Bijlage 2
Definities en afkortingen
Allochtonen
De beleidsmatige definitie van ‘allochtonen’ door het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft betrekking op de eerste en tweede generatie: allochtonen zijn diegenen die zelf in het buitenland geboren zijn, en bij de tweede generatie de kinderen waarvan minimaal één ouder in het buitenland is geboren.
Anorexia nervosa
Een extreme angst om in gewicht aan te komen en de patiënt probeert dit te voorkomen door middel van extreem gewichtsverlies.
Basisvorming
Bij de basisvorming krijgen alle leerlingen, ongeacht het opleidingsniveau hetzelfde brede vakkenpakket van vijftien vakken waarin ook vakken als verzorging en techniek zijn opgenomen.
Boulimia nervosa
Hierbij is sprake van vreetbuien waarin binnen korte tijd een zeer grote hoeveelheid voedsel wordt geconsumeerd, gevolgd door pogingen het overgewicht weer kwijt te raken.
Jeugdzorg
Deze bestaat uit: jeugdhulpverlening; jeugdbescherming; jeugd-ggz (geestelijke gezondheidszorg) en jeugd-lvg (licht verstandelijke gehandicapten).
Startkwalificatie
Leerlingen moeten wanneer ze het onderwijs verlaten – al dan niet leerplichtig – minimaal beschikken over een startkwalificatie Dit komt neer op tenminste een diploma HAVO of niveau twee van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Jongeren tot 23 jaar die geen startkwalificatie hebben behaald worden door de leerplichtambtenaar aan de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie gemeld. Dezen zullen dan pogen de jongere alsnog een startkwalificatie te laten behalen. In 1997 verliet ongeveer een kwart van de jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie, wat overigens niet wil zeggen dat ze op een later moment deze schade niet alsnog inhalen. Wel wordt gevreesd dat het aantal drop outs de komende jaren zal toenemen door de invoering van het VMBO, de samenvoeging van het VBO en het MAVO waarbij een groter nadruk ligt op theoretische kennis. Van de gediplomeerden in het VBO en MAVO weet een aanzienlijk deel (zo’n veertig procent) in het vervolgonderwijs geen diploma te behalen.
Tweede Fase
Wordt ook Het studiehuis genoemd. Dit is een manier van werken waarbij docenten eerder als begeleider optreden en de leerlingen zelfstandig hun weg moeten zoeken door de leerstof. In het studiehuis wordt veel gewerkt met zelfstandige opdrachten en werkstukken.
VMBO
Dit is een samenvoeging van het VBO en het MAVO. Binnen het VMBO is een viertal niveaus te onderscheiden: 1. Theoretische leerweg, deze is het meest vergelijkbaar met het MAVO 2. Kaderberoepsgerichte leerweg 3. Gemengde leerweg 4. Basisberoepsgerichte leerweg Het VMBO kent een langere periode van algemeen vormende vakken dan het vroegere VBO. Het doel is jongeren hierdoor beter toe te rusten voor vervolgopleidingen en de arbeidsmarkt. Critici vrezen echter dat een groot deel van de zwakke VBO-leerlingen het niet zal redden in het VMBO.
AMK IVBO JIP JP3
Advies- en meldpunt Kindermishandeling Individueel Voorbereidend Beroepsonderwijs Jongeren Informatie Punt Jeugdpreventie Platform Papendrecht
Pagina 1 van bijlagen
JPT (A/V) JWG GOA HAT LWOO MAVO MBO HAVO HBO OALT RMC VSO VBO VMBO VWO WIW WO
Jeugdpreventieteam (Alblasserwaard/Vijfheerenlanden) Jeugdwerkgarantiewet, in 1998 is de JWG opgegaan in de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) Gemeentelijk Onderwijsachterstandbeleid Huisvesting voor alleenstaanden of tweepersoonshuishoudens Leerwegondersteund onderwijs Middelbaar Algemeen Vormend Onderwijs Middelbaar Beroepsonderwijs Hoger Algemeen Vormend Onderwijs Hoger Beroepsonderwijs Onderwijs in Allochtone Levende Talen Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortgezet Speciaal Onderwijs Voorbereidend Beroepsonderwijs Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Wet Inschakeling werkzoekenden Wetenschappelijk Onderwijs
Pagina 2 van bijlagen
Bijlage 3
Het Bansakkoord, Jeugdbeleid in Ba(la)ns
Om het jeugdbeleid te versterken hebben rijksoverheid, provincies en gemeenten een aantal afspraken gemaakt. In de eerste plaats zijn vijf criteria geformuleerd als richtinggevend voor het gezamenlijk jeugdbeleid voor de komende tijd. De verschillende overheden toetsen hun beleid de komend jaren aan deze criteria: 1. Beleid maken mét jeugd (en hun opvoeders) en niet over hun hoofden heen. 2. Balans brengen in het jeugdbeleid en niet alleen te focussen op de problemen, maar ook te investeren in versterking van algemene voorzieningen voor jeugdigen. 3. Niet wachten tot problemen ontstaan maar inspelen op situaties waarin jeugdigen extra risico lopen. 4. Er gezamenlijk voor zorgdragen dat de instellingen een samenhangend aanbod realiseren dat een adequaat en herkenbaar antwoord geeft op de vragen van jeugd en hun ouders. 5. Projectenbeleid in onderling overleg inzetten ter versterking van het structurele aanbod. In de tweede plaats zijn de gezamenlijke overheden verantwoordelijk voor een toereikend, samenhangend en toegankelijk voorzieningenaanbod op het gebied van jeugdzorg. Dit wordt gerealiseerd door een actief beleid te voeren en te investeren om veel voorzieningen in stand houden, uit te breiden, de kwaliteit en het bereik van voorzieningen te vergroten en waar nodig vernieuwingen door te voeren. Ten derde wordt het samenhangend aanbod van beleid voor nul- tot zesjarigen versterkt. Daarnaast moet kinderen in achterstandsituaties beter bediend worden door het aanbod. De doelstelling is dat aan alle kinderen optimale ontwikkelingsmogelijkheden en een goede toerusting voor het basisonderwijs wordt geboden, met bijzonder aandacht voor kinderen die iets extra’s nodig hebben. Gemeenten hebben hierbij een regisserende functie omdat zij de lokale problematiek het beste kunnen overzien. •
•
•
Afspraken over de criteria - Rijk, provincies en gemeenten zullen hun bestaande jeugdbeleid en nieuwe voornemens toetsen aan deze criteria. - De overheden zullen elkaar ook aanspreken op de afgesproken criteria. - Aan individuele gemeenten, provincies en departementen wordt de mogelijkheid geboden hun beleid te laten evalueren door een visitatiecommissie. - In beleidsevaluaties en systematische monitoring van het jeugdbeleid zal nadrukkelijk aandacht worden gegeven aan het realiseren van de doelstellingen. Afspraken over gezamenlijke inzet voor jeugd - Voor de oudere leeftijdsgroepen, met name de schakelmomenten rond de start en het afsluiten van de middelbare school zullen de overheden de lopende beleidsontwikkelingen gezamenlijk goed in kaart brengen en inventariseren waar nog knelpunten te verwachten zijn waarvoor samenwerking tussen de verschillende overheden een oplossing kan bieden. Extra aandacht zal besteed worden aan de regiemogelijkheden van gemeenten op het terrein van onderwijs en aan de aansluiting van de jeugdzorg en lokale jeugdvoorzieningen. Afspraken over versterking samenhangend beleid nul- tot zesjarigen - De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de realisering van een integrale en vraaggerichte aanpak voor nul- tot zesjarigen. Ook zijn zij verantwoordelijk voor het plegen van een bestuurlijke inspanning om tot overeenstemming met betrokken instellingen te komen. Daar waar de voorzieningenstructuur dat noodzakelijk maakt zullen gemeenten samenwerken om de integrale en vraaggerichte aanpak voor nul- tot zesjarigen te realiseren. - Het rijk zal in aansluiting op concrete plannen en inzet van gemeenten, nagaan hoe gemeenten daarbij gefaciliteerd kunnen worden. Daarnaast stelt het rijk een extra budget van 20 miljoen gulden (€ 9.075.604,32) op jaarbasis beschikbaar voor het vergroten van bereik en kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie. Voorts zorgt het rijk voor interdepartementale afstemming ten aanzien van activiteiten die gericht zijn op versterking van vernieuwing van het aanbod voor nul- tot zesjaren. - De provincies dragen bij aan de ontwikkeling van de beoogde aanpak door middel van de inzet van provinciale steunfuncties op het terrein van welzijn. Tevens zullen zij er zorg voor dragen dat alle Bureaus Jeugdzorg en andere relevante organisaties waar ze zeggenschap over hebben een structurele en adequate relatie onderhouden met de lokale samenwerkingsstructuren. Zo nodig zullen de provincies met name aan kleine gemeenten incidenteel subsidie geven uit eigen autonome middelen.
Pagina 3 van bijlagen
Bijlage 4
Bronvermelding
Paragraaf 2.1. • ‘Jeugd 1999, cijfers en feiten’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek; wordt in de tekst aangehaald als het CBS • ‘Rapportage jeugd 2000, trajecten van jongeren naar zelfstandigheid’ van het Sociaal Cultureel Planbureau; wordt in de tekst aangehaald als SCP • ‘Jeugdbeleid in Ba(la)ns’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties; wordt in de tekst aangehaald als Bans • CBS-gegevens Hoofdstuk 2.2. Bij het bekijken van cijfers voor Papendrecht moet steeds in ogenschouw genomen worden in welke regio Papendrecht is ingedeeld. Zo valt Papendrecht voor de jeugdhulpverlening en de politie onder de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden terwijl de provincie Zuid-Holland meestal de Drechtsteden hanteert. Dit betekent dat cijfers soms lastig te vergelijken zijn. • • • •
•
• •
‘Feiten en Trends 2000’ van het Sociaal Geografisch Bureau Dordrecht; wordt in de tekst aangehaald als Feiten en Trends ‘Demografische en Jeugdzorg’ gegevens Zuid-Holland van PJ Partners; wordt in de tekst aangehaald als PJ Partners ‘Jeugdrapportage 2000’ van de Provincie Zuid-Holland; wordt in de tekst aangehaald als Jeugdrapportage 2000 ‘Met het oog op jongeren, onderzoek naar gezondheid en leefgewoonten onder jongeren van 12 tot en met 26 jaar in de provincieregio’s Zuid-Holland Noord, Midden en Zuid van de provincie Zuid-Holland’ van de Provincie Zuid-Holland; wordt in de tekst aangehaald als het provinciale jeugdonderzoek ‘Met het oog op jongeren, onderzoek naar gezondheid en leefgewoonten onder jongeren van 12 tot en met 26 jaar in de provincieregio’s Zuid-Holland Noord, Midden en Zuid van de provincie Zuid-Holland. Aanvullend onderzoek Zuid-Holland Zuid’ van de Provincie Zuid-Holland; wordt in de tekst aangehaald als het regionale jeugdonderzoek ‘Jeugdcriminaliteitkaart Zuid-Holland Zuid’ in opdracht van de politie Zuid-Holland Zuid; wordt in de tekst aangehaald als politieonderzoek. CBS-gegevens Gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie
Pagina 4 van bijlagen
Bijlage 5
Grafieken en tabellen met betrekking tot de Papendrechtse jeugd
Grafiek 1
Verdeling van jongens en meisjes in Papendrecht tussen 0-24 jaar op 1 januari 2002 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek
1600
14 76
15 3
8
1800
5 0
10 61 11 00
10 0
96
1000
97 0
1200
10 58
1400
800
Jongens Meisjes
600 400 200 0 0-4 jaar
Grafiek 2
5-12 jaar
13-18 jaar
19-24 jaar
Verdeling naar herkomstland van allochtone jongeren in Papendrecht tussen 0-29 jaar op 1 januari 2003 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek Indonesië 13%
Overige landen 35%
Suriname 11%
Marokko 8%
Verenigd Koninkrijk 3% Somalië 3%
Ned. Antillen en Aruba 7% België 4% Duitsland Overig Afrika 5% 5%
Turkije 6%
Pagina 5 van bijlagen
Tabel 1
Het gebruik van drugs en genotmiddelen onder jongeren (12-23 jaar) in ZuidHolland Zuid 12-14 jaar 15-17 jaar 18-23 jaar Dagelijks roken 6% 22% 33% Percentage alcoholgebruikers 42% 75% 76% Meer dan vier keer gedronken in vier weken (percentage is 20% 44% 58% genomen van de alcoholgebruikers) Meer dan vier glazen gedronken (percentage is genomen van 11% 22% 32% de alcoholgebruikers) Afgelopen vier weken cannabis gebruikt 3% 7% 8% Afgelopen vier weken harddrugs gebruikt (heroïne, cocaïne, 0% 3% 4% speed, XTC, paddo’s, lijm, spierversterkers) Afgelopen vier weken gegokt op een fruitautomaat 6% 9% 21% Bron: het provinciale jeugdonderzoek
Tabel 2
Wachtlijsten in de jeugdhulpverlening in Zuid-Holland Zuid Wachttijden Nu Onaanvaardbaar of alarmerend
In vergelijking met 2 jaar geleden Afname
Gelijk
Toename
AMK: Wachttijd tussen aanmelding en start onderzoek AMK: Wachttijd voor overdracht naar hulpverlening Bureau Jeugdzorg: wachttijd voor screening Bureau Jeugdzorg: doorlooptijd tot en met zorgtoewijzing Licht ambulant (vrij toegankelijk) Intensief ambulant (geïndiceerd) Dagbehandeling 0-6 jaar Dagbehandeling 6-12 jaar Dagbehandeling (12-18 jaar) Pleegzorg Residentieel: 0-6 jaar Residentieel: 6-12 jaar Residentieel: 12-18 jaar Bron: Landelijk Platform Jeugdzorg
Pagina 6 van bijlagen
Bijlage 6
Welzijnsvisie Papendrecht
Samenvatting De Welzijnsvisie is het resultaat van een denkproces over de toekomst van Papendrecht. Daaruit kwam naar voren dat een kader, waarbinnen de gemeente wil en kan functioneren op het brede welzijnsgebied, een goed instrument is om de huidige en toekomstige maatschappelijke ontwikkelingen het hoofd te bieden. In deze kadernota is een aantal maatschappelijke ontwikkelingen en trends geschetst die van invloed zijn op de rol en positie van de (lokale) overheid in de maatschappij. De maatschappij kenmerkt zich door een toenemende complexiteit, waardoor maatschappelijke problemen steeds moeilijker door een eenvoudige beleidskeuze zijn op te lossen. Bovendien gaat aan de uiteindelijke beleidskeuze een ingewikkeld en lang traject vooraf, waarin inwoners en instellingen op allerlei wijzen invloed op de uiteindelijke keuze kunnen, willen, moeten en mogen uitoefenen. Er is sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid tussen overheid en inwoners bij het leefbaar houden van de samenleving. De overheid heeft daarbij een regisserende of faciliterende rol in het beleidsproces en moet daarom het initiatief nemen om het proces te starten en te begeleiden en uiteindelijk als democratisch gekozen orgaan het definitieve besluit te nemen. Een aantal ontwikkelingen (trends) in de samenleving is bepalend voor het welzijnsbeleid, dat de komende jaren gevoerd moet gaan worden. Een toenemende individualisering leidt tot geheel andere behoeften dan nu het geval is. Denk hierbij aan de behoefte aan individuele en specifieke zorg, de grote druk op de bestaande opvangvoorzieningen, de toename van de niet-verenigingsgebonden sportbeoefening enzovoorts. Demografische ontwikkelingen zullen ook van grote invloed zijn op het welzijnsgebied. Een toenemende vergrijzing, het stijgend aantal eenpersoonshuishoudens en de multiculturele samenleving stellen andere eisen aan het welzijnsbeleid dan nu het geval is. Tenslotte is ook de economische ontwikkeling een belangrijke factor. Zonder specifiek welzijnsbeleid zal de tweedeling in de maatschappij steeds groter worden; voor bepaalde groepen dreigt sociale uitsluiting. Door de Rijksoverheid is een aantal speerpunten van welzijnsbeleid geformuleerd. De belangrijkste punten hierin zijn: bevordering van participatie en toegankelijkheid, het voorkomen van sociale uitsluiting en het ondersteunen van lokaal sociaal beleid, al dan niet in instellingen. De overheid dient bij het verwezenlijken van deze speerpunten een voorwaardenscheppende rol te vervullen. Een belangrijke taak is daarbij weggelegd voor de lokale overheid. Gemeenten dienen een visie te ontwikkelen op lokale sociale problematiek en samenhang te organiseren binnen het lokaal sociaal beleid. De lokale overheid dient daarvoor kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te bepalen. De landelijke ontwikkelingen zijn vanzelfsprekend (in meer of mindere mate) ook van invloed op de samenleving binnen de gemeentegrenzen van Papendrecht. In Papendrecht zijn de gevolgen van de individualisering ook zichtbaar. De voordelen van de individualisering moeten gestimuleerd worden, de nadelen dienen bestreden te worden. Om Papendrecht als woongemeente aantrekkelijk te houden is het belangrijk, dat de gehele woonomgeving van goede kwaliteit is; het lokale welzijnsbeleid zal gericht moeten zijn op het versterken van sociale cohesie. De vergrijzing zal in Papendrecht in ieder geval tot 2010 een belangrijke demografische factor zijn. Voor een toenemende groep ouderen zal specifiek beleid ontwikkeld moeten worden, zodat Papendrecht ook voor hen een aantrekkelijke woongemeente blijft. Het aantal jongeren zal in de komende jaren nog wat verder dalen. Aangezien jongeren belangrijk zijn voor de leefbaarheid binnen een gemeente, is het ook van belang, dat voor deze groep beleid ontwikkeld wordt om hen te activeren en aan Papendrecht te binden. Papendrecht loopt op economisch gebied niet uit de pas met landelijke ontwikkelingen. Het voorkomen van sociale uitsluiting van een kleine groep werklozen zal speerpunt van het sociale beleid binnen Papendrecht zijn.
Pagina 7 van bijlagen
De gemeente Papendrecht wil de volgende doelstellingen met haar welzijnsbeleid realiseren: • Bevorderen van maatschappelijke participatie; • Versterken van de sociale cohesie binnen de Papendrechtse samenleving; • Bieden van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat voor de bevolking, waarbij de aandacht in het bijzonder gericht is op de toenemende groep ouderen en de afnemende groep jongeren; • Voorkomen van sociale uitsluiting bij een kleine groep werklozen en andere achterstandsgroepen. Randvoorwaarden hierbij zijn: • Een divers samengestelde bevolking (denk hierbij aan opleidingsniveau, inkomensgroepen, etnische en/of culturele achtergrond, leeftijd, religie). • Een veilige en gezonde leefomgeving. • Een bereikbaar en algemeen toegankelijk voorzieningenniveau van voldoende kwaliteit. • Een evenwichtige afstemming van het voorzieningenniveau in regionaal verband. Om de hoofddoelstelling ‘het bevorderen van maatschappelijke participatie’ te realiseren zijn drie thema’s geformuleerd waarop actie ondernomen moet worden, te weten: • Zorg en Dienstverlening • Scholing en Educatie • Vrije tijd Deze drie thema’s kennen elk hun eigen uitgangspunten die richtinggevend zijn om beleid aan te toetsen. Om Papendrecht ook in de toekomst een prettige leefomgeving te laten zijn en de maatschappelijke participatie blijvend te stimuleren is het zaak om de prioriteit te verleggen van ‘genezen’ naar ‘voorkomen’. Dat wil zeggen, dat meer geïnvesteerd moet worden in de thema’s scholing en educatie en vrije tijd, juist om te voorkomen, dat er op lange termijn een steeds groter beroep op de zorg en dienstverlening wordt gedaan. Deze extra inzet op scholing en educatie en vrije tijd zal in aanvang parallel lopen met het handhaven van het huidige voorzieningenniveau voor zorg en dienstverlening. Om de doelstellingen van de welzijnsvisie te bereiken staat de gemeente een aantal beleidsinstrumenten ter beschikking, te weten: • Geformuleerd beleid • Subsidies • Wijkgericht werken • Recreatief opbouwwerk • Sportstimulering • Regiovisies • Communicatie • Vergunningen en controle De welzijnsnota zal zijn vertaling moeten krijgen in de verschillende beleidsinstrumenten. Deze nota zal daartoe een leidraad zijn. Welzijnsvisie
Zorg en dienstverlening
Scholing en educatie
Vrije tijd
Pagina 8 van bijlagen
Bijlage 7
Achtergrondinformatie over de beleidsinstrumenten
1. Geformuleerd beleid • • • • • • • • •
Het speelplaatsenplan Papendrecht uit 1994 Discussienota jeugdbeleid tot en met het jaar 2000 uit 1997 Kadernota Lokaal onderwijsbeleid uit 1998 Schooluitval en leerplichtbeleid uit 2000 Papendrecht in beweging, uitgangspunten sportbeleid 2000-2015 uit 2000 Wijkgericht werken in Papendrecht uit 2000 Nota Voor – en Vroegschoolse Educatie in Papendrecht uit 2001 Welzijnsvisie Papendrecht uit 2001 Nota Gemeentelijk Onderwijsachterstandbeleid 2002-2006 uit 2002
2. subsidies • • • • • • • • • • •
• • •
Speeltuinvereniging Wip-Wap Stichting Jeugdvakanties Papendrecht Speel-O-Theek Speeltuinvereniging de Zonnebloem Scoutinggroep Van Brederodegroep Muziekvereniging Excelsior Commissie Rommeldam De Jeugdraad Het Jeugdpreventieteam Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Jeugdtheater Hofplein Sportverenigingen met jeugdleden, te weten: - Alblasserwaardse hockeyclub Souburgh - Atletiek- en rekreatiesportvereniging Papendrecht - Basketbalvereniging "Flush'72" - Espe Papendrechtse Badminton Club - Gymnastiekvereniging "Olympia" - Handbalvereniging "D.E.S.'72" - P.K.C. (Papendrechtse Korfbal Club) - P.R.C. (Papendrechtse Ruiter Club) - P.T.C. (Papendrechtse Tennis Club) - Rolschaatsvereniging "Pa'Rols" - Schaakvereniging Papendrecht Alblasserdam - Taekwondo Vereniging Papendrecht - Tafeltennisvereniging Papendrecht - Voetbalvereniging Drechtstreek - Voetbalvereniging Papendrecht - Volleybalvereniging "Flits" - Zwem- en polovereniging "De Geul" Jeugdcentrum Interval Toonkunst Muziekschool Drechtsteden Het peuterspeelzaalwerk van Wasko.
Pagina 9 van bijlagen
Bijlage 8
Werkwijze bij de formulering van de nota jeugd
Onder voorzitterschap van wethouder De Koning is een werkgroep van verschillende ambtelijke afdelingen en disciplines vijfmaal bijeen geweest. Door de VNG is het zogenaamde Kernbeleid Jeugd ontwikkeld, een checklist voor het formuleren van jeugdbeleid. Deze checklist is hieronder te vinden. De werkgroep heeft deze checklist uitgewerkt voor de Papendrechtse situatie. Hierdoor ontstond voor alle relevante beleidsterreinen een inventarisatie van de knelpunten en wensen van het Papendrechtse jeugdbeleid. De voorliggende nota jeugdbeleid is hiermee een product geworden van verschillende afdelingen waarbij wel wordt opgemerkt dat de analyse en redactie onder verantwoording van de beleidsmedewerker jeugdbeleid plaats heeft gevonden. Deze nota is zoveel mogelijk een integraal product van de volgende afdelingen en instellingen: Afdeling Beheer en Onderhoud: buitenruimte en speelplaatsen Bureau Beleidscoördinatie: integrale veiligheid Afdeling Ontwikkeling: huisvesting Stichting Intergemeentelijk Werkaanbod: werkgelegenheid Jeugdraad Papendrecht: ervaringsdeskundigen en jeugdparticipatie Afdeling Welzijnsvoorzieningen Jeugdcentrum Interval Afdeling Samenleving Lokaal onderwijsbeleid Jeugdbeleid Vragenlijst voor kernbeleid jeugd zoals ontwikkeld door de VNG I Bepaling algemeen kader Binnen het algemeen kader wordt de visie van de gemeente op het jeugdbeleid expliciet gemaakt en vastgelegd. Dit is noodzakelijk om samenhang binnen het te creëren jeugdbeleid te krijgen. Het algemeen kader vormt daarmee de ‘kapstok’ waar het beleid wordt opgehangen. Voor het bepalen van het algemeen kader moeten drie vragen worden beantwoord. Vraag 1
Waarom willen wij jeugdbeleid ontwikkelen? Voorbeelden van mogelijke aanleidingen zijn: wensen vanuit de samenleving, wensen vanuit de politiek; veranderde opvattingen over jeugd; wet en regelgeving vanuit de centrale overheid; problemen die gesignaleerd worden enz.
Vraag 2
Welke doelstellingen streven wij na in het jeugdbeleid?
Vraag 3
Welke uitgangspunten hanteren wij voor het jeugdbeleid? Voorbeelden van uitgangspunten volgen uit antwoorden op de volgende vragen: - Wil men een algemeen gericht beleid of een gericht doelgroepenbeleid? - Wat is de verdeling van de verantwoordelijkheid van de gemeente en particulier initiatief? - Welke ruimte laten we open voor initiatieven van de inwoners? - Moeten de inwoners in de beleidsvorming participeren en in welke mate en in welke vorm? - Wat wordt verstaan onder preventie en welke consequenties heeft dit voor het beleid? - Moet er worden samengewerkt met gemeenten en/of instellingen in de regio? Zo ja, op welke terreinen is dit het geval?
II Inhoudelijke bepaling van het jeugdbeleid Om inhoudelijke keuzes ten aanzien van het jeugdbeleid te maken is het van belang zowel zicht te hebben op de wensen en behoeften van en voor de inwoners, het huidige aanbod van voorzieningen en maatregelen voor de inwoners en de afstemming van deze vraag en dit aanbod. Om dit zicht te krijgen worden drie vragen beantwoord. Vraag 4
Hoe krijgen we zicht op de vraag? Twee subvragen moeten worden beantwoord: 4a
Wie zijn de vragende partijen waar de gemeente rekening mee wil houden? Rekening kan worden gehouden met de inwoners, instellingen, verenigingen en de gemeente zelf.
Pagina 10 van bijlagen
4b
Vraag 5
Hoe onderzoeken we de vraag? Er kan voor (combinaties) van verschillende methoden worden gekozen. Voorbeelden ervan zijn: het bestuderen van rapportages van bestaande onderzoeken, het houden van interviews met sleutelfiguren, het raadplegen van platforms en netwerken, het organiseren van paneldiscussies, het raadplegen van adviesraden, het houden van een enquête, het houden van een wijkschouw, het organiseren van een inspraakavond enz. Hoe krijgen we zicht op het aanbod? Op twee subvragen wordt antwoord gezocht.
5a
Wie zijn de aanbiedende partijen in de gemeente en in de regio? Partijen binnen de gemeente kunnen de gemeente zelf, door de gemeente gefinancierde organisaties, provinciaal gefinancierde organisaties, particuliere organisaties en vrijwillige organisaties.
5b
Hoe onderzoeken we het aanbod? Mogelijke onderzoeksmethoden zijn het houden van interviews met sleutelfiguren en beleidsambtenaren, het houden van een schriftelijke of telefonische enquête en het bestuderen van beleidsnota’s en jaarverslagen.
Vraag 6
Hoe kan de afstemming tussen vraag en aanbod verbeterd worden? Deze vraag valt uiteen in twee subvragen. 6a
Wat zijn de knelpunten en mogelijke oplossingen voor de afstemming van vraag en aanbod? Dit onderdeel van de analyse bestaat uit het naast elkaar leggen van de vraag en het aanbod en het zichtbaar maken van dubbelingen, tegenstrijdigheden en witte vlekken. Het ligt voor de hand dat dubbelingen en tegenstrijdigheden moeten worden uitgewist en witte vlekken moeten worden ingevuld.
6b
Welke prioriteiten dienen er gesteld te worden? Op basis van het inzicht in de knelpunten in het bestaande aanbod en de aanbevelingen ter oplossing daarvan moet worden bepaald of de aanbevelingen kunnen worden gerealiseerd en zo ja in welke volgorde. Hierbij zijn de urgentie van het probleem, politieke keuze en praktische haalbaarheid belangrijke aspecten.
III Organisatorische bepaling van het jeugdbeleid Het integrale karakter van het moderne jeugdbeleid vereist afstemming en samenwerking. Gemeenten moeten contact houden met de inwoners en met het veld aan instellingen en organisaties. Echter ook binnen de gemeentelijke organisatie moeten tussen de diverse afdelingen contacten worden onderhouden. Met het beantwoorden van drie vragen worden organisatorische aspecten van de bepaling van het jeugdbeleid geëxpliciteerd en vastgelegd. Vraag 7
Hoe geven wij de participatie van jeugdigen vorm? Op twee subvragen wordt antwoord gezocht. 7a
In welke mate wil de gemeente jeugdigen betrekken? Bij deze vraag gaat het om de intensiteit waarmee de gemeente de jeugdigen bij de beleidsvorming wil betrekken. Wanneer deze intensiteit oplopend wordt gepresenteerd betekent dit dat een gemeente de inwoners kan vragen haar te informeren; de jeugdigen kan vragen haar advies te geven; de jeugdigen een vetorecht over de uitvoering van bepaalde plannen geven en de jeugdigen volledige zeggenschap geven over een bepaald onderwerp of een bepaalde voorziening.
7b
Op welke manier wil de gemeente de jeugdigen betrekken? Het betrekken van de jeugdigen kan op verschillende wijze gestalte worden gegeven. Het in het leven roepen van adviesraden op deelterreinen zijn hierbij de meest bekende voorbeelden.
Pagina 11 van bijlagen
Vraag 8
Hoe organiseren wij integraal jeugdbeleid binnen het gemeentelijk apparaat? Op drie subvragen moet antwoord worden gezocht. 8a
Welke sectoren moeten erbij worden betrokken? De mate waarin de sectoren betrokken worden in het beleid hangt af van de lokale situatie en de wensen van de gemeenten (zoals weergegeven in de algemene uitgangspunten).
8b
Hoe realiseren wij structureel het overleg tussen de verschillende sectoren? Belangrijke aspecten hierbij zijn het scheppen van bekendheid en het draagvlak binnen de gemeentelijke organisatie, het introduceren van de integrale werkwijze en de structurering van de afstemming en samenwerking.
8c
Hoe behouden we het overzicht en de leiding over het proces? Belangrijk hierbij zijn de positionering en de organisatie van de coördinatie.
Vraag 9
Hoe geven we de regierol vorm? Twee subvragen moeten worden beantwoord. 9a
Hoe vatten we de rol van regisseur op? Drie factoren spelen hierbij een rol, te weten: - visie - middelen - lokale verhoudingen
9b
Hoe realiseren we structureel overleg met het veld? Hiertoe is het noodzakelijk te weten welke vormen van overleg er met en binnen het veld al zijn, hoe deze functioneren en welke structuur nodig is om het integraal jeugdbeleid te realiseren.
IV Sterkte-zwakte analyse Het succes van lokaal jeugdbeleid is onder andere afhankelijk van lokale sterke en zwakke punten. Het is daarom van belang om de sterke punten te kunnen benutten en de zwakke punten te onderkennen. Vraag 10
Wat zijn de lokale sterke en zwakke punten voor het ontwikkelen van jeugdbeleid? Te denken valt bijvoorbeeld aan punten als gemeentegrootte, voorzieningenaanbod, motivatie, samenwerking, prioriteit, financiën en ambtelijke capaciteit.
Pagina 12 van bijlagen