‘Die groote leegte’ 150 jaar toekomst van het Markermeer Over de inhoud van een nieuwe expositie Wie de kaart van Nederland bekijkt, ontdekt nauwelijks plaatsen die niet op een of andere manier door mensen in beslag worden genomen. Met een bevolking van ruim 16 miljoen en een landoppervlak van 35.000 vierkante kilometer is een intensief ruimtegebruik niet zo vreemd. Elke verandering in dat gebruik heeft grote gevolgen voor onze leefomgeving. Alleen daar waar grootschalige wateroppervlakten te vinden zijn, lijken zich nog ontplooiingsmogelijkheden voor te doen. Het Markermeer, dat bij Nieuw Land Erfgoedcentrum voor de deur ligt, is één van de weinige ‘lege’ gebieden dat nog nieuwe kansen biedt voor de bouw van woningen en wegen, de aanleg van recreatiegebieden, de stimulering van natuurontwikkeling, het creëren van landbouwgronden, de opslag van overtollig water of de berging van vervuild slib. Het is echter ook één van de weinige territoria in Nederland waar de grootschalige openheid mogelijkheden biedt aan bepaalde vormen van waterrecreatie en visserij. Evenzeer kan er ruimte worden gereserveerd voor bestemmingen die op dit moment nog niet actueel zijn. Het denken over de mogelijkheden die het Markermeer biedt, is niet nieuw. Al ruim anderhalve eeuw wordt er over de ruimtelijke invulling van dit grote water De Zuiderzee in 1866 gediscussieerd. Honderden plannen, onderzoeksverslagen, foto’s en ander documentatiemateriaal getuigen daarvan. Voor- en tegenstanders van polderaanleg in het Markermeer hebben regelmatig en soms heftig van zich laten horen. Een polder is er niet gekomen, maar tot op de dag van vandaag duurt het debat over de meest wenselijke functie(s) en inrichting van het gebied voort. In de tentoonstelling ‘Die groote leegte’ worden hoogtepunten uit 150 jaar plannen maken voor de toekomst van het Markermeer in beeld gebracht. De naam Markermeer wordt trouwens pas sinds omstreeks 1975 gebruikt. Daarvoor duidde men de plas aan als het zuidelijke of zuidwestelijke deel van het IJsselmeer, of als Markerwaardgebied. Voor de expositie kon rijkelijk worden geput uit de collecties die bij Nieuw Land worden bewaard.
1
Indeling In de tentoonstelling, die is vormgegeven als een cultuurhistorische dijkwandeling, worden vier periodes onderscheiden. De eerste loopt van het midden van de negentiende eeuw tot 1940. Er werden in dit tijdvak tal van plannen voor landaanwinning in de Zuiderzee ontwikkeld. Eén daarvan, opgesteld door ir Cornelis Lely, kwam voor nadere uitwerking en uitvoering in aanmerking. In het tweede tijdvak, dat eindigt in 1971, werd verschillende malen een aanzet gedaan om in het Markermeer een polder aan te leggen. Tegelijkertijd ontstond er in die periode twijfel aan de beoogde omvang, de verwachte inrichting en het nut van de landaanwinning. Vervolgens voltrok zich in de periode tussen 1971 en 1990 een heftig maatschappelijk debat dat uitmondde in een regeringsbesluit om het Markermeer voortaan als open water te beheren. Sinds 1990 ontwikkelen overheden, organisaties en andere belanghebbenden nieuwe ideeën om zo goed mogelijk om te gaan met ‘die groote leegte’ tussen Amsterdam, Almere, Lelystad en Enkhuizen.
Periode 1: midden negentiende eeuw - 1940 Plannenmakerij: idee en schets
Het in 1925 aangepaste ‘Plan van Lely’
In de tweede helft van negentiende eeuw zijn er veel plannen gemaakt om de Zuiderzee (die sinds de afsluiting in 1932 IJsselmeer wordt genoemd) geheel of gedeeltelijk in te polderen. In alle plannen is er sprake van polderaanleg op de plaats waar thans het Markermeer ligt. Over de precieze omvang van de landaanwinning bestond destijds geen eensgezindheid. Uiteindelijk kwam alleen het plan dat door ir Cornelis Lely voor de Zuiderzeevereeniging was opgesteld voor realisering in aanmerking. In 1918 werd door het parlement tot uitvoering van zijn ontwerp besloten. Aanvankelijk leek de inpoldering van het zuidwestelijke deel van de Zuiderzee in de jaren dertig van de vorige eeuw te zullen gaan plaatsvinden. De economische crisis gooide echter roet in het eten: de goedkopere Noordoostpolder kreeg voorrang.
2
Periode 2: 1940 - 1972 Polderaanleg: aanzet en twijfel In 1940 werd een begin gemaakt met de werkzaamheden voor een Zuidwestelijke Polder. Door de Tweede Wereldoorlog kwamen de inpolderingsactiviteiten echter al snel stil te liggen. Na 1945 werd vanwege de vele wederopbouwactiviteiten het werk niet hervat. Bovendien werd eind jaren veertig de voorkeur gegeven aan de aanleg van Oostelijk Flevoland. Toen die polder in 1957 droogviel, werd de draad van de Markerwaard weer opgepakt, maar wederom slechts voor korte tijd. Nu kreeg de aanleg van Zuidelijk Flevoland de voorkeur. Hoewel de regering in 1968 nog het vaste voornemen uitsprak de Markerwaard aan te leggen, groeide bij sommige Nederlanders de twijfel over het nut van een grootschalige landaanwinning. Bovendien werd het belang van water voor de toenemende recreatiebehoefte sterk naar voren gebracht. In 1971 bleek de minister van Verkeer en Waterstaat W. Drees jr weinig te voelen voor het uitvoeren van een kostbare onderneming zonder het maken van nieuwe afwegingen.
In 1959 hield prof.ir J.P. Thijsse, oud-adviseur van de Rijksdienst voor het Nationale Plan, een pleidooi om Zuidelijk Flevoland eerder aan te leggen dan de Markerwaard vanwege de bevolkingsdruk in de Randstad en de verbetering van de verbindingen tussen West- en Noord-Nederland.
Periode 3: 1971 - 1990 Markerwaard: uitstel en afstel Toen de regering begin jaren zeventig besloot opnieuw een afweging te gaan maken over het al dan niet (gedeeltelijk) aanleggen van de Markerwaard, mengden zich tal van instellingen, organisaties en particulieren in het debat. Ook werden er acties gevoerd om bepaalde zienswijzen onder de aandacht te brengen. Dit maatschappelijke engagement werd door de overheid nog verder gestimuleerd door het bieden van formele inspraakmogelijkheden. Deze werden ten volle benut. Met name
De Vereniging tot Behoud van het IJsselmeer voer in de zomer van 1981 met een expositieschip door het IJsselmeergebied om duidelijk te maken waarom de Markerwaard er niet zou moeten komen
3
de Vereniging tot Behoud van het IJsselmeer wist voor haar standpunten brede steun te verwerven. De rijksdiensten die met de realisering van het Zuiderzeeproject waren belast, investeerden veel in onderzoek naar een nuttige inrichting van een Markerwaard met ruime randmeren. Ze wisten de regering echter niet te bewegen de realisering van de Markerwaard daadkrachtig ter hand te nemen. In de tweede helft van de jaren tachtig probeerden de Initiatiefgroep Markerwaard, de Vrienden van de Markerwaard en de Stuurgroep Westelijk Flevoland het kabinet te verleiden tot polderaanleg. Hun ontwerpen, berekeningen en publiciteit wisten de realisering van de Markerwaard niet naderbij te brengen. In 1990 besloot de regering het Markermeer voortaan als open water te gaan beheren.
Periode 4: sinds 1990 Markermeer: behoud en inrichting In 1994 werd een verantwoord beheer van het Markermeer in een plan verankerd. Dit betekende evenwel niet dat het debat over het gebruik van het gebied verstomde. De waterkwaliteit, de natuurwaarden van het gebied en de veiligheid bij hoge waterstanden zijn tot op de dag van vandaag terugkerende aandachtspunten. Sommigen zijn van mening dat problemen die zich in Markermeer voordoen, alleen opgelost kunnen worden door ze in samenhang met het IJsselmeer te bezien. Tegelijkertijd is er behoefte om vooral langs de randen van het gebied ruimte te scheppen voor woningbouw en infrastructuur. Daarbij staat het IJmeer, gelegen tussen belangrijke kernen van de noordvleugel van de Randstad, al geruime tijd in de schijnwerpers. De mogelijkheid van een grootschalige inpoldering in het Markermeer is door de regering afgewezen in 2004 afgewezen bij het vaststellen van de Nota Ruimte. Met drie actuele visies op het Markermeer wordt de tentoonstelling afgesloten. Ze zijn afkomstig van Rijkswaterstaat, Stichting Wetlands in het IJsselmeer en Atelier IJmeer.
De uitbreiding van Amsterdam in het IJmeer leidde in 1997 tot veel protesten, zoals deze muzikale
Informatie over het getoonde materiaal Voor de tentoonstelling is vooral gebruik gemaakt van materiaal afkomstig uit de depots van Nieuw Land Erfgoedcentrum, ondermeer de collecties van de Zuiderzeevereeniging, de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, de Vereniging tot Behoud van het IJsselmeer en de Initiatiefgroep Markerwaard.
4
Aanvullende bruiklenen en beeldmateriaal werden verkregen van: ANP Historisch Fotoarchief (Rijswijk), ANWB (Den Haag), Atelier IJmeer (Amsterdam), IMSA Amsterdam (Amsterdam), Nederlands Architectuurinstituut (Rotterdam), ir M.J.H.P. Pinkers (Bennekom), Provincie Flevoland (Lelystad), Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (Lelystad), Spaarnestad Photo (Haarlem) en Stichting Wetlands in het IJsselmeer (Amsterdam). Wie zich verder wil verdiepen in het thema van de expositie of de tentoongestelde documenten en voorwerpen kan terecht in het Studiecentrum van Nieuw Land Erfgoedcentrum. Dit Studiecentrum is geopend van dinsdag tot en met zaterdag van 12.0017.00 uur.
5