Deskundigheidsbevordering rond agressie in het onderwijs Een vraag- en aanbodanalyse Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Sonja van der Kemp Ron van Wonderen Marianne Kloosterman B2954 Leiden, 8 maart 2005
Voorwoord Het ‘Plan van aanpak veiligheid in het onderwijs en de opvang van risicoleerlingen’ van het ministerie van OCW beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om de veiligheid in het onderwijs te vergroten. Eén van de aandachtspunten is deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie voor het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel. Research voor Beleid heeft in opdracht van het ministerie van OCW een vraag- en aanbodanalyse uitgevoerd van trainingen en scholing die de deskundigheid in het voorkomen van en omgaan met agressie vergroten. In dit rapport wordt verslag gedaan van de bevindingen. Het rapport begint met een inleidend hoofdstuk, waarin de achtergrond en opzet van het onderzoek worden beschreven. Daarna volgt een hoofdstuk met een kwalitatieve omschrijving van de vraag naar deskundigheidsbevordering. Het daarop volgende hoofdstuk gaat in op het aanbod van trainingen en scholing die de deskundigheid op het gebied van agressie vergroten. In het laatste hoofdstuk komt tenslotte de aansluiting tussen de vraag en het aanbod aan de orde. Langs deze weg willen we iedereen bedanken die in het kader van dit onderzoek medewerking heeft verleend aan de interviews. Dit zijn lerarenopleidingen, nascholingsorganisaties, onderwijsgevenden, onderwijsondersteuners, schooldirecteuren, belangenorganisaties en de Inspectie van het onderwijs.
Marianne Kloosterman Projectleider
3
4
Inhoudsopgave
Samenvatting en conclusie
7
1
Achtergrond en opzet 1.1 Achtergrond 1.2 Doel- en vraagstelling 1.3 Afbakening onderzoek 1.4 Onderzoeksopzet 1.5 Leeswijzer
11 11 11 13 13 14
2
De vraag naar deskundigheidsbevordering 2.1 Aanwezigheid van de behoefte 2.2 Aard van de behoefte 2.3 Behoefte aan deskundigheidsbevordering in signalering van problemen 2.4 Conclusie
15 15 17 19 21
3
Het aanbod van deskundigheidsbevordering 3.1 Aandacht voor agressie en geweld binnen lerarenopleidingen 3.2 Aanbod van de nascholingsorganisaties 3.3 Projecten 3.4 Conclusie
23 23 25 29 31
4
De aansluiting tussen vraag en aanbod 4.1 De aansluiting volgens vragers 4.2 De aansluiting volgens aanbieders 4.3 Conclusie
33 33 35 36
Bijlage
Overzicht respondenten
39
5
6
Samenvatting en conclusie In 2004 heeft minister Van der Hoeven het ‘Plan van aanpak veiligheid in het onderwijs en de opvang van risicoleerlingen’ aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit plan is mede gebaseerd op onderzoek dat is uitgevoerd naar agressie en geweld in het onderwijs. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat het personeel zich overwegend veilig voelt in het onderwijs. Desalniettemin heeft zowel het onderwijzend als het onderwijsondersteunend personeel in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs behoefte aan deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld. Deskundigheidsbevordering is daarom één van de aandachtspunten in het eerdergenoemde plan van aanpak. De doelen van het huidige onderzoek zijn als volgt geformuleerd: Het geven van een kwalitatieve beschrijving van de aard van de vraag naar deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld in het onderwijs: wat is de behoefte aan trainingen en scholingen, aan welk type ondersteuning is behoefte, is men bekend met het aanbod, wat vindt men van het aanbod? Het geven van een kwalitatieve beschrijving van de aard van het aanbod van deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld in het onderwijs: welke trainingen worden aangeboden, wat zijn de doelgroepen voor het aanbod, hoeveel wordt gebruik gemaakt van het aanbod? Het beschrijven van de aansluiting tussen vraag en aanbod en de belemmeringen en knelpunten die daarbij een rol spelen. Het onderzoek is kwalitatief van aard en bestond uit een deskresearch gevolgd door semigestructureerde telefonische interviews. In totaal zijn 66 interviews uitgevoerd, waarvan 29 met (vertegenwoordigers van) docenten en onderwijsondersteunend personeel en 37 met (mogelijke) aanbieders van deskundigheidsbevordering. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven per hoofdvraag van het onderzoek. Welke behoefte bestaat er onder (aankomende) docenten en onderwijsondersteunend personeel aan deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld in het onderwijs? In eerder onderzoek is reeds gesignaleerd dat onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel van scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs behoefte heeft aan deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie. De aanwezigheid van deze behoefte is door het huidige onderzoek bevestigd. De behoefte lijkt niet zozeer samen te hangen met de kenmerken van de medewerker, zoals geslacht, leeftijd, werkervaring of functie, maar met name met de situatie op de school waar men werkzaam is. De behoefte aan deskundigheidsbevordering ontstaat vaak naar aanleiding van incidenten. Daarnaast leiden veranderingen in de leerlingenpopulatie (zoals een grotere assertiviteit van leerlingen en een toenemend aantal allochtone leerlingen) tot behoefte aan deskundigheidsbevordering, aangezien de vaardigheden van de medewerkers niet altijd meer voldoen in de nieuwe situatie. De lerarenopleidingen lijken de behoeften van studenten op het gebied van agressie niet structureel in kaart te brengen. Daardoor is het niet duidelijk in hoeverre er bij studenten van lerarenop-
7
leidingen behoefte is extra aandacht voor dit onderwerp in de lerarenopleiding. De meeste lerarenopleidingen krijgen hierover geen expliciete vragen van studenten. Uit ervaringen van opleidingen die een aanbod hebben ontwikkeld blijkt dat er toch wel belangstelling voor deze scholing is. Ondanks de aanwezige behoefte aan deskundigheidsbevordering, hebben het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel niet altijd de gelegenheid of de bereidheid om veel tijd vrij te maken voor trainingen. Het zittende onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel heeft behoefte aan korte, praktische cursussen, waarbij wordt geoefend met het toepassen van het gewenste gedrag. De voorkeur gaat daarbij uit naar het volgen van cursussen in teamverband. Wat de inhoud van de trainingen betreft, blijkt er behoefte te zijn aan cursussen die inspelen op veranderende leerlingenpopulaties. Daarbij wil men de volgende vaardigheden leren: het beter begrijpen van gedrag van leerlingen het beter kunnen herkennen van onwenselijk gedrag het beter kunnen communiceren met (allochtone) leerlingen. Andere vaardigheden waar behoefte aan is, zijn: Het voorkomen van agressie door goede communicatieve vaardigheden (verbaal en non verbaal/lichaamstaal). De manier waarop je iemand fysiek ‘de baas’ kunt zijn. Het omgaan met agressieve ouders. Intervisie. Er is geen specifieke behoefte aan deskundigheidsbevordering in het signaleren van radicalisering van leerlingen. Er is wel interesse voor het onderwerp, als het in een breder kader wordt geplaatst van signalering van (potentiële) problemen. Enkele belangenorganisaties en nascholingsorganisaties plaatsen een kanttekening bij de behoefte aan deskundigheidsbevordering. Volgen hen is het, om agressie op school te voorkomen, van belang dat de school als geheel zich inspant voor een optimaal pedagogisch schoolklimaat. Op zichzelf staande trainingen aan onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel zijn volgens hen niet voldoende. Hoe ziet het huidige aanbod op het gebied van deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld in het onderwijs eruit? Bij de lerarenopleidingen is de specifieke aandacht voor het voorkomen van en omgaan met agressie beperkt. De lerarenopleidingen voor voortgezet onderwijs en een deel van de lerarenopleidingen voor basisonderwijs besteden wel indirect aandacht aan het onderwerp agressie. Het gaat daarbij om onderwerpen zoals het pedagogisch klimaat, conflicthantering, sociale vaardigheden, omgaan met pesten, omgaan met groepen en de multiculturele samenleving. Ook is wel een toename van de aandacht voor het onderwerp agressie waar te nemen. Een deel van de lerarenopleidingen voor voortgezet onderwijs besteedt sinds kort specifieke aandacht aan agressie en enkele opleidingen overwegen het onderwerp in het lesprogramma op te nemen. De meeste nascholingsorganisaties bieden wel training en begeleiding op het gebied van agressie en onveiligheid. De aanbieders van deskundigheidsbevordering zijn met name schoolbegeleidingsdiensten en landelijke pedagogische centra. Daarnaast hebben enkele andere organisaties een aanbod ontwikkeld. Het aanbod van deze organisaties is groot en divers, de meeste organisaties bieden zowel korte cursussen voor individuele medewerkers als maatwerktrajecten voor
8
een hele school. In de meeste trainingen wordt veel aandacht besteed aan praktische oefeningen, waarbij in veel gevallen gebruik wordt gemaakt van rollenspellen met acteurs. De nadruk ligt in de trainingen bij het aanleren van vaardigheden om deëscalerend op te treden bij de eerste tekenen van agressie. Het aanbod van deskundigheidsbevordering is met name gericht op onderwijzend personeel. Het specifieke aanbod voor onderwijsondersteuners is beperkt. Wel is het aanbod van schoolbrede trainingen veelal geschikt om onderwijsondersteuners aan deel te laten nemen. Leraren en onderwijsondersteuners hebben over het algemeen positieve ervaringen met het aanbod van de nascholingsorganisaties. De gevolgde trainingen waren concreet en praktisch en hebben geleid tot meer inzicht en vaardigheden. Bij teamtrainingen vindt men de prijs redelijk in verhouding tot het gebodene, bij individuele trainingen vindt men de kosten vrij hoog. Schooldirecteuren en belangenorganisaties vinden het aanbod breed, maar weinig gestructureerd. Ook zouden sommige belangenorganisaties graag meer ingekaderde trainingen zien, die gericht zijn op een brede preventieve aanpak van agressie op scholen. De organisaties die geen deskundigheidsbevordering aanbieden in het voorkomen van en omgaan met agressie (met name lerarenopleidingen basisonderwijs en nascholingsinstellingen verbonden aan hogescholen en universiteiten) geven daarvoor verschillende redenen. De meest genoemde reden is dat het onderwerp niet speelt in de regio of op het type school waar de studenten (gaan) werken. Daarnaast geven zij aan dat er geen vraag naar is. Sommige lerarenopleidingen zijn van mening dat de studenten de vaardigheden voor het omgaan met agressie moeten leren op de school waar ze gaan werken. Welke knelpunten zitten er in de aansluiting tussen de vraag en het aanbod op het gebied van deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld in het onderwijs? Voor een goede aansluiting tussen vraag en aanbod is het van belang dat er voldoende aanbod is, dat de doelgroep het aanbod weet te vinden en dat het aanbod wat betreft inhoud, vorm en kosten aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van de doelgroep. Wat betreft het aanbod van nascholing zijn er binnen de scholen verschillende belemmeringen om hier gebruik van te maken:
·
De behoefte aan deskundigheidsbevordering is wel aanwezig bij leraren en onderwijsondersteuners, maar wordt door hen niet altijd onder de aandacht van de directie gebracht. Dit komt deels omdat sommige leraren niet graag praten over problemen met agressie, uit angst voor negatieve reacties van collega’s. Daarnaast speelt een rol dat leraren niet altijd (willen) inzien dat hun eigen gedrag een rol speelt bij het ontstaan van agressie. Ook hebben zij niet altijd de gelegenheid of de bereidheid om veel tijd te besteden aan het volgen van trainingen.
·
Ook vanuit de scholen zijn er verschillende belemmeringen. Ten eerste geven scholen veelal geen prioriteit aan het onderwerp agressie, met name als er nog geen ervaringen zijn met incidenten. Naast een gebrek aan prioriteit zijn de kosten een belangrijk knelpunt, veel scholen hebben geen groot budget voor opleidingen. De school moet ook aandacht besteden aan andere onderwerpen en moet dus keuzes maken.
9
Ook kunnen verschillende knelpunten worden benoemd in de aansluiting tussen de vraag en het aanbod van nascholingsorganisaties:
·
Het aanbod is onoverzichtelijk en vrij onbekend bij zowel leraren als directeuren, waardoor men niet goed weet wat de mogelijkheden voor deskundigheidsbevordering zijn. Uitzondering hierop is het aanbod voor onderwijsondersteunend personeel, dat vrij beperkt is, maar wel een goede bekendheid heeft onder de doelgroep.
·
De aanpak waaraan scholen behoefte hebben is misschien niet altijd de beste aanpak voor het verminderen van agressie. Scholen geven aan behoefte te hebben aan cursussen die niet teveel tijd en geld kosten. Verschillende belangenorganisaties merken op dat het, om een veilig schoolklimaat te creëren, van belang is om de hele school bij de deskundigheidsbevordering te betrekken. Dergelijke trajecten vragen echter een investering van tijd en geld. Niet alle scholen zien daar het nut van in, met name als er geen ervaringen zijn met incidenten.
·
Scholen lijken nog weinig aandacht te besteden aan het formuleren van de eigen behoefte aan deskundigheidsbevordering. Hierdoor komen scholen mogelijk niet altijd terecht bij het aanbod dat het beste aansluit bij hun behoefte.
Ondanks de aanwezigheid van deze knelpunten, wordt de aansluiting tussen de vraag naar en het aanbod van nascholing door de betrokken partijen als redelijk goed ervaren. Het aanbod van deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie is vrij omvangrijk en divers. Op het moment dat er een behoefte aan ondersteuning ontstaat, weten scholen een aanbod te vinden. Het aanbod sluit inhoudelijk aan bij de wensen van de doelgroep en aanbieders hebben veelal mogelijkheden om maatwerk te bieden.
10
1
Achtergrond en opzet
1.1
Achtergrond
In het voorjaar van 2004 heeft minister Van der Hoeven, mede naar aanleiding van de gebeurtenissen op het Terra College in Den Haag, het ‘Plan van aanpak veiligheid in het onderwijs en de opvang van risicoleerlingen’ aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit plan is mede gebaseerd op onderzoek dat is uitgevoerd naar agressie en geweld in het onderwijs. Hieruit kwam naar voren dat het personeel zich overwegend veilig voelt in het onderwijs. Desalniettemin heeft zowel het onderwijzend als het onderwijsondersteunend personeel in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs behoefte aan deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld. Vandaar dat dit één van de aandachtspunten is in het eerdergenoemde plan van aanpak. De gewenste deskundigheid is hierin als volgt geformuleerd: ‘Leraren moeten zo worden toegerust dat zij sociaal competent gedrag voorleven, onveilige situaties zoveel mogelijk kunnen voorkomen en adequaat kunnen optreden als zij toch met onveiligheid worden geconfronteerd’. Uit groepsgesprekken die Research voor Beleid in 2004 voor een onderzoek naar agressie en geweld in het onderwijs1 heeft uitgevoerd, bleek onder andere dat zowel docenten als onderwijsondersteunend personeel behoefte hebben aan trainingen en cursussen ‘hoe om te gaan met agressie en geweld’. Deelnemers noemden als voornaamste belemmeringen echter tijd en geld. Het onderwijsondersteunend personeel gaf aan niet altijd betrokken te worden bij teamgerichte cursussen. Dit terwijl met name conciërges vaak het meest direct betrokken zijn bij uitingen van agressie en geweld door leerlingen. Beide groepen drongen aan op ‘vraaggerichte cursussen’ die zijn toegesneden op de situatie op de scholen, men zat niet te wachten op ‘aanbodgerichte cursussen’. Verschillende partijen kunnen een rol spelen bij deze deskundigheidsbevordering. Zo kunnen de reguliere lerarenopleidingen hieraan aandacht besteden in het opleidingsprogramma, maar ook instellingen voor na- en bijscholing kunnen hier aan bijdragen door middel van trainingen of opleidingen.
1.2
Doel- en vraagstelling
De doelen van het huidige onderzoek zijn als volgt geformuleerd: Het geven van een kwalitatieve beschrijving van de aard van de vraag naar deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld in het onderwijs: wat is de behoefte aan trainingen en scholingen, aan welk type ondersteuning is behoefte, is men bekend met het aanbod, wat vindt men van het aanbod? Het geven van een kwalitatieve beschrijving van de aard van het aanbod van deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld in het onderwijs: welke trainingen worden aangeboden, wat zijn de doelgroepen voor het aanbod, hoeveel wordt gebruik gemaakt van het aanbod? Het beschrijven van de aansluiting tussen vraag en aanbod en de belemmeringen en knelpunten die daarbij een rol spelen. ______________ 1
Wonderen, R. van. Agressie en geweld in het onderwijs. Research voor Beleid, Leiden, 2004.
11
Op basis van bovenstaande doelen is de volgende drieledige vraagstelling geformuleerd: 1.
2. 3.
Welke behoefte bestaat er onder (aankomende) docenten en onderwijsondersteunend personeel aan deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld in het onderwijs? Hoe ziet het huidige aanbod op het gebied van deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld in het onderwijs eruit? Welke knelpunten zitten er in de aansluiting tussen de vraag en het aanbod op het gebied van deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld in het onderwijs?
Deze vraagstelling is hieronder uitgewerkt in een aantal concrete onderzoeksvragen. 1.
Wat is de aard van de behoefte aan deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld? a. Aan welk type ondersteuning hebben docenten behoefte (inhoud, duur, frequentie)? Op welke momenten hebben docenten behoefte aan deze ondersteuning? b. Aan welk type ondersteuning heeft onderwijsondersteunend personeel behoefte (inhoud, duur, frequentie)? Op welke momenten heeft onderwijsondersteunend personeel behoefte aan deze ondersteuning?
2.
Wat is de aard van het aanbod op het gebied van deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld in het onderwijs? a. In welke mate houden reguliere lerarenopleidingen zich bezig met deskundigheidsbevordering omtrent agressie en geweld? Wat is de aard van dit aanbod (inhoud, duur, frequentie)? Is het aanbod direct of indirect gericht op het voorkomen van of omgaan met agressie en geweld? b. In welke mate houden instellingen voor na- en bijscholing zich bezig met deskundigheidsbevordering omtrent agressie en geweld? Wat is de aard van dit aanbod (inhoud, duur, frequentie)? Is het aanbod direct of indirect gericht op het voorkomen van of omgaan met agressie en geweld? Welke kosten zijn er aan verbonden? c. In hoeverre is er een aanbod van deskundigheidsbevordering voor onderwijsondersteunend personeel? Wat is de aard van dit aanbod (inhoud, duur, frequentie)? Is het aanbod direct of indirect gericht op het voorkomen van of omgaan met agressie en geweld? Welke kosten zijn er aan verbonden?
3.
In hoeverre sluit het aanbod van deskundigheidsbevordering aan op de behoeften van docenten en onderwijsondersteunend personeel? a. Welke knelpunten ervaren de aanbieders? b. Welke knelpunten ervaren docenten en onderwijsondersteunend personeel? c. Welke knelpunten blijken uit een vergelijking van vraag en aanbod?
12
1.3
Afbakening onderzoek
De reikwijdte van het onderzoek is bij aanvang afgebakend. Het onderzoek heeft zich toegespitst op: · Deskundigheidsbevordering die gericht is op onderwijzend en/of onderwijsondersteunend personeel in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs. Deskundigheidsbevordering die bedoeld is voor andere beroepsgroepen en algemene deskundigheidsbevordering op het gebied van agressie en geweld worden in principe buiten beschouwing gelaten, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn dat dit een aanzienlijke rol speelt in het onderwijs. · Deskundigheidsbevordering die direct of indirect is gericht op het voorkomen van en omgaan met agressie en geweld. Het kan bij ‘agressie en geweld’ zowel gaan om uitingen door leerlingen als door ouders en mededocenten. Waar in dit rapport wordt gesproken over onderwijsondersteunend personeel gaat het met name over conciërges en onderwijsassistenten.
1.4
Onderzoeksopzet
Aangezien het onderzoek verkennend van aard is en op voorhand niet duidelijk was welke variëteit in aanbod en vraag verwacht kon worden, is gekozen voor een kwalitatieve aanpak, bestaande uit deskresearch en interviews. Het eerste onderdeel van het onderzoek bestond uit deskresearch, waarbij een internetsearch is uitgevoerd en relevante literatuur is verzameld. Hiermee is een eerste beeld verkregen van de relevante partijen op het gebied van vraag naar en aanbod van deskundigheidsbevordering. De kern van de gegevensverzameling bestond uit semi-gestructureerde telefonische interviews. De vraag naar deskundigheidsbevordering is in kaart gebracht door interviews met docenten, onderwijsondersteunend personeel en schooldirecteuren en met organisaties die een algemeen beeld kunnen geven van de behoefte op dit gebied (belangenorganisaties en de Inspectie van het onderwijs). Het aanbod van deskundigheidsbevordering is in kaart gebracht door interviews met (potentiële) aanbieders van deskundigheidsbevordering, namelijk lerarenopleidingen en nascholingsorganisaties. In totaal zijn 66 interviews uitgevoerd, waarvan 29 met (vertegenwoordigers van) docenten en onderwijsondersteunend personeel en 37 met aanbieders van deskundigheidsbevordering (zie tabel 1.1). De namen van de organisaties die voor dit onderzoek zijn benaderd, zijn opgenomen in de bijlage.
13
Tabel 1.1
Overzicht van geïnterviewde organisaties / personen Aantal interviews
Vraag
· · ·
Onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel Schooldirecteuren
11 5
Belangenorganisaties (vakbonden, schoolleidersorganisaties, werkgeversorganisaties en organisaties voor beroepskwaliteit) en de inspectie van het onderwijs
13
Aanbod
· ·
Lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs
16
Nascholingsorganisaties (opleidingen speciaal onderwijs, nascholingsinstellingen verbonden aan hogescholen en universiteiten, landelijke pedagogische centra, schoolbegeleidingsdiensten en overige organisaties)
Totaal
1.5
21 65
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de behoefte onder (aankomende) docenten en onderwijsondersteunend personeel aan deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie in het onderwijs. Paragraaf 2.1 geeft een beschrijving van de mate waarin onderwijsgevenden en onderwijsondersteuners behoefte hebben aan deskundigheidsbevordering. Paragraaf 2.2 beschrijft vervolgens de aard van deze behoefte. In paragraaf 2.3 wordt aandacht besteed aan de behoefte aan deskundigheidsbevordering in het signaleren van problemen bij leerlingen. Tenslotte wordt een conclusie over de vraag geformuleerd in paragraaf 2.4. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het aanbod van deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie in het onderwijs. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het aanbod van de lerarenopleidingen (paragraaf 3.1), het aanbod van de nascholingsorganisaties (paragraaf 3.2) en het aanbod in de vorm van projecten (paragraaf 3.3). Paragraaf 3.4 bevat de conclusie over het aanbod. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de aansluiting tussen de vraag naar en het aanbod van deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie. Paragraaf 4.1 geeft ten eerste de visie van de doelgroep (de vragers) op de aansluiting weer. In paragraaf 4.2 komt de visie van de aanbieders aan de orde. Tenslotte wordt in paragraaf 4.3 een conclusie geformuleerd over de aansluiting tussen vraag en aanbod.
14
2
De vraag naar deskundigheidsbevordering
In dit hoofdstuk komen de volgende groepen geïnterviewden ‘aan het woord’: onderwijsgevenden en onderwijsondersteuners, schooldirecteuren, belangenorganisaties en de Inspectie, lerarenopleidingen en nascholingsorganisaties.
2.1
Aanwezigheid van de behoefte
Deze paragraaf geeft een beschrijving van de mate waarin leraren en onderwijsondersteuners behoefte hebben aan deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie. Daarbij wordt, naast de interviews, gebruik gemaakt van gegevens uit een in 2004 uitgevoerde enquête. In paragrafen 2.2 en 2.3 wordt nader ingegaan op het soort ondersteuning waaraan behoefte is. Enquête In 2004 heeft Research voor Beleid een kwantitatief onderzoek uitgevoerd naar agressie en geweld in het onderwijs. In de schriftelijke enquête zijn verschillende stellingen aan leerkrachten voorgelegd over de aanwezigheid van maatregelen. Eén van deze stellingen had betrekking op de aanwezigheid van trainingen/workshops voor leerkrachten. De resultaten zijn hieronder weergegeven. Tabel 2.1
Mening van leerkrachten over aanwezigheid van trainingen/workshops1
Stelling
Onderwijstypes
Wel
Niet
Weet
aanwezig aanwezig niet/geen mening Bij ons op school wordt via trainingen/ workshops aan leerkrachten aandacht
Basisonderwijs
10%
75%
15%
besteed aan preventie en/of effectief
Voortgezet onderwijs
17%
65%
17%
ingrijpen bij agressie en geweld
Speciaal onderwijs/speciaal basisonderwijs
28%
59%
13%
Stelling
Onderwijstypes
Voldoende Te weinig aanwezig aanwezig
Bij ons op school wordt via trainingen/ workshops aan leerkrachten aandacht
Basisonderwijs
39%
besteed aan preventie en/of effectief
Voortgezet onderwijs
30%
61% 70%
ingrijpen bij agressie en geweld
Speciaal onderwijs/speciaal basisonderwijs
34%
66%
Uit deze resultaten blijkt dat volgens de leerkrachten maar bij een beperkt deel van de scholen aandacht wordt besteed aan agressie door middel van trainingen/workshops voor leerkrachten (10 tot 28 procent). In het speciaal onderwijs worden vaker trainingen gegeven dan in het voortgezet onderwijs en basisonderwijs. Een meerderheid van de leerkrachten (61 tot 70 procent) vindt dat te weinig trainingen worden gegeven.
______________ 1
Wonderen, R van. Agressie en geweld in het onderwijs. Research voor Beleid, Leiden, 2004.
15
Onderwijsgevenden en onderwijsondersteuners Uit de interviews die zijn gehouden voor het huidige onderzoek blijkt dat de behoefte aan trainingen of cursussen ontstaat zodra de situatie op school daartoe aanleiding geeft. Op scholen met veranderende leerlingenpopulaties (dat wil zeggen een toename van het aantal allochtone leerlingen) en/of toenemende agressie door leerlingen is zeker sprake van behoefte aan trainingen of cursussen. Op scholen waar relatief weinig problemen zijn met agressie door leerlingen is de behoefte nadrukkelijk geringer. Opvallend is dat enkele respondenten aangeven zelf geen behoefte aan een cursus te hebben (omdat men zelf geen problemen heeft) maar een cursus wel een goede zaak vinden voor sommige collega’s. Het volgen van trainingen en cursussen komt tot stand zowel op initiatief van personeelsleden als op initiatief van de directie. De geïnterviewde leerkrachten en ondersteuners die zelf bij hun directie een verzoek voor een cursus indienden geven aan dat hun directie hier welwillend op reageerde. Schooldirecteuren Volgens de schooldirecteuren is er onder het personeel een grote behoefte aan trainingen in het omgaan met en voorkomen van agressie en onveiligheid. Evenals het personeel geven zij aan dat de behoefte ontstaat zodra de situatie op de school daartoe aanleiding geeft. Dit betekent dat de behoefte vooral aanwezig is op scholen waar zich incidenten voordoen of waar de aard van de leerlingenpopulatie in hoog tempo verandert. De behoefte is met name aanwezig in het voortgezet onderwijs omdat daar de problemen met agressie groter zijn dan in het basisonderwijs. Over het moment waarop bij het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel behoefte ontstaat aan trainingen en cursussen wordt door de schooldirecteuren verschillend gedacht. Volgens enkele geïnterviewde directeuren moeten aankomende leerkrachten reeds op de lerarenopleiding alert worden gemaakt op problemen met agressie door leerlingen. Het gaat dan met name om het bewustzijn, de noodzaak voor praktische cursussen hangt van de situatie op de school af. Volgens andere respondenten heeft het geen zin om al tijdens de lerarenopleiding aankomende docenten te scholen in het voorkomen van en het omgaan met agressie. De informatie beklijft niet, omdat men nog weinig ervaring in de klas heeft. Volgens de geïnterviewde schooldirecteuren bestaat na het volgen van trainingen behoefte aan herhalingstrainingen en bijscholing (bijvoorbeeld om de vijf jaar of als de leerlingenpopulatie wijzigt). Belangenorganisaties en de Inspectie Ook volgens de geïnterviewde belangenorganisaties en de Inspectie is er veel behoefte aan trainingen/scholing in het voorkomen van en/of omgaan met agressie en onveiligheid in het onderwijs. De behoefte is met name aanwezig op scholen waar zich incidenten hebben voorgedaan in het voortgezet onderwijs. Als oorzaken voor deze behoefte worden de volgende punten genoemd: Leraren voelen zich onzekerder dan vijf jaar geleden. De leerlingen (in het algemeen) zijn veranderd, de leerlingenpopulatie is veranderd en de samenleving is veranderd. Leerlingen zijn assertiever dan vroeger en kunnen zich minder goed concentreren. Op scholen waar men (nog) niet is geconfronteerd met incidenten is de behoefte aan training en scholing geringer. Deze behoefte zou er volgens sommige respondenten wel moeten zijn, want op een aanzienlijk aantal van deze scholen is men niet goed voorbereid op incidenten. Docenten
16
communiceren niet altijd adequaat met leerlingen, dit geldt zeker ten aanzien van bepaalde populaties leerlingen (achterstandsleerlingen en allochtone leerlingen). Deze docenten realiseren zich onvoldoende dat ze mogelijk tekortschieten in hun vaardigheden als er wel iets zou gebeuren. De valkuil is dus dat zodra er iets gebeurt, docenten én directie niet weten hoe men moet reageren. Het is daarom van belang dat ook ‘relatief veilige’ scholen zich bewust worden van de aard van problemen met agressie, wat hiervoor de oorzaken kunnen zijn, hoe problemen zijn te signaleren en hoe men problemen kan voorkomen. Nascholingsorganisaties Alle organisaties die zich bezighouden met nascholing (met uitzondering van enkele nascholingsinstellingen verbonden aan lerarenopleidingen) geven aan dat er sprake is van een grote behoefte aan deskundigheidsbevordering. Volgens de meesten neemt de behoefte bovendien toe. De ervaring van de nascholingsorganisaties is dat de behoefte veelal ontstaat naar aanleiding van incidenten. De behoefte aan deskundigheidsbevordering bestaat bij alle typen scholen. De aard van de vraag verschilt wel per type school, zo wordt in de grote steden meer aandacht besteed aan het omgaan met verschillende culturen en spelen op andere scholen met name problemen in de omgang met de ouders. Lerarenopleidingen Bij de lerarenopleidingen vinden de meeste respondenten de behoefte aan deskundigheidsbevordering van de studenten moeilijk in te schatten. De meeste opleidingen merken niet dat er bij leerlingen een sterke behoefte is aan deskundigheidsbevordering die specifiek is gericht op agressie, aangezien zij geen vragen krijgen van leerlingen op dit gebied. Uit de interviews ontstaat de indruk dat de lerarenopleidingen de behoeften van studenten (op dit gebied) niet structureel in kaart brengen. Bij de lerarenopleidingen die wel een specifiek aanbod hebben ontwikkeld is gebleken dat er onder studenten wel belangstelling is voor het onderwerp, aangezien veel studenten zich voor deze scholing inschrijven.
2.2
Aard van de behoefte
Deze paragraaf gaat in op de aard van de behoefte, dat wil zeggen aan welk type trainingen leraren en onderwijsondersteuners behoefte hebben. Onderwijsgevenden en onderwijsondersteuners De respondenten geven aan behoefte te hebben aan praktische trainingen of cursussen, bij voorkeur met rollenspelen. Verder vindt men het belangrijk dat de cursussen niet te veel tijd kosten. De voorkeur van zowel leraren als onderwijsondersteuners gaat dus uit naar korte concrete cursussen. Daarnaast hebben zij een voorkeur voor teamtrainingen ten opzichte van individuele trainingen, omdat problemen daardoor bespreekbaar worden gemaakt. Wat de inhoud van de training betreft, blijkt er behoefte te zijn aan cursussen die inspelen op veranderende leerlingenpopulaties. Daarbij wil men de volgende vaardigheden leren: het beter begrijpen van gedrag van allochtone leerlingen het beter kunnen herkennen van onwenselijk gedrag het beter kunnen communiceren met allochtone leerlingen.
17
Enkele respondenten benadrukken dat de leerlingenpopulaties nog steeds veranderen. Het volgen van herhalingstrainingen om de paar jaar kan daarom nuttig zijn. Andere vaardigheden waar behoefte aan is, zijn: het voorkomen van agressie door goede communicatieve vaardigheden (verbaal en non verbaal/lichaamstaal) de manier waarop je iemand fysiek ‘de baas’ kunt zijn het omgaan met agressieve ouders. Voor het overige zijn genoemd (eenmalig): een cursus over jongerencultuur om agressief gedrag van jongeren te kunnen plaatsen en te voorkomen een cursus ‘herkennen van agressie’ een cursus ‘hoe leerlingen te leren omgaan met situaties’ als onderwerp meenemen in cursussen: inzicht in effecten van het eigen gedrag. Schooldirecteuren Het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel heeft volgens schooldirecteuren vooral behoefte aan preventieve vaardigheden. Het gaat hierbij met name om communicatieve vaardigheden om agressie van leerlingen (en ouders) te voorkomen (door overwicht en het tijdig herkennen van agressie). Deze trainingen moeten bij voorkeur in teamverband worden gevolgd. Belangenorganisaties en de Inspectie Volgens de meeste geïnterviewde belangenorganisaties is bij docenten en ondersteuners primair behoefte aan praktische cursussen rondom omgaan met en voorkomen van agressie. Van belang is wat het praktisch nut van een cursus is voor de werksituatie van de docent. De individuele leerkracht en ondersteuner moeten worden toegerust om met de praktijk van iedere dag te kunnen omgaan. Dit past binnen de professionalisering van het team. Het is beter om trainingen aan te bieden voor het hele team dan individueel. Het gevaar bij een individuele cursus is dat het niet beklijft. Als het hele team op cursus gaat dan is het geleerde veel meer een gespreksonderwerp. Type trainingen waar volgens belangenorganisaties behoefte aan is: Communicatieve vaardigheden: Hoe communiceer je met je leerlingen? Wat zijn de effecten van lichaamstaal op agressieve leerlingen? Trainingen in het omgaan met agressie door ouders. Sommige docenten vinden dat ze na incidenten niet goed worden opgevangen. Directie en collega’s vinden soms dat bij agressie er eigen schuld ligt de betrokken medewerker. Er is in dit verband behoefte aan ondersteuning bij het verwerken van ervaringen met agressie. Bij docenten die te maken hebben met agressie door leerlingen bestaat behoefte aan het onderling uitwisselen van ervaringen met collega’s. Sommige geïnterviewde organisaties stellen nadrukkelijk dat het geven van agressietrainingen aan onderwijzend of onderwijsondersteunend personeel op zichzelf niet voldoende is. Deze trainingen zijn met name gericht op symptoombestrijding. Trainingen in het voorkomen van en/of omgaan met agressie hebben volgens deze respondenten de meeste toegevoegde waarde als de school zich tevens serieus inspant voor het verbeteren van het schoolklimaat. Onder een optimaal schoolklimaat verstaat men een schoolklimaat waarin sprake is van een prettige leeromgeving, waar weinig lesuitval is en waar docenten goed kunnen communiceren met de leerlingen.
18
Bij het creëren van een geschikt pedagogisch klimaat om agressie te voorkomen zijn volgens de respondenten de volgende aspecten van belang: Scholen moeten aandacht besteden aan preventie, ook wanneer geen incidenten hebben plaatsgevonden. Leerlingen en ouders moeten worden betrokken bij het onderwerp om draagvlak te creëren. Scholen moeten aandacht besteden aan leerlingenzorg. Preventie heeft voor een belangrijk deel te maken met hoe de school omgaat met de zorgleerlingen. De aanpak van agressie binnen de school moet worden geïntegreerd in een bredere beleidsaanpak, zoals het beleid ten aanzien van arbeidsrisico’s. Nascholingsorganisaties en lerarenopleidingen Aanbieders van deskundigheidsbevordering geven over het algemeen aan dat docenten en onderwijsondersteuners behoefte hebben aan praktische vaardigheidstrainingen. Men wil leren hoe men in concrete situaties kan reageren en vertrouwen krijgen in het in de praktijk toepassen van deze vaardigheden. Er is met name behoefte aan vaardigheden in het voorkomen van agressie. Volgens enkele aanbieders is er bovendien sterke behoefte aan vaardigheden in het omgaan met andere culturen. Een ander onderwerp dat regelmatig wordt genoemd, is dat leraren behoefte hebben aan onderlinge uitwisseling van ervaringen (intervisie) en mogelijke oplossingen. Daarnaast noemen enkele aanbieders dat de directie meer ondersteuning zou moeten bieden aan docenten bij het omgaan met agressie. Enkele nascholingsorganisaties geven aan dat het voor het voorkomen van agressie van belang is dat de hele school bij de training wordt betrokken. Zij proberen scholen die naar aanleiding van incidenten vragen om een korte training ervan te overtuigen dat een bredere preventieve aanpak op de lange termijn meer effect heeft.
2.3
Behoefte aan deskundigheidsbevordering in signalering van problemen
In de interviews is specifiek aandacht besteed aan de behoefte aan deskundigheidsbevordering in het signaleren van sociaal-emotionele problemen bij leerlingen en in het bijzonder het signaleren van radicalisering. Onderwijsgevenden en onderwijsondersteuners Zowel het onderwijsondersteunend personeel als het onderwijzend personeel geeft aan geen behoefte te hebben aan extra training/scholing in het signaleren van sociaal-emotionele problemen. Men geeft aan dat anderen op de school, zoals de leerlingbegeleiders en het zorgteam, daarvoor verantwoordelijk zijn. Ook worden leerlingen al gevolgd met behulp van leerlingvolgsystemen. Enkele respondenten geven bovendien aan zelf ‘een goede neus’ te hebben voor leerlingen met sociaal-emotionele problemen en geen behoefte te hebben aan trainingen op dit gebied. Enkele leerkrachten stellen dat er op hun school al trainingen zijn op het gebied van het signaleren van sociaal-emotionele problemen. Sommige docenten verdiepen zich hierin en dat is voldoende.
19
De grote meerderheid van de respondenten heeft ook geen behoefte aan deskundigheidsbevordering voor het signaleren van radicalisering van leerlingen. Volgens enkele respondenten kan het thema wel aandacht krijgen indien het wordt ingebouwd in breder programma. Bijvoorbeeld in een programma waarin het herkennen van problemen centraal staat. In zo’n programma kan ook aandacht worden besteed aan het herkennen en signaleren van ernstige problemen als autisme en kindermishandeling. Schooldirecteuren De geïnterviewde schooldirecteuren denken dat er veel behoefte is (of zou moeten zijn) bij docenten aan training/scholing in het signaleren van sociaal-emotionele problemen. Docenten weten vaak niet goed hoe ze moeten omgaan met de sociaal-emotionele problemen van leerlingen. Het is vooral belangrijk als iemand klassenmentor is. Het signaleren van sociaal-emotionele problemen is echter reeds een belangrijk onderdeel van het schoolsysteem (zorgteams e.d.). De meerderheid van de geïnterviewde schooldirecteuren heeft geen afgewogen mening over de behoefte aan deskundigheidsbevordering voor het signaleren van radicalisering van leerlingen. Eén respondent stelt dat het vooral moet gaan om het leren signaleren en observeren, dit overstijgt de signalering van alleen sociaal-emotionele problemen en radicalisering. Belangenorganisaties en de Inspectie Volgens de meeste respondenten is er een behoefte aan training/scholing in het signaleren van sociaal-emotionele problemen bij leerlingen, of zou die behoefte moeten bestaan. Docenten hebben een belangrijke rol bij vroegtijdige signalering. Het herkennen en interpreteren van signalen vergt aandacht en deskundigheid. Curatie is niet de primaire verantwoordelijkheid van onderwijsgevenden, dit kan worden overgelaten aan interne begeleiders, zorgteams, etc. Docenten moeten wel weten bij welke personen en instanties ze bepaalde meldingen moeten doen. Respondenten vinden het lastig om aan te geven of er behoefte is aan deskundigheidsbevordering in het signaleren van radicalisering. Sommige respondenten weten het niet, andere respondenten bezien het signaleren van radicalisering vanuit het bredere perspectief van ‘vroegtijdige signalering’. Eén respondent (van de dertien) wijst er op dat radicalisering vooral speelt bij een leeftijdsgroep die niet meer op school zit, een oudere groep. Een andere respondent stelt dat bij signalering ook moet worden gelet op invloeden van buiten de school (drop-outs, loverboys etc.). Lerarenopleidingen en nascholingsorganisaties De aanbieders van scholing zijn niet bevraagd over de behoefte aan deskundigheidsbevordering in het signaleren van sociaal-emotionele problemen in het algemeen. Wel hebben ze aangegeven dat ze tot op heden geen signalen hebben ontvangen dat er een behoefte is aan specifieke deskundigheidsbevordering in het signaleren van radicalisering. Als hier vragen over zouden komen, zijn de meeste organisaties bereid daar op in te spelen. Enkelen verwachten wel dat in de toekomst meer aandacht voor het signaleren van radicalisering zal ontstaan.
20
2.4
Conclusie
In eerder onderzoek is reeds gesignaleerd dat onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel van scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs behoefte heeft aan deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie. De aanwezigheid van deze behoefte is door het huidige onderzoek bevestigd. De behoefte lijkt niet zozeer samen te hangen met de kenmerken van de medewerker, zoals geslacht, leeftijd, werkervaring of functie, maar met name met de situatie op de school waar men werkzaam is. De behoefte aan deskundigheidsbevordering ontstaat vaak naar aanleiding van incidenten. Daarnaast leiden veranderingen in de leerlingenpopulatie (zoals een grotere assertiviteit van leerlingen en een toenemend aantal allochtone leerlingen) tot behoefte aan deskundigheidsbevordering, aangezien de vaardigheden van de medewerkers niet altijd meer voldoen in de nieuwe situatie. De lerarenopleidingen lijken de behoeften van studenten op het gebied van agressie niet structureel in kaart te brengen. Daardoor is het niet duidelijk in hoeverre er bij studenten van lerarenopleidingen behoefte is extra aandacht voor dit onderwerp in de lerarenopleiding. De meeste lerarenopleidingen krijgen hierover geen expliciete vragen van studenten. Uit ervaringen van opleidingen die een aanbod hebben ontwikkeld blijkt dat er toch wel belangstelling voor deze scholing is. Ondanks de aanwezige behoefte aan deskundigheidsbevordering, hebben het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel niet altijd de gelegenheid of de bereidheid om veel tijd vrij te maken voor trainingen. Het zittende onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel heeft behoefte aan korte, praktische cursussen, waarbij wordt geoefend met het toepassen van het gewenste gedrag. De voorkeur gaat daarbij uit naar het volgen van cursussen in teamverband. Wat de inhoud van de trainingen betreft, blijkt er behoefte te zijn aan cursussen die inspelen op veranderende leerlingenpopulaties. Daarbij wil men de volgende vaardigheden leren: het beter begrijpen van gedrag van leerlingen het beter kunnen herkennen van onwenselijk gedrag het beter kunnen communiceren met (allochtone) leerlingen. Andere vaardigheden waar behoefte aan is, zijn: Het voorkomen van agressie door goede communicatieve vaardigheden (verbaal en non verbaal/lichaamstaal). De manier waarop je iemand fysiek ‘de baas’ kunt zijn. Het omgaan met agressieve ouders. Intervisie. Er is geen specifieke behoefte aan deskundigheidsbevordering in het signaleren van radicalisering van leerlingen. Er is wel interesse voor het onderwerp, als het in een breder kader wordt geplaatst van signalering van (potentiële) problemen. Enkele belangenorganisaties en nascholingsorganisaties plaatsen een kanttekening bij de behoefte aan deskundigheidsbevordering. Volgens hen is het, om agressie op school te voorkomen, van belang dat de school als geheel zich inspant voor een optimaal pedagogisch schoolklimaat. Op zichzelf staande trainingen aan onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel zijn volgens hen niet voldoende.
21
22
3
Het aanbod van deskundigheidsbevordering
3.1
Aandacht voor agressie en geweld binnen lerarenopleidingen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de aandacht die de lerarenopleidingen voor basisonderwijs en de lerarenopleidingen voor voortgezet onderwijs (zowel aan universiteiten als hogescholen) besteden aan agressie en geweld. Ten eerste wordt een beschrijving gegeven van de mate waarin en de wijze waarop lerarenopleidingen daar aandacht aan besteden. Daarna wordt ingegaan op de ervaringen die de doelgroep hiermee heeft. Beschrijving Lerarenopleidingen basisonderwijs De negen geïnterviewde lerarenopleidingen voor basisonderwijs besteden vrijwel geen specifieke aandacht voor het leren voorkomen van en omgaan met agressie. Een deel van de lerarenopleidingen laat weten helemaal niets te doen op dit gebied. De belangrijkste reden die daarvoor wordt gegeven is dat het onderwerp niet speelt in de regio of op het type school waar de studenten gaan werken. Ook geven de lerarenopleidingen aan dat ze geen vragen krijgen van studenten over dit onderwerp. Bovendien zijn sommige opleidingen van mening dat de studenten vaardigheden voor het omgaan met agressie moeten leren op de school waar ze gaan werken. Bij de meeste lerarenopleidingen voor basisonderwijs wordt wel op indirecte wijze aandacht besteed aan het onderwerp. Een enkele lerarenopleiding noemt dat het onderwerp integraal onderdeel is van de opleiding. Indien de opleiding indirect aandacht besteedt aan agressie, gaat het om onderwerpen zoals het pedagogisch klimaat, conflicthantering, sociale vaardigheden, omgaan met pesten en de multiculturele samenleving. De lessen op dit gebied zijn veelal theoretisch, soms in combinatie met casussen en/of video’s. Lerarenopleidingen voortgezet onderwijs Vrijwel alle zeven geïnterviewde lerarenopleidingen voor voortgezet onderwijs besteden op indirecte wijze aandacht aan het onderwerp agressie. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het creëren van een veilige leeromgeving, de multiculturele samenleving of het omgaan met groepen. Enkele opleidingen besteden specifieke aandacht aan het onderwerp agressie: · Bij één universiteit is het omgaan met agressie een vast onderdeel van de (éénjarige) opleiding. In de module ‘omgaan met een leergroep’ wordt aandacht besteed aan de communicatie tussen docent en leerling, interventie en signalering en het beïnvloeden van gedrag. De studenten volgen tijdens het leerjaar verschillende bijeenkomsten waarbij handvatten worden aangereikt en oefeningen worden gedaan om agressief gedrag te doorbreken en conflicten te voorkomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van theorie en daarnaast van praktijkopdrachten en video-interactie tijdens de stage. · Een hogeschool biedt sinds 2004 een cursus aan, die de studenten leert om te gaan met bedreigende situaties. Daarbij worden bedreigende situaties nagebootst, zodat studenten kunnen oefenen met het gewenste gedrag. De studenten wordt geleerd dat het van belang is om in bedreigende situaties rustig te blijven. Deze cursus omvat een paar uur les (verplicht in het eerste jaar van de voltijdopleiding en vrije keuze voor de deeltijdopleiding).
23
Een andere hogeschool biedt vanaf 2005 een keuzevak aan in het 3e en 4e studiejaar, waarbij het onderwerp agressie en geweld is ondergebracht. Een onderdeel van het keuzevak (met een totale omvang van 10 studiepunten) is dat studenten zelf onderzoeken moeten uitvoeren op het gebied van veiligheid tijdens de stage. Daarnaast worden tijdens het vak alle ervaringen van de studenten nagespeeld in rollenspellen met acteurs. Doel is om te zorgen dat de studenten vertrouwen krijgen in het kunnen afhandelen van problemen. Samen met de studenten wordt nagedacht over de wijze waarop verschillende situaties kunnen worden aangepakt. Twee lerarenopleidingen noemen dat het creëren van een veilige leeromgeving één van de kerncompetenties is, waarover studenten moeten beschikken. Het is aan de studenten om daaraan in projecten of een ontwikkelingsplan invulling te geven.
·
Opvallend is dat het aanwezige specifieke aanbod op het gebied van agressie voor een deel nog relatief kort bestaat. De toegenomen maatschappelijke aandacht voor het onderwerp is bij deze opleidingen aanleiding geweest om het aanbod aan te passen. Ervaringen Hieronder volgt een beschrijving van de ervaringen die respondenten hebben met de aandacht binnen de lerarenopleidingen voor het voorkomen van en omgaan met agressie. Onderwijsgevenden en onderwijsondersteuners Volgens de geïnterviewde leerkrachten is in de door hen gevolgde lerarenopleidingen niet of nauwelijks aandacht besteed aan het voorkomen van en het omgaan met agressie en geweld. Daar was destijds ook geen behoefte aan. Men weet niet of er tegenwoordig meer aandacht is op de lerarenopleidingen voor agressie en geweld1. Ten aanzien van de vraag of op de lerarenopleiding meer aandacht moet zijn voor omgaan met agressie en geweld hebben de meeste respondenten geen duidelijke mening. Een enkele respondent merkt op dat dit een goede zaak zou zijn. Opvallend is dat enkele respondenten aangeven cursussen ‘omgaan met agressie’ te hebben gevolgd in eerdere banen, voordat men het onderwijs in ging. Schooldirecteuren Drie van de vijf geïnterviewde schooldirecteuren weten niet of er in de lerarenopleidingen aandacht wordt besteed aan het voorkomen van en het omgaan met agressie en geweld. Volgens de andere twee geïnterviewde schooldirecteuren gebeurt dit niet of nauwelijks. Als het al gebeurt, is dat op een vrij theoretische manier. De schooldirecteuren zijn van mening dat op de lerarenopleidingen de aankomende leerkrachten in ieder geval bewust moeten worden gemaakt van problemen met agressie op scholen. Maar voor praktische cursussen lijkt de lerarenopleiding niet het aangewezen instituut. Daarnaast zou het volgens de schooldirecteuren nuttig zijn om op de lerarenopleiding aandacht te besteden aan het trainen van communicatieve vaardigheden, omdat die van belang zijn bij het voorkomen van agressie. Belangenorganisaties en de inspectie Volgens de meerderheid van de respondenten wordt in het algemeen op de lerarenopleidingen nog te weinig aandacht besteed aan agressie en geweld in het onderwijs. Wel verschilt het aanbod per opleiding, sommige lerarenopleidingen besteden hier wel aandacht aan. ______________ 1
Volgens één respondent is dit overigens wel het geval. Deze aandacht zou gericht zijn op de didactiek maar niet op het omgaan met concrete situaties.
24
3.2
Aanbod van de nascholingsorganisaties
In deze paragraaf wordt ingegaan op het aanbod van de nascholingsorganisaties. Daarbij worden de volgende subgroepen onderscheiden: de landelijke pedagogische centra (LPC’s), de schoolbegeleidingsdiensten (SBD’s), de lerarenopleidingen voor speciaal onderwijs, de nascholingsinstellingen die zijn verbonden aan hogescholen en universiteiten en overige organisaties. Beschrijving van het aanbod Ten eerste volgen hieronder enkele algemene opmerkingen over het aanbod, waarbij geen onderscheid is tussen de verschillende typen aanbieders: · Het aanbod van trainingen is gericht op leraren en/of onderwijsondersteunend personeel in het algemeen. Binnen de trainingen voor leraren wordt niet gedifferentieerd naar specifieke doelgroepen (zoals vrouwen of homoseksuelen). Volgens de aanbieders is daar geen vraag naar. · Het uurtarief voor maatwerk trainingen varieert van circa 70 tot 200 euro. Bij de meeste organisaties ligt het uurtarief echter rond de 100 euro. Veelal rekenen de aanbieders per uur training een uur voorbereiding. · Er is geen aanbod voor deskundigheidsbevordering in het signaleren van radicalisering. Wel worden cursussen gegeven die ingaan op de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. De reden dat er geen aanbod is rond radicalisering is dat er geen vraag naar is. Verschillende organisaties zien wel mogelijkheden het onderwerp op te nemen als onderdeel van trainingen voor het signaleren van sociaal-emotionele problemen. · Door de grote diversiteit van het aanbod en het grote aandeel maatwerk is het voor de meeste organisaties moeilijk om aan te geven hoeveel personen / scholen jaarlijks gebruik maken van het aanbod. Hieronder wordt het aanbod van deskundigheidsbevordering per subgroep van nascholingsorganisaties kort beschreven. Landelijke pedagogische centra De drie landelijke pedagogische centra hebben allemaal een uitgebreid en gevarieerd aanbod van training en begeleiding. Het aanbod bestaat uit een aantal standaard trainingen en daarnaast maatwerk. Dit maatwerk heeft wel raakvlakken met de bestaande trainingen. Het open aanbod van trainingen bestaat voor een deel uit trainingen die direct zijn gerelateerd aan agressie (zoals omgaan met weerstand, angermanagement en klassenklimaat, impulscontrole) en daarnaast ook uit trainingen die indirect gerelateerd zijn aan agressie (bijvoorbeeld emotionele intelligentie, sociale competentie, de lastige klas, gesprekstrainingen). De nadruk ligt meestal op het voorkomen van escalatie van agressie. Aanpak: De aanpak bestaat over het algemeen uit een theoretisch kader, bespreken van ervaringen en rollenspellen (soms met acteurs). Duur: De duur van de standaard trainingen varieert van 2 tot 5 dagdelen. Voor het maatwerk geldt dat de duur afhankelijk is van de wensen van de school. Aansluitend op de trainingen vindt soms individuele begeleiding van docenten plaats.
25
Doelgroep: Het aanbod van de landelijke pedagogische centra is in eerste instantie gericht op scholen in het voortgezet onderwijs, maar de LPC’s werken ook wel voor andere scholen. Het aanbod is met name gericht op leraren. Wel bestaat de mogelijkheid voor onderwijsondersteuners om deel te nemen aan schoolbrede programma’s. Eén van de LPC’s heeft een specifieke training voor onderwijsondersteunend personeel, met de naam ‘onderwijsondersteunend personeel (OOP) als spil van sociale veiligheid’. Dit is een training van 2 dagdelen, waarbij het eigen functioneren in relatie tot veiligheid centraal staat. Schoolbegeleidingsdiensten De zes geïnterviewde schoolbegeleidingsdiensten hebben allemaal een aanbod dat direct of indirect is gerelateerd aan agressie. Een training met een directe relatie tot agressie is bijvoorbeeld: effectief omgaan met agressie op school (waarbij basisvaardigheden en technieken worden aangeleerd om gedrag van leerlingen en ouders om te buigen en escalatie te voorkomen). De meeste trainingen hebben echter een indirecte relatie met agressie, bijvoorbeeld: een cursus over sociale competentie en het pedagogisch klimaat, een cursus rond gedragsproblemen, het omgaan met een lastige groep, sociale vaardigheidstraining, sociaal emotionele ontwikkeling en gesprekstechnieken. Bij twee schoolbegeleidingsdiensten wordt bij moeilijke groepen de methode van video-interactiebegeleiding toegepast. Bij deze methode worden in de klas opnames gemaakt van de docent. Deze worden vervolgens besproken met de docent met als doel de communicatie tussen de docent en de leerlingen te verbeteren. Vrijwel alle schoolbegeleidingsdiensten bieden het programma ‘de vreedzame school’ aan. Dit twee jaar durende programma heeft als doel de school tot een veilige plek te maken door een verandering in de cultuur te realiseren. Daarbij is conflictoplossing het uitgangspunt. Door middel van training van leraren en een serie lessen voor leerlingen leert iedereen op school om beter met conflicten om te gaan. Onderdelen van het programma zijn verder klassenbezoeken en coaching, opleiden en invoeren van leerlingmediatoren en workshops voor ouders. Aanpak: De aanpak bestaat over het algemeen uit een theoretisch kader, het bespreken van ervaringen, het oefenen van situaties door middel van rollenspellen. Eén van de schoolbegeleidingsdiensten zet daarbij acteurs in. Een andere schoolbegeleidingsdienst maakt veel gebruik van video-interactie. Duur: De omvang van de standaard trainingen varieert van circa 1 tot 4 dagdelen. Voor het maatwerk geldt dat de duur afhankelijk is van de wensen van de school. Het programma ‘de vreedzame school’ duurt twee jaar en bestaat uit 8 bijeenkomsten voor leraren, een serie lessen voor leerlingen en een bijeenkomst voor ouders. Doelgroep: Het aanbod van de schoolbegeleidingsdiensten is met name gericht op het basisonderwijs, maar soms worden ook trainingen verzorgd voor scholen in het voortgezet onderwijs of speciaal onderwijs. Het aanbod is met name gericht op docenten. In sommige gevallen worden leerlingen, ouders en directies bij de trainingen betrokken. Vaak is het voor onderwijsondersteunend personeel mogelijk aan de teamtrainingen deel te nemen. Alleen bij grote scholen komt het voor dat er een aangepast programma wordt aangeboden voor het onderwijsondersteunend personeel. Er is geen apart aanbod voor deze doelgroep.
26
Opleidingen speciaal onderwijs De opleidingen voor speciaal onderwijs bieden leerroutes aan voor het omgaan met gedragsproblemen. In deze leerroutes komen ook agressiegerelateerde onderwerpen zoals zelfverdediging aan de orde. Een leerroute duurt een jaar. De leerroutes kunnen worden gevolgd na het afronden van een lerarenopleiding. Daarnaast biedt één van twee geïnterviewde opleidingen ook nascholing in het omgaan met gedragsproblemen en agressie. Deze nascholing is maatwerk op basis van het bestaande aanbod. Een belangrijk voorbeeld is het schoolproject ‘omgaan met agressie en geweld!’. Schoolteams worden getraind in preventie van agressief gedrag en het adequaat reageren op agressief gedrag. Tevens verzorgt deze organisatie studiedagen over gedragsproblemen. Soms wordt een studiedag gevolgd door een traject met individuele begeleiding van docenten. Aanpak: Een combinatie van theorie en praktische oefeningen. Duur: Een leerroute duurt een jaar. Het overige aanbod is maatwerk. Doelgroep: Het aanbod is gericht op leraren in het (speciaal) basisonderwijs en het (speciaal) voortgezet onderwijs. Er is geen aanbod voor onderwijsondersteunend personeel. Nascholingsinstellingen verbonden aan hogescholen en universiteiten Van de drie geïnterviewde nascholingsinstellingen heeft er één een specifiek aanbod op het gebied van agressie. Dit aanbod is ontstaan doordat de gemeente het gebruik van trainingen door scholen heeft gestimuleerd. Het aanbod is gericht op scholen voor voortgezet onderwijs. De trainingen die worden aangeboden zijn direct gerelateerd aan het onderwerp agressie. Deze organisatie biedt de volgende trainingen aan: · Hanteren van grensoverschrijdend en agressief gedrag. Bij deze training leren docenten met leerlingen en ouders om te gaan in conflictueuze situaties. Dit gebeurt door de inbreng van eigen ervaringen, rollenspellen met acteurs en videofeedback. De duur van de training is drie dagen, eventueel gevolgd door coaching op de werkplek. · De pedagogische conciërge. Deze training is gericht op conciërges en bedoeld om de pedagogische vaardigheden van conciërges te verbeteren. Onderdelen van de training zijn een theoretisch kader, de uitwisseling van ervaringen, werkplekbezoeken en rollenspellen met acteurs. De duur van de training is 14 dagdelen. Daarnaast biedt de organisatie maatwerk op het gebied van schoolcultuur en veiligheid. Onderwerpen die daarbij aan de orde kunnen komen zijn: conflicthantering en sociale competentie, leerlingmentoring, actie en reactie, hanteren van grensoverschrijdend en agressief gedrag en het team als veilige omgeving. Bij sommige trajecten worden ook de leerlingen betrokken, bijvoorbeeld door hen te leren zelf conflicten op te lossen. Tevens verzorgt de organisatie trainingen voor veiligheidscoördinatoren. Ook begeleiden ze bijeenkomsten waarbij scholen voor voortgezet onderwijs ervaringen uitwisselen op het gebied van veiligheid. De organisaties die geen aanbod hebben noemen daarvoor als redenen dat het onderwerp niet speelt in de regio en dat er geen vraag naar is.
27
Overige organisaties Naast de bovengenoemde categorieën organisaties zijn er nog andere organisaties die deskundigheidsbevordering bieden in het voorkomen van en omgaan met agressie. Een beperkt aantal organisaties heeft een aanbod dat specifiek is gericht op het onderwijs. De volgende organisaties zijn gevonden op basis van de deskresearch en de interviews. Naast deze organisaties zijn nog verschillende kleinere bureaus werkzaam op dit terrein. Het opleidingsinstituut FiAC heeft een aanbod van trainingen in het omgaan met agressie, dat met name gericht is op onderwijsondersteunend personeel (de belangrijkste groepen daarbij zijn conciërges en onderwijsassistenten). De trainingen gaan in op het leren van communicatie- en gesprekstechnieken, conflicthantering en inzicht krijgen in de eigen manier van reageren. Het doel is de cursisten inzicht en vaardigheid te verschaffen zodat agressie zoveel mogelijk wordt voorkomen en zodat men bij het ontstaan van agressie in staat is voldoende deëscalerend op te treden. De basiscursus op het gebied van agressie duurt drie dagen. De cursus bestaat uit theorie en rollenspellen met acteurs. Daarnaast worden verschillende trainingen gegeven over het omgaan met (allochtone) leerlingen en communicatieve vaardigheden. Steinmetz Advies & Opleiding is een bureau, dat is gespecialiseerd in het verbeteren van de veiligheid op de werkplek en omgaan met incidenten en problemen in werksituaties. Deze organisatie biedt onder andere maatwerktrainingen aan in het onderwijs. Thema’s die daarbij aan de orde kunnen komen zijn: omgaan met agressie, ordeverstoringen, aanspreken op gedragsregels, teamgericht werkoverleg over incidenten, conflicthantering en mediation. De trainingen bestaan veelal uit een combinatie van theorie en praktische oefeningen (vaak met acteurs). De duur van de trajecten varieert van één dagdeel tot meerdere dagen of zelfs een jaartraject. De Essenburgh Training & Vorming is een organisatie die maatwerk trainingen verzorgt op verschillende terreinen, zoals bedrijfsopvang, psychosociale opvang bij rampen en sociale veiligheid. Eén van de trainingen is ‘agressie in de onderwijspraktijk’. De training is gericht op het vergroten van zelfinzicht en een fysieke training in zelfverdediging. De training bestaat uit praktische oefeningen met acteurs die gespecialiseerd zijn in zelfverdedigingssporten, films en gesprekken. De duur kan variëren van 1 dagdeel tot circa 5 dagen, afhankelijk van de wensen van de deelnemers. Ervaringen met het aanbod Hieronder volgt een beschrijving van de ervaringen die de geïnterviewden hebben met het nascholingsaanbod op het gebied van het voorkomen van en omgaan met agressie. Onderwijsgevenden en onderwijsondersteuners Iets minder dan de helft van de geïnterviewde leerkrachten en onderwijsondersteuners heeft een training of cursus gevolgd. Deze trainingen duurden meestal 1 tot 5 dagen en waren concreet en praktisch. Vaak ging het om rollenspelen waarin de cursisten leren omgaan met situaties waarin sprake is van agressief gedrag door leerlingen. Ook hebben enkele respondenten een training gevolgd over culturele verschillen. De geïnterviewde onderwijsgevenden en onderwijsondersteuners die aan een training hebben deelgenomen zijn tevreden over deze specifieke training. Men geeft aan dat de training meer inzicht en vaardigheden heeft opgeleverd en zou deze graag aanbevelen aan anderen. Leerkrachten en onderwijsondersteuners die collectief een training of cursus hebben gevolgd, vinden dat de prijs redelijk is in verhouding tot het gebodene. De prijzen voor individuele cursussen vindt men vrij hoog.
28
Alle geïnterviewde onderwijsgevenden en de meerderheid van de geïnterviewde onderwijsondersteuners zijn van mening onvoldoende inzicht te hebben in het totale aanbod aan trainingen en cursussen om hierover een algemeen oordeel te kunnen geven. Enkele van de geïnterviewde onderwijsondersteuners hebben hierover wel een mening: ze zijn zeer tevreden over het aanbod van FiAC en hebben geen behoefte aan ander aanbod. Schooldirecteuren De schooldirecteuren vinden het aanbod breed maar weinig gestructureerd. Het zou meer in samenhang moeten worden aangeboden. De geïnterviewde schooldirecteuren vinden het van belang dat in de cursussen duidelijke doelen worden gesteld, zodat de meerwaarde voor personeel en directie op voorhand duidelijk is. Ook zijn ze van mening dat het goed is trainingen te integreren in ander aanbod, zoals arbeidsomstandigheden- of EHBO-trainingen, zodat deze niet als extra tijdsbelasting worden ervaren. Belangenorganisaties en de Inspectie Ook volgens de belangenorganisaties is het aanbod breed maar weinig gestructureerd. Sommige organisaties zouden in plaats van losse agressietrainingen liever een aanbod van ingekaderde trainingen zien, gericht op een brede preventieve aanpak van agressie en geweld op scholen. De losse agressietrainingen ziet men als ‘symptoombestrijding’. De geïnterviewde belangenorganisaties vinden dat trainingen niet altijd afzonderlijk moeten worden aangeboden, aangezien het daardoor als extra belasting wordt ervaren. Het zou beter zijn aandacht aan agressie te besteden binnen gerelateerde onderwerpen. Bijvoorbeeld in een training ‘hoe ga je om met de klas?’ of ‘hoe ga je om met ouders (oudergesprekken)?’. In individuele gevallen is het nodig om aparte trainingen te organiseren, bijvoorbeeld voor docenten die er grote problemen mee hebben.
3.3
Projecten
Naast het aanbod van de lerarenopleidingen en de nascholingsorganisaties zijn er verschillende projecten die een rol spelen bij deskundigheidsbevordering op het gebied van veiligheid op school. Hieronder worden een aantal projecten kort beschreven. Centrum School en Veiligheid Het Centrum School en Veiligheid is in opdracht van het ministerie van OCW opgezet door het landelijk pedagogisch centrum APS. Het Centrum is een vervolg op de Veilige school en het Transferpunt Jongeren, school en veiligheid. In het Centrum zijn de expertise van het Project Preventie Seksuele Intimidatie (PPSI), Pestweb, Gay & School en Sociale Competentie samengebracht. Het Centrum School en Veiligheid verzamelt en verspreidt informatie op het gebied van schoolveiligheid en adviseert schoolleiders, leraren/docenten, mentoren, leerlingbegeleiders, vertrouwens(contact)personen, onderwijsondersteunend personeel, etc. Het expertisecentrum Pestweb richt zich met name op leerlingen. Een belangrijk onderdeel van het centrum is de website www.schoolenveiligheid.nl, waarop informatie over veiligheid op school toegankelijk is voor de doelgroep.
29
Veilig in en om School (VIOS) Het VIOS-project is een initiatief van de gemeente Amsterdam om de veiligheid op scholen voor voortgezet onderwijs te verbeteren. Het VIOS-projectsecretariaat is in de zomer van 2001 ingesteld. Per 1 januari 2005 is de VIOS projectorganisatie overgegaan in het VIOS-expertisecentrum. Vrijwel alle scholen voor voortgezet onderwijs in Amsterdam zijn vrijwillig aangesloten bij het project. Centrale elementen van de aanpak zijn: · Elke school heeft een veiligheidscoördinator. De veiligheidscoördinatoren zijn apart benoemde functionarissen, deels gesubsidieerd door de gemeente. Hun taak is het VIOS op school bespreekbaar maken, uit (laten) voeren en helpen vormgeven. · De veiligheidscoördinatoren hebben zes keer per jaar overleg met elkaar via speciaal opgezette netwerken, verdeeld over drie regio’s. De bijeenkomsten worden begeleid door een professionele voorzitter. De veiligheidscoördinatoren bespreken hoe het ervoor staat met de veiligheid op de scholen opdat ze elkaar kunnen stimuleren en op ideeën kunnen brengen. Ook vertellen ze elkaar over de lopende trainingen op de scholen en brengen ze elkaar op de hoogte van de resultaten. Ten slotte komen het schoolveiligheidsplan en het incidentenregistratiesysteem aan de orde. · De schooldirecteuren (of hun vervangers) vergaderen ongeveer drie keer per jaar, soms met een vertegenwoordiger van een stadsdeel en een vertegenwoordiger van de politie erbij. Ze bepalen het veiligheidsbeleid en de uitvoering daarvan. · De scholen kunnen gebruik maken van trainingen en cursussen die worden aangeboden door een groot aantal aanbieders. Voor deelname aan de trainingen kan subsidie worden aangevraagd bij het VIOS-project. Als gevolg van het grote succes (circa 40 van de 60 aangesloten scholen hebben aan trainingen deelgenomen) en de daarmee samenhangende hoge kosten is onlangs de bijdrage aan trainingen vanuit het VIOS-project verlaagd. Levensvaardigheden1 De GGD Rotterdam en omstreken heeft in het kader van het preventief jeugdbeleid van de gemeente Rotterdam de lesmethode ‘Levensvaardigheden’ laten ontwikkelen. Via dit programma, dat in 1996 is geïntroduceerd, worden jongeren op het voortgezet onderwijs getraind in het omgaan met conflictsituaties. De jongeren leren in moeilijke situaties sociale en emotionele vaardigheden te gebruiken; zij leren eerst goed na te denken, voordat zij reageren. Docenten die Levensvaardigheden willen geven, worden drie dagen getraind. Tijdens de training leren zij de uitgangspunten van Levensvaardigheden kennen en hoe de lessen moeten worden voorbereid. Zij leren daarnaast het programma goed kennen door elkaar les te geven en af en toe ‘in de schoenen te staan’ van de leerling: de docenten voeren tijdens de trainingen dezelfde rollenspellen uit, die hun leerlingen later krijgen. Het lesprogramma voor de leerlingen bestaat uit 14 lessen. Daarnaast heeft het programma drie facultatieve modules: agressie, suïcide en depressie en jezelf presenteren. De docenten krijgen voor hun lessen levensvaardigheden een docentenmap, een video en materiaal voor leerlingen. Het programma is opgebouwd uit onder meer videopresentaties, waarin voor jongeren herkenbare situaties worden nagespeeld. Verder maken rollenspellen een belangrijk onderdeel uit van het programma.
______________ 1
Bron: www.ggd.rotterdam.nl
30
De lesmethode is bedoeld voor alle vormen van voortgezet onderwijs. Gebruik van de methode is gratis, mits er wordt deelgenomen aan de trainingen en er draagvlak is binnen de school. Verder moet de deelgemeente van de school meewerken aan het Grote Stedenbeleid. Andere scholen kunnen tegen betaling ook van het programma gebruik maken. Op de website van de GGD Rotterdam en omstreken wordt vermeld dat 25 scholen in Rotterdam aan het programma deelnemen. Daarnaast wordt een programma Levensvaardigheden voor het basisonderwijs getest bij twee scholen. Eind januari 2005 heeft de GGD Rotterdam e.o. het programma overgedragen aan het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ). Het NIGZ zal het programma beschikbaar stellen aan alle scholen in het voortgezet onderwijs in Nederland.1 Interventiecoaches In 2004 is het arboplusconvenant primair en voortgezet onderwijs inzake reïntegratie, verzuimbeleid en agressie en geweld afgesloten tussen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de sociale partners in het onderwijs. Daarin zijn de volgende voornemens opgenomen met betrekking tot het onderwerp agressie en geweld: a) een inventarisatie van de maatregelen die zijn ontwikkeld tegen agressie en geweld b) de ontwikkeling van een cursus ‘Interventiecoach agressie en geweld’ c) een pilot bij 20 scholen, waar ervaring wordt opgedaan met de ‘Interventiecoach’ d) het opleiden van 700 personeelsleden uit het primair en voortgezet onderwijs tot ‘Interventiecoach’. De uitvoering van het arboplusconvenant is in handen van het Vervangingsfonds. Zij zullen opdracht geven voor het ontwikkelen van de cursus en bepalen welke bureaus de cursus mogen aanbieden. Ten tijde van dit onderzoek moest nog worden gestart met de ontwikkeling van de cursus. Het is de bedoeling dat per school één personeelslid (of 2 bij een grotere school) een praktische opleiding krijgt (met acteurs) in hoe om te gaan met agressie (zowel verbale als non-verbale agressie). Vervolgens moet deze interventiecoach de kennis overdragen op collega’s. Op deze manier wordt het onderwerp op de werkvloer gebracht. De tweede taak van de interventiecoach is om te werken als katalysator van beleid rond agressie en geweld, door bijvoorbeeld het management er op aan te spreken. In de cursus wordt daarom ook aandacht besteed aan het opzetten van beleid.
3.4
Conclusie
Bij de lerarenopleidingen is de specifieke aandacht voor het voorkomen van en omgaan met agressie beperkt. De lerarenopleidingen voor voortgezet onderwijs en een deel van de lerarenopleidingen voor basisonderwijs besteden wel indirect aandacht aan het onderwerp agressie. Het gaat daarbij om onderwerpen zoals het pedagogisch klimaat, conflicthantering, sociale vaardigheden, omgaan met pesten, omgaan met groepen en de multiculturele samenleving. Ook is wel een toename van de aandacht voor het onderwerp agressie waar te nemen. Een deel van de lerarenopleidingen voor voortgezet onderwijs besteedt sinds kort specifieke aandacht aan agressie en enkele opleidingen overwegen het onderwerp in het lesprogramma op te nemen. ______________ 1
Bron: www.nigz.nl
31
De meeste nascholingsorganisaties bieden wel training en begeleiding op het gebied van agressie en onveiligheid. De aanbieders van deskundigheidsbevordering zijn met name schoolbegeleidingsdiensten en landelijke pedagogische centra. Daarnaast hebben enkele andere organisaties een aanbod ontwikkeld. Het aanbod van deze organisaties is groot en divers, de meeste organisaties bieden zowel korte cursussen voor individuele medewerkers als maatwerktrajecten voor een hele school. In de meeste trainingen wordt veel aandacht besteed aan praktische oefeningen, waarbij in veel gevallen gebruik wordt gemaakt van rollenspellen met acteurs. De nadruk ligt in de trainingen bij het aanleren van vaardigheden om deëscalerend op te treden bij de eerste tekenen van agressie. Het aanbod van deskundigheidsbevordering is met name gericht op onderwijzend personeel. Het specifieke aanbod voor onderwijsondersteuners is beperkt. Wel is het aanbod van schoolbrede trainingen veelal geschikt om onderwijsondersteuners aan deel te laten nemen. Leraren en onderwijsondersteuners hebben over het algemeen positieve ervaringen met het aanbod van de nascholingsorganisaties. De gevolgde trainingen waren concreet en praktisch en hebben geleid tot meer inzicht en vaardigheden. Bij teamtrainingen vindt men de prijs redelijk in verhouding tot het gebodene, bij individuele trainingen vindt men de kosten vrij hoog. Schooldirecteuren en belangenorganisaties vinden het aanbod breed, maar weinig gestructureerd. Ook zouden sommige belangenorganisaties graag meer ingekaderde trainingen zien, die gericht zijn op een brede preventieve aanpak van agressie op scholen. De organisaties die geen deskundigheidsbevordering aanbieden in het voorkomen van en omgaan met agressie (met name lerarenopleidingen basisonderwijs en nascholingsinstellingen verbonden aan hogescholen en universiteiten) geven daarvoor verschillende redenen. De meest genoemde reden is dat het onderwerp niet speelt in de regio of op het type school waar de studenten (gaan) werken. Daarnaast geven zij aan dat er geen vraag naar is. Sommige lerarenopleidingen zijn van mening dat de studenten de vaardigheden voor het omgaan met agressie moeten leren op de school waar ze gaan werken.
32
4
De aansluiting tussen vraag en aanbod
4.1
De aansluiting volgens vragers
In deze paragraaf wordt ingegaan op de aansluiting tussen vraag en aanbod volgens de doelgroep (de vragers). Voor een goede aansluiting tussen vraag en aanbod is een belangrijke vereiste dat het beschikbare aanbod bekend is bij de doelgroep. Daarom wordt ten eerste ingegaan op de bekendheid van het aanbod. Daarna volgt een overzicht van de belemmeringen die de doelgroep ervaart binnen de school en tenslotte de knelpunten in de aansluiting tussen vraag en aanbod. Bekendheid van het aanbod Onderwijsgevenden en onderwijsondersteuners Het aanbod is bij het onderwijsondersteunend personeel beter bekend dan bij leerkrachten. Het FiAC is voor de ondersteuners een bekende aanbieder, deze organisatie adverteert veel en dat wordt door de ondersteuners gezien. De meeste leerkrachten geven aan in het geheel niet op de hoogte te zijn van het aanbod (en dit ook niet te volgen), of weten slechts één aanbieder te noemen. Schooldirecteuren De schooldirecteuren geven aan dat ze geen totaalbeeld hebben van het aanbod aan trainingen en cursussen. Voor zover ze het kunnen beoordelen, vinden ze dat het aanbod ongestructureerd is. Wel ziet men bij de post veel aanbod ‘langskomen’ waardoor men in grote lijnen een beeld heeft van het aanbod. Men kent ook wel enkele individuele cursussen. De volgende soorten cursussen werden genoemd: · cursussen gericht op leefstijl (normen, waarden, gedragsregels) · cursussen conflictbemiddeling · cursussen met praktische situaties (rollenspellen) · sociale weerbaarheidstrainingen · cursussen omgaan met lastig gedrag van ouders. Ook noemen de respondenten theoretische cursussen die betrekking hebben op het veiligheidsbeleid. In dit verband wijst men op het project “veilige school”, waarbij het veiligheidsbeleid van de school op alle niveaus wordt doorgelicht: gedragsregels, veiligheidsprocedures, de rol van ouders, etc. De organisaties die men noemt als aanbieders van deskundigheidsbevordering zijn met name schoolbegeleidingsdiensten en landelijke pedagogische centra. Belangenorganisaties en de Inspectie De geïnterviewde belangenorganisaties hebben geen totaaloverzicht van het beschikbare aanbod. Men geeft aan dat het aanbod ongestructureerd is. Ondanks het weinig gestructureerde aanbod hebben de organisaties niet het idee dat scholen door de bomen het bos niet meer zien. Op het moment dat ze behoefte hebben aan ondersteuning weten ze deze te vinden.
33
Belemmeringen binnen de school Een deel van de belemmerende factoren bij een optimaal gebruik van het beschikbare aanbod zijn belemmeringen die binnen de school liggen. Onderwijsgevenden en onderwijsondersteuners De geïnterviewde onderwijsondersteuners zien in meerderheid geen belemmeringen om een training of cursus te volgen, anders dan dat men hieraan geen behoefte heeft. Het onderwijzend personeel noemt wel verschillende belemmeringen binnen de school: · Tijdsdruk (docenten denken dat cursussen veel tijd kosten). · Docenten durven niet over problematiek te praten met collega’s, ze zijn bang voor negatieve reacties. · Docenten erkennen niet altijd hun angsten en dat ze moeite hebben met het gedrag van leerlingen. Ook erkent men niet altijd dat ordeproblemen ook aan de aanpak en uitstraling van de docent kunnen liggen en niet uitsluitend aan de leerlingen zelf. Schooldirecteuren De geïnterviewde schooldirecteuren zien voor het onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel verschillende belemmeringen om een training of cursus te volgen: · Docenten en directies ontkennen soms dat er structurele problemen zijn. Door schroom wordt hierover onvoldoende gecommuniceerd binnen het team en naar de directie. Problemen worden afgedaan als een incident waardoor er geen behoefte is om de problemen aan te pakken. · Het aanbod is bij personeelsleden onvoldoende bekend. · Docenten zien te weinig de effecten van de eigen rol in het optreden van agressie, men zoekt de schuld buiten zichzelf, bij de leerlingen. Daardoor heeft men geen behoefte aan een cursus om de eigen vaardigheden te verbeteren. · Het onderwerp agressie heeft een lage prioriteit op scholen waar relatief weinig ervaringen zijn met agressie. Men onderneemt pas actie na een incident. Belangenorganisaties en de Inspectie De geïnterviewde belangenorganisaties zien binnen de school verschillende belemmeringen voor leraren en onderwijsondersteuners om een training of cursus te volgen: Geldgebrek: scholen hebben geen groot budget voor opleidingen. Eén deskundige nuanceert deze belemmering door te zeggen dat scholen geld vrij kunnen maken voor training als ze er prioriteit aan geven. De benodigde tijdsinvestering is soms een probleem. Docenten en ondersteuners moeten een training soms in privé tijd doen om lesuitval te voorkomen. Er zijn scholen die problemen met agressie ontkennen. Scholen hebben niet altijd een scholingsbeleid. Onbekendheid van de inhoud van cursussen bij docenten is mogelijk een probleem. Men moet beseffen dat effectieve trainingen geen grote tijdsbelasting hoeven in te houden. In een cursus omgaan met agressie kunnen docenten binnen een beperkte tijd een aantal gedragingen aanleren die heel effectief kunnen zijn. Scholen vinden preventie van agressie niet altijd tot de kerntaken behoren.
34
Knelpunten in de aansluiting tussen vraag en aanbod Op basis van de eigen ervaringen met trainingen zijn directeuren en personeel tevreden met het aanbod en lijkt het aanbod derhalve op de vraag aan te sluiten. Toch noemen zij enkele knelpunten in de aansluiting tussen vraag en aanbod: · De leraren, onderwijsondersteuners, schooldirecteuren en belangenorganisaties geven allemaal aan dat het aanbod van trainingen onbekend is bij zowel docenten als schooldirecteuren. Dit wordt deels veroorzaakt door de onoverzichtelijkheid van het aanbod. · De leraren, onderwijsondersteuners en directeuren noemen de hoge kosten van de trainingen (in relatie tot het beschikbare budget) als knelpunt in de aansluiting tussen de vraag en het aanbod. · Schooldirecteuren zijn bovendien van mening dat er te weinig maatwerk is in het aanbod. Het ontbreken van een passend aanbod wordt deels veroorzaakt door een onduidelijke vraag met betrekking tot de behoefte aan scholing en training. Bij de tevredenheid van de doelgroep met het aanbod moet wel een kanttekening worden geplaatst. Het lijkt alsof het formuleren van de behoefte (‘waar hebben wij als school precies behoefte aan?’) bij scholen nog onvoldoende aandacht krijgt. Bij het zoeken naar ondersteuning wordt veelal contact gezocht met partijen waar men reeds bekend mee is. Daardoor wordt wellicht niet altijd het beste beschikbare aanbod gevonden.
4.2
De aansluiting volgens aanbieders
In deze paragraaf wordt ingegaan op de aansluiting tussen vraag en aanbod volgens nascholingsorganisaties. Ten eerste komt de bekendheid van het aanbod aan de orde, daarna wordt ingegaan op de belemmeringen binnen de scholen en op de knelpunten in de aansluiting tussen vraag en aanbod. Bekendheid van het aanbod De meeste aanbieders van nascholing hebben twijfels over de bekendheid van het aanbod bij de doelgroep. De Landelijke pedagogische centra en Schoolbegeleidingsdiensten zijn goed bekend bij de scholen, aangezien de scholen in het verleden verplicht waren het scholingsbudget bij deze diensten te besteden. Deze verplichting wordt momenteel afgebouwd. Schoolbegeleidingsdiensten geven aan dat zij door middel van accountmanagers die de scholen bezoeken het aanbod onder de aandacht brengen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van websites, folders, conferenties en lezingen. Toch geven deze organisaties aan dat het aanbod dermate groot en divers is, dat niet altijd alle mogelijkheden voldoende bekend zijn bij de scholen. Enkele aanbieders zeggen zich te veel te richten op de uitvoering van de trainingen, waardoor ze te weinig aandacht besteden aan de bekendmaking van het aanbod naar de scholen. Binnen Amsterdam heeft het VIOS-project een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling en bekendheid van het aanbod. Vrijwel alle scholen voor voortgezet onderwijs in Amsterdam nemen deel aan netwerkbijeenkomsten op het gebied van veiligheid. Hierbij worden ervaringen uitgewisseld. Ook in de nieuwsbrieven van het VIOS-project wordt aandacht besteed aan het beschikbare aanbod. Door de subsidie die wordt verstrekt voor het deelnemen aan trainingen, worden scholen bovendien gestimuleerd om zich in het aanbod te verdiepen.
35
Eén van de overige organisaties benadert scholen in het MBO en HBO gericht met een brochure en heeft daarmee een goede bekendheid verkregen. Belemmeringen binnen de school Aanbieders signaleren een aantal factoren binnen de school die een belemmerende invloed hebben op de deelname aan trainingen in het voorkomen van en omgaan met agressie: · De meest genoemde belemmering voor gebruik van het aanbod is een gebrek aan financiële middelen bij de scholen in relatie tot de kosten van een maatwerk teamtraining. · Daarnaast noemt men ook een gebrek aan tijd en prioriteit. Dit komt deels omdat scholen aan veel onderwerpen aandacht moeten besteden en dus keuzes moeten maken. Bovendien is er bij sommige scholen sprake van een gebrek aan bewustzijn. Deze scholen denken dat het bij hen al veilig genoeg is. Knelpunten in de aansluiting tussen vraag en aanbod De nascholingsorganisaties zijn zelf van mening dat ze vrij goed in kunnen spelen op de behoefte aan deskundigheidsbevordering en zien geen belangrijke knelpunten in de aansluiting tussen vraag en aanbod. Vrijwel alle nascholingsorganisaties bieden maatwerk. Dat wil zeggen dat ze de inhoud en de omvang van het aanbod af kunnen stemmen op de wensen van de school. Hierdoor is het vrijwel altijd mogelijk het gewenste aanbod te leveren. Wel wordt in het maatwerk veelal gebruik gemaakt van elementen uit de bestaande cursussen en stellen organisaties grenzen aan het maatwerk met het oog op behoud van de kwaliteit. De nascholingsorganisaties noemen zelf de volgende knelpunten in de aansluiting tussen vraag en aanbod: · In sommige gevallen slaagt de nascholingsorganisatie er niet in met een school tot overeenstemming te komen over het traject. De visie van de school sluit niet altijd aan bij de visie van de aanbieder. De aanbieders stellen veelal grenzen aan het maatwerk met het oog op behoud van de kwaliteit. · Verschillende nascholingsorganisaties bieden bij voorkeur een schoolbrede training aan ter preventie van agressie. De omvang van een dergelijk traject (qua kosten en tijdsinvestering) kan scholen afschrikken.
4.3
Conclusie
Voor een goede aansluiting tussen vraag en aanbod is het van belang dat er voldoende aanbod is, dat de doelgroep het aanbod weet te vinden en dat het aanbod wat betreft inhoud, vorm en kosten aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van de doelgroep. Wat betreft het aanbod van nascholing zijn er binnen de scholen verschillende belemmeringen om hier gebruik van te maken:
·
De behoefte aan deskundigheidsbevordering is wel aanwezig bij leraren en onderwijsondersteuners, maar wordt door hen niet altijd onder de aandacht van de directie gebracht. Dit komt deels omdat sommige leraren niet graag praten over problemen met agressie, uit angst voor negatieve reacties van collega’s. Daarnaast speelt een rol dat leraren niet altijd (willen) inzien dat hun eigen gedrag een rol speelt bij het ontstaan van agressie. Ook hebben zij niet altijd de gelegenheid of de bereidheid om veel tijd te besteden aan het volgen van trainingen.
36
·
Ook vanuit de scholen zijn er verschillende belemmeringen. Ten eerste geven scholen veelal geen prioriteit aan het onderwerp agressie, met name als er nog geen ervaringen zijn met incidenten. Naast een gebrek aan prioriteit zijn de kosten een belangrijk knelpunt, veel scholen hebben geen groot budget voor opleidingen. De school moet ook aandacht besteden aan andere onderwerpen en moet dus keuzes maken.
Ook kunnen verschillende knelpunten worden benoemd in de aansluiting tussen de vraag en het aanbod van nascholingsorganisaties:
·
Het aanbod is onoverzichtelijk en vrij onbekend bij zowel leraren als directeuren, waardoor men niet goed weet wat de mogelijkheden voor deskundigheidsbevordering zijn. Uitzondering hierop is het aanbod voor onderwijsondersteunend personeel, dat vrij beperkt is, maar wel een goede bekendheid heeft onder de doelgroep.
·
De aanpak waaraan scholen behoefte hebben is misschien niet altijd de beste aanpak voor het verminderen van agressie. Scholen geven aan behoefte te hebben aan cursussen die niet teveel tijd en geld kosten. Verschillende belangenorganisaties merken op dat het, om een veilig schoolklimaat te creëren, van belang is om de hele school bij de deskundigheidsbevordering te betrekken. Dergelijke trajecten vragen echter een investering van tijd en geld. Niet alle scholen zien daar het nut van in, met name als er geen ervaringen zijn met incidenten.
·
Scholen lijken nog weinig aandacht te besteden aan het formuleren van de eigen behoefte aan deskundigheidsbevordering. Hierdoor komen scholen mogelijk niet altijd terecht bij het aanbod dat het beste aansluit bij hun behoefte.
Ondanks de aanwezigheid van deze knelpunten, wordt de aansluiting tussen de vraag naar en het aanbod van nascholing door de betrokken partijen als redelijk goed ervaren. Het aanbod van deskundigheidsbevordering in het voorkomen van en omgaan met agressie is vrij omvangrijk en divers. Op het moment dat er een behoefte aan ondersteuning ontstaat, weten scholen een aanbod te vinden. Het aanbod sluit inhoudelijk aan bij de wensen van de doelgroep en aanbieders hebben veelal mogelijkheden om maatwerk te bieden.
37
38
Bijlage
Overzicht respondenten
Aanbod
Vraag
Lerarenopleidingen basisonderwijs Hogeschool INHOLLAND Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Hogeschool van Utrecht Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Pedagogische hogeschool De Kempel, Helmond Fontys Pabo Limburg Hogeschool Rotterdam Christelijke Hogeschool de Driestar, Gouda Hogeschool Leiden
5 docenten 6 onderwijsondersteuners 5 directeuren
Lerarenopleidingen vo, hogescholen Hogeschool van Amsterdam Fontys lerarenopleiding Tilburg Archimedes lerarenopleiding Utrecht Hogeschool Windesheim Lerarenopleidingen vo, universiteiten UCLO (Rijksuniversiteit Groningen) Centrum voor Nascholing Amsterdam Instituut voor Leraar en School (Universiteit Nijmegen) Lerarenopleidingen speciaal onderwijs Seminarium voor orthopedagogiek Hogeschool Windesheim
Vakbonden Onderwijsbond CNV CMHF Aob Schoolleidersorganisaties Schoolmanagers_VO PCSO AVS Werkgeversorganisaties VOS/ABB Bond KBO BPCO VBS Inspectie van het onderwijs Organisaties voor beroepskwaliteit Stichting Beroepskwaliteit Leraren NSA (Nederlandse schoolleiders academie)
Nascholingsinstellingen Centrum voor nascholing Amsterdam Universiteit Leiden (ICLON) Interstudie, adviesbureau voor onderwijsmanagement Fontys hogescholen lerarenopleiding Tilburg Universiteit Groningen (UCLO) Landelijke pedagogische centra CPS KPC groep APS Schoolbegeleidingsdiensten CED-groep SAC ABC HCO GCO Marant educatieve diensten Overige organisaties Veilig in en om school (VIOS) Essenburgh Training en Vorming FiAC Steinmetz advies en opleiding Vervangingsfonds
39
40
Research voor Beleid Schipholweg 13 - 15 Postbus 985 2300 AZ Leiden telefoon: (071) 5253737 telefax: (071) 5253702 e-mail:
[email protected] www.researchvoorbeleid.nl
41