VVE-RAPPORT DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE
PEUTERGROEP DE WATERMOLEN BASISSCHOOL DE WATERMOLEN
Locatie(s) Brinnr. Plaats Onderzoeksnummer Documentnummer Datum onderzoek Datum vaststelling rapport
Odin: 126933
: : : : : : : :
peutergroep De Watermolen basisschool De Watermolen 17CT Roosendaal 15307 + 15308 3213619 15 september 2011 22 december 2011
Onderzoeksdatum: 15-9-2011
Pagina 1 van 9
1. INLEIDING Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is bedoeld voor jonge kinderen die onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken. In • • •
• • • •
dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken: De voorwaarden van VVE De ouders De kwaliteit van de educatie − Het VVE-programma, zoals dat wordt aangeboden − Het pedagogisch klimaat − Het educatief handelen De ontwikkeling, zorg en begeleiding De kwaliteitszorg De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool De resultaten van VVE
Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen: 1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden. 2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt. 3. Voldoende 4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren. Opbouw van het rapport Hoofdstuk 2 beschrijft het totaalbeeld van het onderzoek. De beoordeelde onderwerpen (indicatoren) staan in hoofdstuk 3, met eerst de oordelen en daarna een toelichting als dat nodig is. Als er op basis van dit onderzoek afspraken gemaakt zijn, staan die in hoofdstuk 4. Groepsinformatie peutergroepen Aantal peuters in peutergroep De Watermolen: Groepsinformatie kleutergroepen Aantal kleuters in groep 1/2 De Watermolen:
Odin: 126933
13, waarvan 11 doelgroepkinderen.
19, waarvan 15 doelgroepkinderen volgens de gewichtenregeling.
Onderzoeksdatum: 15-9-2011
Pagina 2 van 9
2. HET TOTAALBEELD Peutergroep De Watermolen vormt samen met basisschool De Watermolen een VVE-koppel in de wijk De Kroeven in de gemeente Roosendaal. De peutergroep is sinds 2010 gevestigd in een lokaal van de basisschool. De peutergroep maakt deel uit van Stichting Peuterspeelzalen Roosendaal (SPR). SPR heeft achttien peuterspeelzalen waarvan veertien in de stad Roosendaal. Zij heeft in haar beleid opgenomen alle peuterspeelzalen te koppelen aan een basisschool en ze dan te benoemen als ‘peutergroep’. Voor die zalen waar dat nog niet het geval is, wordt nog gesproken over een peuterspeelzaal (psz). Zodra een peutergroep ook daadwerkelijk gehuisvest is in het gebouw van de basisschool, wordt de naam van de school door de peutergroep overgenomen. Alle peutergroepen en peuterspeelzalen in de stad Roosendaal werken met een integraal VVEprogramma. Het doelgroepenbeleid komt tot uiting in het aantal dagdelen dat een kind de peutergroep of –speelzaal bezoekt. Basisschool De Watermolen ressorteert onder de Stichting Primair Onderwijs Roosendaal (KPO). De populatie van basisschool Watermolen is de laatste jaren sterk veranderd. In korte tijd is het percentage doelgroepkinderen sterk toegenomen. De basisschool kent geen traditie vanuit het onderwijskansenbeleid en is zich pas sinds kort aan het oriënteren op het gemeentelijk VVE-beleid. De uitvoering van specifieke VVE staat dan ook nog in de kinderschoenenOp zowel de peutergroep als de basisschool is het algemene beeld dat op de meeste aspecten sprake is van een overwegend voldoende kwaliteit. Op twee indicatoren na is de kwaliteit van de uitvoering van VVE ‘voldoende’ of ‘goed ontwikkeld’ beoordeeld. De leidsters op peutergroep Watermolen zijn een voorbeeld voor anderen voor wat betreft het stimuleren van actieve betrokkenheid van de kinderen en het verrijken van het spelen. De peutergroep kan daarentegen de interne begeleiding en zorg verbeteren. Omdat de samenwerking tussen de peutergroep en de basisschool nog pril is, kunnen de aspecten kwaliteitszorg en doorgaande lijn nog sterk verbeterd worden. Verder liggen er voor beide instellingen nog (gezamenlijke) kansen als het gaat om het ouderbetrokkenheid. Op gemeentelijk niveau zijn geen prestatieafspraken gemaakt in de zin van minimale opbrengsten van VVE. De inspectie doet hier dan ook geen uitspraak over.
Odin: 126933
Onderzoeksdatum: 15-9-2011
Pagina 3 van 9
3. DE OORDELEN MET EEN TOELICHTING ALS DAT NODIG IS
Naam gemeente
De Watermolen: Roosendaal De Watermolen: Roosendaal
A CONDITIES A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar A0.2 In het rapport zijn de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie getoetst A1 Een integraal VVE-programma A1.1 Naam/namen van programma(s) De Watermolen: Piramide De Watermolen: Schatkist A1.2 Wat is de kwaliteit van het programma? A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") A4 Voldoende VVE-tijd A4.1 De peuters bezoeken de voorschool gedurende voldoende tijd (per week) A4.2 Wat is doorgaans de beginleeftijd De Watermolen: 2 jaar voor VVE? A5 Kwaliteit beroepskrachten A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend geschoold (voor het VVEprogramma) A5.5 Er is een jaarlijks VVE-opleidingsplan
De Watermolen n.v.t. n.v.t.
De Watermolen -
3 3 3
3 -
3
-
3 3 4
2
2
-
In de wet Kinderopvang is geregeld dat de GGD als toezichthouder alle geregistreerde kindcentra jaarlijks inspecteert. In de gemeente Roosendaal heeft dit onderzoek echter voor het laatst in 2009 plaatsgevonden. Omdat er geen recent GGD rapport beschikbaar is, heeft de inspectie de kwaliteit van de basisvoorwaarden in dit VVE-onderzoek beoordeeld (A0.1, A0.2). Op zowel de peutergroep als de basisschool wordt aan nagenoeg alle basisvoorwaarden voldaan. De gemeente heeft als voorwaarde voor VVE-zalen een maximum groepsgrootte gesteld van zestien kinderen. Daaraan voldoet peutergroep De Watermolen. Per dagdeel bestaat de groep uit maximaal zestien kinderen in de leeftijdscategorie van twee tot vier jaar. Doelgroeppeuters worden vanaf de leeftijd van twee jaar geplaatst voor drie dagdelen per week en doelgroeppeuters vanaf drie jaar komen gedurende vier dagdelen per week. Alle leidsters van de peutergroep zijn geprofessionaliseerd in en gecertificeerd voor het VVEprogramma Piramide. SPR beschikt over een opleidingsplan, maar vanwege financiële onduidelijkheid heeft er de afgelopen twee jaar geen VVE-programmascholing plaats gevonden (A5.5). Op de basisschool zijn de kleuterleerkrachten niet geschoold in het werken met Schatkist in relatie tot VVE (A5.4). B OUDERS B1 Gericht ouderbeleid B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd B3 Intake B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen B5 Participatie in VVE-activiteiten in de voor/vroegschool B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind B7 Rekening houden met de thuistaal
Odin: 126933
Onderzoeksdatum: 15-9-2011
De Watermolen 2 3 2 3
De Watermolen 2 3 3 2
2 2 3
2 3 3
Pagina 4 van 9
In het algemeen zijn zowel de peutergroep als de basisschool er met hun inspanningen in geslaagd om de ouders voldoende te betrekken bij en deelgenoot te maken van VVE. De ouders waarmee de inspectie heeft gesproken zijn tevreden over de peutergroep en de basisschool. Als belangrijkste redenen voor plaatsing van hun kind op de voorschool worden genoemd het vergroten van sociale vaardigheden in de omgang met andere kinderen en als het voorbereiden op het basisonderwijs. De toeleiding van de ouders naar een voorschoolse voorziening gebeurt voor een belangrijk deel via de consultatiebureaus. Zowel bij de voor- als de vroegschool ontbreekt een ouderbeleid met daarin een gerichte visie met doelen omschreven. Hiervoor is het wenselijk om eerst een analyse van de ouderpopulatie op te stellen. Op basis van de analyse kunnen de wensen en mogelijkheden van de ouders in beeld gebracht worden en de eigen doelstellingen ten aanzien van de rol van ouders in de voor- en vroegschoolse educatie. Het verdient aanbeveling dat een voor- en vroegschool in dezelfde wijk, die dezelfde ouderpopulatie bedienen, een gedeelde basis leggen voor het ouderbeleid om deze op organisatieniveau verder te concretiseren (B.1). De peutergroep informeert ouders met behulp van een informatieboekje met onderwerpen als ‘Piramide’, ‘Kijken naar kinderen’ en ‘toetsen’. De basisschool heeft een uitgebreide schoolgids waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen onderwerpen zoals visie en zorg aan de ene kant en praktische informatie aan de andere kant. Verder maakt de basisschool gebruik van een presentatie over Dalton, werken in de klas, ‘maatjes’ en dergelijke als hulpmiddel om ouders te informeren na een rondleiding. Als het gaat om het vooraf adequaat informeren van ouders geldt als aandachtspunt voor zowel de peutergroep als de basisschool dat meer expliciet kan worden aangegeven wat het ambitieniveau is en welke doelen worden nagestreefd. Zo kunnen doelstellingen ten aanzien van bijvoorbeeld VVE nadrukkelijker gecommuniceerd worden (B4). Op de peutergroep vindt een intake plaats, maar daarvan worden alleen kindgegevens vastgelegd. Dit formulier biedt alleen onder de kop ‘medische gegevens’ zeer beperkt ruimte voor het vastleggen van ‘overige bijzonderheden’. Er zou dus een intake formulier ontwikkeld moeten worden met daarin relevante onderwerpen zoals samenstelling van het gezin, ontwikkelings-, kinden gedragskenmerken en de wijze van opvoeden en het stimuleren van de ontwikkeling (B3). In het kader van actieve betrokkenheid kunnen ouders op de peutergroep en de basisschool tijdens de spelinloop kennis nemen van de woorden/begrippen, boekjes en liedjes die met het thema te maken hebben. Tijdens de spelinloop op de peutergroep worden materialen op tafels aangeboden, maar er zijn maar weinig ouders die samen met hun kind spelen. In tegenstelling tot de peutergroep ontvangen ouders van kleuters geen informatie- c.q. themabrieven met daarin suggesties voor ontwikkelingsgerichte activiteiten thuis. Ouders worden wel (tweewekelijks) actief door de leerkrachten geïnformeerd over de letter die aangeleerd wordt in de klas. Voor zowel de voor- als de vroegschool geldt dat er op dit moment niet regelmatig ouderactiviteiten georganiseerd worden, waar ouders van peuters en/of kleuters aan mee kunnen doen (B5). Op de peutergroep is verder het informeren van ouders over de ontwikkeling van hun peuter een ontwikkelpunt. Ook uit het gesprek dat de inspectie had met de ouders blijkt dat er niet tenminste drie oudergesprekken gevoerd worden aan de hand van toetsresultaten en observatiegegevens. Ouders gaven aan dat er, met uitzondering van het overdrachtgesprek aan het einde van de peuterperiode, veel informeel contact is. Op de basisschool houden leerkrachten twee maal per jaar zogenoemde minifunctioneringsgesprekken met leerlingen. De basisschool vindt het belangrijk om regelmatig met de leerlingen te praten over hun eigen welbevinden en functioneren. Op de achterkant van een rapport vinden ouders deze minifunctioneringsgesprekken. Twee maal per jaar wordt er een ‘tien-minutengesprek’ met ouders gehouden aan de hand van een rapport (B6). Als het gaat om indicator B7 werkt de basisschool met een checklist ‘thuissituatie en taalontwikkeling’ om risicoleerlingen in beeld te krijgen.
Odin: 126933
Onderzoeksdatum: 15-9-2011
Pagina 5 van 9
C KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma C1.1 Een integraal VVE-programma C1.2 Werken met een doelgerichte planning C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters/leerkrachten is respectvol C2.2 De leidsters/leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen C2.3 De leidsters/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen C2.4 De leidsters/leerkrachten tonen respect voor de autonomie van het kind C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spelen taal-uitlokkend C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar afgestemd C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen C3.4 De leidsters/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken C3.5 De leidsters/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen C3.6 Het gedrag van de leidsters/leerkrachten met de kinderen is responsief C3.7 De leidsters/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen
De Watermolen
De Watermolen
3 3 3
3 3 3
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
-
3
3
3
3
4
3
3
3
3
3
2
3
Peutergroep De Watermolen en basisschool De Watermolen maken structureel en volgens de richtlijnen gebruik van de programma’s Piramide en Schatkist. Een vooraf gemaakte planning met gedifferentieerd aanbod naar leeftijd of ontwikkelingsniveau is nog een ontwikkelpunt voor de voorschool. Op de peutergroep is alleen voor de week van het inspectiebezoek duidelijk hoe ‘tutoring’ wordt gepland en aangeboden. Eerdere planningen laten zien dat het differentiatiemodel dat verwerkt zit in Piramide nog niet structureel benut wordt (1.4). Het pedagogisch klimaat in de peutergroep en de basisschool is voldoende. Zo wordt er respectvol omgegaan met de peuters en kleuters en ook het bieden van grenzen is voldoende waargenomen. De inspectie heeft kunnen aanschouwen dat de leidsters van de peutergroep peuters in de grote kring betrekken bij de dagritmekaarten met vragen als ‘wat is dit voor een kaart?’ Op de peutergroep is het thema ‘lichaam’ duidelijk zichtbaar met bijvoorbeeld de inrichting van een douche. In de grote kring wordt een spiegel gebruikt om peuters te laten praten over hun eigen lichaam. Als het gaat om de inrichting van de peutergroep zou deze meer ‘taaluitlokkend’ kunnen zijn. In hun leeromgeving mogen bij de peuters letters, cijfers en pictogrammen niet ontbreken. Ondanks dat er op de basisschool in mindere mate orde en rust heerst, zijn er ook voor basisschool De Watermolen geen ontwikkelpunten voor wat betreft het pedagogisch klimaat en het educatief handelen. De leerkracht moet een aantal keren vragen om rust, maar het is ook waarneembaar dat leerlingen prima zelfstandig werken aan een taak volgens de Dalton-aanpak. Op de peutergroep zijn de leidsters sterk in het verrijken van het spel. Met spelinterventies (‘Mag ik een kopje thee?’) en het verrijken van bijvoorbeeld een gesprek tussen peuters bij een praatplaat vormt peutergroep De Watermolen een voorbeeld voor anderen. Uit de gesprekken met Odin: 126933
Onderzoeksdatum: 15-9-2011
Pagina 6 van 9
teamleden blijkt dat de basisschool met succes de Kanjermethode inzet als het gaat om het bevorderen van de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen. Op de peutergroep is er voor één kind met A-scores ‘moeilijker’ spelmateriaal beschikbaar . Hiervoor is afstemming geweest tussen een leidster en een leerkracht. Echter bij indicator C3.7 gaat het vooral om een duidelijke koppeling tussen de kindobservaties en de planning van alle kinderen. Het afstemmen van activiteiten op verschillen in ontwikkeling van de individuele kinderen is dus nog een ontwikkelpunt voor de peutergroep (C3.7). D ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg D1.4 Specifieke aandacht bij de begeleiding en zorg voor de taalontwikkeling D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden
De Watermolen
De Watermolen
3 2
3 3
2 2
3 3
3
3
3
3
3
3
Bij de peuters wordt gebruik gemaakt van het leerlingvolgsysteem dat behoort bij Piramide. Dat wil zeggen dat voor alle leerlingen de gedrags-observatielijst wordt ingevuld en dat op de daarvoor geijkte momenten de toetsen uit het Cito-leerlingvolgsysteem worden afgenomen. Ook de basisschool beschikt over een dekkend pakket toetsen en observatie-instrumenten. Op dit moment worden echter de observatiegegevens van peuters onvoldoende benut. De Watermolen (SPR) kent een zorgstructuur, maar het bepalen van zorg en begeleiding aan de hand van observaties en/of toetsen vormt op de locatie een ontwikkelpunt. Leidsters kunnen een pedagogische staffunctionaris consulteren als het gaat om ‘zorgkinderen’. Uit de kinddossiers blijkt dat dit maar één keer is gebeurd. Gezien het geringe aantal peuters heeft de inspectie alle kinddossiers bekeken en zijn ook ‘oude’ dossiers ingezien. De inspectie trof geen handelingsplannen aan, terwijl gegevens hier wel aanleiding toe gaven (D1.1, D1.2 en D1.3). De basisschool heeft een actueel zorgplan waarbij de zorgstructuur helder en duidelijk is beschreven. De stand van zaken met betrekking tot 1-zorgroute en het maken van groepsplannen is accuraat beschreven. De basisschool verwacht rond maart 2012 het werken met groepsplannen te hebben geïmplementeerd. De systematiek van groepsbesprekingen (met klassenbezoeken en toetsbespreking) werkt aantoonbaar. De bredere zorgketen in Roosendaal is naar wens geregeld. Er bestaat een goede samenwerking tussen SPR en de Thuiszorg West-Brabant (TWB). Verder is het oude buurtnetwerk vervangen door een Zorg Advies Team (ZAT) waarbij verschillende organisaties de hulp in of rondom een gezin met elkaar afstemmen. De basisschool is positief over (de inzet van) schoolmaatschappelijk werk. Als het gaat om Bureau Jeugdzorg lag in het verleden het initiatief tot contact vaak bij intern begeleider van de basisschool. Nu loopt dit als het goed is via het ZAT.
Odin: 126933
Onderzoeksdatum: 15-9-2011
Pagina 7 van 9
E KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- C.Q. VROEGSCHOOL E1 Er is VVE-coördinatie in de voor- c.q. vroegschool E2 De voor- c.q. vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig E3 De voor- c.q. vroegschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen E4 De voor- c.q. vroegschool formuleert op basis van evaluaties verbetermaatregelen en voert die aantoonbaar en planmatig uit E5 De voor- c.q. vroegschool borgt de kwaliteit van haar educatie E6 In de kwaliteitszorg van de basisschool wordt ook specifiek naar VVE gekeken
De Watermolen 2 2
De Watermolen 2 2
2
3
2
2
3 -
3 2
Op de voor- en de vroegschool is er nog geen VVE-coördinator aangesteld. De peutergroep en de basisschool hebben geen concrete doelstellingen voor VVE geformuleerd. De samenwerking is nog pril en groeiende (E1). De kwaliteit van VVE wordt niet planmatig en tenminste één keer per jaar geëvalueerd. Met name het educatief handelen, de vaardigheden van de leidsters en de leerkracht en de effecten van de extra begeleiding en zorg dienen regelmatig geëvalueerd en indien nodig opgefrist te worden. Voor de peutergroep is een instrument beschikbaar waarmee de kwaliteit van de educatie beoordeeld wordt. Het hulpmiddel is gemaakt door de medewerker die het kwaliteitsbeleid op stichtingniveau voert. Echter het instrument wordt nog niet systematisch en regelmatig ingezet. Het is de bedoeling dat de medewerker één keer per jaar een halve dag observeert, maar dat ook binnen het teamoverleg (tien maal per jaar) uitvoering gegeven wordt aan de afspraak om VVE kwaliteit structureel te evalueren. Een en ander is binnen SPR zichtbaar in ontwikkeling. Zo is er in april 2011 gekeken naar de inrichting van de peutergroep (E2). De peutergroep gebruikt de toetsresultaten van kinderen nog niet om het niveau van alle peuters te evalueren. Op de basisschool daarentegen vinden toetsbesprekingen plaats. Aan de hand van normeringen worden toetsresultaten geanalyseerd. Onderwerpen als oorzaken en interventies worden vast gelegd (E3). Voor zowel de voor- als de vroegschool geldt dat het aantoonbaar en planmatig uitvoeren van verbetermaatregelen nog een ontwikkelpunt is. Doordat er geen systematisch evaluatie plaatsvindt (indicator E2), is er nog geen sprake van het uitvoeren van structurele verbeteringen. In de dagelijkse praktijk worden wel verbeteringen doorgevoerd, maar dit is vaak naar aanleiding van een concrete situatie. Bij indicator E4 gaat het echter om planmatig en structureel verbeteren (E4). F DOORGAANDE LIJN
De Watermolen
F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de vooren vroegschool is op elkaar afgestemd F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd
De Watermolen 2 3 3 2 2 2 2
Zoals al eerder aangegeven, is de samenwerking tussen de peutergroep en basisschool nog pril. Er is nog geen afstemming van het aanbod (Piramide en Schatkist) met hulp van bijvoorbeeld een gezamenlijke themaplanning. Ook van een meer inhoudelijke afstemming is nog geen sprake. De overdracht van zorgkinderen van de peutergroep naar de basisschool is warm. Tijdens het onderzoek is er enthousiasme merkbaar voor het afstemmen van het aanbod, het pedagogisch klimaat en het educatief handelen (F1, F4, F5, F6 en F7).
Odin: 126933
Onderzoeksdatum: 15-9-2011
Pagina 8 van 9
G OPBRENGSTEN VAN VVE G1 De resultaten worden gemeten conform de afspraken G2 De resultaten zijn van voldoende niveau G3 Verlengde kleuterperiode
De Watermolen -
De Watermolen 3
Hoewel de gemeente regelmatig effectmetingen van Piramide laat uitvoeren zijn er op gemeentelijk niveau nog geen afspraken gemaakt over de gewenste opbrengsten van VVE in de vroegschool.
4. VERVOLGAFSPRAKEN Het bezoek heeft geen aanleiding gegeven voor het maken van vervolgafspraken.
Odin: 126933
Onderzoeksdatum: 15-9-2011
Pagina 9 van 9