1-0
^3(^3
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken Ingenieursbureau
Demping Rijnhaven Saneringsplan ten behoeve van de demping van een deel van de Rijnhaven te Rotterdam
Projectcode 2008-0288
Datum 30 juni 2008
Versie definitief
Opdrachtgever OntwikkelingsBedrijf Rotterdam
Opsteller
Paraaf Opsteller
A. Nieuwenhuizen-Hellendoom
Controleur R. Noordzij
Projectleider milieu R. Plug
Controleur
Rti* Paraaf Projectleider
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
2
-Acs^^
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
Inhoudsopgave 1.
INLEIDING
5
1.1
Algemeen
5
1.2
Opbouw rapport
5
2.
PROCEDURE, KADER EN VERIFICATIE
7
2.1
Procedure en kader
7
2.2
Verificatie
7
3.
LOCATIEBESCHRIJVING
9
3.1
Algemeen
9
3.2
Voorgenomen werkzaamheden op de locatie
9
3.3
Opbouw waterbodem
10
3.4
Verontreinigingssituatie
10
4.
SANERINGSONDERZOEK
11
5.
SANERINGSPLAN
13
5.1
Uitgangspunten
13
5.2
Uitvoeringsaspecten
13
5.3
Ontgraven en transport
14
5.4
Aanvullen en isoleren
14
6.
UITVOERING
15
6.1
Randvoorwaarden
15
6.1.1
Algemeen
15
6.1.2
Waterbodem
15
6.1.3
Gebouwen, kabels en leidingen
15
6.2
Voorbereiding sanering
16
6.2.1
Werkterrein en afvoerroute
16
6.2.2
Vliegtuigbommen
16
6.2.3
Vergunningen
16
6.2.4
Grondstromenregistratie
17
7.
ONTGRAVING EN AFVOER SLIB
19
7.1
Ontgraven en afvoer slib
19
7.2
Afvalmateriaal en drijfvuil
19
7.3
Maatregelen tegen verspreiding
19
Projectnaam
Projectcode
Versie
Oatum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
3
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
7.4
Controle sanering en overige baggerwerkzaamheden
19
8.
Demping
21
9.
ORGANISATIE, VEILIGHEID, CONTROLE EN VASTLEGGING
23
9.1
Organisatie
23
9.2
Veiligheid
23
9.2.1
Veiligheidsmaatregelen
23
9.2.2
Veiligheids en gezondheidsplan
24
9.3
Controle van de uitvoering en vastlegging
24
LITERATUUR
27
Bijlagen 1. Tekeningen •
Tekening met regionale ligging en verontreinigingscontour
•
Tekening met uit te voeren werkzaamheden, incl. doorsnede
2. Kadastrale kaart 3. Tekening met slibdikten 4. Taken en verantwoordelijkheden BRL-protocol a.
bijlage 1: mandatering directie (voorbeeld)
b.
bijlage 2: werkafspraak i.v.m. scheiding taken pl en mkb (voorbeeld)
5. Toetsing veiligheidsklasse
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
4
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
1. INLEIDING
1.1
Algemeen Het OntwikkelingsBedrijf Rotterdam (OBR) is voornemens om parkeergarages aan te leggen in een deel van de Rijnhaven. Hiertoe zal een deel van de Rijnhaven worden gedempt. Langs de huidige kade aan de zijde van de Tillemakade zal demping plaatsvinden over een strook van 35,5 m. Ter plaatse wordt een groenstrook met bomen en/of een parkeerplaats voor bussen aangelegd. Achter deze strook zal in 2 fasen een parkeergarage worden aangelegd. De bodem ter plaatse zal worden ontdiept, zodat een werkvloer voor de bouw van de parkeergarages wordt gecreëerd. Hiertoe zal demping plaats moeten vinden tot de beoogde onderzijde van de garage of hoger. Het overige deel van de onderzoekslocatie zal ook gedempt worden. Aan de zuidwest zijde van de locatie (in de Rijnhaven) zal een aanvaarbeveiliging worden aangelegd. De ontwikkeling zal in twee fases plaatsvinden. Allereerst zal het noordwestelijk deel van de locatie ontwikkeld worden inclusief de gehele groenstrook en/of parkeerplaats voor bussen, vervolgens het zuidoostelijk deel. In verband met deze werkzaamheden is door het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam (IGWR) een milieukundig waterbodemonderzoek uitgevoerd [lit.8]. Uit de resultaten van bovengenoemd onderzoek is gebleken dat er op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiertoe is onderhavig saneringsplan opgesteld (inclusief een grondstromenplan en een dempingsplan). De waterbodemsanering dient uitgevoerd te worden conform de richtlijnen van het VKB-protocol 6003 [lit.4] en de bijhorende beoordelingsrichtlijn BRL SIKB 6000 [lit.3].
1.2
Opbouw rapport Het rapport is verder als volgt opgebouwd: • Hoofdstuk 2: Procedure, kader en verificatie In dit hoofdstuk worden de te volgen procedure voor het saneringsonderzoek en het saneringsplan besproken. Tevens wordt een toelichting gegeven op de geldende protocollen voor milieukundige begeleiding van waterbodemsaneringen. • Hoofdstuk 3: Locatiebeschrijving In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving van de locatie gegeven en wordt ingegaan op de verontreinigingssituatie van de locatie. • Hoofdstuk 4: Saneringsonderzoek In dit hoofdstuk worden de afwegingen bij de wijze van sanering besproken. • Hoofdstuk 5: Saneringsplan In het saneringsplan wordt de opzet van hoofdstuk 4 nader uitgewerkt. • Hoofdstuk 6: Uitvoering Hierin worden de randvoorwaarden en de voorbereidende werkzaamheden en besproken. • Hoofdstuk 7: Ontgraving en afvoer slib. In dit hoofdstuk wordt de ontgraving en het voorkomen van verspreiding besproken. Tevens wordt de controle van de sanering toegelicht. • Hoofdstuk 8: Demping
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
5
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
In dit hoofdstuk wordt de aanvulling met grond en aanvullende maatregelen toegelicht. • Hoofdstuk 9: Organisatie, veiligheid, controle en vastlegging. In dit hoofdstuk worden de verantwoordelijkheden binnen de organisatie, de veiligheidsaspecten en de controle van de uitvoenng en vastlegging behandeld. Verder zijn in het rapport een literatuurlijst en de bijlagen opgenomen.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
6
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
2. PROCEDURE, KADER EN VERIFICATIE
2.1
Procedure en kader In het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) geldt een meldingsplicht voor handelingen in (land- en water)bodem ten gevolge waarvan een verontreiniging wordt verminderd of verplaatst. Deze meldingsplicht is opgenomen in artikel 28 van de Wbb. De meldingsplicht geldt voor alle gevallen van ernstige bodemverontreiniging (klasse 4 specie of meer dan 25 m3 grond verontreinigd tot boven de interventiewaarde). Bij de melding moeten de resultaten van voorafgaand(e) bodemonderzoek(en) worden overlegd. Tevens dient een saneringsplan te worden overlegd (art. 28 en 39 Wbb), alvorens met de saneringswerkzaamheden kan worden begonnen. Het bevoegd gezag (DCMR Milieudienst Rijnmond en Rijkswaterstaat) dient een besluit te nemen omtrent de ernst en omvang van de verontreiniging, de saneringurgentie vast te leggen en te besluiten of ze wel of niet instemt met het saneringsplan. Indien het bevoegd gezag met het saneringsplan instemt, wordt op basis van het saneringsplan een voorlopige beschikking voor de sanering van de waterbodem afgegeven. Omdat onderhavig plan niet alleen het sterk verontreinigde materiaal behelst, wordt eveneens het plan voor de overige te verwijderen baggerspecie (klassen 0 t/m 3) getoetst. Aangezien na het verwijderen van de sliblaag een gedeelte van de locatie wordt gedempt (dus toekomstige landbodem), zal het onderhavige plan eveneens bij de DCMR ter beoordeling worden aangeboden. Na de afgifte van deze voorlopige beschikking, wordt voorafgaand aan de uitvoering van de saneringswerkzaamheden volstaan met een melding van aanvang van de werkzaamheden. Op het meldingsformulier wordt vermeld: • een uitwerking van de gekozen standaard saneringsaanpak; • de resultaten van eventueel aanvullend bodemonderzoek; • een schets van het complete beeld van de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse; • datum van aanvang en duur van de werkzaamheden. Na beëindiging van de sanering wordt een saneringsverslag opgesteld, waama binnen 8 weken na de indiening hiervan een definitieve beschikking kan worden afgegeven.
2.2
Verificatie Het VKB-protocol 6003 is van toepassing op het saneren en/of beheren van gevallen van ernstige verontreiniging van de waterbodem, die in het kader van de Wbb worden uitgevoerd op basis van een door het bevoegd gezag Wbb goedgekeurd saneringsplan ofwel de aanwijzingen op een melding van een ongewoon voorval (art. 13 en 27 Wbb). Het protocol bevat eisen voor de wijze waarop de milieukundige verificatie moetworden uitgevoerd en maakt onderdeel uit van de BRL SIKB 6000 'Milieukundige begeleiding (water)bodemsaneringen en nazorg' [lit.3]. In deze BRL staan de algemene eisen, waaraan de organisaties en de personen die
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
7
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
onder het certificaat van BRL SIKB 6000 werken, moeten voldoen. Het VKB-protocol 6003 beschrijft de specifieke eisen waaraan de organisaties en de personen moeten voldoen, die onder het certificaat van BRL SIKB 6000 werken aan de milieukundige begeleiding en evaluatie van waterbodemsaneringen. De taken en verantwoordelijkheden, evenals de bijhorende bijlagen, zijn in onderhavig rapport opgenomen als bijlage 4.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
8
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
3. LOCATIEBESCHRIJVING
3.1
Algemeen De onderzoekslocatie ligt in de Rijnhaven en betreft het gedeelte aan de zijde van de Tillemakade. De regionale ligging, de situatietekening en de verontreinigingsituatie zijn opgenomen in bijlage 1. Een groot deel van de waterbodem langs de Tillemakade is voorzien van mijnstenen. De maaiveldhoogte van het direct aangrenzende vaste land bedraagt circa NAP +3,35 m. Het onderzoeksgebied heeft een oppervlakte van totaal circa 6,1 ha. De saneringslocatie is kadastraal bekend als: gemeente Rotterdam, sectie P,nummer 1842 (gedeeltelijk), zie bijlage 2.
3.2
Voorgenomen werkzaamheden op de locatie Langs de Tillemakade zal een strook van 35,5 m breed gedempt worden. In eerste instantie zal een overhoogte worden aangebracht. Het uiteindelijk niveau zal ongeveer gelijk zijn aan het kadeniveau (ca. NAP +3,35 m.). Hierachter zullen in 2 fases ontwikkelingen plaatsvinden. In bijlage 1 is een tekening opgenomen met de geplande ontwikkelingen, alsmede een tekening die de doorsnede van de geplande ontwikkelingen weergeeft. Fasei In fase 1 op het noordwestelijk deel van de locatie zal een parkeergarage worden gebouwd. Ter plaatse van deze 1 e fase van de parkeergarage zal demping plaatsvinden. Ook een strook na de parkeergarage (richting de Rijnhaven) van ongeveer 5 m breed zal verontdiept worden. Voor het versnellen van het consolidatieproces zullen verticale drains worden aangebracht. Tevens zal de demping met extra overhoogte worden aangelegd. Om de parkeergarage te beschermen zal een aanvaarconstructie worden aangelegd. Tijdens de fase van het uitvoeren van de boringen is er vanuit gegaan dat dit een wal wordt met een lengte van 405 m en een breedte van 18 m zou worden. In deze fase was het nog niet mogelijk aan te geven hoe deze constructie er uit zal gaan zien. Na uitvoering van de bemonstering is gebleken dat de wal een breedte van 62 m zal krijgen, gezien vanaf de laatste demping van 5 m breed. Het zal een aflopend talud worden. Dit betekent dat er 44 m van het talud niet onderzocht is. De locatiegrens is dan ook 44 m breder dan de onderzoeksgrens. De locatie heeft hierdoor in totaal een oppervlakte van 8,0 ha. Omdat is gebleken dat de waterbodemkwaliteit overeenkomt met de resultaten van de Monstercampagne van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. (2006), wordt het niet als belemmering gezien dat een deel van de aanvaarbeveiliging niet is onderzocht. De resultaten van de locatie worden representatief geacht voor de gehele aanvaarbeveiliging. Fase 2 Het gedeelte betreffende fase 2, het zuidoostelijk deel van de locatie zal in eerste instantie volledig gedempt worden. Het dempingsniveau is momenteel nog niet bekend. In een later stadium zal ook hier een parkeergarage worden gebouwd. Er is nog geen inhoud aan deze plannen gegeven.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
9
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
3.3
Opbouw waterbodem Een globale opbouw is in onderstaande tabel aangegeven. Waterbodemopbouw
Onderzoeksdeel
3.4
Ter plaatse van de mijnstenen, tot circa 60 m uit
De sliblaag ontbreekt, de bodem bestaat uit een mengsel
de Tillemakade
van zand (plaatselijk klei) en mijnstenen.
Overig deel locatie
De bovenlaag van de bodem bestaat uit slib, in bijlage 3 is de slibdikte aangegeven. Onder het slib is een kleilaag aanwezig.
Verontreinigingssituatie De verontreinigingsituatie kan als volgt worden samengevat: - Ter plaatse van de mijnsteenverharding is geen slib aanwezig, de grond ter plaatse is licht tot matig verontreinigd. Incidenteel is een sterk verhoogd gehalte aan zink aangetroffen. - Het slib direct grenzend aan de mijnsteenverharding wordt ingedeeld in klasse 2. Voor het overige wordt het slib voornamelijk ingedeeld in klasse 3. In één van de mengmonsters aan de Rijnhaven zuidzijde is klasse 4 slib aangetroffen. Dit klasse 4 slib betreft een hoeveelheid van ca. 5.000 m3. Het klasse 4 slib is gelegen ter hoogte van de parkeergarage, welke in de 2e fase zal worden aangelegd. - De grondlaag onder de sliblaag is deels sterk verontreinigd met cadmium, chroom, koper, zink, PCB's en/of minerale olie. Enkele overige geanalyseerde parameters zijn licht tot matig verhoogd aangetroffen. De totale hoeveelheid sterk verontreinigde grond wordt ingeschat op minimaal 10.000 m3. - Ter plaatse van de aanvaarbeveiliging wordt ingeschat dat het daar aanwezige slib wordt ingedeeld in klasse 3. Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Ten behoeve van de ontwikkeling van de locatie tot parkeergarage en landbodem door demping dient een saneringsplan opgesteld te worden.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 Juni 2008
10
- 4 ^ 3 ^ ^ - . Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
4. SANERINGSONDERZOEK Het doel van een saneringsonderzoek is het op zodanige wijze inventariseren en uitwerken van mogelijke saneringsvarianten dat een afgewogen, beargumenteerde keuze voor één saneringsvariant (de voorkeursvariant) kan worden gemaakt. In verband met de bouw van de parkeergarage en demping van de locatie zal isolatie plaatsvinden van het achterblijvende materiaal. Ten behoeve van de demping zal het om civieltechnische redenen noodzakelijk zijn om (een deel van) het slib afte voeren. De saneringsmethode zal als gevolg hiervan ontgraving en isolatie betreffen. Het is niet aan de orde om andere saneringsmethoden afte wegen.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
11
*-is3S|^'. Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
12
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
5. SANERINGSPLAN
5.1
Uitgangspunten Het saneringsplan heeft als doel de relevante aspecten die van belang zijn voor de sanering van de waterbodem in de Rijnhaven in algemene zin te beschrijven. Voor de sanering van de waterbodem gelden de onderstaande uitgangspunten: • de ontgraving/sanering van de waterbodem wordt uitgevoerd in verband met de aanleg van een parkeergarage en de demping van het ovenge deel van de locatie; • het vigerende waterbodembeleid [lit.1] en bodemsaneringsbeleid [lit.2].
5.2
Uitvoeringsaspecten Tijdens het opstellen van onderhavige rapportage zijn de berekeningen ten behoeve van de aanleg van de parkeergarage, de demping van het overige deel van de onderzoekslocatie en de aanleg van de aanvaarconstructie nog in volle gang. Zoals het er nu uitziet zal het om civieltechnische redenen noodzakelijk zijn (een deel van) de sliblaag te verwijderen. Het is nog niet bekend of de gehele sliblaag verwijderd zal moeten worden, of een deel hiervan. Voor het saneringsprincipe maakt dit geen verschil. Voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden zal aan het bevoegd gezag kenbaar worden gemaakt welk deel van de sliblaag verwijderd zal worden. In onderhavig saneringsplan zullen verschillende varianten worden uitgewerkt en toegelicht. De specie kan in principe naar de Slufter worden afgevoerd. De sterk verontreinigde ondergrond zal op de locatie blijven zitten en geïsoleerd worden door de demping en/of de aanleg van de parkeergarage. Een deel van de mijnsteenlaag zal binnen de projectgrenzen verplaatst worden om te voorkomen, dat men tijdens de bouw van de parkeergarage in aanraking komt met het mijnsteen. De te verwijderen mijnsteenlaag zal in principe verplaatst worden naar het uiteinde van de aanvaarbeveiliging. Op deze. manier kan tussen de aangebrachte mijnsteenlaag en de parkeergarage demping plaatsvinden en de aanvaarbeveiliging aangelegd worden. Mits civieltechnisch acceptabel zal er naar gestreefd worden om zoveel mogelijk met in de omgeving van de locatie vrijkomende grond te dempen. Bijvoorbeeld bij de aanleg van kelders of ondergrondse parkeergarages. Op deze manier zal een grote besparing van transportkosten gegenereerd worden. Natuurlijk zal dit ook voor het milieu een grote winst zijn, in verband met het sterk verminderen van uitlaatgassen door de veel kortere afstand die de vrachtwagens nu af moeten leggen. Uiteraard zal de grond aan de benodigde kwaliteitseisen voldoen en zullen de benodigde meldingen worden verricht. Voor een dwarsdoorsnede van de ontwikkelingen op de locatie wordt verwezen naar bijlage 1.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
13
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
5.3
Ontgraven en transport Voor het ontgraven en transport van de baggerspecie zijn in principe twee hoofdtechnieken te onderscheiden. Een combinatie van beide is ook mogelijk: • mechanische technieken (drijvende kraan); • hydraulische technieken (bodemzuiger; cutterzuiger en/of sleephopper); • combinatie mechanisch-hydraulisch. Gezien de aard van de werkzaamheden wordt vooralsnog uitgegaan dat de werkzaamheden met behulp van een drijvende kraan worden uitgevoerd. Het transport van de baggerspecie zal per schip of beunbak worden uitgevoerd. Tijdens de ontgraving kan ook verspreiding optreden door vertroebeling en/of mors. Verspreiding van verontreinigd materiaal kan voor een groot deel worden beperkt door het toepassen van hydraulisch ontgraven zonder AMOB (Arm Mengsel OverBoord) of mechanisch ontgraven met een gesloten bak (milieuknijper). Technisch zijn beide ontgravingsmethoden vergelijkbaar beproefd en betrouwbaar. Enige mate van vertroebeling en mors tijdens de werkzaamheden is praktisch gezien niet tegen te gaan en wordt derhalve in beperkte mate geaccepteerd. Om mors tijdens transport te voorkomen dienen eisen te worden gesteld aan de maximale vullingsgraad van de schepen/beunbakken. Ter voorkoming van verspreiding van eventueel oliehoudend materiaal is (op het schip) het stand-by hebben van olieabsorberende matten vereist. In paragraaf 6.2.4 is een overzicht van alle te venwijderen baggerspecie opgenomen. 5.4 A a n v u l l e n e n i s o l e r e n Sanering van de sterk verontreinigde ondergrond en het eventueel achterblijvende klasse 4 slib (of een deel hiervan) vindt plaats door middel van isolatie. Door het aanbrengen van het dempingsmateriaal en het aanleggen van de betonvloer van de parkeergarage zijn er geen contactmogelijkheden meer met de verontreiniging aanwezig. Sanering heeft in dit geval plaatsgevonden. De ophoogmaterialen, die voornamelijk zullen bestaan uit zand en plaatselijk grond ten behoeve van de groenstrook en/of parkeerplaats voor bussen, zullen met vrachtwagens en mogelijk voor een deel met schepen worden aangevoerd. Voorafgaande aan de werkzaamheden zal één en ander nader worden gespecificeerd en kenbaar gemaakt aan het bevoegd gezag.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
14
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
6. UITVOERING
6.1
Randvoorwaarden
6.1.1 Algemeen • de verontreinigingsituatie zoals deze is gerapporteerd in het waterbodemonderzoek [lit.8] dient als basis voor de nadere uitwerking van de saneringsaanpak; • de aan- en afvoerroutes van en naar de locatie lopen via de Nieuwe Maas en "over land"; • het in te zetten materieel dient te zijn afgestemd op de mogelijkheden van de locatie en de aard van de verontreiniging; • het werkterrein dient te worden gemarkeerd met afdoende en daarvoor geëigende signalering; • het werkterrein dient tijdens de uitvoering van saneringswerkzaamheden zodanig te worden afgesloten, dat ook buiten de werktijden sprake is van een veilige situatie; • details van de uitvoering dienen beschreven te worden in een werkplan. Dit door de aannemer op te stellen plan dient in viervoud uiterlijk 4 weken voor de daadwerkelijke aanvang van het werk ter schriftelijke goedkeuring aan het bevoegd gezag te worden aangeboden; • de start van de sanering dient uiterlijk 5 werkdagen van te voren te worden gemeld aan het bevoegd gezag. 6.1.2 Waterbodem klasse 3 en 4 • ven/vijdering van deze verontreiniging zal gebeuren in verband met de bouw van de parkeergarage en de demping van de locatie. Het klasse 4 slib bevindt zich overigens ter hoogte van de parkeergarage, welke in de 2e fase wordt aangelegd; • de verontreinigingssituatie is afdoende in kaart gebracht ten behoeve van de voorgenomen saneringswerkzaamheden; • van de te ontgraven partijen verontreinigde waterbodem zijn analysegegevens aanwezig op basis waarvan de bestemming kan worden bepaald; • voor afvalmateriaal, drijfvuil en dergelijke wordt verwezen naar hoofdstuk 7; • de verontreinigde waterbodem wordt in principe direct van de locatie afgevoerd om gestort te worden. 6.1.3 Gebouwen, kabels en leidingen bestaande gebouwen in de omgeving mogen geen schade oplopen ten gevolge van de • saneringswerkzaamheden; de bestaande kademuur blijft in principe gehandhaafd. Wel zal ca. 1,0 m van de bovenzijde verwijderd worden; vooraf dient bepaald te zijn of en waar zich kabels en leidingen bevinden.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
15
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
6.2
Voorbereiding sanering
6.2.1 Werkterrein en afvoerroute De saneringslocatie staat in open verbinding met het overige deel van de Rijnhaven. Tijdens de waterbodemsanering dient het werkterrein te worden afgesloten voor onbevoegden (plezier- en beroepsvaart). Bedrijven en andere belanghebbenden dienen tijdig te worden geïnformeerd over de stremming binnen de werkgrens. Voor de uitvoering en begeleiding van de waterbodemsanering is projectaccommodatie nodig voor onder andere directievoering, schaften, sanitaire voorzieningen en opslag van materialen plus eventuele informatievoorziening; vooralsnog wordt er in dit saneringsplan van uitgegaan dat hiervoor op de vaste wal geen aanvullende voorzieningen dienen te worden getroffen, maar dat deze op het varend materieel aanwezig zullen zijn. De afvoer van het verontreinigde slib zal per schip of beunbak plaatsvinden. Voor de afvoer van grof afvalmateriaal wordt voorgesteld gebruik te maken van beunbakken. In overleg met de opdrachtgever zal een definitieve locatie worden aangewezen waar op- en overslag van deze materialen kan plaatsvinden (zie ook paragraaf 7.2). Afvoer van de sterk verontreinigde baggerspecie vindt plaats via de Nieuwe Maas, de Nieuwe Waterweg, het Beerkanaal en de Mississippiehaven (losplaats Slufter). Obstakels voor de afvoer hiervan zijn niet voorzien. 6.2.2 Vliegtuigbommen Mede op grond van in het verleden verrichte onderhoudswerkzaamheden op en nabij de locatie, kan worden aangenomen dat (voor zover bekend) op de locatie geen vliegtuigbommen (meer) aanwezig zijn in de waterbodem. De mogelijke aanwezigheid van een of meerdere bommen kan echter niet geheel worden uitgesloten. Indien tijdens de waterbodemsanering een projectiel wordt aangetroffen, zal via de gemeente het EOC (Explosieven OpruimingsCommando) worden ingeschakeld. Door de aannemer dient in het Veiligheids- en Gezondheidsplan (V&G-plan) te worden aangegeven hoe er met (eventueel) aan te treffen van bommen wordt omgegaan. 6.2.3 Vergunningen Voor aanvang van de waterbodemsanering dient de opdrachtgever over de verschillende vergunningen te beschikken dan wel de toestemmingen te hebben geregeld. De volgende vergunningen c.q. toestemmingen zijn benodigd: • beschikking in het kader Wet bodembescherming (Wbb); • transport van bedrijfsafvalstoffen (VIHB). Voornemen tot saneren (Wbb) Onderhavig saneringsplan wordt door het bevoegd gezag beoordeeld en ter inzage gelegd. Na het verkrijgen van de beschikking kan worden aangevangen met de saneringswerkzaamheden. De duur van de procedure voor het verkrijgen van een beschikking op het saneringsplan bedraagt 15 weken.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
16
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
Transport van bedrijfsafvalstoffen (VIHB) Voor het transport dient de vervoerder te beschikken over een geldig VIHB-nummer ('vervoerders, inzamelaars, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen') zoals bedoeld in het 'Besluit inzamelen Afvalstoffen', dan wel in de 'Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen' Verwijdering van bedrijfafvalstoffen mag alleen plaatsvinden door afgifte van deze afvalstoffen aan een erkend verwerker. Om dit te realiseren geldt de plicht afvalstoffen uitsluitend aan een vergunninghouder afte geven, afgifte en ontvangst van afvalstoffen te registreren en in bepaalde gevallen te melden en bij ieder transport een begeleidingsbrief (met afvalstroomnummer) mee te voeren.
Overige vergunningen De ontgraving betreft het ontgronden van baggerspecie en valt derhalve onder de vrijstellingsregeling in het kader van de ontgrondingenwet. Voor de demping van de onderzoekslocatie zijn ook een of meerdere vergunningen / meldingen noodzakelijk. Deze worden niet in onderhavig plan toegelicht. Bij de planning van de saneringswerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de voor de vergunning aanvraag benodigde proceduretijden. 6.2.4 Grondstromenregistratie Om een goede registratie van de grondstromen bij te houden worden de volgende maatregelen genomen: • hoeveelheden worden bepaald aan de hand van meting in het profiel van ontgraving. Hiervoor wordt zowel voor- als na ontgraving een meting verricht; • op een tekening wordt bijgehouden waar de ontgraven grond is vrijgekomen en waar deze eventueel is toegepast; Hieronder is een overzicht van de ingeschatte totale hoeveelheid klasse 3 en 4 slib weergegeven, mogelijk zal niet alle slib van de locatie afgevoerd worden: Deellocatie Fasei Fase 2 Aanvaarbeveiliging ten noorden steiger Aanvaarbeveiliging ten zuiden steiqer TOTAAL
Oppervlakte met slib (m2) 7.000 14.500 12.000
Gemiddelde dikte slib (m) 0,5 2,0
8.000
2,5
1,0
Klasse 3 en 4 (m3) 3.500 29.000 12.000 20.000 64.500
Er wordt vanuit gegaan dat het klasse 2 slib op de locatie achter kan blijven.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
17
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
18
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
7. ONTGRAVING EN AFVOER SLIB
7.1
Ontgraven en afvoer slib Ingeschat wordt dat er maximaal 64.500 m3 klasse 3 en 4 ontgraven en afgevoerd zal worden. Het klasse 2 slib zal op de locatie achter blijven. Randvoorwaarde bij de ontgravingswijze is dat verspreiding van de verontreinigde baggerspecie zoveel mogelijk dient te worden voorkomen. De grond wordt hydraulisch of mechanisch ontgraven (zie paragraaf 5.3) en in een schip of beunbak gedeponeerd en vervolgens afgevoerd.
7.2
Afvalmateriaal en drijfvuil Indien tijdens de ontgravingswerkzaamheden afvalmateriaal vrijkomt (hout, metaal, erts, puin e.d.) dan wordt dit tijdens de ontgraving van het slib verwijderd. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een grofvuilrooster (maaswijdte bijvoorbeeld 0,2 x 0,2 meter). Het toepassen van een dergelijk grof vuilrooster is mede afhankelijk van de acceptatie-eisen van de venwerker van het slib. Tijdens het ontgraven van het slib kan afvalmateriaal aan de wateroppervlakte komen, zogenaamd drijfvuil. Afhankelijk van de hoeveelheid drijfvuil dient periodiek het drijfvuil te worden verwijderd. Het afvalmateriaal en drijfvuil dient separaat te worden afgevoerd.
7.3
Maatregelen tegen verspreiding Het ontgraven dient zo nauwkeurig mogelijk te gebeuren, om zodoende tijdens de ontgraving niet teveel materiaal de kans te geven zich te verspreiden. Verspreiding van verontreinigd slib kan plaatsvinden tijdens de ontgraving. Tijdens de ontgraving kan verspreiding optreden door vertroebeling en/of mors. Verspreiding van verontreinigd materiaal kan voor een groot deel worden beperkt door gebruik te maken van bijvoorbeeld een gesloten grijperbak (milieuknijper). Enige mate van vertroebeling en mors tijdens de werkzaamheden is praktisch gezien niet tegen te gaan en wordt derhalve in beperkte mate geaccepteerd. Tijdens het laden van het schip/beunbak met verontreinigd materiaal mag geen overvloei plaatsvinden. Ook tijdens het vervoeren en lossen van het slib mag geen verlies optreden van de baggerspecie. Om mors tijdens transport te voorkomen dienen eisen te worden gesteld aan de maximale vullingsgraad van de schepen/beunbakken.
7.4
Controle sanering en overige baggerwerkzaamheden Vaststelling eindsituatie De tijdsperiode tussen de beëindiging van de waterbodemsanering en verificatie van de eindsituatie, moet zo kort mogelijk zijn. In het saneringsplan en de nog afte geven beschikking van het bevoegd gezag zijn/worden deze doelstellingen verwoord en wordt aangegeven op welke wijze de verificatie van de eindsituatie moet plaatsvinden.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
19
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
De volgende onderdelen voor de vastlegging van de eindsituatie zijn onder meer mogelijk: 1. verificatie ontgravingsprofiel; 2. onderzoek waterbodemkwaliteit: a. Ruimtelijke eenheden; b. Monsterneming. Ad. 1 verificatie ontgravingsprofiel Na ontgraving van de verontreinigde baggerspecie zal een tussentijdse uitpeiling plaatsvinden. Als alle ontgravingswerkzaamheden zijn afgerond, dus ook de niet tot hooguit licht verontreinigde specie is verwijderd, zal een peiling over de gehele locatie plaatsvinden. Deze werkwijze is/wordt vastgelegd in het bestek. Ad.2 onderzoek waterbodemkwaliteit De eindsituatie van de sanering wordt door de milieukundige verificatie vastgesteld middels onderzoek naar de waterbodemkwaliteit. a. ruimtelijke eenheden Voor de saneringlocatie (kleiner dan 100.000 m2 of een volume < 100.000 m3) wordt aangesloten bij de systematiek van het protocol voor oriënterend onderzoek en in de indeling in ruimtelijke eenheden (RE). b. monstememing Pet ruimtelijke eenheid moeten 10 grepen worden genomen van de bovenste 20 cm van de waterbodem. De grepen worden, naar inzicht van de milieukundige begeleiding, evenredig verdeeld over het oppervlak van de ruimtelijke eenheid genomen. Per ruimtelijke eenheid worden de 10 grepen samengesteld tot een mengmonster. Bij vluchtige componenten moet dit in het laboratorium plaatsvinden. Indien sprake is van duidelijke zintuiglijk waarneembare verschillen op basis van textuur of verontreiniging, dan mogen deze niet worden gemengd en moeten van de beschikbare grepen meerdere mengmonsters worden samengesteld. Restverontreiniging Bij de sanering blijft een (geïsoleerde) restverontreiniging achter. Alleen als een restverontreiniging op basis van overschrijding van het saneringscriterium onaanvaardbare risico's met zicht meebrengt, is het noodzakelijk de omvang van de restverontreiniging opnieuw vast te stellen ten opzichte van hetgeen was vastgesteld in het saneringsplan. Bovenstaande is in principe niet van toepassing aangezien de omvang en kwaliteit van de achterblijvende verontreiniging reeds in kaart is gebracht. De achterblijvende verontreiniging brengt eveneens geen onaanvaardbare risico met zich mee. Na afloop van de baggerwerkzaamheden zal met de ingemeten ontgravingsprofielen de hoeveelheid ontgraven slib worden vastgesteld (zie ook paragraaf 6.2.4), Metingen en monstername De omstandigheden waaronder metingen en monsternemingen moeten worden verricht kunnen bij waterbodems sterk uiteenlopen. Het is afhankelijk van omstandigheden als waterhoogte, dikte van de sliblaag, mate van consolidatie etc. of een methode of apparaat geschikt is of juist niet. Het is nog niet voldoende vastgesteld in welke mate deze parameters invloed hebben. Daarmee is, vooralsnog, geen borging van deze parameters mogelijk en is de keuze van het meest geschikte gereedschap of instrument aan de ervaring van de milieukundige processturing en milieukundige verificatie.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
20
'-Ass^l^.;, G e m e e n t e R o t t e r d a m Gemeentewerken
8. Demping Bij de demping van de locatie, zal de "waterbodem" veranderen in "landbodem". Het bevoegd gezag voor de demping is de DCMR Milieudienst Rijnmond (via gemeente Rotterdam). Deze heeft in verband met overgang van waterbodem naar landbodem, contact met Rijkswaterstaat (het bevoegd gezag waterbodem). Het toe te passen materiaal (zand of klei) moet voldoen aan de gestelde civieltechnische eisen en het Besluit bodemkwaliteit. Het toepassen van hergebruiksmateriaal zal gemeld worden bij de DCMR met in achtneming van de geldende meldingsprocedure. Het aanbrengen van dempingslagen op locaties waar het slib niet wordt verwijderd maar geïsoleerd zal geleidelijk moeten geschieden om vermenging en verspreiding van verontreinigd slib te voorkomen. De aanvaarbeveiliging zal zeer waarschijnlijk worden voorzien van een bestorting om afkalving te voorkomen.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
21
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
22
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
9. ORGANISATIE, VEILIGHEID, CONTROLE EN VASTLEGGING
9.1
Organisatie Het Ingenieursbureau van de Dienst Gemeentewerken Rotterdam is verantwoordelijk voor directievoering en het milieukundig toezicht. De werkzaamheden van de milieukundige processturing vallen onder de verantwoordelijkheid van de directievoering door of namens de opdrachtgever. Voorafgaand aan de uitvoering moet het mandaat aan de milieukundige processturing eenduidig zijn vastgelegd. De opzet van mandatering is opgenomen in bijlage 4a en dient voor aanvang van de werkzaamheden te worden ondertekend. Ook de opzet voor de werkafspraak in verband met scheiding taken projectleider en milieukundig begeleider is opgenomen in bijlage 4b en dient voor aanvang van de werkzaamheden te worden ondertekend.
9.2
Veiligheid
9.2.1 Veiligheidsmaatregelen Tijdens de uitvoering van de waterbodemsanering worden werkzaamheden verricht, waarbij verontreinigde baggerspecie vrijkomt. Tengevolge van deze werkzaamheden kunnen risico's ontstaan voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers op de saneringslocatie. In de Arbeidsomstandighedenwet (ARBO) is aangegeven dat iedere werkgever verantwoordelijk is voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van zijn werknemers. Dit betekent dat tijdens de waterbodemsanering veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen om de veiligheid en gezondheid van werknemers en derden te waarborgen. De te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen zijn overeenkomstig de eisen van CROW P132 en eventuele aanvullingen hierop in het V&G-plan. Bij het ontgraven, laden, vervoeren en verwerken van het verontreinigde slib dient aan de wettelijke voorschriften ten aanzien van de milieuhygiëne te worden voldaan volgens CROW publicatie 132 'Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water' [lit.5] en het Arbolnformatieblad: AI-22 [lit.6]. Vanwege de geconstateerde verontreiniging zijn de gegevens van mengmonster MMIO getoetst aan de normen zoals opgenomen in de CROW publicatie 132. De gegevens van de verontreinigde partij zijn in een tabel opgenomen in bijlage 5. Alleen voor PCB's wordt in het meest verontreinigde slibmonster MM10 de grenswaarde voor de veiligheidsklasse Vervolgklasse nat overschreden. Voor de parameters kwik en koper wordt de grenswaarde voor de veiligheidsklasse Basis nat overschreden. Voor de overige parameters worden geen grenzen overschreden. Indien er kans is op lijfelijk contact met de bagger wordt ondanks de aangetroffen concentraties aan PCB's geadviseerd de werkzaamheden uit te voeren conform de eisen van de basisklasse nat. Verder kunnen bij het baggeren bodemgassen vrijkomen die gezondheidsschadelijke concentraties
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
23
,iï3
^^«^
G e r n e e n t e
Rotterdam
Gemeentewerken
kunnen vormen (methaan, kooldioxide en zwavelwaterstof). Bij het waarnemen van stank is het raadzaam metingen hiernaar te laten uitvoeren. Voor de omschrijving van de te treffen voorzieningen wordt verwezen naar de CROW publicatie 132 en de Standaard RAW bepalingen [lit.7]. 9.2.2 Veiligheids en gezondheidsplan Ingevolge het ARBO-besluit dient voor de sanering een Veiligheids- en Gezondheidsplan (V&G-plan) te worden opgesteld. Het V&G-plan maakt deel uit van het bestek. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het V&G-plan ontwerpfase. De actualisering en verdere uitwerking van het V&G-plan behoort tot de taken van de coördinator-uitvoeringsfase van de uitvoerende aannemer. Het opstellen van een V&G-dossier is eveneens een taak van de coördinator-ontwerpfase. Ook hier behoort de actualisering en verdere uitwerking van het V&G-plan tot de taken van de coördinatoruitvoeringsfase van de uitvoerende aannemer. Na oplevering van het werk wordt het V&G-dossier ter beschikking gesteld aan de opdrachtgever ten behoeve van de eigenaar of beheerder van het werk. Het V&G-dossier moet, evenals het V&G-plan, worden beschouwd als een dynamisch document.
9,3
Controle van de uitvoering en vastlegging Controle uitvoering De controle van de milieukundige processturing omvat een toets of de gehanteerde werkwijze overeenkomt met het gestelde in het saneringsplan en de beschikking op het saneringsplan, toetsing van de hoeveelheden en bestemmingen van aan- en afgevoerde partijen en materialen en toetsing van certificaten of gewerkt is met erkende verwerkers, laboratoria en andere bedrijven. Daarnaast wordt toegezien op de naleving van wettelijke eisen, vergunningen en contractvoorschriften. Vastgesteld wordt welke afwijkingsrapporten door de milieukundige processturing zijn opgesteld. Op basis van de gegevens van de milieukundige processturing en het saneringsplan wordt vastgesteld wat de kritische punten zijn voor de verificatie van het saneringsresultaat. Deze kritische punten moeten worden meegenomen in het verificatieplan voor de metingen en monsterneming van de waterbodem. Meldingen en vastlegging Afwijkingen ten opzichte van het saneringsplan, aanvullende rapportage en notities worden vastgelegd in het logboek en moeten direct gemeld worden aan de opdrachtgever/directie. Indien nodig moeten deze afwijkingen door de directie/opdrachtgever ook worden gemeld aan het bevoegd gezag. In afwijking op bovenstaande wordt geadviseerd de melding van afwijkingen richting bevoegd gezag door de projectleider milieukundige processturing te laten verrichten. De afwijkingen ten opzichte van het saneringsplan worden uiteindelijk ook geregistreerd in het op te stellen saneringsverslag (revisie). Het rapport wordt ter goedkeuring aan het bevoegd gezag voorgelegd.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
24
'-As^ssa^ G e m e e n t e R o t t e r d a m Gemeentewerken
Kritische punten Voor het vaststellen van de punten waarop tijdens de uitvoering van de waterbodemsanering gecontroleerd wordt, zal in het bestek en de bijbehorende documenten worden nagegaan, welke werkzaamheden van invloed zijn op het te behalen saneringsresultaat. Indien een bestekspost wordt aangemerkt als kritisch punt, wat betreft het te behalen saneringsresultaat, zal dit nader worden vastgesteld in een aanvullend document en bij het op te stellen saneringsverslag worden toegelicht. Afhankelijk van de impact van een of meerdere kritische punt(en) wordt het bevoegd gezag tussentijds geverifieerd. Aangezien op onderhavige locatie de sanering niet de aanleiding van de werkzaamheden is, maar een bijkomstigheid, zullen er waarschijnlijk enkele besteksposten zijn die afgeleid zijn van de saneringswerkzaamheden. De overige besteksposten zullen betrekking hebben op het gehele werk (aanleg parkeergarage, demping en aanleg aanvaarbeveiliging).
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
25
,ic5
^ ? ^ Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
26
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
LITERATUUR
1.
Vierde Nota Waterhuishouding, Ministerie en Verkeer en Waterstaat, Staatsuitgeverij, 1999;
2.
Leidraad Bodembescherming inclusief bijhorende uitvoerinqsreqelinqen en circulaires Ministerie van VROM, Staatsuitgeverij, 1999;
3.
BRL SIKB 6000 - Beoordelingsrichtlijn Milieukundiqe beqeleidinq van (water)bodemsanerinqen en nazorq (versie 2.0), SIKB, maart 2007;
4.
VKB-protocol 6003 - Milieukundiqe beqeleidinq van waterbodemsaneringen (versie 2.0). SIKB, maart 2007;
5.
Werken in of met verontreiniqde qrond en verontreinigd (qrond)water - CROW publicatie 132 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; derde geheel herziene druk; oktober 2002;
6.
Arbo-lnformatieblad AI-22:
7.
Standaard RAW Bepalinqen 1995. C.R.O.W., Stichting voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek;
8.
Dempinq Rijnhaven, waterbodemonderzoek ten behoeve van de dempinq van een deel van de Rijnhaven te Rotterdam: Ingenieursbureau Rotterdam; dossiernummer 2007-0530; 30 juni 2008.
Projectnaam
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
Rijnhaven parkeergarage
2008-0288
Definitief
30 juni 2008
27
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
BIJLAGE 1
TEKENINGEN regionale ligging en verontreinigingscontour uit te voeren werkzaamheden, incl. doorsnede
y
1
X
i
- ^ 3 ^ ^
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
BIJLAGE 2
Kadastrale kaart
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
BIJLAGE 3
Tekening met slibdikten
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
BIJLAGE 4 TAKEN EN VERANTWOORDELUKHEDEN BRL-PROTOCOL A. BIJLAGE 1: MANDATERING DIRECTIE (VOORBEELD) B. BIJLAGE 2: WERKAFSPRAAK I.V.M. SCHEIDING TAKEN (VOORBEELD)
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken Ingenieursbureau
MANDAAT TEN BEHOEVE VAN MILIEUKUNDIGE BEGELEIDING VAN (WATER)BODEMSANERINGEN CONFORM VKB PROTOCOL 6003 MILIEUKUNDIGE BEGELEIDING EN EVALUATIE VAN WATERODEMSANERINGEN, VERSIE 2,0,13 MAART
2007 Project: Besteksnummer: Beschikkingsnummer/ BUS nummer: Datum: De werkzaamheden van de milieukundige begeleider (processturing) vallen onder de verantwoordelijkheid van de directievoering door of namens de opdrachtgever. Besluiten worden dan ook genomen door de directievoering en niet door de processturing. Voorafgaand aan de uitvoering moet het mandaat van de directie aan de medewerker milieukundige processturing eenduidig zijn vastgelegd. Milieukundige processturing is de milieukundige sturing van de bodemsanering in het veld. Hieronder vallen onder meer het aangeven van de verontreinigingsgrenzen, het aangeven van de bestemming van vrijkomende grond- en afvalstromen, het toezien op de juiste plaatsing en instelling van installaties en het nemen van monsters ten behoeve van voortgangscontrole en vergunningen. Dit zijn taken die vallen onder de verantwoordelijkheid van de directie. Er zijn directe consequenties voor de opdrachtgever in termen van financiën, planning en het werken conform de voorschriften en bestekken (lozingsvergunningen etc). Door middel van dit mandaat worden de saneringswerkzaamheden zoals beschreven in het bestek in het kader van milieukundige processturing gedelegeerd aan de, op het formulier weergegeven, milieukundige begeleider(s). Besluiten met financiële consequenties worden immer genomen door de directievoerder UAV en niet doorde milieukundige begeleider. De ondergetekenden wijzen als hun gemandateerde milieukundige begeleider(s) aan: (wanneer van toepassing meerdere namen aangeven) 1
paraaf
2
paraaf
3
paraaf
Accoord Directie UAV; (of gedelegeerde)
Accoord projectleider (gpc MRO Bodem):
Het onderhavige mandaat dient voorafgaand aan de uitvoering door de directie UAV van het (water)bodemsaneringsproject te zijn ondertekend en dient te allen tijden in het werkdossier aanwezig te zijn.
Verificatieplan met activiteiten directievoerder en milieukundig begeleider 1.1
Directievoering Tijdens de uitvoering van de sanering wordt het toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden en op de naleving van de overeenkomst van aanneming van het werk tussen opdrachtgever en aannemer verzorgt conform de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (U.A.V. 1989) [lit. 6]. Naast de in de U.A.V. 1989 beschreven taken en verantwoordelijkheden ziet de directie U.A.V. erop toe dat de aannemer tevens de volgende werkzaamheden verricht: - het schoonhouden van de openbare weg; - de aanwezigheid van de persoonlijke beschermingsmiddelen en E.H.B.O. voorzieningen, zoals deze zijn voorgeschreven in het standaardpakket; - de algemene veiligheid binnen de werkgrenzen; - de persoonlijke veiligheid binnen de werkgrenzen.
1.2
Milieukundige begeleiding De milieukundige begeleiding van de sanering wordt uitgevoerd zoals beschreven in de BRL6000. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in de milieukundige processturing, het toezicht tijdens de sanering, en de milieukundige verificatie, de eindcontrole. De taken en bevoegdheden van de milieukundige begeleider processturing en verificatie zijn beschreven in de BRL6000.
' ^ 3 ^ ^
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
BIJLAGE 5 TOETSING VEILIGHEIDSKLASSE
MM10
Gestand, gehalte
Grenswaarde
Grenswaarde
basis-nat
vervolg-nat
Mg/kg
Mg/kq
Mg/kq
5,6
7,5
30
__
Risicoklasse
Lutum % = 27 Organische stof % = 13,4 Metalen Cadmium Kwik
2,0
1,6
15
Basis
Lood
134
530
1000
_.
Koper
103
90
400
Basis
Nikkel
37
45
200
Zink
600
720
2300
__
Chroom
115
380
1000
„
Arseen
18
55
150
PCB's
Ug/kg
Som PCB 7
1054
PAK
Mg/kq
M g / k g - - -
.
9,3
Pesticiden .
Ug/kg
Som drins 3
2,4
0,04
Som DDT/DDE/DDD
4,9
0,04
Som pesticiden
3,2
Chloorbenzenen
Ug/kg
-"
.•
Mg/kg
•. Mg/kg
13
0,02
13
_
EOX
40
„
4
. •
Mg/kg 7
__ _
Mq/kq
.
_ _
__ __
Mg/kq
3000
4,7
„
Mg/kg
•"•
Mg/kg . ' • ; "
Mg/kg
Vervolg
Mg/kg
0,1 .
Som chloorbenzenen
1500
•,
10
Hexachloorbenzeen
Mg/kg
1
Mg/kg
_
• Mq/kq
•••-•
0,2
Som PAK 10
Minerale olie
H
•
5000 1
_
Mq/kq
-