Voorwoord In dit rapport worden twee onderzoeken over de utiliteitsbouw gepresenteerd. Het eerste onderzoek is de “Energiemonitor gebouwde omgeving: U-bouwpanel”, uitgevoerd door Stratus Marktonderzoek BV. Dit is een panelonderzoek met als primair doel het bepalen van de stand van zaken van verwarming- en koelinstallaties en het energieverbruik bij een vaste groep bedrijven en instellingen in de utiliteitsector. In dit onderzoek worden ook enkele vragen meegenomen over besluitvorming rond energiebesparing, het binnenklimaat van utiliteitsgebouwen, advisering over energie en de website van SenterNovem. Binnen de utiliteitsector zijn vijf segmenten onderscheiden: kantoren, onderwijsinstellingen, winkels, ziekenhuizen en verpleging en verzorging. Dit panelonderzoek wordt jaarlijks uitgevoerd binnen het SenterNovem programma Kompas, energiebewust Wonen en Werken. Tot nu toe is elke twee jaar gerapporteerd over de resultaten van het U-bouwpanel. Vanaf dit jaar is in overleg met VROM besloten ook de resultaten van de tussenliggende jaren te rapporteren. Het tweede onderzoek is de “Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland – methodiek en resultaten voor 2006”, uitgevoerd door Mobius Consult. Anderhalf jaar geleden is een methode ontwikkeld voor het bepalen van het aantal (utiliteits) gebouwen in Nederland in 2005. Deze methode is nu toegepast op de gebouwvoorraad van 2006 en de resultaten zijn in dit rapport beschreven. Deze informatie is noodzakelijk voor de interpretatie van de inhoud van de EPBD-afmeldsysteem en voor het opschalen van de resultaten van het U-bouwpanel naar de situatie in heel Nederland. Deze onderzoeken worden in één rapport gepresenteerd, omdat zij samen de Kompas monitoringresultaten van de utiliteitsbouw in 2007 zijn. Maar zij kunnen ook als aparte onderzoeken gelezen worden. Deel A is de “Energiemonitor gebouwde omgeving: U-bouwpanel” en deel B de “Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland”.
Deel A: Energiemonitor gebouwde omgeving: U-bouwpanel Resultaten vijfde meting in 2007
E n e r g i e m o ni t o r g e b o uw de om g e v i ng : U - b o uw p a ne l Resultaten vijfde meting in 2007
Ruud Hoevenagel Kees Brammer Zoetermeer, 18 april 2008
Dit onderzoek is gefinancierd door SenterNovem.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Stratus. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Stratus. Stratus aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with Stratus. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Stratus. Stratus does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave 1
Inleiding
5
1.1
Achtergrond
5
1.2
De vijfde meting
5
1.3
Opbouw van de gebruikte vragenlijst
6
1.4
Het veldwerk
7
1.5
Nieuwe wervingsprocedure
8
1.6
Herweging
9
1.7
Dit rapport
10
2
Samenstelling van het panel in 2007
11
2.1
Inleiding
11
2.2
Alleen of samen, los of vast, in eigendom of gehuurd?
11
2.3
Het bruto vloeroppervlakte
12
2.4
Leeftijd van de gebouwen en renovatie
13
2.5
Functieprofiel van de respondenten
14
3
Kantoren
17
3.1
Energieverbruik
17
3.2
Besluitvorming rond energiebesparing
18
3.3
Verwarming en koeling
18
4
Onderwijs
21
4.1
Energieverbruik
21
4.2
Besluitvorming rond energiebesparing
22
4.3
Verwarming en koeling
22
5
Winkels
25
5.1
Besluitvorming rond energiebesparing
25
5.2
Verwarming en koeling
25
6
Ziekenhuizen
29
6.1
Energieverbruik
29
6.2
Besluitvorming rond energiebesparing
29
6.3
Verwarming en koeling
30
7
Verpleging & verzorging
33
7.1
Energieverbruik
33
7.2
Besluitvorming rond energiebesparing
34
7.3
Verwarming en koeling
34
8
De website van SenterNovem
37
8.1
Bruikbaarheid van de website
37
8.2
Energieverbruik en maatschappelijk verantwoord ondernemen
38
9
Het binnenklimaat van utiliteitsgebouwen
41
9.1
Problemen met het binnenklimaat
41
9.2
Wat zijn de oorzaken?
42
3
4
10
Advisering
43
10.1
Advies door een externe partij
43
10.2
Zelf onderzoek naar energie-efficiency
44
10.3
Maatregelen genomen?
46
BIJLAGE I Vragenlijst
47
BIJLAGE II Samenvattend overzicht uitkomsten
71
BIJLAGE III Procedure verbruikcijfers
73
1
Inleiding
1.1
Achtergrond Het ministerie van VROM wil regelmatig inzicht in de resultaten van het gevoerde klimaatbeleid gericht op de gebouwde omgeving. Zodanig dat tijdige bijsturing van het beleid mogelijk is. Daartoe is de Energiemonitor gebouwde omgeving opgezet. Deze monitor wordt uitgevoerd in het kader van het programma Kompas, energiebewust wonen en werken. In 2003 heeft SenterNovem het U-bouwpanel opgezet. Dit panel heeft als primair doel het bepalen van de stand van zaken en de ontwikkeling van energiebesparende maatregelen en het energieverbruik bij een vaste groep bedrijven en instellingen in de utiliteit. Binnen de utiliteit zijn vijf segmenten onderscheiden: kantoren, onderwijsinstellingen, winkels, ziekenhuizen en verpleging en verzorging. Voor het ondervragen van de panelleden wordt gebruik gemaakt van telefonische enquêtes. Centraal in de enquêtes staan de energiebesparende maatregelen. Hiernaast wordt het panel in toenemende mate gebruikt voor vragen die voortvloeien uit het programma Kompas, energiebewust wonen en werken en het verzamelen van informatie ten behoeve van de Energy Performance Building Directive, de Europese richtlijn voor energieprestaties in gebouwen. Voor het vaststellen van het energieverbruik in de utiliteitsgebouwen wordt, met behulp van door panelleden afgegeven machtigingen, bij netwerkbedrijven de verbruiksgegevens opgevraagd.
1.2
De vijfde meting Het U-bouwpanel bestaat uit ongeveer 1.000 bedrijven en instellingen in de utiliteit (zie tabel 1.1). Tabel 1.1 Overzicht van de deelname aan het U-bouwpanel: 2003-2007 Panelbestand
2003
2004
2005
2006
Kantoren
247
259
189
194
232
Onderwijs
315
352
305
388
353
Winkels
201
202
172
200
138
32
29
26
26
42
Verpleging en Verzorging
164
184
151
196
212
Totaal
959
1.026
843
1.004
977
Ziekenhuizen
2007
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 1.1 blijkt dat in 2003 in totaal 959 bedrijven en instellingen aan de eerste meting van het U-bouwpanel hebben deelgenomen. De vijfde, en meest recente meting heeft in 2007 plaatsgevonden. Van de 1.004 panelleden hebben 802 leden aan deze meting deelgenomen. Om de omvang van het Ubouwpanel op peil te brengen, heeft een werving plaatsgevonden; 245 bedrijven en
5
instellingen hebben hieraan deelgenomen. 1 Omdat niet alle bedrijven en instellingen (meer) deel uit wensten te maken van het panel èn omdat sommige bedrijven en instellingen bij nadere inspectie niet (meer) tot de doelgroep behoorden, komt het panelbestand na deze meting uit op 977 bedrijven en instellingen.
1.3
Opbouw van de gebruikte vragenlijst De vragenlijst die gebruikt is voor de vijfde meting van het U-bouwpanel bestond uit verschillende onderdelen (figuur 1.1). Figuur 1.1 Opbouw van de vragenlijst voor de vijfde meting van het U-bouwpanel VRAGENLIJST 5e METING
BESTAANDE PANELLEDEN
NIEUWE PANELLEDEN
1) Check adresgegevens
1) Check adresgegevens
2) Check gebouwgegevens
2) Check gebouwgegevens 3) Programmamonitoring (besluitvorming) 4) Energiemaatregelen
5) Programmamonitoring
5) Programmamonitoring
(website, mvo, binnenklimaat)
(website, mvo, binnenklimaat)
6) Energieverbruikgegevens
6) Energieverbruikgegevens
7) Verwarmingsinstallatie
7) Verwarmingsinstallatie
8) Koelinstallatie
8) Koelinstallatie
9) Advisering over verwarming
9) Advisering over verwarming
en koeling
en koeling
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit figuur 1.1 blijkt dat de bestaande panelleden een kortere vragenlijst hebben gekregen dan nieuw geworven leden. In beide gevallen begon (en eindigde) de vragenlijst met het controleren van de adresgegevens. Wanneer een panellid met zijn bedrijf was verhuisd naar een nieuwe locatie, werd gevraagd of hij met het nieuwe gebouw deel uit wenste te maken van het panel. Vervolgens werd voor beide groepen enkele belangrijke gebouwgegevens nagelopen, zoals het bruto vloeroppervlakte. Aan de nieuwe panelleden zijn vragen gesteld over de wijze waarop de besluitvorming over energiebesparing in het bedrijf of instelling plaatsvindt. Ook vragen over energiebesparende maatregelen die in het verleden zijn getroffen, zijn aan de nieuwe panelleden gesteld. Het ging onder meer over de staat van de dak-, gevel-, vloer- en glasisolatie, het verlichtingsplan en het gebruik van energiezuinige verlichting. De antwoorden op deze vragen zullen in de rapportage van de volgende meting worden gebruikt.
1
In de vijfde meting zijn geen winkels bijgeworven. Hierdoor neemt het aantal winkels in het panel af.
6
Vanuit de Programmamonitoring zijn aan beide groepen vervolgens drie onderwerpen voorgelegd: de bruikbaarheid van de website van SenterNovem, in hoeverre het eigen energieverbruik tot maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt gerekend, en vragen over het binnenklimaat van de gebouwen. Aan het eind van de vragenlijst werd de stand van zaken rond de verwarmings- en koelinginstallaties in de bedrijven en instellingen geïnventariseerd. Vervolgens werd ingezoomd op het adviseringtraject rond de verwarmings- en koelinginstallaties. H e t k e rn pa n e l Een belangrijk onderdeel in de vragenlijst vormt het machtigingstraject om de energieverbruikgegevens bij de netwerkbedrijven op te vragen. In overleg met SenterNovem zijn de vragen over het machtigingstraject alleen gesteld aan de leden van het zogenaamde kernpanel. Dit zijn bedrijven en instellingen die: -
alleen in een gebouw zitten;
-
geen winkel zijn;
-
beschikken over een eigen elektriciteit- of gasmeter.
De bedoeling is om alleen van de leden van dit kernpanel het energieverbruik bij te houden. Voor een kernpanel is gekozen omdat uit de vorige metingen naar voren kwam dat het moeilijk was om het energieverbruik te meten bij bedrijven en instellingen die met anderen in een pand zaten of die een meter deelden. In de vijfde meting voldeden 681 bedrijven en instellingen aan de bovenstaande eisen van het kernpanel (zie tabel 1.3). Hiervan waren er 605 bedrijven bereid om de energieverbruikgegevens bij de netwerkbedrijven op te laten vragen via machtiging. In bijlage 1 is de afgenomen vragenlijst weergegeven.
1.4
Het veldwerk De telefonische interviews voor de vijfde meting hebben plaatsgevonden van 15 mei 2007 tot en met 8 juni 2007. In deze vier weken zijn in totaal 1.047 gesprekken gevoerd. In tabel 1.2 is het resultaat van deze belronde gedetailleerd weergegeven.
7
Tabel 1.2 Resultaat van de vijfde meting van het U-bouwpanel.
Bruto-steekproef / nieuwe adressen
Panel
Werving
1.004
1.032
- Niet bereikbaar / bruikbaar / benaderd
Totaal
32
182
Bruikbare adressen
972
850
- Weigering, in gesprek, afspraak etc.
139
602
31
3
34 1.047
- Deze meting niet, volgende wel
802
245
- Geen doelgroep
Complete gesprekken
18
20
38
- Wil volgend jaar niet (meer) meedoen
20
12
32
764
213
977
Beschikbaar voor zesde meting Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Wanneer gekeken wordt naar de bestaande panelleden, blijkt dat met 802 van de 1.004 panelleden een gesprek is gevoerd. Hiervan gaven er 20 aan volgend jaar niet meer mee te willen doen. Verder bleek bij nadere inspectie dat 18 bedrijven en instellingen niet (meer) tot de vijf segmenten behoorden. Uiteindelijk zijn er 764 bedrijven en instellingen overgebleven voor een volgende meting van het U-bouwpanel. Uit tabel 1.2 blijkt ook dat 31 bestaande panelleden aangaven dit keer niet mee te doen, maar dat ze volgend jaar wel benaderd mogen worden. Een vergelijkbare redenering geldt voor de nieuw geworven panelleden. Wel is hier het verschil tussen het aantal bruikbare adressen en het aantal complete gesprekken een stuk hoger. Van de 850 bruikbare adressen is uiteindelijk met 245 potentiële panelleden een gesprek gevoerd. Hiervan gaven er 12 aan volgend jaar niet mee te willen doen. Verder bleek bij nadere inspectie dat 20 bedrijven en instellingen niet tot de vijf segmenten behoorden. Uiteindelijk zijn er 213 bedrijven en instellingen overgebleven voor een volgende meting van het U-bouwpanel. In totaal, zo blijkt uit tabel 1.2, mogen 1011 (=977 + 34) bedrijven en instellingen voor de volgende meting benaderd worden.
1.5
Nieuwe wervingsprocedure Bij de aanvang van het U-bouwpanel is gekozen voor een zogenaamde disproportionele quotasteekproef. Hierbij worden de aantallen van relatief kleine groepen in de populatie bewust in de steekproef verhoogd. De motivatie hierachter is om de nauwkeurigheid van de uitkomsten in deze groepen te vergroten. In deze meting is van deze opzet afgeweken. Nadat het panel geheel was doorgebeld, is voor vier segmenten een wervingsprocedure opgestart (voor het segment winkels heeft geen werving plaatsgevonden). Bij drie van de vier segmenten is hierbij een aselecte steekproef getrokken over het gehele segment (uitgezonderd ziekenhuizen). Met andere woorden, in het segment onderwijs zijn bijvoorbeeld de universiteiten aselect meegenomen. Door deze procedure – die in de toekomst gehandhaafd blijft - zullen de verhoudingen binnen de segmenten kantoren en onderwijs na verloop van tijd beter overeenkomen met de populatie. De reden achter de nieuwe procedure ligt in het feit dat uitspraken en analyses in de vorige vier metingen altijd op het niveau van de vijf segmenten zijn gedaan en niet op
8
het niveau van de 14 subsegmenten. De noodzaak voor disproportionaliteit vervalt hierdoor. Door de nieuwe wervingsprocedure zal de representativiteit binnen de segmenten verbeteren.
1.6
Herweging Net als voorgaande keren is de herweging gedaan op basis van populatiegegevens uit het zogenaamde DM-CD bestand (bedrijven) en het LISA-bestand (instellingen). Door herweging wordt de verhouding tussen de verschillende subsegmenten binnen de segmenten gelijk gemaakt aan de verhouding in de populatie. Tabel 1.3 geeft de populatiegegevens en de gebruikte wegingsfactoren weer. Tabel 1.3 Gebruikte wegingsfactoren in de vijfde meting van het U-bouwpanel Kernpanel
Panel
Populatie
Wegingsfactor
Kantoren
159
232
37.390
- 5 tot 20 werknemers
52
84
26.254
1,94
- 20 tot 500 werknemers
91
131
10.562
0,50
- 500 of meer werknemers
16
17
574
0,21
303
353
12.917
6
8
346
1,18
Onderwijs - universiteiten - MBO en HBO
35
44
1.703
1,06
- voortgezet onderwijs
136
145
1.913
0,36
- basisonderwijs
126
156
8.955
1,57
Winkels
138
66.968
- food: 2-19 werknemers
43
12.109
0,58
- food: > 19 werknemers
27
1.695
0,13
- non-food: 2-19 werknemers
49
51.584
2,17
- non-food: > 19 werknemers
19
1.580
0,17
30
42
557
1.00
189
212
4.507
88
97
2.089
1,01
101
115
2.418
0,99
681
977
122.339
Ziekenhuizen Verpleging & verzorging - verpleging en gehandicaptenzorg - verzorging Totaal Bron: Stratus marktonderzoek (2007).
In de laatste kolom van tabel 1.3 staan de wegingsfactoren vermeld, gebaseerd op de 977 bedrijven en instellingen die bereid zijn deel te nemen aan de volgende meting van het panel. Uit de berekende wegingsfactoren komt naar voren dat de steekproefverhouding binnen de groep verpleging & verzorging goed is. Bij de groepen kantoren, onderwijsinstellingen en winkels zijn de verhoudingen minder goed. Zo zijn er in het panel nog relatief te weinig kantoren met 5 tot 20 werknemers in dienst, relatief te weinig basisscholen en relatief te weinig non-foodwinkels met 2 tot 20 werknemers in dienst. Door de weegfactoren worden deze scheve verhoudingen rechtgetrokken. Voor zover op vragen item-nonrespons optreedt, is hierbij bij de herweging rekening gehouden.
9
De uitkomsten in de hoofdstukken 3 tot en met 10 zijn herwogen en hebben betrekking op 977 panelleden. Een uitzondering hierop vormt het onderdeel energieverbruik in de hoofdstukken 3, 4, 6 en 7. Dit is alleen gemeten bij het kernpanel waartoe bedrijven en instellingen behoren die alleen in een gebouw zitten èn die beschikken over een eigen elektriciteit- of gasmeter. Omdat over beide gegevens geen populatiegegevens beschikbaar zijn, is het berekende energieverbruik niet herwogen.
1.7
Dit rapport Naast deze inleiding bestaat dit rapport uit tien hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige samenstelling van het U-bouwpanel. Hoofdstuk 3 tot en met hoofdstuk 7 rapporteert - per segment - de belangrijkste uitkomsten op het gebied van energieverbruik, besluitvorming rond energiebesparing en de verwarming en koeling. In hoofdstuk 8, 9 en 10 wordt nader ingegaan op de uitkomsten van de vragen vanuit de programmamonitoring: de bekendheid met en bruikbaarheid van de website van SenterNovem, de relatie tussen het energieverbruik en maatschappelijk verantwoord ondernemen, problemen met het binnenklimaat van utiliteitsgebouwen en de adviseringsbehoefte rond de verwarming en koeling. In bijlage 2 wordt een samenvattend overzicht gegeven van de belangrijkste uitkomsten van deze meting.
10
2
Samenstelling van het panel in 2007
2.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de samenstelling van het huidige panel. Enkele typische gebouwkenmerken worden beschreven. Kenmerken die mede verklarend kunnen zijn voor het energieverbruik in de bedrijven en instellingen en de toegepaste besparingsmaatregelen. Achtereenvolgens komen aan bod: -
de eigendomssituatie van de gebouwen,
-
de locatie van de gebouwen,
-
de bruto vloeroppervlakte,
-
de leeftijd van de gebouwen,
-
de uitgevoerde renovaties.
Tot slot van dit hoofdstuk wordt ingegaan op de functies die de panelleden in hun organisatie bekleden. Omdat het hier om een beschrijving van het huidige panel gaat, zijn de uitkomsten niet herwogen.
2.2
Alleen of samen, los of vast, in eigendom of gehuurd? In de vijfde meting is bij de oude panelleden gecheckt, en aan de nieuwe panelleden gevraagd, of men (nog steeds) alleen in het gebouw zit of dat men het gebouw deelt met andere bedrijven of instellingen. Verder is nagegaan of het (nog steeds) om een losstaand gebouw gaat of om een gebouw dat vastzit aan andere gebouwen. En tot slot is ingegaan op de eigendomssituatie van de gebouwen. In tabel 2.1 zijn zowel de resultaten per segment weergegeven als de situatie voor het gehele panel. Tabel 2.1 Gebouwkenmerken van de panelleden (ongewogen) Kantoren
Onder-
Winkels
wijs
Zieken-
V & V1
Totaal
huizen
- alleen in gebouw
71%
89%
80%
86%
92%
84%
- samen in gebouw
29%
11%
20%
14%
8%
16%
- vrijstaand gebouw
75%
90%
35%
79%
71%
74%
- vaststaand gebouw
24%
10%
65%
21%
28%
26%
1%
0%
0%
0%
1%
0%
- eigendom
54%
64%
37%
86%
64%
59%
- huur
45%
26%
63%
9%
36%
37%
- anders
1%
10%
0%
0%
0%
4%
- weet niet
0%
0%
0%
5%
0%
0%
Totaal
232
353
138
42
212
977
- anders
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 2.1 komt een vergelijkbaar beeld naar voren voor de ziekenhuizen, verpleeghuizen, kantoren en onderwijsinstellingen: de grote meerderheid van de panelleden zit 1
In de tabellen wordt voor de verpleging en verzorging de afkorting V & V gebruikt
11
alleen in het gebouw, de grote meerderheid van de panelleden zit in een gebouw dat los staat van andere gebouwen, en de meerderheid van de panelleden heeft het gebouw in eigendom. Bij de eigendomsituatie nemen de onderwijsinstellingen een bijzondere plaats in. Dit komt omdat het juridisch eigendom van het schoolgebouw vaak bij de gemeente ligt. Het is dan onduidelijk of men het gebouw huurt (zonder huur te betalen) of dat men het economische eigendom ervan heeft. In tabel 2.1 blijkt dat 10% van het segment onderwijs deze ambivalente situatie rapporteert. Uit tabel 2.1 blijkt ook dat het segment winkels min of meer een buitenbeentje in het panel vormt. Hoewel ook hier een grote meerderheid van de panelleden alleen in het gebouw zit, heeft een meerderheid het gebouw gehuurd en zit een meerderheid in een gebouw dat vaststaat aan andere gebouwen. In tabel 2.2 zijn de gebouwkenmerken ‘eigendom-huur’ en ‘alleen-samen’ gecombineerd. Voor elk van vier mogelijke situaties is eerst aangegeven hoe de verdeling over de vijf segmenten is, in de laatste kolom staat de situatie voor het gehele panel. Tabel 2.2 Combinatie van gebouwkenmerken (ongewogen) Kantoren
Onder-
Winkels
wijs
Zieken-
V & V
Totaal
huizen
- eigendom – alleen
46%
60%
33%
74%
60%
53%
- huur – alleen
25%
21%
48%
9%
32%
28%
8%
4%
4%
12%
4%
5%
20%
5%
15%
0%
4%
10%
- anders
1%
10%
0%
5%
0%
4%
Totaal
232
353
138
42
212
977
- eigendom – samen - huur – samen
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit de laatste kolom van tabel 2.2 blijkt dat iets meer dan de helft van het huidige Ubouwpanel bestaat uit bedrijven en instellingen die alleen in een gebouw zitten dat ook hun eigendom is. Iets meer dan een kwart van de panelleden zit alleen in een gebouw, dat men huurt. 15% van de panelleden zit samen met andere bedrijven of instellingen in een gebouw. In 4% van de situaties doet zich een andere situatie voor.
2.3
Het bruto vloeroppervlakte Een belangrijk doel van het U-bouwpanel is het verkrijgen van een betrouwbaar overzicht van het energieverbruik per vierkante meter. Hiertoe is - net als in de vorige metingen - het bruto vloeroppervlakte van de deelnemende bedrijven en instellingen gecheckt (bestaande panelleden) en gevraagd (nieuw geworven). In tabel 2.3 zijn de betreffende gegevens onderverdeeld naar de verschillende subsegmenten. De tabel laat zien dat de ziekenhuizen gemiddeld het grootste bruto vloeroppervlakte hebben, gevolgd door de kantoren met 500 of meer werknemers in dienst en de universiteiten. De winkels food en non-food met minder dan 20 werknemers en de kantoren met minder dan 20 werknemers hebben gemiddeld het kleinste bruto vloeroppervlakte. In de derde kolom is de zogenaamde standaarddeviatie weergegeven. Deze maatstaf wordt gebruikt om de spreiding van een gemiddelde aan te geven. Hoe groter de stan-
12
daarddeviatie hoe minder homogeen het bruto oppervlakte van de gebouwen in een segment is. 1 De relatief grote standaarddeviaties in tabel 2.3 laten zien dat de gebouwsamenstelling binnen de vijf segmenten divers van aard is wat betreft het bruto vloeroppervlakte. Tabel 2.3 Gemiddelde bruto vloeroppervlakte (ongewogen) Bruto vloeropp
Standaard-
(gemiddeld) in
deviatie
m2
in m 2
N
Kantoren: - 5-19 werknemers
588
609
83
3.443
4.300
131
27.762
23.107
17
- universiteiten
14.173
13.658
8
- MBO en HBO
10.683
14.838
44
- voortgezet onderwijs
6.145
6.641
145
- basisonderwijs
1.354
898
155
- food: 2-19 werknemers
242
241
43
- food: > 19 werknemers
1.368
535
27
- non-food: 2-19 werknemers
790
1.356
49
- non-food: > 19 werknemers
4.333
6.254
19
35.549
48.896
42
- verpleging en gehandicaptenzorg
7.358
10.118
96
- verzorging
5.572
7.784
112
- 20-500 werknemers - > 500 werknemers Onderwijs
Winkels
ziekenhuizen Verpleging & verzorging
Totaal
971
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit de laatste kolom blijkt dat bijna alle panelleden het bruto vloeroppervlakte van hun gebouw konden opgeven. Wel moet bedacht worden dat dit gegeven al vier metingen achter elkaar gecheckt wordt.
2.4
Leeftijd van de gebouwen en renovatie In de vijfde meting is het bouwjaar van de deelnemende bedrijven en instellingen gecheckt (bestaande panelleden) en gevraagd (nieuw geworven). Verder is gevraagd of het gebouw van de panelleden sinds 2000 is gerenoveerd. In tabel 2.4 staat de leeftijdsopbouw van de gebouwen in het U-bouwpanel vermeld.
1
Wanneer bijvoorbeeld gekeken wordt naar de ziekenhuizen dan blijkt dat de standaarddeviatie (48.896 m2 ) groter is dan het berekende gemiddelde (35.549 m2 ). Dit heeft te maken met het feit dat van de 42 ziekenhuizen er negen een oppervlakte hebben van minder dan 3750 m2, , zes een oppervlakte van meer dan 50.000 m2 met een uitschieter van 315.000 m2 . Met andere woorden, de ziekenhuisgebouwen (in het U-bouwpanel) verschillen nogal qua grootte.
13
Tabel 2.4 Leeftijdsopbouw gebouwen panel (ongewogen) Kantoren
Onder-
Winkels
Zieken-
wijs 1900 of eerder
V & V
Totaal
huizen
8%
2%
6%
5%
5%
5%
1901 – 1950
11%
14%
14%
12%
7%
12%
1951 - 1974
19%
35%
34%
36%
26%
29%
1975 – 1990
21%
33%
24%
29%
37%
30%
1991 – 1999
21%
8%
13%
12%
14%
13%
2000 of later
13%
8%
8%
2%
9%
9%
weet niet
8%
1%
1%
4%
2%
3%
Totaal
232
353
138
42
212
977
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 2.4 blijkt dat de ‘gebouwenvoorraad’ van het U-bouwpanel voor 22% uit gebouwen bestaat die na 1991 zijn gebouwd. De bulk van de gebouwen in het Ubouwpanel is in de periode 1951–1990 gebouwd. Tabel 2.5 laat zien dat ongeveer een derde van de gebouwen in het U-bouwpanel in de afgelopen 5 jaar is gerenoveerd. Een positieve uitschieter vormt de ziekenhuizen (64% na 2000 gerenoveerd). Tabel 2.5 Datum van renovatie in het panel (ongewogen) Is het gebouw in de afgelopen 5
Onder-
Win-
Zieken-
wijs
kels
huizen
(232)
(353)
(138)
28%
38%
25%
- 2001
3%
0%
0%
0%
- 2002
18%
15%
21%
15%
9%
15%
- 2003
10%
12%
18%
4%
9%
11%
- 2004
11%
11%
17%
11%
13%
13%
- 2005
14%
18%
24%
15%
20%
18%
- 2006
44%
44%
12%
56%
42%
41%
Kantoren
jaar ingrijpend verbouwd of ge-
V & V
Totaal
(42)
(212)
(977)
64%
22%
31%
7%
2%
renoveerd? (n) - ja (“en zo ja”) In welk jaar was dat?
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Van de gebouwen die zijn gerenoveerd in de laatste vijf jaar, blijkt het gros in 2006 te zijn verbouwd of opgeknapt.
2.5
Functieprofiel van de respondenten Tot slot wordt in dit hoofdstuk stilgestaan bij de functie van de respondenten die de vragen voor hun organisatie beantwoorden. In tabel 2.6 zijn hiertoe de functies uit de vijf segmenten naast elkaar gezet. 1
1
Alleen bij de nieuw geworven panelleden is gevraagd wat hun functie is. Bij de ‘oude’ panelleden is dit niet gedaan. In tabel 2.6. is de informatie van deze ‘oude’ panelleden dan ook verkregen uit de vorige meting. Uit de vijfde meting bleek dat bij 89 van de 764 bedrijven en instellingen de naam van de contactpersoon is gewijzigd. In tabel 2.6 is stilzwijgend
14
De uitkomsten in tabel 2.6 vormen een afspiegeling van de organisatiestructuur in de verschillende segmenten. Zo is in het onderwijs veel gesproken met de directeur, conciërge of huismeester van de scholen. Bij de winkels is vooral gesproken met de eigenaar of met de bedrijfsleider. Bij de ziekenhuizen en verpleging is vooral gesproken met het hoofd of een medewerker van de technische of facilitaire dienst. Tabel 2.6 Functie van de respondenten (ongewogen) Kanto-
Onder-
ren
wijs
V & V
Totaal
30%
23%
2%
69%
50%
30%
12%
3%
0%
10%
16%
8%
19%
41%
72%
0%
3%
30%
bedrijfsleider of conciërge milieu- of energiecoördinator
7%
22%
21%
7%
10%
15%
5%
1%
1%
12%
1%
3%
overig managementniveau
16%
5%
4%
2%
15%
10%
overig medewerkerniveau
12%
5%
1%
0%
5%
6%
232
353
138
42
212
977
hoofd technische/facilitaire
Winkels
Ziekenhuizen
dienst medewerker technische/facilitaire dienst eigenaar of directeur
Totaal Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
aangenomen dat de functie van de nieuwe contactpersoon overeenkomt met die van de oude contactpersoon.
15
3
Kantoren
3.1
Energieverbruik 1 Tot het kernpanel behoren die kantoren die alleen in een gebouw zitten èn die beschikken over een eigen elektriciteit- of gasmeter. Omdat over beide gegevens geen populatiegegevens beschikbaar zijn, is het berekende energieverbruik niet herwogen. In totaal 159 van de 232 kantoren uit het panel voldoen aan de eisen van het kernpanel. Van deze kantoren waren er 135 bereid om hun energieverbruik via machtiging op te vragen. Dit komt overeen met 85% van de ‘kerngroep’ kantoren. Omdat niet van ieder gemachtigd bedrijf het energieverbruik door de netwerkbedrijven is aangeleverd, is het totale aantal verbruikcijfers waarop het gemiddelde energieverbruik is berekend lager dan 135. In tabel 3.1 zijn de gemiddelde gegevens van zowel het gasverbruik per m 2 als van het elektriciteitverbruik per m2 voor de periode 2004-2006 weergegeven. In de tabel zijn de zogenaamde 5%-trimmed gemiddelden weergegeven. Hierbij worden de bovenste en onderste 5% van de beschikbare verbruikswaarden uit de analyse gehaald om tot een robuuster gemiddelde te komen (de uitschieters aan beide kanten worden niet meegenomen in de berekening). Tabel 3.1 Gemiddeld energieverbruik van kantoren (ongewogen) 5%-trimmed gemiddelde
2004
2005
2006
N
- gasverbruik in m 3 (per m 2 )
16
17
16
(59)
- elektriciteitverbruik in kWh (per m2 )
81
84
85
(76)
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 3.1 blijkt dat het 5%-trimmed gemiddelde energieverbruik per m 2 rond de 16 kubieke meters gas ligt en rond de 85 kilowattuur. Het 5%-trimmed gemiddelde van het gasverbruik is gebaseerd op 59 verbruikcijfers en van het elektriciteitsverbruik op 76 verbruikcijfers.2
Vanaf deze meting wordt het gemiddelde energieverbruik per m2 berekend van de bedrijven en instellingen die tot het zogenaamde kernpanel behoren, èn waarvan via het machtigingstraject de energieverbruikgegevens via de netwerkbedrijven zijn aangeleverd.
1
2
Voor zowel het gasverbruik als het elektriciteitverbruik is voor de jaren 2004, 2005 en 2006 alleen gekeken naar de kantoren die voor alledrie de jaren over betrouwbare gegevens beschikten of waarvan door deductie een ontbrekend jaar kon worden ‘opgevuld’. In bijlage 3 wordt de procedure beschreven om tot de gemiddelde verbruikcijfers te komen.
17
3.2
Besluitvorming rond energiebesparing Anno 2007 kan 59% van de kantoren in Nederland zelfstandig besluiten over energiebesparingsmaatregelen, zoals contracten afsluiten met energieleveranciers, het inhuren van externe adviseurs of het doorvoeren van energiebesparende maatregelen. 19% kan dit niet, en 22% van de kantoren kan dit slechts voor een deel van de maatregelen. Aan degenen die aangaven niet zelfstandig besluiten te kunnen nemen over energiebesparing is vervolgens gevraagd wie dit – voor hun gebouw - dan wel kunnen: 58% van de kantoren gaf op dat de eigenaar van het pand dit deed en 23% gaf het hoofdkantoor op. Aan degenen die aangaven wel zelfstandig besluiten te kunnen nemen over energiebesparing, gaf 35% aan dit alleen te doen, 39% gaf aan dit samen met anderen te doen en 26% gaf aan dat anderen in de organisatie de besluiten namen.
3.3
Verwarming en koeling
3 . 3 . 1 V e r wa rm in g 53% van de kantoren beschikt over 1 verwarmingsketel, 33% heeft 2 tot 4 ketels in bezit en 1% 5 of meer ketels. Het gemiddelde aantal ketels in kantoren bedraagt 1,5. Het overgrote deel van deze ketels betreft Hr-ketels (79%). Anno 2007 is bij 8% van de kantoren geen ketel aanwezig in het gebouw. Van de kantoren met een of meer ketels in het gebouw heeft 9% in 2006 één of meer van de ketels vervangen. Het aantal kantoren dat een verwarmingsinstallatie heeft met warmtekrachtkoppeling (WKK) is 4%. Warmtekoudeopslag in de bodem (WKO) treft men aan bij 4% van de kantoren. Van de kantoren met WKO beschikt 4% over één of meer warmtepompen die niet aan de WKO zijn gekoppeld. 3 . 3 . 2 G e bo u wk oe l i n g T y p e k o el i ng 58% van de kantoorgebouwen heeft in 2007 een airconditioningsysteem. Gemiddeld wordt driekwart van de ruimte per kantoorgebouw gekoeld. De WKO die bij 4% van de kantoren wordt aangetroffen, wordt in overgrote meerderheid ook gebruikt voor koeling (96%). In tabel 3.2 is het type koelmachine weergegeven. De meest gebruikte methode voor ruimtekoeling in kantoren is via compressie. Koelen met behulp van koudeopslag in de bodem is de meest energiezuinige, maar wordt nog relatief weinig toegepast. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat koudeopslag vooral financieel rendabel is bij gebouwen met een gebruiksoppervlakte die groter is dan 6.000 m 2.
18
Tabel 3.2 Verdeling type koelmachine (gewogen) Verdeling type koeling via compressie koelmachine
72%
via absorptie koelmachine
1%
via warmtepomp
1%
Via warmtekoudeopslag
6%
via ander systeem
10%
weet niet op welke manier
17% 100%
Totaal Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Bij de kantoren die over een airconditioningsysteem beschikken is aan de panelleden gevraagd of men in het afgelopen jaar (voor het eerst) een nieuwe koelmachine heeft geïnstalleerd of een bestaande koelmachine heeft vervangen. Tabel 3.3 laat zien dat 16% van de kantoren dit inderdaad gedaan heeft. Tabel 3.3 Nieuwe koelmachines (gewogen) Nieuwe koelmachines bestaande koelmachine vervangen
8%
uitgebreid met nieuwe koelmachine
0%
voor het eerst een koelmachine geïnstalleerd
8%
geen van deze
82%
weet niet
2%
Totaal
100%
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
O n d e rho u d va n h et k o el s ys te em Ook is het onderhoud aan het airconditioningsysteem onderzocht. In tabel 3.4 is voor vijf verschillende aspecten van het airconditioningsysteem onderzocht in welke mate in kantoren hierop onderhoud wordt gepleegd. Het blijkt dat het gros van de onderhoudswerkzaamheden één keer per jaar of vaker plaatsvindt. Ook de energieefficiency van het airconditioningsysteem blijkt bij een meerderheid van de kantoren een vast onderdeel te zijn van het onderhoud (79%). Op de vraag wie het onderhoud aan het airconditioningsysteem pleegt, gaf 90% aan dat dit een monteur van buiten was, 8% gaf aan dat het een eigen monteur betrof of de onderhoudsdienst was en 1% gaf aan dat dit wisselde, soms van buiten het bedrijf soms van binnen.
19
Tabel 3.4 Controle en onderhoud aan koelinstallatie (gewogen) isolatie van
regelsys-
regelsys-
filters in de
de leidingen
teem qua
teem qua
luchtbehan-
temperatuur
bedrijfstij-
delingskast
lekdichtheid
den 12%
nooit
9%
16%
2%
4%
< dan 1 keer per 3 jaar
4%
0%
0%
2%
2%
1 keer per 3 jaar
1%
0%
0%
0%
0%
1 keer per 2 jaar
2%
2%
2%
4%
3%
61%
62%
45%
66%
67%
1 keer per half jaar
9%
11%
14%
14%
12%
1 keer per kwartaal
4%
5%
3%
7%
5%
vaker
1%
10%
17%
1%
1%
weet niet
6%
2%
4%
3%
4%
100%
100%
100%
100%
100%
1 keer per jaar
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Tot slot is een waardeoordeel over het functioneren van het airconditioningsysteem gevraagd vanuit het oogpunt van energie-efficiency. Bij de kantoren die over een airconditioningsysteem in hun gebouw beschikken, is een meerderheid van de panelleden van mening dat deze installatie vanuit energetisch oogpunt efficiënt functioneert (66%). 22% heeft de mening dat dit niet het geval is en de rest weet het niet.
20
4
Onderwijs
4.1
Energieverbruik 1 Tot het kernpanel behoren de onderwijsinstellingen die alleen in een gebouw zitten èn die beschikken over een eigen elektriciteit- of gasmeter. Omdat over beide gegevens geen populatiegegevens beschikbaar zijn, is het berekende energieverbruik niet herwogen. In totaal 303 van de 353 onderwijsinstellingen uit het panel voldoen aan de eisen van het kernpanel. Van deze onderwijsinstellingen waren er 280 bereid om hun energieverbruik via machtiging op te vragen. Dit komt overeen met 79% van de ‘kerngroep’ onderwijsinstellingen. Omdat niet van iedere gemachtigde onderwijsinstelling het energieverbruik door de netwerkbedrijven is aangeleverd, is het totale aantal verbruikcijfers waarop het gemiddelde energieverbruik is berekend uiteindelijk lager dan 280. In tabel 4.1 zijn de gemiddelde gegevens van zowel het gasverbruik per m 2 als van het elektriciteitverbruik per m2 voor de periode 2004-2006 weergegeven. In de tabel zijn de zogenaamde 5%-trimmed gemiddelden weergegeven. Hierbij worden de bovenste en onderste 5% van de beschikbare verbruikswaarden uit de analyse gehaald om tot een robuuster gemiddelde te komen (de uitschieters aan beide kanten worden niet meegenomen in de berekening). Tabel 4.1 Gemiddeld energieverbruik van onderwijsinstellingen (ongewogen) 5%-trimmed gemiddelde
2004
2005
2006
N
- gasverbruik in m 3 (per m 2 )
14
15
15
(138)
- elektriciteitverbruik in kWh (per m2 )
36
38
38
(190)
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 4.1 blijkt dat het 5%-trimmed gemiddelde energieverbruik per m 2 rond de 15 kubieke meter gas ligt en rond de 38 kilowattuur. Het Het 5%-trimmed gemiddelde van het gasverbruik is gebaseerd op 138 gepaarde waarnemingen en van het elektriciteitsverbruik op 190 gepaarde waarnemingen. 2
Vanaf deze meting wordt het gemiddelde energieverbruik per m2 berekend van de bedrijven en instellingen die tot het zogenaamde kernpanel behoren, èn waarvan via het machtigingstraject de energieverbruikgegevens via de netwerkbedrijven zijn aangeleverd. 1
2
Voor zowel het gasverbruik als het elektriciteitverbruik is voor de jaren 2004, 2005 en 2006 alleen gekeken naar de onderwijsinstellingen die voor alledrie de jaren over betrouwbare gegevens beschikten of waarvan door deductie een ontbrekend jaar kon worden ‘opgevuld’. In bijlage 3 wordt de procedure beschreven om tot de gemiddelde verbruikcijfers te komen.
21
4.2
Besluitvorming rond energiebesparing Anno 2007 kan 33% van de onderwijsinstellingen in Nederland zelfstandig besluiten over energiebesparingsmaatregelen, zoals contracten afsluiten met energieleveranciers, het inhuren van externe adviseurs of het doorvoeren van energiebesparende maatregelen. 31% kan dit niet, en 35% van de onderwijsinstellingen kan dit slechts voor een deel van de maatregelen. Aan degenen die aangaven niet zelfstandig besluiten te kunnen nemen over energiebesparing is vervolgens gevraagd wie dit – voor hun gebouw - dan wel kunnen: 55% van de onderwijsinstellingen gaf op dat het bestuur van de school dit deed en 19% gaf de gemeente op. Aan degenen die aangaven wel zelfstandig besluiten te kunnen nemen over energiebesparing, gaf 42% aan dit alleen te doen, 44% gaf aan dit samen met anderen te doen en 14% gaf aan dat anderen in de organisatie de besluiten namen.
4.3
Verwarming en koeling
4 . 3 . 1 V e r wa rm in g 25% van de onderwijsinstellingen beschikt over 1 verwarmingsketel, 60% heeft 2 tot 4 ketels in bezit en 8% 5 of meer ketels. Het gemiddelde aantal ketels in onderwijsinstellingen bedraagt 2,5. Het overgrote deel van deze ketels betreft Hr-ketels (69%). Anno 2007 is bij 4% van de onderwijsinstellingen geen ketel aanwezig in het gebouw. Van de onderwijsinstellingen met een of meer ketels in het gebouw heeft 7% in 2006 één of meer van de ketels vervangen. Het aantal onderwijsinstellingen dat een verwarmingsinstallatie heeft met warmtekrachtkoppeling (WKK) is 4%. Warmtekoudeopslag in de bodem (WKO) treft men aan bij 2% van de onderwijsinstellingen. Van de onderwijsinstellingen met WKO beschikt 4% over één of meer warmtepompen die niet aan de WKO zijn gekoppeld. 4 . 3 . 2 G e bo u wk oe l i n g T y p e k o el i ng 22% van de onderwijsinstellingen heeft in 2007 een airconditioningsysteem. Gemiddeld wordt rond de 20% van de ruimte per onderwijsinstelling gekoeld. De WKO die bij 2% van de onderwijsinstellingen wordt aangetroffen, wordt door een minderheid ook gebruikt voor koeling (11%). In tabel 4.2 is het type koelmachine weergegeven. De meest gebruikte methode voor ruimtekoeling in onderwijsinstellingen is via compressie. Koelen met behulp van koudeopslag in de bodem is de meest energiezuinige, maar wordt nog relatief weinig toegepast. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat koudeopslag vooral financieel rendabel is bij gebouwen met een gebruiksoppervlakte die groter is dan 6.000 m2 .
22
Tabel 4.2 Verdeling type koelmachine (gewogen) Verdeling type koeling via compressie koelmachine
73%
via absorptie koelmachine
0%
via warmtepomp
0%
Via warmtekoudeopslag
2%
via ander systeem
3%
weet niet op welke manier
23% 100%
Totaal Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Bij de onderwijsinstellingen die over een airconditioningsysteem beschikken is aan de panelleden gevraagd of men in het afgelopen jaar (voor het eerst) een nieuwe koelmachine heeft geïnstalleerd of een bestaande koelmachine heeft vervangen. Tabel 4.3 laat zien dat 23% van de onderwijsinstellingen dit inderdaad gedaan heeft. Tabel 4.3 Nieuwe koelmachines (gewogen) Nieuwe koelmachines bestaande koelmachine vervangen
1%
uitgebreid met nieuwe koelmachine
10%
voor het eerst een koelmachine geïnstalleerd
12%
geen van deze
77%
weet niet Totaal
1% 100%
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
O n d e rho u d va n h et k o el s ys te em Ook is het onderhoud aan het airconditioningsysteem onderzocht. In tabel 4.4 is voor vijf verschillende aspecten van het airconditioningsysteem onderzocht in welke mate in onderwijsinstellingen hierop onderhoud wordt gepleegd. Het blijkt dat het gros van de onderhoudswerkzaamheden één keer per jaar of vaker plaatsvindt. Ook de energieefficiency van het airconditioningsysteem blijkt bij een meerderheid van de onderwijsinstellingen een vast onderdeel te zijn van het onderhoud (76%). Op de vraag wie het onderhoud aan het airconditioningsysteem pleegt, gaf 94% aan dat dit een monteur van buiten was en 5% gaf aan dat het een eigen monteur betrof of de onderhoudsdienst.
23
Tabel 4.4 Controle en onderhoud aan koelinstallatie (gewogen) isolatie van
regelsys-
regelsys-
filters in de
de leidingen
teem qua
teem qua
luchtbehan-
temperatuur
bedrijfstij-
delingskast
lekdichtheid
den 11%
nooit
1%
6%
0%
10%
< dan 1 keer per 3 jaar
1%
5%
5%
5%
5%
1 keer per 3 jaar
6%
0%
0%
0%
0%
1 keer per 2 jaar
10%
5%
5%
5%
5%
1 keer per jaar
57%
57%
44%
65%
64%
1 keer per half jaar
3%
8%
3%
5%
3%
1 keer per kwartaal
0%
1%
1%
1%
1%
vaker
1%
11%
23%
2%
1%
12%
12%
12%
17%
12%
100%
100%
100%
100%
100%
weet niet
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Tot slot is een waardeoordeel over het functioneren van het airconditioningsysteem gevraagd vanuit het oogpunt van energie-efficiency. Bij de onderwijsinstellingen die over een airconditioningsysteem in hun gebouw beschikken, is een meerderheid van de panelleden van mening dat deze installatie vanuit energetisch oogpunt efficiënt functioneert (74%). 21% heeft de mening dat dit niet het geval is en de rest weet het niet.
24
5
Winkels
5.1
Besluitvorming rond energiebesparing Anno 2007 kan 78% van de winkels in Nederland zelfstandig besluiten over energiebesparingsmaatregelen, zoals contracten afsluiten met energieleveranciers, het inhuren van externe adviseurs of het doorvoeren van energiebesparende maatregelen. 12% kan dit niet, en 10% van de winkels kan dit slechts voor een deel van de maatregelen. Aan degenen die aangaven niet zelfstandig besluiten te kunnen nemen over energiebesparing is vervolgens gevraagd wie dit – voor hun gebouw – dan wel kunnen: 48% van de winkels gaf op dat het hoofdkantoor dit deed en 38% gaf de eigenaar van het pand op. Aan degenen die aangaven wel zelfstandig besluiten te kunnen nemen over energiebesparing, gaf 87% aan dit alleen te doen, 11% gaf aan dit samen met anderen te doen en 2% gaf aan dat anderen in de organisatie de besluiten namen.
5.2
Verwarming en koeling
5 . 2 . 1 V e r wa rm in g 54% van de winkels beschikt over 1 verwarmingsketel, 22% heeft 2 tot 4 ketels in bezit en 2% 5 of meer ketels. Het gemiddelde aantal ketels in winkels bedraagt 1,2. Het overgrote deel van deze ketels betreft Hr-ketels (79%). Anno 2007 is bij 21% van de winkels geen ketel aanwezig in het gebouw. Van de winkels met een of meer ketels in het gebouw heeft 4% in 2006 één of meer van de ketels vervangen. Het aantal winkels dat een verwarmingsinstallatie heeft met warmtekrachtkoppeling (WKK) is 3%. Warmtekoudeopslag in de bodem (WKO) treft men aan bij 2% van de winkels. Van de winkels met WKO beschikt geen bedrijf over één of meer warmtepompen die niet aan de WKO zijn gekoppeld. 5 . 2 . 2 G e bo u wk oe l i n g T y p e k o el i ng 47% van de winkels heeft in 2007 een airconditioningsysteem. Gemiddeld wordt rond de 60% van de ruimte per winkel gekoeld. De WKO die bij 2% van de winkels wordt aangetroffen, wordt door geen winkel ook gebruikt voor koeling. In tabel 5.1 is het type koelmachine weergegeven. De meest gebruikte methode voor ruimtekoeling in winkels is via compressie. Koelen met behulp van koudeopslag in de bodem is de meest energiezuinige, maar wordt bij winkels nog niet toegepast. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat koudeopslag vooral financieel rendabel is bij gebouwen met een gebruiksoppervlakte dat groter is dan 6.000 m 2.
25
Tabel 5.1 Verdeling type koelmachine (gewogen) Verdeling type koeling via compressie koelmachine
77%
via absorptie koelmachine
0%
via warmtepomp
3%
Via warmtekoudeopslag
0%
via ander systeem
0%
weet niet op welke manier Totaal
19% 100%
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Bij de winkels die over een airconditioningsysteem beschikken is aan de panelleden gevraagd of men in het afgelopen jaar (voor het eerst) een nieuwe koelmachine heeft geïnstalleerd of een bestaande koelmachine heeft vervangen. Tabel 5.2 laat zien dat 6% van de winkels dit inderdaad gedaan heeft. Tabel 5.2 Nieuwe koelmachines (gewogen) Nieuwe koelmachines bestaande koelmachine vervangen
1%
uitgebreid met nieuwe koelmachine
4%
voor het eerst een koelmachine geïnstalleerd geen van deze weet niet Totaal
1% 94% 0% 100%
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
O n d e rho u d va n h et k o el s ys te em Ook is het onderhoud aan het airconditioningsysteem onderzocht. In tabel 5.3 is voor vijf verschillende aspecten van het airconditioningsysteem onderzocht in welke mate in winkels hierop onderhoud wordt gepleegd. Het blijkt dat het gros van de onderhoudswerkzaamheden één keer per jaar of vaker plaatsvindt. Ook de energie-efficiency van het airconditioningsysteem blijkt bij een meerderheid van de winkels een vast onderdeel te zijn van het onderhoud (81%). Op de vraag wie het onderhoud aan het airconditioningsysteem pleegt, gaf 95% aan dat dit een monteur van buiten was en 5% gaf aan dat het een eigen monteur betrof of de onderhoudsdienst.
26
Tabel 5.3 Controle en onderhoud aan koelinstallatie (gewogen) isolatie van
regelsys-
regelsys-
filters in de
de leidingen
teem qua
teem qua
luchtbehan-
temperatuur
bedrijfstij-
delingskast
lekdichtheid
den 10%
nooit
4%
5%
5%
8%
< dan 1 keer per 3 jaar
0%
0%
0%
0%
3%
1 keer per 3 jaar
0%
0%
0%
0%
0%
1 keer per 2 jaar
3%
3%
3%
3%
0%
69%
66%
58%
53%
69%
1 keer per half jaar
9%
12%
7%
13%
10%
1 keer per kwartaal
1%
1%
1%
11%
1%
vaker
0%
6%
18%
8%
1%
weet niet
8%
8%
8%
8%
8%
100%
100%
100%
100%
100%
1 keer per jaar
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Tot slot is een waardeoordeel over het functioneren van het airconditioningsysteem gevraagd vanuit het oogpunt van energie-efficiency. Bij de winkels die over een airconditioningsysteem in hun gebouw beschikken, is een meerderheid van de panelleden van mening dat deze installatie vanuit energetisch oogpunt efficiënt functioneert (65%). 28% heeft de mening dat dit niet het geval is en de rest weet het niet.
27
6
Ziekenhuizen
6.1
Energieverbruik 1 Tot het kernpanel behoren de ziekenhuizen die alleen in een gebouw zitten èn die beschikken over een eigen elektriciteit- of gasmeter. In totaal 30 van de 42 ziekenhuizen uit het panel voldoen aan de eisen van het kernpanel. Van deze ziekenhuizen waren er 27 bereid om hun energieverbruik via machtiging op te vragen. Dit komt overeen met 90% van de ‘kerngroep’ ziekenhuizen. Omdat niet van ieder gemachtigd ziekenhuis het energieverbruik door de netwerkbedrijven is aangeleverd, is het totale aantal verbruikcijfers waarop het gemiddelde energieverbruik is berekend uiteindelijk lager dan 27. In tabel 6.1 zijn de gemiddelde gegevens van zowel het gasverbruik per m 2 als van het elektriciteitverbruik per m2 voor de periode 2004-2006 weergegeven. In de tabel zijn de zogenaamde 8%-trimmed gemiddelden weergegeven. Hierbij worden de bovenste en onderste 8% van de beschikbare verbruikswaarden uit de analyse gehaald om tot een robuuster gemiddelde te komen (de uitschieters aan beide kanten worden niet meegenomen in de berekening). Tabel 6.1 Gemiddeld energieverbruik van ziekenhuizen (ongewogen) 8%-trimmed gemiddelde - gasverbruik in m 3 (per m 2 ) - elektriciteitverbruik in kWh (per m2 )
2004
2005
2006
N
27
29
28
(9)
104
110
115
(12)
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 6.1 blijkt dat het 8%-trimmed gemiddelde energieverbruik per m 2 rond de 28 kubieke meter gas ligt en rond de 110 kilowattuur. Het 5%-trimmed gemiddelde van het gasverbruik is gebaseerd op 9 gepaarde waarnemingen en van het elektriciteitsverbruik op 12 gepaarde waarnemingen. 2
6.2
Besluitvorming rond energiebesparing Anno 2007 kan 93% van de ziekenhuizen in Nederland zelfstandig besluiten nemen over energiebesparing, zoals contracten afsluiten met energieleveranciers, het inhuren
1
Vanaf deze meting wordt het gemiddelde energieverbruik per m2 berekend van de bedrijven en instellingen die tot het zogenaamde kernpanel behoren, èn waarvan via het machtigingstraject de energieverbruikgegevens via de netwerkbedrijven zijn aangeleverd.
2
Voor zowel het gasverbruik als het elektriciteitverbruik is voor de jaren 2004, 2005 en 2006 alleen gekeken naar de ziekenhuizen die voor alledrie de jaren over betrouwbare gegevens beschikten of waarvan door deductie een ontbrekend jaar kon worden ‘opgevuld’. In bijlage 3 wordt de procedure beschreven om tot de gemiddelde verbruikcijfers te komen.
29
van externe adviseurs of het doorvoeren van energiebesparende maatregelen. 2% dit niet, en 5% van de ziekenhuizen kan dit slechts voor een deel van de maatregelen. Aan degenen die aangaven niet zelfstandig besluiten te kunnen nemen over energiebesparing is vervolgens gevraagd wie dit – voor hun gebouw – dan wel kunnen: 67% van de ziekenhuizen gaf op dat de raad van bestuur dit deed en 33% gaf de eigenaar van het pand op. Aan degenen die aangaven wel zelfstandig besluiten te kunnen nemen over energiebesparing, gaf 12% aan dit alleen te doen, 56% gaf aan dit samen met anderen te doen en 32% gaf aan dat anderen in de organisatie de besluiten namen.
6.3
Verwarming en koeling
6 . 3 . 1 V e r wa rm in g 17% van de ziekenhuizen beschikt over 1 verwarmingsketel, 64% heeft 2 tot 4 ketels in bezit en 10% 5 of meer ketels. Het gemiddelde aantal ketels in ziekenhuizen bedraagt 2,4. Ongeveer de helft van deze ketels betreft Hr-ketels (46%). Anno 2007 is bij 10% van de ziekenhuizen geen ketel aanwezig in het gebouw. Van de ziekenhuizen met een of meer ketels in het gebouw heeft 3% in 2006 één of meer van de ketels vervangen. Het aantal ziekenhuizen dat een verwarmingsinstallatie heeft met warmtekrachtkoppeling (WKK) is 57%. Warmtekoudeopslag in de bodem (WKO) treft men aan bij 14% van de ziekenhuizen. Van de ziekenhuizen met WKO beschikt geen instelling over één of meer warmtepompen die niet aan de WKO zijn gekoppeld. 6 . 3 . 2 G e bo u wk oe l i n g T y p e k o el i ng 81% van de ziekenhuizen heeft in 2007 een airconditioningsysteem. Gemiddeld wordt rond de 70% van de ruimte per ziekenhuis gekoeld. De WKO die bij 14% van de ziekenhuizen wordt aangetroffen, wordt door tweederde ook gebruikt voor koeling (67%). In tabel 6.2 is het type koelmachine weergegeven. De meest gebruikte methode voor ruimtekoeling in ziekenhuizen is via compressie. Koelen met behulp van koudeopslag in de bodem is de meest energiezuinige, maar wordt nog relatief weinig toegepast. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat koudeopslag vooral financieel rendabel is bij gebouwen met een gebruiksoppervlakte die groter is dan 6.000 m 2.
30
Tabel 6.2 Verdeling type koelmachine (gewogen) Verdeling type koeling via compressie koelmachine
56%
via absorptie koelmachine
35%
via warmtepomp
3%
Via warmtekoudeopslag
12%
via ander systeem
15%
weet niet op welke manier
9% 100%
Totaal Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Bij de ziekenhuizen die over een airconditioningsysteem beschikken is aan de panelleden gevraagd of men in het afgelopen jaar (voor het eerst) een nieuwe koelmachine heeft geïnstalleerd of een bestaande koelmachine heeft vervangen. Tabel 6.3 laat zien dat 27% van de ziekenhuizen dit inderdaad gedaan heeft. Tabel 6.3 Nieuwe koelmachines (gewogen) Nieuwe koelmachines bestaande koelmachine vervangen
9%
uitgebreid met nieuwe koelmachine
15%
voor het eerst een koelmachine geïnstalleerd
3%
geen van deze
74%
weet niet Totaal
0% 100%
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
O n d e rho u d va n h et k o el s ys te em Ook is het onderhoud aan het airconditioningsysteem onderzocht. In tabel 6.3 is voor vijf verschillende aspecten van het airconditioningsysteem onderzocht in welke mate in ziekenhuizen hierop onderhoud wordt gepleegd. Het blijkt dat het gros van de onderhoudswerkzaamheden één keer per jaar of vaker plaatsvindt. Ook de energieefficiency van het airconditioningsysteem blijkt bij een meerderheid van de ziekenhuizen een vast onderdeel te zijn van het onderhoud (88%). Op de vraag wie het onderhoud aan het airconditioningsysteem pleegt, gaf 50% aan dat dit een monteur van buiten was, 6% gaf aan dat het een eigen monteur betrof of de onderhoudsdienst en 44% gaf aan dat dit wisselde, soms van buiten het bedrijf soms van binnen.
31
Tabel 6.3 Controle en onderhoud aan koelinstallatie (gewogen) isolatie van
regelsys-
regelsys-
filters in de
de leidingen
teem qua
teem qua
luchtbehan-
temperatuur
bedrijfstij-
delingskast
lekdichtheid
den nooit
6%
< dan 1 keer per 3 jaar
0%
1 keer per 3 jaar
6%
1 keer per 2 jaar
3%
6%
3%
0%
0%
0%
3%
0%
0%
0%
0%
0%
6%
0%
0%
3%
3%
38%
21%
18%
44%
27%
1 keer per half jaar
15%
15%
12%
15%
21%
1 keer per kwartaal
15%
15%
9%
9%
27%
vaker
12%
44%
50%
18%
15%
2%
2%
5%
6%
9%
100%
100%
100%
100%
100%
1 keer per jaar
weet niet
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Tot slot is een waardeoordeel over het functioneren van het airconditioningsysteem gevraagd vanuit het oogpunt van energie-efficiency. Bij de ziekenhuizen die over een airconditioningsysteem in hun gebouw beschikken, is een meerderheid van de panelleden van mening dat deze installatie vanuit energetisch oogpunt efficiënt functioneert (53%). 41% heeft de mening dat dit niet het geval is en de rest weet het niet.
32
7
Verpleging & verzorging
7.1
Energieverbruik 1 Tot het kernpanel behoren de verpleeg- en verzorgingshuizen die alleen in een gebouw zitten èn die beschikken over een eigen elektriciteit- of gasmeter. Omdat over beide gegevens geen populatiegegevens beschikbaar zijn, is het berekende energieverbruik niet herwogen. In totaal 189 van de 202 verpleeg- en verzorgingshuizen uit het panel voldoen aan de eisen van het kernpanel. Van deze verpleeg- en verzorgingshuizen waren er 163 bereid om hun energieverbruik via machtiging op te vragen. Dit komt overeen met 91% van de ‘kerngroep’ verpleeg- en verzorgingshuizen. Omdat niet van ieder gemachtigd verpleeg- en verzorgingshuis het energieverbruik door de netwerkbedrijven is aangeleverd, is het totale aantal verbruikcijfers waarop het gemiddelde energieverbruik is berekend uiteindelijk lager dan 163. In tabel 7.1 zijn de gemiddelde gegevens van zowel het gasverbruik per m 2 als van het elektriciteitverbruik per m2 voor de periode 2004-2006 weergegeven. In de tabel zijn de zogenaamde 5%-trimmed gemiddelden weergegeven. Hierbij worden de bovenste en onderste 5% van de beschikbare verbruikswaarden uit de analyse gehaald om tot een robuuster gemiddelde te komen (de uitschieters aan beide kanten worden niet meegenomen in de berekening). Tabel 7.1 Gemiddeld energieverbruik van verpleeg- en verzorgingshuizen (ongewogen) 5%-trimmed gemiddelde
2004
2005
2006
N
- gasverbruik in m 3 (per m 2 )
23
24
24
(64)
- elektriciteitverbruik in kWh (per m2 )
68
69
69
(94)
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 7.1 blijkt dat het 5%-trimmed gemiddelde energieverbruik per m 2 rond de 24 kubieke meter gas ligt en rond de 69 kilowattuur. Het 5%-trimmed gemiddelde van het gasverbruik is gebaseerd op 64 gepaarde waarnemingen en van het elektriciteitsverbruik op 94 gepaarde waarnemingen. 2
1
Vanaf deze meting wordt het gemiddelde energieverbruik per m2 berekend van de bedrijven en instellingen die tot het zogenaamde kernpanel behoren, èn waarvan via het machtigingstraject de energieverbruikgegevens via de netwerkbedrijven zijn aangeleverd.
2
Voor zowel het gasverbruik als het elektriciteitverbruik is voor de jaren 2004, 2005 en 2006 alleen gekeken naar de verpleeg- en verzorgingshuizen die voor alledrie de jaren over betrouwbare gegevens beschikten of waarvan door deductie een ontbrekend jaar kon worden ‘opgevuld’. In bijlage 3 wordt de procedure beschreven om tot de gemiddelde verbruikcijfers te komen.
33
7.2
Besluitvorming rond energiebesparing Anno 2007 kan 47% van de verpleeg- en verzorgingshuizen in Nederland zelfstandig besluiten nemen over energiebesparing, zoals contracten afsluiten met energieleveranciers, het inhuren van externe adviseurs of het doorvoeren van energiebesparende maatregelen. 23% dit niet, en 29% van de verpleeg- en verzorgingshuizen kan dit slechts voor een deel van de maatregelen. Aan degenen die aangaven niet zelfstandig besluiten te kunnen nemen over energiebesparing is vervolgens gevraagd wie dit – voor hun gebouw - dan wel kunnen: 29% van de verpleeg- en verzorgingshuizen gaf op dat de eigenaar van het pand dit deed, 34% gaf de hoofdvestiging (of –kantoor) op en 17% de raad van bestuur. Aan degenen die aangaven wel zelfstandig te kunnen besluiten over energiebesparing, gaf 13% aan dit alleen te doen, 65% gaf aan dit samen met anderen te doen en 22% gaf aan dat anderen in de organisatie de besluiten namen.
7.3
Verwarming en koeling
7 . 3 . 1 V e r wa rm in g 21% van de ziekenhuizen beschikt over 1 verwarmingsketel, 64% heeft 2 tot 4 ketels in bezit en 6% 5 of meer ketels. Het gemiddelde aantal ketels in verpleeg- en verzorgingshuizen bedraagt 2,3. Het grootste deel van deze ketels betreft Hr-ketels (61%). Anno 2007 is bij 5% van de verpleeg- en verzorgingshuizen geen ketel aanwezig in het gebouw. Van de verpleeg- en verzorgingshuizen met een of meer ketels in het gebouw heeft 4% in 2006 één of meer van de ketels vervangen. Het aantal verpleeg- en verzorgingshuizen dat een verwarmingsinstallatie heeft met warmtekrachtkoppeling (WKK) is 15%. Warmtekoudeopslag in de bodem (WKO) treft men aan bij 1% van de verpleeg- en verzorgingshuizen. Van de verpleeg- en verzorgingshuizen met WKO beschikt geen instelling over één of meer warmtepompen die niet aan de WKO zijn gekoppeld. 7 . 3 . 2 G e bo u wk oe l i n g T y p e k o el i ng 33% van de verpleeg- en verzorgingshuizen heeft in 2007 een airconditioningsysteem. Gemiddeld wordt een kwart van de ruimte per verpleeg- en verzorgingshuis gekoeld. De WKO die bij 1% van de verpleeg- en verzorgingshuizen wordt aangetroffen, wordt door driekwart hiervan ook gebruikt voor koeling (73%). In tabel 7.2 is het type koelmachine weergegeven. De meest gebruikte methode voor ruimtekoeling in verpleeg- en verzorgingshuizen is via compressie. Koelen met behulp van koudeopslag in de bodem is de meest energiezuinige, maar wordt nog relatief weinig toegepast. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat koudeopslag vooral financieel rendabel is bij gebouwen met een gebruiksoppervlakte die groter is dan 6.000 m 2.
34
Tabel 7.2 Verdeling type koelmachine (gewogen) Verdeling type koeling via compressie koelmachine
73%
via absorptie koelmachine
7%
via warmtepomp
1%
via koudeopslag in de bodem
3%
via ander systeem
10%
weet niet op welke manier
14% 100%
Totaal Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Bij de verpleeg- en verzorgingshuizen die over een airconditioningsysteem beschikken is aan de panelleden gevraagd of men in het afgelopen jaar (voor het eerst) een nieuwe koelmachine heeft geïnstalleerd of een bestaande koelmachine heeft vervangen. Tabel 7.3 laat zien dat 19% van de verpleeg- en verzorgingshuizen dit inderdaad gedaan heeft. Tabel 7.3 Nieuwe koelmachines (gewogen) Nieuwe koelmachines bestaande koelmachine vervangen
3%
uitgebreid met nieuwe koelmachine
6%
voor het eerst een koelmachine geïnstalleerd
10%
geen van deze
80%
weet niet Totaal
1% 100%
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
O n d e rho u d va n h et k o el s ys te em Ook is het onderhoud aan het airconditioningsysteem onderzocht. In tabel 7.4 is voor vijf verschillende aspecten van het airconditioningsysteem onderzocht in welke mate in verpleeg- en verzorgingshuizen hierop onderhoud wordt gepleegd. Het blijkt dat het gros van de onderhoudswerkzaamheden één keer per jaar of vaker plaatsvindt. Ook de energie-efficiency van het airconditioningsysteem blijkt bij een meerderheid van de verpleeg- en verzorgingshuizen een vast onderdeel te zijn van het onderhoud (77%). Op de vraag wie het onderhoud aan het airconditioningsysteem pleegt, gaf 83% aan dat dit een monteur van buiten was, 7% gaf aan dat het een eigen monteur betrof of de onderhoudsdienst was en 8% gaf aan dat dit wisselde, soms van buiten het bedrijf soms van binnen.
35
Tabel 7.4 Controle en onderhoud aan koelinstallatie (gewogen) isolatie van
regelsys-
regelsys-
filters in de
de leidingen
teem qua
teem qua
luchtbehan-
temperatuur
bedrijfstij-
delingskast
lekdichtheid
den 13%
nooit
1%
4%
3%
1%
< dan 1 keer per 3 jaar
6%
3%
1%
0%
0%
1 keer per 3 jaar
1%
0%
0%
1%
0%
1 keer per 2 jaar
1%
1%
1%
0%
1%
61%
51%
52%
58%
69%
1 keer per half jaar
7%
20%
13%
20%
18%
1 keer per kwartaal
1%
4%
8%
6%
3%
vaker
6%
14%
14%
8%
3%
weet niet
4%
6%
6%
4%
4%
100%
100%
100%
100%
100%
1 keer per jaar
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Tot slot is een waardeoordeel over het functioneren van het airconditioningsysteem gevraagd vanuit het oogpunt van energie-efficiency. Bij de verpleeg- en verzorgingshuizen die over een airconditioningsysteem in hun gebouw beschikken, is een meerderheid van de panelleden van mening dat deze installatie vanuit energetisch oogpunt efficiënt functioneert (75%). 20% heeft de mening dat dit niet het geval is en de rest weet het niet.
36
8
De website van SenterNovem
8.1
Bruikbaarheid van de website In de vijfde meting zijn enkele vragen meegenomen over de bruikbaarheid van de website van SenterNovem en over de relatie tussen energiebesparing en maatschappelijk verantwoord ondernemen. In tabel 8.1 is de informatie over de bruikbaarheid van de website van SenterNovem weergegeven. Tabel 8.1 De bekendheid met en het gebruik van de website van SenterNovem (gewogen) V & V
Kanto-
Onder-
Win-
Zieken-
ren
wijs
kels
huizen
(232)
(353)
(138)
(42)
(212)
1. ja
44%
23%
17%
76%
41%
2. nee
56%
77%
83%
24%
59%
1. ja
38%
40%
26%
63%
47%
2. nee
62%
60%
74%
37%
53%
1. ja
81%
54%
100%
95%
91%
2. nee
19%
46%
0%
5%
9%
N V1. Kent u SenterNovem? (n = 977)
V2. [Als V1=1] Bent u bekend met de website van SenterNovem? (n = 350)
V3. [Als V2=1] Heeft u wel eens informatie gezocht op die website? (n = 140)
V4. [Als V3=1] Heeft u de gezochte informatie gevonden? (n = 140) 1. ja (alles)
89%
66%
94%
58%
56%
2. ja (deels)
9%
33%
6%
32%
33%
3. nee
3%
1%
0%
11%
11%
99%
77%
100%
100%
98%
1%
23%
0%
0%
2%
V5 [Als V4=1,2] Hoe bruikbaar was de informatie die u gevonden heeft? (n= 130) 1. (zeer) bruikbaar 2. (helemaal) niet bruikbaar
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 8.1 blijkt dat driekwart van de ‘ziekenhuizen’ SenterNovem kent. Bij de andere vier segmenten ligt dit percentage een stuk lager. Zo kent minder dan een kwart van de ‘winkels’ en het ‘onderwijs’ SenterNovem. Ook ten aanzien van de website van SenterNovem blijkt dat de ‘ziekenhuizen’ hiervan het best op de hoogte zijn. Van de andere segmenten is minder dan de helft van degenen die SenterNovem kennen, bekend met haar website. Het overgrote deel van de organisaties die bekend zijn met de website van SenterNovem heeft hier ook wel eens informatie op gezocht. Het onderwijs vormt hierop een negatieve uitzondering met 54%. En wanneer men informatie zoekt op de website, dan blijkt uit de onderste helft van tabel 8.1 dat men in de regel die informatie ook vindt (volledig of gedeeltelijk) en dat men die informatie ook als bruikbaar ervaart. Ook ten aanzien van de bruikbaarheid vormt het onderwijs een negatieve uitzondering.
37
Aan degenen die wel eens informatie hebben gezocht op de website van SenterNovem is gevraagd wat men heeft gezocht. In tabel 8.2 zijn de uitkomsten op deze vraag vermeld. De verschillende antwoordmogelijkheden werden opgelezen. Tabel 8.2 Waarover heeft men op de website van SenterNovem informatie gezocht (gewogen) Waarover heeft u toen informatie ge-
Kantoren
Onderwijs
Winkels
Zieken-
V & V
huizen
zocht? (n = 140) 1. Subsidie op energiebesparende maatregelen
63%
72%
18%
79%
67%
63%
66%
0%
84%
47%
48%
8%
6%
42%
37%
4. Duurzaam bouwen
52%
31%
0%
47%
32%
5. MJA over energiebesparing
22%
12%
6%
58%
27%
6. Andere informatie
39%
27%
0%
0%
22%
2. Mogelijke manieren om energie te besparen 3. Wettelijke verplichtingen over energieprestaties
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 8.2 komt naar voren dat het meest informatie wordt gezocht over subsidies en over mogelijke manieren om energie te besparen.
8.2
Energieverbruik en maatschappelijk verantwoord ondernemen In tabel 8.3 wordt ingegaan op de relatie tussen maatschappelijk verantwoord ondernemen en het eigen energieverbruik van de organisaties. Uit de tabel blijkt dat een ruime meerderheid van de organisaties bekend is met de term maatschappelijk verantwoord ondernemen. Kantoren, winkels en ziekenhuizen zijn hiermee het beste bekend. Aan degenen die bekend zijn met het begrip maatschappelijk verantwoord ondernemen is vervolgens gevraagd in welke mate men binnen het bedrijf hier aandacht aan besteed. Uit tabel 8.3 blijkt een minderheid van de organisaties aangeeft hieraan in grote mate aandacht te besteden. Aan de andere kant geeft ook een minderheid van de organisaties aan in beperkte mate of niet aan dit onderwerp aandacht te besteden. Tot slot blijkt uit tabel 8.3 dat ongeveer de helft van degenen die bekend zijn met het begrip maatschappelijk verantwoord ondernemen vindt dat het eigen energieverbruik van de organisatie hieronder valt.
38
Tabel 8.3. Maatschappelijk verantwoord ondernemen (gewogen) Kantoren
Onder-
Winkels
wijs N
Zieken-
V & V
huizen
(232)
(353)
(138)
(42)
(212)
1. ja
80%
64%
78%
81%
72%
2. nee
20%
36%
22%
19%
28%
V1. Bent u bekend met de term maatschappelijk verantwoord ondernemen? (n = 977)
V2. [Als V1=1] In welke mate wordt binnen uw bedrijf aandacht besteed aan mvo? (n = 713) 1. in grote mate
13%
6%
12%
15%
15%
2. in behoorlijke/redelijke mate
55%
44%
65%
61%
56%
3. in beperkte mate/niet
32%
47%
24%
18%
25%
0%
2%
0%
6%
3%
1. goed
56%
51%
53%
56%
46%
2. beperkt
37%
40%
42%
38%
41%
3. niet
6%
9%
5%
3%
10%
4. weet niet
2%
0%
0%
3%
3%
4. weet niet V3. [Als V1=1] In hoeverre vindt u dat het eigen energieverbruik van uw bedrijf past onder de noemer van mvo? (n = 713)
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
39
9
Het binnenklimaat van utiliteitsgebouwen
9.1
Problemen met het binnenklimaat In de vragenlijst is uitgebreid stilgestaan bij het binnenklimaat van de gebouwen van het U-bouwpanel. Achtereenvolgens werd gevraagd in hoeverre tocht, te hoge temperatuur, droge lucht, vervuilde lucht, stof, benauwdheid en andere problemen in het gebouw voorkwamen. In tabel 9.1 staan de resultaten op deze vraag weergegeven. Tabel 9.1 Problemen met het binnenklimaat van het gebouw (gewogen) In hoeverre komt … voor in uw gebouw?
Kantoren
(n = 977)*
Onder-
Winkels
V & V
Ziekenhuizen
wijs
TOCHT 1. in grote mate
1%
6%
2%
2%
3%
2. in behoorlijke/redelijke mate
11%
20%
14%
19%
16%
3. in beperkte mate/ niet
88%
73%
84%
79%
80%
TE HOGE TEMPERATUUR 1. in grote mate
5%
14%
3%
7%
13%
2. in behoorlijke/redelijke mate
28%
47%
26%
35%
48%
3. in beperkte mate/ niet
69%
39%
71%
57%
37%
DROGE LUCHT 1. in grote mate
3%
8%
1%
5%
7%
2. in behoorlijke/redelijke mate
13%
28%
17%
28%
33%
3. in beperkte mate/ niet
84%
62%
83%
67%
58% 1%
VERVUILDE LUCHT 1. in grote mate
0%
5%
0%
2%
2. in behoorlijke/redelijke mate
4%
21%
5%
2%
8%
95%
70%
93%
95%
88% 1%
3. in beperkte mate/ niet STOF 1. in grote mate
0%
7%
2%
2%
2. in behoorlijke/redelijke mate
6%
29%
17%
2%
7%
93%
65%
81%
93%
91%
3. in beperkte mate/ niet BENAUWDHEID 1. in grote mate
1%
5%
1%
2%
3%
2. in behoorlijke/redelijke mate
9%
26%
4%
7%
19%
89%
70%
95%
90%
77%
3. in beperkte mate/ niet Zijn er nog andere problemen? 1. ja
7%
18%
11%
19%
15%
92%
82%
89%
81%
84%
- in grote mate
28%
24%
15%
0%
18%
- in behoorlijke/redelijke mate
36%
58%
26%
63%
61%
- in beperkte mate/ niet
36%
16%
58%
38%
20%
2. nee In welke mate komt dit voor? (n = 140)
*) respondenten die ‘weet niet’ opgaven zijn niet in de tabel vermeld Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 9.1 komt naar voren dat van de zes genoemde problemen een te hoge temperatuur door alle vijf segmenten genoemd wordt als kwestie dat het meeste voorkomt. Droge lucht staat gemiddeld genomen op een tweede plaats. Bij onderwijs en de winkels vormt stof ook een belangrijk probleem.
41
Over het geheel genomen hebben de scholen het meeste last van de zes genoemde problemen, gevolgd door de verpleeg- en verzorgingshuizen. Kantoren hebben het minste last. Verder blijkt uit tabel 9.1 dat één op de vijf scholen en ziekenhuizen nog andere problemen opnoemt die het binnenklimaat van hun gebouw nadelig beïnvloeden. De meeste genoemde ‘andere problemen’ hebben te maken met vocht, een te lage temperatuur in de winter en een te hoge temperatuur in de zomer en met de (soms gebrekkige) ventilatie.
9.2
Wat zijn de oorzaken? Aan degenen die aangaven problemen te hebben met het binnenklimaat in hun gebouwen is vervolgens de vraag gesteld waardoor dat volgens hen veroorzaakt wordt. Tabel 9.2 laat de oorzaken zien die spontaan genoemd zijn. Tabel 9.2. Waardoor worden problemen met binnenklimaat veroorzaakt (gewogen) Waardoor worden problemen
Kantoren
Onderwijs
Winkels
met het binnenklimaat veroor-
Zieken-
V & V
huizen
zaakt? (n=885) - airco - cv - ventilatiesysteem - bouwmaterialen - isolatie
13%
2%
5%
18%
3%
7%
3%
10%
8% 6%
11%
42%
6%
30%
28%
3%
5%
6%
0%
2%
12%
11%
8%
8%
9%
- stoffering
2%
2%
2%
0%
1%
- ramen
9%
15%
9%
10%
9%
- anders
62%
56%
74%
58%
64%
7%
3%
4%
5%
4%
- weet niet
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Van de zeven voorgecodeerde antwoorden werd het ventilatiesysteem het meest genoemd. In de meeste gevallen werd echter een andere dan de zeven voorgecodeerde problemen genoemd. Veel van de andere genoemde oorzaken waren: een gebrekkige of geen zonwering, geen airco in het gebouw, de ouderdom van het gebouw, de hoge of lage buitentemperatuur, een plat dak en te veel mensen in het gebouw.
42
10 Advisering 10.1 Advies door een externe partij Aan de panelleden die in hun gebouw over een verwarming- en/of koelinstallatie beschikken, is gevraagd of men vorig jaar een advies hebben laten uitbrengen over de energie-efficiency van die installaties. Tabel 10.1 geeft de resultaten weer. Te zien valt dat door de ziekenhuizen het vaakst een extern advies is uitgebracht: respectievelijk 29% en 38%. Bij de winkels wordt zelden een extern advies uitgebracht. Tabel 10.1 Aanvraag extern advies (gewogen)* Kanto-
Onder-
ren
wijs
Winkels
Zieken-
V & V
huizen
V1A. Heeft uw organisatie extern advies laten uitbrengen over de energie-efficiency van de verwarmingsinstallatie? (n = 858) 1. ja
8%
19%
2%
29%
11%
92%
78%
96%
66%
85%
5%
14%
1%
38%
10%
94%
84%
96%
59%
85%
1. actief om gevraagd
43%
57%
20%
88%
57%
2. onderdeel contract
30%
27%
79%
13%
35%
3. anders
27%
14%
1%
0%
8%
2. nee V1B. Heeft uw organisatie extern advies laten uitbrengen over de energie-efficiency van de koelinstallatie (n = 434) 1. ja 2. nee V2. (Als V1=1) Heeft u actief gevraagd om het advies of maakte het advies deel uit van een (lease)-contract? (n = 128)
V3 (Als V1=1) Is er bij het externe advies gebruik gemaakt van de zogeheten Installatie Performance Scan? (n = 128) 1. ja
8%
15%
2%
56%
21%
2. nee
43%
22%
18%
25%
44%
3. weet niet
49%
63%
80%
19%
35%
*) respondenten die ‘weet niet’ opgaven zijn niet in de tabel vermeld, m.u.v. de laatste vraag Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Aan degenen die een advies hebben laten uitbrengen is gevraagd of men zelf om dit advies heeft gevraagd of dat het advies deel uitmaakte van een (lease)contract. Een meerderheid van de organisaties die een advies hebben aangevraagd, heeft daar actief om gevraagd. Alleen de winkels vormen hierop een uitzondering.
43
Aan dezelfde groep panelleden is ook gevraagd of bij het externe advies gebruik is gemaakt van een zogeheten Installatie Performance Scan. 1 Alleen bij de ziekenhuizen geeft een meerderheid aan hiervan gebruik te hebben gemaakt. Bij de winkels, onderwijsinstellingen en kantoren weet een groot deel van de organisaties hierop geen antwoord te geven. Dit heeft vermoedelijk te maken met het nieuwe karakter van de Scan. Waarom heeft men een advies laten uitbrengen? In de vragenlijst zijn hiertoe acht mogelijke redenen voorgecodeerd. Tabel 10.2 laat de resultaten zien, die door de panelleden spontaan zijn genoemd. Tabel 10.2 Waarom heeft men om een advies gevraagd (gewogen) Kanto-
Onder-
ren
wijs
26%
6%
77%
13%
13%
2. systeem kon beter presteren
4%
6%
78%
44%
22%
3. waren klachten over comfort
6%
5%
0%
0%
5%
4. energieverbruik was te hoog
16%
22%
0%
25%
27%
5. verplicht advies (wet Milieubeheer)
0%
0%
1%
6%
4%
6. noodzakelijk advies (deelname MJA)
1%
4%
0%
0%
4%
7. paste in de vervanging onderdelen
2%
7%
0%
13%
13%
8. paste in het onderhoudplan
16%
17%
4%
0%
21%
9. andere reden
37%
35%
2%
38%
30%
10. weet niet
14%
4%
0%
0%
0%
Winkels
Zieken-
V & V
huizen
V4. (Als V1=1) Waarom heeft u advies laten uitbrengen over de energieefficiency van de verwarmings- of koelinstallatie? (n = 128) 1. waren klachten over het systeem
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 10.2 blijkt dat een vijftal motieven er uit springen: vanwege een te hoog energieverbruik (behalve winkels), vanwege klachten over het systeem (vooral winkels), omdat men verwachtte dat het systeem beter kon presteren (vooral winkels), omdat het advies paste in het reguliere onderhoudsplan (behalve ziekenhuizen) en om andere redenen. Bij het laatste motief werd vooral genoemd: vanwege nieuwbouw of verbouwing, of omdat het door anderen (gemeente of hoofdkantoor) was opgelegd.
10.2 Zelf onderzoek naar energie-efficiency Aan de panelleden die in hun gebouw over een verwarming- en/of koelinstallatie beschikken, is ook gevraagd of men vorig jaar zelf onderzoek heeft gedaan naar de energie-efficiency van die installaties. Tabel 10.3 geeft de resultaten weer.
1
44
De Installatie Performance Scan is een nieuw gestandaardiseerd instrument om inzicht te krijgen in de verbetermogelijkheden van de klimaatinstallatie in gebouwen. Installateurs en installatieadviseurs kunnen de Installatie Performance Scan aanbieden (en downloaden van de website van SenterNovem). Zij zijn bekend met de afzonderlijke technieken; alleen de samenvoeging tot een geïntegreerde eenduidige scan is nieuw.
Tabel 10.3 Zelf onderzoek naar energie-efficiency (gewogen)* Kanto-
Onder-
ren
wijs
Winkels
Zieken-
V & V
huizen
V5A. Heeft uw bedrijf in 2006 zelf onderzoek gedaan naar de energie-efficiency van de verwarmingsinstallatie? (n = 859) 1. ja 2. nee
4%
10%
8%
21%
14%
96%
88%
90%
74%
83%
V5B. Heeft uw bedrijf in 2006 zelf onderzoek gedaan naar de energie-efficiency van de koelinstallatie? (n = 435) 1. ja 2. nee
2%
2%
2%
18%
10%
98%
96%
94%
79%
86%
V6 (Als V5=1) Is er bij het eigen onderzoek gebruik gemaakt van de zogeheten Installatie Performance Scan? (n = 100) 1. ja
5%
3%
0%
18%
13%
2. nee
20%
89%
90%
64%
88%
3. weet niet
75%
11%
10%
18%
3%
*) respondenten die ‘weet niet’ opgaven zijn niet in de tabel vermeld, m.u.v. de laatste vraag Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Te zien valt dat (ook hier) door de ziekenhuizen het vaakst zelf onderzoek is gedaan (respectievelijk 21% en 18%). De kantoren doen het minst vaak zelf onderzoek. Aan dezelfde groep panelleden is ook gevraagd of bij het onderzoek gebruik is gemaakt van een zogeheten Installatie Performance Scan. Bij de ziekenhuizen gaf 18% aan hiervan gebruik te hebben gemaakt en van de verpleeg- en verzorgingshuizen 13%. Waarom heeft men zelf onderzoek gedaan? In de vragenlijst zijn hiertoe acht mogelijke redenen voorgecodeerd. Tabel 10.4 laat de resultaten zien, die door de panelleden spontaan zijn genoemd.
45
Tabel 10.4 Waarom heeft men zelf onderzoek gedaan? (gewogen) Kanto-
Onder-
ren
wijs
Winkels
Zieken-
V & V
huizen
V7. (Als V5=1) Waarom heeft u zelf onderzoek gedaan naar de energie-efficiency van de verwarmings- of koelinstallatie? (n = 100) 1. waren klachten over het systeem
5%
1%
2%
0%
7%
2. systeem kon beter presteren
3%
7%
2%
18%
17%
3. waren klachten over comfort
0%
1%
1%
0%
7%
4. energieverbruik was te hoog
8%
42%
10%
18%
28%
5. verplicht advies (wet Milieubeheer)
0%
2%
1%
9%
0%
6. noodzakelijk advies (deelname MJA)
0%
0%
1%
0%
3%
7. paste in de vervanging onderdelen
3%
2%
1%
0%
4%
8. paste in het onderhoudplan 9. andere reden
5%
4%
1%
45%
14%
13%
48%
87%
27%
52%
Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
Uit tabel 10.4 blijkt dat een viertal motieven er uit springen: vanwege een te hoog energieverbruik, omdat men verwachtte dat het systeem beter kon presteren, omdat het onderzoek paste in het reguliere onderhoudsplan en om andere redenen. Bij het laatste motief werd onder andere genoemd: eigen nieuwsgierigheid en vanwege nieuwbouw of verbouwing.
10.3 Maatregelen genomen? Tot slot is aan de panelleden die een extern advies hebben laten uitbrengen of die zelf onderzoek hebben laten doen naar de energie-efficiency van de verwarming- en/of koelinstallatie gevraagd of men naar aanleiding hiervan nog maatregelen heeft genomen. Tabel 10.5 laat zien dat een meerderheid hierop een positief antwoord geeft, met uitzondering van de kantoren. Tabel 10.5 Heeft u maatregelen genomen (gewogen)* Kanto-
Onder-
ren
wijs
Winkels
Zieken-
V & V
huizen
V5A. Heeft u naar aanleiding van het externe advies of eigen onderzoek naar de energie-efficiency maatregelen genomen? (n = 199) 1. ja
39%
62%
51%
81%
53%
2. nee
49%
36%
49%
19%
45%
*) respondenten die ‘weet niet’ opgaven zijn niet in de tabel vermeld, Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
46
BIJLAGE I
Vragenlijst
Introductie
INTRO Bestaande panelleden Goedemorgen/-middag/-avond mevrouw/mijnheer, u spreekt met ....... van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf. In opdracht van het Ministerie van VROM zijn wij momenteel bezig met een nieuwe meting van de Energiebesparingsmonitor Utiliteit naar energiebesparende maatregelen in gebouwen. Vorig jaar heeft uw bedrijf ook meegewerkt aan dit onderzoek en aangegeven dat wij u ook dit jaar weer mochten benaderen. Zou ik u in verband met de nieuwe meting een aantal vragen mogen stellen? INTRO Nieuwe panelleden Goedemorgen/-middag/-avond mevrouw/mijnheer, u spreekt met ....... van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf. In opdracht van het ministerie van VROM zijn wij momenteel bezig met een onderzoek naar energiebesparende maatregelen. Zou ik u in verband met dit onderzoek een aantal vragen mogen stellen? Contact 1 Als bestaand panellid Enq.: GEEF AAN OF DIT JAAR HET GESPREK GEVOERD WORDT MET DEZELFDE CONTACTPERSOON ALS VORIG JAAR. VORIG JAAR IS HET GESPREK GEVOERD MET … 1:
dezelfde contactpersoon
2:
andere contactpersoon
Contact 2 Als nieuw panellid of Contact 1 = 2 Graag wil ik eerst even uw naam noteren. Enq.: NOTEER NAAM ALS VOLGT: B.K. JANSSEN Geslacht Als nieuw panellid of Contact 1 = 2 Enq.: NOTEER GESLACHT RESPONDENT 1:
man
2:
vrouw
Tussentekst 1 Als bestaand panellid Begin vorig jaar hebben wij met u/uw collega gesproken over de energiebesparende maatregelen in het hoofdgebouw van uw bedrijf. In deze meting willen wij het weer hebben over dit gebouw. Voordat ik begin met mijn vragen wil ik eerst even controleren of de adresgegevens kloppen. Tussentekst 2 Als nieuw panellid
47
De vragen in dit onderzoek hebben steeds betrekking op één gebouw. Als uw bedrijf meerdere gebouwen op deze locatie heeft dan hebben de volgende vragen betrekking op het HOOFDGEBOUW van uw bedrijf. Voordat ik begin met de vragen wil ik eerst even controleren of de naam en adresgegevens kloppen. Naam 1 Als naam voor het bedrijf heb ik ... Klopt dit? 1:
ja
2:
nee
Naam 2 Als naam 1 is 2 Wat is dan de naam van het bedrijf? Adres 1 Als bestaand panellid: Als adres voor het gebouw - waarover het gesprek in 2006 ging - heb ik ... Klopt dit nog steeds? Als nieuw panellid:
Als adres voor het gebouw heb ik…… Klopt dit?
Enq: BIJ MEER GEBOUWEN GAAT HET OM HET ADRES VAN HET HOOFDGEBOUW VAN HET BEDRIJF/INSTEL OP DEZE LOKATIE. Enq: WANNEER ER ALLEEN EEN POSTBUSNUMMER IS NAAR DE STRAATNAAM VRAGEN 1:
ja
door naar deel Gebouwgegevens
2:
nee
door naar Adres 2
Adres 2 Als bestaand panellid en Adres 1 is 2 Is uw bedrijf verhuisd of zijn de adresgegevens niet goed genoteerd? 1:
verhuisd
door naar Verhuis
2:
verkeerd genoteerd
door naar Adres 3
Adres 3 Adres 1 is 2 Wat is het adres?
door naar deel Gebouwgegevens
Enq.: VRAAG NAAR DE STRAATNAAM, NIET DE POSTBUS Verhuis Bent u bereid om met het bedrijf op uw nieuwe adres mee te werken aan dit onderzoek? 1:
ja
door naar Tussentekst 3
2:
nee
door naar Afsluiting
Tussentekst 3 Bedankt, dat is fijn. In het vervolg van de vragenlijst gaan alle vragen over dit nieuwe adres.
48
Gebouwgegevens
INTRO Alle volgende vragen gaan over het gebouw op
. Vraag B01 Als bestaand panellid Volgens onze gegevens zit uw bedrijf in dit gebouw? Is dat … 1: nog steeds het geval
door naar Vraag B02A
2: deze situatie is onjuist
door naar Vraag B02
Vraag B02 Als nieuw panellid of B01 is 2 Als bestaand panellid: Hoe is de situatie dan? Als nieuw panellid:
Zit uw bedrijf alleen in dit gebouw of zit uw bedrijf samen met andere bedrijven of instellingen in dit gebouw?
1: zit alleen in het gebouw 2: zit samen met anderen in het gebouw 3: andere situatie, namelijk: Vraag B02a Als samen Welk percentage van het gebouw heeft uw bedrijf ongeveer in gebruik? Als alleen in gebouw wordt in het vervolg gesproken over het gebouw. Als samen in gebouw wordt in het vervolg gesproken over uw bedrijf in het gebouw. Vraag B03 Als nieuw panellid Gaat het om een vrijstaand gebouw of zit het gebouw aan andere gebouwen vast? 1:
vrijstaand gebouw
2:
aan andere gebouwen vast
3:
anders, te weten: .....
4:
weet niet
Vraag B03a Als bestaand panellid Volgens onze gegevens Als alleen:
bestaat het gebouw op inclusief de begane grond uit
Als samen:
zit uw bedrijf op verdiepingen in het gebouw op
verdiepingen. Klopt dit? . De begane grond is dan indien van toepassing meegerekend als verdieping. Klopt dit? 1:
ja
door naar Vraag B05
2:
nee
door naar Vraag B04
49
Vraag B04 Als alleen:
Uit hoeveel verdiepingen inclusief de begane grond bestaat het
Als samen:
Op hoeveel verdiepingen zit uw bedrijf in het gebouw op
gebouw op? ? De begane grond moet u indien van toepassing ook meerekenen als verdieping. Vraag B05 Als bestaand panellid Volgens onze informatie is de bruto vloeroppervlakte van (uw bedrijf in) het gebouw op vierkante meters. Klopt dat? Enq.: BRUTO VLOEROPPERVLAKTE IS INCLUSIEF MAGAZIJNEN, MAAR EXCLUSIEF DE RUIMTEVOOR PARKEERPLAATSEN. LET OP DAT ZE OOK DE VERDIEPINGEN MEEREKENEN 1:
ja
door naar Vraag B09
2:
nee
door naar Vraag B06
3:
weet niet.
door naar Vraag B09
Vraag B06 Als nieuw panellid of B05 is 2 Wat is de bruto vloeroppervlakte van (uw bedrijf in) het gebouw op ? Als meer verdiepingen: Het gaat om alle verdiepingen plus eventuele magazijnen. Parkeerplaatsen worden niet meegerekend. Als één verdieping:
Eventuele magazijnen moet u meerekenen, parkeerplaatsen niet.
Vraag B06A Als Vraag B06 is 888888 of 9999999 Is het bruto vloeroppervlakte minder of meer dan 1000 vierkante meters? 1: minder 2: meer 3: weet (echt) niet Vraag B06B Als Vraag B06A is 1 Ligt het bruto vloeroppervlakte tussen de: 1: 0 en 150 m2 2: 150 en 350 m2 3: 350 en 500 m2 4: 500 en 750 m2 5: 750 en 1000 m2 6: weet (echt) niet Vraag B06C Als Vraag B06A is 2 Ligt het bruto vloeroppervlakte tussen de: 1: 1000 en 2500 m2 2: 2500 en 5000 m2 3: 5000 en 7500 m2 4: 7500 en 10000 m2 5: 10000 en 25000 m2
50
6: meer dan 25000 m2 7: weet niet Vraag B09 Kunt u aangeven wat de gemiddelde hoogte is Als meer verdiepingen: van de verdiepingen van uw bedrijfsruimte. Als één verdieping:
van uw bedrijfsruimte.
Vraag B13 Als bestaand panellid Volgens onze gegevens is het gebouw op in gebouwd. Klopt dit? 1:
ja
door naar Vraag B15
2:
nee
door naar Vraag B14
3:
weet niet.
door naar Vraag B15
Vraag B14 Als nieuw panellid of B13 is 2 In welk jaar is het gebouw gebouwd? Vraag B15 Als bestaand panellid En volgens onze gegevens heeft u het gebouw/uw bedrijfsruimte in het gebouw <WEL/NIET> in eigendom. Is dat … Enq.: LEES OP 1: nog steeds het geval
door naar Vraag B17
2: deze situatie is onjuist
door naar Vraag B16
Vraag B16 Als nieuw panellid of B15 is 2 Als bestaand panellid: Hoe is de situatie dan? Als nieuw panellid:
Heeft u de bedrijfsruimte in het gebouw aan de <STRAAT> in eigendom of huurt u deze?
1: heeft het wel in eigendom 2: huurt het 3: andere situatie, namelijk: Vraag B17 Is het gebouw op in de afgelopen 5 jaar ingrijpend verbouwd of gerenoveerd? 1:
ja
door naar Vraag B18
2:
nee
door naar deel Hoofdactiviteit
3:
weet niet.
door naar deel Hoofdactiviteit
Vraag B18 In welk jaar was dat?
51
Hoofdactiviteit
Vraag C01 Als sector is ziekenhuis Komt uw ziekenhuis het meest overeen met een academisch ziekenhuis, een regionaal ziekenhuis of met een gespecialiseerd ziekenhuis? 1:
academisch ziekenhuis
2:
regionaal ziekenhuis
3:
gespecialiseerd ziekenhuis
4:
anders, te weten, ...
5:
weet niet
Vraag C02 Als sector is verzorging en verpleging Zit uw instelling voornamelijk in de verzorging, in de verpleging of in de gehandicaptenzorg? 1:
verzorging
2:
verpleging
3:
gehandicaptenzorg
4:
anders, te weten, ...
5:
weet niet
Vraag C04 Als sector is onderwijs Gaat het op dit adres om ....
Enq.: LEES OP
1:
een universiteit
2:
een MBO en HBO-instelling
3:
voortgezet onderwijs
4:
primair / basisonderwijs
5:
anders, te weten, ...
6:
weet niet
Vraag C05 Als sector is winkels Verkoopt uw winkel voornamelijk food of non-food producten? 1:
food
2:
non-food
3:
beide evenveel
4:
anders, te weten, ...
5:
weet niet
Vraag C03 Als sector is kantoren of winkels Kunt u kernachtig aangeven wat de hoofdactiviteit is van uw bedrijf op dit adres? Vraag C06 Als bestaand panellid en aantal wp is bekend Volgens onze gegevens werken er in uw bedrijf op <WP> personen. Klopt dit?
52
1:
ja
door naar deel Programmamonitoring
2:
nee
door naar Vraag C07
3:
weet niet
door naar deel Programmamonitoring
Vraag C07 Als nieuw panellid of Vraag C03 is 2 Hoeveel personen werken er dan? Enq: WEET NIET is 999999
Programmamonitoring: besluitvorming mbt energiebesparing
De vragen over de besluitvorming mbt energiebesparing worden alleen gesteld aan nieuwe panelleden, omdat deze informatie over bestaande panelleden al bekend is. Als bestaand panellid, dan door naar vraag LIntro INTRO De volgende vragen hebben betrekking op de besluitvorming rond energiebesparing. Functie 2 Wat is uw huidige functie? 1: hoofd technische dienst 2: medewerker technische dienst 3: hoofd facilitaire dienst / facilitair manager 4: medewerker facilitaire dienst 5: eigenaar / directeur 6: bedrijfsleider 7: conciërge 8: anders, namelijk... 9: weet niet/w.n.z. Vraag D05 Kan uw bedrijf in het gebouw aan de <STRAAT> zelfstandig besluiten over alle, een deel of geen van de energiebesparingsmaatregelen, zoals contracten met energieleveranciers, het inhuren van externe adviseurs of het doorvoeren van energiebesparende maatregelen? 1:
ja, over alle maatregelen
2:
ja, over een deel van de maatregelen
3:
nee, over geen maatregelen
4:
weet niet
Vraag D06 Als Vraag D05 is 1
Wie neemt binnen het bedrijf beslissingen over de energiebesparingsmaatregelen? Bent u dat zelf of zijn dat andere personen in uw bedrijf?
Als Vraag D05 is 2
Als u kijkt naar het deel van de maatregelen waarover uw bedrijf zelfstandig beslissingen kan nemen, wie neemt dan binnen uw bedrijf de beslissingen over de
53
energiebesparingsmaatregelen? Bent u dat zelf of zijn dat andere personen in uw bedrijf? Enq: HET GAAT OM DE FUNCTIE VAN DE ANDERE PERSONEN! 1:
zelf
2:
ikzelf EN anderen in organisatie
3:
andere personen in organisatie
4:
weet niet
Vraag D07 Als Vraag D06 is 2 of 3 Welke andere functionarissen zijn dat? 1:
het management
2:
directeur facilitaire zaken
3:
facility manager
4:
afdeling inkoop
5:
technische dienst
6:
gebouwbeheerder
7:
anders, te weten: …
8:
weet niet/w.n.z.
Vraag D08 Als Vraag D05 is 3
Wie of welke partij neemt de beslissingen over \ energiebesparingsmaatregelen?
Als Vraag D05 is 2
Als u kijkt naar het deel van de maatregelen waarover uw bedrijf geen beslissingen kan nemen, wie of welke partij neemt daarover dan de beslissingen?
Enq: NIET OPLEZEN 1: het hoofdkantoor 2: de hoofdvestiging 3: de franchisegever 4: de gemeente 5: het bestuur van de school 6: de verhuurder/eigenaar van het gebouw 7: de raad van bestuur 8: andere instantie, te weten ... 9: weet niet/w.n.z.
54
Besparingsmaatregelen
De vragen over de besparingsmaatregelen worden alleen gesteld aan nieuwe panelleden en zijn bedoeld om een nul-situatie te meten. INTRO De volgende hebben betrekking op een aantal energiebesparende maatregelen. Vraag E01C Hoe zou u de huidige staat van uw dakisolatie omschrijven? Is uw dak niet, matig, redelijk, goed of zeer goed geïsoleerd? Matig staat voor een isolatiedikte van 1 tot 4 cm, redelijk voor 5 tot 8 cm, goed voor 9 tot 12 cm en zeer goed voor meer dan 12 cm. Enq: DE VRAGEN GAAN OVER HET GROOTSTE GEDEELTE VAN HET DAK 1:
niet geïsoleerd
2:
matig/slecht geïsoleerd
3:
redelijk geïsoleerd
4:
goed geïsoleerd
5:
zeer goed geïsoleerd
6:
weet niet
Vraag E02C Hoe zou u de huidige staat van uw gevelisolatie omschrijven? Is uw gevel niet, matig, redelijk, goed of zeer goed geïsoleerd? Matig staat voor een isolatiedikte van 1 tot 4 cm, redelijk voor 5 tot 8 cm, goed voor 9 tot 12 cm en zeer goed voor meer dan 12 cm. Enq: DE VRAGEN GAAN OVER HET GROOTSTE GEDEELTE VAN DE GEVEL 1:
niet geïsoleerd
2:
matig/slecht geïsoleerd
3:
redelijk geïsoleerd
4:
goed geïsoleerd
5:
zeer goed geïsoleerd
6:
weet niet
Vraag E03C Hoe zou u de huidige staat van uw vloerisolatie omschrijven? Is uw vloer niet, matig, redelijk, goed of zeer goed geïsoleerd? Matig staat voor een isolatiedikte van 1 tot 4 cm, redelijk voor 5 tot 8 cm, goed voor 9 tot 12 cm en zeer goed voor meer dan 12 cm. Enq: DE VRAGEN GAAN OVER HET GROOTSTE GEDEELTE VAN DE VLOER 1:
niet geïsoleerd
2:
matig/slecht geïsoleerd
3:
redelijk geïsoleerd
4:
goed geïsoleerd
5:
zeer goed geïsoleerd
6:
weet niet
55
Vraag E04C Hoe is de glasgevel van uw bedrijf momenteel opgebouwd? Welk deel bestaat uit enkel glas, welk deel uit gewoon dubbel glas en welk deel uit extra isolerend dubbel glas? Enq.: NOTEER NIEUWE PERCENTAGES, MOETEN OPTELLEN TOT 100% Enkel glas
:
Dubbel glas
:
% %
Extra isolerend dubbel glas
:
%
INTRO De volgende vragen gaan over het verlichtingsplan van uw bedrijf. Vraag F01C Hoe is de verlichting van uw bedrijf opgebouwd? Hoeveel procent bestaat uit gloeilampen, spaarlampen, halogeenlampen, normale TL-verlichting, HF verlichting en HF-plus verlichting? Enq.: HF VERLICHTING EN HF++ VERLICHTING ZIJN TL-BUIZEN DIE VOORZIEN ZIJN VAN EEN ENERGIEZUINIG RESPECTIEVELIJK EXTRA ENERGIEZUINIG VOORSCHAKELAPPARAAT Enq.: DE PERCENTAGES MOETEN OPTELLEN TOT 100 Gloeilampen
:
Spaarlampen
:
% %
Halogeenlampen
:
%
Normale Tl-buizen
:
%
HF verlichting
:
%
HF-plus verlichting
:
%
------------------------------------------totaal Vraag F02C Kunt u aangeven hoeveel procent van uw verlichting momenteel uit daglichtafhankelijke verlichting bestaat? Vraag F03C En hoeveel procent van uw verlichting bestaat momenteel uit spiegeloptiekarmaturen bestaat? Vraag F04C En hoeveel procent van uw verlichting bestaat momenteel uit verlichting met aanwezigheidsdetectie bestaat? Vraag F05C En als laatste van deze verlichtingsreeks hoeveel procent van uw verlichting momenteel wordt geregeld met veegschakelingen? INTRO Nu volgen enkele vragen over duurzame energie.
56
Vraag H01D Staan er op het gebouw aan de <STRAAT> zonnecollectoren voor de productie van warm water? 1: ja 2: nee 3: weet niet Vraag H02D Staan er op het gebouw aan de <STRAAT> zonnecellen voor de productie van elektriciteit? 1: ja 2: nee 3: weet niet Vraag H03C Hoeveel procent van uw stroom is momenteel groene stroom? Vraag I01 Ik noem u nu nog een aantal overige energiebesparende maatregelen. Sommige hebben te maken met gedrag en anderen met de apparaten en installaties. Wilt u per maatregel aangeven of u die in de afgelopen 2 jaar heeft getroffen? Enq.: MEER ANTWOORDEN MOGELIJK 1:
Energiezuinig afstellen van thermostaten
2:
Lichten laten uitdoen bij verlaten kamers
3:
Voorlichting geven aan medewerkers op het gebied van energiebesparing
4:
Medewerkers opleidingen laten volgen op het gebied van energiebesparing
5:
Controle ten aanzien van energiezuinig gedrag van de medewerkers
6:
Waterzijdig inregelen van de verwarmingsinstallatie
7:
Warmteterugwinning uit ventilatielucht
8:
Tochtwering op ramen en deuren
9:
Energiebesparende platte computerbeeldschermen
Vraag I02 Heeft nog andere energiebesparende maatregelen getroffen? 1: ja
door naar Vraag I03
2: nee
door naar Programmamonitoring: divers
Vraag I03 Welke zijn dat dan?
57
Programmamonitoring: divers
INTRO De volgende vragen gaan over diverse onderwerpen. Vraag L01 Kent u SenterNovem? 1: ja
door naar Vraag L02
2: nee
door naar Vraag L07
Vraag L02 Bent u bekend met de website van SenterNovem? 1: ja
door naar Vraag L03
2: nee
door naar Vraag L07
Vraag L03 Heeft u wel eens informatie gezocht op website van SenterNovem? 1: ja
door naar Vraag L04
2: nee
door naar Vraag L07
3: weet niet
door naar Vraag L07
Vraag L04 Als Vraag L03 is 1 Heeft u toen informatie gezocht over … Enq.: LEES OP 1:
Subsidie op energiebesparende maatregelen b.v. EIA (Energie en Milieu Investeringsaftrek)
2:
Mogelijke maatregelen om energie te besparen
3:
Wettelijke verplichtingen omtrent energieprestatie, b.v. EPC of EPBD
4:
Duurzaam bouwen
5:
Meerjarenafspraken met bedrijven over energiebesparing
6:
andere informatie, namelijk: …
7:
weet niet (meer)
Vraag L05 Heeft u de gezochte informatie gevonden? 1:
ja, alles
2:
ja, deels
door naar Vraag L06 door naar Vraag L06
3:
nee
door naar Vraag L07
4:
weet niet
door naar Vraag L07
Vraag L06 Hoe bruikbaar was de informatie die u heeft gevonden op de site? Was die … Enq.: LEES OP
58
1:
zeer bruikbaar
2:
bruikbaar
3:
niet bruikbaar
4:
zeer onbruikbaar
5:
weet niet
Vraag L07 Bent u bekend met de term “maatschappelijk verantwoord ondernemen”? 1:
ja
door naar Vraag L08
2:
nee
door naar Intro Vraag L10
Vraag L08 In welke mate wordt binnen uw bedrijf aandacht besteed aan “maatschappelijk verantwoord ondernemen”? Is dat … Enq.: LEES OP 1:
in grote mate
2:
in behoorlijke mate
3:
in redelijke mate
4:
in beperkte mate
5:
niet
6:
weet niet
Vraag L09 In hoeverre vindt u dat het eigen energieverbruik van uw bedrijf past onder de noemer van “maatschappelijk verantwoord ondernemen”? Past dat … Enq.: LEES OP 1:
goed
2:
beperkt
3:
of niet
4:
weet niet
Intro Er is de laatste tijd veel te doen over de relatie tussen het binnenklimaat in een gebouw en de effecten van een slecht binnenklimaat op de gezondheid van de werknemers en hun productiviteit. Kunt van de volgende problemen aangeven in welke mate ze voorkomen in uw gebouw. U kunt antwoorden met in grote mate, in behoorlijke mate, in redelijke mate, in beperkte mate of niet. Vraag L10 In welke mate komt ……… voor in uw gebouw? a)
tocht
b)
te hoge temperatuur
c)
droge lucht
d)
vervuilde lucht
e)
stof
f)
benauwdheid
1:
in grote mate
2:
in behoorlijke mate
3:
in redelijke mate
4:
in beperkte mate
5:
niet
6:
weet niet
Vraag L11 Komen er nog andere problemen voor met betrekking tot het binnenklimaat? 1:
ja, namelijk: ….
2:
nee
3:
weet niet
59
Vraag L12 Als Vraag L11 is 1 In welke mate komt dit voor? 1:
in grote mate
2:
in behoorlijke mate
3:
in redelijke mate
4:
in beperkte mate
5:
niet
6:
weet niet
Als bij Vraag 10 alle 6 problemen niet voorkomen (VL10 = 5) en VL11 > 1 dan door met Vraag J01INTRO Vraag L13 Waardoor worden problemen met het binnenklimaat veroorzaakt? Enq.: NIET OPLEZEN, MEER ANTWOORDEN MOGELIJK 1:
airco
2:
cv
3:
ventilatiesysteem
4:
gebruikte bouwmaterialen
5:
isolatie
6:
stoffering
7:
ramen
8:
anders, te weten: …
9:
weet niet
Energieverbruiksgegevens
De vragen over de energieverbruiksgegevens worden alleen gesteld aan potentiële leden van het kernpanel, d.w.z. dat bedrijven waar geen één-op-één relatie is tussen bedrijf en gebouw worden uitgesloten en winkels worden uitgesloten. Dus alleen stellen als sector is géén winkel en als B01 is 2 (alleen in gebouw) INTRO De volgende vragen hebben betrekking op het energieverbruik. Vraag J01a Beschikt uw bedrijf in het gebouw in over een eigen elektriciteits- of gasmeter? Enq.: OOK EEN TUSSENMETER TELT ALS EEN EIGEN METER. HET GAAT EROM OF BEDRIJF ECHTE EIGEN VERBRUIK KAN AFLEZEN. 1:
ja
2:
nee
3:
JA, een TUSSENmeter
door naar vraag J06
Vraag J01b Als Vraag J01a is 1 of 3 Hoeveel eigen elektriciteitsmeters heeft uw bedrijf in het gebouw op de <straat>?
60
Vraag J02 Als Vraag J01a is 1 of 3 Wie is uw netbeheerder op het gebied van elektriciteit? Enq.: EVENTUEEL HELPEN 1:
(Conti) Nuon
9:
2:
ENECO Netbeheer
10: ENBU B.V.
InfraMosane
3:
Essent
11: ONS Netbeheer
4:
Delta
12: BV RENDO Netbeheer
5:
Intergas Netbeheer BV
13: NRE Netwerk
6:
Obragas Net NV
14: COGAS/ CONET
7:
BV Netbeheer Haarlemmermeer•
15: anders, namelijk: …
8:
Westland Energie Infrastructuur
16: weet niet
Vraag J03 Hoeveel eigen gasmeters heeft uw bedrijf in het gebouw op de <straat>? Vraag J04 Als Vraag J03 is 1 of meer Wie is uw netbeheerder op het gebied van gas? Enq.: EVENTUEEL HELPEN 1:
(Conti) Nuon
9:
2:
ENECO Netbeheer
10: ENBU B.V.
InfraMosane
3:
Essent
11: ONS Netbeheer
4:
Delta
12: BV RENDO Netbeheer
5:
Intergas Netbeheer BV
13: NRE Netwerk
6:
Obragas Net NV
14: COGAS/ CONET
7:
BV Netbeheer Haarlemmermeer•
15: anders, namelijk:
8:
Westland Energie Infrastructuur
16: weet niet
Vraag J05 Als vorig jaar niet of voor 1 jaar gemachtigd Het verzamelen van de energieverbruikscijfers vormt een belangrijk onderdeel van dit onderzoek. In voorgaande metingen is gebleken dat meest betrouwbare methode is dat de verbruikscijfers rechtstreeks bij het netwerkbedrijf worden opgevraagd. Om de cijfers te kunnen opvragen is het nodig dat u ons machtigt. Bent u bereid ons te machtigen? 1:
ja
naar Tussentekst 4
2:
nee: WIL niet machtigen
naar deel vraag J06
3:
nee: KAN niet machtigen. omdat:.
naar deel vraag J06
4:
JA, IN PRINCIPE, NOG WEL TOESTEMMING VRAGEN naar Tussentekst 4
Vraag J05A Als vorig jaar voor meerdere jaren gemachtigd Het verzamelen van de energieverbruikscijfers vormt een belangrijk onderdeel van dit onderzoek. Vorig jaar heeft uw bedrijf/instelling ons gemachtigd om de verbruikscijfers rechtstreeks bij het netwerkbedrijf op te vragen. Op het formulier is toen aangegeven dat uw bedrijf/instelling ons daartoe voor meerdere jaren machtigt. Kunnen wij die machtiging nog steeds gebruiken om de cijfers bij het netwerkbedrijf op te vragen?
61
1:
ja
2:
nee
door naar vraag J06
Vraag J05B Bent u wel bereid ons opnieuw te machtigen? 1:
ja
2:
nee: WIL niet machtigen
naar Tussentekst 4 naar deel vraag J06
3:
nee: KAN niet machtigen. omdat:.
naar deel vraag J06
4:
JA, IN PRINCIPE, NOG WEL TOESTEMMING VRAGEN naar Tussentekst 4
Tussentekst 4 Als Vraag J05 is 1 of 4 of Vraag J05B is 1 of 4 Fijn: wij sturen u dan op korte termijn het machtigingskaartje toe. Vraag J06 Is uw bedrijf aangesloten op stadsverwarming?
62
1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Verwarming
INTRO De volgende vragen hebben betrekking op de verwarming van het gebouw. Vraag K01 Hoeveel verwarmingsketels zijn er in het gebouw op de <straat>? Vraag K02 Als Vraag K01 is 0 Op welke wijze wordt het gebouw dan verwarmd? Als vraag K01 = 0 dan door naar vraag K07 Vraag K03 Van welk type is/zijn deze ketel(s)? Gaat het om een zogenaamde hoog rendement (HR) ketels, een ketel met een verbeterd rendement (VR-ketel)of een conventionele ketel (10 jaar of ouder)? 1:
HR-ketel
aantal:
2:
VR-ketel
aantal:
3:
conventionele ketel
aantal:
4:
weet niet
Vraag K04 Is de ketel/Zijn 1 of meer ketels van de centrale verwarmingsinstallatie in 2006 vervangen? 1:
ja
2:
nee
door naar Vraag K05 door naar Vraag K06
3:
weet niet
door naar Vraag K06
Vraag K05 Welk type ketel(s) is/zijn toen vervangen? HR ketels door VR ketels
aantal:
CO ketels door VR ketels
aantal:
CO ketels door HR ketels
aantal:
VR ketels door HR ketels
aantal:
HR ketels door CO ketels
aantal:
VR ketels door CO ketels
aantal:
VR ketels door VR ketels
aantal:
HR ketels door HR ketels
aantal:
CO ketels door CO ketels
aantal:
Vraag K06 Wordt er in de verwarmingsinstallatie(s) gebruik gemaakt van warmtekrachtkoppeling? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
63
Vraag K07 Heeft uw bedrijf warmte/koude-opslag in de bodem? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Vraag K08 Als Vraag K07 is 1 Gebruikt u de warmte/koude-opslag ook voor koeling? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Vraag K09 Als Vraag K07 is 1 Gebruikt u een of meer warmtepompen die niet aan uw warmte/koudeopslag is of zijn gekoppeld? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Vraag K10 Als Vraag K09 is 1 Hoeveel warmtepompen zijn dat?
Koeling
Als Vraag K08 is 1 (WKO ook voor koeling), dan door naar Intro Vraag G03 Vraag G01 Is er in uw bedrijf een airconditioningsysteem? Hiermee bedoelen wij geen losse ventilatoren. 1:
ja
door naar Vraag G02
2:
nee
door naar deel Advies
3:
weet niet
door naar deel Advies
Vraag G02 Wat voor soort koelmachine gebruikt u voor uw airconditioningsysteem? Is dat een compressiekoelmachine, een absorptiekoelmachine. gaat dat via warmte/koudeopslag in de bodem of gaat dat via een warmtepomp? Enq: MEER ANTWOORDEN ZIJN MOGELIJK 1:
64
een compressie koelmachine
2:
een absorptie koelmachine
3:
warmtepomp
4:
anders, te weten:
5:
weet niet
Intro Vraag G03 Als Vraag K08 is 1 (WKO ook voor koeling) U beschikt over een airconditioningsysteem waarbij gebruik wordt gemaakt van warmte/koude opslag in de bodem. Vraag G03 Functioneert het airconditioningsysteem volgens u vanuit energie-efficiency oogpunt optimaal? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Vraag G08 Is de energie-efficiency van het airconditioningsysteem een vast onderdeel van het onderhoud? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Vraag G04 In welk percentage van het gebouw is er airconditioning? Losse ventilatoren moet u wederom niet meetellen. Vraag G05 Heeft u in 2006 de bestaande koelmachine vervangen, heeft u het airconditioningsysteem uitgebreid met een nieuwe koelmachine of heeft u voor het eerst een koelmachine geïnstalleerd? 1:
bestaande koelmachine vervangen
2:
uitgebreid met nieuwe koelmachine
3:
voor het eerst een koelmachine geïnstalleerd
4:
geen van deze
5:
weet niet
Intro Een airconditioningsysteem bestaat naast de koelmachine uit een groot aantal andere componenten. U kunt dan denken aan filters en ventilatoren in de luchtbehandelingskast, de uitblaasroosters in de vertrekken, de leidingen waardoor koud water stroomt, de kanalen waardoor warme lucht stroomt en het regelsysteem die zorgt dat de koude lucht op het juiste tijdstip in de vertrekken komt. De volgende vragen gaan over de controle en het onderhoud van deze onderdelen. Vraag G09 Hoe vaak wordt gecontroleerd of de isolatie van de leidingen niet beschadigd is? Is dat … Enq.: LEES OP 1:
nooit, dus is dit alleen in het begin ingesteld
2:
minder vaak dan 1 keer per 3 jaar
3:
1 keer per 3 jaar
4:
1 keer per 2 jaar
5:
1 keer per jaar
6:
1 keer per half jaar
7:
1 keer per kwartaal
65
8:
of vaker
9:
weet niet
Vraag G10 Hoe vaak wordt gecontroleerd of het regelsysteem qua temperatuur goed is ingesteld? Is dat … Enq.: LEES OP 1:
nooit, dus is dit alleen in het begin ingesteld
2:
minder vaak dan 1 keer per 3 jaar
3:
1 keer per 3 jaar
4:
1 keer per 2 jaar
5:
1 keer per jaar
6:
1 keer per half jaar
7:
1 keer per kwartaal
8:
of vaker
9:
weet niet
Vraag G11 Hoe vaak wordt gecontroleerd of het regelsysteem qua bedrijfstijden goed is ingesteld? Is dat … Enq.: LEES OP 1:
nooit, dus is dit alleen in het begin ingesteld
2:
minder vaak dan 1 keer per 3 jaar
3:
1 keer per 3 jaar
4:
1 keer per 2 jaar
5:
1 keer per jaar
6:
1 keer per half jaar
7:
1 keer per kwartaal
8:
of vaker
9:
weet niet
Vraag G12 Hoe vaak wordt gecontroleerd of de filters in de luchtbehandelingskast vervangen moeten worden? Is dat … Enq.: LEES OP 1:
nooit, dus is dit alleen in het begin ingesteld
2:
minder vaak dan 1 keer per 3 jaar
3:
1 keer per 3 jaar
4:
1 keer per 2 jaar
5:
1 keer per jaar
6:
1 keer per half jaar
7:
1 keer per kwartaal
8:
of vaker
9:
weet niet
Vraag G13 Hoe vaak wordt de koelmachine onderzocht op lekdichtheid? Is dat … Enq.: LEES OP ENQ: GEBEURT VAAK DOOR ZOGENAAMDE STEK-GEDIPLOMEERDE MONTEURS.
66
1:
nooit, dus is dit alleen in het begin ingesteld
2:
minder vaak dan 1 keer per 3 jaar
3:
1 keer per 3 jaar
4:
1 keer per 2 jaar
5:
1 keer per jaar
6:
1 keer per half jaar
7:
1 keer per kwartaal
8:
of vaker
9:
weet niet
Vraag G14 Als Vraag G09, G10, G11 en G12 is 1, 2 of 3 Waarom worden de isolatie van de leidingen, het inregelen van de temperatuur en tijd en de filters niet of niet regelmatiger onderzocht Enq: NIET OPLEZEN, MEER ANTWOORDEN MOGELIJK 1: De installatie is net nieuw 2: Ik wist niet dat dit nodig is 3: Niet nodig in mijn optiek 4: Het is er nog niet van gekomen 5: andere reden, namelijk: …. 6: weet niet Vraag G07 Als Vraag G09 en G10 en G11 en G12 en G13 is ongelijk aan 1 Door wie wordt het onderhoud aan het airconditioningssysteem gepleegd? Is dat door … Enq.: LEES OP 1:
een monteur van buiten
2:
een eigen monteur of onderhoudsdienst
3:
afwisselend een monteur van buiten en een eigen monteur
4:
weet niet
Advies
Vraag K10a Als verwarmingsinstallatie (K01 > 0 & < 999) Heeft uw organisatie in 2006 een advies laten uitbrengen door een externe partij over de energie-efficiency van de verwarmingsinstallatie van het gebouw aan de <straat>)? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Vraag K10b Als koelinstallatie (G01 = 1 of K08 = 1) Heeft uw organisatie in 2006 een advies laten uitbrengen door een externe partij over de energie-efficiency van de koelinstallatie van het gebouw aan de <straat>)? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
67
Vraag K12 Als Vraag K10a is 1 of Vraag K10b is 1 Heeft u actief gevraagd om het advies of maakte het advies deel uit van een (lease-)contract? 1: actief om gevraagd 2: onderdeel leasecontract 3: anders, namelijk 4: weet niet Vraag K13 Als Vraag K10a is 1 of Vraag K10b is 1 Is er bij het externe advies gebruik gemaakt van de zogeheten Installatie Performance Scan? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Vraag K14 Als Vraag K10a is 1 of Vraag K10b is 1 Waarom heeft u advies laten uitbrengen over de energie-efficiency van de verwarmings- of koelinstallatie van het gebouw aan de <straat>)? Enq: NIET OPLEZEN, MEER ANTWOORDEN MOGELIJK 1:
Er waren klachten over het technische systeem
2:
De verwachting was dat het systeem beter kon presteren
3:
In verband met klachten over het comfort
4:
Het energieverbruik van de installatie was te hoog
5:
Het advies was verplicht vanwege de milieuvergunning (Wet Milieubeheer)
6:
Het advies was noodzakelijk vanwege deelname aan een MJA
7:
Het advies ‘paste’ in de vervanging van onderdelen
8:
Het advies ‘paste’ in het reguliere onderhoudsplan
9:
Andere reden, namelijk…
10: weet niet Vraag K15a Als verwarmings (K01 > 0 en < 999) Heeft uw bedrijf in 2006 zelf onderzoek gedaan naar de energie-efficiency van de verwarmingsinstallatie van het gebouw aan de <straat>? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Vraag K15b Als koelinstallatie (G01= 1 of k08 = 1) Heeft uw bedrijf in 2006 zelf onderzoek gedaan naar de energie-efficiency van de koelinstallatie van het gebouw aan de <straat>?
68
1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Vraag K17 Als Vraag K15a is 1 of Vraag K15b is 1 Is er bij het eigen onderzoek gebruik gemaakt van de zogeheten Installatie Performance Scan? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Vraag K18 Als Vraag K15a is 1 of Vraag K15b is 1 Waarom heeft uw bedrijf zelf onderzoek gedaan naar de energie-efficiency van de verwarmings- of koelinstallatie van het gebouw aan de <straat>)? Enq: NIET OPLEZEN, MEER ANTWOORDEN MOGELIJK 1:
Er waren klachten over het technische systeem
2:
De verwachting was dat het systeem beter kon presteren
3:
In verband met klachten over het comfort
4:
Het energieverbruik van de installatie was te hoog
5:
Het onderzoek was verplicht vanwege de milieuvergunning (Wet Milieubeheer)
6:
Het onderzoek was noodzakelijk vanwege deelname aan een MJA
7:
Het onderzoek ‘paste’ in de vervanging van onderdelen
8:
Het onderzoek ‘paste’ in het reguliere onderhoudsplan
9:
Andere reden, namelijk…
10: weet niet Vraag K19 Als Vraag K10a is 1 of Vraag K10b is 1 of Vraag K15a is 1 of Vraag K15b is 1 Heeft u naar aanleiding van het externe advies of interne onderzoek naar de energie-efficiency, maatregelen genomen? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Vraag K20 Als Vraag K10a is 1 of Vraag K10b is 1 of Vraag K15a is 1 of Vraag K15b is 1 Gaat u nog (meer) maatregelen nemen? 1:
ja
2:
nee
3:
weet niet
Adresgegevens
INTRO Tot slot wil ik even nalopen of de naw-gegevens nog kloppen. Vraag Panel Zouden wij u volgend jaar nog eens mogen benaderen? 1:
ja
69
2:
nee
3:
weet niet
Als geen panel en geen machtigingskaartje dan door naar einde 6 Postcode 1 Als postcode voor dit gebouw heb ik…… klopt dit? 1:
ja
2:
nee
Postcode 2 Als Postcode 1 = 2 Wat is dan de postcode? Enq.: VRAAG NAAR DE POSTCODE VAN DE STRAATNAAM Plaats 1 Als plaats voor het gebouw heb ik…… klopt dit? 1:
ja
2:
nee
Plaats 2 Als Plaats 1 = 2 Wat is dan de plaats? Vraag TEL1 Als telefoonnummer heb ik: ....
Kunnen wij u het beste op dit nummer berei-
ken? 1:
ja
2:
nee
Vraag TEL2 Als TEL1 is 2 Op welk telefoonnummer kunnen we u dan het beste bereiken? Email En wat is het e-mailadres waar we u het beste kunnen bereiken? Afsluiting Dan waren dit al mijn vragen. Namens het ministerie van VROM wil ik u hartelijk bedanken voor uw medewerking aan dit onderzoek. Ik wens u verder een prettige dag/avond.
70
BIJLAGE II
Samenvattend overzicht uitkomsten
Samenvattend overzicht uitkomsten 5 e meting
Gasverbruik per m2 (5%-trimmed gemiddelde): 2004 2
Gasverbruik per m (5%-trimmed gemiddelde): 2005 2
Gasverbruik per m (5%-trimmed gemiddelde): 2006 Elek.verbruik per m 2 (5%-trimmed gemiddelde): 2004
Kanto-
Onder-
ren
wijs
Winkels
huizen*
Zieken-
V & V
16 m 3
14 m 3
27 m 3
23 m 3
17 m
3
15 m
3
29 m
3
24 m 3
16 m
3
15 m
3
28 m
3
24 m 3
104kWh
68kWh
81kWh
36kWh
Elek.verbruik per m (5%-trimmed gemiddelde): 2005
84kWh
38kWh
110kWh
69kWh
Elek.verbruik per m 2 (5%-trimmed gemiddelde): 2006
85kWh
38kWh
115kWh
69kWh
59%
33%
93%
47%
2
Kan zelfstandig besluiten nemen over energiebesparing Gemiddeld aantal verwarmingsketels in het gebouw
78%
1,5
2,5
1,2
2,4
2,3
79%
69%
79%
46%
61%
Verwarminginstallatie met WKK
4%
4%
3%
57%
15%
Aanwezigheid van WKO
4%
2%
2%
14%
1%
In gebouw is een airconditionsysteem aanwezig
58%
22%
47%
81%
33%
Percentage gebouw dat gekoeld wordt
75%
20%
60%
70%
25%
Extern advies over e-efficiency verwarmingsinstallatie
8%
19%
2%
29%
11%
Extern advies over e-efficiency koelinstallatie
5%
14%
1%
38%
10%
Intern onderzoek e-efficiency verwarmingsinstallatie
4%
10%
8%
21%
14%
Intern onderzoek e-efficiency van de koelinstallatie
2%
2%
2%
18%
10%
Gemiddeld aandeel Hr-ketels
*) Voor ziekenhuizen is het 8%-trimmed gemiddelde van het gas- en elektriciteitsverbruik berekend. Bron: Stratus marktonderzoek (2007)
71
BIJLAGE III
Procedure verbruikcijfers
Om tot de gemiddelde verbruikcijfers te komen (zie hoofdstuk 4, 5, 6 en 7) zijn een aantal stappen doorlopen. Hieronder staan de procedures vermeld die gevolgd zijn.
Ga sv e rb ru ik c i jf er s Bedacht dient te worden dat het gasverbruik van de panelleden in de loop der jaren zowel telefonisch, via nota’s als via de netwerkbedrijven is binnengekomen. In deze meting zijn alleen cijfers via netwerkbedrijven verzameld. Omdat vanaf meting 3 steeds naar de verbruikcijfers van meerdere jaren is gevraagd, kan het voorkomen dat van een bedrijf of instelling voor hetzelfde jaar verschillende cijfers beschikbaar zijn. In geval van dubbele cijfers is voorrang gegeven aan de cijfers die via machtigingen zijn verkregen. Van alle nota’s die een periode van twaalf maanden omvatten, is gekeken in welke maand de nota begon. 1 Afgesproken is dat een nota die de winter van een bepaald jaar omvatte tot dat jaar mag worden gerekend. Met andere woorden, een nota die liep van mei 2003 tot en met mei 2004, valt onder het jaar 2004. De grens die hierbij is aangehouden ligt op 17 februari. Dus een nota die liep van 18 februari 2003 tot en met 18 februari 2004 werd niet tot 2003 gerekend maar tot 2004. Nadat alle gasverbruikscijfers in het juiste jaar waren geplaatst, zijn ze vervolgens gecorrigeerd voor het aantal graaddagen over de periode van de nota. 2 Hierbij is gebruik gemaakt van de informatie van vijf verschillende weerstations in Nederland over de periode januari 2002 tot en met mei 2007. Elk panellid is via de postcode van het gebouw aan een van deze weerstations toebedeeld. Het ging om de stations Beek (Maastricht), de Bilt, de Kooy (Den Helder), Eelde en Vlissingen. Door de gedetailleerde segmentatie - een jaarnota van maart tot maart kreeg een andere correctiefactor dan een jaarnota die liep van juni tot juni - ontving bijna ieder panellid met gasverbruikscijfers zijn eigen correctiefactor. Deze correctie is overigens niet op het totale vermelde gasverbruik van de nota toegepast. Verondersteld is dat 25% van het gasverbruik in ziekenhuizen en 35% van het gasverbruik in verpleeghuizen onafhankelijk is van weersinvloeden, omdat het gas gebruikt wordt voor warm tapwater. Bij kantoren ligt dit percentage op 7%, bij het onderwijs op 5% en bij de winkels op 0%.3 De correctiefacto-
1
Wanneer geen periode bekend was, is verondersteld dat de verbruiksperiode van 1 januari tot en met 31 december liep.
2
Graaddagen zijn te berekenen door voor een etmaal het verschil tussen een gemiddelde binnentemperatuur over een etmaal van 18 °C en de gemiddelde buitentemperatuur per etmaal te bepalen. De gemiddelde buitentemperatuur per etmaal moet beneden 15,5 °C liggen. 15,5 °C noemt men ook wel de stookgrens. Als de gemiddelde etmaaltemperatuur boven 15,5 °C ligt, wordt 0 graaddagen aangehouden. Het optellen van alle graaddagen van alle etmalen in een periode levert het aantal graaddagen in die periode. 3
Zie Vis, I (2004). Energiekengetallen U-bouw, correctieslag. EBM-Consult.
73
ren hadden daarom alleen betrekking op het deel van het gasverbruik dat door het weer beïnvloed wordt. In de laatste stap zijn de gecorrigeerde gasverbruikscijfers gedeeld door de bruto-vloeroppervlakte van de gebouwen. Wanneer van een bedrijf of instelling in de periode 2004-2006 slechts twee waarnemingen beschikbaar waren, is de ontbrekende waarde er bij geschat.
E l ek t r ic i t ei ts ve r br u ik c i jf e rs Bij de verbruikscijfers van elektriciteit is niet gecorrigeerd voor het aantal graaddagen in een jaar. Een nota die minder dan twaalf maanden omvatte is op simpele wijze gecorrigeerd in de veronderstelling dat het elektriciteitsgebruik niet aan seizoenen is gebonden. Dus een nota die zes maanden besloeg kreeg een correctiefactor 2. De procedure om de nota’s naar een bepaald jaar toe te rekenen, is een andere dan bij de gascijfers. Er is van uitgegaan dat het meeste aantal maanden in een nota het jaar bepaalde. Met andere woorden een nota die loopt van 17 februari 2003 tot en met 17 februari 2004 wordt tot 2003 gerekend en niet tot 2004. De grens ligt bij nota’s die lopen van juli tot juli.
74
Deel B: Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland Resultaten voor 2006
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland oÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS
In opdracht van SenterNovem augustus 2007
auteur dr. Edward Prendergast
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
Inhoud j~å~ÖÉãÉåíë~ãÉåî~ííáåÖ=
P
N
fåäÉáÇáåÖ=
R
O
^å~äóëÉ=éêáã~áêÉ=Ç~í~=
T
2.1 2.2
7 7
P
oÉëìäí~íÉå= 3.1 Resultaten steekproef 3.2 3.3
Q
Algemeen Correctie primaire gegevens
Aantal gebouwen Bouwperiode en eigendom
V 9 10 12
cçìíÉå~å~äóëÉ= 4.1 Vergelijking gegevens gebouwvoorraad 2005
NP 13
4.2
14
Statistische en systematische fouten
Bijlagen 1
dÉãÉÉåíÉå=éÉê=ÅçÇÉêáåÖ=
2
= `çÇÉêáåÖ=éÉê=ÖÉÄçìïëÉÖãÉåí=
3
= hêìáëí~ÄÉääÉå=ÄçìïéÉêáçÇÉJÉáÖÉåÇçãëí~íìë=
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=O=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
j~å~ÖÉãÉåíë~ãÉåî~ííáåÖ= In 2006 is door moBius consult een methode ontwikkeld voor het bepalen van het aantal (utiliteits)gebouwen in Nederland. Deze methode is toen toegepast op de gebouwvoorraad van 2005. De methode is beschreven in het rapport met kenmerk 2115.04 van oktober 2006. De methode is nu toegepast op de gebouwvoorraad van 2006. Voor de bepaling van de gebouwvoorraad van 2005 was het noodzakelijk om gebruik te maken van een correctiefactor voor dubbel opgenomen adressen in de database. Door verbetering van de methodiek wordt in de analyse van 2006 rekening gehouden met de dubbel opgenomen adressen. Daarom is de correctiefactor niet meer nodig en is een van de statistische fouten uit de bepaling van 2005 geëlimineerd. Het gevonden aantal gebouwen is weergegeven in de onderstaande tabel. Het percentage van combinaties woningen met utiliteitsbouw en de onderverdeling in subsegmenten zijn procentueel weergegeven. Aantallen en absolute fouten zijn afgerond op 1000, 100 of 50 naar gelang de significantie. Percentages zijn afgerond op 5%. =
â~åíçêÉå=
çåÇÉêïáàë=
~~åí~ä=
82.000
15.800
ëí~íáëíáJ
B=ãÉí=
ëÅÜÉ=Ñçìí=
ÄÉïçåáåÖ=
2.000
< 5%
800
< 5%
çåÇÉêîÉêÇÉäáåÖ=
bedrijfsverzamel
15%
regulier
85%
primair
65%
secundair/beroeps
15%
Univ/HBO
<5%
overig
15%
òáÉâÉåÜìáòÉå=
800
50
< 5%
-
-
îÉêéäÉÖáåÖ=Éå=îÉêòçêÖáåÖ=
5.600
300
< 5%
-
-
ïáåâÉäë=
154.000
2.000
15%
-
-
ÜçêÉÅ~=EìáíÖÉòçåÇÉêÇ=ÜçíÉäëF=
35.000
500
20%
-
-
ÜçíÉäë=
3.400
50
25%
-
-
ÄÉÇêáàÑëÜ~ääÉå=
163.000
2.000
5%
processen
45%
opslag
55%
transp/comm
<5%
ëéçêí~ÅÅçããçÇ~íáÉë=
8.900
300
< 5%
-
-
òïÉãÄ~ÇÉå=C=ë~ìå~Ûë=
500
100
15%
-
-
ÄáàÉÉåâçãëí=
28.900
300
< 5%
äçÖáÉë=
1.700
200
5%
cultuur
20%
religie
30%
overig
50%
-
-
Vanwege de systematische afwijkingen, wordt de nauwkeurigheid van de aantallen geschat op 10%.
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=P=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
De gevonden aantallen wijken aanzienlijk af van de aantallen van de bepaling van de voorraad van 2005. De oorzaak hiervan is geanalyseerd. De afwijking tussen de getallen heeft twee hoofdoorzaken: 1.
De belangrijkste oorzaak is de afwijking van de toegepaste correctiefactor met de werkelijke waarde.
2.
De gemeente Amsterdam heeft hun codering sinds vorig jaar drastisch gewijzigd. Hierdoor zijn de gegevens van Amsterdam in Dataland aanzienlijk gewijzigd.
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=Q=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
N
fåäÉáÇáåÖ= In 2006 is door moBius consult een methode ontwikkeld, om het aantal gebouwen per gebouwsegment in Nederland te bepalen. Deze methode is beschreven in rapport 2115.04 uit oktober 2006. Met deze methode wordt het aantal gebouwen bepaald, door gebruik te maken van de database Dataland. Deze database bevat de adresgegevens van ruim 300 gemeenten. Uit de analyse blijkt dat, op dit moment, de bruikbare adressen in de database ca. 67% van het totaal aantal adressen in Nederland is. Met de gegevens van het kadaster wordt vervolgens per gebouwsegment, op basis van een steekproef, het aantal gebouwen per adres bepaald. In 2006 is de methode toegepast op de gebouwvoorraad van 2005. In de onderhavige rapportage worden de resultaten gerapporteerd voor de bepaling van het aantal gebouwen in 2006. Op hoofdlijnen is de methode, zoals deze is beschreven in de genoemde rapportage toegepast. Voor nadere informatie wordt daarom naar het betreffende rapport verwezen. Aanpassingen in de methode worden hieronder besproken. Voor de volledigheid zijn in bijlage 1 de gemeenten per codering toegevoegd en in bijlage 2 de onderverdeling van de coderingen per gebouwsegment. Adresdefinitie Uit de analyse van de bepaling van gebouwvoorraad van 2005, blijkt de definitie van de adressen in Dataland een systematische fout veroorzaken. In de database zijn namelijk adressen gedefinieerd met bijvoorbeeld de toevoeging “3de verdieping”. Dit veroorzaakt een overschatting van de resultaten in verschillende segmenten. Er is voor die overschatting voor 2005 een correctiefactor vastgesteld op basis van een steekproef van willekeurige adressen. In de bepaling van de gebouwvoorraad van 2006 zijn de adressen eenduidig gedefinieerd als: plaats, straat, huisnummer, huisletter. Hierdoor is de correctie, die voor de voorraad van 2005 is toegepast komen te vervallen. Extrapolatiefactor Voor de voorraad van 2005 is het aantal getelde adressen op twee manieren geëxtrapoleerd naar het totaal aantal adressen in Nederland. Ten eerste is geijkt aan het aantal adressen volgens de KPN (nu TNT). Ten tweede is geijkt aan het aantal woningen volgens het CBS. De gegevens van de KPN blijken niet gewijzigd ten opzichte van vorig jaar, de gegevens van het CBS wel. Hieruit wordt geconcludeerd dat de gegevens van het CBS nauwkeuriger zijn en zijn daarom gebruikt voor de extrapolatie. Gebouwsegmenten Voor 2006 is de gebouwvoorraad bepaald van de hieronder genoemde gebouwsegmenten. De segmenten waar een (*) is geplaatst, zijn ook in het onderzoek voor 2005 opgenomen:
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=R=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
•
kantoren (*) o o
•
onderwijs (*) o primair (*) o o
• •
regulier (*) bedrijfsverzamel (*)
secundiar (*) HBO/universitair (*)
winkels (*) horeca o o
hotels overig
• •
ziekenhuizen (*) verpleging & verzorging (*)
•
bedrijfshallen (*) o processen (*) o o
opslag (*) transport/communicatie (*)
• •
sport zwembaden & sauna’s
•
bijeenkomstgebouwen o cultuur o o
•
religie (incl. overlijden) overig
logiesgebouwen
Daarnaast is van een aantal gebouwsegmenten het aantal adressen bepaald. Van deze segmenten is geen kadastrale check uitgevoerd. Het betreft: • •
cellengebouwen stationsgebouwen
•
agrarisch
Bouwperiode en eigendomstatus Voor de analyse van de voorraad van 2006 is de bouwperiode en de eigendomstatus van de gebouwen in een kruistabel met beide eigenschappen bepaald. De onderverdeling van de bouwperiode, is gelijkgesteld aan de verdeling in het onderzoek U-panel, van SenterNovem.
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=S=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
O
^å~äóëÉ=éêáã~áêÉ=Ç~í~=
OKN
^äÖÉãÉÉå=
Voor de analyse zijn de gebouwgegevens van in totaal 5.076.555 adressen uit de database geanalyseerd. De gemeenten met de zogenaamde GFO-codering zijn hierin niet opgenomen, omdat deze geen bruikbare data opleveren. In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de geanalyseerde adressen. Tabel 1: Verdeling bruikbare adressen uit Dataland.
ïçåáåÖÉå=
4.650.998
92 %
ìíáäáíÉáíëÄçìï=
423.681
8 %
ÅçãÄáå~íáÉ=ïçåáåÖÉå=L=ìíáäáíÉáíëÄçìï=
76.116
1,5 %
äÉÖÉ=~ÇêÉëëÉå N=
19.187
0,4 %
OKO
`çêêÉÅíáÉ=éêáã~áêÉ=ÖÉÖÉîÉåë=
In totaal zijn 10 databestanden door Dataland aangeleverd. Deze bestanden zijn elk geanalyseerd om de gegevenskwaliteit te controleren. Voor de databestanden is gecontroleerd tot welk detailniveau de informatie bruikbaar is. Voor een aantal subsegmenten blijkt de informatie slechts gedeeltelijk aanwezig of betrouwbaar. Deze informatie is gecorrigeerd, waarbij zo min mogelijk informatie verloren is gegaan. De correctie houdt in dat de informatie geaggregeerd is naar een hoger detailniveau, waarbij deze wel betrouwbaar is. De resultaten van de gemeenten met DUWOZ codering zijn gebruikt als indicatie voor de validatie van de overige gegevens. De volgende punten zijn daarbij geconstateerd en opgelost: • Bij een deel van de gemeenten blijkt een deel van de subsegmenten niet te zijn gedefinieerd. Deze subsegmenten kunnen niet gebruikt kunnen worden om de verhouding tussen de subsegmenten te bepalen. Bij deze gemeenten zijn de subsegmenten opgenomen in het hoofdsegment, tenzij anders aangegeven. Dit betreft: o Amsterdam o
geen bedrijfsverzamelkantoren gedefinieerd Den Haag
1
geen ziekenhuizen gedefinieerd geen horeca (niet hotels) gedefinieerd
in het segment gezondheidszorg alleen ziekenhuizen gedefinieerd in het segment recreatie alleen sportfaciliteiten gedefinieerd
Over het algemeen zijn dit gebouwen met meerdere adressen, waarbij de volledige gebouwgegevens
onder een van de adressen is opgeslagen. De overige adressen zijn dan leeg.
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=T=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
in het segment bedrijfshallen zijn onevenredig veel hallen onder het segment opslag gedefinieerd. De hoeveelheid is dusdanig buiten proportie dat deze op 0 is gesteld en niet is geaggregeerd op een hoger ni-
o o
veau. In Dordrecht en Groningen geen bedrijfsverzamelgebouwen gedefinieerd. In Lelystad onevenredig veel adressen verpleging en verzorging
o
geen zwembaden en sauna’s gedefinieerd. In Nijmegen bijna alle onderwijsgebouwen in het segment overig gedefinieerd.
o
In Rotterdam scholen onderverdeeld in algemeen en kinderopvang.
Opmerkingen: • In de grotere steden is alleen in Groningen een aannemelijk aantal adressen gedefinieerd •
in het segment hoger onderwijs. In Amsterdam zijn ca. 275.000 woningen gedefinieerd. In vergelijking met de gegevens van het CBS lijkt dit ca. 30% te weinig. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door de wijze waarop de adressen zijn gedefinieerd. Zie hiervoor verder hoofdstuk 4.
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=U=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
P
oÉëìäí~íÉå=
PKN
oÉëìäí~íÉå=ëíÉÉâéêçÉÑ=
Kadastrale check De resultaten voor de verschillende nieuwe gebouwsegmenten zijn in de onderstaande tabel weergegeven. Hierbij is de statistische fout bepaald met de standaarddeviatie en de grootte van de steekproef. Voor de gebouwsegmenten die ook voor 2005 zijn geanalyseerd, is geen nieuwe bepaling uitgevoerd. Tabel 2: Aantal gebouwen per adres, per gebouwsegment
=
ëíÉÉâéêçÉÑ~~åí~ä=
ÖÉÄçìïÉå=éÉê=
ëí~íáëíáëÅÜÉ=Ñçìí=
~ÇêÉë= â~åíçêÉå=
50
1,00
0%
çåÇÉêïáàë=
97
1,19
4%
òáÉâÉåÜìáòÉå=
93
1,69
11%
îÉêéäÉÖáåÖ=Éå=îÉêòçêÖáåÖ=
147
1,13
4%
ïáåâÉäë=
50
1,00
0%
ÄÉÇêáàÑëÜ~ääÉå=
50
1,02
1%
ÜçíÉäë=
47
1,11
6%
ëéçêí~ÅÅçããçÇ~íáÉë=
44
1,05
3%
òïÉãÄ~ÇÉå=C=ë~ìå~Ûë=
51
0,53
12%
ÄáàÉÉåâçãëí=
45
1,00
0%
äçÖáÉë=
39
1,21
13%
Bij het segment zwembaden en sauna’s is bepaald dat 47% van de adressen een buitenzwembad is. De statistische fout in het aantal zwembaden is in zijn geheel toe te schrijven aan de fractie buitenzwembaden. Verhouding met andere gebouwen De bouwkundige specificatie van de constructie is met de kadastrale gegevens onderzocht. Hierbij zijn vier mogelijkheden: los: verbonden:
gebouw dat bouwkundig compleet gescheiden is van de omgeving, gebouw dat een onderlinge verbinding heeft met een ander gebouw, zoals
rijtjesgebouw:
een loopbrug, bouwkundig zelfstandig gebouw, maar vastgebouwd aan andere
unit:
bebouwing, zoals bij rijtjeshuizen, eenheid binnen een gedeeld gebouw2.
2
Het is onduidelijk in hoeverre het mogelijk is om met de kadastrale gegevens hier een nauwkeurige
uitspraak over te doen.
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=V=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
De bouwkundige specificatie van de constructie is in de onderstaande tabel weergegeven. De statistische fout is in de tabel eveneens weergegeven. Voor de gebouwsegmenten die ook voor 2005 zijn geanalyseerd, is geen nieuwe bepaling uitgevoerd. Tabel 3: Verdeling van bouwkundige specificatie van de gebouwen per segment.
=
äçë=
îÉêÄçåÇÉå=
êáàíàÉëÖÉÄçìï=
ìåáí=
â~åíçêÉå=
(31 ± 8) %
-
(33 ± 8) %
(37 ± 9) %
çåÇÉêïáàë=
(70 ± 8) %
(8 ± 3) %
-
(22 ± 4) %
òáÉâÉåÜìáòÉå=
(52 ± 6) %
(25 ± 6) %
-
(23 ± 4) %
îÉêéäÉÖáåÖ=Éå=îÉêòçêÖáåÖ=
(57 ± 6) %
(8 ± 4) %
-
(35 ± 5) %
ïáåâÉäë=
(14 ± 5) %
-
(75 ± 12) %
(12 ± 5) %
ÄÉÇêáàÑëÜ~ääÉå=
(46 ± 10) %
-
(18 ± 6) %
(36 ± 8) %
ÜçíÉäë=
(48 ± 10) %
-
(52 ± 10) %
-
ëéçêí~ÅÅçããçÇ~íáÉë=
(74 ± 13) %
-
(26 ± 8) %
-
òïÉãÄ~ÇÉå=C=ë~ìå~Ûë=
(37 ± 9) %
-
(16 ± 6) %
-
ÄáàÉÉåâçãëí=
(53 ± 11) %
-
(24 ± 7) %
(22 ± 7) %
äçÖáÉë=
(47 ± 9) %
-
(45 ± 10) %
(9 ± 4) %
N.B. Het totaal bij zwembaden is kleiner dan 100%. Het overige deel bestaat uit openluchtzwembaden.
PKO
^~åí~ä=ÖÉÄçìïÉå=
In de onderstaande tabel is het aantal gebouwen in Nederland weergegeven, zoals deze is bepaald volgens de beschreven methodiek. Hierbij is het percentage weergegeven wat als combinatie utiliteitsbouw en woningbouw is gedefinieerd (met een ondergrens van 5%). Tenslotte is de onderverdeling van verschillende segmenten weergegeven. De statistische fouten zijn in tabel 4 weergegeven. De systematische fout is hier niet bij betrokken. Aantallen en absolute fouten zijn afgerond op 1000, 100 of 50 naargelang de statistische significantie. Percentages zijn afgerond op 5-tallen.
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=NM=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
Tabel 4: Aantal gebouwen per gebouwsegment, statistische fout in het aantal, percentage bewoning en onderverdeling in subsegmenten.
=
~~åí~ä=
â~åíçêÉå=
82.000
çåÇÉêïáàë=
15.800
ëí~íáëíáJ
B=ãÉí=
ëÅÜÉ=Ñçìí=
ÄÉïçåáåÖ=
2.000
< 5%
800
< 5%
çåÇÉêîÉêÇÉäáåÖ=
bedrijfsverzamel
15%
regulier
85%
primair
65%
secundair/beroeps
15%
Univ/HBO
<5%
overig
15%
òáÉâÉåÜìáòÉå=
800
100
< 5%
-
-
îÉêéäÉÖáåÖ=Éå=îÉêòçêÖáåÖ=
5.600
300
< 5%
-
-
ïáåâÉäë=
154.000
2.000
15%
-
-
ÜçêÉÅ~=EìáíÖÉòçåÇÉêÇ=ÜçíÉäëF=
35.000
500
20%
-
-
ÜçíÉäë=
3.400
50
25%
-
-
ÄÉÇêáàÑëÜ~ääÉå=
163.000
2.000
5%
processen
45%
opslag
55%
transp/comm
<5%
ëéçêí~ÅÅçããçÇ~íáÉë=
8.900
300
< 5%
-
-
òïÉãÄ~ÇÉå=C=ë~ìå~Ûë=
500
50
15%
-
-
ÄáàÉÉåâçãëí=
28.900
300
< 5%
cultuur
20%
religie
30%
overig
50%
-
-
äçÖáÉë=
1.700
200
5%
N.B. Hierbij wordt het volgende opgemerkt: • In de universiteitsteden Amsterdam, Rotterdam, Delft, is het aantal universiteitsgebouwen niet gedefinieerd. Ook het aantal HBO-gebouwen is in deze steden en in andere grotere steden niet gedefinieerd. Hierdoor is er een onderschatting van het aantal ge•
bouwen voor hoger onderwijs. Er is aangenomen dat de kadastrale check voor winkels en horeca (uitgezonderd hotels)
•
gelijk is. De zwembaden en sauna’s worden in de grotere steden niet apart gedefinieerd. De bepaling is daarom voornamelijk gebaseerd op de tellingen conform de DUWOZ-codering in de kleine en middelgrote steden.
Additionele adressen uit de database Uit de database is voor een aantal gebouwsegmenten bepaald hoeveel adressen in Nederland zijn, maar is geen kadastrale check uitgevoerd. Dit betreft: • •
cellen; 80 adressen, 0% met bewoning stations; 370 adressen, 0% met bewoning
•
agrarisch; 83.000 adressen, 70% met bewoning
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=NN=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
PKP
_çìïéÉêáçÇÉ=Éå=ÉáÖÉåÇçã=
Hieronder zijn tabellen 5 en 6 weergegeven met daarin de onderverdeling in bouwperiode en eigendomstatus van de verschillende hoofdsegmenten. In bijlage 3 is de kruistabel opgenomen, waarin alle (sub)segmenten en tevens de adressen waarvan geen kadastrale check is uitgevoerd zijn opgenomen. In de kruistabel in bijlage 3, wordt per bouwperiode de eigendomstatus weergegeven. Tabel 5: Bouwjaarperiode per gebouwsegment
ÄçìïéÉêáçÇÉ=
NMMMJ
NVMNJ
NVRNJ
NVTRJ
NVVNJ
OMMMJ
NVMM=
NVRM=
NVTQ=
NVVM=
NVVV=
OMMS=
â~åíçêÉå=
13 %
16 %
17 %
21 %
18 %
16 %
çåÇÉêïáàë=
6 %
16 %
39 %
25 %
7 %
7 %
òáÉâÉåÜìáòÉå=
12 %
13 %
28 %
19 %
23 %
6 %
îÉêéäÉÖáåÖ=Éå=îÉêòçêÖáåÖ=
6 %
10 %
27 %
29 %
17 %
11 %
ïáåâÉäë=
14 %
24 %
24 %
18 %
13 %
7 %
ÜçêÉÅ~=EÉñÅäK=ÜçíÉäëF=
24 %
27 %
20 %
17 %
8 %
4 %
ÜçíÉäë=
25 %
34 %
17 %
13 %
7 %
4 %
ÄÉÇêáàÑëÜ~ääÉå=
7 %
16 %
23 %
22 %
19 %
14 %
ëéçêí~ÅÅçããçÇ~íáÉë=
3 %
6 %
32 %
40 %
12 %
7 %
òïÉãÄ~ÇÉå=C=ë~ìå~Ûë=
4 %
6 %
45 %
29 %
11 %
4 %
ÄáàÉÉåâçãëí=
24 %
19 %
22 %
20 %
9 %
6 %
äçÖáÉë=
19 %
19 %
20 %
12 %
9 %
21 %
Tabel 6: Eigendomstatus per gebouwsegment
ÉáÖÉåÇçãëí~íìë=
ÉáÖÉå~~êÖÉÄêìáâÉê=
îÉêÜììê=
çåÄÉâÉåÇ=
â~åíçêÉå=
11 %
46 %
43 %
çåÇÉêïáàë=
9 %
37 %
54 %
òáÉâÉåÜìáòÉå=
21 %
31 %
48 %
îÉêéäÉÖáåÖ=Éå=îÉêòçêÖáåÖ=
15 %
35 %
50 %
ïáåâÉäë=
15 %
58 %
27 %
ÜçêÉÅ~=EÉñÅäK=ÜçíÉäëF=
12 %
61 %
27 %
ÜçíÉäë=
31 %
38 %
32 %
ÄÉÇêáàÑëÜ~ääÉå=
19 %
42 %
40 %
ëéçêí~ÅÅçããçÇ~íáÉë=
25 %
28 %
47 %
òïÉãÄ~ÇÉå=C=ë~ìå~Ûë=
28 %
30 %
41 %
ÄáàÉÉåâçãëí=
15 %
21 %
64 %
äçÖáÉë=
14 %
28 %
58 %
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=NO=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
Q
cçìíÉå~å~äóëÉ= Ten opzichte van de bepalingen van de gebouwvoorraad van 2005, hebben zich aanzienlijke veranderingen in de aantallen voorgedaan. Er zijn hiervoor verschillende oorzaken aan te wijzen. De belangrijkste oorzaak is de wijziging in de definitie van de adressen. De verschillende aspecten worden in dit hoofdstuk besproken.
QKN
sÉêÖÉäáàâáåÖ=ÖÉÖÉîÉåë=ÖÉÄçìïîççêê~~Ç=OMMR=
Met de methodiek is in 2006 de gebouwvoorraad van 2005 geanalyseerd en recent de gebouwvoorraad van 2006. De gebouwvoorraad van de twee jaren wijken meer af, dan wat van een goede bepalingsmethode verwacht kan worden. De oorzaak hiervan is vooral de veranderde definitie van het adres3. In de analyse van de voorraad van 2005 is dit probleem in een laat stadium geconstateerd. Hier is een correctiefactor voor berekend, door met een random steekproef te bepalen welke fractie dit betreft, van het totaal aantal adressen in een bepaald segment. Voor de analyse van de voorraad van 2005, is geen correcte gemaakt voor het verschil in het aantal woningen. De bepaalde correctiefactoren hebben een relatief grote statistische fout. Hoe groter de correctiefactor, hoe groter deze fout is. Daarbij is gebleken dat een systematische overschatting van de dubbeltelling is gemaakt, die sterker wordt naarmate de correctiefactor groter wordt. Het verschil met de huidige data is gedeeltelijk daaruit te verklaren. In de analyse van dit jaar is de nieuwe definitie van adressen toegepast op de gehele database. Dit heeft ook de bepaling van het aantal woningen beïnvloed. Alleen voor de steden die apart zijn gedefinieerd, kan dit effect worden gekwantificeerd. Voor de steden Dordrecht en Nijmegen zijn tussen de 5% en de 10% minder woningen geteld. Waarschijnlijk ten gevolge van dit effect, zijn in Amsterdam zijn ca. 35% minder woningen geteld. In de overige steden is het effect minder dan 5%. Er kan gediscussieerd worden of woningen met achtervoegsel wel of niet apart geteld moeten worden. Voor de analyse van 2006 is dit wel gedaan. Andere verschillen met de analyse van vorig jaar zijn: •
Amsterdam heeft een nieuwe codering van gebouwen. Hierdoor zijn aanzienlijke verschillen opgetreden in bepaalde segmenten.
•
De ziekenhuizen die in Den Haag zijn geteld, zijn vorig jaar zonder correctie meegerekend. Deze lijken echter onwaarschijnlijk groot en zijn dit jaar geherclassificeerd in het hoofdsegment “gezondheidszorg”.
3
De achtergrond van deze wijziging is dat, indien het adres bijvoorbeeld de toevoeging “3de verdieping”
heeft, dit niet als apart adres moet worden geteld.
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=NP=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
De oorzaken van de verschillen worden hieronder per gebouwsegment gespecificeerd: •
Kantoren o Er is voor 2005 een grote correctiefactor (7) op het aantal bedrijfsverzamelkantoo
•
meer kantoren gevonden. Onderwijs o o
•
ren toegepast. Deze correctiefactor lijkt te groot te zijn geweest. Door de herclassificering in de gemeente Amsterdam zijn hier een factor 2,5
De correctiefactor voor Rotterdam lijkt te groot te zijn geweest. Door de herclassificering in de gemeente Amsterdam zijn hier een factor 2,5
meer onderwijsgebouwen gevonden. Ziekenhuizen o
In Rotterdam is voor 2005 een relatief grote correctiefactor (28) op ziekenhuizen toegepast. Deze correctiefactor lijkt te groot te zijn geweest.
o
In Den Haag zijn onevenredig veel ziekenhuizen geteld. Dit is voor de analyse van 2005 niet gecorrigeerd, dit jaar wel.
•
Verpleging en Verzorging o Het verschil tussen de twee tellingen is relatief klein.
•
Winkels o Het verschil is relatief klein. o
•
QKO
Door de herclassificering van de gemeente Amsterdam zijn hier een factor 3 meer winkels gevonden.
Bedrijfshallen o In Rotterdam is voor 2005 een relatief grote correctiefactor (41) op bedrijfshallen o
toegepast. Deze correctiefactor lijkt te groot te zijn geweest. Door de herclassificering van de gemeente Amsterdam zijn hier een factor 17
o
meer bedrijfshallen. De algemene correctiefactor op het aantal hallen lijkt te groot te zijn geweest.
pí~íáëíáëÅÜÉ=Éå=ëóëíÉã~íáëÅÜÉ=ÑçìíÉå=
Zoals in de voorgaande paragraaf is beschreven, is een groot deel van de verschillen tussen 2005 en 2006 terug te voeren naar de toegepaste correctiefactoren. Deze zijn structureel groter dan de werkelijke factor. Een ander deel van de verschillen ligt aan verschillen in de primaire data. De herclassificering van de gemeente Amsterdam is hierbij een duidelijk aanwijsbare wijziging van de primaire data. Er kunnen zich echter ook minder evidente wijzigingen hebben voorgedaan, die niet verder te analyseren zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld veranderingen bij gemeenten binnen de DUWOZ-systematiek zijn. Deze systematische fouten zijn inherent aan de methode.
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=NQ=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
In rapport 2115.04 uit oktober 2006, waarin de gehele methodiek beschreven is, worden de inherente onnauwkeurigheden van de methodiek benoemd. Additioneel bij deze onnauwkeurigheden komt de onnauwkeurigheid, die afkomstig is van de zogenaamde dubbeltellingen van adressen. Omdat de gemeenten de adressen niet eenduidig definiëren, zijn in Dataland alle definities mogelijk. Een deel van deze definities geeft dubbeltellingen, een ander deel definieert een ander adres. Dit geldt binnen de utiliteitsbouw, maar tevens bij de woningen. In de analyse van volgend jaar, kan worden bepaald hoe groot de systematische fout door dit effect is. De bepaling dient dan te worden uitgevoerd mét en zonder de dubbeltellingen. Met de analyse voor 2006 wordt geconcludeerd dat de systematische fouten, naar alle waarschijnlijkheid, groter zijn dan de statistische fouten. Geadviseerd wordt om de aantallen voor 2006 met een nauwkeurigheid van maximaal 10% te presenteren.
2350.02 = é~Öáå~=ˇ=NR=ˇ=î~å=NR =
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
Bijlage =
N
dÉÄçìïÉå=éÉê=ÅçÇÉêáåÖ=
2350.02
Bijlage 1: Gemeenten per codering DUWOZ Aalsmeer Aalten Alkmaar Almelo Almere Alphen aan den Rijn Ameland Amersfoort Amstelveen Amsterdam Arcen en Velden Arnhem Baarle-Nassau Baarn Barneveld Beek Beesel Bergeijk Bergen (L.) Bergen op Zoom Berkelland Bernheze Bernisse Beverwijk Bladel Blaricum Boekel Bolsward Borne Borsele Boxmeer Boxtel Breda Breukelen Bronckhorst Brummen Bunschoten Capelle aan den IJssel Castricum Coevorden Cranendonck Cuijk Dalfsen Dantumadeel De Ronde Venen Delft Delfzijl Deurne Deventer Dirksland Doesburg
Dongen Dongeradeel Dordrecht Dronten Duiven Echt-Susteren Ede Eemsmond Eersel Eindhoven Elburg Emmen Enkhuizen Epe Ermelo Etten-Leur Ferwerderadiel Geertruidenberg Geldermalsen Geldrop-Mierlo Gemert-Bakel Gennep Giessenlanden Gilze en Rijen Goes Goirle Gorinchem Graafstroom Grave Groningen Grootegast Gulpen-Wittem Haaksbergen Haaren Haarlem Halderberge Hardenberg Haren Hattem Heel Heerenveen Heerhugowaard Hellendoorn Hellevoetsluis Helmond Hendrik-Ido-Ambacht Hengelo hetBildt Heusden Hillegom Hilvarenbeek
Hilversum Hoogezand-Sappemeer Hoorn Horst aan de Maas Hulst IJsselstein Jacobswoude Kampen Kapelle Kessel KrimpenaandenIJssel Landgraaf Langedijk Leek Leeuwarden Leeuwarderadeel Leiderdorp Leidschendam-Voorburg Lelystad Lemsterland Leusden Liesveld Lingewaal Lingewaard Littenseradiel Lochem Loon op Zand Loppersum Losser Maasbree Maassluis Maastricht Medemblik Meerssen Meijel Menaldumadeel Menterwolde Meppel Middelburg Middelharnis Midden-Delfland Midden-Drenthe Montferland Moordrecht Naarden Nederweert Nieuwerkerk aan den IJssel Nijkerk Nijmegen Noord-Beveland Noordenveld 3520.02
Vervolg DUWOZ Noordoostpolder Noordwijkerhout Nuth Oegstgeest Oirschot Oisterwijk Olst-Wijhe Ommen Oosterhout Oostflakkee Ooststellingwerf Opmeer Opsterland Oudewater Overbetuwe Papendrecht Pekela Purmerend Putten Raalte Reimerswaal Renkum Reusel-De Mierden Rheden Rhenen Ridderkerk Roosendaal Rotterdam Rozendaal Rucphen Schagen Scheemda Schermer Schiedam Schiermonnikoog Schouwen-Duiveland 's-Gravenhage 's-Hertogenbosch Sint-Michielsgestel Sint-Oedenrode Sittard-Geleen Sliedrecht Slochteren Sluis Soest Spijkenisse Stadskanaal Staphorst Swalmen Ten Boer Terneuzen Tholen Valkenswaard
Tiel Tilburg Twenterand Tynaarlo Uden Valkenburg aan de Geul Veenendaal Veere Venlo Vianen Vlagtwedde Vlieland Vlissingen Voerendaal Voorst Weert West Maas en Waal Wester-Koggenland Westerveld Westervoort Westland Westvoorne Wierden Wijchen Wijdemeren Winschoten Winsum Winterswijk Woensdrecht Woerden Woudenberg Wûnseradiel Wymbritseradiel Zaanstad Zederik Zeewolde Zeist Zevenaar Zijpe Zoetermeer Zoeterwoude Zuidhorn Zwartewaterland Zwolle
3520.02
Grote gemeenten Almere Amsterdam Delft Den Haag Dordrecht Groningen Lelystad Nijmegen Purmerend Rotterdam
3520.02
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
Bijlage = =
O
`çÇÉêáåÖ=éÉê=ÖÉÄçìïëÉÖãÉåí=
2350.02
Bijlage 2: codering per gebouwsegment Utiliteitsbouw alg. detail/hor/kant kantoren -kantoor -bedrijfsverzamel onderwijs -universiteit/HBO -universiteit -HBO -VO/beroeps -VO -beroeps -primair -kinderopvang -overig winkels -niet-horeca -horeca - geen hotel/logies - hotels/logies algemeen gezondheidszorg -ziekenhuizen -verpleging en verzorging -overig gezondheidszorg bedrijfshallen -processen -opslag -transport/communicatie recreatie - sport - zwembaden & sauna's - overig recreatie bijeenkomstgebouwen - cultuur - religie (+ overlijden) - overig bijeenkomst logiesgebouwen cellengebouwen stationsgebouwen rest utiliteitsbouw nutsvoorzieningen agrarisch
GFO
2500 2550 2540 2530 2520 2510 2560 2100 2110
2570
2120 2130 2600 2610-2620 1007 1009 2630 2699 2170 2160 2700 2300 2310-2320 2340 2330 2210 2200 2950-2960 2299
2599
2640-2680
2180 2740-2799
2350
2399
2220-2250 2270 2260
2710
2900
2970
2999
3110-3119 3120 3121-3123 3124-3125 3330 3331-3332 3333 3162 3170 3171-3174 3175 3630 3500 3511 3521 3263 3370 3410-3413 3377 3376 3357-3359 3356 3634 3144-3161 3600-3621 3200-3217
2100 2140 2141 2142 2310 2315
2313 2314 2312 2311 2316
2260
1001-1006 1008 1000 2000 2360
3313 3314 3312 3311 3316
2720
2940 2730 2190 2199 2800-2899 2400-2499
Combinatie woningbouw&utiliteitsbouw woning met: alg. detail/hor/kant kantoren -kantoor -bedrijfsverzamel onderwijs -universiteit/HBO -universiteit -HBO -VO/beroeps -VO -beroeps -primair -kinderopvang -overig winkels -niet-horeca -horeca - geen hotel/logies - hotels/logies algemeen gezondheidszorg -ziekenhuizen -verpleging en verzorging -overig gezondheidszorg bedrijfshallen -processen -opslag -transport/communicatie recreatie - sporthallen - zwembaden & sauna's - overig recreatie bijeenkomstgebouwen - cultuur - religie - overig bijeenkomst 2299 woongebouwen cellengebouwen stationsgebouwen rest utiliteitsbouw nutsvoorzieningen agrarisch woningen ongedefinieerde woningen ongedefinieerde U-bouw ongedef combi woningen&U-bouw niet te tellen
DUWOZ 3100 3140 3141 3142 3310 3315
2150 2910-2930
1010-1011
3143
3371-3375
3318 3317
3319
3218
3638
3661-3662
3517 3334-3335 3336-3338 3351-3352 3354 3339 3353 3355 3524 3631 3513 3522 3417 3400 3416 3379 3378
3639-3660 3663 3516
3518-3519
3525-3528 3419 3450-3459 3414-3415 3515
3635 3300 3633 3636 3623-3629 3664 3690 3241-3262 3264-3299
2143
2319
2110-2119 2218
2638
2517
1001-1900 1000 3000 2000 3512 3691 2632
3350
3692-3999
2372-2375
2318 2317
2120-2123 2124-2125 2330 2331-2332 2333 2162 2170 2171-2174 2175 2630-2631 2500 2511 2521-2522 2263 2370 2410-2413 2377 2376 2357-2359 2356 2634 2144-2161 2600-2621 2200-2217
3667
2661-2662
2334-2335 2336-2338 2351-2352 2354 2339 2353 2355 2524 2639-2660 2663
2667
2513
2516
2518-2519
2417 2400 2416 2379 2378
2419 2450-2459 2414-2415 2515
2525-2528
2635 2300 2633 2636 2623-2629 2664 2690 2241-2262 2264-2299
2692-2999
2350
3514 3523 5000-9999 2512 2665-2666 2691
3622 2514
3632 2523
3665-3666 2622
2350.02
Almere
Amsterdam
Delft 2100 2150 2910
1500
ktk
0700
Den Haag
2199 2920
8
2930
2500
26
10
2550 2540 2530 2520 2150 2560
win
0800 1600 1300 1032-10331042-10431052
beb
1400
2170 2180 2160 2700 2720 2300 2310-2320 2340 2330 2350
0600 1100
pga nut agb
vga
wyk
2599 27 14
2120 2130 2600 2610 2620 1310-13202640-2680 2630 2699
ops
1050 1200
2570
2110
2200 2950 2210
1052-1054
11 7 17
2740-2799
18 2399
2220-2250 2270-2299 2960 2260
2940 2730 2190 2710 2800-28992999 2400-2499
0900
6
2900
15 9 13
2970
16
19
28
12
20-22
ktw
4
wop bbw
bew
wob
1020
1040
agw won
bia
1010-10121030-10311041 1000 bwt
inc
slm
vin
wia
0200-02010999
1610
1001-1011 1000 2000 2360
1-3
24
29
23 5 0
2350.02
Dordrecht 91 64
116
34-35 33 32 31 30 37
36
15 41 42-44 45-46
75
80
47
66
53 51-52 54-55 79 61-62 17 67
56-57 59
102
118 92 63
68
28-29 40 48
38-39 49-50 81
85
23 21-22 25 58 24
82 26 27 60
114 86
100-101 106-107
70 18 11-14
73 66 19
78 96
84 120
87
97-99
103-105 108
71-72
77
83
88
93
74 90
94-95
112
119
109-111 113
115
136
135 133
132 138 134
137
131 2-5 1
130
16 117
69 199
2350.02
Groningen 2150 3119 2710-2730 2780 3151 3311-3315
3150
3710-3730 3780
Lelystad 2100 2150 2910-2930 2980
3874
2500
2550 2540 2530
3550 3540 3530
2550 2540 2530
2520 2510 2560
3520 2590 2570
3510 599
3580 3560
3590 3570
3599
2110-2112 2833
2873
3110-3118 3833
3873
2520 2510 2560-2580 2110 3000 2120 2130 2600 2610-2620 1130 1210-1298 2640-2680 2630
2120-2131 3120-3131 2140 3140 2610 2620 2651 2640-2650 2660-2670 3338 2630 2699 3155
3334 3640 3630
2170 2160 2839
2180 2770 3160-3163
3170-3181 3770-3777
2310-2320 2330 2350 2210 2220-2250 2750-2760 2260 3351 2740 2831 2190 2840-2870 2410-2499
2360 3330 2370 3210 2270 3750 3260
3310
2151
2874
3740 2832 2280 2879 3410-3460
2380
3610-3620 3651 3650 3655-3670 3699
3320-3321 3360
2399 3350 3370 2290 3290 2299 3220-3250 3270 3752-3760 3515 3831 2830 3801 3499
3832 2880-2899 3190 3840-3870
3381
2170-2180 2160 2700 2720-2750 2300 2310-2320 2340 2330 2350
3380 3399
3470
3299
220 2220-2250 2270 2950-2960 2210 2260 2940
3280
3802-3804 3807-3808 3820-3821 3880
3835-3839 3880
2190 2710 2800-2870 2400-2440
2900
2970
9998
2113
2155
2162
2171 2161
2119
1106-1520 2390 2801-2812 3337 1000 2199 3199 2799 3799 2000 2340 2871-2872 3000 3340
3390
3649
1100-1120 1140-1200 1998 2199 3751
3805-3806 3809-3810 3822
3871-3872 3875-3876 3890-9999 2360
9999
2350.02
Nijmegen
Rotterdam
3100 3120-3140 3110
800 611-614
3300-3340 3410-3450
900
5400
5200 5300 5100 5000 5500
913
5599
3010-3050 7400
8500
8655
600 10
3060-3080 3090 6000-6100 6110 6600 3 3210-3240 3200 7410 5700 7200-7220 7230 7270-7280 7060 7000-7010 3360-3380 3350 5600 5630 8510 5-7 5120 3500
6120 6130 6999 3400 5610
606 607 608 912 200 100 400 300 40 901
6200 6500 6300-6400 6700-6710 6900
8580 7330 7240-7250 7290 8685
603 20 920 21 507
7030 3470-3490 7100-7140 3460 7020 7040-7050 5620 5640-5699 8520 1700 7420 8600
8530 3111 3250-3260 3399 8100-8320 8350 8999 8615 8625 8635
2100-2101 2120-2131 2140 2110-2111
2300
2010-2051 2199
2240
8650
8620
5110
5999
7460
8645
8665
8675
330 8400-8420 8540-8550 8797-8798 8800-8805 220-230 940-950 8695 8705 8715 8799 960
8690
8700
910 911
930
110 340-350
605 30 921
31
360 310-320 406
32
610
620
999
991
2060-2081 2090-2091
1611-1672 1511-1588 2210-2230 2200-2201 2400
8680
2250-2261 2500
8610
8630
8640
8660
8670
8 1
1000-1488 1800-1891 5620
5699
6800
6800
9 2299
4000-4270 7260
2 4 112-188
2000
3000
7300-7320 8340
8710
8560-8570 9000-9200 7430-7450
501-506 500
508-550
190-196
201
990
2350.02
Purmerend 3DCN
3INS
3KAN
3VOO 3BSS 3CRE
3kls
3BES 3HOR
3BNK
3SHO
3WIN
3HOS 3DAG 3ART 3GRI 3GAR 3LDS
3KRU 3CSB 3KLI 3OPS
3VPL 3GPP
3VRZ
3GYM 3SAU 3CAM
3GYZ 3ZWB 3MAN
3SPH
3CUL 3BGR 3BIS
3SCB 3KRK 3DSS
31KE 3VER
STT 1GBX 3GEM 2AGR
3DIV 3GKS
3PGA 3PEN
3SCH 3PTT
3STL 3RIO
3STU 3SVC
3SVI
3TRA
3WAT
3WTT
31GE
2BNW
2KAW
1ber
1bjf
1bov
1dup
1eim
1flt
1ges
1hlf
1OVW 1rcv
1rcw
1sou
1vry
3HSP
3JHV
3ZEN
4BOU
4OPS
4PAR
4RCG
4TER
4TUI
4VLK
3WRK
3SPO
2WIW 2HOW
1ARW 2GRW 2KLW 2GAW 2WRW
1aan
1MAI
1bej
1ben
1BDR ROER
0
1BOK
1WSC 1WWG 3BOK
4SPT
4WWK 9SLM
2350.02
Bepaling aantal utiliteitsgebouwen in Nederland jÉíÜçÇáÉâ=Éå=êÉëìäí~íÉå=îççê=OMMS=
Bijlage =
P
hêìáëí~ÄÉääÉå=ÄçìïéÉêáçÇÉJÉáÖÉåÇçãëí~íìë=
= =
2350.02
kantoren (totaal) -kantoor -bedrijfsverzamel onderwijs (totaal excl. Kinderopvang) -universiteit/HBO -VO/beroeps -primair -kinderopvang -overig winkels horeca - geen hotel/logies - hotels/logies ziekenhuizen verpleging en verzorging bedrijfshallen (totaal) -processen -opslag -transport/communicatie sport zwembaden & sauna's bijeenkomstgebouwen (totaal) - cultuur - religie (+ overlijden) - overig bijeenkomst logiesgebouwen cellengebouwen stationsgebouwen agrarisch
aantal eigenaar is gebruiker
11% 15% 5% 5% 75% 0% 4% 1% 16% 13% 11% 10% 27% 26% 15% 23% 37% 39% 13% 22% 53% 11% 18% 24% 16% 15% 21% 9% 56%
aantal eigenaar is geen gebruiker 39% 54% 59% 22% 25% 27% 17% 25% 26% 64% 64% 63% 43% 19% 35% 32% 44% 44% 75% 25% 24% 13% 37% 10% 31% 19% 0% 18% 29%
aantal onbekend 50% 31% 36% 73% 0% 44% 79% 73% 58% 23% 25% 26% 29% 56% 50% 45% 20% 17% 13% 53% 24% 76% 45% 66% 53% 66% 79% 73% 15%
aantal eigenaar is gebruiker 13% 18% 5% 7% 38% 11% 23% 6% 14% 14% 12% 14% 34% 32% 20% 22% 35% 33% 17% 20% 27% 16% 19% 25% 17% 19% 0% 15% 60%
aantal eigenaar is gebruiker
aantal onbekend
aantal eigenaar is geen gebruiker
aantal eigenaar is gebruiker
aantal onbekend
aantal eigenaar is geen gebruiker 46% 41% 13% 51% 37% 11% 49% 56% 27% 17% 51% 32% 15% 50% 64% 31% 4% 62% 34% 2% 60% 40% 52% 11% 38% 51% 13% 35% 44% 19% 29% 59% 12% 27% 45% 16% 27% 17% 28% 73% 16% 21% 18% 59% 22% 18% 60% 22% 17% 43% 51% 11% 40% 49% 11% 38% 42% 44% 14% 31% 55% 23% 21% 63% 23% 16% 62% 23% 15% 53% 63% 26% 12% 64% 24% 13% 49% 68% 18% 13% 63% 25% 13% 49% 38% 28% 33% 40% 28% 33% 32% 29% 39% 18% 24% 58% 23% 36% 40% 40% 19% 35% 45% 14% 30% 42% 36% 18% 39% 43% 18% 44% 45% 20% 26% 47% 27% 23% 45% 54% 13% 26% 53% 21% 21% 51% 50% 33% 15% 61% 25% 9% 54% 42% 38% 29% 27% 44% 26% 24% 38% 35% 33% 24% 43% 29% 32% 20% 63% 19% 23% 58% 15% 26% 35% 46% 21% 39% 40% 19% 39% 12% 63% 23% 12% 65% 28% 10% 34% 48% 19% 28% 53% 15% 27% 18% 63% 20% 22% 58% 11% 24% 0% 100% 0% 0% 100% 33% 0% 27% 58% 23% 17% 60% 16% 15% 26% 13% 57% 25% 18% 54% 23%
aantal eigenaar is geen gebruiker aantal onbekend 40% 35% 37% 53% 27% 84% 61% 51% 56% 33% 38% 37% 35% 41% 56% 38% 31% 28% 38% 50% 39% 58% 43% 62% 58% 65% 67% 69% 23%
1975-1990
50% 50% 65% 43% 31% 26% 42% 40% 53% 52% 54% 32% 40% 37% 48% 47% 51% 46% 32% 43% 25% 42% 11% 29% 20% 8% 48% 24%
9% 13% 3% 8% 20% 23% 8% 12% 15% 11% 11% 22% 17% 13% 17% 21% 19% 5% 20% 4% 14% 17% 27% 14% 11% 25% 14% 49%
aantal onbekend 64% 51% 51% 47% 32% 37% 35% 46% 43% 51% 36% 32% 30% 50% 48% 52% 61% 41% 62% 58% 70% 67% 38% 27%
8% 16% 8% 7% 17% 12% 12% 22% 8% 8% 16% 18% 21% 16% 17% 13% 9% 16% 22% 11% 6% 0% 21% 50%
aantal onbekend 2% 3% 29% 54% 40% 52% 36% 57% 44% 39% 46% 42% 48% 40% 22% 57% 46% 46% 42% 50% 41% 42% 44% 37% 42% 37% 33% 52% 28% 55% 40% 47% 20% 71% 29% 55% 25% 53% 29% 61% 54% 40% 0% 100% 11% 68% 25% 26%
52% 40% 36% 59%
2000-2006
40% 7% 40% 37% 13% 47% 32% 4% 60% 50% 6% 34%
1991-1999 aantal eigenaar is gebruiker
1951-1974 aantal eigenaar is geen gebruiker
1901-1950 aantal eigenaar is gebruiker
1000-1900 aantal eigenaar is geen gebruiker
Bijlage 3: Kruistabellen bouwperiode-eigendomstatus
2350.02
46.824 26.643 4.515 9.141 56 1.158 4.492 2.467 868 70.763 3.049 10.312 956 234 2.680 97.041 31.352 37.818 489 4.215 401 3.951 2.438 3.828 6.904 769 50 215 14875
totaal aantal steekproef