Decentralisatie-uitkering Zichtbare schakel 2013-2014 Een inventarisatie onder gemeenten naar de besteding van middelen voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen
Den Haag, 2 juni 2014
Decentralisatie-uitkering Zichtbare schakel 2013-2014 Een inventarisatie onder gemeenten naar de besteding van middelen voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen
Den Haag, 02 juni 2014
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
Colofon ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie Vooruitgang vraagt om onderzoek en ontwikkeling. ZonMw financiert gezondheidsonderzoek én stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis – om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren. ZonMw heeft als hoofdopdrachtgevers het ministerie van VWS en NWO. Voor meer informatie over het programma ‘Zichtbare schakel. De wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt' kunt u contact opnemen met het secretariaat via e-mail
[email protected] of telefoon 070 349 51 90 of zie www.zichtbareschakel.nl.
Auteurs: John Krol Evelien Dijkstra Ineke Voordouw Datum: 02 juni 2014 ZonMw Laan van Nieuw Oost-Indië 334 Postbus 93245 2509 AE Den Haag Tel. 070 349 51 11 Fax 070 349 53 58 www.zonmw.nl
[email protected]
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
Inhoud 1
Inleiding ........................................................................................................................................... 7 1.1 Achtergrond ...................................................................................................................... 7 1.2 Doelstelling inventarisatie ................................................................................................. 7
2
Uitvoering van de inventarisatie...................................................................................................... 9 2.1 Werkwijze ......................................................................................................................... 9 2.2 Respons ............................................................................................................................ 9
3
Resultaten ..................................................................................................................................... 11 3.1 Inzet van de decentralisatie-uitkering ............................................................................. 11 3.1.1 Besteding van de decentralisatie-uitkering in 2013 (Vraag 1.1) ..................................... 11 3.1.2 Voortzetting van bestaande Zichtbare-schakel-projecten (Vraag 1.2 en 1.3) ................ 11 3.1.3 Eigen financiering of co-financiering (Vraag 1.4 en 1.5) ................................................ 12 3.1.4 Besteding van decentralisatie-uitkering in 2014 (Vraag 1.6 en 1.7) ............................... 12 3.1.5 De rol van de gemeente (Vraag 6.1 en 6.2) ................................................................... 12 3.2 Samenwerking ................................................................................................................ 13 3.2.1 Samenwerking met zorgkantoren en/of zorgverzekeraars (Vraag 2.1 en 2.2)............... 13 3.2.2 Samenwerking met zorgaanbieders (Vraag 2.3 en 2.4) ................................................. 14 3.2.3 Sturen op samenwerking tussen zorgaanbieders (Vraag 2.5 en 2.6) ............................ 14 3.2.4 Sturen op samenwerking tussen zorgaanbieders en zorgkantoren/zorgverzekeraars (Vraag 2.7 en 2.8) ........................................................................................................... 14 3.2.5 Samenwerking in 2014 (Vraag 2.9) ................................................................................ 14 3.3 Personele inzet ............................................................................................................... 14 3.3.1 Extra wijkverpleegkundigen in 2013, in aantallen (Vraag 3.1 en 3.2) ............................ 14 3.3.2 Extra wijkverpleegkundigen in 2013, in fte (Vraag 3.3 en 3.4) ....................................... 15 3.3.3 Inzet van andere professionals (Vraag 3.6 en 3.7) ........................................................ 16 3.3.4 Personele inzet in 2014 (Vraag 3.7) ............................................................................... 16 3.4 Bereik .............................................................................................................................. 17 3.4.1 Bereik van cliënten met individuele ondersteuning ........................................................ 17 3.4.2 Bereik van cliënten met groepsgerichte activiteiten ....................................................... 17 3.4.3 Beschrijving van de bereikte cliënten en wijkbewoners ................................................. 17 3.5 Doorverwijzingen ............................................................................................................ 18
4
Samenvatting en aandachtspunten .............................................................................................. 20 4.1 De resultaten van de inventarisatie ................................................................................ 20 4.2 Uitvoering van de inventarisatie ..................................................................................... 21
Gebruikte bronnen ................................................................................................................................. 23
Bijlagen A B
Lijst van gemeenten ...................................................................................................................... 25 Vragenlijst ..................................................................................................................................... 28
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
1
Inleiding
In dit inleidende hoofdstuk beschrijven we het doel van de uitgevoerde inventarisatie onder gemeenten tegen de achtergrond van de decentralisatie-uitkering Zichtbare schakel.
1.1
Achtergrond
In september 2008 kwam met het aannemen van de motie Hamer structureel 10 miljoen euro per jaar beschikbaar voor de inzet van 250 extra wijkverpleegkundigen in wijken met gezondheidsachterstanden. Tussen 2009 en 2012 is de inzet van extra wijkverpleegkundigen gesubsidieerd vanuit het ZonMw-programma ‘Zichtbare schakel. De wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt’. Vanuit deze subsidieregeling zijn 96 Zichtbare schakel-projecten van start gegaan in 59 gemeenten. Het Zichtbare schakel-programma van ZonMw bood ruimte voor het uitvoeren van schakeltaken, niet-geïndiceerde taken en groepsgerichte activiteiten van wijkverpleegkundigen. Los van een CIZ-indicatie konden wijkverpleegkundigen vanuit deze ruimte op wijkniveau verbindingen leggen tussen de domeinen welzijn, preventie, zorg en wonen en vraaggericht en wijkgericht hulp, zorg en ondersteuning bieden aan (groepen) cliënten. Om de projecten uit het programma te continueren, hebben de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voor de jaren 2013 en 2014 de € 10 miljoen op jaarbasis via een decentralisatie-uitkering Zichtbare schakel beschikbaar gesteld aan de gemeenten waar reeds Zichtbare schakel-projecten met subsidie van ZonMw waren geïnitieerd. Door de middelen via een decentralisatie-uitkering aan gemeenten beschikbaar te stellen: ‘kunnen de wijkverpleegkundigen gebiedsgericht ingezet worden, kunnen er (aanvullende) afspraken met betrokken gemeenten gemaakt worden over de inzet van schakelwijkverpleegkundigen, komt de regie bij gemeenten te liggen ten behoeve van een integrale aanpak, kan er differentiatie in toekenning plaatsvinden op basis van de problematiek in de steden en kan er maatwerk plaatsvinden per stad, wijk en/of buurt’ (Brief Tweede Kamer over ‘Voortzetting projecten Zichtbare schakel, VWS & BZK, 7 juni 2012). De decentralisatie-uitkering Zichtbare schakel is bedoeld om de projecten die zijn opgestart vanuit het ZonMw-programma Zichtbare schakel te kunnen continueren. Deze doelstelling is verwoord in de junicirculaire gemeentefonds 2012 (BZK, 2012) en in de kamerbrief van 7 juni 2012 over ‘de voortzetting van de projecten Zichtbare schakel’ (VWS & BZK, 2012). Hiermee kregen gemeenten en zorgorganisaties de gelegenheid om de projecten en de wijkverpleegkundige inzet in 2013 en 2014 te continueren in een periode waarin de Rijksoverheid verder nadacht over de wijze waarop de brede wijkverpleegkundige inzet structureel gefinancierd kon worden. In de brief aan de Tweede Kamer van 7 juni 2012 is dit als volgt verwoord: ‘Als gemeenten de inzet van wijkverpleegkundigen op een goede manier weten te continueren, overwegen wij op termijn te komen tot een gebundelde decentralisatie-uitkering op terrein van gezonde wijken en steden. Dit sluit aan bij hun taken uit de Wet publieke gezondheid. Wij moedigen gemeenten ook actief aan hiertoe afspraken te maken met de zorgverzekeraars/zorgkantoren.’
1.2
Doelstelling inventarisatie
Op 19 november 2013 heeft ZonMw van de ministeries Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Volksgezondheid, Wetenschap en Sport (VWS) de opdracht gekregen om te inventariseren op welke wijze gemeenten de decentralisatie-uitkering Zichtbare schakel voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen hebben besteed. 1
De inventarisatie is er primair op gericht meer inzicht te verkrijgen in de besteding van de middelen en in hoeveel (in personen en in fte) extra wijkverpleegkundigen met bovenstaande brede taakopvatting vanuit de decentralisatie-uitkering in 2013 en 2014 werkzaam zijn geweest. Daarnaast 1
In het plan van aanpak, in de opdrachtbrief en in de communicatie naar gemeenten werd deze inventarisatie aanvankelijk aangeduid als monitor.
7
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
geeft de inventarisatie een beeld van de samenwerking en afstemming in de gecontinueerde Zichtbare schakel-projecten, de bereikte doelgroepen en naar welke organisaties, professionals en activiteiten cliënten worden doorverwezen. De inventarisatie ondersteunt de ministeries BZK en VWS bij de verantwoording aan de Tweede Kamer over de besteding van de decentralisatie-uitkering in 2013 en 2014 en bij beleidsvorming en besluitvorming over de periode na 2014.
8
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
2
Uitvoering van de inventarisatie
In dit hoofdstuk beschrijven we de opzet van de inventarisatie. We gaan in op de werkwijze bij de voorbereiding, het uitzetten van de vragenlijsten, de analyse en het beschrijven van de resultaten. Daarna bespreken we specifiek de respons onder de gemeenten.
2.1
Werkwijze
Op verzoek van de ministeries BZK en VWS is als methode gekozen voor het uitzetten van een webbased vragenlijst. In een brief van 11 december 2013 van het ministerie van BZK aan de gemeenten is de inventarisatie van ZonMw naar de besteding van de decentralisatie-uitkering aangekondigd en zijn gemeenten gevraagd om hun medewerking te verlenen aan de inventarisatie. Vervolgens zijn in december 2013 en januari 2014 contactgegevens van de juiste personen binnen de gemeenten op drie wijzen verzameld: - Door het aanschrijven van projectleiders van de uitvoerende organisaties; - Door een verzoek aan de gemeenten in de brief op 11 december 2013 om contactgegevens bij ZonMw aan te leveren; - Door het doen van telefonische navraag bij gemeenten. In overleg met de ministeries BZK en VWS heeft ZonMw de vragen voor de vragenlijst vastgesteld. Vragen hebben betrekking op: - de besteding van de beschikbare middelen; - de samenwerking en de sturing hierop door gemeenten; - de personele inzet; - het cliëntenbereik; - naar wie wordt doorverwezen door de wijkverpleegkundigen; - de rol van gemeenten in de projecten; - de intensiteit van de contacten tussen gemeenten en de uitvoerende organisaties. In februari 2014 heeft ZonMw door Maximedia een digitale vragenlijst laten ontwikkelen en deze eerst uitgetest onder een aantal gemeenten. In de periode tussen 4 maart en 27 april 2014 ontvingen de 59 gemeenten, waar voorheen Zichtbare-schakel-projecten via ZonMw werden gesubsidieerd, een verzoek om mee te doen aan de inventarisatie door het invullen van de webbased vragenlijst. Zij ontvingen een uitnodiging en een herinnering per mail en vervolgens zijn gemeenten nagebeld om de vragenlijst in te vullen en in te sturen. ZonMw fungeerde tijdens deze fase als helpdesk voor inhoudelijke vragen en Maximedia voor technische vragen. De gegevensverzameling is afgesloten op 27 april 2014. Deze datum geldt derhalve als teldatum voor deze inventarisatie. Nadat de vragenlijsten zijn ontvangen, zijn de data door ZonMw geanalyseerd en is de rapportage opgesteld. Onderdeel van de data-analyse was het opschonen van het databestand met de antwoorden van gemeenten. Bij eventuele onduidelijkheid over de gegeven antwoorden hebben tenminste twee medewerkers van ZonMw overlegd over het gegeven antwoord of de interpretatie hiervan.
2.2
Respons
Op 27 april 2014 hadden 51 van de 59 gemeenten de digitale vragenlijst ingevuld of per mail de vragen beantwoord, oftewel 86% van de gemeenten. Redenen voor non-respons zijn onder meer: - onduidelijkheid over wie de contactpersoon is voor vragen over de decentralisatie-uitkering Zichtbare schakel; - de contactpersoon voor de decentralisatie-uitkering is langdurig ziek, met verlof of anderzijds afwezig; - drukte, o.a. in verband met de gemeenteraadsverkiezingen, collegevorming en voorbereidingen decentralisaties.
9
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
Gemeenten die de vragenlijst wel hebben beantwoord stelden veel vragen over het doel van de inventarisatie en het gebruik van de resultaten. Mogelijk speelden deze vragen ook een rol bij de gemeenten die niet hebben gereageerd op het verzoek de vragenlijst in te vullen.
Tabel 1: Respons onder grote, middelgrote en kleine(re) gemeenten G4 G32 Overig
Totaal
Totaal
4
29
26
59
Wel respons
4 (100%)
26 (90%)
21(81%)
51 (86%)
Geen respons
0 (0%)
3 (10%)
5 (19%)
8 (14%)
Beschikbaar bedrag Totaal
€ 4.379.409
€ 3.851.139
€ 1.769.452
€ 10.000.000
Beschikbaar bedrag €10.000.000 (100%) € 9.333.012 (93%) € 666.988 (7%) -
Tabel 1 laat de totale respons zien van gemeenten en wat de respons is van respectievelijk grote (G4), middelgrote (de G32) en kleine(re) (overige) gemeenten. Tevens laat de tabel zien dat de meeste gemeenten hebben meegedaan aan de inventarisatie en dat uitspraken kunnen worden gedaan over de besteding van 93% van de totaal vanuit de decentralisatie-uitkering beschikbare middelen. In bijlage A is de volledige lijst van gemeenten opgenomen die een decentralisatie-uitkering hebben ontvangen voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen, inclusief de bedragen per jaar die deze gemeenten hebben ontvangen.
10
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
3
Resultaten
In dit hoofdstuk beschrijven we de resultaten van de inventarisatie. We volgen in deze beschrijving de onderwerpen in de vragenlijst (zie bijlage B). De vragen 6.1 en 6.2, die betrekking hebben op de rol van de gemeente in de projecten zijn ondergebracht in de paragraaf over de financiën (3.1).
3.1
Inzet van de decentralisatie-uitkering
3.1.1 Besteding van de decentralisatie-uitkering in 2013 (Vraag 1.1) Tabel 2.1 laat zien dat in de meeste gemeenten de beschikbare middelen in 2013 zijn besteed. In de gemeenten die de vragenlijst heben ingevuld was € 9.333.012,- beschikbaar. Hiervan is in 2013 € 9.041.626 (97%) ook daadwerkelijk besteed. In de grote (G4) en middelgrote steden (G32) is een groter percentage van de beschikbare middelen besteed dan in de kleinere (overige) gemeenten. Er zijn twee gemeenten waar de middelen in 2013 geheel niet zijn ingezet voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen. In deze gemeenten zijn de middelen benut voor investeringen in de sociale wijkteams. In nog eens drie gemeenten zijn de middelen slechts in zeer beperkte mate ingezet voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen. In deze gemeenten zijn de middelen ten dele benut voor investeringen in de sociale wijkteams of zijn de middelen met vertraging ingezet, omdat gemeenten de evaluatie van lopende pilots/projecten wilden afwachten of omdat beleidsvorming nog niet was afgerond. Tabel 2.1: Besteding van de decentralisatie-uitkering 2 3 G4 G32 (n=4) (n=26) €4.379.409 €3.493.008 Beschikbaar 100% 100% bedrag in deelnemende gemeenten Besteed bedrag
€4.379.393 (100%)
€3.434.033 (98%)
Overig (n=21) €1.460.595 100%
Totaal (n=51) €9.333.012 (100%)
€1.228.200 (84%)
€9.041.626 (97%)
3.1.2 Voortzetting van bestaande Zichtbare-schakel-projecten (Vraag 1.2 en 1.3) Tabel 2.2 laat zien dat de middelen grotendeels zijn besteed zoals bedoeld, namelijk aan de voortzetting van de bestaande Zichtbare schakel-projecten (Brief Tweede Kamer ‘Voortzetting projecten Zichtbare schakel, VWS & BZK, 7 juni 2012). Dit geldt voor 35 (69%) van de 51 gemeenten die hebben meegedaan aan de inventarisatie, die tezamen € 7.765.760 (86%) hebben ingezet om de Zichtbare-schakel-projecten te continueren. In de overige 16 (31%) gemeenten die hebben deelgenomen aan de inventarisatie zijn de middelen anders besteed dan aan de continuering van de reeds bestaande projecten; dit betreft € 1.275.884 (14%). Deze gemeenten hebben (meerdere antwoorden zijn mogelijk): - de inzet van wijkverpleegkundigen verbreed naar andere wijken (n=5); - de middelen geheel/grotendeels toegekend aan de inzet van extra wijkverpleegkundigen door andere uitvoerende organisaties (n=4); - de middelen benut voor de uitvoering van pilots/proeftuinen waarin specifiek is ingezet op het versterken of verhelderen van de rol van de wijkverpleegkundige(n) in sociale wijkteams (n=3); - de middelen benut voor investeringen in de ontwikkeling van de sociale wijkteams en niet voor wijkverpleegkundigen (n=2); - de middelen beperkt of vertraagd ingezet voor extra wijkverpleegkundigen, waardoor projecten niet of slechts in zeer beperkte omvang zijn gecontineerd (n=3).
2 3
Hierbij is uitgegaan van 4 grote steden zoals vermeld op http://www.g-4.nl/. Hierbij is uitgegaan van 32 middelgrote steden zoals vermeld op http://www.g32.nl/.
11
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
Tabel 2.2 Voortzetting van bestaande Zichtbare schakel-projecten G4 G32 (n=4) (n=26) € 4.379.393 € 3.434.033 Besteed bedrag (100%) (100%) a. Voortzetting van bestaande ZS-projecten (n=35) b. Anders (n=16)
Overig (n=21) € 1.228.200 (100%)
Totaal (n=51) € 9.041.626 (100%)
€ 4.379.393 (100%)
€ 2.552.621 (74%)
€ 833.728 (68%)
€ 7.765.760 (86%)
€0 (0%)
€ 881.412 (26%)
€ 394.472 (32%)
€ 1.275.884 (14%)
3.1.3 Eigen financiering of co-financiering (Vraag 1.4 en 1.5) Er is in beperkte mate met eigen middelen of aanvullende middelen geïnvesteerd in de inzet van extra wijkverpleegkundigen. Slechts 2 (4%) van de 51 gemeenten, hebben aangegeven dat ook met eigen middelen is geïnvesteerd in de inzet van extra wijkverpleegkundigen of de sociale wijkteams en de extra inzet van wijkverpleegkundigen hierin. Ook zorgkantoren en zorgverzekeraars hebben – voor zover bekend – in beperkte mate (mee) geïnvesteerd in de inzet van extra wijkverpleegkundigen, namelijk in 8 (16%) van de 51 gemeenten. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om aanvullende middelen van zorgkantoren voor Advies, Informatie en Voorlichting of om aanvullende middelen van zorgverzekeraars om de wijkverpleegkundige inzet te verbreden naar andere wijken in de gemeente. 3.1.4 Besteding van decentralisatie-uitkering in 2014 (Vraag 1.6 en 1.7) In 38 (75%) gemeenten zijn de middelen in 2014 op dezelfde wijze besteed als in 2013. In 11 (22%) gemeenten zijn de middelen in 2014 anders besteed dan in 2013. Gemeenten die de middelen anders besteden geven aan dat zij in 2014: - minder middelen besteden aan de inzet van extra wijkpleegkundigen (n=1); - meer middelen besteden aan de inzet van extra wijkverpleegkundigen, omdat in 2013 de middelen niet of niet volledig zijn ingezet (n=4); - de middelen besteden aan de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe projecten waarin extra wijkverpleegkundigen worden ingezet (n=2); - de middelen deels ook benutten voor het financieren van extra wijkverpleegkundige inzet in 2015 (n=1); - de middelen benutten voor de verdere ontwikkeling van de sociale wijkteams en het versterken en verhelderen van de rol van de wijkverpleegkundige hierin (n=1); - de middelen in brede zin benutten voor de verdere ontwikkeling van de sociale wijkteams (n=2). In 2 (4%) gemeenten is voorjaar 2014 nog onbekend op welke wijze de middelen in 2014 worden besteed. 3.1.5 De rol van de gemeente (Vraag 6.1 en 6.2) Als onderdeel van de inventarisatie is gemeenten gevraagd welke activiteiten zij zelf ondernemen in het kader van de decentralisatie-uitkering. Gemeenten geven hierbij aan dat zij vooral de decentralisatie-uitkering hebben verstrekt aan uitvoerende organisaties en dat zij de besteding hiervan monitoren. Daarnaast geven gemeenten aan dat zij een actieve rol vervullen om samenwerking en afstemming tussen organisaties te bevorderen. Deze samenwerking en afstemming richt zich niet altijd specifiek op de inzet van de wijkverpleegkundige inzet. Samenwerking en afstemming is er bijvoorbeeld rondom de decentralisaties en de ontwikkeling van de sociale wijkteams of rondom specifieke aandoeningen of doelgroepen. Wijkverpleegkundigen en hun inzet maken dan onderdeel uit van deze samenwerking en afstemming. Gemeenten faciliteren of ondersteunen dan veelal deze samenwerking en afstemming of maken onderdeel uit van het samenwerkingsverband of afstemmingsoverleg. Verder geeft een aantal gemeenten aan dat zij op regionaal niveau, ook samen met andere gemeenten, contacten hebben of gaan leggen met zorgverzekeraars in de regio in het kader van de decentralisaties, de ontwikkelingen rondom zorg en ondersteuning in de buurt, de ontwikkeling van de
12
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
sociale wijkteams, over de aansluiting tussen welzijn en zorg en over de rol en inzet van wijkverpleegkundigen in deze ontwikkelingen. Als onderdeel van de inventarisatie is gemeenten gevraagd hoe vaak en op welke wijze zij contact onderhouden met uitvoerende organisaties over de decentralisatie-uitkering. De frequentie van het contact varieert tussen één of twee keer per jaar tot wekelijks contact over de besteding van de decentralisatie-uitkering. Soms betreft dit telefonisch of mailcontact en in andere gevallen betreft dit fysieke afspraken tussen de gemeente en de uitvoerende partijen.
3.2
Samenwerking
3.2.1 Samenwerking met zorgkantoren en/of zorgverzekeraars (Vraag 2.1 en 2.2) 20 (39%) gemeenten hebben aangegeven dat zij in het kader van de decentralisatie-uitkering hebben samengewerkt met zorgkantoren en/of zorgverzekeraars. Het ging hierbij in de meeste gevallen om een geformaliseerd samenwerkingsverband – in de vorm van een convenant – tussen de gemeente en één of meerdere zorgverzekeraars. Afspraken over de sociale wijkteams en de inzet van wijkverpleegkundigen waren dan vaak onderdeel van een veel breder opgesteld samenwerkingsconvenant. In enkele gemeenten investeerden de zorgverzekeraars mee in de projecten of pilots of maakten zij een verbreding van de inzet van wijkverpleegkundigen mogelijk in andere wijken van de gemeente. Verder werd er inhoudelijk samengewerkt in project- en stuurgroepen of anderzijds afgestemd of informatie uitgewisseld. Slechts 2 (4%) gemeenten geven aan dat zij in het kader van de decentralisatie-uitkering hebben samengewerkt met zorgkantoren. Tabel 3 Samenwerking met zorgkantoren en/of zorgverzekeraars rondom de decentralisatie-uitkering G4 G32 Overig Totaal Ja Nee
4 (100%)
12 (46%)
4 (19%)
20 (39%)
0 (0%)
14 (54%)
17 (81%)
31 (61%)
De andere 31 (61%) gemeenten geven aan dat zij in het kader van de decentralisatie-uitkering niet hebben samengewerkt met zorgkantoren en/of zorgverzekeraars. Sommige van deze gemeenten geven aan dat zij wel samenwerken met zorgverzekeraars, maar dat deze samenwerking zich niet (specifiek) richt op de inzet van extra wijkverpleegkundigen. Sommige gemeenten geven ook aan dat samenwerking met zorgkantoren en zorgverzekeraars voor de financiering en uitvoering van deze projecten niet nodig was. Wat opvalt is dat sommige gemeenten in de toelichting op het gegeven antwoord aangeven dat zorgkantoren en zorgverzekeraars voor gemeenten lastig benaderbaar zijn. In sommige gemeenten is wel contact gezocht met zorgkantoren of zorgverzekeraars, maar heeft dit (nog) niet geleid tot concrete samenwerking. Veel gemeenten geven aan dat zij in het kader van de decentralisatieuitkering nog niet concreet samenwerken met zorgkantoren en zorgverzekeraars, maar dat zij wel met deze partijen overleggen en informatie uitwisselen. Veel gemeenten geven ook aan dat zij nu nog niet samenwerken met zorgkantoren en zorgverzekeraars, maar dat zij wel met het oog op de decentralisaties in gesprek zijn of intensiever in gesprek gaan met deze partijen. Wat verder opvalt is dat vooral in de kleine(re) gemeenten de samenwerking tussen gemeente en zorgkantoor en/of zorgverzekeraar in het kader van de decentralisatie-uitkering maar in beperkte mate (19%) is gerealiseerd. Uit de inventarisatie komt het beeld naar voren dat het voor kleine(re) gemeenten lastiger is om contact te zoeken met zorgverzekeraars en zorgkantoren en om met deze partijen specifiek rondom de inzet van wijkverpleegundigen samen te werken. Onderstaande citaten van kleine(re) gemeenten illustreren dit: -
‘Het is lastig om in onze regio contact te krijgen met de zorgverzekeraar of het zorgkantoor.’ ‘Het contact met de zorgverzekeraar en het zorgkantoor is minimaal geworden.’ ‘De zorgverzekeraar was niet geïnteresseerd in samenwerking.’ ‘Het zorgkantoor overlegt niet met individuele gemeenten en zoekt zelf haar samenwerkingspartners.’
13
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
3.2.2 Samenwerking met zorgaanbieders (Vraag 2.3 en 2.4) Vrijwel alle gemeenten (49 gemeenten, 96%) geven aan dat zij in het kader van de decentralisatieuitkering hebben samengewerkt met zorgaanbieders. Naast de contacten rondom de subsidieverstrekking en -verantwoording, zijn gemeenten hetzij in projectvorm hetzij structureel in overleg met partijen in zorg en welzijn. Bij dit overleg zijn veelal betrokken: de thuiszorg, het welzijnswerk, het maatschappelijk werk en de huisarts. Soms zijn ook externe organisaties betrokken die de samenwerking tussen deze partijen ondersteunen. Soms faciliteren/organiseren gemeenten dit overleg ook. Verder betrekken gemeenten uitvoerende partijen bij het verder ontwikkelen van de sociale wijkteams/buurtteams en bij het ontwikkelen van beleid op dit terrein. 3.2.3 Sturen op samenwerking tussen zorgaanbieders (Vraag 2.5 en 2.6) 38 (75%) gemeenten geven aan dat zij hebben gestuurd op een goede samenwerking en afstemming tussen zorgaanbieders. Met name is veel aandacht voor een goede samenwerking en afstemming met huisartsen en met het welzijnswerk. De samenwerking vindt veelal plaats in het kader van de ontwikkeling van de sociale wijkteams/buurtteams. Verder wordt ook de samenwerking met mantelzorgers, informele zorgverleners en vrijwilligers door veel gemeenten belangrijk gevonden. Sommige gemeenten geven aan dat zij niet specifiek sturen op de samenwerking in het kader van het Zichtbare schakel-project, maar dat zij wel in bredere zin sturen op een goede samenwerking en afstemming tussen zorgaanbieders. 3.2.4 Sturen op samenwerking tussen zorgaanbieders en zorgkantoren/zorgverzekeraars (Vraag 2.7 en 2.8) 37 (73%) gemeenten geven aan dat zij niet sturen op de samenwerking van zorgaanbieders met zorgkantoren en zorgverzekeraars. Daar waar gemeenten samenwerken met zorgkantoren en zorgverzekeraars wordt er gezamenlijk gestuurd op de inhoud van de projecten, op de samenwerking in de projecten en/of op de financiën. 3.2.5 Samenwerking in 2014 (Vraag 2.9) 39 (76%) gemeenten geven aan dat zij de samenwerking en de sturing hierop in 2014 voortzetten zoals in 2013. Als de samenwerking en de sturing hierop verandert in 2014 geven gemeenten aan dat zij de samenwerking met zorgverzekeraars verder gaan intensiveren. Dit is nodig in verband met de ontwikkelingen in het sociale domein, de verdere ontwikkeling van de sociale wijkteams en de toekomstige financiering van de wijkverpleegkundige inzet vanuit de aanspraak wijkverpleging in de zorgverzekeringswet.
3.3
Personele inzet
3.3.1 Extra wijkverpleegkundigen in 2013, in aantallen (Vraag 3.1 en 3.2) Van 44 (86%) gemeenten die de vragenlijst hebben ingevuld is bekend hoeveel wijkverpleegkundigen (hbo-opgeleid) in 2013 werkzaam zijn geweest vanuit de decentralisatie-uitkering. 7 gemeenten (14%) geven hierop geen of geen duidelijk antwoord. Het gaat in 2013 in ieder geval om 318 extra wijkverpleegkundigen, waarvan er 67 werkzaam waren in twee van de vier grote gemeenten (G4), 201 in de middelgrote gemeenten (G32) en 50 in de kleinere gemeenten (overig). Voorjaar 2013 inventariseerde ZonMw onder de projectleiders van de Zichtbare schakel-projecten hoeveel extra wijkverpleegkundigen er op 1 februari 2013 werkzaam waren in de projecten. Zij gaven aan dat in totaal in de 59 gemeenten 382 extra wijkverpleegkundigen werkzaam waren. Hiervan waren er 121 werkzaam in de grote gemeenten (G4), 174 in de middelgrote gemeenten (G32) en 87 in de kleine(re) gemeenten (overig). Als alleen gekeken wordt naar de aantallen in de gemeenten die vraag 3.1 hebben beantwoord (n=44), zijn de aantallen respectievelijk 75, 167 en 78. Geconstateerd wordt dat de aantallen die de gemeenten voorjaar 2014 hebben opgegeven enigzins afwijken van de aantallen die de projectleiders een jaar eerder hebben genoemd. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn: - Door op verschillende momenten te vragen, zijn de peildata waarop het aantal gebaseerd is verschillend; - Doordat sommige gemeenten met andere organisaties zijn gaan samenwerken, zijn niet alle gegevens van de projectleiders die subsidie van ZonMw ontvingen nog relevant.
14
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
Tabel 4.1 Aantal wijkverpleegkundigen ingezet vanuit de decentralisatie-uitkering ZS in 2013 G4 G32 Overig Totaal 2 (van de 4)
24 (van de 26)
18 (van de 21)
44 (van de 51)
67
201
50
318
€ 1.861.461
€ 3.221.566
€ 1.227.400
€ 6.310.427
Extra wijkverpleegkundigen 2013 volgens projectleiders (alle gemeenten)
121
174
87
382
Extra wijkverpleegkundigen volgens projectleiders (alleen gemeenten die vraag 3.1 hebben beantwoord).
75
167
78
320
Aantal gemeenten waarvan bekend is hoeveel wijkverpleegkundigen er werkzaam zijn. Extra wijkverpleegkundigen in 2013 in aantallen volgens gemeenten Budget besteed
In tabel 4.2 is vervolgens te zien dat 14 (28%) gemeenten aangeven dat het aantal wijkverpleegkundigen in 2013 (decentralisatie-uitkering) t.o.v. 2012 (ZonMw-subsidie) is toegenomen. 19 (37%) gemeenten geven aan dat het aantal gelijk is gebleven en 12 (24%) dat het aantal is afgenomen. 6 (12%) gemeenten weten niet of het aantal wijkverpleegkundigen 2013 t.o.v. 2012 is toegenomen, gelijk gebleven of afgenomen. Tabel 4.2 Veranderingen in aantal wijkverpleegkundigen in 2013 (decentralisatie-uitkering) t.o.v. 2012 (ZonMw-subsidie) G4 G32 Overig Totaal Toename Gelijk gebleven Afname Onbekend
0 (0%) 1 (25%) 1 (25%) 2 (50%)
7 (27%) 12 (46%) 5 (19%) 2 (8%)
7 (33%) 6 (29%) 6 (29%) 2 (10%)
14 (28%) 19 (37%) 12 (24%) 6 (12%)
Totaal
4 (100%)
26 (100%)
21 (100%)
51 (100%)
3.3.2 Extra wijkverpleegkundigen in 2013, in fte (Vraag 3.3 en 3.4) Van 41 (80%) gemeenten die de vragenlijst hebben ingevuld is bekend hoeveel fte aan extra wijkverpleegkundigen in 2013 werkzaam zijn geweest vanuit de decentralisatie-uitkering.10 gemeenten (20%) geven hierop geen of geen duidelijk antwoord. Het gaat in 2013 in ieder geval om 167,7 fte aan extra wijkverpleegkundigen, waarvan 54,7 fte in drie van de grote gemeenten (G4), 89 fte in de middelgrote steden (G32) en 24 fte in de kleinere gemeenten (overig). Voorjaar 2013 inventariseerde ZonMw onder projectleiders van de ‘Zichtbare schakel’- projecten hoeveel fte aan extra wijkverpleegkundigen er op 1 februari 2013 werkzaam was in de projecten. Zij gaven aan dat in totaal in de 59 gemeenten 157,5 fte aan extra wijkverpleegkundigen werkzaam was. Hiervan was 58,7 fte werkzaam in de grote gemeenten (G4), 70 fte in de middelgrote gemeenten (G32) en 28,8 fte in de kleinere gemeenten (overig). Als alleen gekeken wordt naar de aantallen in de gemeenten die vraag 3.3 hebben beantwoord (n=41), zijn de aantallen respectievelijk 47,8 fte, 62,7 fte en 24,9 fte. Ook hier wordt geconstateerd dat de aantallen die de gemeenten voorjaar 2014 hebben opgegeven enigzins afwijken van de aantallen die de projectleiders een jaar eerder hebben genoemd.
15
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
Tabel 4.3 Fte aan wijkverpleegkundigen ingezet vanuit de decentralisatie-uitkering in 2013 G4 G32 Overig Totaal Aantal gemeenten waarvan bekend is hoeveel fte aan wijkverpleegkundigen er werkzaam zijn. Extra wijkverpleegkundigen in 2013 in fte volgens gemeenten
3 (van de 4)
22 (van de 26)
16 (van de 21)
41 (van de 51)
54,7
89,0
24,0
167,7
€ 2.882.914
€ 1.123.795
€ 6.971.275
28,8
157,5
24,9
135,4
Extra wijkverpleegkundigen 2013 volgens projectleiders (alle gemeenten)
58,7
€ 2.964.566 . 70
Extra wijkverpleegkundigen volgens projectleiders (alleen gemeenten die vraag 3.3 hebben beantwoord).
47,8
62,7
Budget besteed
In tabel 4.4 is vervolgens te zien dat 11 (22%) gemeenten aangeven dat het het aantal fte aan wijkverpleegkundigen in 2013 (decentralisatie-uitkering) t.o.v. 2012 (ZonMw-subsidie) is toegenomen. 19 (37%) gemeenten geven aan dat het aantal gelijk is gebleven en 16 (31%) dat het aantal is afgenomen. 5 (10%) gemeenten weten niet of het aantal fte aan wijkverpleegkundigen in 2013 t.o.v. 2012 is toegenomen, gelijk gebleven of afgenomen. Wat opvalt is dat met name de kleinere gemeenten vaker dan grote en middelgrote gemeenten aangeven dat het aan fte aan wijkverpleegkundigen in 2013 is afgenomen t.o.v. 2012. Tabel 4.4 Veranderingen in fte aan wijkverpleegkundigen t.o.v. 2012 G4 G32
Overig
Totaal
Toename Gelijk gebleven Afname Onbekend
0 (0%) 2 (50%) 1 (25%) 1 (25%)
6 (23%) 13 (50%) 6 (23%) 1 (4%)
5 (24%) 4 (19%) 9 (43%) 3 (14%)
11 (22%) 19 (37%) 16 (31%) 5 (10%)
Totaal
4 (100%)
26 (100%)
21 (100%)
51 (100%)
3.3.3 Inzet van andere professionals (Vraag 3.6 en 3.7) 24 (47%) gemeenten geven aan dat zij naast wijkverpleegkundigen (niveau 5, hbo-opgeleid) ook andere professionals inzetten in de projecten die vanuit de decentralisatie-uitkering worden gefinancierd. Het gaat hierbij met name om verpleegkundigen in de wijk (niveau 4, mbo-opgeleid). Daarnaast worden ook verzorgenden individuele gezondheidszorg (niveau 3, mbo-opgeleid) ingezet. Verder worden in de projecten diverse sociale professionals ingezet, zoals de welzijnswerker, de maatschappelijk werker, de opbouwwerker, de buurtcoach, de gezinscoach, de mantelzorgondersteuner, de consulent vrijwillgerswerk, de wmo-consulent, de ouderenadviseur en de VETC’er. Ook worden in enkele projecten andere zorgprofessionals ingezet, zoals de verpleegkundig specialist (niveau 5, hbo-opgeleid) en de jeugdverpleegkundige. De precieze omvang van de inzet van deze professionals wordt vanuit de vragenlijst niet duidelijk, maar lijkt beperkt te zijn. 3.3.4 Personele inzet in 2014 (Vraag 3.7) 38 (75%) gemeenten geven aan dat de personele inzet in 2014 hetzelfde blijft als in 2013. 8 (16%) gemeenten geven aan dat de personele inzet wel verandert en 5 (10%) gemeenten geven aan dat dit (nog) onbekend is. Als er veranderingen verwacht worden heeft dit veelal te maken met de ontwikkeling van de sociale wijkteams. Sommige gemeenten geven aan dat zij verwachten dat het aantal wijkverpleegkundigen in 2014 verder zal toenemen zodat deze kunnen deelnemen in de sociale wijkteams. Sommige gemeenten geven aan dat het nog onduidelijk is en afhankelijk is van wie de
16
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
aanbesteding wint of en in welke mate wijkverpleegkundigen onderdeel zullen gaan vormen van de sociale wijkteams. Sommige gemeenten verwachten ook een afname in het aantal wijkverpleegkundigen dat wordt ingezet, bijvoorbeeld omdat het budget voor 2014 kleiner is, de loonkosten in 2014 stijgen, organisaties zich terugtrekken uit de projecten of samenwerking of omdat hbo-opgeleide wijkverpleegkundigen onvoldoende beschikbaar zijn.
3.4
Bereik
3.4.1 Bereik van cliënten met individuele ondersteuning Van de 51 gemeenten die hebben deelgenomen aan de inventarisatie hebben 40 (78%) gemeenten gegevens verstrekt over het bereik van cliënten in 2013 met individuele ondersteuning. Uit de toelichting op de verstrekte gegevens maakt ZonMw op dat de verstrekte aantallen soms iets zeggen over het geplande bereik, soms iets over het gerealiseerde bereik en soms iets over het geschatte bereik. De hier gepresenteerde gegevens moeten daarom met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Het totale bereik dat de 40 gemeenten voor 2013 hebben aangegeven is 13.965 individuele cliënten. 3.4.2 Bereik van cliënten met groepsgerichte activiteiten Ruim 80% (41) van de gemeenten geeft aan dat de ingezette wijkverpleegkundigen en andere professionals ook groepsgerichte activiteiten (groepsvoorlichting, inloopspreekuren, etc.) hebben uitgevoerd. 29 (57%) van de 51 gemeenten die hebben deelgenomen aan de inventarisatie hebben ook gegevens versterkt over hoeveel wijkbewoners met deze groepsgerichte activiteiten zijn bereikt. Ook hierbij geldt dat de verstrekte gegevens soms het geplande bereik, soms het gerealiseerde bereik en soms het geschatte bereik betreffen en dus met voorzichtigheid dienen te worden geïnterpreteerd. Het totale bereik van de groepsgerichte activiteiten in de 29 gemeenten in 2013 is 8.903 personen. 3.4.3 Beschrijving van de bereikte cliënten en wijkbewoners Vanuit de inventarisatie komt het beeld naar voren dat veel gemeenten niet of nog niet op de hoogte zijn van het exacte bereik van de inzet van de wijkverpleegkundigen. Sommige gemeenten geven hierbij aan dat zij niet specifiek gegevens verzamelen over het bereik van de wijkverpleegkundigen, maar van het bereik van zorg en ondersteuning die wordt geboden door diverse professionals die deelnemen in de sociale wijkteams. Gemeenten verwachten ook niet altijd van uitvoerende organisaties en professionals dat zij rapporteren over het bereik van de wijkverpleegkundige inzet. Andere gemeenten geven aan dat zij nu nog niet beschikken over de gegevens, maar dat die later wel nog beschikbaar komen. Vanuit de inventarisatie is wel een indruk gekregen van de bereikte doelgroep. Gemeenten geven aan dat de bereikte doelgroep zeer divers is. Over het algemeen richt de inzet van de wijkverpleegkundige zich echter op kwetsbare ouderen. Het bereik onder deze doelgroep is dan ook groot. Het gaat veelal om kwetsbare ouderen met complexe zorg- en ondersteuningsvragen en multi-problematiek in het gezondsheidsdomein en/of in het maatschappelijk en/of het sociale domein. Verder worden vooral kwetsbare alleenstaande ouderen bereikt, ouderen met dementie, ouderen met psycho-sociale of ggzproblematiek en zorgmijdende ouderen. Over het algemeen worden vrouwen beter bereikt dan mannen en autochtonen beter dan allochtonen. Veel gemeenten geven aan dat de wijkverpleegkundige zich richt op cliënten, huishoudens en gezinnen in achterstandswijken met een lage SES en dat ook deze doelgroep wordt bereikt door de wijkverpleegkundigen. Veel gemeenten hebben hierbij ook beschreven met welke problematiek deze bereikte doelgroep te maken heeft. Het gaat veelal om cliënten met (multi-)problematiek in het gezondheidsdomein en/of in het maatschappelijke en sociale domein. Het gaat om problemen rondom gezondheid, welbevinden, participatie, zelfredzaamheid en eenzaamheid. Deze beschrijving van de bereikte cliënten door gemeenten komt overeen met het beeld van de bereikte doelgroep gedurende de uitvoering van het ZonMw-programma in de periode 2010-2012. Gedurende dit programma was 74% van de bereikte cliënten ouder dan 60 en 48% van de bereikte clienten ouder dan 75 jaar. Verder werden vooral vrouwen (65%) en alleenstaanden (50%) bereikt. Hoewel de wijkverpleegkundigen gedurende de uitvoering van het ZonMw-programma ‘Zichtbare schakel’ vooral ouderen hebben bereikt, boden zij ook zorg en ondersteuning aan jongere cliënten en
17
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
gezinnen met kinderen. Zo was 5% van de bereikte cliënten alleenstaande ouder. Verder werden relatief veel cliënten bereikt die geen (36%) of alleen een lagere (beroeps)opleiding (lbo, vmbo of mavo) (35%) hebben afgerond. Slechts 6% van de bereikte cliënten had een betaalde baan. Veel meer cliënten waren gepensioneerd (68%) of arbeidsongeschikt (12%). 24% van de bereikte cliënten had een allochtone achtergrond. Ook de resultaten van een recent literatuuronderzoek met de titel ‘Voorspellers van gebruik wijkverpleging’ (Huis, A. van, Boonzaaijer, G. & Stam, P., 2013) onderschrijven het verkregen beeld van de bereikte doelgroep. Hiervoor zijn zowel data gebruikt uit de reguliere wijkverpleging als vanuit het Zichtbare schakel-programma. Volgens de auteurs van dit onderzoek zijn de leeftijd, het geslacht en de woonsituatie belangrijke voorspellers voor de mate waarin mensen gebruik maken van wijkverpleging. Zo maken ouderen, vrouwen en alleenstaanden meer gebruik van wijkverpleging. Daarnaast maken mensen met een chronische, somatische of psychische aandoening, mensen met ADL-beperkingen of mobiliteitsbeperkingen en mensen die opgenomen zijn geweest in het ziekenhuis meer gebruik van wijkverpleging.
3.5
Doorverwijzingen
In tabel 5 valt te lezen naar welke organisaties, professionals en activiteiten cliënten door wijkverpleegkundigen worden doorverwezen. Er wordt zowel doorverwezen naar organisaties, professionals en activiteiten in de informele zorg en naar het groepsgerichte aanbod van zorg, preventie en welzijn in de wijk, als naar het individuele aanbod in zorg en welzijn. In mindere mate worden cliënten, volgens de gemeenten, doorverwezen naar organisaties, professionals en activiteiten in de tweedelijns zorginstellingen zoals ggz-instellingen, verslavingszorginstellingen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. 23 (45,1%) gemeenten geven aan dat ook nog naar andere organisaties, professionals en activiteiten wordt doorverwijzen. Partijen die hier door gemeenten worden genoemd zijn: fysiotherapeuten, diëtisten, ergotherapeuten, logopedisten, apotheken, hulpmiddelenleveranciers, thuiszorgwinkels, casemanagers dementie en gespecialiseerde verpleegkundigen (dementie, diabetes, wondverzorging), sociale diensten, wijkagenten en woningcorporaties. Tabel 5. Doorverwijzingen door wijkverpleegkundigen Naar welke organisaties, professionals en activiteiten wordt doorverwezen? 1. Informele zorg en collectief aanbod (in de wijk) - Informele hulp- en zorgverleners: familielid, gezinslid, mantelzorgers - Informele hulp- en zorgverleners: buurtgenoten - Vrijwilligerswerk - Sociale activiteiten - Mantelzorgondersteuning - Gezondheidsbevorderende activiteiten, zoals sporten 2. Individueel aanbod - Huishoudelijke zorg - Thuiszorg (verzorging/verpleging) - Huisarts - POH’er - Maatschappelijk werk - Schulpdhulpverlening - Welzijn/ouderenwerk 3. Gespecialiseerde zorg - GGZ/Verslavingszorg - Ziekenhuis/Specialisten - Verpleeghuis 4. Overig - Anders - Onbekend
Percentage 76% 71% 75% 76% 76% 76% 75% 76% 78% 63% 75% 69% 76% 59% 55% 55% 45% 14%
Twee gemeenten geven aan dat de wijkverpleegkundigen individuele cliënten hebben doorverwezen naar woningcorporaties. Uit een eerdere inventarisatie onder projectleiders van de Zichtbare schakelprojecten blijkt dat in veel van de uitgevoerde projecten werd samengewerkt met woningcorporaties.
18
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
Uit de projectregistraties (2011-2012) blijkt dat van alle cliënten waar de wijkverpleegkundigen contact mee hadden, 2% van de contacten op initiatief van de woningcorporatie tot stand was gekomen. Ruim 20% van alle cliënten bleek ook hulpvragen te hebben betreffende de woon- en leefomgeving. De indruk bestaat dat wijkverpleegkundigen, naast de ondersteuning van cliënten, ook signalen meer overkoepelend en rechtstreeks doorgeven aan woningcorporaties. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over signalen over ongezonde woonomstandigheden of schuldenproblematiek.
19
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
4
Samenvatting en aandachtspunten
In de voorgaande hoofdstukken is beschreven op welke wijze de inventarisatie van de besteding van de decentralisatie-uitkering Zichtbare schakel is uitgevoerd en welke resultaten dat heeft opgeleverd. In dit hoofdstuk geven we een korte samenvatting en beschrijving van enkele aandachtspunten.
4.1
De resultaten van de inventarisatie
De decentralisatie-uitkering is voor de jaren 2013 en 2014 toegezegd aan de gemeenten. Tijdens het besluit hierover in juni 2012 was nog niet bekend hoe de financiering van de wijkverpleegkundigen in het algemeen en van de taken die zij in het kader van de projecten uitvoerden in het bijzonder, er uit zou zien na 2014. De minister en staatssecretaris van VWS hebben op 19 mei jl. de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop zij vanaf 1 januari 2016 invulling willen geven aan de bekostiging van de nieuwe aanspraak wijkverpleging in de Zorgverzekeringswet. Voor 2015 is een overgangsregeling voorgesteld. In de bekostiging vanaf 2016 is ook financiële ruimte voorzien voor de zogenaamde beschikbaarheidsfunctie van de wijkverpleegkundige in de wijk, zoals die momenteel vanuit de decentralisatie-uitkering Zichtbare schakel wordt gefinancierd. In de verdere uitwerking van de bekostiging is het van belang dat wijkverpleegkundigen ook voldoende ruimte houden om groepsgerichte en wijkgerichte activiteiten, die bijdragen aan gezondheidsbevordering en preventie, uit te kunnen voeren. Decentralisatie-uitkering in 2013 grotendeels besteed aan extra wijkverpleegkundigen Uit de inventarisatie onder de gemeenten blijkt dat de decentralisatie-uitkering Zichtbare schakel in 2013 grotendeels is besteed aan de inzet van extra wijkverpleegkundigen. Op basis van de tabellen 1, 2.1 en 2.2 blijkt dat in 2013 de € 10 miljoen als volgt is ingezet: 78% aan continuering van de reeds lopende Zichtbare schakel-projecten; 13% op andere wijze, maar grotendeels aan de inzet van wijkverpleegkundigen; 3% is niet besteed en van 7% is niet bekend wat er mee gebeurd is. Uit de resultaten van de inventarisatie blijkt dat 35 (69%) van de 51 gemeenten die de vragenlijst hebben beantwoord, in 2013 de reeds lopende Zichtbare schakel-projecten hebben gecontinueerd. Andere gemeenten hebben aangegeven dat zij bij het uitzetten van de middelen andere keuzes hebben gemaakt, zoals het verbreden naar andere wijken, het betrekken van andere uitvoerende organisaties of meer focus op sociale wijkteams waarin de wijkverpleegkundigen participeren. Het merendeel van deze gemeenten heeft echter wel ingezet op extra wijkverpleegkundigen. Over het algemeen kunnen we dan ook concluderen dat in 2013 in de meeste gemeenten en voor het grootste deel van de decentralisatie-uitkering de inzet van wijkverpleegkundigen voor taken die buiten de reguliere financiering vallen is gecontinueerd. De doelstelling van de motie Hamer (september 2008) was om de inzet van 250 extra wijkverpleegkundigen mogelijk te maken vanuit de 10 miljoen euro die hiervoor jaarlijks beschikbaar was. Deze doelstelling is zowel gedurende de periode dat ZonMw verantwoordelijk was voor de subsidieverstrekking aan de Zichtbare schakel-projecten (2010-2012) als in de periode van de decentralisatie-uitkering aan de gemeenten (2013-2014) ruimschoots behaald. Hiermee is bereikt dat meer dan 250 wijkverpleegkundigen zijn gaan werken volgens een brede taakomvatting, waarin naast het uitvoeren van aan een CIZ-indicatie gerelateerde zorgtaken vrije ruimte is om vraaggericht, integraal en wijkgericht zorg en ondersteuning te bieden en te schakelen in de wijk. Geen naadloze overgang naar nieuwe subsidieregeling De beleidsvorming op lokaal niveau blijkt nog volop in ontwikkeling, waardoor besluitvorming over de financiering van de ‘Zichtbare schakel’-projecten soms flinke vertraging opliep. De overgang van de financiering vanuit ZonMw naar de gemeenten sloot daardoor niet altijd naadloos op elkaar aan, waardoor een aantal Zichtbare schakel-projecten niet (tijdig) gecontinueerd konden worden. In drie van de 51 gemeenten die de vragenlijst hebben ingevuld, zijn in 2013 de middelen niet, beperkt of vertraagd ingezet. In twee gemeenten is besloten de middelen voor sociale wijkteams in te zetten en niet voor extra wijkverpleegkundigen.
20
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
Gemeenten ontwikkelen sociale wijkteams Uit de respons van de gemeenten blijkt dat de inzet van de wijkverpleegkundigen vaak gekoppeld wordt aan de ontwikkelingen rond de transitie van de langdurige zorg en het opzetten van sociale wijkteams. Opvallend is echter dat gemeenten in 2013 nauwelijks additionele middelen hebben ingezet voor wijkverpleegkundigen. Mogelijk speelde de onzekerheid over de toekomstige financiering van de wijkverpleegkundigen hier een rol bij. De koppeling van de inzet van de middelen aan het verder ontwikkelen van de sociale wijkteams lijkt in 2014 door te zetten, gezien de respons van de gemeenten die zeggen de middelen in 2014 anders in te gaan zetten dan in 2013. Samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars vraagt meer aandacht De gemeenten blijken hun rol en taken rond de decentralisatie-uitkering verschillend op te pakken. In de eerste plaats als financier van de ‘Zichtbare schakel’-projecten en het monitoren daarvan. Andere gemeenten pakken echter ook taken op in het verbinden en sturen van samenwerking in de zorg. De samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars/zorgkantoren rond de inzet van extra wijkverpleegkundigen heeft in 2013 in minder dan de helft van de betrokken gemeenten vorm gekregen en in slechts 19% van de kleinere gemeenten. Gezien de positionering van de wijkverpleegkundigen tussen het sociale en medische domein is het van belang dat gemeenten en zorgverzekeraars meer gaan samenwerken op het beleid rond zorg en ondersteuning in de buurt. Dit kan de overgang van de financiering van de Zichtbare schakel-taken van de wijkverpleegkundigen door de gemeenten in 2014 naar de nieuwe financieringskaders vanaf 2015 bevorderen.
4.2
Uitvoering van de inventarisatie
In de periode najaar 2009 tot en met 2012 heeft ZonMw in 59 gemeenten ‘Zichtbare schakel’projecten gesubsidieerd. Voorjaar 2012 hebben de ministeries van BZK en VWS besloten de financiering van die projecten voor de jaren 2013 en 2014 middels een decentralisatie-uitkering aan de betrokken 59 gemeenten toe te kennen. In de juni- en septembercirculaire in 2012 zijn de gemeenten geïnformeerd over de hoogte van de uitkering. Decentralisatie van middelen en standaardisatie gegevensverzameling Met de decentralisatie-uitkering kwam de verantwoordelijkheid voor de financiering van de Zichtbare schakel-projecten bij de afzonderlijke gemeenten te liggen. Als gevolg daarvan kwam de landelijke aansturing van de projecten, zoals die plaatsvond vanuit het ZonMw-programma, te vervallen. Dit is onder andere tot uiting gekomen in de diversiteit van de gegevens waarover de gemeenten beschikken. Met name waar het gaat om de inzet van het aantal wijkverpleegkundigen en andere verpleegkundigen en disciplines (in aantal fte en personen) en het bereik van de doelgroepen, blijken de gegevens op landelijk niveau onvolledig en/of onderling niet goed te vergelijken. Indien landelijk overzicht van gegevens in de toekomst wenselijk is, vraagt dit om een standaardisering van die gewenste gegevens en draagvlak bij de gemeenten om zorg te dragen voor het verzamelen hiervan. Van belang is dat de rijksoverheid heldere afspraken maakt met gemeenten over verantwoording en informatieverstrekking bij aanvang van een subsidieregeling en tussentijds hierover in contact blijft. Contactpersonen voor de decentralisatie-uitkering van belang voor respons Om medewerking van de gemeenten aan de inventarisatie te verkrijgen is in december 2013 door het ministerie van BZK een brief hierover aan de gemeenten gestuurd. Vervolgens heeft ZonMw de juiste contactpersonen voor de decentralisatie-uitkering bij de 59 gemeenten opgevraagd. Deze contactpersonen bleken vaak niet op de hoogte te zijn van de brief van december 2013. Daarnaast waren er diverse personele wisselingen, waardoor niet altijd duidelijk was wie de vragenlijst over de decentralisatie-uitkering kon invullen. Nadat met een aantal gemeenten meerdere malen contact is opgenomen voor de juiste contactpersoon zijn uiteindelijk van 51 (87%) van de 59 gemeenten gegevens verzameld. Voor een webbased vragenlijst beschouwen wij dit als een goede score. Opvallend is wel dat juist de kleinere gemeenten wat vaker de vragenlijst niet hebben ingevuld.
21
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
22
ZonMw – Decentralisatie-uitkering 2013-2014 juni 2014
Gebruikte bronnen -
Huis, A. van, Boonzaaijer, G. & Stam, P. (2013). Voorspellers voor gebruik wijkverpleging (Literatuurstudie), SiRM, Den Haag. Ministerie van BZK. Junicirculaire gemeentefonds 2012. Ministerie van BZK. Septembercirculaire gemeentefonds 2012. Ministeries van BZK en VWS. Brief aan de Tweede Kamer ‘Voortzetting projecten Zichtbare schakel’, 7 juni 2012. Ministerie van VWS. Brief aan de Tweede Kamer ‘Bekostiging wijkverpleging’, 19 mei 2014. Website G4, http://www.g-4.nl/, Geraadpleegd op 26 mei 2014. Website G32, http://www.g32.nl/, Geraadpleegd op 26 mei 2014.
23
Bijlage A Lijst met gemeenten
25
26
27
Bijlage B Vragenlijst
Vragenlijst monitoring decentralisatie-uitkering ‘Zichtbare schakel’ Toelichting op begrippen in de vragenlijst Wijkverpleegkundigen: Hiermee worden hbo-opgeleide (niveau 5) verpleegkundigen bedoeld. Extra wijkverpleegkundigen: Met extra wordt in dit verband bedoeld de extra (in fte of in aantal) wijkverpleegkundigen die vanuit de decentralisatie-uitkering in uw gemeente werkzaam zijn.
Instructie voor het invullen van de vragenlijst: U wordt verzocht de vragenlijst helemaal in te vullen. Daarna kunt u voor uw eigen administratie de pdf downloaden en opslaan. Bij het beantwoorden van de vragenlijst is er bij de vragen met rondjes één antwoord mogelijk, bij de vragen met vierkantjes zijn er meerdere antwoorden mogelijk. Betrek - zo nodig - voor het beantwoorden van de vragen ook de uitvoerende organisaties. Houdt er rekening mee dat u deze uitvoerende organisaties tijdig betrekt. U kunt vanuit de uitnodigingsmail een lege vragenlijst downloaden die u aan de uitvoerende organisaties kunt toesturen, zodat zij u bij het invullen kunnen helpen. We verzoeken u om beknopt antwoord te geven op de gestelde vragen. Tenzij anders vermeld heeft u bij open vragen 250 tekens voor het geven van een antwoord. Indien het niet lukt om de vragenlijst in één keer in te vullen, kunt u deze tussentijds via de knop "Vragenlijst opslaan" onderaan de pagina opslaan en later doorgaan met het invullen. Wilt u de vragenlijst definitief versturen, kies dan voor de knop “Vragenlijst opslaan en versturen”. Indien dan nog vragen onbeantwoord zijn, krijgt u hier een melding van.
Contactgegevens Gemeente
Naam
E-mail adres
[email protected]
Telefoonnummer
Pagina 1 van 10
28
Vragenlijst 1. Financiën Vragen met betrekking tot het jaar 2013 Vanuit de decentralisatie-uitkering is voor 2013 aan uw gemeente € ,- beschikbaar gesteld, voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen. 1.1 Hoeveel budget uit de decentralisatie-uitkering heeft uw gemeente in 2013 daadwerkelijk aan de inzet van extra wijkverpleegkundigen beschikbaar gesteld?
Totaal:
€
0,00
1.2 Is dit budget ingezet voor dezelfde ‘Zichtbare schakel’-projecten die in 2012 in uw gemeente werden uitgevoerd?
Ja Nee
1.3 Indien vraag 1.2 met ‘Nee’ wordt beantwoord, graag hier toelichten waarom u voor een ander ‘Zichtbare schakel’project heeft gekozen.
Indien niet alle middelen zijn ingezet voor ‘Zichtbare schakel’-project(en), dan graag toelichten waar de resterende middelen aan zijn besteed.
1.4 Financiert uw gemeente ook met ander budget dan de decentralisatie-uitkering de inzet van extra wijkverpleegkundigen? (bijv. vanuit WMO-budget)
Ja. Hierbij ging het om een bedrag van
€
0,00
Pagina 2 van 10
Nee
1.5 Was in uw gemeente in 2013 ook nog sprake van cofinanciering van zorgverzekeraars/het zorgkantoor voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen?
Ja. Hierbij ging het om een bedrag van
€
0,00
Nee
Vragen met betrekking tot het jaar 2014
1.6 Geldt bovenstaande inzet van middelen ook voor 2014?
Ja Nee (Nog) onbekend
1.7 Indien vraag 1.6 met ‘Nee’ wordt beantwoord, graag hier toelichten op welke wijze de besteding van middelen in 2014 afwijkt van 2013.
2. Aansturing op samenwerking in de gemeente Vragen met betrekking tot het jaar 2013
2.1 Werkte u als gemeente - in het kader van de decentralisatie-uitkering voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen – in 2013 samen met zorgverzekeraars/zorgkantoor?
Ja Nee
2.2 Indien vraag 2.1 met ‘Ja’ wordt beantwoord, graag toelichten met welke zorgverzekeraar(s)/zorgkantoor u samenwerkte en waar deze samenwerking uit bestond.
Pagina 3 van 10
Indien vraag 2.1 met ‘Nee’ wordt beantwoord, dan graag toelichten waarom niet.
2.3 Werkte u als gemeente - in het kader van de decentralisatie-uitkering voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen – in 2013 samen met zorgaanbieders?
Ja Nee
2.4 Indien vraag 2.3 met ‘Ja’ wordt beantwoord, graag toelichten met welke zorgaanbieder(s) u samenwerkte en waar deze samenwerking uit bestond.
Indien vraag 2.3 met ‘Nee’ wordt beantwoord, dan graag toelichten waarom niet.
2.5 Stuurde u als gemeente - in het kader van de decentralisatie-uitkering voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen in 2013 op de samenwerking tussen zorgaanbieders onderling?
Ja Nee
2.6 Indien vraag 2.5 met ‘Ja’ wordt beantwoord, graag toelichten hoe u op deze samenwerking stuurde. Bijv. wie werd
Pagina 4 van 10
gestimuleerd/verplicht om met wie samen te werken, welke afspraken heeft u daarover gemaakt en hoe zijn die afspraken gemonitord?
Indien vraag 2.5 met ‘Nee’ wordt beantwoord, graag toelichten waarom niet.
2.7 Stuurde u als gemeente - in het kader van de decentralisatie-uitkering voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen in 2013 op de samenwerking tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars/zorgkantoren?
Ja Nee
2.8 Indien vraag 2.7 met ‘Ja’ wordt beantwoord, graag toelichten hoe u op deze samenwerking stuurde. Bijv. wie werd gestimuleerd/verplicht om met wie samen te werken, welke afspraken heeft u daarover gemaakt en hoe zijn die afspraken gemonitord?
Indien vraag 2.7 met ‘Nee’ wordt beantwoord, graag toelichten waarom niet.
Vragen met betrekking tot het jaar 2014
2.9 Geldt bovenstaande (sturing op) samenwerking ook voor 2014?
Ja Nee (Nog) onbekend
Pagina 5 van 10
2.10 Indien vraag 2.9 met ‘Nee’ wordt beantwoord, graag toelichten in welke zin de (sturing op) samenwerking in 2014 afwijkt van 2013.
3. Personele inzet Vragen met betrekking tot het jaar 2013
3.1 Hoeveel extra wijkverpleegkundigen waren in 2013 in uw gemeente werkzaam?
Aantal personen:
3.2 Is het aantal extra wijkverpleegkundigen in 2013 toegenomen t.o.v. het aantal extra wijkverpleegkundigen in 2012?
Ja Nee, gelijk gebleven Nee, afgenomen Onbekend
3.3 Hoeveel fte aan extra wijkverpleegkundigen waren in 2013 in uw gemeente werkzaam?
Aantal fte:
3.4 Is de hoeveelheid fte aan extra wijkverpleegkundigen in 2013 toegenomen t.o.v. de hoeveelheid fte aan extra wijkverpleegkundigen in 2012?
Ja Nee, gelijk gebleven Nee, afgenomen
Pagina 6 van 10
Onbekend
3.5 Worden in projecten die worden uitgevoerd vanuit de decentralisatie-uitkering ook andere professionals dan wijkverpleegkundigen (van niveau 5, hbo-opgeleid) ingezet? Denk hierbij aan verpleegkundigen (van niveau 4, mboopgeleid), welzijnsmedewerkers, VETC’ers, maatschappelijk werkers, etc.
Ja, namelijk:
Nee
3.6 Indien vraag 3.5 met ‘Ja’ wordt beantwoord, kunt u dan aangeven voor hoeveel fte deze professionals zijn ingezet?
Aantal fte:
Vragen met betrekking tot het jaar 2014
3.7 Geldt bovenstaande inzet aan extra wijkverpleegkundigen en/of andere disciplines ook voor 2014?
Ja Nee (Nog) onbekend
3.8 Indien vraag 3.7 met ‘Nee’ wordt beantwoord, graag toelichten in welke zin de inzet aan extra wijkverpleegkundigen en/of andere disciplines in 2014 afwijkt van 2013.
4. Bereik 4.1 Hoeveel cliënten met gezondheidsachterstanden zijn in 2013 door de inzet van extra wijkverpleegkundigen en/of andere disciplines bereikt met individuele ondersteuning?
Aantal:
Pagina 7 van 10
4.2 Hebben de extra ingezette wijkverpleegkundigen/andere disciplines in 2013 ook groepsvoorlichting, inloopspreekuren, e.d. georganiseerd?
Ja Nee Zo ja, hoeveel wijkbewoners zijn daar mee bereikt? Aantal:
4.3 Kunt een korte beschrijving geven van de bereikte cliënten en wijkbewoners? (leeftijd, culturele diversiteit, problematiek)
5. Doorverwijzing 5.1 Naar welke professionals, organisaties en activiteiten – zowel binnen als buiten de zorg - verwijzen de extra ingezette wijkverpleegkundigen en/of andere disciplines hun cliënten/de wijkbewoners?
Aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk. Informele zorg en collectief aanbod (in de wijk): Informele hulp- en zorgverleners: familielid, gezinslid, mantelzorgers Informele hulp en zorgverleners: buurtgenoten Vrijwilligerswerk Sociale activiteiten Mantelzorgondersteuning Gezondheidsbevorderende activiteiten, zoals sporten Individueel aanbod: Huishoudelijke zorg Thuiszorg (verzorging/verpleging) Huisarts POH’er Maatschappelijk werk Schuldhulpverlening
Pagina 8 van 10
Welzijn/ouderenwerk Gespecialiseerde zorg: GGZ/Verslavingszorg Ziekenhuis/Specialisten Verpleeghuis Overig: Anders Onbekend waarnaar verwezen wordt
5.2 Indien u bij vraag 5.1 ook ‘Anders’ heeft aangevinkt, dit graag kort toelichten.
6. Uw rol als gemeente 6.1 Welke activiteiten onderneemt u zelf als gemeente in het kader van de decentralisatie-uitkering ‘Zichtbare schakel’?
6.2 Hoe vaak heeft u als gemeente na toekenning van de subsidie contact gehad met de uitvoerende organisaties?
Aantal contactmomenten:
7. Opmerkingen/vragen 7 .1 Heeft u nog verdere opmerkingen/vragen n.a.v. deze vragenlijst.
Pagina 9 van 10
© 2014 ZonMw
Pagina 10 van 10