Directorate-General for Research
W ORKING P APER
NL
INTERACTIE TUSSEN ZEEHONDEN EN COMMERCIËLE VISSERIJ IN HET NOORDOOSTELIJK DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN - SAMENVATTING -
PROVISIONAL VERSION
Fisheries Series FISH 110
This document is an abridged edition in Dutch.
Publisher:
European Parliament L-2929 Luxembourg
Author:
Gatty Marine Laboratory Sea Mammal Research Unit Professor J. Harwood University of St Andrews St Andrews UK - Fife KY16 8LB, Scotland
Editor:
Mrs Beatriz Oliveira-Goumas European Parliament Directorate-General for Research Division for Agriculture, Regional Policy and Transport, Development Tel: +352/43.01.220.91 Fax: +352/43.01.277.19 E-mail:
[email protected]
The opinions expressed in this document are the sole responsibility of the author and do not necessarily represent the official position of the European Parliament.
Reproduction and translation for non-commercial purposes are authorized, provided the source is acknowledged and the publisher is given prior notice and sent a copy.
Manuscript completed in March 2002.
SAMENVATTING 1. Reikwijdte van het rapport In het rapport zelf worden de belangrijkste interacties tussen zeehonden en commerciële visserij in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (met inbegrip van de Noordzee en de Oostzee) beschreven, wordt een samenvatting gegeven van de informatie over populatie en voedsel van de drie talrijkste zeehondensoorten, de status beschreven van de visbestanden waarvan wordt aangenomen dat zij met deze populaties direct of indirect in wisselwerking staan en worden de methoden besproken die zijn gebruikt om de interacties tussen zeehonden en visserij te analyseren. Interacties tussen zeehonden en visserij kunnen in twee categorieën worden onderverdeeld: directe interacties, waarbij zeehonden vis uit het vistuig halen of beschadigen, of sterven na in het vistuig verstrikt te zijn geraakt; en indirecte interacties, waarbij zeehonden en vissers met elkaar lijken te wedijveren om dezelfde bron. De belangrijkste interacties in het gebied dat het onderwerp van dit rapport is, zijn: · · · ·
kegelrobben en kabeljauw in de Noordzee; kegelrobben, zeehonden en Atlantische zalm in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan; kegelrobben en de visserij op zalm en witvis in de Oostzee; kegelrobben en zeeduivel in de Keltische en Ierse Zee en voor de kust van Zuid-WestEngeland.
Eerstgenoemde interactie is een indirecte interactie. Alle andere zijn hoofdzakelijk directe interacties. 2. Zeehondenpopulaties en hun voedsel Slechts drie zeehondensoorten (de kegelrob, de zeehond en de ringelrob) planten zich voort in het in dit rapport besproken gebied. In sommige jaren kan er in dit gebied een invasie plaatsvinden van grote aantallen zadelrobben vanuit de Arctis en klapmutsen (die zich ook in de Arctische wateren voortplanten) zoeken tussen september en april voedsel in diep water aan de rand van het continentaal plat . Het aantal zeehonden wordt normaliter geschat door op bepaalde tijden van het jaar het aantal zeehonden te tellen dat op rotsen, zandbanken of ijs rust. Deze tellingen geven een schatting van de minimumomvang van de zeehondenpopulatie, omdat er op het moment van de telling altijd wel zeehonden in het water zijn en deze niet zullen worden geteld. De omvang van de populatie van de kegelrob in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan wordt geschat op basis van tellingen van het totaal aantal jongen dat elk jaar wordt geboren. In de Oostzee is het aantal kegelrobben geschat aan de hand van directe tellingen en ook door middel van fotografische technieken waarbij individuele zeehonden aan de hand van hun unieke tekening worden geïdentificeerd. Het voedsel van de zeehond wordt gewoonlijk vastgesteld aan de hand van een analyse van botten en andere harde delen die in de maag van dode zeehonden worden aangetroffen of worden verzameld uit de fecaliën van zeehonden op de rustplaatsen van de dieren aan land. Deze methoden onderschatten het belang van prooidieren die geen erkenbare harde delen DT\459844NL.doc
3
PE 309.203
hebben, waarvan de harde delen niet worden gegeten (bijvoorbeeld indien zeehonden de koppen van grote vissen niet eten), of waarvan de harde delen snel worden verteerd. De laatste tijd zijn er methoden ontwikkeld voor het herkennen van de chemische "handtekening" van verschillende prooidieren in monsters van zeehondenvet. Met deze techniek moet informatie kunnen worden verkregen omtrent het belang van prooidieren waarvan de harde delen niet worden gegeten. Deze techniek is tot dusver evenwel nog niet gebruikt voor het analyseren van het voedsel van zeehonden in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan. 2.1 Kegelrob De kegelrob is de meest voorkomende soort in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, met een totale populatie van 125 000 dieren. Dat is ongeveer de helft van de wereldpopulatie van deze soort. Meer dan 95% van de Europese kegelrobben leeft in Britse wateren. De populatie aldaar is gestaag toegenomen, sinds in de jaren '60 met regelmatige tellingen werd begonnen en de kegelrob wordt de laatste tijd weer in delen van zijn vroegere leefgebied gesignaleerd (bijvoorbeeld in Duitsland en Nederland). Er zijn zekere aanwijzingen dat het tempo van de aanwas afneemt, maar verwacht wordt dat het aantal kegelrobben nog enkele decennia lang zal blijven toenemen. Zoals bekend, verschilt het voedsel van de kegelrob van plaats tot plaats en van jaar tot jaar op dezelfde locatie. Algemeen wordt aangenomen dat deze variatie een gevolg is van veranderingen in de relatieve dichtheid van verschillende prooidieren, maar dat is nooit bevestigd. Het is dan ook moeilijk om algemene uitspraken te doen over wat de kegelrob eet. De meeste soorten waarvan de kegelrob leeft ( zoals zandspiering, kabeljauw, wijting, schelvis en schol in de Noordzee) worden echter commercieel geëxploiteerd. Britse wetenschappers hebben berekend dat de kegelrob in de Noordzee in 1992 ca. 76 000 ton vis at. Meer dan 90% hiervan waren commerciële vissoorten. Deze berekeningen zijn echter gebaseerd op steekproeven uit 1985. Er zijn sinds 1985 grote veranderingen opgetreden in de dichtheid van sommige vissoorten in de Noordzee (zie hoofdstuk 3) en het is niet waarschijnlijk dat zij een nauwkeurige indicatie zijn van de hoeveelheden vis die momenteel door zeehonden worden gegeten. Op enkele plaatsen aan de Britse Noordzeekust worden thans nieuwe steekproeven gedaan met betrekking tot het voedsel van de kegelrob; zij zullen een betrouwbaarder raming opleveren van de hoeveelheden vis die momenteel door de kegelrob in dit gebied wordt gegeten. Het aantal kegelrobben in de Oostzee is in de eerste helft van de twintigste eeuw dramatisch afgenomen als gevolg van overbevissing en vervuiling. De populatie heeft zich de laatste tijd hersteld en de huidige omvang ervan wordt geschat op ca. 12 000 dieren. Dat is echter slechts 10% van de omvang die de populatie naar schatting aan het begin van de twintigste eeuw had. Er is zeer weinig informatie beschikbaar over het voedsel van de kegelrob in de Oostzee, maar chemische analyse van vetmonsters heeft uitgewezen, dat zeehonden in het noorden van de Oostzee ander voedsel tot zich nemen dan die in het centrale deel van de Oostzee. 2.2 Zeehond De omvang van de populatie van de zeehond in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan wordt geschat op minimaal 63 500 dieren. Ca. 50% van deze dieren leeft in de Britse wateren. Het aantal zeehonden liep in de eerste 70 jaar van de twintigste eeuw in veel delen van het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan als gevolg van overbevissing en, in sommige gebieden, vervuiling drastisch terug. De populaties namen in de jaren '70 weer toe, maar als gevolg van een epidemische ziekte in 1988 stierf meer dan 50% van de zeehondenpopulatie in de zuidelijke Noordzee. De meeste lokale populaties hebben zich DT\459844NL.doc
4
PE 309.203
thans hersteld tot op het niveau van vóór de epidemie en veel populaties nemen nog steeds toe. Er is in het zuidelijke deel van de Oostzee een kleine populatie van ongeveer 500 zeehonden die langzaam schijnt toe te nemen. Zoals bij de zeehond is ook van het voedsel van de kegelrob bekend dat dit naar plaats en tijd varieert. Pelagische vissoorten, zoals haring en sprot, zijn voor de zeehond kennelijk belangrijker prooidieren dan voor de kegelrob, maar dat is niet algemeen. Naar schatting aten de zeehonden in het Kattegat en het Skagerrak in 1989 2 400 ton vis, voornamelijk haring en kabeljauw. Ca. 75% van daarvan waren soorten die commercieel worden geëxploiteerd. 2.3 Ringelrob Hoewel de Arctische ringelrob af en toe in de Noordzee wordt aangetroffen, is de belangrijkste populatie in het gebied dat in dit rapport wordt besproken beperkt tot de Oostzee. Het aantal ringelrobben in de Oostzee nam in de twintigste eeuw van een oorspronkelijke populatie van 200 000 dramatisch af tot ca. 10 000 in de jaren '70. De omvang van de lokale populatie is sindsdien iets toegenomen, maar de populatie in de Finse Golf is fors gedaald en de omvang van de totale populatie wordt geschat op ongeveer 6 000 dieren. Elk jaar vinden zo'n 150 ringelrobben de dood in visnetten. Dat is voor een zo kleine populatie een vrij hoog sterftecijfer. In de magen van zeehonden die in netten werden gevangen, zijn resten aangetroffen van haring, spiering, stekelbaars en schaaldieren, maar het voedsel van zeehonden, ver weg van vistuig, kan heel anders zijn. 3. Relevante visbestanden en hun bevissing Het rapport geeft uitvoerige informatie over de huidige en vroegere dichtheid van alle commerciële vissoorten die voor het voedsel van de zeehonden in noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan als belangrijk worden beschouwd, alsmede over hun voedsel en de vangsten die zijn gedaan. In deze samenvatting concentreren wij ons op die visbestanden waar predatie door zeehonden als een groot probleem wordt beschouwd. 3.1 Noordzeekabeljauw De kabeljauwstand in de Noordzee is momenteel op een historisch dieptepunt. De biomassa van het paaibestand bedraagt slechts ca. 20% van het in de afgelopen 40 jaar opgetekende hoogste niveau, en ongeveer 50% van het langjarige gemiddelde. Ook de vangsten zijn op het laagste niveau van de laatste 40 jaar, maar de door bevissing veroorzaakte sterfte ligt nog steeds dicht bij het langjarige gemiddelde. Volgens een ICES-werkgroep zijn zeehond, poon, zeevogels en andere kabeljauwsoorten in het midden van de jaren '90 de belangrijkste predatoren in de Noordzee. Men vermoedt dat destijds ca. 30% van alle predatie van Noordzeekabeljauw voor rekening kwam van de zeehond en dat het aandeel van de door zeehonden gegeten hoeveelheid ongeveer 10% van de commerciële vangst bedroeg. Sedert het midden van de jaren '90 is het aantal zeehonden toegenomen en zijn de vangstlimieten voor kabeljauw verlaagd. Indien het aandeel van de kabeljauw in het voedsel van de kegelrob in de Noordzee sedert 1985 niet is gewijzigd (en, zoals gezegd, achten wij dat onwaarschijnlijk) dan bedraagt hun consumptie van kabeljauw ongeveer een derde van de commerciële vangst. De kabeljauw eet niet alleen zijn eigen soortgenoten, maar jaagt ook op wijting, haring en schelvis in de Noordzee. De voortdurende teruggang van de kabeljauwstand zou de impact van de zeehond op deze soorten hebben kunnen verminderd.
DT\459844NL.doc
5
PE 309.203
Het wekt geen verbazing dat veel vissers de zeehond, en met name de kegelrob, als een rivaal voor de kabeljauwvangst in de Noordzee zien. De Noorse minister van Visserij verhoogde onlangs het jaarlijkse quotum voor de grijze en de gewone zeehond met 30%, omdat de zeehond naar zijn mening een bedreiging vormt voor de visbestanden van zijn land. Het aandeel van de Noorse kegelrob in de populatie kegelrobben in de Noordzee is minder dan 5%, zodat het niet waarschijnlijk is dat dit enig effect voor de kabeljauwsterfte zal hebben. 3.2 Atlantische zalm De zalmpopulaties zijn in de gehele Noord-Atlantische Oceaan op het laagste niveau ooit, en er zijn aanwijzingen dat deze afname is toe te schrijven aan de problemen die de zalm op zee en niet in zoet water ondervindt. Er is vrijwel geen kwantitatieve informatie beschikbaar over de natuurlijke doodsoorzaken van volwassen zalm. Zoals bekend, eten zeevogels (met name de jan-van-gent), zeehonden, walvissen, dolfijnen, kabeljauwachtigen en haaien zalm. De kegelrob wordt vaak waargenomen bij de jacht op zalm op plaatsen waar de netvisserij wordt bedreven en in de mondingen van zalmrivieren, en de eerste ruimingen van kegelrobben in het Verenigd Koninkrijk vonden plaats naar aanleiding van klachten van zalmvissers. Niettemin werden harde delen van zalm zelden aangetroffen in de fecaliën of in de maag van zeehonden, behalve bij monsternemingen dicht bij zalmrivieren. Het lijkt er dan ook op dat dit werkelijk een kwestie van directe interactie tussen individuele zeehonden en specifieke visserijactiviteiten is en niet zozeer een concurrentieprobleem. 3.3 Oostzeezalm De stand van de wilde zalm in de Oostzee is de afgelopen 20 jaar dramatisch afgenomen, maar is de laatste jaren op peil gebracht door het uitzetten van miljoenen vissen. Ca. 90% van de huidige aanwas van de zalmstand in de Oostzee komt voor rekening van deze uitgezette vis en het is dan ook moeilijk om te beoordelen hoe de wilde zalm ervoor staat. Sommige bestanden, met name de aan kleinere rivieren gebonden bestanden, kunnen mogelijk uitsterven. De kegelrob, noch de ringelrob zijn belangrijke predatoren van zalm in de Oostzee, maar de berichten over schade die door de kegelrob wordt toegebracht aan de zalmstand in de nabijheid van trapnetten en drijfnetten nemen met ca. 15% per jaar toe. Dat is veel sneller dan het tempo van de toename van de zeehondenpopulatie. Het probleem is het grootst in het noordelijk deel van de Oostzee. De totale kosten van de schade worden geraamd op ongeveer 5 miljoen euro per jaar. Pogingen om het probleem in te dammen door het afschieten van zeehonden in de buurt van trapnetten zijn op niets uitgelopen, maar de schade door zeehonden is aanzienlijk verminderd door het ontwerp van de trapnetten te wijzigen. Deze wijzigingen kunnen echter niet bij drijfnetten worden gebruikt. Zweden en Finland zijn onlangs begonnen met het uitgeven van vergunningen voor de zeehondenjacht. In Zweden worden de regionale quota gebonden aan het gemelde niveau van de schade voor de visserij en niet zozeer aan de omvang van de lokale zeehondenpopulatie. Zij moeten dan ook als ruimingen worden beschouwd. Er schijnt evenwel geen evaluatie te zijn gemaakt van de vermoedelijke effecten van deze ruimingen op de schade voor de visserij. De resultaten van eerdere experimenten wijzen uit dat de voordelen waarschijnlijk niet zijn vast te stellen. 3.4 Zeeduivel Er bestaat grote bezorgdheid over de omvang van het noordelijke zeeduivelbestand vanwege het grote aandeel niet volgroeide vis in de vangsten. De vangstniveaus en de ramingen van de omvang van de stand blijven echter vrij hoog. DT\459844NL.doc
6
PE 309.203
Er is geen kwantitatieve informatie beschikbaar over sterfte als gevolg van predatie, maar de zeehond en, in IJslandse wateren, de potvis, staan bekend als jagers op zeeduivel. Vissers in Zuid-West-Engeland beklagen zich erover dat zeehonden vaak de staart en de lever van in korren gevangen vissen eten. Ierse vissers hebben soortgelijke problemen gemeld. In de magen van kegelrobben uit deze streken zijn echter geen sporen van zeeduivel aangetroffen. 3.5 Prooivis Zandspiering is een belangrijke component van het voedsel van veel commerciële vissoorten in de Noordzee en maakt ook voor bijna 50% het voedsel van de kegelrob uit. Daarom is wel eens vermoed dat de kegelrob een impact zou kunnen hebben op de kwantiteit van zandspiering die voor de commerciële visserij beschikbaar is. Er zijn evenwel geen aanwijzingen dat de biomassa van zandspiering in de Noordzee de afgelopen 20 jaar is afgenomen. De zeehond is voor minder dan 20% verantwoordelijk voor het totale sterftecijfer onder de zandspiering en consumeert ca. 5% van de gemiddelde commerciële vangst. 4. Analyse van de interacties Er is geen overeengekomen methodologie voor het beoordelen van het mogelijke effect van een vermindering van het aantal zeehonden op de commerciële visvangsten. Het onmiddellijke effect van een ruiming is waarschijnlijk een daling van de hoeveelheid vis die wordt gegeten, maar of een en ander direct na een ruiming van invloed is op de omvang van individuele visbestanden is hoogst onzeker, omdat het voedsel van de zeehond qua plaats en tijd aanzienlijk varieert. Nog onzekerder is het effect van een ruiming op de toekomstige omvang van visbestanden en op de commerciële vangsten, omdat andere predatoren (waaronder de zeehonden die aan de ruiming zijn ontkomen) hun consumptie van deze vissoorten kunnen veranderen als reactie op een toename van de bestandomvang. UNEP heeft een overzicht gepubliceerd van gegevens die nodig zijn voor een wetenschappelijke evaluatie van voorstellen voor het ruimen van zeezoogdieren. In geen van de door ons onderzochte gevallen zijn al deze gegevens beschikbaar, hoewel de meeste gegevens die nodig zijn om de interacties tussen de kegelrob en de kabeljauw in de Noordzee te evalueren waarschijnlijk in de komende twee jaar beschikbaar komen. Het UNEP-protocol is alleen geschikt voor het evalueren van de indirecte interacties tussen de zeehond en de visserij, i.e. situaties waarin zeehonden en vissers als elkaars concurrenten worden gezien. Helaas zijn de meeste interacties die door ons in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan werden gesignaleerd directe interacties: deze zijn het gevolg van het feit dat zeehonden reeds gevangen vis opeten of beschadigen, of verstrikt raken in vistuig. Er bestaat geen standaardkader voor het evalueren van dit soort interacties. Uitvoerige studies in de Oostzee hebben uitgewezen dat de omvang van de schade niet is gerelateerd aan de omvang van de zeehondenpopulatie en het valt dan ook moeilijk te zeggen of en welke voordelen een ruiming heeft. Er zijn maar weinig voorbeelden van voorstellen voor het ruimen van zeezoogdieren ter bescherming van de visserij buiten de Noord-Atlantische Oceaan, hoewel de bezorgdheid over de mogelijke impact van een toename van zeezoogdierenpopulaties in veel regio's toeneemt. In de Verenigde Staten zijn een aantal visserijactiviteiten beperkt of zullen waarschijnlijk worden beperkt vanwege de bezorgdheid over de impact ervan op het herstel van bedreigde zeehondensoorten.
DT\459844NL.doc
7
PE 309.203
New .eu Domain Changed Web and E-Mail Addresses The introduction of the .eu domain also required the web and e-mail addresses of the European institutions to be adapted. Below please find a list of addresses found in the document at hand which have been changed after the document was created. The list shows the old and new address, a reference to the page where the address was found and the type of address: http: and https: for web addresses, mailto: for e-mail addresses etc.
Page: 2 Type: mailto
Old: mailto:
[email protected] New: mailto:
[email protected]
Addendum: 1