Deel 1: oplossingen vragen en opdrachten Hier vindt u de oplossingen van de vragen en opdrachten uit het boek (grijze kaders zonder icoon).
Hoofdstuk 2 p. 21 1. Voor het nemen van die risico’s worden de banken onder meer beloond door een rentemarge te nemen. De rentevoet die de belegger ontvangt voor het ter beschikking stellen van zijn geld, is niet gelijk aan de rentevoet die de geldvrager moet betalen om het geld te mogen gebruiken. In essentie is deze rentemarge een belangrijke bron van winst voor de banken. Ook gaan de banken de deposito’s die zij ontvangen verder beleggen op de kapitaalmarkten (aandelen, obligaties …). De meerwaarden op effecten zijn ook een bron van winst. Banken nemen ook deelnemingen in andere ondernemingen. Op die deelnemingen kan natuurlijk ook weer een meerwaarde gecreëerd worden. Banken verrichten diensten waarvoor ze een commissieloon ontvangen. Tarifering is ook een bron van inkomsten, maar tarifering is eerder bedoeld om de administratiekosten te dekken. Lees in dit verband ook: Hoe beïnvloedt de bank uw dagelijks leven
.
Bron: Netto, 1 oktober 2011. 2. Het antwoord kun je vinden op website www.febelfin.be . Ga naar ’Cijfers’ en klik verder door naar ’Boekhoudkundige gegevens’. Je vindt er de boekhoudkundige gegevens van de banken in 2010 en verder de rangschikking van de banken (de grootste en de kleinste bank in balanstotaal). Klik hiervoor op de vierde link ’Rangschikking van de in België gevestigde banken volgens het balanstotaal’. 3. De overheid wil dat de consument de banken kan vertrouwen Als je dit niet zou doen, dan zou je als consument bij het minste kunnen besluiten al je spaargeld weg te halen bij de bank. Als veel mensen dat tegelijk doen, dan kan de bank failliet gaan. Dit als gevolg van het feit dat de bank jouw spaargeld uitleent bij (bijvoorbeeld) mensen die een hypotheek nodig hebben en ondernemers die willen lenen om te investeren (dit noemen we de intermediatie- en de transformatiefunctie zie punt 2.1.1 p. 19-20). Jouw geld hebben ze dus niet in hun schuif liggen maar dit geld wordt verder gebruikt. Als iedereen zijn geld ophaalt, kan een bank niet meer aan zijn verplichtingen voldoen en zou de bank failliet kunnen gaan. Vandaar dat de overheid mee instaat voor de goede werking van het depositogarantiestelsel (pagina 52 punt B).
Banken lenen ook zeer veel geld bij elkaar, we spreken hier over de interbankenmarkt. Als een bank failliet zou gaan, zou dit ook negatieve gevolgen hebben op alle andere banken waarvan die bank geld heeft geleend. Dit zou leiden tot een domino-effect en meerdere banken in de problemen brengen. Banken beleggen een deel van hun geld in obligaties van diverse overheden. Zij werken dus mee aan een actief beheer van de overheidsschulden. Een failliete bank zou dus eventueel ook de overheid in de problemen kunnen brengen. Sommige, vooral grote banken hebben ook de rol van systeembank. Een systeembank is een bank waarvan een mogelijk faillissement de potentie heeft om de rest van het financiële systeem en de reële economie ernstige schade te berokkenen. Bij problemen bij een systeembank, is de kans op redding door de overheid groter. De banken zijn in vergelijking met andere sectoren binnen een economie zo gerelateerd aan de financiële markten, de overheid, Europa ... dat een faillissement van een bank vaak net iets erger zou zijn dan het faillissement van een ander bedrijf. Vandaar dus die overheidssteun.
p. 22 1. Om een vergunning te krijgen moet de nieuwe kredietinstelling kunnen beschikken over een gestort aanvangskapitaal van 6 200 000 EUR. Al wie minstens 5 % bezit in het kapitaal van de kredietinstelling moet zich bekendmaken bij de FSMA. Zij kan de vergunning weigeren als zij aandeelhouders met een dergelijke deelneming, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid, niet geschikt acht. De effectieve leiding van een kredietinstelling moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen die hiervoor de nodige professionele betrouwbaarheid en passende ervaring hebben. Bovendien moeten zij hun functie in alle objectiviteit en onafhankelijkheid kunnen uitoefenen, zonder enige inmenging van buiten uit. Daarom wordt de leiding van een kredietinstelling opgesplitst in een directiecomité dat exclusief bevoegd is voor het bankbedrijf binnen het kader van het algemeen beleid uitgestippeld door de raad van bestuur en een raad van bestuur, die naast de bepaling van het algemeen beleid daadwerkelijk toezicht uitoefent op het directiecomité en de bedrijfspositie van de bank. De FSMA gaat ook na of de kredietinstelling beschikt over een passende beleidsstructuur, een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle. Als de kredietinstelling tot een groep behoort, moet de groepsstructuur van die aard zijn dat een passend toezicht door de Commissie mogelijk is. Het hoofdkantoor van de kredietinstelling moet bovendien in België gevestigd zijn. Iedere kredietinstelling naar Belgisch recht moet ook aansluiten bij een beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten. Van alle kredietinstellingen die in België bedrijvig zijn, worden jaarlijks lijsten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De geactualiseerde lijsten kunnen via de website van de FSMA worden geraadpleegd. Bron: www.fsma.be
2. Tot voor kort mochten de leidinggevenden in een bank geen bestuursfuncties opnemen in commerciële ondernemingen. Onlangs is die strenge regel echter versoepeld. De FSMA maakte vroeger ook al regelmatig uitzonderingen. Nu mogen personen belast met de leiding van een kredietinstelling hun functie cumuleren met bestuursmandaten in andere vennootschappen. De kredietinstellingen moeten echter wel beschikken over interne regels om zeker te stellen dat deze personen nog voldoende beschikbaar blijven voor de uitoefening van hun leidinggevende functie in de kredietinstelling en om te voorkomen dat er door de cumulatie belangenconflicten of andere risico’s ontstaan. Bron: www.fsma.be 3. Elke grote onderneming, dus uiteraard ook een kredietinstelling, heeft een Raad van Bestuur. Deze Raad van bestuur bepaalt de strategische richting van de kredietinstelling op in opdracht van het Directiecomité of op eigen initiatief. De Raad oefent eveneens een actief toezicht uit op de kwaliteit van het dagelijkse beheer. Het Auditcomité heeft als opdracht om de Raad van Bestuur bij te staan in het effectief uitoefenen van haar toezichtsplicht. Het Auditcomité houdt eveneens toezicht op de financiële toestanden en waakt over het toezicht van de compliancefunctie (zie infra). Een aantal kredietinstellingen heeft ook nog een Comité Voor Bezoldiging en Benoeming, dat aanbevelingen geeft inzake de bezoldigingen en andere geldelijke voordelen van de leden van de Raad van bestuur en van het Directiecomité. Daarbovenop zijn er voor elke kredietinstelling een aantal onafhankelijke controlefuncties, opgelegd door de controleoverheden: De Interne Audit van de bank wordt waargenomen door een bedrijfsrevisorenkantoor. Een auditplan zorgt ervoor dat het Auditcomité overtuigd is van de goede werking van de bank. De functie Compliance is een onafhankelijke functie binnen elke organisatie, gericht op het onderzoek naar en op de verbetering van het respecteren van de regels met betrekking tot de integriteit van het beroep van bankier. Een Compliance Charter, goedgekeurd door de Raad van bestuur van een bank, verduidelijkt de organisatie en het geheel van de afdelingen die vervat zijn in deze functie.
p. 24 1. Het totaal van de deelnemingen mag niet meer bedragen dan 45 % van het eigen vermogen van de kredietinstelling. 45 % × 15 000 000 = 6 750 000. De totale deelnemingen in A en B en C en D bedragen 3 300 0000, dus hier voldoet de kredietinstelling aan de voorwaarden. De deelneming per post mag niet meer dan 15 % van het eigen vermogen van de kredietinstelling bedragen · A: 400 000 is kleiner dan 2 250 000 (15 % van 15 000 000) · B: 300 000 is kleiner dan 2 250 000 · C: 500 000 is kleiner dan 2 250 000 · D: 2 100 000 is kleiner dan 2 250 000 De FSMA zal geen bezwaar hebben tegen deze deelnemingen. 2. Niet waar, een kredietinstelling mag onbeperkt aandelen bezitten in andere kredietinstellingen of ondernemingen uit de financiële sector. p. 26 1. Ja. Het principe van de enige vergunning (single licence) bepaalt dat wanneer een kredietinstelling in één lidstaat van de Europese Unie een vergunning verkreeg van de plaatselijke controle-overheid, zij met die vergunning in de andere lidstaten van de Europese Unie kan opereren, zonder telkens opnieuw een vergunning te moeten aanvragen. Die vergunning noemt men ook het Europees Paspoort. 2. We bespreken hier twee concrete mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat deze kredietinstelling een filiaal of vestiging opricht in de lidstaat waar ze haar producten wil verkopen. Dat noemt men de vrijheid van vestiging. Het land van vestiging noemt men ook het gastland. Een andere mogelijkheid (sinds de derde bankrichtlijn) is dat de bank vanuit haar thuisland (home country) producten verkoopt op de Belgische markt, zonder hier ook gevestigd te zijn. Dat noemt men de vrijheid van dienstverlening. 3. De controleautoriteit van het thuisland blijft de controle over de bank uitoefenen, ook al werkt ze in andere landen. Dat noemt men de home country control. Natuurlijk moeten de producten die Euromondiale in de andere Europese landen verkoopt, voldoen aan de wetgevingen van die landen. Het algemene belang primeert hier nog. De controleautoriteit van het gastland heeft wel beperkte controlerende bevoegdheden (vooral boekhoudkundig).
4. Binnen de derde richtlijn werden gradaties opgebouwd. Bij concrete problemen kan volgende procedure worden gevolgd:
De bankcommissie kan eerst eisen dat de betrokken bank een einde maakt aan onregelmatigheden. Als de bank daaraan geen gevolg geeft, mag de bankcommissie controleautoriteiten van het land van hoofdvestiging op de hoogte brengen. Deze controleautoriteit neemt dan maatregelen en geeft hiervan mededeling aan de bankcommissie. Als de bank daarna nog altijd niet in orde is, kan de lidstaat van ontvangst zelf ’passende maatregelen ter voorkoming of bestraffing’ nemen en hiervan weer het land van de hoofdvestiging verwittigen. Indien nodig kan daarna de voortzetting van de bankactiviteit worden verboden.
Bron: www.fsma.be 5. Als een kredietinstelling vanuit het thuisland producten verkoopt zonder in het gastland een vertegenwoordiger te hebben, wordt zij geconfronteerd met concrete belemmeringen zoals:
Taal Producten die aangepast moeten worden aan de plaatselijke wetgevingen, zoals de wet op de handelspraktijken. Juridische geschillen komen voor plaatselijke rechtbanken die eigen procedure volgen. Vertrouwen van de consument winnen. Bankproducten zijn producten die verkopen omdat de klant een vertrouwensrelatie heeft met zijn bankier. …
Daarom is het voor een kredietinstelling toch veel logischer een bank in het gastland over te nemen of een bankdochter op te richten die dan onder lokaal toezicht staat. In plaats van een buitenlands kantoor op te richten dat dan onder het toezicht van het thuisland staat, merkt men dat in de praktijk veel Europese banken een holdingstructuur met lokale bankdochters opzetten. Die dochters worden door het gastland als lokale banken beschouwd en vallen dus onder toezicht van de plaatselijke autoriteiten. Naast een aantal tijdelijke voordelen van een overname (de naam kan behouden blijven in een eerste fase, het vertrouwen van de klanten kan gewonnen worden, het vroegere management kan wennen aan het idee van een overname …) kan de bank dan ook profiteren van het depositogarantiestelsel van alle landen waar ze aanwezig is. Een nadeel voor de controleautoriteiten is dat deze financiële holdingstructuren moeilijk te controleren zijn. Een nieuwe richtlijn wil hier verandering in brengen. Bron: De Tijd, 01-01-2002