Dierlijke Productie & Consumptie ste in de 21 eeuw Contactadressen Project Dierlijke Productie & Consumptie in de 21ste eeuw: DP21 vzw Sint-Annadreef 68 B 1020 Brussel tel. 02-478 78 38 fax: 02-478 16 26 e-mail:
[email protected] Koning Boudewijnstichting Brederodestraat 21 1000 Brussel tel. 02-511 18 40 fax: 02-511 52 21 e-mail:
[email protected] Het Project Dierlijke Productie & Consumptie in de 21ste eeuw is een initiatief van DP21 vzw & de Koning Boudewijnstichting
Vormgeving: Fris watervoordevis
Het project krijgt bovendien de steun van Cera Foundation, van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Land- en Tuinbouw, Afdeling Land- en Tuinbouwvorming en van diverse bedrijven.
Dierlijke Productie & Consumptie in de 21ste eeuw
Stakeholders ontwikkelen scenario’s
Dierlijke Productie & Consumptie inDierlijkesteProductie & Consumptie in de 21 de 21 eeuw
ste
eeuw
Partners van het project DP21 vzw De communicatie tussen de verschillende stakeholders van de dierlijke productiesector bevorderen De vzw Dierlijke Productie in de 21ste eeuw is eind 2001 opgericht met als doel de communicatie tussen de verschillende stakeholders van de dierlijke productiesector te bevorderen via het ontwikkelen van scenario's voor de toekomst en het sectorgericht onderwijs te ondersteunen. De initiatiefnemers van DP21 vzw komen uit bedrijven, onderwijsinstellingen en uit Agriclub Vlaanderen (een organisatie die iedereen samenbrengt die begaan is met de toekomst van de land- en tuinbouw), Bemefa (Federatie van Belgische Mengvoederfabrikanten), NVS (Nationale Verbond van Slachthuizen) en FRANA (Federatie van fabrikanten en vertegenwoordigers van toevoegingen voor dierlijke voeding).
Koning Boudewijnstichting De levensomstandigheden van de bevolking helpen verbeteren De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke en pluralistische stichting van openbaar nut die zich sinds 1976 inzet om de levensomstandigheden van de bevolking te helpen verbeteren. De komende jaren concentreren we onze inspanningen vooral op vier programma's: 'Sociale rechtvaardigheid', 'Burgersamenleving', 'Governance' en 'Fondsen & Eigentijdse filantropie'. Onze werkmethodes zijn divers: we steunen projecten van derden, zetten zelf acties op rond bepaalde thema's, we organiseren studiedagen, bundelen informatie in rapporten en publicaties,... Als Europese stichting in België is de Koning Boudewijnstichting zowel actief op lokaal, regionaal, federaal, Europees als internationaal niveau.
2
Dierlijke Productie & Consumptie in de 21ste eeuw
Het Project ALT – Industriële partners – Cera Foundation
Het project kreeg bovendien een substantiële ondersteuning van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Land- en Tuinbouw, Afdeling Land- en Tuinbouwvorming en de Cera Foundation. Ook een dertigtal bedrijven stond in voor de cofinanciering. De Administratie Land- en Tuinbouw heeft binnen de Vlaamse Overheid de opdracht gekregen om het debat en de visievorming rond duurzame landbouw aan te moedigen. Er werd in dit verband een discussietekst ‘Elementen voor een toekomstvisie m.b.t. een duurzame land- en tuinbouw in Vlaanderen’ (D.Reheul, E. Mathijs, J. Relaes, 2001) uitgewerkt, waarrond diverse debatavonden werden georganiseerd. In antwoord op deze toekomstvisietekst werden binnen de schoot van de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad reeds een aantal strategische visies ontwikkeld voor bepaalde deelsectoren binnen de land- en tuinbouwsector. De Administratie Land- en Tuinbouw moedigt initiatieven aan die dit debat verder voeding geven. Vandaar de beslissing om medewerking te verlenen zowel inhoudelijk als financieel aan het project Dierlijke Productie in de 21e eeuw. Cera Foundation verwijst naar het mecenaat van Cera Holding dat via samenwerkingsverbanden wordt gerealiseerd. Dit gebeurt concreet door de ondersteuning van maatschappelijke projecten, waarbij de fundamentele waarden van de coöperatie, namelijk samenwerking, solidariteit en het respect voor het individu, als uitgangspunt worden genomen. Cera Foundation steunt projecten die voldoen aan reële maatschappelijke behoeften en daardoor een grote waarde hebben voor de gemeenschap. Deze projecten situeren zich in de volgende zes domeinen: Medisch-sociaal, Armoede, Land en Tuinbouw en Milieu, Onderwijs en vorming/Ondernemerschap en Kunst en Cultuur evenals de oprichting en ondersteuning van krediet- & verzekeringscoöperaties in ontwikkelingslanden via de Belgische Raiffeisenstichting (BRS).
Achtergrond De voorbije jaren sukkelden we van de ene voedselcrisis in de andere. BSE-besmetting, dioxine-crisis, MKZbedreiging, PCB-contaminaties en varkenspest waren de laatste 10 jaar ons deel. Het vertrouwen van de consument in de dierlijke productiesector kreeg een behoorlijke knauw. Komt daarbij nog de toenemende vervreemding van de verbruiker ten overstaan van het hele landbouwapparaat. De frustratie van diegenen die binnen de dierlijke productie werkzaam zijn, is groot. Maar, omdat aan de kant gaan zitten nog nooit een uitkomst bood, besloten verschillende geëngageerden uit bedrijven en uit onderwijsinstellingen het defaitisme aan te pakken. Ze zochten naar een geschikte manier om het maatschappelijke debat aan te vatten met alle betrokkenen: niet alleen met de landbouw en met de dierlijke productiekolom, maar met alle medespelers en belangengroepen zoals consumenten, overheid, dierenwel z i j n s or g a n i s at i e s , distributiesector, etc. Vrij vlug schaarden diverse sectororganisaties zoals Agriclub Vlaanderen, Bemefa, NVS en FRANA zich achter dit project en zo kwam de vzw Dierlijke Productie in de 21ste eeuw (DP21 vzw) tot stand als een formele bevestiging van de wil om tot actie over te gaan. De open benaderingswijze ten overstaan van de dierlijke productieproblematiek met alle stake-
holders bleef ook voor de Koning Boudewijnstichting niet onopgemerkt. De Stichting ging daarom het deelgenootschap aan met DP21 vzw om samen het project Dierlijke Productie & Consumptie in de 21ste eeuw te realiseren. Dankzij een belangrijke financiële ondersteuning van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en van Cera Foundation konden zowel het proces als de communicatie rond het project plaatshebben. Daarenboven zorgden een dertigtal bedrijven uit de dierlijke productiesector via een substantiële bijdrage voor een sluitende financiering van het project. Voor de procescoördinatie van dit project werd een beroep gedaan op de externe begeleiding van Global Business Network Europe (vertegenwoordigd in België door Whole Systems NV). Dit is een onafhankelijk bureau dat deel uitmaakt van een wereldwijd netwerk van professionals die een breed scala aan strategische beleidsprocessen ontwikkelden. Ze hebben de nodige ervaring opgebouwd als facilitators in complexe probleemsituaties.
Doelstellingen van het project. Een van de hoofddoelstellingen van het project was met alle stakeholders gezamenlijke inzichten verwerven rond de toekomst van de dierlijke productie en consumptie in de 21ste eeuw in Vlaanderen. Bovendien wilde het project de maatschappelijke behoeften en de randvoorwaarden voor dierlijke productie en consumptie in kaart brengen. De toekomstbeelden die voortkomen uit het project moeten de diverse stakeholders in staat stellen om hun eigen beleid hierop te enten, om innovatief te zijn en om nieuwe mogelijkheden tot meerwaardencreatie te kunnen ontdekken. Een belangrijke doelstelling was om de inzichten over de dierlijke productie en consumptie te toetsen aan het duurzaamheidsprincipe. Via de totstandkoming van een gemeenschappelijke taal, over diverse barrières en maatschappijvisies heen, werden de voorwaarden vervuld voor een open sociaal debat. 3
Dierlijke Productie & Consumptie in ste de 21 eeuw
4
De methodiek: ontwikkelen van toekomstscenario’s
Start van het project
De methodiek: ontwikkelen van toekomstscenario’s
START VAN HET PROJECT
Wat zijn scenario’s, waartoe dienen ze?
Het proces van de scenarioontwikkeling
Start van het project
Het samenbrengen van de inzichten over de mogelijke toekomst van de dierlijke productie en consumptie met alle stakeholders kan via de techniek van de scenario-ontwikkeling. Scenario’s brengen toekomstbeelden in kaart. Het zijn ‘mogelijke toekomsten’. Ze stellen een brede waaier van uitkomsten voor. Eerder dan voorspellend te zijn, zijn ze bedoeld als anticipaties op mogelijke belangrijke veranderingen. Ze stellen conventionele toekomstvoorspellingen in vraag en helpen om signalen van verandering te herkennen. Wereldwijd wordt deze scenariotechniek gebruikt om maatschappelijke debatten te structureren en om een draagvlak op te bouwen voor dikwijls moeilijke beslissingen in complexe probleemsituaties. Tevens wordt tezelfdertijd maatschappelijk kapitaal opgebouwd in de vorm van sociale netwerken. Door het gebruik van een gemeenschappelijke context en taal ontstaan er betere mogelijkheden tot dialoog. Toekomstscenario’s bieden de mogelijkheid om het heden los te laten en vrijer te kijken naar morgen. Vaak is het zo dat de toekomst niet zomaar extrapoleerbaar is vertrekkend van het verleden. Er is immers sprake van discontinuïteiten in de evolutie. Het is belangrijk de structurele aard van de veranderingen beter te begrijpen en zo tunnelvisies te overstijgen. Scenario’s zijn ook een instrument om te leren. Ze geven aanleiding tot andere manieren van kijken naar de werkelijkheid. Ze generen bovendien kansen en opties. Door afstand te nemen en te kijken naar de werkelijkheid komen nieuwe mogelijkheden in het gezichtsveld. Ze laten ten slotte toe de risico’s beter in te schatten. Zij benoemen expliciet fundamentele onzekerheden binnen een ruimer beeld van de omgeving waarin we werken. Hierdoor geven zij een beter beeld van de factoren die deze omgeving en zijn evolutie bepalen in een ruimer tijdsbestek en op ruimere schaal dan we dagdagelijks gewoon zijn. Er bestaat evenwel geen standaardmethode om scenario’s te ontwikkelen.
Kenmerkend voor scenario-ontwikkeling is het open gefaciliteerd proces. De uitkomst staat vooraf niet vast. Scenario’s gaan uit van onzekerheden. Ze maken vermoedens en hypothesen expliciet. Door middel van samenspraak komen de scenario’s tot stand. Een andere karakteristiek is het participatieve en het interactieve karakter. De hoge graad van betrokkenheid maakt het mogelijk om een heel breed draagvlak voor deze scenario’s te genereren. Scenario-ontwikkeling en scenario-denken is multiperspectief en niet-normatief: het gaat niet over wat moet gebeuren, niet over wat de diverse stakeholders willen dat er gebeurt, maar wel over wat kan gebeuren. Het is niet bedoeld om te leiden tot compromissen of bindende afspraken. Zodoende kunnen de participanten hun ideeën vrij uitdrukken en zijn ze in staat nieuwe denkwijzen te verkennen in een open en creatieve omgeving.
Op 11 oktober 2001 kwam de kerngroep rond het project voor het eerst samen. Deze groep bestond uit de diverse initiatiefnemers die het project trokken, organiseerden, begeleidden, opvolgden en evalueerden. Hier werden ook de beslissingen omtrent de inzet van middelen en het verloop van de procesgang genomen. Deze groep evalueerde op continue wijze of de invulling van het project beantwoordde aan de vooropgestelde doelstellingen. Het hele traject werd bovendien opgevolgd door een klankbordgroep die bestond uit verschillende stakeholdergroepen zoals federaties, belangengroepen, … Deze groep werd geïnformeerd over het project en zorgde mee voor een breder draagvlak. De leden ervan observeerden het verloop van het proces en konden mogelijke bijstellingen voorstellen aan de kerngroep. De klankbordgroep ondersteunde in belangrijke mate de betrokkenheid van de deelnemers en de vorming van het draagvlak voor de gezamenlijk opgebouwde inzichten.
Fase I: Interviews met stakeholders Interviews: percepties, inzichten relevant voor de complexe situatie rond 'Dierlijke Productie en Consumptie', verwerking en terugkoppeling. Tussen april en juni 2002 werden een 40-tal interviews afgenomen met verschillende personen uit de diverse stakeholdergroepen. De stakeholders zijn de verschillende medespelers en belangengroepen van de dierlijke productie en consumptie in Vlaanderen. Een representatief aantal personen uit de stakeholdergroepen werd nadien betrokken bij het scenario-ontwikkelingsproces.
De stakeholders die geïnterviewd werden zijn: de Vlaamse overheid de federale overheid de Europese overheid de consumenten dierenwelzijnsorganisaties de landbouw de voedingsnijverheid de slachthuizen de distributiesector de mengvoederindustrie fokkerij-organisaties de life sciences industrie milieuorganisaties de financiële sector ontwikkelingsorganisaties de grondstoffenhandel onderzoeksinstellingen het onderwijs dierenartsen opiniemakers media Het bekomen materiaal uit de interviews werd verzameld in een elektronisch formaat om met een daartoe bestemd programma te kunnen worden verwerkt. Zo ontstond er een rijk geschakeerd beeld van de complexiteit i.v.m. dierlijke productie. De interviews droegen in belangrijke mate bij tot de betrokkenheid van de deelnemers en de vorming van het draagvlak voor de gezamenlijk opgebouwde inzichten. De resultaten werden gestructureerd en in een schematische vorm gebracht. Dit materiaal werd teruggekoppeld aan de deelnemers en aan andere diverse stakeholders in een 1-daagse workshop, waarbij tevens een basis werd gelegd voor de scenarioworkshops (zie verder). Omdat het belangrijk was om zo veel mogelijk stakeholders te laten reageren op het gegenereerde materiaal werden drie feedbacksessies georganiseerd met in totaal meer dan 100 deelnemers. Deze feedbackworkshops vonden plaats op 29 en 30 augustus en op 27 september 2002.
5
Dierlijke Productie & Consumptie in ste eeuw deFase21 II: scenario’s ontwikkelen
Breder belangenkader (Distributie als Partner)
Global Bazar Forum Europeanum
Fase II: Scenario’s ontwikkelen
Fort Europa
Open Kooi
(Erkenning Non-trade Concerns)
(Vrije Wereldhandel)
Scenarioworkshops: het uitwerken van een klein aantal divergerende toekomstbeelden, relevant voor de dierlijke productie in Vlaanderen. Scenario’s zijn een middel om gezamenlijk een klein aantal (2 à 4) relevante maar in aard verschillende toekomstbeelden te schetsen. Dit is wenselijk aangezien mensen individuele - en geen gemeenschappelijke - beelden hebben wanneer zij over de toekomst denken. Scenario’s gaan uit van onzekerheden en maken vermoedens en aannames expliciet. Door middel van, goed gestructureerde en gefaciliteerde samenspraak, komt men tot scenario-ontwikkeling. Dit gebeurde in twee 2-daagse workshops waaraan telkens een 40-tal personen deelnamen. De eerste van deze workshops vond plaats op 22 en 23 november 2002, de tweede workshop op 11 en 12 februari 2003. Bij de selectie van de participanten werd ervoor gezorgd om representatieve deelnemers uit alle stakeholdergroepen samen te brengen. Na elke scenarioworkshop ontvingen de deelnemers het verslag en konden ze hierop reflecteren. In het boek Dierlijke Productie & Consumptie in Vlaanderen in 2020 leest u uitgebreid over de stappen in de totstandkoming van de scenario’s.
de Koers
Nauwere belangen voorop (individuele/economisch) (Distributie Opportunistisch) Uit dit schema blijken duidelijk de twee basisvariabelen waarop de scenario’s zijn gebaseerd. Enerzijds is dit de uitkomst van de onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over de non-trade concerns die ofwel zal leiden tot Fort Europa, ofwel tot een Open Kooi. Het gaat hier over de impact van de voedselproductie op het leefmilieu, het landschap, dierenwelzijn, etc. Europa hecht aan deze elementen veel belang. Ze wil van de WTO de toelating krijgen om haar beleid terzake verder uit te bouwen. Indien Europa dezelfde eisen aan ingevoerde producten zou mogen stellen leidt dit tot een Fort Europa. Indien niet, en de
landbouw verder geliberaliseerd wordt, zal er eerder sprake zijn van een Open Kooi. De andere basisvariabele is de positite van de distributiesector. Ofwel zal de distributie haar eigen weg gaan enkel en alleen uit op omzetvergroting en winstmaximalisatie. Ofwel zal zij vanuit een breder belangenkader en andere inzichten in win-win-relaties, blijven zoeken naar partnerschappen met producenten én consumenten. Daarnaast bevatten de drie verhalen ook verschillende aannames over de andere sleutelonzekerheden. In onderstaand schema worden ze systematisch opgesomd.
Breder belangenkader In de loop van de workshops werden de sleutelonzekerheden bepaald, met name de externe factoren of drijvende krachten met grote impact op de toekomst van de dierlijke productie & consumptie in Vlaanderen in 2002-2020, en waar een grote onzekerheid mee gepaard gaat. Met grote onzekerheid wordt bedoeld dat niet met zekerheid te voorspellen is hoe die factor zich in de toekomst zal ontwikkelen. Hiermee rekening houdend werden uiteindelijk drie scenario’s ontwikkeld die zich elk in een verschillende mogelijke toekomstige wereld afspelen. Het startpunt voor de verdere ontwikkeling van de scenario’s kan als volgt vereenvoudigd worden weergegeven (Forum Europeanum, De Koers en Global Bazar verwijzen naar de namen van de verhalen van de drie weerhouden scenario’s): 6
(Distributie als Partner)
Fort Europa (Erkenning Non-trade Concerns)
- ‘Fort Europa’ - hoogconjunctuur - laag vertrouwen consument - Vlaams mestbeleid weifelend - Distributie niches differentiatie - Oost-Europa afzet
- WTO vrijhandel, open kooi - hoge conjunctuur/koopkracht - nadruk op kwaliteit - Vlaams mestbeleid uitstel - alternatieve kanalen & distributievormen
Open Kooi -
WTO vrijhandel, ‘open kooi’ koopkracht laag/ stagnatie laag vertrouwen consument nadruk op kwaliteit rigoureuze toepassing mestbeleid - aandacht voor innovatie - distributie opportunistisch - Oost-Europa producent
(Vrije Wereldhandel)
Nauwere belangen voorop (individuele/economisch) (Distributie Opportunistisch)
7
DeDe 33scenario’s scenario’s Aan Geerdt Magiels, schrijver, bioloog en wetenschapsfilosoof, werd gevraagd om met het gegenereerde materiaal aan de slag te gaan en de inhoud van de drie scenario’s te ‘vertalen’ naar verhalen die voor een breed publiek zijn bestemd, met respect voor de inhoud die tijdens de workshops aan bod is gekomen. De volledige verhalen vindt u in het boek Dierlijke Productie & Consumptie in Vlaanderen in 2020. Hieronder leest u een samenvatting van de drie toekomstscenario’s:
DE KOERS
DE KOERS
In dit scenario wordt het beeld geschetst van een 'agrarische Ronde van Vlaanderen', waarin onder moeilijke omstandigheden ieder voor zich zijn weg zoekt over een uiterst moeilijk parcours met veel modder en tegenwind. En waarin er maar één kan winnen. De Koers is bewust een dialectwoord, omdat het verhaal zich afspeelt in een engere Vlaamse context waarin het internationale perspectief haast onbereikbaar achter de horizon ligt. 2020 Kemzeke, het bureau van de familie Goetshoven, ex-boerin schrijft e-maildagboek aan haar zoon die al bijna 15 jaar in Brazilië woont en werkt. Ze schrijft hoe een boer, de enige andere in het dorp, dood op zijn veld gevonden is na een jachtongeval. Hoe moeilijk ze het gehad hebben de voorbije jaren om het hoofd boven water te houden, voor, tijdens en na de aanhoudende landbouwhervormingen, gestuurd door een genadeloos Europa en een nog veel genadelozere economie. Hoe de landbouw een warme reconversie heeft ondergaan en de natuur op het platteland meer de dienst is gaan uitmaken. Hoe mensen anders zijn gaan eten, terwijl er toch ook her en der nieuwe en veelbelovende initiatiefjes verschijnen.
8
GLOBAL BAZAR
GLOBAL BAZAR
FORUM EUROPEANUM FORUM EUROPEANUM
In dit scenario ontstaat een wereld waarin Europa zich organiseert, meer als een centrum van kwaliteit, waar het goed leven is, dan als een gesloten bolwerk. In dit Europa herleeft het oude beeld van het Romeinse forum, tegelijkertijd kruispunt van politieke en economische organisatie, discussieplaats en marktplein, broedstoof voor nieuwe ideeën, ontmoetingsplaats voor de wereld. 2020 Brussel kantoor van het Europees parlement [fragment uit een ontbijtontmoeting van de voorzitter van de Europese koepel van consumentenverenigingen, een lobbyist uit ZuidAfrika en een topambtenaar van de Europese Commissie, Directoraat-Generaal Landbouw] De Zuid-Afrikaan probeert een voet tussen de deur te krijgen om zijn kwalitatief hoogstaand rundvlees op de Europese markt te krijgen maar botst op tegen de hoge eisen die daar gesteld worden. Die eisen hebben niet enkel te maken met kwaliteit of prijs, maar vooral ook met niet-commerciële factoren zoals milieuvriendelijkheid, dierenwelzijn en andere (zachtere) maatschappelijke waarden. Zijn twee gesprekspartners vertellen ondertussen hoe het zover gekomen is en hoe een georkestreerde, breedgedragen visie over voedselveiligheid, natuurbehoud en kwaliteit is tot stand gekomen. En, hoe ze die visie willen exporteren naar een wereld die er op die manier aangenamer, verdraagzamer en beter genietbaar op zou kunnen worden.
Dit scenario beschrijft een dynamische wereld, waar de markt volledig de evoluties stuurt. Die markt lijkt een echte ‘bazar’: een kluwen van handelaars en van vluchtige commerciële relaties, weinig gereglementeerd, maar met een hoge graad van zelforganisatie. De concurrentie is keihard en de consument is veeleisend als het om kwaliteit gaat. Alleen zij die zich kunnen aanpassen aan de steeds wisselende omstandigheden kunnen overleven. Uiteenlopende productie- en distributiemethodes bestaan naast elkaar. Sommige actoren zoeken het antwoord in een steeds toenemende schaalvergroting, maar in Europa ziet men een opmars van lokale initiatieven, waarbij producenten rechtstreeks contact zoeken met de consument. 2020 artikel in het wekelijks vakblad De Schakel (voorheen De Boer) naar aanleiding van een
persconferentie in de Rungis, Parijs na de aandeelhoudersvergadering waarop de fusie van twee grote distributeurs werd aangekondigd. Twee supermarktketens (een Koreaanse en een Amerikaanse) fuseren wereldwijd om een wereldspeler te kunnen blijven en vooral ook om het hoofd te kunnen bieden aan de tendenzen in de mature markten van West-Europa. Daar zijn naast de grote conglomeraten steeds meer kleine samenwerkingsverbanden en initiatieven ontstaan die mikken op de kwaliteitseisen van de veeleisende consument. Dit krantenartikel schetst een ingewikkeld kluwen van wereldwijde marktontwikkelingen waarin grootschalige dierlijke productie floreert, terwijl die zich moet weren tegen de hoogkwalitatieve uitdagingen van kleinschaligere allianties. In dit harde spel van een vrije markt kunnen wat gisteren nog partners waren, morgen gevreesde concurrenten worden.
Een overzicht van de scenario's en hun implicaties De Koers
Forum Europeanum
Global Bazar
Areaal
Stagnerend
Lichte afname
Afbouw
Vleesvee – 70% Melkvee – 35% Varkens – 50 % Pluimvee – 30-50% Grote bedrijven stabiel specialisatie, familiale bedrijf verdwijnt Geen overschot meer Neemt sterk toe
Varkens en pluimvee – 60 %
Lichte afname en minder intensief Zeer sterke afname in alle sectoren behalve melkvee
Aantal bedrijven Mestoverschot Kapitaalintensiviteit Verwerking Werkgelegenheid Export
Ketens Milieu en dierenwelzijn
Primair neemt sterk af, Secundair stabiel of lichte afname Sterke daling
Daling met ongeveer 25 %, mix van groot en klein, specialisatie
Daling met ongeveer 30 %
Gevoelige vermindering
Gevoelige vermindering Neemt sterk toe, eigen vermogen daalt
Daling gemilderd door Landschapsbeheer Daling naar binnen en bui- Daling naar binnen en buiten Europa, alleen lokale markt blijft ten Europa, terugval op lokale markt en eurregio’s over en groeit. Na overgang terug mogelijkheden voor export (door export visie) Sterkere organisatie en toenemende transparantie Grote winnaar door directe en indirecte effecten
Daling Afzet vooral lokaal, deels interregionaal door inzet van landbouworganisaties en overheid Sterkere organisatie en toenemende specialisatie
9
Dierlijke Productie & Consumptie in de ste 21 eeuw Fase III: de implicaties
FASE iii De Implicaties Welke zijn nu de implicaties voor de dierlijke productie en consumptie in de 21ste eeuw? De scenario's bevatten gewenste en ongewenste aspecten. In de tweede workshop werden deze geïdentificeerd.
Algemene implicaties: 1. Samenspraak/samenwerking in de keten is cruciaal Dit is zeker zo voor de landbouwers onderling maar ook in andere verticale verbanden (bv. regionaal en door intensivering en verbetering van de relaties met retail/distributie). Het is overduidelijk dat een betere afstemming van vraag en aanbod ten goede komt van alle actoren in de sector. Daarnaast zijn enkele keten-geörienteerde investeringen essentieel: investeren in ketenvorming (het werken als keten), investering in kwaliteitsverbetering (o.a. door betere monitoring en controle van vleesstromen en kwaliteit), en investeren in het verbeteren van de duurzaamheid van de dierlijke productie sector (o.a. minder afhankelijkheid van import van plantaardig eiwit en oplossing voor mestoverschot). 2. Afbouw in Vlaanderen is structureel Het relatief belang van de landbouw/dierlijke productie in Vlaanderen zal hoe dan ook gevoelig afnemen in de komende 15 jaar door externe ontwikkelingen. Het pro-actief organiseren van een ‘begeleide afbouw’ die niet
10
VERVOLGTRAJECT DIERLIJKE PRODUCTIE EN CONSUMPTIE De bedoeling was om een breed scala van eventuele opties te genereren, zonder daar evenwel direct keuzes aan te verbinden. Immers vragen zoals: "Is dit binnen onze cultuur haalbaar?" of "Is dit politiek haalbaar?" waren hier niet aan de orde.
uitsluitend gericht is op de primaire sector, lijkt in dat kader dan ook zinvol. 3. Meerwaardencreatie dient op nieuwe pijlers te worden gestoeld De meerwaarde van landbouw was ooit te herleiden tot het concept 'voedselzekerheid'. Echter, door de mate waarin 'voedselzekerheid' historisch is ingevuld en de maatschappij gevoeliger wordt voor 'niet-bedoelde’ gevolgen ervan, is het waardenspectrum gevoelig verbreed naar 'andere waarden' zoals dierenwelzijn, milieu, gezondheid, ... De toekomst voor de landbouw in Vlaanderen hangt af van de mate waarin deze aansluiting weet te vinden bij deze waarden. Zo een vernieuwde aanpak stoelt echter ook op technologische en sociale innovatie: • Het potentieel voor meerwaardencreatie door technologische innovatie binnen de dierlijke productiesector is beperkt. Innovatie zal zich naar een breder terrein gaan verleggen (voeding algemeen, bv. in relatie tot gezondheid, of milieuzorg). • Binnen de dierlijke productiesector zal innovatie ook op het vlak van communicatie en marketing moeten spelen. • Mogelijkheden voor meerwaardencreatie door kennisexport naar andere geografische gebieden bestaan, maar vereist evenwel gecoördineerde actie. Bovendien lijkt sociale innovatie, in de vorm van nieuwe samenwerkingsverbanden tussen actoren zowel binnen als buiten de sector, een belangrijk potentieel te bieden voor een ‘vernieuwde aanpak’
Achtergrond De drie mogelijke scenario’s zijn ontwikkeld om het debat tussen de verschillende stakeholders te stimuleren. Met het vervolgtraject willen we proberen nog een stapje verder te zetten: het maatschappelijk debat verruimen, komen tot gezamenlijke conclusies die kunnen leiden tot concrete gezamenlijke initiatieven. Enerzijds door het doordenken van de implicaties per sector (primaire sector, distributie, verwerking, overheid, ...) in stakeholderdagen, anderzijds door het opmaken van een stakeholderkaart (zie verder) die op de terugkomdag gezamenlijk zal besproken worden.
Doelstellingen van de stakeholderdagen De voornaamste doelstelling van de stakeholderdagen is: de diverse betrokken sectoren te informeren over de mogelijke toekomstscenario’s en de discussie binnen de sectoren over de mogelijke implicaties verder te stimuleren. De stakeholderdagen zullen georganiseerd worden in het najaar 2003, voor een achttal sectoren: de primaire sector, de toeleveringssector voor de primaire sector, de verwerkende sector, de distributie, de overheid, de ngo’s (consumenten, leefmilieu, dierenwelzijn en derde wereld) de sociale partners en het onderwijs.
De stakeholderkaart : omschrijving en inhoud De verschillende standpunten en zienswijzen van alle betrokken stakeholders over de implicaties van de toekomstscenario’s worden samengebracht in een stakeholderkaart. Het gaat om een overzicht van de sectorale antwoorden op volgende vragen: - voor welke implicaties van de scenario’s is overleg en/of betrokkenheid met andere stakeholders nodig - welke gezamenlijke initiatieven zijn aangewezen - welke zijn prioritaire initiatieven vanuit criteria zoals impact, haalbaarheid en duurzaamheid
- wie heeft baat/winst bij welke initiatieven en waarom. Als dusdanig dient een stakeholderkaart ook om: - gezamenlijk gedragen initiatieven te bevorderen en mogelijk te maken - gedeelde inzichten aan te reiken naar overheidsbeleid en sectorale strategieën
De terugkomdag Op deze terugkomdag (voorzien februari/maart 2004) zal de stakeholderkaart toegelicht worden, mogelijke gezamenlijke initiatieven geïdentificeerd en besproken worden en de wenselijke rol van beleidsmakers uitgeklaard worden. Hier wensen we te komen tot: - betere gedeelde inzichten in de probleemsituatie; - een betere appreciatie van verschillen in opinies met het oog op verdere onderlinge contactname en gezamenlijke acties. Na de terugkomdag ligt de bal bij de respectievelijke sectoren en/of overheid. Zij zullen bepalen wat er met de resultaten van dit project gedaan wordt. Auteurs: Geerdt Magiels, Alain Wouters, Johan Alleman en Lieven Hérie Coördinatie van de publicatie: Lieven Hérie, Field Communication Geert Sturtewagen, vzw DP 21 Johan Alleman, Koning Boudewijnstichting
Colofon
Grafische vormgeving: www.friswatervoordevis.be Druk: Print & Media Partner, Brugge Deze brochure en het boek Dierlijke productie en consumptie in Vlaanderen in 2020 kunnen gratis gedownload worden op de website www.kbs-frb.be Deze uitgaven kunnen gratis besteld worden: on-line via www.kbs-frb.be per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het Contactcentrum - Koning Boudewijnstichting: tel +32-70-233 72, fax +32-70-233 727 ISBN: 90-5130-430-7 Wettelijk depot: D/2003/2893/14 juni 2003 Met de steun van de Nationale Loterij
11