Onderwijs & ondernemen in de samenleving van de 21ste eeuw Notitie tbv de MAR op 5 november 2013 De snelle technologische ontwikkelingen hebben onze samenleving veranderd van een industriële in een kennis- en netwerksamenleving. Lag de focus in het onderwijs in de industriële samenleving op de ontwikkeling van feitelijke kennis en procedurele kennis, de kennissamenleving vraagt om andere kennis en vaardigheden. Daarnaast zien we ook grote veranderingen in de economie en de arbeidsmarkt als gevolg van globalisering en internationalisering. Wereldwijd zijn economieën sterk met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk geworden. Leerlingen van nu worden niet langer alleen voor de lokale, regionale of nationale arbeidsmarkt opgeleid. De arbeidsmarkt van straks is een mondiale arbeidsmarkt. Ook de beroepen die nieuwe generaties gaan uitoefenen zullen voor een belangrijk deel nieuw zijn. En daarbij passen geen vastomlijnde beroepsomschrijvingen of arbeidscontracten ‘voor het leven’ bij een bedrijf. De toekomstige arbeidsmarkt vraagt daarom om een andere benadering: wat is mijn toegevoegde waarde op de arbeidsmarkt en hoe creëer ik mijn eigen onderneming? De nieuwe samenleving vraagt om een betrokken, nieuwsgierige en ondernemende houding. Daarbij gaat het om internationaal erkende kerncompetenties voor de 21ste eeuw, de zogenaamde 21ste century skills: samenwerken, creativiteit, ict-geletterdheid, communiceren, probleemoplossend vermogen, kritisch denken en sociale en culturele vaardigheden. In de kern gaat het hier allemaal om ondernemende vaardigheden die nodig zijn om de leerlingen van nu klaar te stomen voor de arbeidsmarkt van morgen. Hoe bereiden we onze leerlingen voor op de sterk geglobaliseerde economie en kennissamenleving? Wat moeten jongeren van nu leren om optimaal voorbereid te zijn op de 21ste eeuw? Hoe leren we leerlingen goed en flexibel om te gaan met de snelle veranderingen van de wereld? Wat vraagt dit van het onderwijs? Van scholen? Van docenten? Van leerlingen? Nederland versus Azië De Nederlandse cultuur sluit goed aan op deze nieuwe competenties. Creativiteit, kritisch denken, probleemoplossend vermogen en samenwerking zijn waarden die hoog aangeschreven staan. Tijdens de internationale conferentie over schoolleiderschap in de 21ste eeuw pleitte Yong Zhao (voorzitter van het programma ‘Global Education’ van de universiteit van Oregon en adviseur van president Obama) voor meer aandacht voor creativiteit, ondernemerschap en design in het onderwijsprogramma. Nederland is voor de Aziatische landen hierin een voorbeeldland. En Nederland doet het, wat onderwijs betreft, internationaal gezien goed. Toch laten opkomende landen als Singapore, Canada en Australië, maar vooral ook Finland zien dat het in de top-10 gaat om ‘great’ en ‘excellent’ in plaats van ‘goed’. En daar zien we in Nederland terughoudendheid. Onze toptalenten krijgen te weinig aandacht, worden te weinig uitgedaagd. Daarentegen doen met name de leerlingen aan de onderkant van de onderwijsladder het goed. In Nederland lopen de scores tussen de groepen weinig uiteen.
1
We houden niet van onderscheid: iedereen is gelijk en heeft recht op gelijke kansen. Iets vergelijkbaars zien we terug bij de docenten: zo is er onder deze beroepsgroep veel weerstand tegen prestatiebeloning want dat leidt tot ongemak in de lerarenkamer. Ook leerlingen worden niet altijd uitgedaagd om juist pittige profielen of vakken te volgen, maar nog te vaak gestimuleerd om ‘veilig’ te kiezen. De opkomende economieën als Korea, Singapore en Shanghai hechten groot belang aan onderwijs en aan hun positie op internationale onderwijsranglijsten. Deze gerichte focus op leeropbrengsten en de resultaten die daarbij worden geboekt, maken dat steeds meer Europese landen, waaronder Nederland, hun positie op de internationale ladder zien dalen. De Aziatische landen zijn in hun onderwijs sterk prestatiegericht. Het gaat bij hun om excellent onderwijs, om de hoogste leerprestaties en om een optimale toerusting. Dit succes heeft ook een keerzijde: het leidt tot een strenge selectie en hoge prestatiedruk. Niet drillen maar ‘skillen’ In het Nederlandse onderwijs is die prestatiedruk veel minder sterk aanwezig. Het feit dat een diploma een automatisch toegangsbewijs is voor het vervolgonderwijs, maakt het ook minder noodzakelijk om je als leerling te onderscheiden of je extra te bewijzen. Scholen in Nederland die initiatieven tonen om leerlingen maximaal te laten excelleren richten zich meer op de vraag ‘wat wil ik, wat kan ik’, dus de individuele capaciteiten en kansen van leerlingen. Het is niet voor niets dat wij LOB (loopbaanoriëntatie en -begeleiding) zien als een vliegwiel voor deze individuele talentontwikkeling. We zoeken bijvoorbeeld ook naar mogelijkheden dat leerlingen uit kunnen gaan van hun sterke kanten in plaats van afgerekend te worden op hun zwakste kanten. We zien het terug in de scholen die zich richten op ondernemerschap. Een ondernemende houding is ook prestatiegericht maar gaat meer uit van het beste uit jezelf halen, individuele ontplooiing etc. Met andere woorden: wij willen skillen en niet drillen. Deze mentaliteit in ons onderwijs staat onder druk. Door PISA en de tendens van meer ‘selectie aan de poort’ in het vervolgonderwijs ontstaat er meer druk op de behaalde resultaten in het toeleverend onderwijs. De verzwaring van de eindexamennormen waarbij de nadruk ligt op Engels, Nederlands en wiskunde (kernvakken) is een rechtstreeks gevolg van de druk vanuit het hoger onderwijs. Toch zijn ook voor het succes in het vervolgonderwijs, niet zozeer vakkennis, maar juist houding, vaardigheden en motivatie van leerlingen doorslaggevend. Dat zien we bijvoorbeeld terug het besluit van het hoger onderwijs om matchingsgesprekken in te voeren, waarbij niet zozeer de nadruk ligt op de harde selectie op cijfers maar leerlingen ook worden bevraagd op hun houding en motivatie. Daarbij bevraagt het hoger onderwijs niet alleen de leerling. Het gesprek is juist ook gericht op informatie aan de leerling wat hij zal moeten weten en kunnen om een opleiding met goed gevolg te kunnen afronden. Overigens een prachtig Nederlands polder compromis om te gaan matchen in plaats van te selecteren. Uiteindelijk krijgt de leerling een advies. Het skillen richt zich op aspecten die als zodanig juist géén onderdeel uitmaken van onze examenprogramma’s en ook geen of nauwelijks deel uitmaken van de – door kennis gedomineerde indicatoren van internationale vergelijkingen. De internationale vergelijking maakt dat de Nederlandse overheid haar beleid steeds meer richt op het sturen op leerprestaties. De aandacht
2
voor de kernvakken, de invoering van de referentieniveaus voor taal en rekenen zijn hier voorbeelden van. Is dat ook de juiste koers? Dit raakt de fundamentele vraag: Welk onderwijs is nodig voor de – mondiale - uitdagingen van de toekomst? Moeten we onze focus in het onderwijs juist richten op de 21st century skills/ondernemende vaardigheden?
Onderwijs in de 21ste eeuw De wereld van morgen vraagt een andere focus van het onderwijs: andere inhouden, andere didactische principes en andere – meer actieve - betrokkenheid van de leerlingen. Dit schema1 laat aspecten zien waarin het onderwijs van het verleden en het onderwijs van de toekomst van elkaar verschillen. Onderwijs in een industriële samenleving Gericht op kennisoverdracht Leerkracht en boeken als bron van kennis Lessen gebaseerd op de lagere niveaus van de taxonomie van Bloom: Kennis, Inzicht en Toepassing Passief leren Gefragmenteerde lessen en curriculum Gebaseerd op behoeften van werkgevers in een industriële samenleving Boeken, schriften, pennen staan centraal Vindt vooral binnen klaslokalen plaats
Onderwijs in een kennissamenleving Gericht op kennisconstructie Leerkracht als coach van leerlinggestuurde leerprocessen Lessen gebaseerd op de hogere niveaus van de taxonomie van Bloom: Analyse, Synthese en Evaluatie Actief leren Vakoverstijgende projecten Gebaseerd op behoeften van werkgevers en maatschappij in een kennissamenleving Blended learning met rijk gebruik van ict Interactie binnen en buiten school
Op dit moment kun je in het Nederlandse onderwijs kenmerken van beide terugvinden. De verschillen tussen onderwijssoorten, tussen scholen en zelfs tussen leraren zijn daarbij groot. Op vmbo-scholen (BB, KB en in mindere mate GL) zijn veel aspecten van de rechterkolom terug te vinden. Met name de ‘beroepsgerichte/praktische’ vakken bieden daarbij veel aanknopingspunten om in samenwerking met bedrijfsleven of vervolgonderwijs het leren op een andere manier in te richten. Door het verbinden van de buitenwereld met het onderwijs ontstaat een unieke combinatie van leren en toepassen. De vakcolleges zijn hier een concrete exponent van. Het boeien en binden van deze – praktisch ingestelde - leerlingen vraagt ook om een andere benadering in het onderwijs. Op veel scholen voor vmbo-TL, havo en vwo zijn veel aspecten uit de linker kolom nog steeds dominant. Het blijkt veel lastiger om in het examenprogramma concrete aanknopingspunten te vinden voor een andere inrichting van het onderwijs. De kansen voor kennisuitwisseling en samenwerking met het bedrijfsleven en het vervolgonderwijs worden op dit moment nog onvoldoende benut.
1
Veel gehanteerd schema bij uitleg achtergrond van de 21st century skills: Kennisnet http://www.kennisnet.nl/themas/21st-century-skills/, http://www.21stcenturyskills.nl/category/actueel/
3
Ook in deze onderwijssoorten zijn er beloftevolle initiatieven, zoals de Technasia, de Entreprenasia, havisten competent e.d. Het is echter nog niet de brede beweging die nodig is in het onderwijs om alle leerlingen adequaat toe te kunnen rusten voor de toekomst. Om tot structurele aandacht te komen voor de 21st century skills/ondernemende vaardigheden is draagvlak in de onderwijssector cruciaal. Daarbij is het belangrijk ons niet alleen te focussen op de maatschappelijke of economische eisen van een globaliserende wereld als noodzaak voor verandering. Voor scholen en docenten is het minstens zo belangrijk een intrinsieke motivatie te vinden en deze kenmerken in te zetten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Ondernemen als leidend principe voor verbetering In 2006 benadrukte de Europese Commissie de noodzaak voor ondernemend onderwijs. In 2008 besloot de Nederlandse regering om met het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen een groot aantal activiteiten te steunen in alle onderwijssectoren om zo ondernemend onderwijs op grotere schaal vlot te trekken. Het programma is ondergebracht bij Agentschap NL en bijna 80 projecten gingen daarin van start, met als doel onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven dichter bij elkaar te brengen en ondernemersvaardigheden in het onderwijsprogramma onder te brengen. Nu het actieprogramma afloopt is het de vraag of de aandacht voor ondernemend onderwijs zal blijven. De Onderwijsraad benadrukt in haar advies aan de TK dat een ondernemende houding op de huidige dynamische arbeidsmarkt belangrijker is dan ooit. “Het aantal flexibele arbeidscontracten groeit; de vanzelfsprekendheid van een vaste aanstelling neemt af. Het aantal zzp’ers is toegenomen, deels als gevolg van reorganisaties, deels als gevolg van bewuste eigen keuzes. Het ondernemerschap, zelfstandig of in samenwerking met anderen, ontwikkelt zich zo als een maatschappelijk relevante vorm voor het verwerven van inkomen. Maar ook vragen bedrijven in toenemende mate van hun werknemers een ondernemende houding”, zo schrijft de raad. Het stelt scholen voor de opdracht te blijven werken aan ondernemend onderwijs. Daarmee is het een belangrijke opdracht voor het onderwijs om van buiten naar binnen te kijken en eigentijds onderwijs te bieden. Bedrijven zijn constant genoodzaakt te reageren en te anticiperen op externe ontwikkelingen en stellen hun aanpak op basis daarvan bij. Scholen en docenten kunnen daarom veel leren van de principes van ondernemerschap. “Onder ondernemerschap wordt iemands vermogen verstaan om ideeën in daden om te zetten. Het omvat creativiteit, innovatie en het nemen van risico’s … Een ondernemende houding helpt iedereen in het dagelijks leven thuis en in de maatschappij. Het helpt werknemers zich bewust te worden van hun arbeidsomgeving en kansen te grijpen en is de basis voor meer specifieke vaardigheden en kennis die ondernemers nodig hebben voor sociale en economische bedrijvigheid” (definitie ondernemerschap, EU). In de context van het onderwijs bedoelen we met ondernemerschap niet zozeer het opzetten van een eigen bedrijf. Het gaat ons om het bredere begrip van ondernemen: een ondernemende houding en cultuur die nodig is om goed toegerust te zijn voor de samenleving van de 21ste eeuw. Daarbij zijn de leraren cruciaal. Een school verschilt in dat opzicht niet van een bedrijf: de kwaliteit wordt bepaald door de mensen die er werken.
4
Het bevorderen van een ondernemende houding en cultuur op school is een manier om leerlingen in de volle breedte uit te dagen om aan hun talenten te ontwikkelen: leerlingen worden dan aangesproken op hun sterke kanten, er wordt meer gewerkt vanuit kansen en uitdagingen en concrete situaties. Het biedt de mogelijkheid om de buitenwereld naar binnen te halen. Leerlingen die een ondernemende school verlaten zijn te herkennen aan het vermogen om creatief te zijn, initiatieven te nemen en kansen te benutten. Ze hebben geleerd om binnen de veilige marge van de school risico’s te nemen maar ook om risico’s te verkleinen door kennis en kunde in te zetten. Ze hebben hun eigen talenten leren kennen en die verder kunnen ontwikkelen. Dit principe reikt daarmee veel verder dan het invoeren van losse activiteiten of projecten waarin ondernemerschap aan de orde komt. Al kan dat wel een goed breekijzer zijn en bijdragen aan draagvlak voor een ondernemende school. Agentschap NL noemt de volgende kenmerken van een ondernemende school: - Er is sprake van ondernemend gedrag op alle niveaus. Op alle niveaus (van leerling tot aan bestuur) is niets op voorhand onmogelijk. - In de school heerst een gevoel van beroepseer. De docent doet er toe, deskundigheid wordt gewaardeerd en ingezet. - Talentontwikkeling staat centraal. Zowel docenten als leerlingen hebben de kans hun talenten te ontdekken en verder te ontwikkelen. De sfeer van de school richt zich niet op middelmatigheid maar op uitdaging tot grootse prestaties en innovaties. - Succes wordt gevierd. Een mens kan niet ondernemend zijn als hij zichzelf niet durft te presenteren. Dit vraagt ook om: fouten mogen maken, reflectie, advies aan anderen vragen etc. - Er is een wij gevoel: er is een gevoel van binding en saamhorigheid. Leerlingen en leraren leren samen, de school is een lerende organisatie. - Ethiek. Ethiek bepaalt de grens van de activiteiten. Zijn de producten gewenst, duurzaam, ontzien ze het milieu? Wij voegen aan bovenstaand kenmerk nog het volgende toe: een ondernemende school heeft een duurzame verbinding met de omgeving: het onderwijsveld, het bedrijfsleven en de maatschappij. Het geeft de school handvatten om verbeteringen door te voeren, om de blik naar buiten te houden en alert te blijven op de ontwikkelingen in de omgeving. Het stimuleert dat de werelden van werkgevers, onderwijs én jongeren bijeen komen en dat deze goed op elkaar blijven afgestemd. Dit is essentieel om een nieuwe generatie duurzaam en goed toe te rusten voor de uitdagingen van de 21ste eeuw en maakt dat ons onderwijs zich kan blijven meten met dat van andere landen en continenten!
5
Discussie -
Er is een spanning tussen de opmars van de Aziatische landen en hun prestatiegerichte studiecultuur en de Nederlandse beweging naar de 21ste century skills. Culturele elementen spelen daarbij een grote rol. Het cultuurverschil zit ook in de individuele benadering versus de collectieve benadering. In China wordt gedacht vanuit wat goed is voor de staat, in Nederland spreken we over ‘het beste uit jezelf’ halen. Wij hebben de gelukkigste jeugd, in China zie je nu meer aandacht komen voor de ‘moral values’ als reactie op hun prestatiegerichte cultuur. Zien we in Nederland meer gerichtheid op de vraag ‘wat vraagt de maatschappij van jou’ en welke prestaties lever je daarvoor ? Bijvoorbeeld ouders die hogere eisen stellen aan hun kinderen, jongeren die hogere eisen stellen aan zichzelf (minder blowen en drinken, niet willen blijven zitten). o Bereiden we onze leerlingen goed voor op de 21ste eeuw door onze gerichtheid op individuele ontplooiing, vaardigheden, creativiteit etc.? Wat kunnen NL en Azië van elkaar leren? o In hoeverre is het goed voor de BV Nederland als we denken vanuit de vraag wat goed is voor de staat en minder uitgaan van wat goed is voor het individu. Vraagt de arbeidsmarkt bijvoorbeeld andere keuzes dan wat leerlingen willen en hoe gaan we daar mee om? o Zou de ondernemende school de richting kunnen zijn voor de versterking van het beroepsonderwijs en een betere aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt?
-
Er is spanning tussen wat er wordt gemeten in de internationale benchmarking en de richting die de scholen kiezen om aan te sluiten op de toekomst. Dat komt ook terug in het overheidsbeleid. Scholen benadrukken hun prestaties op de ontwikkelingskant, daartegenover meet de overheid aan de hand van de toename in leerprestaties (in de kernvakken) of het onderwijs het goed doet. Scholen willen hun inspanningen gewaardeerd en beloond zien. Hoe kunnen we invloed uitoefenen op de definitie van kwaliteit in de nationale en internationale benchmarking? Is de onderwijsinspectie wellicht op de goede weg door in het nieuwe toezichtkader ook de leerprocesfactoren mee te wegen? Is het voldoende dat PISA ook aandacht besteedt aan ‘science’ en – vanaf 2015 - aan skills driven indicatoren, of moet er meer gebeuren?
-
De voorbeelden van scholen laten zien dat er scholen zijn die het ondernemerschap, de ondernemende houding, structureel en geïntegreerd in het onderwijsprogramma invoeren. We zien daarnaast scholen die meer projectgewijs, met opdrachten aan leerlingen en contacten met het bedrijfsleven ondernemerschap een plaats geven. Vanuit de VO-raad zijn we gericht op ‘het stimuleren van scholen met talentontwikkeling, met LOB, met ondernemerschap. En daarnaast richten we ons op het wegnemen van factoren die scholen belemmeren om hier werk van te maken. Als we ondernemerschap echt willen verankeren in de school, wat moet er dan gebeuren? Doen we nu de goede dingen of is meer sturing gewenst en wat is dat dan? o o o o
Voer het vak ondernemerschap verplicht in Verplicht scholen ruimte in het curriculum vrij te maken Ondernemende houding invoeren in het competentieprofiel van docenten en schoolleiders Opnemen van scholingsaanbod in de VO-academie
6
Bijlage: Voorbeelden van ondernemende scholen Entrepenasium, het Hondsrug College Het bijzondere aan het Entreprenasium is dat álle vo-leerlingen van het Hondsrug College in hun eerste jaar kennis maken met ondernemen en aan de slag gaan met zelfbedachte ideeën. Zowel ondernemende als minder ondernemende kinderen krijgen op deze manier de kans om hun ondernemende ideeën uit te werken. In het tweede schooljaar besluiten de vwo-leerlingen of zij willen deelnemen aan het Entreprenasium en doorlopen daarvoor een 'sollicitatieprocedure'. De leerlingen die deze richting kiezen, maken in hun tweede en derde leerjaar een eigen leerlijn. Ze kunnen met docenten en de schoolleiding onderhandelen over het ‘vervangen’ van reguliere lessen door eigen activiteiten, gericht op hun onderneming. Ze doorlopen dezelfde lesstof als hun klasgenoten, maar doen dat op een andere manier en leggen andere verbanden met het lesmateriaal. Een belangrijk deel van het curriculum valt buiten het reguliere onderwijsprogramma. De leerlingen zitten wel in de gewone klas, maar hebben de mogelijkheid om twee dagen per week te besteden aan het EP. Door hun motivatie besteden ze er vaak nog meer tijd aan. Een voorwaarde is dat ze voldoende staan voor het vak en dat er overlegd is met de betrokken docent. het International Business College (IBC) van het Willem van Oranje College in Waalwijk. Op het IBC kunnen havo-leerlingen met een E&M-profiel het reguliere programma in vier dagen per week volgen. Ze moeten daar wel officieel voor solliciteren en aangenomen worden. Een dag per week draaien ze een apart programma. Zo werken ze aan sociale vaardigheden met etiquettelessen, krijgen ze psychologie, boekhouden of lessen over maatschappelijk verantwoord ondernemen of de Chinese taal en cultuur. Bedrijfsbezoeken horen er ook bij, evenals het opzetten van een (bedrijfs) plan. Alles draait die ene dag per week om intern of extern ondernemen. Het doel van het zogeheten 20-80 Learning is om leerlingen uit te dagen beter te presteren, ondernemender te zijn en een betere keuze voor een vervolgopleiding te maken. The business school, Twents Carmel College Leerlingen van het Twents Carmel College kunnen hun middenstandsdiploma halen. De school begint met een business school voor bovenbouwleerlingen. Scholieren kunnen ervoor kiezen hun vrije ruimte op te vullen met verschillende onderdelen uit het programma. Het programma is bedoeld voor leerlingen die het profiel economie & maatschappij volgen. Het lesprogramma wordt, buiten het reguliere programma om, verzorgd door drie economiedocenten. Het gehele programma bestaat uit zeven onderdelen waarbinnen tien punten zijn te verdienen: EBCL A (European Competence Business Licence), EBCL B, een module over belastingen en maatschappelijk verantwoord ondernemen, het maken van een ondernemingsplan, schrijven van profielwerkstuk over een bedrijfseconomisch onderwerp en tot slot een bedrijfsbezoek. Be a Businessman, IJburgcollege In dit project hebben 53 VMBO-ers uit het examenjaar van het IJburg College een ondernemingsplan geschreven voor hun eigen bedrijf. Binnen de school is er te weinig capaciteit en expertise om alle 53 leerlingen de individuele aandacht te geven die zij bij het maken van het plan nodig hebben. Daarnaast is het de missie van het IJburg College om ons onderwijs aan de werkelijkheid te koppelen. Daarom hebben er aan dit project zo'n 45 ondernemers en ondernemende professionals meegewerkt. In het project zijn 2 werkmiddagen met ondernemers en ondernemende professionals
7
geweest. Er worden 2 leerlingen aan 1 ondernemer gekoppeld. De eerste werkmiddag was op school, de tweede bij de ondernemer op kantoor. Op de einddag hebben alle leerlingen hun bedrijf gepresenteerd aan een grote groep ondernemers. Verwijzingen Agentschap NL. Actieprogramma onderwijs en ondernemen, http://www.agentschapnl.nl/subsidiesregelingen/actieprogramma-onderwijs-en-ondernemen Carmel College. “Business School geeft leerlingen een voorsprong”, Carmel Magazine, nr 24 september 2013, pag 4-5 Joke Voogt & Natalie Pareja Roblin, “21st Century Skills”. Discussienota. Universiteit Twente in opdracht van Kennisnet, 2010 Kennisnet. http://www.kennisnet.nl/themas/21st-century-skills/Onderwijsraad. “Advies Onderwijs in ondernemerschap”, 27 juni 2013 Presentatie van Yong Zhao. http://www.icponline.org/index.php?option=com_content&view=article&id=345&Itemid=116 VO-Raad. “Ondernemend onderwijs: een meer dan goede zaak” VO-Magazine, november 2013
8