de voordelen zijn om in één team te zitten? Wat levert het eigenlijk op? Er zit een overlap in Wmo-cliënten en bijstandscliënten. Dat maakt deze pilot interessant. We zitten nu ieder maar in één wijkteam, omdat gekozen is voor wijken die redelijk wat aandacht vragen. De bedrijfscultuur van ATEA verschilt nogal van die op het stadskantoor. Nu hebben we veel vrijheid, met relatief weinig vaste kaders. Op dit moment is het proeven aan een nieuwe functie. Het is voor mij een goede stap geweest. Een nieuw team, een hele hoop energie en mijn collega’s hebben allemaal een eigen specialisme. Het klopt gewoon en ik hoop eigenlijk niet dat het na een jaar weer afgelopen is”.
Steeds aftasten “Een van mijn cliënten als Wmo-generalist had ik ook al jaren bij ATEA. Ik liet weten, dat ik vanuit de Wmo met twee collega’s langs zou komen en dat we dan samen naar begeleiding en Participatie zouden kijken. Ze was superblij dat we daar met het hele team zaten. Nu hoefde ze niet tig keer haar hele verhaal te doen en konden we meteen alles op elkaar afstemmen. Je kunt het misschien niet direct in cijfers uitdrukken, maar dat is gewoon winst. Wel moet je steeds aftasten, wanneer je Participatie erbij kunt inschuiven. Participatie als een sturend instrument gebruiken is belangrijk om cliënten in hun eigen kracht te zetten. En dan krijgt ook hun geestelijk welzijn een positieve boost en hoeven ze misschien steeds minder gebruik te maken van zorg”.
“Toch is hulp volgens mij nog steeds geldgestuurd” Goede zorg doen we samen
31
“Misschien is de conclusie: het had vroeger wel met minder gekund” Goed om te blijven signaleren “Het zoeken naar oplossingen vind ik heel leuk. Dat je met een cliënt in gesprek gaat en kijkt wat er nodig is. Toch denk ik dat hulp nog steeds te vaak geldgestuurd is. Bij het zoeken naar oplossingen vind je dan nogal eens belemmeringen. Een voorbeeld: een cliënt had beschermd wonen nodig met 24-uurs zorg. Dat was voor mij een heel nieuwe wereld, dus ik ga zoeken. En met de huidige afspraken blijkt zo’n ‘eenvoudige’ vraag dan uiteindelijk te verzanden. Zo wordt het lastig om zaken voor elkaar te krijgen. Ik zeg dan ook wel eens: ‘Als financiën nu even geen probleem zijn, kun je dan met me meedenken?’ Dan gaan mensen pas openstaan. Anders blokkeren ze, omdat ze niet weten hoe iets gefinancierd wordt. Ze willen de financiële toezegging soms ook nog eens zwart op wit krijgen. Heel jammer. En we zijn zoekende, dat is zo. Zeker in deze opstartfase hebben we nog niet voor elke situatie een pasklare oplossing. We moeten steeds transparant in gesprek gaan met iedereen die erbij betrokken is. Alleen zo kunnen we tot een compromis komen. Volgens mij is het goed dat zowel cliënten als uitvoerenden blijven signaleren waar behoeften liggen”.
Geen terugtrekkende beweging “We moeten de goede oplossingen nu wel op een andere manier zien te vinden. En ja, dat zou in de toekomst best eens tot de conclusie kunnen leiden, dat het vroeger wel met wat minder had gekund. Aan de andere kant vraagt het ook gewoon meer van de cliënt en er is een kwetsbare groep die vaak de draagkracht niet heeft. Daar hebben we als gemeente wel een taak, vind ik. We moeten heel zorgvuldig naar die groep blijven kijken... ervoor zorgen dat daar ook voldoende netwerk komt en dat er ook heel duidelijk lijntjes zijn naar het voorliggend veld. En we moeten vooral professionals inzetten waar dat nodig is. Het mag geen terugtrekkende beweging worden. Ik ben steeds benieuwd hoe zorgaanbieders mijn indicaties uitvoeren. Want je formuleert natuurlijk doelen met elkaar. Ik kan dan wel zeggen ‘Dat is jouw pakkie-an’, maar ik voel me toch ook verantwoordelijk. Als ik iets ga inzetten waarover ik zelf twijfels heb, is dat lastig. Maar het komt soms voor, want de cliënt bepaalt met wie hij of zij in zee gaat. En als een cliënt zoveel vertrouwen heeft om die verbinding aan te gaan... Wie ben ik dan? In dat vertrouwen zit al zoveel winst! Wel kan ik bijvoorbeeld een indicatie voor een korte periode afgeven en er qua regie bovenop zitten. Even kijken of het wordt waargemaakt en of de cliënt ook goed geholpen wordt. Gaat het niet, dan kunnen we opnieuw met elkaar in gesprek en iets anders inzetten. Meer dan ooit moet de klant weer centraal komen te staan”.
Zo werkt het goed “Wmo uitbreiden met Participatie en Jeugdzorg? Nou, ik geloof niet zo in het schaap met de vijf poten. Ik sta wel open voor die uitbreiding, maar ik ben toch bang dat het te ingewikkeld wordt als iedereen alles moet kunnen. We hebben de expertise in ons team en daar maak ik gebruik van. Dus ik hoef zelf ook al die kennis niet te bezitten. Als ik maar weet bij wie ik in het team kan informeren. En mijn collega’s maken weer gebruik van mijn expertise. Dus de verbinding maken... Daar geloof ik wel in. Zo werkt het goed. Ik kan gemakkelijk even een gesprekje aangaan, omdat collega’s vlak naast me zitten. Ik hoor verhalen, ik hoor andere mensen praten en denk: ‘Hé, daar haak ik even op aan’. Houden we aparte teams Wmo, Jeugdzorg en Participatie op verschillende locaties, dan bereiken we denk ik niet zo snel wat we willen. Maar met al die collega’s bij elkaar wordt het dan weer wel een héél grote club. Dus misschien een afvaardiging van ieder? Een soort frontoffice en backoffice? We zullen zien hoe het zich ontwikkelt!”
“Als ik maar weet bij wie ik in het team kan informeren”
Goede zorg doen we samen
33
Maxine Mühlnickel:
“ Ik ervaar deze nieuwe aanpak zeker als een vooruitgang”
Maxine Mühlnickel Wijkteams: Heuvel-Princenhage en Zuid-Oost Opleiding: Ichthus, HBO sociaal-juridische dienstverlening Vorige werkkring: Wmo Geertruidenberg.
“ Volgens mij gaat het vooral om aandacht geven aan de cliënt en ook gewoon uitleggen waarom iets wel of niet kan. En eerlijk zijn hè, helder. Dat we veel in de organisatie veranderen en dingen nu op een andere manier proberen uit te voeren. Als de mensen het maar snappen en niet het gevoel krijgen dat ze tussen wal en schip raken. Dat er naar ze geluisterd wordt. En dat ze af en toe een telefoontje krijgen, zodat ze ook merken dat je echt wel je best voor ze doet. Of dat je zegt: ‘Ik neem het mee naar het team voor overleg’. Dan vindt iedereen het eigenlijk heel redelijk”.
“Hiervoor werkte ik in Geertruidenberg en daar was ik met een collega al bezig met een pilot voor een wijkteam. Kijken hoe we zorg en welzijn anders konden inrichten... werd ik heel enthousiast van. Alleen, toen we zo’n beetje alles voor elkaar hadden, zei de gemeente: mooi, maar het is toch nog een stip op de horizon. Toen hoorde ik op de Regiodagen dat de gemeente Breda wel die sprong in het diepe ging maken. Dat wilde ik graag meemaken en zo ben ik hier terechtgekomen”.
“Je krijgt dingen beter door met elkaar in een organisatie te zitten”
Goede zorg doen we samen
Even terug in oude rol “Ik had al wel veel geleerd van de kanteling in 2012 en had door mijn werk in Geertruidenberg ook Wmo-ervaring, maar dit is echt een compleet andere functie. Nu ben je als generalist ook met begeleiding bezig. En dat is heel wat anders dan in de oude Wmo-situatie. Best eng hoor, want ik deed mijn werk eerst bijna op de automaat en nu moest ik weer helemaal opnieuw beginnen. Dus haha, ik vind het soms ook fijn om snel een traplift te kunnen regelen, dat je weer even in je oude rol kunt terugvallen. Ja, de gesprekken zijn nu anders. Het is niet langer alleen de cliënt zelf. De omgeving wordt erbij betrokken. We zijn met meer, dat is het leuke eraan. Er is altijd wel familie bij, iemand uit een netwerk of de mensen die al in het proces zitten. Je kunt praktische dingen regelen, dat een cliënt levensloopbestendig gaat wonen, bijvoorbeeld. Maar dan komt er nog een ander stuk... kan iemand alles wel op eigen kracht? Als dat niet goed lukt, kun je er gezinnen, familie en buren bij halen. Dan kun je als generalist veel betekenen. Vanochtend was ik bijvoorbeeld voor het eerst bij een meneer, behoorlijk dementerend. Hij had al huishoudelijke hulp en de wijkverpleegkundige kwam ‘s ochtends en ‘s avonds met zijn medicijnen. Maar zijn dag- en nachtritme was nogal verstoord. Ik zei dat dit misschien kwam, omdat hij zijn dagen
35
“Nu ben ik hier en ligt er geen pak papier van het CIZ” niet zo goed kon vullen. En dat zijn kinderen dat zo vervelend voor hem vonden, maar het heel druk hadden met hun werk. De oplossing is een vrijwilliger van WIJ, die kan alle tijd nemen voor hem en zijn verhalen”. Veel meer betrokken “De praktische thuisbegeleiding is natuurlijk niet nieuw, maar het ging naar mijn idee allemaal vrij onpersoonlijk. Als begeleider moest je een heel plan maken en naar het CIZ opsturen. ‘Ziet er goed uit’, zeiden ze dan. Ze gingen niet met cliënten in gesprek. Nu maken we echt contact. Ik praat in de woonkamer met een zoon of dochter, ik zie hoe de cliënt is. Dat is heel iets anders dan een map op je bureau. Je bent als generalist veel meer betrokken. Laatst was ik bij een huisartsenoverleg en daar vroegen ze naar onze werkwijze. Ik vertelde wat een sociaal team was en dat er nu dus ook Wmo-wijkteams waren. En dat wij nu indiceren in plaats van het CIZ. Dat vonden ze maar moeilijk. ‘Ja’, zeg ik, ‘maar het lijkt mij wel prettig dat ik hier nu zit en dat er geen pak papier van het CIZ ligt’. Dat waren ze toch wel met me eens”.
Niet meer die ene oplossing “Ik ervaar deze nieuwe aanpak zeker als een vooruitgang. Er is veel meer overleg met elkaar, met alle betrokken partijen en zo kom je er dus uit, het is niet meer die éne oplossing. En wat ik aan cliënten en hun omgeving merk... ze vinden het heel prettig, dat er iemand bij ze is geweest en dat die gewoon en persoonlijk heeft geluisterd. Dat zou ik zelf ook hebben. Hiervoor ging het allemaal met één telefoontje en hadden mensen wel of niet ergens recht op. Maar zo is het niet meer. Ik heb ook al best veel afgehouden door met de cliënt samen te kijken of het niet op de een of andere manier zelf geregeld kon worden. Vaak waren dat heel simpele vragen, waardoor cliënten zelf een oplossing verzonnen. En, ja ik ben al vaak weggegaan zonder iets te verstrekken vanuit de gemeente en dat mensen toch mij gewoon terugvragen, hoor”.
Je kunt expertise delen “Persoonlijk vind ik het werken in een team heel belangrijk. Zeker als je bezig bent met vernieuwen. Je kunt expertise delen. Ik kan natuurlijk ook best googlen, bellen en connecties maken, maar ik leer echt zo veel van dat sparren aan tafel. Je gaat vaak op een andere manier naar dingen kijken. Het gros van mijn collega’s heeft al in de praktijk naast mensen gestaan, hè. Die waren al begeleider. Wat over tafel gaat, daar heb je wat aan. Je krijgt dingen juist beter door met elkaar in een team te zitten. Ik leer bijvoorbeeld ook zoveel van wijkverpleegkundigen, het is allemaal met elkaar verweven toch? Werken in twee wijkteams is wel weer apart. En ja, soms ook een beetje verwarrend. ‘Huh, heb je dan een afspraak met het wijkteam? Ooh, je bedoelt je andere wijkteam’. Maar mijn teams zijn alletwee leuk. Absoluut. Ik was eerst bang dat er eilandjes zouden ontstaan, maar dat valt enorm mee. Ik heb contact met iedereen. De meerwaarde van twee wijkteams is, dat je niet altijd het wiel opnieuw hoeft uit te vinden. Je kunt vaak zeggen: ‘In het andere team hebben ze dat toen zo en zo opgelost’. Dus dat idee van kruisbestuiving werkt uiteindelijk wel”.
Over twee jaar verder kijken “Ja, ik geloof echt dat we de nieuwe Wmo-aanpak in Breda wel rond krijgen. Wat ik vind van verbreding van de teams met Jeugdzorg en Participatie? Ik weet niet of we dat heel snel moeten doen. We gaan hier eerst twee jaar mee aan de slag en misschien moeten we dan pas eens verder kijken. Eigenlijk vind ik dat we zo al genoeg overkoepelen. Het sociaal team biedt alle voorliggende ondersteuning. En het Wmo-team heeft alle expertise rond begeleiding. We kennen de samenwerkingspartners in de wijk. En dan is er ook nog Zorg voor elkaar Breda. Daar wijzen ze je de juiste weg wel. Handig toch?”
“Dat idee van kruisbestuiving werkt uiteindelijk wel”
Goede zorg doen we samen
37
Nawoord
Deze verhalen van de mensen in de wijkteams geven een eerste indruk van de nieuwe Wmo-werkwijze. Het is de nieuwe aanpak van elf wijkteams, verdeeld over onze hele stad. Ze bestaan uit enthousiaste mensen met de juiste competenties om de klus te klaren. En samen bezitten ze een diversiteit aan kennis, expertise en ervaring. Het is goed om te zien hoe bevlogen ze zijn. Dat lezen we ook terug in hun verhalen. Uit verschillende invalshoeken geven ze aan dat ze op dit moment geen mooiere baan kunnen bedenken. Iedereen is echt gemotiveerd om er iets van te maken. We doen er alles aan om deze energie vast te houden! Hierbij vinden we het belangrijk dat de mensen alle ruimte krijgen om hun werk goed te doen. Want doèn, daar gaat het nu om. Doen is de beste manier richting vernieuwing en verbetering. Doen, ondervinden, actie ondernemen, zelf organiseren, eigen keuzes maken, anders leren leren, anders leren werken... dat zijn boodschappen die we aan de teams meegeven en waaraan we willen werken. Uiteraard staat de cliënt daarbij centraal. We doen het immers voor en met de cliënt. We hebben te maken met professionals. We gaan er dan ook vanuit dat onze mensen professioneel genoeg zijn om de juiste en verantwoorde keuzes te maken in hun werk. Ze zijn hier op geselecteerd. We geven hen ruimte en vertrouwen en vinden het belangrijk om dat ook te blijven doen. De professionals worden hier enthousiast van. Drempels waar ze tegenaan lopen proberen we zoveel mogelijk weg te nemen.
Goede zorg doen we samen
We zijn benieuwd in hoeverre het enthousiasme en de bevlogenheid van de teamleden zich doorvertalen naar de tevredenheid van de cliënten. Dat is het belangrijkst. Zijn onze inwoners door deze nieuwe manier van werken goed geholpen en zijn ze daar ook tevreden over? En hoe ervaren de samenwerkingspartners onze nieuwe aanpak? Zoals de wethouder in haar voorwoord al aangaf, willen we in een volgende uitgave de cliënt aan het woord laten en daarna de aanbieders. En in een later stadium zullen we weer terugkeren bij de mensen van de wijkteams, want we zijn er nog niet. We zijn nog volop bezig met de doorontwikkeling. De komende tijd gaan we meer investeren in de samenwerking met het CJG en in de verbinding met participatie, kredietbank en beschermd wonen. Maar bijvoorbeeld ook in de verbinding met de wijkverpleging (waarbij we een samenwerking met de zorgverzekeraar zijn aangegaan). Deze ontwikkelpunten blijven we volgen. Verder streven we er natuurlijk naar, dat hetgeen we met en voor de cliënt voor ogen hebben, gehaald wordt. Daarom vinden we het belangrijk dat de teamleden het resultaat volgen en zijn we benieuwd naar hun ervaringen. Dat zegt namelijk ook iets over de inzet van zorg en de manier waarop we willen sturen richting onze contractpartners. De eerste evaluatiegesprekken zullen binnenkort plaatsvinden. In een volgende uitgave willen we er graag aandacht aan schenken.
39
Een van de beste manieren om te bezien of we op de juiste weg zijn, is met elkaar in gesprek gaan. Om ervaringen te delen en dit ook te blijven doen. Dit boekje moet hieraan een bijdrage leveren. We zien het als een onderdeel van de monitor, waarmee we het Wmo-beleid willen volgen. Als een onderdeel van de bundeling van ervaringen, die we willen ophalen en die ons kunnen helpen het Wmo-beleid te verbeteren en waar nodig bij te sturen. Met het oog daarop kijken we uit naar het vervolg.
We zijn trots op wat we de eerste zes maanden hebben kunnen realiseren. Dit geeft enorm veel vertrouwen voor de komende jaren. Ed Farla (teamleider wijkteams Wmo) Caroline Krijnen (beleidsadviseur Wmo)
colofon Teksten: Willem Bazelmans Fotografie: Roy ter Hoeve Ontwerp: Bureau Vormgeving Dit is een uitgave van de Gemeente Breda Juli 2015