Document D-5 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Standaard Platform - Afkortingen en begrippen Versie 1.0
Datum Status
15 juli 2014 Definitief
Definitief | Standaard Platform - Afkortingen en begrippen | Versie 1.0
Colofon
Versie
1.0
Contactpersoon
Paul Leunissen M 06 - 5250 6691
[email protected] Ministerie van Infrastructuur en Milieu Hoofddirectie Financiën, Management en Bedrijfsvoering Directie Concern Informatievoorziening Afdeling Architectuur en Informatie Management Team Architectuur Koningskade 4 Postbus 20906 2500 EX Den Haag
Auteurs
Stephen Oostenbrink
Pagina 3 van 13
Definitief | Standaard Platform - Afkortingen en begrippen | Versie 1.0
Inhoud
1
Inleiding ........................................................................................................... 7
1.1
Identificatie .................................................................................................................. 7
1.2
Leeswijzer .................................................................................................................... 7
1.3
Doel van dit document .................................................................................................... 7
2
Afkortingen ....................................................................................................... 8
3
Begrippen ....................................................................................................... 10
Pagina 5 van 13
Definitief | Standaard Platform - Afkortingen en begrippen | Versie 1.0
1
Inleiding
1.1
Identificatie Dit document beschrijft de afkortingen en begrippen die gehanteerd worden in de documentatie van het Standaard Platform van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM).
1.2
Leeswijzer Dit document dient samen gelezen te worden met de andere document van het Standaard Platform.
1.3
Doel van dit document In dit document worden de afkortingen en begrippen beschreven die in de verschillende documenten van het Standaard Platform worden gehanteerd.
Pagina 7 van 13
Definitief | Standaard Platform - Afkortingen en begrippen | Versie 1.0
2
Afkortingen
In dit hoofdstuk worden de verschillende afkortingen beschreven die in de Standaard Platform documentatie wordt gehanteerd. Afkorting
Toelichting
AB
Applicatiebeheer
ACC
Acceptatie
APIM
WSO2 API Manager
AS
JBoss Application Server
BAM
WSO2 Business Activity Monitor
BPEL
Zie WS-BPEL
CA
Centraal Aansluitpunt
DC
JBoss Domain Controller
DDL
Data Definition Language
DML
Data Modification Language
DMZ
Demilitarized zone
DWR
Digitale Werkomgeving Rijksdienst
ESB
WSO2 Enterprise Service Bus
FB
Functioneel Beheer
FTP
File Transfer Protocol
GR
WSO2 Governance Registry
GW
API Manager GW
HA
High Available
HC
JBoss Host Controller
HDFS
Hadoop Distributed File System
INT
Integratie Omgeving
KB
Ketenbeheer
LCM
Life Cycle Management
NORA
Nederlandse Overheid Referentie Architectuur
ONT
Ontwikkel Omgeving
OVF
Open Virtualization Format
PRD
Productie Omgeving
PRE
Preproductie Omgeving
SFTP
Secure File Transfer Protocol
SGA
Service Gerichte Architectuur
SIG
Software Improvement Group
SMTP
Simple Mail Transfer Protocol
SPR
Schaduw Productie Omgeving, ook wel aangeduid als SAO
Pagina 8 van 13
Definitief | Standaard Platform - Afkortingen en begrippen | Versie 1.0
SSH
Secure Shell
SVN
Subversion
TAO
Technisch Acceptatie Omgeving
TB
Technisch Beheer
TST
Test Omgeving
VIR-BI
Voorschrift Informatiebeveiliging – Bijzondere Informatie
VM
Virtual Machine
WS-BPEL
Web Service Business Process Execution Language
Pagina 9 van 13
Definitief | Standaard Platform - Afkortingen en begrippen | Versie 1.0
3
Begrippen
In dit hoofdstuk worden de begrippen beschreven die in de verschillende documenten van het Standaard Platform worden gehanteerd. Aangezien deze document voor diverse doelgroepen bedoeld zijn en het in algemene zin belangrijk is dat een document op een eenduidige manier geïnterpreteerd wordt, volgen hierna diverse begrippen die van belang zijn bij het lezen van deze documenten. Begrip
Toelichting
Berichtdefinitie
Een berichtdefinitie beschrijft de daadwerkelijke inhoud van de berichten die uitgewisseld worden.
Berichtmodel
Een berichtmodel beschrijft de berichten waarmee gegevens van het informatiemodel worden uitgewisseld.
Applicatie
Een applicatie is het geheel van software artefacten die samen één functioneel geheel voor de gebruiker representeert. Een applicatie kan bestaan uit de applicatie zelf, webservices, koppelingen en database. Bijvoorbeeld de applicatie “Olo” of “ERRU”.
Applicatie artefact
Een applicatie wordt aangeleverd als deliverable in de vorm van een zipbestand (bijvoorbeeld erru-1.0.0.zip) met alle software artefacten waar deze uit bestaat en metadatabestand. Zie ook metadatabastand.
Centraal Aansluitpunt
Met het Centraal Aansluitpunt wordt het technisch aansluiten op externe systemen, zoals de basisregistraties, centraal geregeld binnen IenM. Deze externe systemen worden hiermee in één keer IenM breed ontsloten. Het is de toegangspoort tot de e-overheid infrastructuur en maakt laagdrempelig informatie-uitwisseling met allerlei systemen buiten IenM mogelijk. Kennis en expertise over het aansluiten op externe systemen, basisregistraties, Digikoppeling, Diginetwerk, StUF, informatie- en berichtmodellen, berichtdefinities, etc. worden gecentraliseerd. Het Centraal Aansluitpunt schermt interne systemen af van de complexiteit van het koppelen met externe systemen. Interne systemen koppelen met het Centraal Aansluitpunt met behulp van een vereenvoudigd intern koppelvlak. Het Centraal Aansluitpunt vertaalt de berichten tussen het intern en extern koppelvlak. Hierdoor wordt de afhankelijkheid van veranderingen in het externe koppelvlak beperkt tot het Centraal Aansluitpunt. De inspanning om individuele systemen te koppelen is hierdoor lager.
Cloud aware
Applicaties die cloud aware zijn moeten in staat zijn om in een radicaal andere omgeving te werken. Kenmerken van een cloud aware applicatie zijn: een gedistribueerde topologie, stateless, geschikt voor een redundante en geclusterde omgeving, gaan uit falen van componenten en zijn zelfhelend, taken worden parallel afgehandeld (geen grote lang lopende taken, maar kleine taken die parallel uitgevoerd kunnen worden), geen resource hogging (gaat netjes om met geheugen en CPU gebruik), geautomatiseerde uitrol, past zich aan de context aan (omgeving onafhankelijk), schaalbaar (asynchrone communicatie en event driven) en idempotent.
Compensatiemechanisme
Bij samengestelde services is aanvullende ondersteuning voor transacties noodzakelijk. Een compensatiemechanisme is nodig om koppeling tussen services te voorkomen. Dit houdt in dat een service een uitgevoerde wijziging zelfstandig moet kunnen terugdraaien of dat er een mogelijkheid is om dit handmatig te doen.
Component
Een component bestaat uit logica en data en kent een eigen releasecyclus. Een component wordt ontsloten middels een technologieneutraal en goed gedefinieerd koppelvlak.
Pagina 10 van 13
Definitief | Standaard Platform - Afkortingen en begrippen | Versie 1.0
Connectiviteit
Connectiviteit is op fysiek netwerkniveau koppelen van systemen. Hierdoor kunnen systemen informatie met elkaar uitwisselen. Connectiviteit kan over open publieke netwerken (internet) lopen of via gesloten overheidsnetwerken (Diginetwerk, Suwinet, Gemnet, Rijksconnect).
Dienst
Een dienst is een prestatie als resultaat van een aantal uitgevoerde activiteiten, taken en handelingen, waarbij er wel of geen vergoeding verschuldigd is voor de geleverde prestatie (niet voor de geleverde inspanning). Een dienst wordt geleverd door een dienstverlener (service aanbieder).
Extern koppelvlak
Een extern koppelvlak is een koppelvlak aangeboden door een systeem welke buiten het domein van IenM valt. Extern systeem biedt een eigen koppelvlak aan. Hierbij wordt gebruik gemaakt van overheidsstandaarden om de interoperabiliteit bij de onderlinge informatie-uitwisseling te waarborgen (Digikoppeling, Diginetwerk, StUF). Per koppelvlak wordt een eigen taal gebruikt in de vorm van informatiemodellen, berichtmodellen en berichtdefinities. Het koppelvlak is onderhevig aan veranderingen.
Informatiemodel
Een informatiemodel legt begrippen en definities van objecttypen en hun eigenschappen binnen een bepaald domein vast. Dit vereenvoudigt de uitwisseling van informatie.
Infrastructuur
Fysieke hosting omgeving waar virtuele of fysieke hardware staat van één leverancier. Bijvoorbeeld Prolocation of DICTU. Onderscheid tussen mogelijke datacenterlocaties wordt hierbij alleen gemaakt als de leverancier van de infrastructuur dat relevant acht.
Interactiekanaal
Een interactiekanaal is een front-end met een user interface waarmee een gebruiker interactie heeft met componenten. Voorbeelden van interactiekanalen zijn desktop applicaties, mobiele applicaties of webapplicaties.
Intern koppelvlak
Het intern koppelvlak is een koppelvlak dat enkel binnen het domein van IenM beschikbaar is. Het intern koppelvlak biedt vereenvoudigde informatiemodellen, berichtmodellen en berichtdefinities. Door gebruik te maken van het intern koppelvlak worden interne systemen afgeschermd van de complexiteit van het koppelen met de externe wereld (connectiviteit) en koppelvlak (informatiemodellen, berichtmodellen en berichtdefinities).
Koppeling
De realisatie van de aansluiting van een applicatie op een koppelvlak door middel van een ESB.
Koppelvlak
Binnen ICT wordt de term koppelvlak gebruikt voor het duiden van systeem- en/of organisatie-overschrijdende gegevensuitwisseling. Een koppelvlak is een interface die volgens een bepaalde standaard de uitwisseling van gegevens tussen informatiesystemen verzorgt.
Metadata
Zie metadatabestand.
Metadatabestand
Het metadatabestand identificeert de applicatie en de verschillende software artefacten waar een applicatie artefact uit bestaat. Op basis hiervan kan bepaald worden naar welk Standaard Platform component en in welke infrastructuur een software artefact geautomatiseerd uitgerold wordt.
Niet-destructieve database wijziging
Een wijziging van de database qua structuur dan wel qua inhoud waarbij applicaties die uitgaan van de voorgaande situatie waarin deze wijziging niet is toegepast correct blijven functioneren. Het toevoegen van een kolom is hier een voorbeeld van. Het verwijderen van een kolom of een tabel of wijzigen van een tabeltype zijn voorbeelden van destructieve database wijzigingen.
Omgeving
IenM werkt volgens het OTAP principe waarbij de O en T de verantwoordelijkheid van de leverancier zijn, en de A en P de verantwoordelijkheid van IenM zijn. Een deel van de infrastructuur die Pagina 11 van 13
Definitief | Standaard Platform - Afkortingen en begrippen | Versie 1.0
wordt gebruikt om een of meerdere applicaties op te draaien wordt een omgeving genoemd. Bij het gebruik van een OTAP straat zijn voor elke applicatie bij IenM meerdere omgevingen ingericht (ACC, PRE en PRD) waarop de applicatie draait. Iedere omgeving heeft een ander doel en het geheel heeft als doel een applicatie gecontroleerd in productie te nemen. Orkestreren
Het opeenvolgend uitvoeren van een aantal geautomatiseerde processtappen met een bepaalde volgorde en samenhang. Deze wordt ondersteund door de Web Service Business Process Execution Language (WS-BPEL). WS-BPEL is een methode die interactie tussen verschillende services orkestreert op basis van configuratie en het biedt de mogelijkheid om complexe processen te beschrijven, inclusief foutafhandeling en compensatie handelingen. Handmatige processtappen worden ondersteund door middel van een taken service of WS-BPEL extensie.
Platform
Een combinatie van infrastructuur en middleware waar applicaties op kunnen worden geleverd aan eindgebruikers.
Processturing interactiekanaal
Er zijn twee niveaus van processturing: interactiekanaal en services. Processturing van het interactiekanaal bepaalt o.a. in welke volgorde bepaalde informatie ingevoerd wordt en in welke volgorde schermen doorlopen worden. Processturing van het interactiekanaal is kanaalafhankelijk.
Processturing services
Er zijn twee niveaus van processturing: interactiekanaal en services. Processturing van services bepaalt in welke volgorde business services aangeroepen worden. Processturing van services is kanaalonafhankelijk. Door deze scheiding kan processturing over kanalen heen gegarandeerd worden, waardoor het resultaat hetzelfde is ongeacht het interactiekanaal.
Refactoring
Op een gedisciplineerde en gecontroleerde wijze kleine code wijzigingen doorvoeren met als doel de algehele ontwerp van een systeem te verbeteren waardoor de code eenvoudiger te gebruiken is en beter te beheren. Het is niet het toevoegen van functionaliteit of het herstellen van fouten.
Server
Een server is een virtuele of fysieke computer waarop een of meerdere serverprogramma’s draaien.
Service
Zie dienst.
Software artefact
Een software artefact is een executeerbare deliverable in de vorm van een op een middleware server uitrolbaar bestand. Bijvoorbeeld “errru-viewer-1.0.0.war”. Een applicatie artefact zoals erru-1.0.0.zip bevat een aantal software artefacten zoals erru-viewer-1.0.0.war (front-end) en erru-proxies-1.0.0.car (koppelingen).
Systeem
Zie applicatie.
VIR-BI
Voor de behandeling van vertrouwelijke informatie bij de Rijksoverheid is een aanvullende set van maatregelen van toepassing: Het Voorschrift Informatiebeveiliging – Bijzondere Informatie (VIR-BI). In dit voorschrift wordt voor 4 categorieën van informatie extra eisen gesteld. Het betreft de volgende beveiligingsniveaus: Departementaal Vertrouwelijk Staatsgeheim Confidentieel Staatsgeheim Geheim Staatsgeheim Zeer geheim Het VIR-BI legt per beveiligingsniveau een niveau van beveiliging op aan de “beheerder” van vertrouwelijke informatie.
Webapplicatie
Een webapplicatie is een software artefact waarin interactiefunctionaliteit van een applicatie wordt gerealiseerd. Deze wordt beschikbaar gesteld door middel van een gebruikersinterface in de vorm van een website.
Pagina 12 van 13
Definitief | Standaard Platform - Afkortingen en begrippen | Versie 1.0
Webservice
Een webservice kan omschreven worden als een interface van een applicatiecomponent die toegankelijk is via standaard webprotocollen waarbij wordt gecommuniceerd via XML zonder menselijke tussenkomst (bijvoorbeeld SOAP).
Pagina 13 van 13