VVE-RAPPORT DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL KLEIN STATIONNETJE BASISSCHOOL ERASMUS, LOC. STATIONSSTR.
Locatie(s) Brinnr. Plaats Reg.nr. Onderzoeksnummer Datum onderzoek Datum vaststelling rapport
VVE-rapport 14855 + 14854
:Peuterspeelzaal Klein Stationnetje :Basisschool Erasmus, loc. Stationsstr. :13YD :3131 PS Vlaardingen :H3185679 :14855 + 14854 :14 – 6 - 2011 :3 – 11 - 2011
Onderzoeksdatum: 14-6-2011
Pagina 1 van 10
1. INLEIDING Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is bedoeld voor jonge kinderen die onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken. In
dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken: De voorwaarden van VVE De ouders De kwaliteit van de educatie Het VVE-programma, zoals dat wordt aangeboden Het pedagogisch klimaat Het educatief handelen De ontwikkeling, zorg en begeleiding De kwaliteitszorg De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool De resultaten van VVE
Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen: 1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden. 2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt. 3. Voldoende 4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren. Opbouw van het rapport Hoofdstuk 2 beschrijft het totaalbeeld van het onderzoek. De beoordeelde onderwerpen (indicatoren) staan in hoofdstuk 3, met eerst de oordelen en daarna een toelichting als dat nodig is. Als er op basis van dit onderzoek afspraken gemaakt zijn, staan die in hoofdstuk 4. Groepsinformatie peutergroepen Klein Stationnetje: Groep 1: 12 peuters, waarvan 11 doelgroeppeuters Groep 2: 12 peuters, waarvan 10 doelgroeppeuters De peutergroepen van Klein Stationnetje bevatten in totaal ongeveer 87,5% doelgroepkinderen. Groepsinformatie kleutergroep Vlaardingse Dagschool Erasmus locatie Stationsstraat: Groep 1/2: 31 kleuters, waarvan 11 doelgroepkleuters 1 De kleutergroepen van de Vlaardingse Dagschool Erasmus locatie Stationsstraat bevatten in totaal ongeveer 35% doelgroepkinderen.
1
Een doelgroepkleuter is een kleuter met een leerlinggewicht.
VVE-rapport 14855 + 14854
Onderzoeksdatum: 14-6-2011
Pagina 2 van 10
2. HET TOTAALBEELD De peuterspeelzaal Klein Stationnetje en de Vlaardingse Dagschool Erasmus locatie Stationsstraat heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de stand van zaken van de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie. Zij zijn voor dit bezoek een gelegenheidskoppel. Er is nog een basisschool in het gebouw gehuisvest waar de peuters van Het Klein Stationnetje ook naar uitstromen. Om deze reden is de doorgaande lijn en de structurele afstemming tussen de bezochte locaties nog niet ontwikkeld. De ouderkamer wordt nu apart gebruikt door de twee basisscholen en de ouders van de peuterspeelzaal nemen hieraan nog geen deel. Er zijn echter een behoorlijk aantal doelgroepkinderen op beide bezochte locaties en dit maakt de noodzaak om te werken met een goede VVE-aanpak groot. De leidsters en de leerkrachten hebben een positieve uitstraling naar de kinderen toe en bieden hen een veilig klimaat waarbinnen zij zich kunnen ontwikkelen. De peuterspeelzaal gebruikt het VVE-programma Startblokken. De basisschool gebruikt geen VVE-programma, maar gebruikt het taalprogramma ‘Knoop het in je oren’ voor de kleuters. De ouders hebben een grote belangstelling voor de peuterspeelzaal en de basisschool. Toch vormt het betrekken van de ouders van de basisschool bij de ontwikkelingsstimulering nog een belangrijk aandachtspunt, omdat hier nog veel winst geboekt kan worden. Het team is op zoek naar een manier die goed aansluit bij deze ouderpopulatie, want momenteel vinden er behoorlijke verschuivingen plaats binnen de ouderpopulatie en is de directie en het team op zoek naar een passend aanbod voor de huidige doelgroep. De zorg en begeleiding is op Stichtingsniveau (Stichting Kinderopvang Vlaardingen) op orde, maar op Het klein Stationnetje kan deze nog beter worden ingericht. De basisschool heeft de zorg en begeleiding voor haar leerlingen al wel op orde. De kwaliteitszorg van de voor- en vroegschoolse educatie is op beide locaties nog een ontwikkelpunt. Het opstellen van een VVE-jaarverslag met een VVE-jaarplan zijn belangrijke beleidsinstrumenten om de kwaliteitszorg verder vorm te geven.
VVE-rapport 14855 + 14854
Onderzoeksdatum: 14-6-2011
Pagina 3 van 10
3. DE OORDELEN MET EEN TOELICHTING ALS DAT NODIG IS A CONDITIES
Psz Klein Stationnetje
Bs. Erasmus, loc. Stationsstr. -
A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar 2 A0.2 In het rapport zijn de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie getoetst A1 Een integraal VVE-programma A1.1 Naam/namen van programma(s) Psz Klein Stationnetje: Startblokken Bs Erasmus, loc. Stationsstr.: Geen VVE-programma A1.2 Wat is de kwaliteit van het programma? 3 A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) 3 A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") 3 3 A4 Voldoende VVE-tijd A4.1 De peuters bezoeken de voorschool gedurende voldoende tijd 3 (per week) A4.2 Wat is doorgaans de beginleeftijd Psz Klein Stationnetje: Twee jaar voor VVE? A5 Kwaliteit beroepskrachten A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) 3 3 A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands 3 3 A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend geschoold (voor het vve3 programma) A5.5 Er is een jaarlijks VVE-opleidingsplan 2 -
Een groot aantal indicatoren is in het kader van de OKE-wet uitsluitend van toepassing op de peuterspeelzalen (A0.1, A0.2, A2, A4, A5.5). De peuterspeelzaal is in 2009 voor het laatst door de GGD bezocht, terwijl in de OKE-wet is aangegeven dat dit jaarlijks dient te gebeuren. De directie van de peuterspeelzaal heeft tijdens het gesprek aangegeven dat de GGD voornemens is de locatie voor de zomervakantie 2011 opnieuw te bezoeken. De Stichting SKV beschikt over een opleidingsplan VVE, maar dit is te algemeen en vrijblijvend opgesteld. Hierdoor is er onvoldoende garantie dat alle leidsters met enige regelmaat scholing krijgen om de kwaliteit van de educatie te verhogen en/of te borgen (A5.5). De basisschool werkt niet met een VVE-programma (A1.1). De leerkrachten hebben geen VVE-training gevolgd (A5.4). B OUDERS
Psz Klein Stationnetje
B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7
2 3 3 3 2 3 3
Gericht ouderbeleid Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd Intake Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen Participatie in VVE-activiteiten in de voor/vroegschool Informeren over de ontwikkeling van hun kind Rekening houden met de thuistaal
Bs. Erasmus, loc. Stationsstr. 2 2 3 2 3 3 3
Binnen de voor- en vroegschoolse educatie is de oudercomponent van groot belang. De gemeente heeft via Stichting Aanzet het ouderbeleid bepaald voor de peuters. De peuterspeelzaal draait in haar activiteiten mee met dit beleid. De Stichting Aanzet stelt een
VVE-rapport 14855 + 14854
Onderzoeksdatum: 14-6-2011
Pagina 4 van 10
jaarverslag op waarin onder andere aandacht is voor het ouderbeleid en het bereik. Specifieke locaties kunnen echter sterk wisselen in de samenstelling en de informatie- en/of ondersteuningsbehoeften van de ouders. De inspectie mist deze uitwerking voor de ouders van de specifieke locatie. Ook de basisschool heeft nog geen concreet ouderbeleid beschreven gericht op de doelstelling van VVE (B1). De vragen die in dit verband beantwoord dienen te worden zijn:
Op welke wijze willen wij dat de ouders actief de ontwikkeling van hun kinderen stimuleren? Welke concrete doelen stellen wij op dit gebied? Wat voor ouders hebben wij? Wat zijn hun mogelijkheden en wensen? Welke activiteiten kunnen wij uitvoeren om onze doelen te bereiken?
De ouders van de basisschool geven aan niet geïnformeerd te zijn over een VVE-programma of over een gerichte VVE-aanpak op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Wel informeert de basisschool de ouders over het onderwijs via algemene ouderavonden en klassenvoorlichtingsavonden (B2). De oudercomponent is een belangrijk aspect om de effectiviteit van een VVE-programma te vergroten door alle ouders te activeren om thuis de ontwikkelingsstimulerende activiteiten in het verlengde van het thema voort te zetten. De kleuters krijgen nieuwe woordenschatlijsten behorend bij een thema mee naar huis om te oefenen. Dit kan bijvoorbeeld worden aangevuld met informatie en tips voor activiteiten thuis over het thema, suggesties voor voorleesboekjes of door spelletjes voor thuis mee te geven. Via het project ‘Kleutertje Luister’ kunnen prentenboeken worden geleend, vergezeld met tips hoe thuis met het prentenboek kan worden omgegaan. Dit is een vrijblijvend aanbod waar ouders van de basisschool wel of geen gebruik van kunnen maken. Een terugkoppeling tussen ouders en leerkrachten maakt onderdeel uit van dit proces. Informatie zoals bovenstaand wordt nog niet meegegeven. Wel worden de ouders van VVE-kleuters gestimuleerd om deel te nemen aan het ‘Opstapproject’ van de stichting Aanzet (B4). Een belangrijk aandachtspunt is het vorm geven aan de ouderparticipatie op Klein Stationnetje. Het blijft nu beperkt tot de ochtendinloop en het betrekken van de ouders bij algemene activiteiten zoals thema afsluitingen. Themaochtenden en informatiebijeenkomsten over VVE vinden niet plaats en ook worden de ouders van de peuters niet gestimuleerd om gebruik te maken van de ouderkamer in de basisschool. In deze ouderkamer vindt namelijk wel opvoedingondersteuning en voorlichting met betrekking tot de verschillende activiteiten plaats. Wanneer de ouders van de peuters geen gebruik maken van de ontwikkelingsstimuleringsactiviteiten en opvoedingsondersteuning van Stichting Aanzet, blijven er heel weinig participatie-mogelijkheden over voor deze ouders. In het gesprek met de inspectie geven de ouders van de peuters aan hier op locatieniveau behoefte aan te hebben. Om de doorgaande lijn te stimuleren zouden de ouders van de peuters ook actief bij de activiteiten van de ouderkamer kunnen worden betrokken (B5). C KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE
C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma C1.1 Een integraal VVE-programma C1.2 Werken met een doelgerichte planning C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters/leerkrachten is respectvol C2.2 De leidsters/leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen C2.3 De leidsters/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen
VVE-rapport 14855 + 14854
Onderzoeksdatum: 14-6-2011
Psz Klein Stationnetje
Bs. Erasmus, loc. Stationsstr.
3 2 2 2
2 2 2 2
3
4
3
3
3
3
Pagina 5 van 10
C2.4 De leidsters/leerkrachten tonen respect voor de autonomie van het kind C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spelen taal-uitlokkend C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar afgestemd C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen C3.4 De leidsters/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken C3.5 De leidsters/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen C3.6 Het gedrag van de leidsters/leerkrachten met de kinderen is responsief C3.7 De leidsters/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen
2
3
2
3
2
2
3
3
3
4
3
4
2
3
2
3
2
2
Er wordt op de peuterspeelzaal gewerkt vanuit een ontwikkelingsgerichte visie. De methodiek van het programma Startblokken sluit hier goed bij aan. Een nieuw thema heeft een goede voorbereiding in de vorm van een overzicht met verschillende activiteiten. Deze dienen echter op inhoud voor de vier leerlijnen voor de peuters nog verder uitgewerkt te worden, zodat het thema voorziet in een samenhangend aanbod voor taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. In de dag/weekplanning worden ook de doelen binnen de vier leerlijnen nog niet gekoppeld aan de activiteiten. Het blijft daardoor onduidelijk wat men het kind beoogt te leren met het aanbieden van de betreffende activiteit. De specifieke uitwerking van het taalaanbod wordt ook nog gemist op de peuterspeelzaal (C1.2/C1.3). De tutor-activiteiten voor zorgkinderen ontbreken in de dag/weekplanning. Nu kunnen deze werkzaamheden gemakkelijk vergeten worden. Ook is niet duidelijk hoe gedifferentieerd wordt naar leeftijd en ontwikkelingsniveau (C1.4). De Erasmus Vlaardingse Dagschool werkt niet met een integraal VVE-programma dat door het NJI als zodanig is erkend. Om toch te voldoen aan de kwaliteit van een integraal VVE-programma is het van belang dat de school gebruik maakt van een beredeneerd VVE-aanbod voor taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit aanbod dient afgeleid te zijn van heldere leerlijnen voor deze domeinen. Leerlijnen die afgestemd zijn op de tussen- en einddoelen voor groep 1 en 2. De school kan nog niet aantonen dat er voor alle vier domeinen een beredeneerd aanbod is, gebaseerd op leerlijnen en tussendoelen. De school werkt momenteel programmagericht en biedt een klein onderdeel van de taal, het fonemisch bewustzijn aan, uit de NT2 methode ‘Knoop het in je oren’ met woordenschat uitbreiding. Dit is te weinig voor een voldoende dekkend aanbod voor de taal. In de planning is nog niet helder welke (tutor)activiteiten op welk moment ingezet wordt door de onderwijsassistent en welke kleuters hiervoor in aanmerking komen. Ook laat de planning nog niet zien dat er gedifferentieerd wordt naar leeftijd en/of ontwikkelingsniveau. Hierdoor is niet helder of, en in welke mate, het aanbod opklimt in moeilijkheidsgraad. Door het toevoegen van de namen van de kleuters in de weekplanning die voor extra aandacht in aanmerking komen, wordt een actueel overzicht van de planning verkregen en het vereenvoudigt de overdracht van taken tussen de leerkrachten onderling in de groepen (C1.1/C1.2/C1.3/C1.4). De kwaliteit van het pedagogisch klimaat is op beide locaties voldoende ontwikkeld. In het oog springt dat de leerkracht zeer respectvol met de kleuters omgaat. De kleuters voelen zich zichtbaar prettig in dit pedagogisch klimaat en komen tot interactief taalgebruik in het gesprek en hun spel. Alle kinderen worden betrokken en worden positief ondersteund in hun gedrag (C2.1). De peuters starten bij binnenkomst met het vrije spel en de leidsters begeleiden het spel, maar starten ook activiteiten op vanuit het thema die niet centraal geleid worden. Sommige peuters worden in hun spel onderbroken of zij bemerken het te laat en dan is de activiteit voorbij. Door de
VVE-rapport 14855 + 14854
Onderzoeksdatum: 14-6-2011
Pagina 6 van 10
aandacht van de peuters eerst te richten en structuur aan te brengen in de groep, wordt de zelfstandigheid van de peuter bevorderd. Om deze zelfstandigheid nog meer te bevorderen en hiervoor structuur te bieden, kunnen ook dagritmekaarten worden gebruikt en in de ruimte op ooghoogte van de peuters worden opgehangen. Bij de wisseling van activiteiten gedurende de dag kunnen de leidsters onder de aandacht brengen (C2.4). Een rijke leeromgeving is een belangrijk onderdeel van VVE. De huishoek stimuleert de sociaalemotionele ontwikkeling van de peuters en weerspiegelt de thuissituatie. Het is daarbij niet handig om deze hoek op te offeren aan een themahoek, zoals de inspectie dat bij de peuterspeelzaal heeft gezien. Bij het inrichten van een themahoek kan er een relatie gelegd worden met de huishoek, zodat interactief taalgebruik middels het rollenspel kan ontstaan en gestimuleerd wordt. In de peuterspeelzaal kan de ruimte daarnaast taaluitlokkender gemaakt worden door themawoorden op te hangen (C2.5). Voor het educatief handelen zijn geen vaste afspraken gemaakt en vastgelegd tussen de beide leidsters. Tijdens het vrije spel van de peuters zijn beide leidsters ondersteunend actief. Dit biedt de mogelijkheid om een kleine groep apart te nemen voor tutoring, zodat de ontwikkeling meer gericht gestimuleerd wordt en planmatig wordt afgestemd. Deze aanpak heeft de inspectie nog niet gezien bij de peuters. Bij de kleuters is in de dagplanning de rol van de onderwijsassistent niet vastgelegd, waardoor onduidelijk blijft hoe de afstemming tussen leerkracht en onderwijsassistent plaatsvindt (C3.1). Het educatief handelen van de leerkracht stimuleert de actieve betrokkenheid van de kleuters in hoge mate en pleegt spelinterventies door het stellen van open en creatieve vragen, materialen toe te voegen of dingen te veranderen. Zij stimuleert op deze wijze het spel en de interactie tussen de kleuters zeer goed. Dit educatief handelen kan dienen als een voorbeeld voor anderen (C3.3/3.4). Het bevorderen van het aanpakgedrag bij de peuters (hoe lossen we dit nu op?) kan wat meer specifiek aan de orde komen. Oplossingen en antwoorden worden nu nog snel door de leidster aangedragen of even snel door de leidster gedaan, terwijl de kinderen zelf juist meer aangemoedigd kunnen worden om oplossingen of een bepaalde aanpak te bedenken en uit te voeren (C3.5). Daarnaast kunnen de leidsters meer oog ontwikkelen voor de initiatieven die de peuter zelf neemt en daarop ingaan. Nu is het handelen meer vanuit de leidster gestuurd en minder gericht op de interesse en de belevingswereld in het spel van het kind (C3.6). Beter overzicht moet nog worden verkregen met behulp van het observatiesysteem over het ontwikkelingsniveau van het individuele kind vanaf twee jaar. Een start bij de peuters is hier reeds meegemaakt in de logboeken, maar een koppeling met het spelaanbod en de weekplanning moet nog worden gemaakt. Bij de kleuters kan het gericht spelaanbod meer aandacht krijgen, zodat er meer sprake is van afstemming op de verschillen tussen de kinderen (C3.7). D ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG
D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg D1.4 Specifieke aandacht bij de begeleiding en zorg voor de taalontwikkeling D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden
VVE-rapport 14855 + 14854
Onderzoeksdatum: 14-6-2011
Psz Klein Stationnetje
Bs. Erasmus, loc. Stationsstr.
3 2
3 3
2 2
2 3
3
3
3
3
2
3
Pagina 7 van 10
Op de peuterspeelzaal wordt als observatie-instrument KIJK gebruikt en 4 keer in de peuterperiode ingevuld. Voor vroegtijdige signalering is het van belang om 3 maanden na binnenkomst van een peuter een 0-observatie van de brede ontwikkeling uit te voeren en deze te bespreken met de ouders om hen zo te betrekken bij de ontwikkelingsstimulering. Nu wordt een vragenlijst ingevuld over het welbevinden, maar een gesprek over de ontwikkeling vindt nog niet plaats. Wanneer eventuele achterstand niet met de ouders wordt besproken, dreigt het gevaar dat er tot ¾ jaar na signalering niets gebeurt en geen Rakkertjesplan wordt opgesteld, wanneer eventuele achterstand niet met de ouders wordt besproken. Wel worden voor de gesignaleerde achterstand activiteiten ondernomen en bijgehouden in een logboek om de achterstand gericht te stimuleren. Een duidelijk plaats binnen de activiteiten heeft dit echter nog niet gekregen en de planmatigheid en structuur hiervoor ontbreekt nog op de peuterspeelzaal. Ook ontbreekt een evaluatie van de zorg en de taalontwikkeling. Op het niveau van SKV is het zorgbeleid echter wel uitgewerkt. Als een peuter achterblijft in zijn of haar ontwikkeling dan komt de peuter in aanmerking voor extra zorg. De signalering door leidsters vindt plaats aan de hand van de eigen observaties en via het systeem van KIJK!. Om deze zorg in te richten heeft SKV een formulier ontwikkeld waarop de leidsters de achtergrond van de achterstand, de doelstelling, de aanpak en de evaluatie van de zorg moeten opnemen. Binnen de aanpak van Brede Zorg heeft deze aanpak de naam ‘Rakkertjes’ gekregen. (D1.2/1.3/1.4). Wanneer peuters externe zorg krijgen is het belangrijk dat de leidsters ook zelf deze blijven verlenen en deze zorg afstemmen met de ouders en zo mogelijke met de externe zorgverleners. Dit is nog niet inzichtelijk gemaakt voor het dagelijks handelen van de leidsters (D2.3). Met behulp van een toetsinstrument wordt de taal- en rekenontwikkeling gemeten bij de kleuters. Op basis van deze gegevens worden verschillende groepsplannen samengesteld. Wanneer nodig worden individuele handelingsplannen voor de kinderen van groep 1/2 opgesteld. Deze gegevens worden onder andere benut voor een gericht aanbod van taal en ordenen. De leerlijn voor motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling ontbreekt, waardoor de brede ontwikkeling nog niet volledig in kaart wordt gebracht. Een evaluatie van de geboden zorg ontbreekt nog om de vervolgstappen te bepalen (D1.3). E KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- C.Q. VROEGSCHOOL
Psz Klein Stationnetje
E1 Er is VVE-coördinatie in de voor- c.q. vroegschool E2 De voor- c.q. vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig E3 De voor- c.q. vroegschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen E4 De voor- c.q. vroegschool formuleert op basis van evaluaties verbetermaatregelen en voert die aantoonbaar en planmatig uit E5 De voor- c.q. vroegschool borgt de kwaliteit van haar educatie E6 In de kwaliteitszorg van de basisschool wordt ook specifiek naar VVE gekeken
3 2
Bs. Erasmus, loc. Stationsstr. 2 2
2
2
2
2
2 -
2 2
Stichting Kinderopvang Vlaardingen heeft haar kwaliteitszorg procedureel ingericht volgens de richtlijnen van de Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ). De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van locatiemanagers en pedagogisch medewerksters zijn daarnaast vastgelegd in een vastgesteld document (2009). Om de algemene richtlijnen voor kwaliteit te vertalen naar praktische inhoudelijke handreikingen heeft SKV diverse inhoudelijke situatiekaarten opgesteld. Sommige kaarten zijn SKV-breed (bijvoorbeeld Startblokken) en anderen zijn locatie-specifiek opgesteld. Het is de bedoeling dat de situatiekaarten jaarlijks worden geëvalueerd door de locaties onder leiding van de locatiemanagers en dat op basis van de evaluatie eventuele verbeteractiviteiten worden opgestart. Ook kunnen verzoeken om scholing
VVE-rapport 14855 + 14854
Onderzoeksdatum: 14-6-2011
Pagina 8 van 10
worden ingediend bij SKV. Daarnaast kunnen leidsters aan de hand van de module zelfevaluatie van ‘Werken aan Welbevinden’ reflecteren op de kwaliteit van de sfeer in de groepen. Door een wisseling van locatieleider is momenteel geen zicht op de stand van zaken ten aanzien van de praktische uitvoering bij Klein Stationnetje. Hierdoor zijn eventuele knelpunten in de uitvoering nog niet boven tafel gekomen en blijven gerichte verbeteractiviteiten uit. De borging staat hiermee onder druk (E2 t/m E5). De verantwoordelijkheden en kwaliteit van de uitvoering van VVE-taak is nog niet belegd binnen de Vlaardingse Dagschool Erasmus, locatie Stationsstraat. Het VVE-kwaliteitsbeleid heeft derhalve nog geen vorm gekregen (E1). Alle facetten van de kwaliteitszorg moeten daarom nog uitgewerkt worden. Hierbij is het van belang dat wordt nagegaan welke doelen de school voor VVE wil stellen en bereiken, hoe deze geëvalueerd gaan worden en op welke wijze en systematisch de kwaliteit van VVE in het schoolbeleid wil gaan borgen. Wel heeft men goede instrumenten in handen om de kwaliteit van VVE te kunnen borgen. Er zijn bijvoorbeeld: jaarlijks functioneringsgesprekken, regelmatige onderwijsinhoudelijke teamgesprekken en groepsbezoeken bij de leerkrachten (E2/E4/E5). Er zijn nog geen eindresultaten of streefnormen geformuleerd voor de kleuters op groep- of schoolniveau waarin onderscheid wordt gemaakt tussen doelgroep- en niet doelgroepkinderen. Een jaarlijkse evaluatie vindt derhalve niet plaats. Ook wordt het verschil nog niet meegenomen tussen het wel of niet gevolgd hebben van VVE op een voorschool (E3). Op de basisschool is nog geen sprake van een specifieke VVE-aanpak. Voor de kwaliteitszorg is het belangrijk om specifiek naar VVE te kijken en terug te laten keren in de jaarplanning aan de hand van de gedane jaarevaluatie. Dat is nu namelijk nog niet het geval (E6). F DOORGAANDE LIJN
Psz Klein Stationnetje
F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd
2 2 4 -
Bs. Erasmus, loc. Stationsstr. 2 3 3 -
-
-
-
-
De taak van VVE-coördinator tussen de voor- en de vroegschool is nog niet belegd (F1). Door de wijkgerichte aanpak van de peuterspeelzalen is van structurele samenwerking en afstemming met de basisschool nog geen sprake. De wijkgerichte aanpak maakt dat peuterspeelzalen, kinderen aan verschillende scholen van verschillende besturen leveren en dat scholen kinderen uit verschillende peuterspeelzalen ontvangen (F2). Dat betekent niet dat er geen enkel contact is tussen de beide locaties. Via gesprekken en een overdrachtsdossier dragen de peuterleidsters informatie over aan de basisschool en indien nodig dan nemen de leerkrachten van de basisschool contact op met de leidsters (F3). Omdat deze peuterspeelzaal binnen de school gehuisvest is, liggen er goede kansen en mogelijkheden om de samenwerking te verstevigen. Deze worden nu nog onvoldoende benut. Het ontwikkelen van een doorgaande lijn en een structurele samenwerking wordt echter bemoeilijkt door voornoemd beleid. De inspectie onthoudt daarom zich op locatieniveau van oordelen op de overige indicatoren die met de doorgaande lijn te maken hebben (F4/F5/F6/F7).
VVE-rapport 14855 + 14854
Onderzoeksdatum: 14-6-2011
Pagina 9 van 10
G OPBRENGSTEN VAN VVE
Psz Klein Stationnetje
G1 De resultaten worden gemeten conform de afspraken G2 De resultaten zijn van voldoende niveau G3 Verlengde kleuterperiode
-
Bs. Erasmus, loc. Stationsstr. 3
De inspectie doet geen uitspraken over de resultaten wanneer op gemeentelijk niveau nog geen actuele afspraken zijn over de opbrengst van VVE (G1/G2). 4. VERVOLGAFSPRAKEN. Het bezoek heeft geen aanleiding gegeven voor het maken van vervolgafspraken.
VVE-rapport 14855 + 14854
Onderzoeksdatum: 14-6-2011
Pagina 10 van 10