EEN SPEL VOOR JONGENS EN MEISJES Inleiding Dit spelregelboekje is speciaal samengesteld voor het peanutbal tijdens de Veldhovense Schoolverlaters Sportdagen. Alleen de spelregels, die u hierna aantreft, zijn tijdens deze dagen van toepassing. De regels zijn opgesteld naar een model van de Koninklijke Nederlandse Baseball – en Softball Bond en zijn waar nodig aangepast. Naast dit boekje zijn op de website www.peanutbal.nl ook beschikbaar:
een aantal praktische vragen (met antwoorden) voor de spelleiders, als ruggensteuntje bij het latere scheidsrechteren; een aantal praktische tips, die u aan uw groep kunt voorleggen als theoretische voorbereiding op de sportdagen.
Uiteraard kunt u dit boekje, alsmede de bijlagen, onbeperkt vermenigvuldigen. Wij hopen, dat wij u hiermee van dienst zijn en wij wensen u alvast veel speelplezier toe. Commissie Veldhovense Schoolverlaters Sportdagen.
Spelverloop
Twee partijen spelen met elkaar. De ene partij staat in het veld en de andere partij is aan slag; In één slagbeurt (inning) komen beide partijen één keer aan slag; Van de slagpartij staat iedere speler op zijn beurt de bal van de slagstandaard het veld in en probeert een punt te scoren door achtereenvolgens het eerste, tweede, derde en thuishonk aan te raken; De veldpartij moet proberen om de slagpartij zo min mogelijk te laten scoren.
Spelregels peanutbal
1
versie 2015.
Speelmateriaal In het speelveld liggen:
3 honken (38x38) 1 thuisplaat (vijfhoek met twee zijden van 30 cm, twee zijden van 22 cm. en één zijde van 43 cm.)
De honken en de thuisplaten dienen, met pennen verdekt in de grond, te zijn vastgezet. Soms hebben rubberen honken een anti-slip-profiel. Bij het slaan wordt gebruik gemaakt van een verstelbare slagstandaard (zie tekening). De bal is van zacht rubber of van leer met een omtrek van ca. 23 centimeter en een gewicht van 100 gram. De knuppel mag van hout of aluminium zijn. Een 27 of 28 inch knuppel voldoet het beste. Aluminium knuppels hebben het nadeel dat deze gemakkelijk beschadigen als men tegen het ijzer van de slagstandaard slaat.
Speelregels algemeen 1. Een team heeft minimaal 9 en maximaal 12 spelers. De scholen dienen er bij de teamindelingen rekening mee te houden dat er in de teams een zo gelijkmatig mogelijke verdeling tussen jongens en meisjes moet zijn. 2. De teambegeleider maakt de slagvolgorde (zie scorekaart op pagina 14) en bespreekt met zijn team de veldopstelling. Heeft een partij minder spelers dan de ander dan slaan er enkele spelers dubbel. 3. Wanneer van de slagpartij de laatste slagman geslagen heeft en het spel is stopgezet (zie pagina 11) dan wordt er gewisseld. 4. Van tevoren wordt afgesproken hoeveel slagbeurten iedere partij krijgt. (bij een toernooi meestal 2 beurten= ongeveer 40 min.). 5. Iedere speler van een team heeft een eigen rugnummer, dat duidelijk leesbaar is en goed vastzit op het shirt.
Spelregels peanutbal
2
versie 2015.
Slaan Het is verboden om:
Met één hand te slaan. Vooraf een aanloop te nemen. De knuppel weg te gooien op een gevaarlijke manier.
In al deze gevallen is de slagman uit!!!
Slaan 1. Iedere speler mag 3 pogingen doen om de bal het veld in te slaan. Zowel een misslag als een foutslag telt als een poging. Bij een misslag en bij een foutslag is het spel dood; de lopers mogen niet verder gaan. Na 3 keer mis- of fout slaan is de slagman uit. 2. De bal is fout geslagen als:
de bal buiten het speelveld blijft liggen, zonder dat de veldpartij, op goed gebied, de bal heeft aangeraakt. De foutlijnen en de honken horen bij het speelveld. De bal buiten het speelveld door de veldpartij wordt aangeraakt. Bij een vangbal (ook op foutgebied) is de slagman uit! de bal blijft liggen binnen 3 meter van de thuisplaat of als de nog rollende bal binnen de 3-meterlijn wordt aangeraakt. het paaltje zodanig wordt geraakt, dat dit omvalt. Wanneer het rubber opzetstuk wordt geraakt of uit de standaard vliegt, dan is dit geen foutslag.
3. Wanneer een geblesseerd kind wel meespeelt, maar niet kan slaan kan de slagbeurt door een teamgenoot worden ingevuld. Daarbij geldt de regel: een meisje slaat voor een meisje en een jongen slaat voor een jongen.
Honklopen 1. Er mag slechts één loper op een honk staan. 2. Wanneer een slagman honkloper wordt, dan verliest de loper die het eerste het honk bezet het recht op dat honk en moet dus naar het tweede honk. Deze regel geldt ook voor lopers op het eerste en het tweede honk of eerste, tweede en derde honk. Men noemt dit: gedwongen loop. 3. Een honkloper mag het honk waarop hij staat pas verlaten als de slagman de bal raakt. 4. Wanneer een honkloper zijn honk duidelijk verlaat, voordat de slagman de bal raakt, dan is hij uit. Het spel is dood en de slagman moet opnieuw slaan. ( de slag telt wel mee) N.B.: Slaat de slagman een vangbal, als de loper duidelijk te vroeg start, dan telt deze en zijn er dus twee spelers tegelijk uit. 5. Wanneer een bal na een wilde gooi het speelveld verlaat (dus zelfs over de 7 meter-lijn gaat), dan mag/mogen de honkloper(s) naar het volgende honk.
Spelregels peanutbal
3
versie 2015.
6. De plaats van de lopers op het moment dat de bal de 7 meter-lijn passeert, is bepalend voor het honk dat zij vrij krijgen. Wordt de bal opzettelijk uit het veld gegooid, dan bepaalt de spelleider hoeveel honken er vrij gegeven worden. Deze regel geldt niet bij de laatste slagman. 7. Een honkloper mag nooit een loper voor hem inhalen. 8. Doorschieten op honk 1 is altijd toegestaan, mits dit rechtdoor gebeurt. Op de andere honken is doorschieten alleen toegestaan na afspraak met de spelleider, bijvoorbeeld vanwege een nat speelveld. 9. Wanneer een geblesseerd kind wel meespeelt, maar niet kan lopen kan de loop door een teamgenoot worden ingevuld. Daarbij geldt de regel: een meisje loopt voor een meisje en een jongen loopt voor een jongen.
Veiligheid 1. 2. 3. 4. 5.
Alleen een officiële peanutbal gebruiken. Slagstandaard volgens tekening. Achtervanger op minstens 2 meter afstand en tegenover de slagman. Spelleider op 2 meter achter de slagstandaard. Slagpartij op veilige afstand (= minstens 7 meter) De volgende slagman komt pas aanlopen, nadat de spelleider hem geroepen heeft. 6. Teambegeleider is steeds in de buurt van de slagpartij. 7. De veldpartij staat op minstens 12 meter als er iemand aan slag is. 8. Knuppel na het slaan laten vallen en niet weggooien. 9. Wanneer het ernaar uitziet, dat er op de thuisplaat gespeeld wordt (tikken of uitbranden met een loper erbij), dan is het verstandig wanneer de spelleider de slagstandaard verder achteruit zet. 10. Alleen op de grasvelden mogen kinderen voetbalschoenen aan. ( dus NIET op kunstgras). Spikes zijn verboden. 11. Het maken van slidings is verboden. Vóór elke wedstrijd maakt de scheidsrechter deze regel nogmaals bekend. Een speler die toch een sliding maakt is uit.
Verdediging 1. Alle veldspelers staan goed verspreid op minstens 12 meter van de thuisplaat binnen de foutlijnen. 2. De achtervanger (brander) staat tegenover de slagman op minstens 2 meter afstand van de slagstandaard, of ook achter de 12-meterlijn. Zodra de bal geslagen is, gaat hij bij de thuisplaat staan. 3. Nadat de achtervanger het spel heeft stopgezet geeft hij de bal aan de spelleider.
Spelregels peanutbal
4
versie 2015.
Speelregels Uitmaken: 1. Vangen van een goed of fout geslagen bal. De slagman is uit en de honklopers moeten terug naar het honk waar ze stonden, voordat de bal gevangen werd. Het spel is dood. Het is niet toegestaan om de bal met de pet te vangen. Iedereen vangt de bal met blote handen. 2. Wanneer een speler van de veldpartij in het bezit is van de bal, na een goed geslagen bal, het eerste honk eerder aanraakt dan de slagman/honkloper, dan is deze uit. Is het eerste honk bezet, dan mag de veldpartij zowel het eerste als ook het tweede honk aanraken. De loper van het eerste honk wordt namelijk gedwongen om naar het tweede honk te lopen. Is het eerste en het tweede honk bezet, dan kan de veldpartij uitbranden op honk 1, 2 en 3. Is honk 1, 2 en 3 bezet, dan kan de veldpartij uitbranden op het eerste, tweede en derde honk en op de thuisplaat. 3. Wanneer een loper (dus ook de slagman, die naar het eerste honk loopt) niet in contact is met een honk, dan mag de veldpartij hem uittikken met de bal. Als de loper, om het tikken te ontwijken, duidelijk afwijkt van de rechte lijn tussen twee honken, dan is de loper uit. Wordt een loper gehinderd door een velder die de bal niet in bezit heeft, dan krijgt de loper het honk waar hij heen wil vrij. Eventueel kunnen er zo dus meer lopers opschuiven. Stopzetten van het spel 1. Wanneer de veldpartij niemand meer kan uitmaken, dan moet de achtervanger (brander) of een andere veldspeler met de bal in bezit de thuisplaat aanraken. Het spel is nu stopgezet. 2. Wanneer het spel is stopgezet moeten alle lopers, die nog aan het lopen zijn, terug naar het honk dat zij het laatst hebben aangeraakt. Er kan dan niemand meer worden uitgemaakt. 3. Wanneer de slagman/honkloper het eerste honk nog niet heeft bereikt, terwijl de veldpartij het spel stopzet, dan mag de honkloper doorlopen naar het eerste honk, want hij is niet uitgemaakt. Omdat er geen 2 lopers op één honk mogen staan, kan het zijn, dat er ook andere lopers één honk doorschuiven. 4. Wanneer alle honken zijn bezet en de veldpartij zet het spel stop op de thuisplaat, voordat de loper van het derde honk de thuisplaat heeft bereikt, dan moet deze loper worden uitgegeven en telt het punt niet.
Spelregels peanutbal
5
versie 2015.
Laatste slagman 1. De teambegeleider en de spelleider moeten duidelijk aangeven, dat de laatste man aan slag is. 2. De veldpartij tracht zo snel mogelijk het spel stop te zetten. 3. Wanneer de laatste slagman uitgegeven wordt, dan is het spel automatisch gestopt. Punten die op deze slag gescoord worden tellen niet. 4. Wanneer de bal die de laatste slagman buiten het speelveld gegooid wordt (dus zelfs over de 7-meterlijn), dan komen alle lopers, die nog onderweg zijn binnen en scoren punten. 5. Als er bij de laatste slag sprake is van een "doorgeschoten bal" komen alle lopers binnen en scoren elk een punt. De slagman krijgt een homerun. 6. Als bij de laatste slag de bal wordt gevangen is het spel dood en worden er geen punten gescoord. Ook niet door een loper die de thuisplaat weet te bereiken vóórdat de bal gevangen wordt.
Spelregels peanutbal
6
versie 2015.
Spelleider 1. Hij draagt de verantwoordelijkheid voor de goede gang van zaken en veiligheid van het spel. 2. Voor de wedstrijd onderneemt de spelleider het volgende: controle of het speelveld in orde is (bijv.: is de slagstandaard in orde, liggen de honken vast?). controle of de scorekaarten goed zijn ingevuld, vooral letten op dubbel slaan. instructies aan teambegeleiders over veiligheid, aanvullende afspraken over het veld enz. controle van rugnummers van beide teams. 3. De spelleider wijst erop dat slidings verboden zijn. 4. De spelleider plaatst de slagstandaard op ongeveer 1,5 meter van de thuisplaat 5. Hij stelt zich tijdens de wedstrijd ongeveer 2 meter achter de slagstandaard op, zodanig dat hij het hele speelveld goed kan overzien. 6. De spelleider roept steeds de volgende slagman. 7. De spelleider legt de bal op de slagstandaard en roept “spelen”, als iedereen klaar staat. 8. De spelleider beoordeelt of de bal goed of fout geslagen is. 9. Over beoordelingen van de spelleider zoals: goed of fout geslagen’ wel of geen vangbal, in of uit op een honk etc. Is geen discussie mogelijk; 10. De spelleider geeft aan wanneer de laatste slagman aan de beurt is. 11. De spelleider kan, indien hij dit nodig vindt, altijd het spel onderbreken door “stop” te roepen. (bijvoorbeeld bij onvoldoende veiligheid). 12. Na afloop controleert hij de einduitslag van de wedstrijd samen met de teambegeleiders.
Teambegeleider 1. De teambegeleider is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken bij zijn team. 2. Voor de wedstrijd instrueert hij zijn spelers over veiligheid, sportiviteit, enz. 3. Voor de wedstrijd bepaalt hij de volgorde waarin zijn team staat en vult de namen met rugnummers in de juiste volgorde in op de scorekaart (zie voorbeeld) en wisselt de gegevens uit met de teambegeleider van de tegenpartij. 4. Hij zorgt ervoor, dat zijn team in de juiste slagvolgorde op een veilige afstand van de thuisplaat (minimaal 7 meter) zit of staat. 5. Hij zorgt ervoor dat zijn team in het veld goed staat opgesteld. 6. Hij houdt de score bij van zijn team en die van de tegenpartij (zie voorbeeld). 7. Na afloop van de wedstrijd zorgt hij ervoor, dat zijn team het veld ordelijk achterlaat.
Spelregels peanutbal
7
versie 2015.
Als een peanut aan slag komt, wordt een cirkel achter zijn naam geplaatst; Als een peanut een punt scoort, plaatst men in die cirkel een punt; Als een peanut géén punt scoort, plaatst men in die cirkel een kruis. Spelers, die dubbel slaan, moeten vooraan in de opstelling staan, omdat zij anders misschien nog op een honk staan, als zij voor de tweede keer aan de beurt zijn. In de eerste inning zijn dit andere spelers dan in de tweede inning.
Spelregels peanutbal
8
versie 2015.