223
Begrippen en afkortingen
In dit gedeelte vindt u een beknopte beschrijving van veelgebruikte begrippen en afkortingen. Cursief gedrukte woorden worden elders in de lijst omschreven. Uitvoeriger beschrijvingen staan in de basistekst. Gebruik daarvoor het register. Doe dat ook voor termen die niet in de lijst zijn opgenomen. Voor andere termen en afkortingen die vaak gebruikt worden in de psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg verwijzen we vooral naar ons boek Psychiatrie: van diagnose tot behandeling, en verder ook naar In therapie of niet? Een praktische gids over psychotherapie en Wegwijzer psychische problemen (Houten: Bohn Stafleu van Loghum). Acceptatie: niet-veroordelende en niet-beoordelende houding van de therapeut ten opzichte van de cliënt. Volgens de cliëntgerichte benadering behoort deze houding tot de drie therapeutische voorwaarden. ACT:
een vorm van cognitieve gedragstherapie, waarbij cliënten leren accepteren wat ze zelf niet kunnen beïnvloeden of beheersen in hun leven, terwijl ze daarnaast hun handelen richten op verbetering van de kwaliteit van hun bestaan. Hierbij wordt onder andere gebruik gemaakt van Mindfulness.
Afweermechanismen: onbewuste processen waardoor mensen zich volgens de psychodynamische benadering beschermen tegen onaanvaardbare impulsen uit het onbewuste. Belangrijke afweermechanismen zijn: verdringing, ontkenning, projectie, rationalisatie, verschuiving, regressie en weerstand. Alternatieve therapie: vorm van behandeling, die niet wordt onderwezen aan universiteiten en/of niet door de officiële wetenschap is erkend. Anale fase: ontwikkelingsfase waarin het kind (1 tot 3 jaar) volgens de psychodynamische benadering gericht is op de omgeving van de anus. Andere psychoseksuele ontwikkelingsfasen zijn: orale, fallische, genitale fase en latentieperiode. Antidepressiva: groep medicijnen (psychofarmaca) tegen depressie. Antipsychotica: groep medicijnen (psychofarmaca) tegen psychosen. Assertiviteitstraining: aantal groepsbijeenkomsten waarin onzekere mensen vooral door middel van rollenspelen leren beter voor zichzelf op te komen en op duidelijke wijze hun meningen en gevoelens te verwoorden. Autogene training: een vorm van relaxatietraining, die ook wel methode van Schultz wordt genoemd. De cliënt moet zich concentreren op een zwaarte- en warmtegevoel in (delen van) het lichaam en dat steeds gemakkelijker kunnen oproepen.
224
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
Automatische gedachten: vluchtige oordelen over gebeurtenissen of ervaringen, die volgens de cognitieve benadering als vanzelf bij mensen naar boven komen. Ze zouden gestuurd worden door dieperliggende cognitieve schema’s. Behandelovereenkomst: plan met inhoudelijke aspecten van doel en werkwijze van de psychotherapie en formele afspraken over behandelorganisatie (setting, intensiteit, vergoeding e.d.). Behaviorisme: wetenschapsopvatting die in het begin van de vorige eeuw werd ontwikkeld door J.B. Watson. De kern is dat de psychologie zich niet op het bewustzijn, maar op voor iedereen waarneembare – en dus meetbare – gedragingen moet richten. Deze opvatting stond aan de basis van de gedragstherapie. Een variant is het neo-behaviorisme. Bekrachtiging: versterken van een aangeleerde respons of een koppeling tussen een stimulus en een respons door deze te laten volgen door een beloning (positieve bekrachtiging) of door het verminderen of uitblijven van een onaangenaam gevolg (negatieve bekrachtiging). Bekrachtiging speelt een belangrijke rol bij operante conditionering. Engelse term: reinforcement. Beroepscode: afspraken en regels over wat redelijkerwijs van een bepaalde beroepsbeoefenaar verwacht mag worden. Beroepsfout: handeling die in strijd is met de beroepscode. Bewuste: niveau van bewustzijn met alle gedachten, herinneringen, waarnemingen en gevoelens, die voor mensen direct toegankelijk zijn. Het onderscheid bewuste, voorbewuste en onbewuste speelt vooral een rol in de psychodynamische benadering. Bibliotherapie: vorm van therapie waarbij de cliënt aan de hand van zelfhulpliteratuur zijn problemen aanpakt. Zie zelfhulp. Blootstelling: exposure. Catastrofaal denken: selectieve interpretatie of denkfout waarbij mensen een negatieve toekomst verwachten zonder andere en vaak waarschijnlijkere mogelijkheden in ogenschouw te nemen. Synoniem: rampdenken. Catharsis: het zich ontdoen (‘zuiveren’) van spanningen en angsten, dat volgens de vroege psychoanalyse plaatsvindt als de cliënt zich bewust is geworden van verdrongen gedachten en gevoelens. CGG:
Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (België), vergelijkbaar met een
RIAGG.
Cliëntgerichte benadering: een mensvisie die sterk geënt is op de humanistische psychologie en werd ontwikkeld door C. Rogers. Mensen zouden problemen krijgen doordat zij in het proces van zelfverwerkelijking worden belemmerd en er incongruentie ontstaat. Dit gedachtegoed vormde de basis voor de cliëntgerichte therapie. Cliëntgerichte therapie: vorm van psychotherapie die gebaseerd is op de cliëntgerichte benadering en waarbij de therapeut drie therapeutische voorwaarden realiseert, zodat de cliënt weer in contact komt met zijn werkelijke zelf. Synoniemen zijn: non-directieve, persoonsgerichte, Rogeriaanse, gespreks- en procestherapie. Een afgeleide vorm is de experiëntiële therapie.
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
225
Cognitie: een verzamelbegrip voor alles wat met ‘kennen’ en ‘weten’ te maken heeft. Speelt een belangrijke rol in de cognitieve benadering. Cognitieve analytische therapie: vorm van psychotherapie waarin cognitieve therapie wordt gecombineerd met psychodynamische therapie. Cognitieve benadering: verzameling van theorieën met als uitgangspunt dat het functioneren van mensen wordt bepaald door de wijze van informatieverwerking. In de bestudering van de mens staan dan ook cognities zoals automatische gedachten en cognitieve schema’s centraal. Dit gedachtegoed vormde de basis voor de cognitieve therapie. Cognitieve gedragstherapie: vorm van psychotherapie waarin cognitieve therapie en gedragstherapie worden gecombineerd. Cognitieve schema’s: fundamentele overtuigingen of kerngedachten van mensen over zichzelf, anderen en de omgeving, die volgens de cognitieve benadering uiteindelijk bepalend zijn voor hun wijze van informatieverwerking en daarmee hun functioneren. Cognitieve therapie: vorm van psychotherapie, die vooral door A. Beck ontwikkeld werd op basis van de cognitieve benadering en zich richt op systematische verandering van onhoudbare of onbruikbare (‘disfunctionele’) automatische gedachten en de onderliggende cognitieve schema’s. Cognitieve technieken zijn: Socratische dialoog, uitdagen, kansberekening, kosten-batenanalyse en gedragsexperimenten. Varianten van de cognitieve therapie zijn: schemagerichte therapie, rationeel-emotieve therapie. Communicatietheoretische benadering: vorm van systeembenadering ontwikkeld door de PaloAltogroep, die ervan uitgaat dat psychische problemen te verklaren zijn uit specifieke communicatieprocessen binnen een systeem, zoals een gezin of een partnerrelatie. Compassiemoeheid: secundaire traumatisering. Compliance: therapietrouw. Conditionering: leerproces waarbij gedragingen of reacties optreden nadat ze aan bepaalde voorwaarden (condities) zijn gekoppeld. Onderscheiden worden klassieke en operante conditionering. Congruentie: hiervan is volgens de cliëntgerichte benadering sprake wanneer de diepgevoelde ervaring en het zelf goed bij elkaar passen: ‘men is zichzelf’. Het tegenovergestelde is incongruentie. Contextuele benadering: intergenerationele benadering. Contingentie: logische samenhang tussen twee stimuli na conditionering. Contingentie-management: gedragstherapeutische methode van bekrachtiging waarbij op systematische wijze gewenst gedrag zo snel mogelijk wordt beloond. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van token economy.
226
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
Coping: vermogen om met problemen of belastende omstandigheden om te gaan. Counseling: een vorm van ondersteunende begeleiding met een beperktere reikwijdte dan psychotherapie. Het begrip werd door C. Rogers naar voren gebracht als alternatief voor zijn cliëntgerichte therapie. Doorgaans richten counselors zich op de minder ernstige psychosociale problematiek. Denkfout: selectieve interpretatie. Dialectische gedragstherapie: vorm van gedragstherapie, die door M. Linehan werd ontwikkeld voor de behandeling van de borderline persoonlijkheidsstoornis en bestaat uit een combinatie van Zen en gedragsprincipes. Directieve therapie: sturende vorm van psychotherapie. Ook gebruikt voor een eclectische vorm van therapie (eclecticisme), waarbij de therapeut op pragmatische gronden gebruikmaakt van doelgerichte opdrachten binnen een afgesproken tijdslimiet. Doorwerken: proces in de psychodynamische therapie waardoor de cliënt geleidelijk meer zicht krijgt op onbewuste conflicten en deze emotioneel verwerkt. Driften: aangeboren drijfveren die volgens de psychodynamische benadering tot het Id behoren en het menselijk functioneren sterk bepalen. Het bekendst is de seksuele drift. Droog-bed-training: methode om kinderen te leren ‘s nachts hun bed droog te houden. Het bestaat uit een wekschema, blaastraining en verschoningsoefeningen. Wordt dikwijls toegepast in combinatie met de plaswekker. Droomanalyse: interpretatie van de betekenis van dromen, die vooral in de psychodynamische therapie wordt toegepast. Drop-out: voortijdig afbreken van een therapie. Synoniem: uitvaller. DSM:
afkorting van Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Classificatiesysteem om psychiatrische stoornissen naar medisch model in kaart te brengen.
Duiding: interpretatie van de onbewuste conflicten van de cliënt door de therapeut, die volgens de psychodynamische benadering het functioneren van de cliënt verklaren. Echtheid: authentieke houding van de therapeut ten opzichte van de cliënt: hij is volledig zichzelf en in contact met zijn gevoelsleven. In de cliëntgerichte therapie behoort deze houding tot de drie therapeutische voorwaarden. Eclecticisme: het combineren van verschillende elementen tot een samenhangende doelbewuste therapiestrategie. Dit combineren kan op twee niveaus: – theoretisch: door het in elkaar passen of vermengen van behandelconcepten (bijv. dialectische gedragstherapie); – praktisch: door het gelijktijdig of achtereenvolgens toepassen van behandelmethoden of van technieken van andere therapievormen (bijv. directieve therapie).
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
227
Effectiviteit: mate waarin een therapievorm ‘werkt’, doet wat ze belooft. Vaak vertaald in de mate waarin een therapievorm een stoornis geneest of klachten verlicht. Onderscheiden worden: – efficacy of werkzaamheid: het effect van een therapie gemeten in selectieve omstandigheden van een onderzoeksprotocol; – effectiveness of doeltreffendheid: het effect van een therapie gemeten in de dagelijkse praktijk van de hulpverlening; – efficiency of efficiëntie: het effect van een therapie beoordeeld op basis van een kostenbatenanalyse (bijvoorbeeld resultaat tegenover duur en prijs van de behandeling). Effectonderzoek: onderzoek naar de effectiviteit van therapie. Zie ook procesonderzoek. Ego: volgens de psychodynamische benadering is dit het deels onbewuste, voorbewuste en bewuste deel van de persoonlijkheid, dat moet bemiddelen tussen het Id, het Superego en het realiteitsprincipe. Kreeg bijzondere aandacht in de ego-psychologie. Synoniem: het Ik, Ich. Ego-positie: ik-toestand. Ego-psychologie: een variant van de psychodynamische benadering, waarin veel nadruk wordt gelegd op het Ego en de rol daarvan op de persoonlijkheidsontwikkeling. EMDR:
Eye movement desensitization and reprocessing.
Emotioneel redeneren: selectieve interpretatie of denkfout waarbij een interpretatie voor waar wordt gehouden, omdat iemand dat zo sterk ‘voelt’. Empathie: het vermogen van een therapeut om zich in te leven in de gedachten en gevoelens van de cliënt. In de cliëntgerichte therapie behoort deze houding tot de drie therapeutische voorwaarden. Es: Id. Evidence-based practice: praktijkvoering die gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek. Toegepast op de geneeskunde spreekt men van evidence-based medicine. Zie ook experiencebased practice. Eye movement desensitization and reprocessing (EMDR): een specifieke vorm van behandeling van de posttraumatische stress-stoornis, die werd ontwikkeld door F. Shapiro. De herinnering aan het trauma zou geleidelijk aan kracht en emotionele lading verliezen door met de ogen de hand van de therapeut te volgen. Existentiële analyse: een methode die in de logotherapie wordt gebruikt om mensen te helpen hun eigen specifieke (unieke) bestaanszin te helpen vinden. Experience-based practice: praktijkvoering die gebaseerd is op de gemeenschappelijke praktijkervaring van een beroepsgroep. Zie ook evidence-based practice. Experiëntiële therapie: afgeleide vorm van cliëntgerichte therapie, waarbij het accent ligt op het lichamelijk ervaren (‘experiencing’). Een voorbeeld is focusing.
228
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
Exposure: gedragstherapeutische techniek waarbij de cliënt wordt blootgesteld aan de gevreesde situaties of onaangename gevoelens van angst en spanning. Doel is het doorbreken van het vermijdingsgedrag en het verminderen van de angst. Exposure kan gebeuren in de verbeelding (imaginaire exposure of exposure in vitro) of in werkelijkheid (exposure in vivo). Vormen van exposure zijn: systematische desensitisatie, flooding en exposure met responspreventie. Exposure met responspreventie: gedragstherapeutische techniek waarbij de cliënt wordt blootgesteld aan de gevreesde situatie en wordt voorkomen dat deze hieraan kan ontkomen. Extinctie: uitdoving. Fallische fase: ontwikkelingsfase waarin het kind (3 tot 6 jaar) volgens de psychodynamische benadering sterk gericht is op de geslachtsdelen. In deze periode staat het Oedipuscomplex centraal. Andere psychoseksuele ontwikkelingsfasen zijn: orale, anale, genitale fase en latentieperiode. Farmacotherapie: behandeling van stoornissen met geneesmiddelen (psychofarmaca) die het functioneren van de hersenen corrigeren. Filteren: selectieve interpretatie of denkfout waarbij alle aandacht wordt gericht op één detail, terwijl andere belangrijke kenmerken worden genegeerd. Fixatie: hiervan is volgens de psychodynamische benadering sprake wanneer conflicten in een bepaalde ontwikkelingsfase niet zijn opgelost en men blijft verlangen naar wat men gemist heeft. Flooding: gedragstherapeutische techniek waarmee de cliënt direct wordt blootgesteld aan (‘overspoeld’ door) de meest gevreesde situatie totdat de angst verdwenen is. Is een vorm van exposure. Focusing: variant van de cliëntgerichte therapie waarmee mensen leren hun aandacht naar binnen te richten (te ‘focussen’) op een onbestemd lichamelijk gevoel, waarvoor geleidelijk de juiste woorden of beelden worden gevonden. Zie ook Mindfulness. Functieanalyse: ontleding van de problematiek in de gedragstherapie, zodat duidelijk wordt welke factoren op welke wijze een rol spelen bij het ontstaan en instandhouden van de problematiek. Gedachtelezen: selectieve interpretatie of denkfout waarbij wordt verondersteld dat men weet wat anderen denken en voelen. Gedragsexperiment: techniek uit de cognitieve therapie, waarbij de cliënt van bepaalde gedachten in de praktijk moet uitproberen (toetsen, testen) of ze houdbaar of bruikbaar zijn. Gedragstherapie: een vorm van psychotherapie gebaseerd op de leertheorie, die streeft naar wetenschappelijke onderbouwing en gericht is op het veranderen van het probleemgedrag van de cliënt. Belangrijke technieken zijn: exposure, flooding en vaardigheidstrainingen, zoals sociale-vaardigheidstraining.
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
229
Genitale fase: ontwikkelingsfase waarin het kind (na het twaalfde jaar) volgens de psychodynamische benadering bevrediging van het libido krijgt door heteroseksuele geslachtsgemeenschap. Andere psychoseksuele ontwikkelingsfasen zijn: orale, anale, fallische fase en latentieperiode. Gestalttherapie: vorm van psychotherapie die werd ontwikkeld door F. Perls en erop gericht is cliënten in contact te brengen met de actuele ervaringen van hun hele persoon. Naarmate zij meer greep krijgen op dit ‘gewaarzijn’, krijgen zij meer inzicht in hun functioneren. Gewoonte-omkering: gedragstherapeutische zelfcontroletechniek (zelfcontroletraining) waarbij de cliënt de opdracht krijgt een handeling (‘concurrerende respons’) uit te voeren die onverenigbaar is met het probleemgedrag. Engelse term: habit reversal. Gezinstherapie: vorm van systeemtherapie die zich richt op het verbeteren van de relatie tussen twee levenspartners en hun kinderen, en soms ook die met overige familieleden. GGZ:
geestelijke gezondheidszorg.
Groepstherapie: vorm van psychotherapie in groepsverband, waarin niet alleen de cliënt en de therapeut maar alle groepsleden een rol spelen. Onderscheiden worden structurerende en inzichtgevende vormen. Habituatie: gewenning. Humanistische psychologie: stroming in de psychologie die het accent legt op het unieke van ieder mens, diens keuzevrijheid en mogelijkheden tot groei en zelfontplooiing. Dit gedachtegoed vormde een belangrijke bron van inspiratie voor de Gestalttherapie en de cliëntgerichte benadering. Hypnose: een bijzondere bewustzijnstoestand met een sterk verhoogde selectieve aandacht en vatbaarheid voor suggesties van anderen. Hypnotherapie: vorm van psychotherapie waarbij hypnose wordt gebruikt. Ligt historisch aan de basis van de moderne psychotherapie. Id: volgens de psychodynamische benadering is dit het onbewuste deel van de persoonlijkheid, dat alle fundamentele, biologische driften bevat en wordt beheerst door het lustprincipe. Andere delen zijn het Superego en het Ego. Synoniem: het Es. Ik-toestand: de transactionele analyse verstaat hieronder een samenhangend geheel van gedragingen, gedachten en gevoelens, dat is ontstaan op basis van vroegere ervaringen. Mensen zouden altijd communiceren vanuit één van de drie ik-toestanden: die van ouder, kind of volwassene. Incongruentie: volgens de cliëntgerichte benadering is dit een kloof tussen de diepgevoelde ervaring en het zelf (‘men is zichzelf niet’). Het tegenovergestelde is congruentie.
230
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
Indicatiestelling: het proces van besluitvorming over de vragen of een bepaalde behandeling voor een bepaalde cliënt aangewezen is en welke therapeutische methode de meeste kans van slagen heeft. Informed consent: toestemming van de cliënt voor toepassing van een bepaalde behandeling, nadat de therapeut hierover zo getrouw mogelijk informatie heeft verschaft. Informatieverwerking: wijze waarop de binnenkomende zintuiglijke informatie door selectieve processen in de hersenen wordt vervormd. Volgens de cognitieve benadering spelen hierbij de cognitieve schema’s en automatische gedachten een belangrijke rol. Instrumentele conditionering: operante conditionering. Intake: procedure waarmee een interviewer (‘intaker’) probeert uit te maken of de hulpvrager wel aan het goede adres is. Intergenerationele benadering: vorm van systeembenadering met vooral I. Boszormenyi-Nagy als vertegenwoordiger, die zich met name richt op de loyaliteiten tussen drie generaties in een familie. Synoniem: contextuele benadering. Interpersoonlijke psychotherapie (IPT): vorm van psychotherapie die gericht is op verwerking van verlies-ervaringen, het oplossen van interpersoonlijke conflicten en het uitbreiden of verbeteren van het sociaal netwerk van de cliënt. Intervisie: vorm van overleg waarbij een psychotherapeut zijn werkwijze bespreekt met een collega. Zie ook supervisie. Introspectie: methode van ‘innerlijke zelfwaarneming’ waarbij mensen nagaan en rapporteren wat er in ze omgaat. Inzicht: manier van kijken naar de wereld en zichzelf; een min of meer verfijnd vermoeden over hoe het allemaal in elkaar zit. Onderscheiden worden: – rationeel of verstandelijk inzicht: kennis en begrip; – praktisch en oordeelkundig inzicht: doorzien met het oog op probleemoplossing; – psychologisch of doorleefd inzicht: aanvoelen en bewustworden. IPT:
interpersoonlijke psychotherapie.
Kansberekening: techniek uit de cognitieve therapie, waarbij cliënten uitrekenen hoe groot de kans is dat een bepaalde automatische gedachte van hen daadwerkelijk zal optreden. Klachtgerichte benadering: aanpak die zich richt op het verhelpen van klachten, symptomen of stoornissen. Voorbeelden zijn de cognitieve therapie en gedragstherapie. Wordt wel geplaatst tegenover de persoonsgerichte benadering. Klassieke conditionering: leerprincipe dat werd ontdekt door I. Pavlov en inhoudt dat als twee gebeurtenissen of situaties tegelijkertijd optreden, ze aan elkaar worden gekoppeld en vervolgens dezelfde reacties oproepen.
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
231
Kosten-batenanalyse: techniek uit de cognitieve therapie, waarbij cliënten nagaan wat de kosten/baten, nadelen/kosten van een bepaalde automatische gedachte zijn. Latentieperiode: ontwikkelingsfase waarin het kind (6 tot 12 jaar) volgens de psychodynamische benadering seksualiteit volledig heeft verdrongen. Andere psychoseksuele ontwikkelingsfasen zijn: orale, anale, fallische en genitale fase. Leertheorie: theoretische basis van de gedragstherapie. Een theorie die gebaseerd is op de experimentele psychologie en vooral tot uiting kwam in het behaviorisme. Uitgangspunt is dat allerlei gedragingen (zowel normale als abnormale) aangeleerd zijn en in principe ook weer afgeleerd kunnen worden. Zie ook conditionering en modelleren. Leertherapie: vorm van begeleiding met het doel (aspirant-)therapeuten een bepaalde zelfkennis bij te brengen, zodat ze beter in staat (zullen) zijn hun beroep uit te oefenen. Levensscript: levensverhaal dat ieder mens volgens de transactionele analyse voor zichzelf schrijft en dat soms in therapie moet worden herzien. Libido: oorspronkelijk door Freud beschreven als seksuele drift. Later benadrukte hij de seksuele component minder en kreeg het meer de betekenis van levensenergie (levensdrift). Logotherapie: vorm van psychotherapie, die werd ontwikkeld door V.E. Frankl en die de cliënt probeert te helpen bij het herontdekken van de zin van diens leven. Lustprincipe: gerichtheid van het Id op onmiddellijke bevrediging van de behoeften. Matching: het bij elkaar passen van cliënt en therapeut. Mediatietherapie: vorm van oudertraining, meestal volgens principes van de gedragstherapie, waarbij het gedrag van het kind in de gewenste richting wordt beïnvloed door thuisopdrachten aan de ouders. Medisch model: probleembenadering zoals in de geneeskunde, waarbij een diagnose wordt gesteld, oorzaken worden nagegaan en een aangepaste behandeling wordt uitgevoerd. Mindfulness: specifieke vorm van meditatie, waarbij gevoelens en gedachten zonder veroordeling in het bewustzijn worden toegelaten om zo meer innerlijke rust te krijgen. Zie ook focusing. Modelleren (modeling): vorm van sociaal leren, die werd ontwikkeld door A. Bandura en die bestaat uit het observeren en imiteren van het gedrag van anderen (modellen). Hiervan wordt onder andere gebruikgemaakt bij sociale-vaardigheidstraining. Narratieve therapie: vorm van psychotherapie met als uitgangspunt dat het functioneren van mensen wordt bepaald door hun ‘verhaal’ over zichzelf, over hun relaties en problemen. Neo-behaviorisme: variant van het behaviorisme, waarin echter ook aandacht wordt geschonken aan wat zich binnen in de mens voordoet, zoals cognities, emotie en motivatie.
232
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
Non-directieve therapie: vorm van psychotherapie, waarbij de therapeut probeert de cliënt niet te ‘sturen’. Ook gebruikt als synoniem voor cliëntgerichte therapie. Non-specifiek effect, non-specifieke factor: niet toe te schrijven aan een bepaalde interventie maar gebaseerd op algemene invloeden, suggestie of placebo. Zie ook specifieke factoren. Neurolinguïstische programmering (NLP): een verzameling technieken die op basis van overreding worden toegepast om negatieve overtuigingen te vervangen door positieve. NPG:
Nederlands Psychoanalytisch Genootschap.
NVGP: NVP:
Nederlandse Vereniging voor Groepsdynamica en Groepspsychotherapie.
Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie.
NVPA:
Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse.
NVPP:
Nederlandse Vereniging van Psychoanalytische Psychotherapie.
NVRG:
Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie.
NVVP:
Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten.
Objectrelatietheorie: variant van de psychodynamische benadering, waarin het accent gelegd wordt op de ik-ontwikkeling en de relatie tot ‘objecten’ (andere mensen) in de buitenwereld. Oedipuscomplex: volgens de psychodynamische benadering is het kind in de fallische fase jaloers op zijn vader en wil het diens plaats innemen naast zijn moeder. Onbewuste: niveau van bewustzijn met alle gevoelens, motieven, neigingen en ervaringen uit het verleden die niet direct tot het bewustzijn doordringen, maar wel het functioneren van mensen beïnvloeden. Samen met het bewuste en voorbewuste speelt dit vooral een rol in de psychodynamische benadering. Ontkenning: volgens de psychodynamische benadering is dit een afweermechanisme waarbij sprake is van het ontkennen van de werkelijkheid door het vervormen van gedachten, gevoelens en waarnemingen. Onvoorwaardelijke positieve aanvaarding: acceptatie. Operante conditionering: leerprincipe dat werd ontdekt door B.F. Skinner en inhoudt dat, als op bepaald gedrag een beloning (positieve bekrachtiging) volgt, de kans op herhaling van dat gedrag toeneemt; als er een straf volgt, dat gedrag dan in frequentie afneemt. Oplossingsgerichte therapie: vorm van psychotherapie die erop gericht is het probleemoplossend vermogen van cliënten te activeren, zodat deze hun eigen oplossingen kunnen creëren. Orale fase: ontwikkelingsfase waarin het kind (0 tot 1 jaar) volgens de psychodynamische benadering bevrediging van het libido oraal – via de voeding – verkrijgt. Andere psychoseksuele ontwikkelingsfasen zijn: anale, fallische, genitale fase en latentieperiode.
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
233
Oudertraining: cursus voor ouders om hen door instructie, bespreking of rollenspel vaardiger te leren omgaan met problemen van hun kinderen. Een variant die geïnspireerd is op de cliëntgerichte benadering is de Gordon-training. Zie ook mediatietherapie. Overdracht: proces waarbij de cliënt zich gedraagt tegenover de therapeut als tegenover een belangrijke emotioneel beladen figuur in zijn eigen ontwikkelingsgeschiedenis. Er worden twee vormen onderscheiden: positieve en negatieve overdracht. De eerste vorm gaat gepaard met liefde, waardering, toewijding enzovoort; de tweede met haat, agressie enzovoort. In ruimere zin wordt de term overdracht vaak gebruikt voor het geheel van emotionele reacties van een cliënt op de therapeut. Zie ook tegenoverdracht. Overgeneralisatie: selectieve interpretatie of denkfout waarbij op grond van één enkele gebeurtenis een algemene conclusie wordt getrokken. Overschatting en onderwaardering: selectieve interpretatie of denkfout waarbij onplezierige ervaringen worden overgewaardeerd en plezierige ervaringen ondergewaardeerd. Paradoxale techniek: het opleggen van het probleemgedrag door de therapeut aan de cliënt met het doel het tegenovergestelde te bereiken. Een stap verder gaat het symptoom voorschrijven. Partnerrelatietherapie: relatietherapie. Penisnijd: een gevoel van minderwaardigheid, dat zich volgens de psychodynamische benadering bij meisjes ontwikkelt door het ontbreken van een penis, en waarvoor ze hun moeder verantwoordelijk houden. Personalisatie: selectieve interpretatie of denkfout waarbij externe gebeurtenissen zonder aanleiding op zichzelf worden betrokken. Persoonsgerichte benadering: aanpak die zich richt op het veranderen van de levenswijze, vaste denk- en gedragspatronen of de persoonlijkheid. Voorbeelden zijn de psychodynamische en cliëntgerichte therapie. Wordt wel geplaatst tegenover de klachtgerichte benadering. Persoonsgerichte therapie: cliëntgerichte therapie. Pesso-therapie: lichaamsgerichte vorm van individuele therapie in groepsverband, die werd ontwikkeld door het echtpaar Pesso. Conflicten uit de vroege jeugd worden ontward in een rollenspel, waarbij groepsleden verschillende aspecten van dezelfde persoon vertegenwoordigen. Placebo: een behandeling (in de geneeskunde een neppil of medicijn dat scheikundig onwerkzaam is) waarvan het effect is gebaseerd op suggestie of geloof. Het begrip wordt vaak gebruikt voor elke behandeling of therapiecomponent die bewust wordt toegepast vanwege het non-specifieke effect. Plaswekker: wekapparaat dat is ontworpen om kinderen te leren ’s nachts hun bed droog te houden. De werking is zowel gebaseerd op klassieke als op operante conditionering en vormde de basis voor de Droog-Bed-Training.
234
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
Positief heretiketteren: techniek waarbij de therapeut het functioneren van de cliënt zoveel mogelijk op een positieve manier interpreteert. Posthypnotische suggestie: bepaalde opdracht die aan een gehypnotiseerde persoon wordt gegeven en die na de hypnose moet worden uitgevoerd. Procesonderzoek: onderzoek van het therapeutisch proces, met name wat zich afspeelt tijdens een psychotherapie en hoe de therapeut invloed kan uitoefenen op de cliënt. Zie onderscheid met effectonderzoek. Procestherapie: cliëntgerichte therapie. Progressieve relaxatie: een vorm van relaxatietraining, die ook wel methode van Jacobson wordt genoemd. De cliënt spant de ene na de andere spiergroep (‘progressief’) even aan om deze direct daarna te ontspannen. Zo leert de cliënt het verschil tussen gespannen en ontspannen spieren. Projectie: volgens de psychodynamische benadering is dit een afweermechanisme waarbij eigen onaanvaardbare gevoelens aan anderen worden toegeschreven. Protocol: een soort draaiboek waarin wordt aangegeven op welke wijze de hulpverlener bij voorkeur optreedt bij bepaalde problemen. Psychoanalyse: persoonlijkheidstheorie en behandelingsmethode, zoals die door Sigmund Freud werd ontwikkeld. Latere varianten worden samengevat onder de term psychodynamische benadering. Psychodrama: het uitbeelden of spelen van bepaalde problematiek om zo emoties te kunnen uiten en de dieperliggende conflicten in zichzelf of met anderen opnieuw te ervaren, onder ogen te zien en gericht te veranderen. Zie ook rollenspel. Psychodynamische benadering: mensvisie die gebaseerd is op de psychoanalyse van Freud. Uitgangspunt is dat het menselijk functioneren is te verklaren uit de ontwikkeling en dynamische relaties tussen het Id, Ego en Superego. Vroegkinderlijke ervaringen met de inperking van het onbewuste driftleven kunnen op latere leeftijd psychische problemen veroorzaken. Latere varianten zoals de egopsychologie en objectrelatietheorie legden meer nadruk op het bewuste en de interactie met de directe omgeving. Psychodynamische therapie: een vorm van psychotherapie op basis van de psychodynamische benadering. De ontstaansgeschiedenis van problemen in de vroege kindertijd wordt achterhaald en de cliënt komt tot inzicht met behulp van vrije associatie en duiding van dromen, weerstand en (tegen)overdracht. Psycho-educatie: het instrueren van cliënten en/of hun directe omgeving over de aard en behandeling van een stoornis en hoe zij er het beste mee kunnen omgaan. Psychofarmaca: geneesmiddelen die het functioneren van de hersenen beïnvloeden. Voorbeelden zijn antipsychotica en antidepressiva.
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
235
Psychomotorische therapie: vorm van therapie die gebruikmaakt van beweging en lichaamservaring. Psychoseksuele ontwikkeling: vroegkinderlijke ontwikkeling die volgens de psychodynamische benadering in vijf fasen (orale, anale, fallische, latentie en genitale fase) verloopt en waarbij prikkeling van steeds weer een ander deel van het lichaam lustgevoelens oproept. Psychosynthese: vorm van psychotherapie die werd ontwikkeld door R. Assagioli en gericht is op het bereiken van een hoger niveau van zelfbewustzijn. Psychotherapie: een vorm van hulpverlening die, via het methodisch toepassen van psychologische middelen door gekwalificeerde personen, beoogt mensen te helpen hun gezondheid te verbeteren. Randomised controlled trial (RCT): onderzoeksmodel voor het meten van de effectiviteit van een behandeling. Hierbij worden verschillende behandelingen onderling of met een placebo (of een wachtlijstgroep) vergeleken en de deelnemende cliënten zijn via het toeval (‘randomised’) aan een van de vergeleken groepen toegewezen. Rationalisatie: volgens de psychodynamische benadering is dit een afweermechanisme waarbij mensen in plaats van de werkelijke reden een aanvaardbare reden aanvoeren voor hun functioneren. Rationeel-emotieve therapie (RET): vorm van cognitieve therapie, die werd ontwikkeld door A. Ellis. Irrationele overtuigingen van de cliënt worden kritisch onderzocht, waarna de cliënt in discussies wordt uitgedaagd (zie uitdagen) rationeler te gaan denken. RCT:
randomised controlled trial.
Realiteitsprincipe: de beperkingen die volgens de psychodynamische benadering door de buitenwereld worden opgelegd en het functioneren van de persoonlijkheid beïnvloeden. Reductionisme: het opsplitsen van complexe verschijnselen in kleinere onderdelen om vervolgens oorzaak en gevolg vast te stellen. Het medisch model en het stimulus-responsmodel uit het behaviorisme zijn voorbeelden. Regressie: volgens de psychodynamische benadering is dit een afweermechanisme waarbij sprake is van een terugval naar gedrag dat kenmerkend is voor een eerdere ontwikkelingsfase. Reïncarnatietherapie: vorm van psychotherapie met een spirituele dimensie, waarbij de cliënt teruggaat tot ‘vorige levens’ om onverwerkte ervaringen te achterhalen en te verwerken. Reinforcement: bekrachtiging. Relatietherapie: vorm van systeemtherapie die gericht is op het verbeteren van de relatie tussen twee volwassen levenspartners. Relaxatietraining: methode waarmee de cliënt zich stapsgewijze leert te ontspannen, zodat
236
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
angst en stressgevoelens verminderen. Onderscheiden worden autogene training, progressieve en toegepaste relaxatie. RET:
rationeel-emotieve therapie.
RIAGG:
Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg.
Rogeriaanse therapie: cliëntgerichte therapie. Rollenspel: het uitbeelden of spelen van een bepaalde rol met het doel meer inzicht te verwerven of een alternatieve en effectievere aanpak van bepaalde problemen uit te werken, zoals het aanleren van bepaalde sociale vaardigheden of assertief gedrag. Zie ook sociale-vaardigheidstraining, assertiviteitstraining en psychodrama. Schemagerichte therapie: vorm van cognitieve therapie voor cliënten met persoonlijkheidsstoornissen (‘moeilijke cliënten’), die werd ontwikkeld door J. Young en die zich sterker dan de cognitieve therapie richt op het verleden van de cliënt, de therapeutische relatie en de toepassing van ervaringsgerichte technieken. Secundaire traumatisering: geheel van klachten of symptomen bij hulpverleners ten gevolge van langdurig of intensief contact met ernstig getraumatiseerde mensen. De klachten lijken op die van de posttraumatische stress-stoornis. Synoniem: compassiemoeheid. Sekstherapie: vorm van psychotherapie voor seksuele problemen, waarvan de basis werd gelegd door W. Masters en V. Johnson. Deze cognitief-gedragstherapeutische behandelvorm bestaat uit het aanpakken van misvattingen, het verbeteren van de communicatie en het thuis oefenen met seksuele activiteiten. Seksuele drift: aangeboren drijfveer die volgens de psychodynamische benadering wordt bepaald door seksualiteit. Zie ook libido. Selectieve aandacht: vorm van informatieverwerking waarbij aan een beperkt deel van de binnenkomende zintuiglijke informatie eenzijdig aandacht wordt geschonken. Selectieve interpretatie: vorm van informatieverwerking waarbij een beperkt deel van de binnenkomende zintuiglijke informatie eenzijdig wordt geïnterpreteerd. Voorbeelden zijn: filteren, gedachtelezen, overgeneralisatie, overschatting en onderwaardering, personalisatie, zwart-witdenken, catastrofaal denken en emotioneel redeneren. Deze begrippen spelen vooral een rol in de cognitieve therapie. Sociale-vaardigheidstraining: aantal groepsbijeenkomsten waarin mensen leren op een adequatere manier met anderen om te gaan. Hierbij wordt vooral gebruikgemaakt van modelleren en operante conditionering. Zie ook rollenspel. Socratische dialoog: techniek uit de cognitieve therapie, waarmee de therapeut vragen stelt over de opvattingen die aan de problemen van de cliënt ten grondslag liggen. Daardoor gaat de cliënt geleidelijk zélf inzien hoe hij redeneert en ontstaat twijfel over zijn opvattingen. Wordt daarom ook wel de techniek van de geleide ontdekking genoemd. Specifieke factor: de methode of technieken waaraan een bepaalde therapie haar identiteit ont-
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
237
leent en waardoor ze een werkzaamheid heeft die verschilt van andere behandelingen en van een placebo. Zie ook non-specifieke factor en effectonderzoek. Speltherapie: vorm van psychotherapie waarbij spel als middel wordt gebruikt om verandering in beleving en gedrag bij kinderen te bewerkstelligen. Onderscheiden worden: illusief, sensopathisch en contactspel. Standaard: een geheel van onbetwiste feiten dat als norm of referentie wordt gehanteerd. Verder worden onderscheiden: richtlijnen, aanbevelingen en protocollen. Structurele benadering: vorm van systeembenadering en gezinstherapie met vooral S. Minuchin als vertegenwoordiger, die zich richt op de gezinsstructuur en dan met name de grenzen tussen subsystemen. Een overmaat aan betrokkenheid (gezinskluwen of ‘enmeshment’) of juist een tekort hieraan (los-zandgezin of ‘disengagement’) zou bij kinderen leiden tot problemen. Superego: volgens de psychodynamische benadering is dit het deels onbewuste, voorbewuste en bewuste deel van de persoonlijkheid, dat alle normen en waarden, geboden en verboden bevat. Andere delen zijn het Id en het Ego. Synoniem: Über-Ich. Supervisie: vorm van overleg waarin een aankomend therapeut (supervisant) in het kader van een opleiding zijn aanpak bespreekt met een ervaren hulpverlener (supervisor). Zie ook intervisie. Symptoomverschuiving of symptoomsubstitutie: een oude klacht wordt vervangen door een nieuwe, omdat aan de ‘grond’ van het probleem niets veranderd is. Symptoom voorschrijven: paradoxale techniek waarmee de therapeut het probleemgedrag niet alleen oplegt, maar de patiënt/cliënt opdraagt het te doen toenemen met het doel het tegenovergestelde te bereiken. Systeem: een geheel van samenhangende elementen (‘subsystemen’) die elkaar over en weer beïnvloeden. Systeembenadering, systemische of systeemtheoretische benadering: verzameling van theorieën die de mens als een systeem of onderdeel van sociale interactie beschouwen. Daarom wordt ervan uitgegaan dat psychische problemen samenhangen met verstoorde interactiepatronen. Onderscheiden worden: de structurele, communicatietheoretische en intergenerationele benadering. Systeemtherapie: vorm van psychotherapie die zich richt op de interactiepatronen binnen een partnerrelatie of gezin. In principe kan dit op allerlei manieren: psychodynamisch, cognitief, gedragstherapeutisch, cliëntgericht en systeemtheoretisch. In het laatste geval is sprake van systemische therapie. Systematische desensitisatie: gedragstherapeutische techniek waarmee de cliënt stapsgewijs wordt blootgesteld aan de gevreesde situatie. Zie exposure.
238
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
Systemische therapie: vorm van psychotherapie die gebaseerd is op de systeembenadering. Deze kan worden toegepast op elk cliëntensysteem: een individu, gezin, echtpaar of groep. Zie ook systeemtherapie. Tegenoverdracht: in strikte zin het proces waarin de therapeut reageert op de overdracht van de cliënt. In ruimere zin het geheel van emotionele reacties die het werken met een cliënt teweegbrengt bij de therapeut. Terugval: gehele of gedeeltelijke terugkeer van de psychische problemen na eerder herstel. Synoniem: recidief. Therapeutische voorwaarden: voorwaarden die volgens de cliëntgerichte benadering gelden als de basis voor het op gang brengen van een veranderingsproces bij de cliënt. Daartoe behoren: empathie, acceptatie en echtheid. Therapiecontract: behandelovereenkomst. Therapieresistent: niet of nauwelijks reagerend op behandeling. Niet te verwarren met therapieweerstand. Therapietrouw: inschikkelijkheid of volgzaamheid ten aanzien van therapeutische regels, voorschriften, opdrachten, raadgevingen of adviezen. Engelse term: compliance. Therapieweerstand: zich verzetten tegen behandeling, c.q. vormen van weerstand vertonen tijdens de therapie. Toegepaste relaxatie: een vorm van relaxatietraining, die ook wel methode van Öst wordt genoemd. De cliënt leert zich eerst met progressieve relaxatie te ontspannen. Na zelfinstructie en gerichte bewegingsoefeningen wordt de cliënt geleerd de technieken in stressvolle situaties toe te passen. Token economy: gedragstherapeutische methode van bekrachtiging (zie ook contingentie-management) met gebruik van een indirecte beloning zoals een punt of een bon (‘tokens’) die kan worden gespaard en ingeruild tegen een afgesproken ‘echte’ beloning of gunst. Transactionele analyse: vorm van psychotherapie waarmee de cliënt leert drie kanten van zijn persoonlijkheid (zogenaamde ik-toestanden: ouder, volwassene en kind) flexibel te hanteren. Uitdagen: techniek uit de cognitieve therapie, waarmee de therapeut samen met de cliënt de houdbaarheid en bruikbaarheid van zijn denkpatronen onderzoekt op een wijze waarop de cliënt geleidelijk zélf ontdekt wat er mis is met zijn denkwijze en hoe hij die kan ombuigen. Uitdoving: geleidelijk verdwijnen (‘extinctie’) van het aangeleerde gedrag. Bij klassieke conditionering gebeurt dat wanneer de geconditioneerde zonder de niet-geconditioneerde stimulus wordt aangeboden. Bij operante conditionering wanneer de bekrachtiging achterwege blijft. VCgP: Vereniging voor Cliëntgerichte Psychotherapie.
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
VGCT:
Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve Therapie.
VKJP:
Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie.
VVGT:
Vlaamse Vereniging voor Gedragstherapie.
VVPP:
Vlaamse Vereniging voor Psychiaters-Psychotherapeuten.
239
Veranderingsmechanisme: proces waardoor verandering bij de cliënt op gang komt. Onderscheiden worden: affectieve beleving (‘ervaren’), cognitieve beheersing (‘begrijpen’) en gedragsregulatie (‘oefenen’). Verdringing: volgens de psychodynamische benadering een afweermechanisme waarmee ongewenste of onaanvaardbare gedachten, ervaringen en fantasieën worden teruggedrongen naar het onbewuste. Vermijdingsleren: vorm van leren waarbij bepaald gedrag wordt vertoond om iets onaangenaams te voorkomen. Werkt volgens het leerprincipe van de operante conditionering. Verschuiving: volgens de psychodynamische therapie is dit een afweermechanisme waarbij driftuitingen die te bedreigend zijn – bijvoorbeeld omdat het Superego ze afkeurt – zich verplaatsen naar een ander object. Voorbewuste: niveau van bewustzijn dat alles bevat wat volgens de psychodynamische benadering betrekkelijk gemakkelijk naar het bewuste kan worden gehaald. Vrije associatie: methode uit de psychodynamische therapie, waarbij de cliënt de opdracht krijgt om alles wat in hem/haar opkomt de vrije loop te laten. Weerstand: alle gedragingen van cliënten die de voortgang van het therapeutisch proces belemmeren. Volgens de psychodynamische benadering is weerstand een afweermechanisme dat voortkomt uit pogingen van het Ego om te voorkomen dat al te bedreigende gegevens in het bewustzijn komen. Werkzaamheid: effectiviteit. Wet BIG: Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. Doel is de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bevorderen en te bewaken en patiënten/cliënten te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren. Alleen wie in het BIG-register is ingeschreven, mag de door de wet beschermde titel voeren. WGBO:
Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst. Deze wet regelt de relatie tussen patiënt en hulpverlener. De rechten van de patiënt zijn de plichten voor de hulpverlener.
Zelf: de wijze waarop mensen zich als een georganiseerd, uniek en afzonderlijk geheel ervaren. Het weerspiegelt het beeld wie we zijn op een bepaald moment en het verandert voortdurend. Het begrip speelt vooral een rol in de cliëntgerichte benadering.
240
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
Zelfactualisatie: zelfverwerkelijking. Zelfbekrachtiging: beloning die iemand zichzelf toedient (zie ook bekrachtiging). Zelfcontroletraining: het stapsgewijze volgens gedragstherapeutische principes leren beheersen van bepaalde behoeften, neigingen of gewoonten. Voorbeeld: gewoonte-omkering. Zelfhulp: zonder tussenkomst van een deskundige eigen problemen proberen op te lossen. Dit kan met hulp van lotgenoten (zelfhulpgroep) of zelfhulpmiddelen zoals internet of literatuur (bibliotherapie). Zelfreflectie: het vermogen van mensen om zich te verdiepen in wat er in ze omgaat en zich daarover een oordeel te vormen. Zelfspraak: datgene wat mensen tegen zichzelf zeggen. Negatieve zelfspraak zou volgens D. Meichenbaum de oorzaak zijn van psychische problemen. Engelse term: self-talk. Zelfverwerkelijking: proces waarin mensen streven naar ontplooiing en het optimaal benutten van hun eigen mogelijkheden. Dit proces kreeg vooral een centrale rol in de humanistische psychologie en de cliëntgerichte benadering. Zingevingstherapie: vorm van psychotherapie waarin de vraag naar de zin of betekenis van het bestaan een belangrijke rol speelt. Voorbeelden zijn psychosynthese en logotherapie. Zwart-witdenken: selectieve interpretatie of denkfout waarbij beoordelingen altijd in uitersten gebeuren, in de zin van goed of slecht, mooi of lelijk.
241
Literatuur De mens pleegt onbewust plagiaat op ouders en leraren. Het denkbeeld dat hij schept is samengesteld uit duizenden beelden, die hij in het verleden in zich heeft opgenomen. Het lied dat hij componeert bevat duizenden oudere melodieën. (J.A.M. Meerloo, Een mond vol spijkers, 1975) Eigen publicaties Deth, R. van (2009). De dodo is al weer meer dan zeventig jaar springlevend. PsychoPraxis, 11: 91-95. Deth, R. van & Vandereycken, W. (2005). In therapie of niet? Een praktische gids over psychotherapie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Deth, R. van & Vandereycken, W. (2006). Wegwijzer psychische problemen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Vandereycken, W. (1984). Macht en onmacht in de therapeutische relatie. Gedragstherapie, 17: 313-320. Vandereycken, W. (1984). Sexueel contact tussen therapeut en cliënt. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 39: 1283-1296. Vandereycken, W. (1985). His master’s voice – Over goeroes, therapiescholen en eclecticisme. Dth, Kwartaalschrift voor Directieve Therapie en Hypnose, 5: 411-421. Vandereycken, W. (1987). De psychiater en de psychotherapie. Tijdschrift Klinische Psychologie, 17: 203-212. Vandereycken, W. (1987). Ethische vragen in de seksuele hulpverlening. Tijdschrift voor Seksuologie, 11: 181-187. Vandereycken, W. (1987). Interactionele obstakels in de hulpverlening. In: M. Moors-Mommers, W. Bezemer, J. Frenken, W. de Regt, G.T. Roelofs & W. Vandereycken (red.), Handboek seksuele hulpverlening. Deventer: Van Loghum Slaterus. Vandereycken, W. (1989). Gebruikelijke fouten en foutieve gebruiken van psychotherapie. Nieuws voor Psychotherapeuten, 21 (1): 1-6. Vandereycken, W. (1990). Hoe schadelijk is psychotherapie? Gedragstherapie, 23: 29-40. Vandereycken, W. (1993). Psychotherapia universalis – van Rümke tot Jongerius. In: G. Glas & H.W. Hoek (red.), Psychotherapie en psychiatrie. Utrecht: Academisch Ziekenhuis (Divisie Psychiatrie), p. 1-9. Vandereycken W. (1997). Diagnostiek – Specialisering – Maatschappij: gevangen in de DSM-driehoek. In: J. Dehing & G. Pieters (red.), Van rêverie tot ideologie. Een multiversum van de psychotherapie. Leuven/Apeldoorn: Garant, p. 111-116. Vandereycken, W. (1999). Psychotherapie: kunst en kunde in het fin de siècle. In: G. Pieters (red.), Haalt de psychotherapie de 21ste eeuw? Reflecties over psychotherapie en wetenschap. Leuven: Garant, p. 37-46. Vandereycken, W. (1999). Hoe kunnen therapeuten en patiënten het beste omgaan met herinneringen aan misbruik in de kindertijd? PsychoPraxis, 1: 5-8. Vandereycken, W. (2000). Toen psychotherapie nog een beroep was. Tijdschrift voor Psychiatrie, 42: 41-46. Vandereycken, W. (2001). Het negentiende-eeuwse dagboek van een psychotherapeut. Tijdschrift voor Psychiatrie, 43: 819-824. Vandereycken, W. (2003). Foutief gebruik van psychotherapie. PsychoPraxis, 5: 60-64. Vandereycken, W. (2004). Herontdekt – Hoe waardevol is psychotherapie? PsychoPraxis, 6: 11-14. Vandereycken, W. (2005). Het ‘succes’ van therapeuten en de ‘mislukking’ van patiënten. PsychoPraxis, 7: 140-144. Vandereycken, W., Audenhove, Ch. Van & Vertommen, H. (1989). Therapietrouw en therapeutische relatie: spanningsveld tussen verwachting en realiteit. In: G. Pieters, J. Cambien, G. Kongs & M. Van Moffaert (red.), Van REM-slaap tot rêverie. Een multiversum van de psychiatrie. Leuven/Amersfoort: Acco, p. 201-207.
242
LITERATUUR
Vandereycken, W. & Deth, R. van (2004). Psychiatrie: van diagnose tot behandeling. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu Van Loghum. Vandereycken, W. & Deth, R. van (2006). Psychiaters te koop? De invloed van de farmaceutische industrie op het psychiatrisch denken en handelen. Antwerpen/Apeldoorn: Garant-Cyclus. Vandereycken, W., Hoogduin, C.A.L. & Emmelkamp, P.M.G. (red.) (2008). Handboek psychopathologie. Deel 1. Basisbegrippen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Vandereycken, W., Hoogduin, C.A.L. & Emmelkamp, P.M.G. (red.) (2006). Handboek psychopathologie. Deel 2. Klinische praktijk. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. De auteurs maakten ook veelvuldig gebruik van bijdragen die ze als redacteur schreven voor het tijdschrift PsychoPraxis, met name in de rubrieken ‘Praktisch Vertaald’, ‘Voorlichting’ en ‘Digitaal’ (1999-2009). Algemeen Bosscher, D. (2001). Gaandeweg. 1001 dagen uit een psychotherapeutische praktijk. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Colijn, S., Snijders, H. & Thunnissen, M. (2009). Leerboek psychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom. Glassman, W.E. & Geluk, H. (1998). Stromingen in de psychologie. Baarn: Intro. Haley, J. (2000). Handboek therapeutisch handelen. Baarn: HB uitgevers. Houdenhove, B. van (1991). Inleiding tot de psychotherapeutische methoden. Leuven: Acco. Kalmthout, M. van (1994). Psychotherapie. Het bos en de bomen. Utrecht: De Tijdstroom. Molen, H.T. van der e.a. (red.) (1997). Klinische psychologie. Theorieën en psychopathologie. Groningen: Wolters-Noordhoff. Orlebeke, J.F. e.a. (red.) (1981-1991). Compendium van de psychologie. Muiderberg: Dick Coutinho. Rigter, J. (2008). Het palet van de psychologie. Stromingen en hun toepassingen. Bussum: Coutinho. Rümke, I. (2005). In psychotherapie: wat het is en wat u ervan mag verwachten. Amsterdam: Anthos. Smeets, G. e.a. (red.) (1999). Klinische psychologie. Diagnostiek en therapie. Groningen: Wolters-Noordhoff. Staak, C.P.F. van der, Cassee, A.P. & Boeke, P.E. (red.) (1994). Oriëntatie in de psychotherapie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Staak, C.P.F. van der, Derksen, J.J.L. & Hoogduin, C.A.L. (red.) (1998). Psychodiagnostiek en indicatiestelling. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Trijsburg, W., Colijn, S., Collumbien, E. & Lietaer, G. (red.) (1998-2003). Handboek integratieve psychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom. Vereycken, J., Cools, B. & Gael, M. Van (red.) (1996). De psyche als zorg. Klinische psychologie in Vlaanderen. Kapellen: Pelckmans. Verheij, F. e.a. (red.) (2005). Integratieve kinder- en jeugdpsychotherapie. Assen: Van Gorcum. Vervoort, M. & Weiland, M. (2003). Therapiewijzer. Theorie en praktijk van 21 psychotherapieën. Amsterdam: Archipel. Vries, S. de (2008). Basismethodiek psychosociale hulpverlening. Ervaringsgericht. Oplossingsgericht. Systeemgericht. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Weerman, A. (2006). Zes psychologische stromingen en één cliënt. Theorie en toepassing voor de praktijk van SPH en MWD. Soest: Nelissen.
Hoofdrichtingen Psychodynamische therapie Berk, T. (2001). Handboek kortdurende psychodynamische psychotherapie. Context, theorie en praktijk. Amsterdam: Boom.
LITERATUUR
243
Dijs J., Dil, L.M., Hoenink, W.C.B, Mülder, J., Roelofsen, W. & Schulkes, J.A.R. (2007). Psychoanalytische psychotherapie in de 21ste eeuw. Assen: Van Gorcum. Mooij, A. (2002). Psychoanalytisch gedachtegoed. Een modern perspectief. Amsterdam: Boom. Pierloot, R.A. & Thiel, J.H. (1986). Psychoanalytische therapieën. Houten/Zaventem: Bohn Stafleu van Loghum. Schalkwijk, F. (2006). Dit is psychoanalyse. Een inleiding tot de geschiedenis, theorie en praktijk van psychoanalyse. Amsterdam: Boom. Wolf, M. de (2002). Inleiding in de psychoanalytische psychotherapie. Ontwikkeling, psychopathologie, diagnostiek en behandelvormen. Bussum: Coutinho. Cliëntgerichte therapie Kalmthout, M. van (1997). Persoonsgerichte psychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom. Leijssen, M. (2003). Gids voor gesprekstherapie. Utrecht: De Tijdstroom. Lietaer, G. & Kalmthout, M. van (1995). Praktijkboek gesprekstherapie. Psychopathologie en experiëntiële procesbevordering. Utrecht: De Tijdstroom. Lietaer, G., Vanaerschot, G., Snijders, J.A. & Takens, R.J. (red.) (2008). Handboek gesprekstherapie – De persoonsgerichte experiëntiële benadering. Utrecht: De Tijdstroom. Swildens, H. e.a. (red.) (1995). Leerboek gesprekstherapie. De cliëntgerichte benadering. Utrecht: De Tijdstroom. Swildens, H. (1997). Procesgerichte gesprekstherapie. Inleiding tot een gedifferentieerde toepassing van de cliëntgerichte beginselen bij de behandeling van psychische stoornissen. Utrecht: De Tijdstroom. Gedragstherapie Cladder, H., Nijhoff-Huysse, M. & Mulder, G. (2000). Gedragstherapie met kinderen en jeugdigen. Lisse: Swets & Zeitlinger. Korrelboom, C.W. & Kernkamp, J.H.B. (1993). Gedragstherapie. Muiderberg: Coutinho. Orlemans, J.W.G. e.a. (1990). Handboek voor gedragstherapie (deel 1). Deventer: Van Loghum Slaterus. Orlemans, J.W.G., Eelen, P. & Hermans, D. (1995). Inleiding tot de gedragstherapie. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Prins, J. & Bosch, J. (1998). Methoden en technieken van gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen. Houten/ Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Cognitieve therapie Beck, J. & Geluk, H. (1999). Basisboek cognitieve therapie. Baarn: HB Uitgevers. Bögels, S.M. & Oppen, P. van (red.) (2002). Cognitieve therapie: theorie en praktijk. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Broeke, E. ten, Heiden, C. van der, Meijer, S. & Hamelink H. (2008). Cognitieve therapie. De basisvaardigheden. Amsterdam: Boom/Cure & Care. Jacobs, G., Muller, N. & ten Brink, E. (2001). Uit de knoop. Rationeel-emotieve therapie en andere cognitieve gedragstherapieën bij kinderen en adolescenten. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Korrelboom, C.W. & Broeke, E. ten (2004). Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie. Handboek voor theorie en praktijk. Muiderberg: Coutinho. Scott, M., Stralding, S.G. & Dryden, W. (1998). Cognitieve gedragstherapie. Toepassing in de klinische praktijk. Lisse: Swets & Zeitlinger. Systeemtherapie Lange, A. (2006). Gedragsverandering in gezinnen. Groningen: Wolters Noordhoff. Savenije, A., van Lawick, M.J. & Reijmers, E.T.M. (red.) (2008). Handboek systeemtherapie. Utrecht: De Tijdstroom.
244
LITERATUUR
Schaap, C.P.D.R., Widenfelt, B.M. van & Gerlsma, J. (2000). Behandelingsstrategieën bij relatieproblemen: communicatie, stressmanagement en seksualiteit. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Vansteenwegen, A. (2005). Helpen bij partnerrelatieproblemen. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Thematisch Acceptance and Commitment Therapy A-Tjak, J. & De Groot, F. (red.) (2008). Acceptance and Commitment Therapy: een praktische inleiding voor hulpverleners. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Hayes, S.C., Strosahl, K.D. & Wilson, K.G (2006). ACT, een experiëntiële weg naar gedragsverandering. Amsterdam: Harcourt. Luoma, J.B., Hayes, S.C. & Walser, R. D. (2008). Leer ACT! Vaardigheden voor therapeuten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Contextuele therapie Boszormenyi-Nagy, I. (2000). Grondbeginselen van de contextuele benadering. Haarlem: De Toorts. Counseling Boogaars, J., Hardeveld, E. van & Woertman, F. (2008). Counselling in nieuw perspectief. Ont-moeten, ont-dekken, ont-wikkelen. Antwerpen: Garant. Creatieve therapie Smeijsters, H. (2008). Handboek creatieve therapie. Bussum: Coutinho. Crisisinterventie Oenen, F.J. van, Bernardt, C. & Post, L. van der (2007). Praktijkboek crisisinterventie. De kunst van het interveniëren in moeilijke behandelsituaties in de spoedeisende psychiatrie en psychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom. Dialectische gedragstherapie Linehan, M. (2002). Dialectische gedragstherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis. Theorie en behandeling. Lisse: Swets & Zeitlinger. Van den Bosch, W., Meijer, S. & Backer, H. (2007). Handboek dialectische gedragstherapie. De klinische praktijk. Amsterdam: Pearson. Directieve therapie De Haan, E., Dolman, C. & Hansen, A. (2001). Directieve therapie bij kinderen en adolescenten. Houten/ Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. EMDR
De Jongh, A. & ten Broeke, A. (2009). Handboek EMDR. Een geprotocolleerde behandelmethode voor de gevolgen van psychotrauma. Amsterdam: Pearson. Hornsveld, H. & S. Berendsen (2009). Casusboek EMDR. 25 voorbeelden uit de praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Ethiek, spiritualiteit en zingeving Graste, J. & Bauduin, D. (red.) (2000). Waardenvol werk. Ethiek in de geestelijke gezondheidszorg. Assen: Van Gorcum. Kalmthout, M. van (2005). Psychotherapie en de zin van het bestaan. Utrecht: De Tijdstroom. Leijssen, M. (2005). Gids beroepsethiek. Waarden, rechten en plichten in psychotherapie. Leuven: Acco. Leijssen, M. (2007). Tijd voor de ziel. Spiritualiteit en zingeving vanuit psychotherapie. Tielt: Lannoo.
LITERATUUR
245
Schreurs, A. (2001). Psychotherapie en spiritualiteit. Assen: Van Gorcum. Stroeken, H. (1999). Zoeken naar zin. Psychotherapie en existentiële vragen. Amsterdam: Boom. Verhulst, J. (2002). Therapie als alibi. Lisse: Swets & Zeitlinger. Gestalttherapie en psychodrama Derkinderen, P, Knijff, E. & Meijer, S. (red.) (2009). Praktijkboek gestalt. Utrecht: De Tijdstroom. Hatcher, C. & Himelstein, P. (2008). Handboek gestalttherapie. Amsterdam: Intersentia-Karnak. Laat, P. de (2005). Psychodrama. Een actiegerichte methode voor exploratie, reflectie en gedragsverandering. Assen: Van Gorcum. Lambrechts, G. (2002). De Gestalttherapie – tussen toen en straks. Berchem: EPO. Praag, D. van (1998). Gestalttherapie. Veld en existentie. Maarssen: Elsevier-De Tijdstroom. Groepstherapie Aken-van der Meer, M. van (2008). Kort en goed genoeg. Praktijkboek kortdurende focale groepspsychotherapie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Berk, T. (2003). Handboek korte dynamische groepstherapie. Utrecht: De Tijdstroom. Jongerius, P.J. & Eykman, J.C.B. (1993). Praktijkboek groepspsychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom. Hypnose Cladder, H. (2002). Hypnose als hulpmiddel bij psychotherapie. Lisse: Swets & Zeitlinger. Uijtenbogaardt, B.C. (2001). Handboek moderne hypnotherapie. Basistechnieken, methoden en toepassingen. Utrecht/Antwerpen: Servire. Wilk, R. van der (2004). In hypnotherapie. Handboek voor psychotherapie. Middelie: Andromeda. Interpersoonlijke therapie Blom, M., Nolen, W. & Kerver, M. (red.) (1997). Inleiding in de interpersoonlijke psychotherapie. Houten/ Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Snippe, D. (2009). Interpersoonlijke psychotherapie in een ambulante groep. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Mediatietherapie Bosch, J.D. & Ringrose, H.J. (1997). Mediatietherapie met ouders: individueel en in groepen. Houten/ Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Milieutherapie & sociotherapie Janzing, C., Berg, A. van den & Kruisdijk, F. (2000). Handboek voor milieutherapie. Theorie en praktijk van de klinische psychotherapie. Assen: Van Gorcum. Janzing, C., Berg, A. van den & Kruisdijk, F. (2003). Handboek voor milieutherapie. Theorie en praktijk van de klinische psychotherapie. Deel 2. Assen: Van Gorcum. Janzing, C. & Kerstens, J. (1997). Werken in een therapeutisch milieu. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Mindfulness Hayes, S.C., Follette, V.M. & Linehan, M.M. (red.) (2006). Mindfulness en acceptatie. De derde generatie gedragstherapie. Amsterdam: Pearson. Narratieve (gezins)therapie Olthof, J. & Vermetten, E. (1994). De mens als verhaal. Narratieve strategieën in de psychotherapie voor kinderen en volwassenen. Utrecht: De Tijdstroom.
246
LITERATUUR
Rober, P. (2002). Samen in therapie. Gezinstherapie als dialoog. Leuven/Leusden: Acco. White, M. (2009). Narratieve therapie in de praktijk. Verhalen die werken. Amsterdam: Hogrefe. Neurolinguïstische programmering (NLP) Derks, L. & Hollander, J. (2003). Essenties van NLP. Utrecht: Servire. Oplossingsgerichte therapie Cladder, H. (2005). Oplossingsgerichte korte psychotherapie. Amsterdam: Pearson. De Jong, P. & Berg, I.K. (2004). De kracht van oplossingen. Handwijzer voor oplossingsgerichte gesprekstherapie. Lisse: Swets & Zeitlinger. De Shazer, S. & Dolan, Y. (2009). Oplossingsgerichte therapie in de praktijk. Wonderen die werken. Amsterdam: Hogrefe. Isebaert, L. (red.) (2007). Praktijkboek oplossingsgerichte cognitieve therapie. Utrecht: De Tijdstroom. Le Fevere de Ten Hove, M. (2007). Korte therapie. Handleiding bij het ‘Brugse model’ voor psychotherapie met een toepassing op kinderen en jongeren. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Pesso-therapie Attekum, M. van (2009). Aan den lijve. Lichaamsgerichte psychotherapie volgens Pesso. Amsterdam: Pearson. Protocollen en richtlijnen Braet, C. & Bögels, S. (red.) (2008). Protocollaire behandelingen voor kinderen met psychische klachten. Amsterdam: Boom. Keijsers, G.P.J. (red.) (2008). Protocollaire behandeling in de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Prins, P. & Pameijer, N. (red.) (2006). Protocollen in de jeugdzorg. Richtlijnen voor diagnostiek, indicatiestelling en interventie. Amsterdam: Pearson. Rijnders, P. (2005). Overzicht, inzicht en uitzicht. Een protocol voor kortdurende psychotherapie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Psychomotorische therapie De Lange, J. & Bosscher, R.J. (2008). Psychomotorische therapie in de praktijk. Amsterdam: Boom. Probst, M. & Bosscher, R.J. (red.) (2001). Ontwikkelingen in de psychomotorische therapie. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Psychosynthese Assagioli, R. (2007). Handboek psychosynthese. Utrecht: Kosmos Uitgevers. Ferrucci, P. (2000). Rondleiding in de psychosynthese. Model voor persoonlijke groei. Haarlem: De Toorts. Rationeel-emotieve therapie (RET) Jacobs, G. (2008). Rationeel-emotieve therapie. Een praktische gids voor hulpverleners. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Verhulst, J. (2005). Gezond verstand als therapie. RET: Rationeel-Emotieve Therapie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Relaxatie Craen, W. Van (2000). Relaxatie en zelfhypnose in de praktijk. Leuven/Amersfoort: Acco. Monthaye, M., Gerrits, P., Janssens, A. & Tilmans, B. (2003). Relaxatie: meer dan een techniek? AntwerpenApeldoorn: Garant.
LITERATUUR
247
Schemagerichte therapie Arntz, A. & Bögels S. (2000). Schemagerichte cognitieve therapie voor persoonlijkheidsstoornissen. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Schacht, R. & Peeters, R. (1999). Schemagerichte therapie voor moeilijke mensen. Een nieuwe uitdaging voor de cognitieve therapie. Leuven: Garant. Vreeswijk, M. van & Nadort, M. (red.) (2008). Handboek schematherapie. Theorie, praktijk en onderzoek. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Vreeswijk, M. van, Broersen, J. & Schurink, G. (2009). Mindfulness en schematherapie. Praktische training bij persoonlijkheidsproblematiek. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Young, J.E., Klosko, J.S. & Weishaar, M.E. (2004). Schemagerichte therapie. Handboek voor therapeuten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Young, J.E. & Pijnaker, H. (1999). Cognitieve therapie voor persoonlijkheidsstoornissen. Een schemagerichte benadering. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. Sekstherapie Luyens, M. & Smits, P. (2006). Seksuele problemen bij het vrijen. Leuven/Apeldoorn: Garant. Slob, K. & Vink, I. (1996). Mannen, vrouwen & vrijen. Rijswijk: Elmar. Therapeutische relatie Baur, S. (1998). Het intieme uur. Liefde en seks in de psychotherapie. Amsterdam: Anthos. Boswijk-Hummel, R. (1997). Liefde in wonderland. Overdracht en tegenoverdracht in de hulprelatie. Haarlem: De Toorts. Transactionele analyse Stewart, I. & Joines, V. (2008). Transactionele analyse. het handboek voor persoonlijk en professioneel gebruik. Utrecht: SWP. Zelfhulp Alberti, R. & Emmons, M. (1999). Recht van spreken. Zelf werken aan uw assertiviteit. Baarn: Intro. Diekstra, R. (2006). Ik kan denken/voelen wat ik wil. Amsterdam: Pearson. Harris, R. (2009). De valstrik van het geluk. Hoe kun je stoppen met worstelen en beginnen met leven. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Hout, G. van (1997). Geen probleem. Zelf je problemen in kaart brengen en oplossen. Lisse: Swets & Zeitlinger. Lundberg, G. & Lundberg, J. (2007). Problemen laten bij wie ze horen. Help jezelf en anderen beter door begrijpend te luisteren. Utrecht: Het Spectrum. McKay, M., Davis, M. & Fanning, P. (2001). Gedachten & gevoelens. Breng je stemmingen en je leven op orde. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Seligman, M. (2009). Gelukkig zijn kun je leren. Utrecht: Het Spectrum. Verhulst, J. (2002). Eerste hulp bij psychisch ongemak. Lisse: Swets & Zeitlinger. Verhulst, J. (2009). Ret-jezelf. Verstandig omgaan met problemen. Amsterdam: Pearson. Wings, J. (2009). Stop! Tien gesprekken met een psycholoog. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Young, J. & Klosko, J. (1999). Leven in je leven. Leer de valkuilen in je leven herkennen. Lisse: Swets & Zeitlinger.
248
Nederlandstalige websites over psychotherapie Goede inleidende teksten over psychotherapie biedt de site van de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (www.psychotherapie.nl). Zie ook de site van Oase (users.skynet.be/oase) en Kern (users.skynet.be/kern). Een verzameling van allerlei links bieden verschillende startpagina’s (psychotherapie.pagina.nl, psychiater.pagina.nl en geestelijke-gezondheidszorg.pagina.nl). Veel relevante informatie en links zijn verder te vinden bij de volgende sites.
Hoofdrichtingen Cliëntgerichte therapie Vereniging voor Cliëntgerichte Psychotherapie: www.vcgp.nl Gedragstherapie en cognitieve therapie Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve Therapie: www.vgt-gedragstherapie.nl Vlaamse Vereniging voor Gedragstherapie: www.vvgt.be Psychodynamische therapie Nederlands Psychoanalytisch Genootschap: www.npg-utrecht.nl Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse: www.nvpa.nl Nederlands Psychoanalytisch Instituut: www.psychoanalytischinstituut.nl Vereniging voor Korte Dynamische Psychotherapie: www.vkdp.nl Systeemtherapie Belgische Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie en Systeeminterventie: www.bvrgs.be Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie: www.nvrg.nl Thematisch Adressen van therapeuten en/of instellingen Hulpgids: www.hulpgids.nl Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie: www.psychotherapie.nl Nederlands Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten: www.nvvp.nl Oase: users.skynet.be/oase Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen: users.skynet.be/vvkp Algemene beroeps- en belangenverenigingen voor psychotherapeuten Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie: www. psychotherapie.nl Nederlands Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten: www.nvvp.nl BIG-register BIG-register:
www.ribiz.nl
NEDERLANDSTALIGE WEBSITES OVER PSYCHOTHERAPIE
EMDR
Belgisch Instituut voor Psychotraumatologie en EMDR: www.bipe.be Centrum voor Psychotherapie en Psychotrauma: www.psycho-trauma.nl Vereniging EMDR Nederland: www.emdr.nl Focusing Focuscentrum Den Haag: www.focussen.nl Het Focusing Instituut: www.focusing.org Gestaltbenadering Nederlandse Beroepsvereniging van Gestalttherapeuten: www.nbgt.nl Nederlands Vlaamse Associatie voor Gestalttherapie en Gestalttheorie: www.nvagt-gestalt.org Groepspsychotherapie Nederlandse Vereniging voor Groepsdynamica en Groepstherapie: www.groepspsychotherapie.nl Hypnotherapie Nederlandse Beroepsvereniging van Hypnotherapeuten: www.hypnotherapie.nl Vlaamse Wetenschappelijke Hypnose Vereniging: www.vhyp.be Neurolinguïstische programmering Nederlandse Vereniging voor NLP: www.nvnlp.net School voor NLP: www.nlp.be Oplossingsgerichte therapie Korzybski Instituut Brugge: www.korzybski.com Nederlands Instituut voor Korte Oplossingsgerichte Therapie: www.nikto.nl Pesso-therapie Pesso.nl: www.pesso.nl Psychodrama Vereniging voor Psychodrama: www.vvp.nl Psycho-educatie Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie: www.psychotherapie.nl Oase: users.skynet.be/oase Therapiehulp.nl: www.therapiehulp.nl Psychomotorische therapie PMT-Infosite: www.pmtinfosite.nl Rationeel-emotieve therapie (RET) Instituut voor Rationele Therapie: www.rationeletherapie.nl Rechten en klachten Hulpgids: www.hulpgids.nl Oase: users.skynet.be/oase
249
250
NEDERLANDSTALIGE WEBSITES OVER PSYCHOTHERAPIE
Reïncarnatietherapie Nederlandse Vereniging van Reïncarnatietherapeuten: www.reincarnatietherapie.nl Richtlijnen Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO: www.cbo.nl Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling: www.ggzrichtlijnen.nl Sekstherapie Nederlandse Vereniging voor Seksuologie: www.nvvs.info Vlaamse Vereniging voor Seksuologie: www.seksuologen-vlaanderen.be Speltherapie Nederlandse Vereniging van Speltherapeuten: www.speltherapie.net Transactionele analyse Nederlandse Vereniging voor Transactionele Analyse: www.transactioneleanalyse.nl Wettelijke regelingen Hulpgids: www.hulpgids.nl Zelfhulp via het internet Annazorg: www.annazorg.nl Interapy: www.interapy.nl Jellinek: www.jellinek.nl
251
Register
aanbeveling 178 aanbodgerichte zorg 34 ABC-DEG-model 126 abstinentieregel 206 acceptatie zie onvoorwaardelijk positieve aanvaarding actief-passief 22 acupunctuur 170 Adler, A. 42,69 affectieve beleving 21 afhankelijkheid 108 afstand (tussen cliënt en therapeut) 202 afstemming (tussen cliënt en therapeut) 33-35 afweermechanismen 46-48, 52, 60 agorafobie 98, 107, 150 agressie 147, 196, 197 alcoholproblemen 73, 97, 98, 127 algemeen stramien 155 algemene factoren zie non-specifieke factoren almachtswensen 211, 212 alternatieve therapie 170, 171 American Psychological Association (APA) 168 anale fase 48, 58 angst 33, 40, 43, 88, 93, 98, 100-102, 127, 134, 135, 143, 170, 188, 198, 211 angstdempende medicijnen 107, 187 angsthiërarchie 101 angstneurotische therapierelatie 204 angststoornissen 93, 102, 115, 121, 123, 134-136, 177 ankers 119 Anonieme Alcoholisten 216 Anonieme Overeters 16 anorexia nervosa zie ook eetstoornissen 149, 184 antidepressiva 16, 99, 107, 134, 177, 178, 187-189 antipsychiatrische beweging 12, 144, 195 antipsychotica 17, 134, 187 antisociaal gedrag 198 aromatherapie 170 Assagioli, R. 69 assertiviteit 20, 196 assertiviteitstraining 98, 183 astma 149 asymmetrische verhouding 5, 199 autisme 107 autogene training 100, 101, 170 automatische gedachten 119-125, 129, 130, 132-134 autonomie 57, 65, 75, 129, 219 Azrin, N. 94
Balint, M. 43 Bandler, R. 118 Bandura, A. 89, 93 Bateson, G. 140-142 Beck, A. 114, 116, 120, 121, 123, 127, 136 bedplassen 88, 94 beeldvorming 13 behandel – filosofie 6 – organisatie 25-27, 35 – overeenkomst 20, 25, 26, 28, 35 – plan 35, 52, 97, 153, 219 – setting 26 behaviorisme 65, 87-90, 92, 108, 109, 113, 133, 140, 195 bekrachtiging 91-93, 97-99, 115, 145 bericht 150 Berne, E. 56, 57 beroepenstructuur 217, 218 beroepsaansprakelijkheid 188 beroepsbescherming 217-221 beroepscode 204, 214, 218, 219 beroepsethiek 218, 219 beroepsfout 218 beroepsgeheim 208, 220 beroepskeuze 210-212 beroepsvereniging 181, 205, 213, 214 beroepsvorming 213-216 beroepsziekte 207-209 Bertalanffy, L. von 140 bewegingstherapie zie psychomotorische therapie bewuste 43, 44, 132 bewustzijn, niveaus van 44, 45 bezoekers 3 Bhagwan 10 bibliotherapie 216 bio-energetica 21 biologische psychiatrie 5, 12-14, 17, 187 Bion, W. 43 biopsychosociaal model 12, 15, 144, 161 bipolaire stoornis 157, 177, 188 blootstelling zie exposure borderline persoonlijkheidsstoornis 17, 61, 200, 205 Boszormenyi-Nagy, I. 142, 147 boulimia nervosa 102, 136, 178, 189 Bowlby, J. 43, 135 Boyden-Pesso, D. 81 Breuer, J. 40
252 Bumke, O. 193 burn-out 157, 181, 201, 203, 205, 208, 209 cannabisgebruiker 182 castratieangst 49 catastrofaal denken 107, 120, 130 catharsis 21, 40 causaliteit – circulair 146, 147, 161, 162 – lineair 146, 147, 162 centrum voor geestelijke gezondheidszorg 213, 221 Charcot, J.M. 7 chronische lage-rugpijn 130 chronisch stress-syndroom 209 chronische-vermoeidheidssyndroom 131 circulair model 146, 147, 161, 162 claustrofobie 2 cliënt – en patiënt 3, 74 – en therapeut 204 cliëntgerichte psychotherapie 6, 12, 21, 22, 25, 42, 59, 65-86, 124, 145, 167 – en cognitieve therapie 85, 124, 131, 136 – en gedragstherapie 81, 82, 85, 89, 95, 96, 104, 108, 110, 111 – en psychodynamische therapie 73, 80, 81 – en veranderingsprocessen 20, 25 – kernpunten 79 – kritiek 80-85 – profiel 25 cliëntsysteem 6 coalitie 142 cognitie 113 – en emotie 87, 134 cognitieve analytische therapie 133, 183 cognitieve beheersing 21 cognitieve benadering 111, 113, 114 – en behaviorisme 87, 88, 109 – uitgangspunten 114 cognitieve dissonantie 28 cognitieve gedragstechnieken 129, 130, 158 cognitieve gedragstherapie 12, 68, 83, 89, 107, 111, 115117, 119, 131, 145, 154, 158, 178, 185, 210-212 cognitieve herstructurering 106, 110, 122, 158 cognitieve psychologie 89, 113, 114, 120, 132, 133 cognitieve revolutie 113 cognitieve schema’s 84, 115, 120-125, 130, 132-136, 145 cognitieve technieken 127-129, 145 cognitieve therapie 6, 21, 25, 42, 59, 61, 67, 113-136, 167, 172, 186, 188, 189 – en cliëntgerichte therapie 85, 124, 131, 136 – en gedragstherapie 89, 106, 115-117, 124, 131, 132, 136, 190 – en psychodynamische benadering 43, 55, 114, 131133, 136 – en systeemtherapie 158 – en veranderingsprocessen 20, 25 – gerichtheid 121
REGISTER
– kernpunten 131 – kritiek 132-136 – profiel 25 combinatie 183 combinatiebehandeling 187, 190 communicatie 142, 144, 149-151, 155, 156 – digitaal en analoog 150 – inhouds- en betrekkingsniveau 150, 156, 158 – in gezinnen 140-142, 149-151, 155, 156 – over seksualiteit 154, 155 – symmetrisch en complementair 150, 151 – verbaal en non-verbaal 150 communicatietheoretische benadering 142, 144, 149-151, 155, 156 comorbiditeit 174 compassiemoeheid 208, 209 compliance 30 computer 114 – als gids en therapeut 181, 182 – psychotherapie 181, 182 concretiseren 127 concurrerende respons 99 conditionering 90, 94, 113, 195 – klassiek 87, 90, 91, 93, 94, 99, 107 – operant 88, 91-94, 97-99 congruentie 70, 71, 73, 79, 82 contact – schuwheid 198 – spel 50 contextuele benadering zie intergenerationele benadering contingentie 91 – management 93, 99 contract 25, 26 contractueel contact 25, 219 controle 102 conversiestoornis 41 coping 5, 20 – strategie 131 correctieve emotionele ervaring 21 co-therapeut 157, 215 counseling 67, 139 creatieve therapie 6 cybernetische gezinstherapie 151, 152 cybertherapie zie digitale therapie dagboek 96 Davanloo, H. 43 deïnstitutionalisering 12 dementie 26, 105, 157 democratisering 12 denkfouten 119, 120, 136 denkpatronen zie automatische gedachten en cognitieve schema’s depressie 17, 61, 84, 98, 115, 121, 123, 128, 129, 134, 135, 136, 143, 152, 157, 167, 170, 172, 180, 181, 187, 188, 197, 209 – en richtlijnen 167, 177 Dèr Mouw, J.A. 11
253
REGISTER
diagnose 15-18, 72, 73, 84, 173 dialectische gedragstherapie 17, 183 dierlijk magnetisme 8 digitale therapie 181, 182 directief/non-directief 22, 23, 82, 85, 108, 159, 185 directieve therapie 22, 185 discriminatie 91 dissociatieve stoornis 40, 41 dissociëren 40, 41 distantie 202 Dodo bird verdict 168 doelmatigheid 61 doeltreffendheid van langdurige therapie 61 doodsdrift 46 doorwerken 55 double-bind zie dubbele binding double-blind 175, 176 driften 45-49, 65, 79 Droog-bed-training 94 droom 45, 50, 52 – en cognitieve therapie 133 drop-out 28, 33, 173, 175, 186, 196 drugsgebruik 73, 152, 174 DSM 9, 16-18, 96, 153 – kritiek 16 – en cliëntgerichte therapie 16, 72, 84 – en gedragstherapie 96 – en psychodynamische therapie 16, 52 dubbele binding 140, 149, 150, 161 duiding 22, 41, 43, 54, 55, 59, 194 duiveluitdrijving zie exorcisme duurzaamheid 61 dwangstoornis 40, 88, 102, 106, 107, 117, 127, 136, 177, 178
e-mail 181, 182 EMDR 109, 110 emotie en cognitie 87, 134 emotioneel redeneren 120, 136 empathie 55, 56, 66, 77-79, 82, 123, 124, 162, 195, 202, 210 empirische visie 4 encountergroep 68 Epictetus 117 ergotherapie 131 Erickson, M. 73 Erikson, E. 43 erogene zone 48 ervaringsdeskundige 179, 216 ervaringsgerichte therapie 67, 78, 81, 84, 85 e-therapie 182 ethiek 218, 219 etikettering 197 evidence-based medicine 168 evidence-based practice 9, 168, 180 existentiële analyse 70 existentiële frustratie 70 exorcisme 7, 8 experience-based practice 179 experiëntiële therapie zie ervaringsgerichte therapie experimentele psychologie 87, 88 exposure 21, 99-102, 107, 110, 130, 131, 181 – in vitro/imaginair 41, 100, 110 – in vivo 100, 130 – met responspreventie 102, 106 expressed emotion 141 extinctie zie uitdoving eye movement desensitization and reprocessing zie EMDR Eysenck, H. 88
echtheid 66, 77-79, 82, 195, 202 eclecticisme 14, 124, 144, 161, 163, 183, 185, 186, 188, 189, 212 e-consult 181 Eeden, F. van 7, 8, 40 eetstoornissen 17, 102, 115, 143 eetverslaving 189 efficacy 173 effecten, nadelig 16 effectiveness 173 effectiviteit 9, 17, 18, 28, 60, 61, 88, 104, 132-134, 136, 161-163, 167-182, 186, 188, 189 zie ook werkzaamheid effectonderzoek 60, 61, 81, 82, 106, 107, 168-172 efficiency 173 efficiëntie 17, 104, 185, 187 Ego 44-49, 51, 57 – positie zie ik-toestand – psychologen 43, 47, 52, 55, 59 elektroconvulsietherapie 17 elektrotherapie 8, 39 ELIZA 181 Ellis, A. 114, 116, 127
faalangst 127, 155 fallische fase 48, 50 familietherapie 73, 142 farmaceutische industrie 176, 187 farmacotherapie 99, 106, 173 – en psychotherapie 5, 187-190 fase van differentiëring en individuatie 49 feedback 146, 158, 159 – positief 147 – negatief 147 feminisme 139, 195 filosofie 6, 13 filteren 120 fixatie 50, 51, 60 Fliess, W. 194 flooding 101, 102 fluoxetine 180 fobie 88, 91, 93, 101, 102, 107, 130, 177, 181, 198 focusing 20, 22, 78, 85 Frankl, V.E. 69 Freud, A. 47 Freud, S. 7, 9, 39-63, 75, 83, 194, 212 functieanalyse 97
254 functionele relatie 5 fysiotherapie 131 fytotherapie 170 gedachten lezen 120 gedragsexperiment 116, 130 gedragsproblemen 152 gedragsregulatie 21 gedragsstoornissen 177 gedragstherapie 2, 19, 21, 25, 42, 43, 59, 67, 87-111, 167, 178, 186 – gerichtheid 109 – en cliëntgerichte therapie 81, 82, 85, 89, 95, 96, 104, 108, 110, 111 – en cognitieve therapie 89, 93, 115-117, 124, 131, 132, 136, 190 – en kalmeringsmiddel 107, 108 – en psychodynamische therapie 88, 95, 104, 110 – en veranderingsprocessen 20, 25 – kernpunten 111 – kritiek 105-111 – profiel 25 – technieken 97-102, 145 gedragsveranderende gezinstherapie 145, 163 Geel 139 geestelijke gezondheidskunde 214 geestelijke gezondheidszorg 12-15 geheime agenda 4, 206, 207 geheugenproces 114, 188 geïdentificeerde patiënt 142, 153 gemeenschappelijke factoren zie non-specifieke factoren Gendlin, E. 67, 70, 78 geneeskunde 161, 193, 214 generalisatie 91, 95, 98 genetica 105 genitale fase 49 genogram 153 gesprekstherapie 5 Gestalt 21, 75 – psychologie 75 – therapie 74-76, 119, 123, 143 getuige 219, 220 gevaren van psychotherapie 193-209 gewaarzijn 75 geweld 147, 159, 180, 195 gewenning 101, 102 gewoonte-omkering 98, 99 gewoontevervanging 99 gezinsdiagnose 16 gezinsdiagnostiek 153 gezinstherapie 139-164 – kernpunten 164 – risico’s 162 gezondheidspsycholoog 218 gezondheidszorgpsycholoog 9 goed-gevoeltherapie 128, 129 Goethe, J.W. 11 Gordon, T. 145
REGISTER
Gordon-training 145 Grinder, J. 118 groei 65-66, 69, 71, 73, 75, 77, 79, 84, 88, 95, 129, 170, 215 groepsdynamica 143 groepstherapie 6, 76, 143 – inzichtgevend 143 – structurerend 143 grondhouding 74, 84 haar uittrekken 99 habituatie zie gewenning habit reversal zie gewoonte-omkering habit substitution zie gewoontevervanging Halcion 180 Haley, J. 142 haptonomie 170 hechting 43, 135 herkaderen 119 hermeneutische visie 4 hertesting 175 Hippocrates 193 historie 7-12 hoger Zelf 69 holisme 170 homeostase 146, 151 hoogtevrees 11, 181 huiswerk 95, 98, 103, 125, 153, 185, 186 hulpvraag 34, 35 hulpvragers 4 humanisme 65 humanistische psychologie 65, 66, 199 – uitgangspunten 66 humanistische psychotherapie 56, 66-86, 202 hydrotherapie 8, 39 hypnose 6, 7, 8, 20, 39, 42, 45, 52, 194 hypnotherapie 6, 40, 41, 170, 185 hypochondrie 102, 177 hysterie 39 hysterische therapierelatie 204 iatrogeen conditioneren 195 iatrogene aandoeningen 193, 196 iatrogenie 193 Id 44-47, 51, 57 ik-ontwikkeling 49 ik-toestand 56, 57 illusief spel 50 IMP 9 impulscontrole 197 – stoornis 99 incest 195, 204, 205 incongruentie 70, 71, 73, 79, 80, 84, 85 indicatie 17 – fout 198, 207 indicatiestelling 28, 29, 33 – als overleg 29 individuatie 49
255
REGISTER
informatieplicht 219 informatieverwerking 89, 114, 117-122 informed consent 35, 36, 157, 162, 176, 219 innerlijk ervaren 70, 71 innerlijke criticus 83 instrumentele conditionering zie operante conditionering intake 33, 34, 175, 198 integratie 69, 183 integratieve therapie 2 integriteit 219 interactie 150 interactiepatroon 16, 150 Interapy 181, 182 intergenerationele benadering 142, 144, 151, 155, 156 intermittente bekrachtiging 93 internet 181, 182 interpersoonlijke conflicten 135, 136 interpersoonlijke problemen 135, 136, 189 interpersoonlijke tekorten 135 interpersoonlijke technieken 123 interpersoonlijke therapie 135, 136, 172, 190 interpretatie zie duiding interpunctie 150, 162 interview 96, 106, 163, 175 intervisie 33, 54, 205 introspectie 113 introversie 198 intuïtie 78, 210 inzagerecht 26, 219 inzicht 21, 22, 52, 54, 55, 60, 95, 210 inzichtgevende therapie 54, 154 irrationele gedachten 115, 126, 127, 129
kortdurende therapie 61, 167, 186 kosten en baten 128, 129, 173, 187 kosteneffectiviteit 173 kunst en wetenschap 194-195 kwaliteitsbewaking 171, 209-221, 219
Jellinekkliniek 182 Johnson, V. 155 joining 162 Jung, C.G. 42, 59, 69
laboratoriummodel 17 langdurige therapie, doeltreffendheid 61 latentieperiode 49 leeftijdsregressie 42 leeranalyse 56, 215 leertheorie 88, 119 leertherapeut 215 leertherapie 196, 201, 213, 215, 216 leerwet 91 lege stoel, techniek van 76, 83 levensdrift 46 levensproblemen 13, 187 levensscript 57 Liberman-modules 156 Liberman, R.P. 156 libido 46, 48, 49 lichaamsgerichte therapie 81 Lidwina van Schiedam 11 lineair model 146, 147, 162 Linehan, M. 183 lithium 188 logotherapie 69, 70 los-zandgezin 142, 148, 149, 153, 155 loyaliteit 142, 151, 156 – gespleten 151, 156 – horizontaal 151 – onzichtbaar 151, 156 – primair 151 – verticaal 151 luisteren 22, 128 lustprincipe 46
kalmeringsmiddel 100, 189 – en gedragstherapie 107, 108 – en rouw 188 kansberekening 128 karaktertypen 52 Kernberg, O. 43 kerngedachten zie cognitieve schema’s klachtenlijst 175 klachtgerichte benadering 19, 20 klachtrecht 214 klagers 3 klanktherapie 170 ‘kleine Albert’ 87, 91, 195 Klein, M. 43, 50 Klerman, G. 135 kleurtherapie 170 klinische ervaring 161 klinisch psycholoog 217, 218 kluwengezin 142, 148, 149, 153, 155 KOPP-project 157
maatschappelijk werkende 24, 144, 177, 219 macht 198-201 – bronnen 200 magisch-religieuze verklaring 7-9 magnetisme 8, 110, 194 Mahler, M. 43 mailinglijst 182 Malan, D. 43, 44 managed care 9, 17 manipulatie 199 manisch-depressieve stoornis zie bipolaire stoornis Maslow, A. 65 massage 170 Masters, W. 155 matching 17, 34 mediatietherapie 145 mediatoren 172 medicalisering 9, 18, 187, 189 medicijnen 157, 174, 187-189, 212 medisch model 3, 9, 13-15, 17, 30, 140, 187
256 medisch-wetenschappelijke verklaring 7-9 meegaand/sturend 22, 23, 82, 85, 108, 159 meervoudige persoonlijkheden 39 meestertherapeuten 212, 214 Meichenbaum, D. 115 mensbeeld 56, 119, 170 – van de cliëntgerichte benadering 65-69, 79 – van de cognitieve benadering 113, 114, 117-119, 132 – van de gedragstherapeutische benadering 87-89 – van de psychodynamische benadering 42, 43, 58, 59, 65 Mesmer, F.A. 8, 110 Mesmerisme 8, 194 metacommunicatie 156 metamodel 119 methode 6, 19-27 – van Jacobson 100, 101 – van Öst 100, 101 – van Schultz 100, 101 Milanese gezinstherapie 151, 152 mindfulness-based cognitive therapy 129 mindfulness training 129 Minuchin, S. 142, 147 misbruik 147 – fysiek 195, 198 – seksueel 196, 198 – van alcohol 27, 197 – van genotmiddelen 197 – van medicatie 27 – van psychotherapie 201-207 mislukking 173 misvatting over seksualiteit 154, 155 modeling 93 model-leren 93, 97, 98, 119, 158 moderatoren 172 Moreno, J.L. 76 motieven van opleidelingen 210-212 motivatie 30-33, 40, 87, 157 – strategieën 31 motivering 31, 186 Mowrer, O.H. 93, 94 multidimensionaal zie biopsychosociaal model multimodaal zie biopsychosociaal model mythe – van exclusiviteit 178 – van de medische immuniteit 207 – van de psychopathologische infectie 207 – van het psychosomatische gezin 149 – van specificiteit 178 – van uniformiteit 178 nabijheid (tussen cliënt en therapeut) 202 nadelige effecten 196-198 narcistische defensies 178 narratieve therapie 72, 144 Nederlands Huisartsen Genootschap 177 Nederlands Psychoanalytisch Genootschap (NPG) 214 Nederlandse Vereniging voor Groepsdynamica en Groepspsychotherapie (NVGP) 214
REGISTER
Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse (NVPA) 214 Nederlandse Vereniging voor Psychoanalytische Psychotherapie (NVPP) 214 Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (NVVP) 213 Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP) 3, 9, 167, 214, 220 Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie (NVRG) 214 neerwaartse-pijltechniek 128 negeren 99 Neisser, U. 114 neo-behaviorisme 88, 115 nerveuze aandoeningen 39 neurolinguïstische programmering 118, 119, 170 neutraliteitsprincipe 53, 55 nieuwsgroepen 182 NLP zie neurolinguïstische programmering noceboreactie 176 non-directief 22, 82, 108 non-directieve therapie 22, 66 non-specifieke factoren 176, 177, 185 non-suïcidecontract 27 Oase 3 objectrelatietheorieën 43, 49, 55 obsessie 198 obsessieve-compulsieve stoornis zie dwangstoornis oedipale fase 49 Oedipuscomplex 48, 49, 58 onbewuste 41, 43, 44, 45, 47, 56, 58, 62, 80, 124, 132, 133 – collectief 69 onderwaardering 120 on line therapie zie digitale therapie onmacht 198-201 ontkenning 48 ontsnappingsleren 92 ontspanningsoefeningen zie relaxatietraining ontwikkeling 135 – en objectrelatietheorie 49 – psychoseksueel 48-51, 65 – vroegkinderlijk 43, 48-51, 65 onvoorwaardelijke positieve aanvaarding 66, 70, 71, 77-79, 82, 195, 206 opleiding 56, 62, 79, 80, 171, 214 – eisen 213 – motieven 210-212 oplossingsgerichte therapie 73, 144 opmerkzaamheidstraining 129 opwindingsstoornis 154 orale fase 48 orgasmestoornis 154 oudertraining 145 overdracht 32, 33, 43, 55, 56, 60, 124, 139, 194, 200, 206, 212 – negatief 54 – positief 54 – vormen van 53, 54 overdrachtsneurose 194
REGISTER
overgeneralisatie 120 overlegmodel 33 overschatting 120 Palo-Altogroep 142, 147 paniekstoornis 107, 177, 181 paradoxale boodschap 140, 141, 150, 152, 158 paradoxale interventie 11, 158 paranoïde therapierelatie 204 patiënt en cliënt 3, 74 Pavlov, I. 87, 90, 106 pedagogiek 214 penisnijd 49, 50 Perls, F. 66, 75 personalisatie 120 persoonlijkheid van therapeut 201, 202, 210-212 persoonlijkheidsproblemen 44, 115, 136 persoonlijkheidsstoornissen 16, 61, 123, 124, 143 persoonlijk waarderingsproces 69 persoonsgerichte benadering 19, 20 persoonsgerichte therapie 66 Pesso, A. 81 Pesso-therapie 81, 143, 170 Pfaundler 94 pijn 40, 130, 131 – bij het vrijen 154 – vrees voor 130 placebo 175-177 – controlled 169, 175, 176 – effect 110, 171, 176, 179, 188 plaswekker 94 plichten 26, 219 polytherapie 188 positief heretiketteren 152, 158 positieve aanvaarding zie onvoorwaardelijk positieve aanvaarding posthypnotische suggestie 40 postmodernisme 72, 144 posttraumatische stress-stoornis 41, 45, 181, 182, 198, 209 – en EMDR 109, 110 predictieve factoren 172 primal scream 21 privé-leven 26 probleemkind 162 probleemontleding 14, 15, 107 probleemoplossend gedrag 98, 99 probleemoplossing 14, 15 probleemverkenning 14, 15 procesonderzoek 82, 180, 181 procestherapie 69 Prochaska, J. 184 professionalisme 220 progressieve relaxatie 100, 101 projectie 48 protocol 10, 23, 62, 95, 132, 134, 159, 167, 169, 171, 178, 180, 181, 186 – voor en tegen 179 Prozac zie fluoxetine
257 psybertherapie zie digitale therapie psychiater 9, 13-15, 56, 62, 67, 74, 88, 187, 217, 218, 219 – beeldvorming 13 psychiatrisch ziekenhuis 8, 213, 221 psychiatrisering 208 psychische anatomie 7 psychische besmetting 209 psychoanalyse 2, 7, 13, 41, 43, 44, 49, 56, 58, 62, 69, 194, 195, 206, 210, 211 psychoanalytische beweging 41 psychodrama 6, 17, 22, 76, 123, 143 psychodynamische therapie 6, 9, 12, 14, 19, 25, 32, 3963, 68, 73, 81, 124, 135, 154, 167, 168, 201, 212 – en beeldvorming 13 – en cliëntgerichte therapie 73, 80, 81 – en cognitieve therapie 43, 55, 114, 124, 131-133, 136 – en gedragstherapie 43, 88, 89, 95, 110 – en systeemtherapie 139, 140, 142, 145, 163 – en veranderingsprocessen 20, 25 – kernpunten 58 – kritiek 59-62, 65, 75 – profiel 25 psycho-educatie 156, 157 psychofarmaca 9, 13, 14, 15, 187-189 – bijwerkingen 176 psychologie 13, 87, 214 psychologisering 189 psycholoog 9, 14, 56, 88, 187, 217, 219 psychomotorische therapie 6 psychopaat 200 psychose 14, 17, 84, 115, 187, 198 psychoseksuele klachten 198 psychosomatisch gezin 149 psychosomatische klachten 198 psychosynthese 69 psychotherapeut – almachtswensen 211, 212 – beroep 9, 10, 217 – en seksueel misbruik 204-206 – in België 212, 213 – opleiding 213 – persoonlijkheid en visie 201, 202, 210-212, 214 psychotherapeutisch Munchausensyndroom 206 psychotherapie – als cultuurgoed 10-12, 203 – definitie 2-6 – en counseling 67 – en farmacotherapie 5, 187-190 – en toneel 6 – en vriendschap 5, 24, 78, 202, 203 – gevaren 193-209 – kenmerken 19-27 – populariteit 12 – toekomst 10 – voorgeschiedenis 7-9 psychotische depressie 177 Puységur, Markies de 194
258 rampdenken zie catastrofaal denken randomized controlled trial 169, 174, 175 Ratelband, E. 119 rationalisatie 48, 196 rationaliseren 206 rationalisme 13, 14, 167 rationeel-emotieve therapie 115, 125-127 RCT zie randomized controlled trial realiteitsprincipe 46 REBT zie rationeel-emotieve therapie recht op informatie 26 recidiveren zie terugval reddersfantasie 204 reductionisme 140, 161 referentiekaders – verschillen in 29, 30 reflecteren 78 regressie 48, 51 reïncarnatietherapie 170 reinforcement zie bekrachtiging relatieproblemen 16, 97, 98, 126, 143, 177 relatie- en gezinstherapie 2, 6, 72, 139-164, 188 zie ook systeemtherapie – geheime agenda 207 – kernpunten 164 relaxatietraining 2, 20, 41, 98, 100, 101, 189 Renterghem, A.W. van 7-9, 40 responspreventie 102 RET zie rationeel-emotieve therapie RIAGG 9, 213, 221 richtlijn 62, 159, 169, 171, 177, 178, 180, 181 – en depressie 167, 177 – van het Nederlands Huisartsen Genootschap 177 – voor en tegen 179 rogeriaanse therapie zie cliëntgerichte therapie Rogers, C. 22, 65-86, 195, 201, 202, 206 rollenspel 6, 76, 81, 97, 98, 129, 145 rolverandering 135 romantisme 13, 14, 167 roulerende rekening 156 rouw 135, 178, 181, 182, 188 Rümke, H.C. 2, 172, 173, 202 ruzie 159 Ryff, C.D. 128, 129 Ryle, A. 133 samenstellende factoren 5 sanatoriummodel 17 scheiding 84, 135, 153 – op proef 154 schemagerichte therapie 123, 124 schema zie cognitief schema schijnhulpvraag zie geheime agenda schijnmotieven 4, 154, 207 schizofrenie 40, 83, 98, 195 – en communicatie 140-142, 161 – en psycho-educatie 156, 157 scholenstrijd 195
REGISTER
schuldgevoel 198 screeningstest 181 seks 48, 49, 59, 153, 195 seksespecifieke problemen 143 sekstherapeut 154 sekstherapie 154, 155, 205 seksueel contact tussen patiënt en therapeut 196, 204-206, 218 seksueel misbruik 60, 154, 204-206, 219 seksuele drift 41, 46 seksuele identiteit 154 seksuele problemen 107, 126, 154, 155 seksuele revolutie 139 seksuoloog 154 sekten 11 selectieve – aandacht 89, 117, 118, 121, 130, 135 – geheugenprocessen 89, 117, 118, 120, 121 – interpretatie 117, 118, 120, 121 Selvini Palazzoli, M. 151, 152 sensitivitygroepen 195 sensopathisch spel 50 separatie-individuatie 43 Shapiro, F. 109 Shazer, S. de 73 Sifneos, P. 44 Skinner, B.F. 88, 90-92 slaapmiddel 39, 180, 189 slaapproblemen 188 smetvrees 102 sociaal constructivisme 72, 73 sociaal-culturele achtergronden 7-12 sociale fobie 98, 117 sociale labeling 197 sociale psychiatrie 12, 14, 144 sociale-vaardigheidstraining 93, 97, 98, 143 sociale wenselijkheid 175 Socratische dialoog 127 somatiseren 189 somatoforme stoornis 40, 102 spel 50 speltherapie 50 spiritisme 39 spiritualiteit 69, 170 spirituele therapie 170 standaard 178 steunende therapie 22, 23 strategie 6 strategische stroming 142 stress 98, 100, 209, 211, 216 structurele benadering 142, 145, 147-149, 155, 156 structureren 22, 23, 159 – in cliëntgerichte therapie 85 sturend/meegaand 22, 23, 82, 85, 108, 159 suggestie 8, 40, 42, 176, 194 suïcide 11, 27, 177, 178, 180, 198 suikerziekte 149 Sullivan, H.S. 135
259
REGISTER
Superego 32, 44-47, 49, 51, 57 supervisie 33, 79, 205, 213-216 symbiotische fase 49 Symptom Checklist 175 symptoombestrijding 95 symptoomdrager 153 symptoomsubstitutie of symptoomverschuiving 107, 174, 195, 197 symptoom voorschrijven 158 syndroom van 1001 nacht 42 synergie 188 synthese 69, 183 systeem 140, 145-149, 162, 163 – informatieverwerkend 140 systeembenadering 141-144, 161, 163 systeemtheorie 140-142, 145, 160 – en psychodynamische therapie 139, 140, 142, 163 – uitgangspunten 146 systeemtherapie 6, 12, 17, 139-164, 167, 185 systematische desensitisatie 101 systemische therapie 163
– paranoïde 204 – hysterisch 204 therapieresistent 106, 173, 174 therapietrouw 28, 30-33, 157, 171, 174, 188 therapieverslaving 197, 203 Thorndike, E. 91 time-out 159 toegepaste relaxatie 100, 101 toeschouwersgedrag 155 toestand-afhankelijk leren 108 toestemmingsvereiste 26 token economy 99 transactie 150 transactionele analyse 56, 57, 123 trauma 17, 40, 42, 73, 81, 109, 110, 143, 205 – en ontdekte herinneringen 41, 42 traumatisering, secundair 209 trichotillomanie 99 Trimbos-instituut 217 tuchtrecht 171, 214, 218 tweefactorentheorie 93
taakstraf 160 tardieve dyskinesie 13 Teasdale, J. 129 technieken, psychotherapeutische 6 tegenoverdracht 32, 33, 53-55, 56, 60, 200, 201 telefonische hulpdienst (THD) 216 Tele-Onthaal 216 terugval 104, 128, 129, 173 test 72, 96, 125, 175 testeffect 175 therapeut zie psychotherapeut therapeutisch doel 19, 20, 34 therapeutische activiteiten, niveaus 6 therapeutische context 5, 19, 24, 25 therapeutische gemeenschap 13, 17 therapeutische procedure 5, 6 therapeutische relatie 5, 13, 18, 21, 24, 25, 31, 32, 80, 174, 199, 200, 204, 212, 214 – en cliëntgerichte therapie 66, 78, 85 – en cognitieve therapie 124, 132 – en gedragstherapie 110, 111 – en psychodynamische therapie 53-56, 60 – en relatie- en gezinstherapie 159 therapeutische stijl 20, 22-25 therapeutische voorwaarden 66, 68, 76, 79, 82, 83, 85, 195, 202 therapeutische werkrelatie 24, 25, 95, 96, 214 therapeutische werkwijze 19, 20, 21, 24 therapeutisering 208 therapiecontract zie behandelovereenkomst therapiekeuze 28-35, 182-190 – bij boulima nervosa 189 therapiemislukkingen 173 therapieontrouw 30-33 therapierelatie – angstneurotisch 204
uitdagen 127, 128 uitdoving 90, 92, 102 VCgP 214 veralgemeende angststoornis 104, 177 veranderingscirkel 184, 185 veranderingsproces 20, 21, 25, 29, 184, 185 verdringing 41, 48, 60, 80, 81 Vereniging voor Cliëntgerichte Psychotherapie (VCgP) 214 Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve Therapie (VGCT) 117 Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie (VKJP) 214 verenigingen 181, 205 vergoeding 26 verklaring 5, 22, 34 verkrachting 195, 205 vermijdingsleren 92, 93, 97 verminderd seksueel verlangen 154 verschuiving 48 verslaving 84, 102, 115, 184, 200 – aan therapie 197, 203 verslechtering door therapie 196, 197 versprekingen 52 verstandelijke handicap 50, 99, 108 vertegenwoordiging 26 vertrouwensarts 219 VGCT 117 videoconferencing 182 visualiseren 83 VKJP 214 vliegangst 136 voetzonereflexmassage 170 voice dialogue 170 Voltaire 10 voorbewuste 44
260 voorgeschiedenis 7-9 voorkeur voor behandeling 174, 175 voorlichting 141, 155, 157, 189 voorschriftmodel 33, 34 voorstellingstechniek 123 voorwaardelijke acceptatie 71 vraaggestuurde zorg 34, 167 vragenlijst 72, 96, 125, 153, 163, 175 vriendschap en psychotherapie 5, 24, 78, 202, 203 vrije associatie 41, 43, 52, 55, 194 wachtlijst 34, 41, 176 – groep 169 wasdwang 102 Watson, J.B. 87, 91, 93, 105 Watzlawick, P. 73, 142 webtherapie zie digitale therapie weerstand 30, 31, 48, 52, 60, 62, 124, 178 – vormen van 32, 33 Weissman, M. 135 werkgerelateerde problematiek 143 werkrelatie 24, 62, 171, 214 werkwijze 6 werkzaamheid zie ook effectiviteit – van cliëntgerichte therapie 81, 82 – van cognitieve therapie 133, 134 – van gedragstherapie 106, 107 – van psychodynamische therapie 60, 61 – van relatie- en gezinstherapie 161, 162 werkzame factoren 177 wet BIG 213, 218, 219 wetenschap en kunst 194, 195 Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) 26, 219 wet van het effect 91 Winnicott, D. 43
REGISTER
Wisconsin-studie 195 Wolpe, J. 88 wolvenman 194 YAVIS-cliënt 83 yoga 170 Young, J. 123, 124
zelf 70, 71 zelfactualisatie zie zelfverwerkelijking zelfanalyse 59, 194 zelfbeeld 70, 189, 198 zelfbekrachtiging 115 zelfbescherming 204 zelfbeschikkingsrecht 219 zelfbewustzijn 69 zelfcontrole 98 – technieken 98, 189 zelfdoding zie suïcide zelfhulp 12, 143, 216, 217 – boeken 216 – groepen 12, 216 – via de computer 181 zelfhypnose 183, 189 zelfinzicht 82 zelfobservatie 98 zelfontplooiing 44, 71 zelfoverschatting 204 zelfreflectie 65, 69, 106 zelfspraak 84, 115 zelfverwerkelijking 66, 68-69, 71-74, 79, 104 zenuwarts 14, 39 zingevingstherapie 69, 70 zorg-op-maat 34, 167 zwart-witdenken 120