ZICHTBAAR SCHAKELEN IN DE WIJK VERDIEPEND ONDERZOEK STMG WIJKVERPLEEGKUNDIGE ZICHTBARE SCHAKEL
Erik Jansen Maarten Kwakernaak Alex de Veld HAN Sociaal
Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door
ZICHTBAAR SCHAKELEN IN DE WIJK
VERDIEPEND ONDERZOEK STMG WIJKVERPLEEGKUNDIGE ZICHTBARE SCHAKEL
Auteurs: Erik Jansen Maarten Kwakernaak Alex de Veld Kenniscentrum HAN SOCIAAL Voor correspondentie: Erik Jansen Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief Kenniscentrum HAN SOCIAAL Hogeschool va n Arnhem en Nijmegen Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen
[email protected] 024 3530368
Jansen, Kwakernaak en De Veld
4
HAN Sociaal
Inhoudsopgave
0. Samenvatting
3
1. Inleiding 1.1 De wijkverpleegkundige Zichtbare Schakel 1.2 Analyse van kantelboxen STMG Wijkverpleegkundige Zichtbare Schakel 1.3 Onderzoeksaanpak 1.4 Vraagstelling en onderzoeksvragen.
4 4 4 6 6
2. Methode van onderzoek 2.1 Onderzoeksontwerp: Narratieve analyse leidt tot patronen 2.2 Respondenten 2.3 Gegevens 2.4 Procedure 2.5 Vraaganalyse-instrument 2.6 Voorbereiding van de analyse
7 7 7 8 8 9 13
3. Resultaten 3.1 Welk type interventies zetten de wijkverpleegkundigen in bij de in de kantelbox gebruikte situatiecategorieën? 3.2 Welk type individuele interventies komen veel voor? 3.3 Hoe verschillen deze interventies over cliëntcategorieën? 3.4 Wat is het verschil tussen wat de wijkverpleegkundige als resultaat ziet en wat uit de analyse van de interventies blijkt?
14
4. Conclusies
31
5. Aanbevelingen
34
6. Referenties
35
Bijlage 1: Globale strategieën voor de analyses
36
14 18 22 25
Zichtbaar schakelen in de wijk
Jansen, Kwakernaak en De Veld
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
2
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
0. Samenvatting Om verdiepend inzicht te krijgen in het handelen van de wijkverpleegkundige zichtbare schakel is een narratieve analyse gemaakt van de registraties van STMG-wijkverpleegkundigen in kantelbox-dossiers. Elke kantelbox is daarbij opgevat als een gestructureerd narratief van een casus, bestaande uit (1) een situatieaanduiding, (2) beschrijvingen van interventies of klantcontacten, en (3) een uitkomstbeschrijving van het proces van de cliënt. De registraties onder (3) konden als narratieven worden geanalyseerd en vormden onderwerp van onderzoek. Zowel op het niveau van de casussen als dat van de narratieven is gezocht naar patronen met betrekking tot de volgende vragen: 1. Welk type interventies zetten de wijkverpleegkundigen in bij de in de kantelbox gebruikte situatiecategorieën? 2. Welk type individuele interventies komen veel voor? 3. Hoe verschillen deze interventies over cliëntcategorieën? 4. Wat is het verschil tussen wat de wijkverpleegkundige als resultaat ziet en wat uit de analyse van de interventies blijkt? Uit de analyses blijkt dat wijkverpleegkundigen zichtbare schakel over het algemeen interventies inzetten die passen bij de situatie zoals ze die in het begin van een cliëntcontact constateren. De meeste van hun interventies richten zich op somatische en psychische gezondheid, maar er wordt ook veel gewerkt aan zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. In medische en traditioneel verpleegkundige kwesties grijpen de wijkverpleegkundigen actiever handelend in dan bij (psycho-)sociale kwesties waar wordt geïnformeerd, geadviseerd of wordt doorgeleid. Er zijn er accentverschillen tussen cliëntgroepen, waaruit blijkt dat de wijkverpleegkundigen een op maat benadering hanteren passend bij de kenmerken van het cliënttype. De resultaten leiden tot de conclusie dat wijkverpleegkundigen zichtbare schakel zich over het algemeen als “gekantelde” professionals gedragen die uitgaan van de krachten en mogelijkheden van de cliënt en de mogelijkheden tot ondersteuning in de directe omgeving van de cliënt. Als grensprofessional kan echter handelen buiten de eigen kennis en kunde ook kwetsbaar maken omdat het vereist dat deze om kan gaan met professionele dilemma’s als eigen kracht vs professioneel ingrijpen, actief ingrijpen vs ondersteunen of coachen, en tenslotte ingrijpen vs loslaten. Deze dilemma’s zijn eigen aan sociaal werk en psycho-sociale hulpverlening en vereisen een hoge mate van flexibiliteit die niet altijd strookt met medische standaardisering en protocollen. Door de rol als grenswerker wordt de wijkverpleegkundige zichtbare schakel in staat geacht oordeelkundig te kunnen schakelen tussen medische en (psycho-)sociale dienstverlening. Op grond van de conclusies wordt aanbevolen om te bewaken dat de wijkverpleegkundige zichtbare schakel zich bewust is van haar professionele grenzen. Ze past bij uitstek in een multidisciplinair wijkteam omdat ze zich als grenswerker goed kan bewegen in het schemergebied van zorg, welzijn en wonen. Vooruitkijkend naar toekomstige professionals zou ook in de opleidingen afdoende aandacht besteed moeten worden aan flexibiliteit en bovenstaande professionele dilemma’s inherent aan welzijnswerk.
Jansen, Kwakernaak en De Veld
3
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
“Wijkverpleegkundigen van Zichtbare Schakel werken op een nieuwe manier, breed kijkend en handelend als spil in de wijk. De wijkverpleegkundige is voor iedereen zichtbaar en makkelijk aanspreekbaar. Stimuleren van de eigen kracht van de cliënt is altijd het uitgangspunt voor de wijkverpleegkundige.” Uit: brochure STMG, “Zichtbare Schakel: Wijkverpleegkundigen als spil in de wijk” 1. Inleiding 1.1 De wijkverpleegkundige Zichtbare Schakel Het ZonMW-programma Zichtbare Schakel. De wijkverpleegkundige voor een gezonde wijk is in 2009 gestart en loopt tot december 2013. Dit programma is geïnitieerd naar aanleiding van de motie Hamer in de Tweede Kamer in 2008, waarin werd voorgesteld om de wijkverpleegkundige in de wijkenaanpak een hernieuwde rol te geven in zorg en gezondheid in de directe leefomgeving van mensen. Het programma richt zich op het verbeteren van de zorg in wijken door meer samenhang in preventie, zorg wonen en welzijn te stimuleren met behulp van extra wijkverpleegkundigen (ZonMW, 2013). De extra inzet richt zich met name op gebieden met sociaal-economische en gezondheidsachterstanden, zowel in de steden als op het platteland. De beoogde rol van de wijkverpleegkundige zichtbare schakel is dat deze zich inzet voor het tijdig signaleren van gezondheidsverslechtering en doorverwijzen om erger te voorkomen. Ook is stimuleren van samenwerking tussen organisaties en partijen in lokale zorg- en welzijnsnetwerken een expliciet doel van het programma. Binnen het programma vallen 96 uitvoeringsprojecten verspreid over het land (Van Kesteren, Hoeijmakers, Conradi & Bezemer, 2012). 1.2 Analyse van kantelboxen STMG Wijkverpleegkundige Zichtbare Schakel Stichting Thuiszorg Midden-Gelderland (STMG) is enige jaren geleden begonnen met het invoeren van de wijkverpleegkundige Zichtbare Schakel1. Kern van de aanpak van de wijkverpleegkundige zichtbare schakel is dat zij breed kijkt en als spil in de wijk fungeert, waarbij de burger/cliënt eerst wordt gestimuleerd de eigen kracht te benutten. Als dat niet lukt wordt vervolgens gekeken of er informele zorgverlening kan worden ingeschakeld of formele zorgverlening kan worden vermeden. Ook wordt bekeken of zorg belegd kan worden in bijvoorbeeld wijkzorgnetwerken. STMG heeft een onderzoek laten doen naar de maatschappelijke meerwaarde van de Wijkverpleegkundige door studenten van de opleiding HBO-V van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Hummelink & Ten Have, 2012). In dit onderzoek werd geconcludeerd dat cliënten en samenwerkingspartners positief oordelen over de wijkverpleegkundige zichtbare
1
In dit verslag wordt doorgaans verwezen naar “zij” als wordt gerefereerd aan de wijkverpleegkundige. Daar kan ook “hij” worden gelezen.
Jansen, Kwakernaak en De Veld
4
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
schakel, maar werd ook geadviseerd een verdiepende studie uit te voeren. Om hier invulling aan te geven richt dit onderzoek zich op de door de wijkverpleegkundigen ingevulde, zogeheten Kantelboxen. De kantelbox is een registratiemethode waarin drie met elkaar samenhangende vragen worden beantwoord door een professional, met als doel vanuit professionele reflectie meerwaarde te ervaren ten aanzien van de nieuwe werkwijze van de wijkverpleegkundige Zichtbare Schakel (ZS). De keuze om deze kantelboxen te gebruiken was ingegeven door de deelnemers aan het actieleerprogramma Wijkverpleegkundige Zichtbare Schakel, het leernetwerk van de vanuit STMG bij dit programma betrokken verpleegkundige professionals. Met deze wijze van registreren ontstond de gelegenheid om kantelsituaties te verzamelen als reflectiemomenten op het eigen handelen van de professionals. Een systematische analyse van de antwoorden op deze reflectievragen verschafte vervolgens inzicht in het verandermodel vanuit het perspectief van de professional.
Tabel 1. Opzet van de kantelboxbeschrijvingen
KANTELBOX 1.
Wat heb ik aangetroffen?
2.
Wat heb ik er mee gedaan? (activiteiten)
3.
Wat was het resultaat? (toegevoegde waarde)
De kantelboxen zijn opgenomen in het registratiesysteem van de wijkverpleegkundigen ZS bij STMG. Ze lenen zich goed voor systematische analyse, omdat elke ingevulde kantelbox opgevat kan worden als een gestructureerd narratief. In dit onderzoek wordt dan ook een narratieve analyse gedaan van door wijkverpleegkundigen geregistreerde interventies in de kantelboxen van het registratiesysteem om inzicht te krijgen in hun denkwijzen en patronen van handelingen van de professionals. Kantelboxen ondersteunen enerzijds de wijkverpleegkundige bij het effectiever maken van haar handelingen in een lopend actieleerprogramma zoals dat onder begeleiding van de HAN is uitgevoerd. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om vanuit inzicht in de interventies werkwijzen te standaardiseren waar gepast zodat deze interventies breder toegepast kunnen worden door collega wijkverpleegkundigen. De interventies kunnen tenslotte als input dienen voor monitoring op effecten in plaats van uren.
Jansen, Kwakernaak en De Veld
5
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
1.3
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
Onderzoeksaanpak In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de onderzoeksmethode Narratieve Vraag-
patronen. Deze methode werd eerder toegepast bij de analyse van narratieve gegevens in zorg en welzijn (zie bijvoorbeeld Van Biene et al., 2008; Meesters, Basten & Van Biene, 2012; De Kam et al., 2012). In de methode worden segmenten van open interviews met respondenten gecodeerd met een speciaal op zorg en welzijn toegesneden codeersysteem en worden met behulp van de codes patronen in de uitspraken ontdekt. De rationale voor toepassing van een narratieve analysemethode is dat daarmee inzicht wordt verkregen in hoe in taal (zowel qua vorm als inhoud) wordt beschreven wat er in de zorg- en dienstverlening gebeurt. De huidige aanpak met reeds bestaande gegevens, te weten de kantelboxen, vereiste dat de methode op maat wordt gesneden voor de hier gebruikte gegevens. De kantelboxen werden immers niet speciaal als gegevens voor dit onderzoek verzameld. De aard van het onderzoek is responsief: onderzoekers houden een open houding en spannen zich actief in om de perspectieven van respondenten en andere stakeholders mee te wegen. Om die reden werden de conceptresultaten eerst met de betreffende wijkverpleegkundigen van STMG in gesprek gebracht om deze te controleren op herkenning en erkenning van de producenten van de gegevens. 1.4 Vraagstelling en onderzoeksvragen. De centrale vraagstelling voor het onderzoek luidt als volgt: Welke verandertheorieën blijken uit het handelen van de Wijkverpleegkundige ZS in het kader van de Wmo/Welzijn Nieuwe Stijl? In dit onderzoek wordt deze vraag beantwoord door in te zoomen op de volgende deelonderzoeksvragen: 1. Welk type interventies zetten de wijkverpleegkundigen in bij de in de kantelbox gebruikte situatiecategorieën? 2. Welk type individuele interventies komen veel voor? 3. Hoe verschillen deze interventies over cliëntcategorieën? 4. Wat is de discrepantie tussen wat de wijkverpleegkundige als resultaat ziet en wat uit de analyse van de interventies blijkt?
Jansen, Kwakernaak en De Veld
6
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
2. Methode van onderzoek 2.1 Onderzoeksontwerp: Narratieve analyse leidt tot patronen De voorliggende studie betreft een narratief onderzoek volgens de methode van de vraagpatronenanalyse (Van Biene et al., 2008; Jansen et al., 2013). Het narratieve aspect heeft betrekking op het type schriftelijke gegevens (rapportage-invoer) dat is gebruikt en de analysemethode die is gehanteerd. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van categoriseringen van situaties zoals door professionals aangegeven in de kantelboxen. De kern van een vraagpatronenanalyse wordt gevormd door een open interviewmethode en een coderingsinstrument. Een narratieve analyse gaat verder dan een reguliere kwalitatieve analyse van open interviews omdat niet alleen wordt gekeken naar de inhoudelijke thema’s die aan de orde komen, maar dat ook met behulp van analyses van de taal wordt gekeken vanuit welk perspectief mensen iets zeggen en op welke manier ze dat doen. Een dergelijke analyse geeft inzicht in het onderliggende perspectief van de geïnterviewden, waaronder hun levenshouding en identiteit (Culler, 2001; Holstein & Gubrium, 2000). In het huidige onderzoek is ervoor gekozen de door de wijkverpleegkundigen geregistreerde gegevens in de kantelboxen te beschouwen als mini-narratieven en daar het codeersysteem op toe te passen. De interviewmethode uit de vraagpatronenanalyse is dus niet toegepast, maar slechts het narratieve codeerinstrument. De rationale hierachter is dat de registraties van de wijkverpleegkundigen beschrijvingen zijn van hun professionele werkelijkheid zoals die zich op enig moment voordoet in hun contact met cliënten. Met dat gegeven als context en eventueel ook als beperkende voorwaarde voor de interpretatie is het mogelijk om de kantelbox registraties als narratieve gegevens te benutten.
2.2 Respondenten Binnen Zichtbare Schakel is actief gewerkt aan de veranderende aanpak door de professional. Dit is gebeurd via de leermethode actieleren en gebaseerd op de bakens van Welzijn Nieuwe Stijl. De respondenten bestaan uit wijkverpleegkundigen en verpleegkundigen in de wijk die allemaal deelnamen aan het project Zichtbare Schakel en dus mee hebben gedaan aan dit actieleertraject. Zij zijn gaandeweg de projectperiode kantelboxen gaan bijhouden als registratie van hun handelen. Binnen STMG geldt de afspraak dat de principes van Zichtbare Schakel op termijn gaan gelden voor de hele organisatie. ZonMW heeft daarnaast speciaal toestemming verleend voor het includeren van verpleegkundigen in de wijk.
Jansen, Kwakernaak en De Veld
7
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
2.3 Gegevens Omdat de registratie en kennisdeling binnen het actieleertraject heeft plaatsgevonden met een reflexief en op betekenis gerichte methode (de zogeheten Kantelbox) was er in feite beschikking over de volledige uitgevoerde caseload die de respondenten voor hun rekening hebben genomen vanaf de invoering van de kantelbox-registratie. Omdat deze kantelboxen al een structuur hebben die zich uitermate goed leent voor het inzichtelijk maken van de door de respondenten waargenomen effectiviteit van hun interventies, is het mogelijk om met een systematische narratieve analyse de bestaande gegevens te benutten. Er is een selectie gemaakt van het beschikbare materiaal, omdat het niet mogelijk was om al het materiaal te analyseren, en niet alle kantelboxen bruikbaar waren omdat ze niet volledig waren ingevuld. Uitgesloten zijn kantelboxen waarbij vraag 1 wat heb ik aangetroffen? OF vraag 3 wat was het resultaat? niet waren ingevuld. Uiteindelijk leverde dit een steekproef van 227 volledig ingevulde kantelboxen op. Na analyse van de verdeling van doelgroepen over de casuïstieken is gebleken dat deze globaal overeenkomt met het cliëntenbestand van STMG (zie Tabel 2), behalve voor wat betreft de categorie geen mantelzorg, die in de steekproef iets ondervertegenwoordigd is ten opzichte van de populatie.
Tabel 2. Verdeling cliënten in de steekproef ten opzichte van de categorieën in het klantenbestand van STMG. In de laatste kolom staat het gemiddeld aantal interventies / registratie-invoerregels weergegeven voor de betreffende cliëntgroep in de steekproef. Gemiddeld aantal interCategorie Bestand STMG N Steekproef venties per kantelbox Complex 44% 117 52% 7.2 Allochtoon 22% 43 19% 4.8 Mantelzorg 14% 16 7% 10.2 Zorgmijders 10% 21 9% 11.7 Geen Mantelzorg 9% 30 13% 8.6 Totaal 227 100,00%
Ook zijn de bevindingen op herkenning en erkenning voorgelegd aan de wijkverpleegkundigen uit de groep die met de kantelboxen hebben gewerkt. De resultaten van dat gesprek en de gemaakte opmerkingen zijn mede verwerkt in de conclusies. De verzamelde gegevens bestaan dus uit twee typen, namelijk de kantelboxbeschrijvingen als narratieven en opmerkingen en inbreng uit dialoog over de resultaten. De hoofdmoot van de analyse zal gebaseerd zijn op de kantelboxbeschrijvingen. 2.4 Procedure De procedure van het onderzoek staat schematisch afgebeeld in Figuur 1 en wordt hieronder stapsgewijs uiteengezet. Allereerst is de boven beschreven selectie van kantelboxen uitge-
Jansen, Kwakernaak en De Veld
8
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
voerd. De 227 geschikte kantelboxen zijn vervolgens ingevoerd in de analysesoftware ATLAS.ti, waarbij elke invoerregel in de kantelbox (doorgaans een klantcontact) is gecodeerd met het behulp van categorieën van het WAT, WIE en HOE van het vraaganalyse-instrument (zie verder onder 2.5). De kantelbox en de coderingen vormen zo de database met narratieve gegevens. Deze database is doorzoekbaar met behulp van filterprocedures en algoritmes om samenhangen te bepalen in ATLAS.ti Aan de hand van de vier specifieke onderzoeksvragen die aan de data gesteld werden als zogeheten sensitizing concepts is gefocust op die onderwerpen die samen licht konden werpen op de hoofdvraag. De vragen aan de data vormen dus het ingangspunt voor specifieke analyse waarin wordt gezocht naar narratieve patronen in de registraties. Ook is gekeken naar het algemene patroon of beeld over de gehele analyse. De antwoorden op deze onderzoeksvragen en het algehele beeld zijn vervolgens voorgelegd aan een aantal professionals die als wijkverpleegkundige of anderszins bij Zichtbare Schakel waren betrokken.
Figuur 1. Stapsgewijze procedure narratieve analyse kantelboxen.
2.5 Vraaganalyse-instrument Het vraaganalyse-instrument bevat drie categorieënsystemen, of clusters van categorieën. Het eerste categorieënsysteem betreft inhoudsdomeinen voor kwaliteit van leven, oftewel categorieën van het ‘WAT’: waar gaat de opmerking van de respondent over? Deze inhoudsdomeinen zijn met name gebaseerd op de levensdomeinen van Schalock en Begab (1990) en de classificatie van het menselijk functioneren ICF (WHO, 2002). Deze categorieën van onderwerpen worden niet gebruikt als vragenlijst voor de respondent (tijdens de dataverzameling), maar als richtlijn voor het coderen (na de dataverzameling). De categorieën van het WAT
Jansen, Kwakernaak en De Veld
9
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
staan opgesomd in Tabel 3. Op grond van de informatie zoals geregistreerd in de schakelboxen is het codeersysteem Narratieve Vraagpatronen minimaal aangepast. Het betreft hier de twee categorieën Opvoeding en Leefstijl die aan de WAT categorieën zijn toegevoegd. Het tweede systeem gaat over de radius of schaal waar over wordt gesproken, ook wel aangeduid als het perspectief van de spreker, en de rollen van spreker of andere actanten in de narratieven. Dit zijn de categorieën van het WIE (zie Tabel 4). In dit onderzoek gaat het vooral over de actanten die een rol spelen in de beschrijvingen van de wijkverpleegkundige. Tenslotte bevat het derde systeem categorieën van de kwaliteit of de modus van het WAT, namelijk het HOE (zie Tabel 4): is de teneur positief of juist negatief, biedt de respondent iets aan anderen aan, of heeft de respondent zelf juist een behoefte, ziet de respondent het als een probleem en zo ja, welke oplossing wordt daarvoor gezien? Met deze indeling geven we aan of de onderwerpen die de respondent noemenswaardig vindt keuzes, zorgen of discussiepunten weerspiegelen. Daarnaast wordt ook het gebruik van stijlfiguren geanalyseerd. Hoe probeert iemand een verhaal te verduidelijken? Dit laatste aspect biedt meerwaarde omdat juist in de wijze waarop iemand zijn taal kiest informatie besloten kan zitten die niet in de woorden zelf tot uitdrukking komt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van clichématige uitdrukkingen om commentaar te geven op pijnlijke zaken of taboes (bijvoorbeeld: “ja zo is dat nu eenmaal”, “je hebt het er maar mee te doen”, “maar ja, dood gaan we allemaal”). Tabel 3 Categorieën van het WAT. De categorieën geven aan binnen welk domein van de kwaliteit van leven het onderwerp van het narratief valt. In feite geeft deze categorie weer waarover de respondent spreekt. WAT 1
Categorielabel Fysieke omgeving
2
Toegankelijkheid
3
Bereikbaarheid
4
Sociale relaties
5
Welbevinden: somatisch Welbevinden:
6
Jansen, Kwakernaak en De Veld
Omschrijving Fysieke omgeving betreft alle fysieke aspecten in de omgeving van een geïnterviewde, bijvoorbeeld voorzieningen of obstakels IN een woning, huisvesting of gebouw (fysieke toegankelijkheid, grote van een woning, aanwezigheid badkamer, drempels, etc.), staat van de woning, obstakels in een straat of bijvoorbeeld het groen of riolering in een wijk. Toegankelijkheid van voorzieningen gaat over de vraag in hoeverre iedereen recht heeft op of van een product of vorm van dienstverlening gebruik kan maken. Bv. over de wijze waarop klanten worden ontvangen door baliepersoneel, of ze worden bijgestaan bij het invullen van formulieren aan de hand van een duidelijke handleiding, enzovoort. Het gaat hier om figuurlijke bereikbaarheid. Bereikbaarheid betreft de geografische ligging of afstand tot gebouwen, voorzieningen of activiteiten, alsmede de vervoersmogelijkheden om hier te komen. Het gaat hier om letterlijke (fysieke) bereikbaarheid. Sociale relaties betreft de sociale samenhang, controle, contacten, of mensen iets voor elkaar over hebben en vertrouwen tussen mensen binnen één huis (familie en vrienden), in een straat (buren) of een wijk (alle mensen met wie men een sociale relatie kan hebben). Tevens valt hieronder het ‘gevoel’ van mensen ‘er bij te horen’ of de aan- of afwezigheid van een sociaal netwerk. Alles wat tussen mensen gebeurt en als betekenisvol wordt gezien kan hier onder vallen. Onder somatisch welbevinden wordt verstaan de uitingen ten aanzien van de fysieke gezondheid en de lichamelijke situatie van de geïnterviewden. Onder psychisch welbevinden wordt verstaan de uitingen ten aanzien van de
10
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
7
psychisch Zelfredzaamheid
8
Financieel en materieel
9
Zingeving
10
Gemeenschapsactiviteiten
11
Culturele voorzieningen Commerciële voorzieningen Zorg- en dienstverlening
12 13
14
Veiligheid
15
Persoonlijke Ontwikkeling
16
Autonomie
17
Opvoeding
18
Leefstijl
19
Biografische informatie
20
Overig
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
psychische en emotionele (stemmings-)gesteldheid van de geïnterviewden. Zelfredzaamheid betreft de mate van (on-)afhankelijkheid van zorg, service, ondersteuning, begeleiding, of voorzieningen ten behoeve van beperkingen in het persoonlijke welbevinden. Bijvoorbeeld ondersteuning door mantelzorg, professionele zorg, een boodschappenservice, buurttaxi, strijkwasservice of een aanpassing van een woning of een rolstoel. Concrete of gevoelsmatige uitingen over de financiële en materiële situatie van de geinterviewde of zijn/haar omgeving. Hieronder kunnen vallen inkomen, uitkeringen, subsidies, persoonsgebonden budget en materiele bezittingen. Zingeving betekent het zoeken naar of toewijzen van zin, bedoeling of doel van of aan het leven, grote gebeurtenissen of activiteiten in het leven. Hieronder vallen ook uitspraken over levenshouding. Bijvoorbeeld praktisering van een religie, lidmaatschap van een vrijwilligersorganisatie, coping van life events, levensmotto’s. Gemeenschapsactiviteiten zijn alle (georganiseerde) activiteiten welke in een gemeenschap worden georganiseerd en waar mensen elkaar kunnen ontmoeten (Bingo, Kaarten, Fanfare, Volkstuin, activiteiten in een buurthuis, wandeltochten, etc.). Culturele activiteiten of deelname aan cultuur. (zoals bibliotheek, filmhuis, museum, galerie, et cetera) Commerciële voorzieningen zijn dagelijkse voorzieningen in het maatschappelijk verkeer die commerciële diensten of producten aanbieden zoals winkels en banken. Zorg- en dienstverlening gaat over diensten of producten die ingrijpen in aspecten van gezondheid en ziekte. Hieronder wordt verstaan lichamelijke zowel als geestelijke gezondheidszorg alsook aanverwante paramedische of alternatieve diensten (zoals bijv. homeopathie) Veiligheid betekent zowel algemene gevoelens van veiligheid en/of angst als ook specifieke aspecten van veiligheid zoals verkeersveiligheid, criminaliteit, (in)stabiele, (on)voorspelbare omgeving of (on)veilig fysieke inrichting van de woonomgeving. Onderwijs, cursussen, vrijwilligerswerk, beroeps- en vrijetijdsactiviteiten, omgaan met technologie welke de geïnterviewde onderneemt of doet in het kader van de persoonlijke ontwikkeling. Autonomie heeft betrekking op de ervaren mogelijkheden van mensen om eigen beslissingen in vrijheid te kunnen nemen (keuzevrijheid, zelfbeschikking). Opvoeding heeft betrekking op alles wat met het scheppen van ontwikkelingsvoorwaarden voor kinderen of jeugd te maken heeft Leefstijl heeft betrekking op ingesleten en duurzame gedragingen in het dagelijks leven van de respondent of cliënt De respondent gaat in op biografische en persoonlijke informatie zoals leeftijd, aantal kinderen, achtergrondinformatie over het verleden, hoe lang in X woonachtig. Alles wat door de geïnterviewde gezegd wordt, wat niet geplaatst kan worden in de hierboven genoemde categorieën
Tabel 4 Categorieën van het WIE. Hierbij wordt onderscheiden vanuit welk perspectief het WAT moet worden geïnterpreteerd. De eerste drie rijen gaan over het ruimtelijk perspectief. ‘Woning’, ‘straat’ en ‘wijk’ en kunnen gezien worden als schaalniveaus, de nabijheid van waar de respondenten het over hebben. De laatste drie rijen gaan over de verteller en het vertelniveau. Door de inbedding van taaluitingen in narratieve teksten ontstaan verschillende vertelniveaus. De verteller haalt immers anderen aan, die op hun beurt weer een ander kunnen citeren. Daarnaast is de identiteit van degene die spreekt van belang. Er zijn vertellers die niet alleen als verteller optreden, maar tevens zelf deel uitmaken van het verhaal; dat is zeker bij narratieve interviews het geval. Dit onderscheid wordt aangegeven met de categorieën ‘eigen’,‘naasten’ en ‘veraf’. De auteur van de tekst is altijd de respondent zelf, deze vertelt immers. De respondent kan echter fungeren als verteller van zijn eigen of andermans verhaal. Ten aanzien van de categorieën 1, 2 en 3: het gaat hier om het perspectief, vanuit welke positie spreekt de verteller. Ten aanzien van de categorieën 4, 5 en 6: het gaat hier om de relationele aspecten, presenteert de verteller zichzelf als de centrale figuur (primaire verteller), of een naaste of een derde (secundaire verteller). Ten aanzien van de categorieën 7 t/m 12: deze labels geven de rolinvulling van de verteller weer, welke kenmerken worden het centrale personage toegedicht.
Jansen, Kwakernaak en De Veld
11
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
WIE 1 2
Categorielabel Woning Straat
3
Wijk
4 5
Eigen Naasten
6
Derden
7
Machthebber
8
Onderdaan
9
Helper
10 11
Tegenstander Actief
12
Passief
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
Omschrijving Eigen woning, wooneenheid Straat, omvat verscheidene wooneenheden ook op te vatten als gang of galerij in een flat/complex Wijk, omvat verscheidene straten ook op te vatten als buurt of complex De geïnterviewde spreekt over/namens zichzelf De geïnterviewde spreekt over/namens directe familie en buren, goede vrienden De geïnterviewde spreekt over/namens een abstracte ander, zoals ‘jongeren’, ‘ouderen’ of ‘allochtonen’, niet-bewoners, of een concrete ander zoals een professional, een buurtbewoner, vrijwilliger De persoon van waaruit gesproken wordt heeft invloed over (zaken in) de eigen situatie De persoon van waaruit gesproken wordt heeft geen of weinig invloed over (zaken in) de eigen situatie De persoon van waaruit gesproken wordt helpt of ondersteunt een ander De persoon van waaruit gesproken wordt werkt een ander tegen De persoon van waaruit gesproken wordt neemt initiatief, komt in beweging of handelt De persoon van waaruit gesproken wordt laat het initiatief bij anderen, staat stil of staat buiten de handeling
Tabel 5 Categorieën van het HOE. Voor de analyse van het HOE is van belang op welke wijze iemand een uitspraak doet. Het gaat hierbij om wat ook wel genoemd wordt de focalisatie van het narratief, oftewel: hoe wordt de inhoud in beeld gebracht door de verteller? Dit kan zowel gaan over de mening van de respondent over het WAT, maar ook over de wijze waarop de taal vorm gegeven wordt in termen van stijlfiguren en idioom. Bij de eerste twee categorieën gaat het om positieve danwel negatieve geladenheid of emoties, opgevat als positieve danwel negatieve kwalificaties van het ‘wat’. Bij de categorieën vraag vs aanbod , probleem vs oplossing, betrokken vs neutraal en conflict vs harmonie is bepalend hoe iemand het ‘wat’ ziet. Dit zijn zogeheten dichotome paren, maar dit sluit evenwel niet uit dat beide termen van een paar tegelijk van toepassing zijn op een narratief. De laatste vijf categorieën gaan in op de diverse stijlfiguren die mensen hanteren om hun verhaal kracht bij te zetten, en geven inzicht in het gebruik van de taal (dit is met name van belang omdat hier letterlijk iets anders wordt gezegd dan eigenlijk wordt bedoeld, zoals bij spot, bijv. “nou dat is lekker!”). HOE 1
Categorielabel Positief
2
Negatief
3 4
Aanbod Vraag
5
Probleem
6
Oplossing
7
Betrokken
8
Neutraal
Jansen, Kwakernaak en De Veld
Omschrijving de geïnterviewde geeft een positieve kwalificatie over het ‘wat’, of is tevreden over de kwaliteit van het ‘wat’, vindt het ‘wat’ waardevol, is trots op het ‘wat’, heeft sympathie voor het ‘wat’ de geïnterviewde geeft een negatieve kwalificatie over het ‘wat’, of is niet tevreden over de kwaliteit van het ‘wat’, hecht geen waarde aan het ‘wat’, schaamt zich voor het ‘wat’, heeft een afkeer voor het ‘wat’ de geïnterviewde biedt zelf het ‘wat’ aan, heeft iets bij te dragen de geïnterviewde heeft behoefte aan het ‘wat’ vraagt ernaar of ervaart het ‘wat’ als een gemis de geïnterviewde beschouwt het ‘wat’ als een probleem, of problematiseert een situatie de geïnterviewde ziet het ‘wat’ als een oplossing, of oppert een oplossingsrichting de geïnterviewde geeft blijk van persoonlijke of emotionele binding met het ‘wat’ (zowel positief als negatief) de geïnterviewde geeft geen blijk van betrokkenheid danwel emotionele binding met het ‘wat’, spreekt op zakelijke wijze over het ‘wat’
12
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
9
Conflict
10
Harmonie
11
Beeldspraak
12
Overdrijving
13 14
Cliché Cynisme
15
Ironie
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
de geïnterviewde spreekt over sterk tegengestelde standpunten of frictie tussen betrokken personen of gebeurtenissen de geïnterviewde spreekt over met elkaar overeenstemmende standpunten of kwalificaties van personen of gebeurtenissen of is het met anderen eens De geïnterviewde probeert zijn verhaal te verduidelijken door een vergelijking te maken met iets anders Om het verhaal kracht bij te zetten maakt de geïnterviewde gebruik van overdrijving De geïnterviewde gebruikt afgezaagde uitdrukkingen De geïnterviewde gebruikt een verbitterde vorm van spot om wat duidelijk te maken De geïnterviewde gebruikt een milde vorm van spot, niet kwetsend bedoeld
2.6 Voorbereiding van de analyse De werkwijze stond toe dat de letterlijke registraties uit de kantelboxen te allen tijde in de analyse zichtbaar blijven. In de initiële fase is dan ook geen datareductie uitgevoerd. Ook zijn codes voor respondenten en regelnummers toegevoegd zodat de gesprekscontext van individuele registraties steeds terug te halen is. Uitgangspunt is dat pas achteraf blijkt welke betekenis bepaalde opmerkingen van de respondent hebben, waar deze op het eerste gezicht wellicht niet relevant leken. In de analyse werden drie fasen onderscheiden (Wester en Peters, 2004): a) exploreren van de onderzoeksvragen; b) specificeren en reduceren van de gegevens: identificeren van thema’s; c) integreren: verbanden tussen de thema’s uitwerken in patronen. Deze fasering resulteert in een iteratief interpretatieproces: telkens staat dezelfde inhoud centraal maar op verschillende niveaus van abstractie. De analyseprocedure vormt daarmee de eigenlijke patroonherkenningsactiviteit: door telkens sets van narratieven in overweging te nemen en te interpreteren zal de onderzoeker steeds meer grip krijgen op de meest betekenisvolle aspecten van de totale gegevensset. Deze aspecten leiden tot de geformuleerde vraagpatronen. Hierbij helpen vragen als: Welke zorgen, keuzes, onderwerpen, discussiepunten worden in deze narratieven genoemd? Wat valt er op? Zijn er thema’s te zien? Ontstaan er nieuwe vragen? Wat zijn de belangrijkste thema’s? En zijn er verbanden tussen de thema’s? Deze interpretatiefase start met het zogeheten vragen stellen aan de data, waarbij de onderzoeksvragen als startpunt fungeren en beantwoord worden, waarna overstijgend wordt gezocht naar een adequate conceptualisering van de vraagpatronen.
Jansen, Kwakernaak en De Veld
13
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
3. Resultaten In deze sectie wordt ingegaan op de resultaten van de analyseprocedure. Op basis van de coderingen zijn telkens sets van narratieven geconstrueerd die betrekking hebben op elk van de onderzoeksvragen uit de inleiding. Welke combinaties van codeercategorieën zijn gebruikt staat in detail vermeld in Bijlage 2. Op deze manier ontstaat een contextuele analyse van de narratieven vanuit elke onderzoeksvraag. Op iteratieve wijze zijn de narratieven geïnterpreteerd en werden de gegevens gespecificeerd, gereduceerd en geïntegreerd tot een niveau is bereikt waarop de formulering van een meer algemeen patroon mogelijk werd. Hieronder wordt ingegaan op de resultaten van de narratieve analyse per onderzoeksvraag. Van belang voor de interpretatie van de resultaten is het gegeven dat het gaat om verzamelde betekenisinhouden die niet noodzakelijkerwijs een statistisch representatief beeld geven van de groep respondenten. Het gaat om patronen in de inhoud van de narratieven, waarbij verschillende narratieve structuren inhoudelijk best inconsistent met elkaar kunnen zijn. Ze vormen echter een weerslag van de steekproef aan verhalen die aangetroffen zijn in de uitspraken van deze groep wijkverpleegkundigen.
3.1 Welk type interventies zetten de wijkverpleegkundigen in bij de in de kantelbox gebruikte situatiecategorieën? Uit de analyse blijkt dat er een grote diversiteit is aan interventies die wijkverpleegkundigen inzetten. Een voor een worden hieronder de verschillende situatiecategorieën behandeld met daarbij de resultaten. Voor de analyse is gekeken naar de situaties zoals die door de wijkverpleegkundigen bij aanvang van het contact zijn ingeschat volgens de kantelboxcategorieën, en er is gekeken naar de wijze waarop de losse interventies/narratieven gecodeerd zijn volgens de categorieën van het codeerformat vraagpatronen. Er is dus per casus / kantelbox een analyse gemaakt van de daarin geregistreerde interventies en waar deze volgens het codeerinstrument betrekking op hebben. Waar leefstijl problematisch is, gaat het doorgaans om huishoudelijke en lichamelijke verzorging en lichaamsbeweging. Dit zijn personen die naar inzicht van de wijkverpleegkundige onvoldoende in staat zijn om voor zichzelf te zorgen op het gebied van hygiëne, voeding of een ongezonde leefstijl hebben. Ingrijpen wordt door de cliënt vaak overdreven of onbelangrijk gevonden. Wanneer de cliënt deze de problematiek wel erkent, wordt doorgaans aanvullende thuiszorg voor persoonlijke hygiëne of een opruimactie in vervuilde huishoudens georganiseerd. Soms helpt de wijkverpleegkundige hier zelf mee, door te helpen met douchen, of door het huis op orde te brengen. Ook wordt soms tweedehands kleding verzorgd door de Jansen, Kwakernaak en De Veld
14
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
wijkverpleegkundige, wanneer iemand niet over gepaste kleding beschikt of over de middelen om deze aan te schaffen. Tot slot probeert de wijkverpleegkundige personen te adviseren over hun eet- en drinkgewoonten, wanneer iemand teveel, te weinig of ongezonde voeding heeft, en schakelt waar nodig en gewenst een diëtist in. Ten aanzien van problematiek rond materiële zaken zien we dat wijkverpleegkundigen regelmatig helpen bij persoonlijke administratieve kwesties. In de narratieven en tevens in de bespreking kwam aan de orde dat cliënten de wijkverpleegkundigen soms bij het binnen laten een brief van gemeente of een instantie onder de neus duwen met de vraag wat er in staat of wat er wordt bedoeld. Soms gaat de wijkverpleegkundige samen met de cliënt aan de slag om aanvragen te regelen of formulieren in te vullen, met name als het AWBZ of Wmo zaken betreft. Ook komt vaak voor dat de wijkverpleegkundige samen met de cliënt of in diens naam contact opneemt met een schuldeiser, het UWV of woningbouwcorporatie. Opvoedingsproblemen komen weinig aan de orde. Waar ze wel aan de orde komen worden ze vaak veroorzaakt door psychische of financiële problemen. Ook komt dit vaker voor bij cliënten van allochtone afkomst. Ten aanzien van welbevinden (in de kantelboxbeschrijving gedefinieerd als stress, eenzaamheid en geheugenklachten) lijken de wijkverpleegkundigen de kantelboxen wat tweeslachtig in te vullen. Soms wordt hierin zoals verwacht gerefereerd aan (psycho-)sociale interventies, maar veel meer nog wordt gesproken over lichamelijke klachten en interventies. Ook is er vaak enige relatie met leefstijlproblematiek. Het lijkt derhalve of welbevinden eerder werd geïnterpreteerd als somatisch welbevinden. Navraag aan de wijkverpleegkundigen in de resultatenbespreking leerde dat dit inderdaad dubbel werd opgevat. In de interventies is opvallend dat er vaak eenvoudigweg een luisterend oor werd geboden door de wijkverpleegkundigen. Bij cliënten die niet direct open zijn over hun problematiek, wordt afgetast tot hoever de cliënt bemoeienis toestaat, en wordt afgetast of hulp gewenst is. Wanneer cliënten structureel behoefte hebben aan hulp, schakelt de wijkverpleegkundige doorgaans door naar andere hulpverleners. Wanneer er slechts behoefte is aan "het hart even luchten" stellen de wijkverpleegkundigen zich luisterend op. De wijkverpleegkundige lijkt hiermee te fungeren als een poortwachter voor de psychische zorg, nog voordat iemand met daadwerkelijke psychische zorg in aanraking komt, waarna een cliënt eventueel kan worden doorverwezen naar reguliere psychische zorg. Opvallend aan de interventies die volgen op een situatie rondom werk en dagbesteding is dat slechts in drie cliëntsituaties werk genoemd wordt als onderdeel van een interventie of beschrijving. Het lijkt er daarom op dat de wijkverpleegkundige weinig invloed heeft op de Jansen, Kwakernaak en De Veld
15
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
arbeidsparticipatie van de cliënt. Veel vaker komt het voor in deze categorie dat cliënten op zoek zijn naar een manier om hun dagen in te vullen met bezigheden, omdat zij zich vervelen of zich niet nuttig voelen. In dit geval brengt de wijkverpleegkundige mensen vaak in contact met lokale dagopvang/dagbesteding (vaak gericht op ouderen). Interventies in deze categorie zijn vaak gericht zijn op gemeenschapsactiviteiten en sociale relaties. Uit de resultatenbespreking met de wijkverpleegkundigen is gebleken dat een groot deel van de cliënten in het zichtbare schakel traject ouderen betreffen, wat gedeeltelijk kan verklaren waarom arbeidsparticipatie geen grote rol speelt in de interventies. Woon- en leefomgeving wordt aangemerkt wanneer een (potentieel) probleem wordt geconstateerd in de aansluiting van de woonruimte bij de gezondheid en het welzijn van de cliënt. Dit kan heel breed zijn: er vallen dan ook veel interventies onder. In de eerste plaats kan het gaan om voorzieningen die nodig zijn om de woonruimte aan te passen aan de lichamelijke beperking van een cliënt. Wanneer iemand bijvoorbeeld niet in staat is zelfstandig naar de eerste verdieping te lopen, worden mogelijkheden besproken om een traplift te installeren, of beneden een slaapkamer in te richten. Ook wanneer iemand tijdens een zichtbare schakel traject is opgenomen in het ziekenhuis, wordt soms bekeken of de woning nog geschikt is bij terugkomst. In de tweede plaats komt het voor dat de wijkverpleegkundige signalen opvangt dat de cliënt meer zorg nodig heeft om zelfstandig te kunnen leven in de huidige woning. Wanneer extramurale zorg daarin kan voorzien, worden de mogelijkheden voorgelegd om aanvullende hulp in huis te halen. Daarnaast schat de wijkverpleegkundige in sommige situaties in dat extramurale zorg niet voldoende kan bieden om iemand zelfstandig in dezelfde woning te laten leven, en legt mogelijkheden voor om te verhuizen naar een voorziening met intramurale zorg. In sommige gevallen komt de cliënt of familie van de cliënt zelf met deze suggestie, en helpt de wijkverpleegkundige met het uitzoeken van de mogelijkheden. In de derde plaats gaat het om situaties waar de leefsituatie in huis onhygiënisch is. In zulke gevallen wordt door de wijkverpleegkundige afgetast in hoeverre de cliënt zelf gekozen heeft om in dergelijke omstandigheden te leven, en de mate waarin psychische of somatische klachten een rol spelen in de staat van het huishouden. Vaak wordt huishoudelijke hulp ingeschakeld, mits de cliënt hiermee instemt. Tot slot komt voor dat cliënten financiële problemen aankaarten, waardoor zij niet langer in staat zijn hun huidige woning te kunnen financieren. De wijkverpleegkundige bespreekt met de cliënt in dergelijke gevallen mogelijkheden tot financiering, of helpt met het vinden van alternatieve woonruimte. Met betrekking tot situaties die betrekking hebben op zelfredzaamheid en participatie levert de selectie een zeer brede groep activiteiten op. Bijna zonder uitzondering hangt zelfJansen, Kwakernaak en De Veld
16
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
redzaamheid samen met ofwel de fysieke mogelijkheden van een persoon, de psychische capaciteit om zelf zaken op te pakken en de capaciteit om zelf financiën en het huishouden op orde te hebben, of een combinatie van deze zaken. Wat opvalt is dat zelfredzaamheid bij bijna de helft van de kantelboxen is aangemerkt. Kennelijk wordt door de verpleegkundigen een brede definitie gehanteerd voor het begrip, dat gezien wordt als een belangrijk aspect van het werk, hetgeen in de bespreking met professionals werd bevestigd. De wijkverpleegkundige constateert bij een eerste bezoek altijd een bepaalde mate van zelfredzaamheid, of dit nu positief of negatief is. Dit kan verklaren waarom deze categorie zeer vaak voorkomt. Vervolgens schat zij in in hoeverre de cliënt zelf de situatie zou kunnen verbeteren, en wat voor ondersteuning deze daarvoor nodig heeft. Vaak probeert de wijkverpleegkundige informatie te geven waarover de cliënt niet beschikt, om daarmee voorwaarden te scheppen zodat de cliënt de situatie zo zelfstandig mogelijk oplost. Wanneer het gaat om zware problematiek (bijvoorbeeld bij terminale patiënten of mensen met zware psychische klachten) wordt ingezet op draaglastverlichting door intensieve hulp. Bij lichtere problematiek ligt de nadruk op verhoging van de zelfredzaamheid, waardoor in de toekomst geen of minder zorg ingezet hoeft te worden. In een enkel geval wordt na een huisbezoek zelfs het advies aan collega's gegeven om bepaalde vormen van hulp niet te verstrekken, omdat de cliënt volgens de wijkverpleegkundige voldoende voor zichzelf kan zorgen. Ten aanzien van situaties waarin ziekte en gezondheid aan de orde waren is er een driedeling aan interventies te zien. Het gaat vaak over regelwerk voor de cliënt, waarbij te denken valt aan indicaties voor CIZ, Wmo en thuiszorg, maar ook dagopvang, huishoudelijke hulp, PGB-aanvragen, hulpmiddelen of UWV contacten. Ten tweede is te zien dat er in deze categorie veel overleg plaats vindt met andere zorg- en hulpverleners, zoals de huisarts, professionals van de SWOA en anderen. Ten derde komen veel interventies voor die te maken hebben met medicatie, zoals diabetes (insuline instellen, uitleg gebruik pen) of uitleg bij nieuwe medicatie, bijvoorbeeld antidepressiva. Hieronder valt ook het overleg met de apotheek. Als patroon zien we dat de interventies die in de kantelbox worden vermeld over het algemeen aansluiten bij de situaties zoals ingeschat door de wijkverpleegkundigen. Dit blijkt uit de bevinding dat coderingen van de interventies volgens de categorieën van het codeerinstrument vraagpatronen niet opvallend verschilt van de situatie voor de gehele casus. Een uitzondering is de categorie welbevinden die door de wijkverpleegkundigen vaak opgevat wordt als somatisch welbevinden. Oftewel: deze wijkverpleegkundigen zichtbare schakel schatten de situatie in en handelen vervolgens naar die inschatting. Jansen, Kwakernaak en De Veld
17
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
Kenmerkende citaten uit de kantelboxen: Zelfredzaamheid en participatie “Ik heb dhr geholpen met aanvragen scootmobiel, de WMO-adviseur
wil graag meer informatie waarom dhr deze nodig heeft. Dhr geeft aan veel pijn te hebben , met de fiets gevallen te zijn, heeft 4 uur per dag werk bij presikhaafbedrijven op eigen verzoek (was 100% afgekeurd). Auto is kapot en wordt in december afgekeurd.” “Mevr. is nu thuis. In korte tijd heeft mevr haar hele verhaal verteld, mevr wil heel graag hulp. Uiteindelijke acties:- Via wijkgerichte intensieve gezinszorg inschakelen voor begeleiding kinderen en hulp bij financien, huisvesting, etc,- Ik doe een poging voor een spoedaanvraag voor hulp bij zorg voor kinderen en huishouding. Weinig hoop, maar niet geschoten is altijd mis.- neemt zelf contact op met de psychiater.”
Leefstijl “Huisbezoek. Dhr. ziet er beter uit. Dhr. geeft aan zich een stuk beter te voelen. Hij is blij dat hij nu weet dat hij bij zijn huisgenoot terecht kan als er iets is en dat ik er evt. voor hem ben als dit nodig is. Hij eet goed, ze eten met alle huisgenoten samen. Dhr. vertelt dat hij de 'andere nooit meer wil zien. Dhr. is weer vriendelijk en maakt af en toe en grapje. Hij voelt zich nu een stuk beter en ziet het leven weer zitten. Goed doorgevraagd bij dhr. of er verder nog dingen zijn waar hij mee zit. Dit is niet zo: zijn schulden zijn binnenkort afbetaald, hij kan bij iemand terecht en in huis is het gezellig. Hij wil nog wel graag iets te doen hebben. Dhr. aangemeld bij de participatiecoaches. Dhr. zal waarschijnlijk volgende week gebeld worden voor een afspraak. Dhr. gevraagd naar het blowen, dhr. gebruikt nu niet meer. Hij heeft het vorige week gebruikt toen hij zich slecht voelde en dat heeft zijn stemming versterkt. Hij voelde zich niet goed en toen nog slechter. Hij zegt dat hij misschien ooit nog een keer iets zal gebruiken, 1 keer, maar dat hij er niet meer zo'n kick aan beleeft als vroeger. Pufjes voor dhr. kunnen niet via de huisarts besteld worden, moet via de longarts. Dhr. gaat hier morgen heen, dus hij zal er dan naar vragen. Ik vraag aan de huisarts een recept voor vitamine tabletten. Dhr. heeft een vraag; hij wil graag een gehoorapparaat, hij hoort al een tijd slecht. Ik ga uitzoeken of hij dit vergoed krijgt. Leesbril en kunstgebit wil hij in mei regelen, omdat hij dan vakantiegeld heeft gehad en de 1 na laatste schulden dan afbetaald zijn. Verder zoek ik nog uit wat er mogelijk is qua maatschappelijk werk. Dhr. eet nu goed, maar dat komt omdat zijn huisgenoot iedere dag kookt. Ik blijf dit een wankel evenwicht vinden, wat als zij wegvalt. Ik neem nog contact op met de klantenservice van STMG om te kijken hoe ik wel een indicatie voor BG zou kunnen krijgen voor dhr. Ik bestel vitamine pillen voor dhr. bij de huisarts, als aanvulling op zijn dagelijkse voeding. Hij eet uit zichzelf slecht.”
Welbevinden “Huisbezoek op verzoek van (Rijnstad) . Meneer wordt 14-11-2012 geopereerd aan fistel anus (dagopname) .Heeft vragen over mogelijkheden thuiszorg bij verzorgen wond. Meneer is tabletafhankelijk diabeet. Heeft hypertensie en reuma. In 2006 hartinfarct doorgemaakt. Dhr verzorgt zelf zijn medicatie. Prikt zelf wekelijks INR .Tijdelijk fraxiparine dgls. gaat hiermee door na de operatie. Dhr. is sinds 2000 weduwnaar. Heeft twee zonen, deze zijn tevens contactpersoon. belt morgen met dagopname Zevenaar i.v.m. afspraken zorgverlening.”
3.2 Welk type individuele interventies komen veel voor? De interventies zoals gecodeerd met het codeersysteem vraagpatronen zijn geordend naar de mate van voorkomen. In deze ordening komen interventies die te maken hebben met somatische gezondheid veel voor, ongeveer twee keer zo veel als interventies met betrekking tot psychische gezondheid. Deze twee categorieën steken met kop en schouders boven de andere categorieën uit. In de hoge middenmoot vinden we interventies ten aanzien van zelfredzaam-
Jansen, Kwakernaak en De Veld
18
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
heid, financieel-materiële interventies en leefstijl interventies. In de lage middenmoot vinden we interventies op het gebied van sociale relaties, autonomie en gemeenschapsactiviteiten. Wel zij opgemerkt dat in de genoemde frequenties dubbelingen kunnen optreden: verschillende coderingen kunnen tegelijkertijd van toepassing zijn op één interventie. De verdeling geeft echter wel een beeld van het type interventies waar wijkverpleegkundigen zich van bedienen. Tabel 6 geeft een overzicht van de mate van voorkomen zowel geordend naar de categorieën vanuit de kantelbox als de codeercategorieën van het vraaganalyseinstrument. De tabel laat zien dat het patroon volgens het vraaganalyseinstrument globaal overeen komt met de categorisering zoals de wijkverpleegkundigen die zelf hebben uitgevoerd in de kantelboxen. Tabel 6: Mate van voorkomen van gecodeerde interventies over de verschillende inhoudelijke categorieën. Tussen haakjes is de frequentie vermeld. De schuingedrukte categorieën van het vraaganalyseinstrument sluiten niet (duidelijk) aan bij categorieën van de kantelbox.
Mate van voorkomen Veel
Midden
Weinig
Kantelboxen
Vraaganalyse-instrument
Gezondheid en ziekte, waaronder medicatie (142) Welbevinden (o.a. stress, een zaamheid) (119) Zelfredzaamheid en participatie (102) Leefstijl (gewicht, bewegen, roken) (56)
Zorg- en dienstverlening (1091) Welbevinden Somatisch (612) Welbevinden Psychisch (376) Zelfredzaamheid (255) Toegankelijkheid (235) Financieel en materieel (210) Leefstijl (176) Sociale relaties (123)
Woon- en leefomgeving (o.a. onveilig gevoel, fysieke bewer- king) (48) Materiële zaken (o.a. administratie, financiën, huisvesting, hulpmidde- len) (46)
Autonomie (93) Bereikbaarheid (68) Gemeenschapsactiviteiten (64) Veiligheid (64) Biografische info (60)
Anders (46) Werk/onderwijs/dagbesteding (9) Opvoedingsproblemen (7)
Zingeving (24) Opvoeden (14) Commerciële voorzieningen (11) Culturele voorzieningen (6) Persoonlijke ontwikkeling (5) Fysieke omgeving (3)
Interventies ten aanzien van de zelfredzaamheid van cliënten hangen samen met een inschatting van de mate waarin de cliënt zelfstandig een leven kan leiden en over een zelfoplossend vermogen beschikt. Zelfredzaamheid hangt in de interventies vaak samen met de mate waarin iemand een gezonde, hygiënische leefstijl heeft, en in hoeverre iemand zijn administratie op orde heeft. Interventies zijn vaak concrete acties van de wijkverpleegkundige zelf. Zo wordt Jansen, Kwakernaak en De Veld
19
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
in veel gevallen door de wijkverpleegkundige geholpen met het op orde brengen van financiële administratie, voornamelijk maar niet uitsluitend ten aanzien van zorg, of wordt bijgestaan in het aanvragen van hulpmiddelen. Daarbij wordt – waar mogelijk – de cliënt geholpen om dit zo zelfstandig mogelijk uit te voeren. In een groot deel van de interventies ten aanzien van toegankelijkheid van de zorg speelt communicatie en wederzijds begrip een grote rol. In het verloop van interventies begint dit doorgaans bij het eerste huisbezoek door de wijkverpleegkundige. De cliënt besluit vanaf dit moment in hoeverre de wijkverpleegkundige wordt geaccepteerd in het private domein, wat begint bij het wel of niet laten passeren van de drempel van de voordeur. Vervolgens besluit de cliënt hoeveel toegang de wijkverpleegkundige krijgt tot de persoonlijke sfeer. De wijkverpleegkundigen tasten vervolgens af wat wel en niet toegelaten wordt, en laten daarbij de keuze aan de cliënt. Duidelijk is dat er grote verschillen zijn in de toegankelijkheid van cliënten. Waar de één de deur dichthoudt, geeft de ander direct toegang tot persoonlijke problematiek. Anderzijds speelt ook de toegankelijkheid van de wijkverpleegkundige zelf een rol. Daarbij gaat het om het gemak waarmee de cliënt de wijkverpleegkundige kan bereiken en verhalen kwijt kan. Hierbij speelt bij sommigen een spanningsveld tussen het delen van persoonlijke informatie en het ‘claimen’ van de aandacht van de wijkverpleegkundige. Wanneer de wijkverpleegkundige problemen signaleert wat betreft leefstijl van de cliënt, wordt vaker advies gegeven dan dat er concrete acties ondernomen worden. De wijkverpleegkundige fungeert in dergelijke gevallen als schakel tussen de cliënt en mogelijke vormen van dienstverlening. Voorkomende interventies zijn de inschakeling van collega’s in de huishoudelijke hulp, doorschakeling naar een diëtist en in sommige gevallen de formulierenbrigade, die eenmalig langskomen om administratieve zaken op orde te brengen. Een laatste veel voorkomende situatie waarmee wijkverpleegkundigen te maken krijgen is wanneer mensen een beperkt sociaal netwerk hebben. Vaak hebben zij behoefte aan informeel contact. De wijkverpleegkundige informeert de cliënten doorgaans over mogelijkheden tot dagbesteding en activiteiten in de buurt, of probeert via Buddyzorg een contactpersoon te vinden wanneer de cliënt ernstig ziek is. Opvallend is dat interventies die te maken hebben met sociale relaties meestal ook te maken hebben met het psychisch welbevinden van cliënten. Een kenmerk dat iets minder vaak voorkomt, maar dat wel opvalt is dat de zelfregie van de cliënt in relatief veel interventies een rol speelt. Uit de analyse blijkt dat de autonomie van de cliënt bij alle interventies ongeveer in dezelfde mate een rol speelt, en dat de cliënt in dergelijke gevallen doorgaans de regie houdt over de situatie. Dit laatste betekent ook dat cliJansen, Kwakernaak en De Veld
20
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
enten soms keuzes maken die niet in lijn zijn met de aanbevelingen of de mening van de wijkverpleegkundige. Ook intervenieert de wijkverpleegkundige geregeld wanneer een cliënt problemen aangeeft wat betreft mobiliteit. De bereikbaarheid van voorzieningen is voor sommigen problematisch, door lichamelijke problemen of gebrek aan kennis over alternatieve vormen van vervoer. De wijkverpleegkundigen geven in dergelijke gevallen advies over de gemeentelijke regelingen voor wat betreft vervoersvoorzieningen, en helpen waar nodig met aanverwante procedures. Opvallend weinig komen interventies voor gerelateerd aan opvoedingsproblematiek. Slechts in een klein aantal gevallen werden door de wijkverpleegkundige adviezen gegeven of doorverwijzingen gedaan naar gespecialiseerde collega’s. Daarnaast valt op dat zeer weinig interventies gerelateerd zijn aan de persoonlijke ontwikkeling, culturele voorzieningen en zingeving. Hoewel niet uit de interventies is op te maken wat de reden hierachter is, kan verondersteld worden dat de wijkverpleegkundige zich vooral richt op het bekende netwerk van voorzieningen, en niet zozeer op activiteiten of interventies die zich richten op de specifieke interesses, mogelijkheden tot zelfuiting of levensovertuiging van de cliënt. Wel wordt doorverwezen naar pastor of dominee. Concluderend lijkt er zich een patroon af te tekenen in de aard van de registraties. Bij gezondheid, zelfredzaamheid en financieel-materiële interventies treedt de wijkverpleegkundige doorgaans actief handelend op. Bij sociale relaties, psychische gezondheid, leefstijl, mobiliteit en opvoeding zien we meer informerende, stimulerend of adviserende interventies, en minder actief of probleemoplossend handelen. Met name bij leefstijl, sociale relaties en gemeenschapsgerichte of culturele interventies wordt doorgeleid naar anderen, te weten professionals of organisaties. Ten aanzien van zelfregie en autonomie zien we terug dat cliënten zelf soms andere keuzes maken. Dit staaft de vermoedens zoals bij Vraag 1 geconstateerd. Ook in de verdeling van deze interventies over de levensdomeinen vinden we het patroon zoals we dat bij de inschatting van de situaties in de kantelboxen al constateerden bij Vraag 1. Zoals verwacht zijn de meeste interventies dus gericht op somatische en psychische gezondheid, maar ook veel ten aanzien van zelfredzaamheid en meer maatschappelijk gerichte interventies. Qua aard zijn er verschillen tussen de traditionele wijkverpleegkundige en de werkwijze zichtbare schakel, en zijn deze te vinden in een actieve benadering van de cliënt en een meer op doorgeleiding of informering gericht ingrijpen bij (psycho-)sociale kwesties.
Kenmerkende citaten uit de kantelboxen: Jansen, Kwakernaak en De Veld
21
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
Woon- en leefomgeving “Huisbezoek samen met van Rijnstad. Vriendelijke, bescheiden vrouw. Rondgekeken in huis: huis is zeer slecht onderhouden (er zijn allerlei dingen kapot) maar ook niet schoon. Overal oude spinnenwebben etc. gaat Volkshuisvesting bellen om te vragen wat er aan onderhoud gedaan kan worden. Mw. krijgt 3 uur HBH per week, van STMG. Medewerker is . 3 uur is alleen voor de zware huishoudelijke taken. Rest moeten dhr. en mw. zelf doen. Mw. is heel beperkt door haar spierziekte. Dhr. ook. 3 uur lijkt te weinig voor het hele huis. Bovenverdieping ziet er 'schuurachtig' uit, zo vies en oud. Er is na het bezoek van Volkshuisvesting wel opeens een stuk beter schoongemaakt. Onduidelijk waarom medewerker niet aan de bel getrokken heeft (of ze dit misschien wel gedaan heeft). Voorgesteld om in ieder geval uitbreiding HBH aan te vragen. Dit vind mw. goed. Folders gegeven van personenalarmering, cursusaanbod en over thuiszorg. Uitgelegd wat wij kunnen betekenen. Mw. zegt dat ze zich qua ADL nog goed zelf redt (mbv haar echtgenoot). Gevraagd of er wel eens een ergotherapeut is geweest, om te kijken naar aanpassingen in huis. Dit was niet het geval. Mw. hoeft dit nu ook niet. Mw. wil de folders graag even doorlezen. Afgesproken dat ik vanmiddag nog terug kom zodat het formulier voor uitbreiding HBH nog voor mij vakantie op de post kan. Voor na mijn vakantie maak ik een afspraak met mw. om folders na te bespreken. Tevens neem ik na mijn vakantie contact op met HBH manager of ik een tel. nr. zou mogen van de medewerker.”
Werk, onderwijs, dagbesteding “ heeft me gisteren gebeld met de vraag of ik langs kon komen want het ging niet zo goed. Op huisbezoek gegaan. Er bleken een aantal dingen op het werk gespeeld te hebben. Roddelen/treiteren, niet direct naar maar wel naar haar collega's. Is hier behoorlijk overstuur van. Na een tijdje erover gesproken te hebben lijkt het beter te gaan. Ze komt ook zelf met een oplossing (dingen op papier zetten). Afgesproken dat ik volgende week weer langs kom om te kijken hoe het gaat.”
Zingeving “Huisbezoek. Dhr. vertelt dat het op en af gaat. Dhr. is afgelopen weekend een weekendje met een cruise mee geweest. Dit vond dhr. achteraf erg fijn. Dhr. vertelt behoefte te hebben aan vrouwelijk gezelschap en dat het hem nog niet lukt iemand te vinden. Dhr. vindt het prettig zijn hart te luchten. Met dhr. optie besproken om een vrijwilliger voor vriendschappelijk huisbezoek aan te vragen. Dhr. ziet dit wel zitten. Het moet wel een vrouw zijn, omdat hij daar beter mee op kan schieten. Ik ga Humanitas bellen hiervoor.”
3.3 Hoe verschillen deze interventies over cliëntcategorieën? De analyse zoals die voor Vraag 2 is uitgevoerd is tevens uitgesplitst naar de verschillende cliëntgroepen zoals die binnen STMG worden gehanteerd, te weten Complexe problematiek, Zorgmijders, Cliënten met een mantelzorger, Cliënten zonder mantelzorger en Allochtonen. In die analyse vinden we globaal hetzelfde patroon per cliëntgroep, maar ook enkele verschillen. Allereerst lijkt het patroon bij allochtone cliënten enigszins te verschillen van de andere groepen in dat interventies meer worden aangepast aan de culturele of religieuze voorkeuren van de cliënt, er relatief vaker sprake is van opvoedingsproblematiek en er vaker ook gesproken wordt over verbanden van de problematiek met familierelaties. Sommige cliënten uit religieuze of culturele overwegingen stellen bijzondere eisen aan de wijkverpleegkundige, willen sterker terugvallen op eigen familiekring en vragen soms hulp van iemand die hun moedertaal spreekt. De wijkverpleegkundigen laten in de beschrijving van hun interventies zien dat zij deze verschillen herkennen en erkennen, en passen hun acties hierop aan. Ook
Jansen, Kwakernaak en De Veld
22
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
laten zij zien door te verwijzen naar instanties die aansluiten bij de culturele achtergrond van de cliënt. Ten aanzien van kantelboxen waarbij de cliënt beschikt over een mantelzorger zien we dat de interventies zich doorgaans richten op het ontlasten van de mantelzorger of dat het gaat om ingrijpen in het beleid naar aanleiding van een signaal of constatering dat de situatie verslechterd is. Dit is verklaarbaar vanuit het idee dat een cliëntsysteem met een mantelzorger in principe als zelfredzaam, ofwel samenredzaam, kan worden beschouwd en dat ingrijpen pas noodzakelijk wordt als deze in het geding komt door bedreiging van de draagkracht van de mantelzorger of verzwaring van diens draaglast. In dat laatste geval wordt de wijkverpleegkundige doorgaans als een redder in de nood ervaren. Bij kantelboxen waarin geen mantelzorger voorhanden is zien we dat de wijkverpleegkundige vaker inzet op het zoeken van ondersteuning in het persoonlijk netwerk. Het gaat hier over het algemeen over mensen met klachten die zij zelf niet kunnen oplossen, en zorg nodig hebben van buitenaf. De wijkverpleegkundige ondersteunt de cliënt hier vaker direct, of probeert contact te leggen met het sociale netwerk van de cliënt. Opvallend is dat relatief veel interventies te maken hebben met sociale relaties van de cliënt. Met betrekking tot zorgmijders zien we een nadruk op leefstijlinterventies, maar ook op het respecteren van de autonomie van de cliënt en dus over het bewust niet ingrijpen of slechts monitoren als interventie. De wijkverpleegkundige probeert de besluiten van de cliënten over het algemeen te accepteren, ook al gaat dit in sommige gevallen tegen hun advies en inschatting in. In veel gevallen gaat het hier om cliënten die een ongezonde manier van leven leiden, en/of hun huishouden niet goed op orde hebben. De wijkverpleegkundigen proberen in dergelijke gevallen (vaak voorzichtig) advies te geven over hoe zij hun leefstijl kunnen verbeteren. Met betrekking tot de cliënten met complexe problematiek hebben de meeste cliënten zware somatische problematiek, en behoeven bijbehorende medische zorg. Na komst van de wijkverpleegkundige laten cliënten in deze categorie meestal een bredere problematiek zien. Dit geven zij zelf aan, of het wordt aangekaart door de wijkverpleegkundige. Hierbij gaat het in veel gevallen op psychische en sociale problematiek, die niet zelden gelieerd is aan de somatische klachten. Er is dus sprake van meervoudige problematiek. De aard van deze problematiek is zeer divers, en er is geen duidelijk patroon in te ontdekken. De wijkverpleegkundige is in deze categorie vaak in contact met de huisarts, die de problematiek vaak in de eerste plaats gesignaleerd en doorgespeeld heeft aan de wijkverpleegkundige. Een overzicht met de aantallen cliënten in de verschillende groepen is te zien in Tabel 2 (zie Inleiding). Jansen, Kwakernaak en De Veld
23
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
Concluderend zien we dat over het algemeen het patroon over cliëntgroepen overeenkomt. Wel zijn er accentverschillen: zo spelen culturele achtergronden en voorkeuren meer bij allochtone cliënten, wordt er actief gezocht naar ondersteuning in het netwerk, richt men zich op de balans in draaglast en draagkracht bij een eventueel aanwezige mantelzorger, en wordt bij zorgmijders een afweging gemaakt tussen bemoeizorg versus het respecteren van de autonomie van de cliënt.
Kenmerkende citaten uit de kantelboxen: Allochtoon “[X] is buurvrouw van [cliënte]. Ze is analfabete , doet mee met koranlezen voor marokkaanse vrouwen. Voorafgaand aan het lezen doet ze nu mee met bewegen voor oudere marokkaanse vrouwen” “samen met [collega] huisbezoek gebracht om te inventariseren. Gezin zit in de BAC, t/m maart2012.Hulpvraag is financiële bijstand voor de aanschaf van een bed voor jongste dochter 3 jaar oud.Zij slaapt nog steeds bij de moeder in bed.Mijn voorstel was tweedehandsbed via SWITCH. Binnen de cultuur past geen tweedehandsbed, kegt [collega] uit.. Kosten ongeveer 200 Euro. Mijn vraag aan [cliënt] is of zij werkt, nee ze is net klaar met cursus van ROC om de Nederlandse taal beter te leren spreken en schrijven.Zij vertelt dat ze al haar kleding zelf maakt. Ze laat kleding zien en ik complimenteer haar met de gemaakte kledingstukken.Haar liefste wens zou zijn kleding maken. Vraag aan haar is of ze haar hobby niet ten gelde kan maken . Afspraak dat ik haar eerste opdrachtgever ben .A.s woensdag samen met [cliënt] naar de markt op Malburgen om stof te kopen.”
Mantelzorger “Gesprek met dochter erbij, mw praat niet rechtstreeks met me, alles via dochter. Dochter is weer erg overbelast, moeder komt aanhoudend naar haar toe overdag en is onrustig. huisarts heeft meer medicatie voorgeschreven. in overleg afgesproken toch een diagnose te laten stellen door Gelderse Roos om hulp in te kunnen zetten (individuele begeleiding)” “Eerste huisbezoek met [cliënte] en dochter. Project uitgelegd. Mw. is bekend omdat zij en haar man al thuiszorg krijgen. Er spelen meerdere problemen tegelijkertijd. Echtgenoot heeft vasculaire dementie en gaat sinds een jaar behoorlijk achteruit. Hij gaat nu 2 keer per week naar dagopvang. Mw. zelf heeft altijd voor haar man gezorgd. Mw. heeft sinds kort ook gezondheidsproblemen waardoor zij minder goed voor haar man kan zorgen. Ze heeft last van haar gehoor, ze hoort een stuk minder en hier kan niets aan gedaan worden. Zij hoort haar man hierdoor heel slecht waardoor de communicatie tussen beide slecht is. Mw. kan ook m inder goed lopen, als ze langer loopt hangt ze steeds meer voorover. Onlangs hebben ze een gesprek gehad met huisarts en praktijkverpleegkundige over een andere woonruimte. Een plek waar ze allebei de juiste zorg krijgen en nog wel samen kunnen zijn. Dit is ook heel moeilijk voor mw., omdat ze altijd heel zelfstandig is geweest en het liefst thuis wil blijven wonen. Maar ze ziet nu wel in dat ze niet meer anders kan. Al met al is er voor mw. veel veranderd en gebeurd de afgelopen tijd, waardoor mw. emotioneel en verdrietig is. De emmer is overgelopen geeft mw. aan. Mw. geeft aan het heel fijn te vinden als ik 1 keer per week langskom voor een gesprek. Begeleiding, een luisterend oor. Mw. heeft weinig sociaal netwerk, haar kinderen zijn er wel, maar verder heeft mw. geen sociale contacten. Terwijl ze daar veel afleiding aan kan hebben. Dochter geeft aan dat mw. er nooit echt moeite voor gedaan heeft, ook voordat ze ziek werd, om sociale contacten op te doen. Dit is nu ook extra moeilijk voor haar, omdat ze problemen heeft met haar gehoor. Als je duidelijk articuleert en wat luider praat dan kan mw. je redelijk goed verstaan. Mw. heeft het vermogen niet dit te organiseren. Maar wil dit wel heel graag omdat ze er veel afleiding aan heeft. Ik kan kijken of ik mw. hierbij kan helpen. Afspraak gemaakt voor volgende week. Praktijkverpleegkundige van de huisarts op de hoogte gebracht. Dochter vroeg of er via de SWOA ook boeken met grote letters te leen zijn. (voor dhr.) Ik ga dit uitzoeken. Verder bekijk ik of dhr. en mw. nu voldoende thuiszorg hebben (2keer per week). En kan ik kijken of ik kan begeleiden in het traject naar een andere woonruimte.”
Zorgmijder “Ik zou om 9.00 uur aanwezig zijn om haar te begeleiden tijdens het douchen. Mevr. wil dit niet. Vraag of ik een later tijdstip langs kan komen. Dat is goed. Zoon belt dat moeder heeft aangegeven het niet op prijs te stellen. Ik wordt gesommeerd haar voorlopig met rust te laten. Zoon is voor reden vatbaar; weet hoe zijn moeder in elkaar steekt. Dit moet worden gerespecteerd. Ik bel mevr. met de mededeling dat ik voorlopig niet meer kom. Neem
Jansen, Kwakernaak en De Veld
24
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
over 2 weken contact op. Dit vindt zij goed (hoewel? ) Mevr. is bang dat zij uit huis wordt geplaatst. Geen aanleiding gegeven: haar interpretatie. Ik neem contact op met [collega]. Zoon stelt op prijs dat ik hem informeer over PAS-mogelijkheden. Stuur hem de informatie op.”
3.4 Wat is het verschil tussen wat de wijkverpleegkundige als resultaat ziet en wat uit de analyse van de interventies blijkt? Voor de analyse van deze vraag is een indirecte route gekozen omdat een direct verband tussen de interventies en de uitkomst van de kantelboxen onwaarschijnlijk is. Het is immers niet duidelijk wat de invloed van andere dan in de interventies genoemde factoren is geweest op het totale proces van een cliënt. Het is waarschijnlijker dat de interventies van de wijkverpleegkundigen een bijdrage hebben geleverd in het proces dan dat de outcome hiervan volledig het gevolg is geweest van deze interventies. Daarnaast is het bij sommige, met name palliatieve, interventies niet redelijk te veronderstellen dat het overlijden van een cliënt daar een gevolg van zou zijn. Om toch iets te kunnen concluderen over de resultaten is daarom gekeken naar het gewenste gedrag zoals dat volgt uit de Wmo en Welzijn Nieuwe Stijl alsook beleid ten aanzien van de wijkverpleegkundige zichtbare schakel. Deze gedragskenmerken zijn geïnventariseerd en omgewerkt naar competentie-reflectoren in het actieleertraject dat de betrokken professionals hebben doorlopen in het kader van Zichtbare Schakel. De gedragskenmerken betreffen: invloedstijlen; het toestaan van regie; werken met het sociaal netwerk; werken aan samenhang in zorg en welzijn; kennis en inzicht in relevante wet- en regelgeving; handelen vanuit kennis en kunde; en wijkgerichte rol als zichtbare schakel. Ten aanzien van het toepassen van invloedsstijlen is met name het winnen van vertrouwen een belangrijke voorwaarde voor de wijkverpleegkundigen om hun diensten aan te bieden aan mensen met uitgesproken of niet uitgesproken zorgbehoeften. Uitdagingen hierin liggen vaak in culturele factoren en het ontkennen van probleemsituaties door cliënten. Wanneer een cliënt niet direct vertrouwen heeft, stelt de wijkverpleegkundige zich terughoudend en luisterend op, terwijl handelingen in een eventueel later stadium worden voorgesteld. Wanneer er taalproblemen zijn, wordt soms een andere wijkverpleegkundige ingeschakeld die de moedertaal van de cliënt beheerst. Iedereen krijgt bij de wijkverpleegkundige Zichtbare Schakel de kans om hun verhaal kwijt te kunnen. Vaak heeft de cliënt de regie over het gesprek, terwijl de wijkverpleegkundige suggesties geeft. Dit geeft sommigen het gevoel dat de wijkverpleegkundige iemand is waarop zij kunnen terugvallen. Daarbij probeert de wijkverpleegkundige bij het eerste contact duidelijk te maken hij/zij wel en niet kan aanbieden. Een huisbezoek bij de cliënt eindigt meestal in concrete acties en interventies door de wijkverpleegkundige en/of door de cliënt zelf. Jansen, Kwakernaak en De Veld
25
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
Wanneer cliënten problemen hebben met communicatie met instanties, fungeert de wijkverpleegkundige vaak als een soort tolk, wanneer andere instanties niet in staat zijn zelf aan huis langs te komen of geduldig te luisteren. Dit wijst erop dat de wijkverpleegkundige de tijd neemt om cliënten te begrijpen, en informatie door te spelen naar collega's van andere instanties. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de inhoudelijke kennis over gezondheidszorg door de wijkverpleegkundige. Wanneer de wijkverpleegkundigen toegang tot woning en persoonlijke sfeer krijgen, bieden zij vaak al hulp met een luisterend oor, en laat vervolgens de juiste kanalen tot gepaste zorgverlening zien. Maar wanneer iemand deze toegang niet geeft, of ook na enkele contactmomenten de wijkverpleegkundige niet toelaat in hun persoonlijke sfeer, kan de wijkverpleegkundige de cliënt weinig bieden. Ook wanneer de situatie dreigend of onveilig is, zal de wijkverpleegkundige niet meer aanbieden om te ondersteunen. Voor wat betreft het toestaan van regie, respecteert de wijkverpleegkundige de regie en mening van de cliënt, als er zich geen levensbedreigende situatie voordoet, zelfs als dit volgens de wijkverpleegkundige niet bevorderlijk is voor de kwaliteit van leven. De wijkverpleegkundige presenteert mogelijkheden en keuzes die volgens hem/haar het beste zou zijn, maar laat de beslissing bij de cliënt zelf. Wel laat de wijkverpleegkundige duidelijk weten welke consequenties bepaalde keuzes kunnen hebben. Door geen keuzes op te leggen aan de cliënt, dwingt de wijkverpleegkundige de cliënt zelf keuzes te maken over de zorg- en dienstverlening. Wanneer een cliënt aangeeft niet in staat te zijn keuzes te maken, onderneemt de wijkverpleegkundige wel zelf stappen door contact te leggen met collega's, of consulteert directe familieleden of de huisarts. Dit laatste gebeurt vooral in het geval van klachten waarbij het inschattingsvermogen van de cliënt onder druk staat, zoals bijvoorbeeld bij dementie. Het perspectief van werken vanuit het sociaal netwerk behelst het volgende. Uit de registraties blijkt dat wanneer iemand een sociaal netwerk heeft, dit doorgaans al flink belast is. De wijkverpleegkundige heeft daarom vaker de functie om het sociale netwerk te ontlasten, dan om dit beter te benutten. In sommige gevallen wordt wel contact gezocht met familieleden, wat er in enkele gevallen toe leidt dat zij meer betrokken worden bij de situatie waarin de cliënt verkeert. Enerzijds stimuleert de wijkverpleegkundige initiatieven van de cliënt om sociale contacten (met name familie) te onderhouden. Anderzijds komt het voor dat de wijkverpleegkundige adviseert contact te matigen, wanneer iemand in de ogen van de wijkverpleegkundige slechte invloed heeft op het welbevinden van de cliënt. Wanneer iemand enerzijds behoefte heeft aan sociale contacten, maar een sociaal netwerk ontbreekt, wordt in veel gevallen geprobeerd om contact te zoeken met vrijwilligersorganisaties, zoals Humanitas, Jansen, Kwakernaak en De Veld
26
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
SWOA of Buddyzorg in het geval van ernstige ziekte. Werken aan samenhang in zorg en welzijn doet de wijkverpleegkundige door te opereren in een netwerk van zorg- en dienstverleners, zowel lokaal als bovenlokaal. Hoewel de wijkverpleegkundige zelf expertise heeft op het gebied van somatische zorgverlening, is hij/zij blijkens de interventies vaak goed op de hoogte van mogelijkheden buiten de eigen expertise. Veel interventies bestaan ook uit het in contact brengen van de cliënt met bijvoorbeeld collega's in de zorg, psychische zorg, specialistische zorg, welzijnsinstanties, overheidsinstanties, woningcorporaties, schuldhulpverlening, woonbegeleiding, dagbesteding. Wanneer de cliënt te maken heeft met problemen die niet direct in het medisch of zorgdomein vallen, probeert de wijkverpleegkundige dikwijls met algemene kennis de cliënt te ondersteunen. Dit is bijvoorbeeld zo in het geval van administratie, financiële problemen of familiale problemen. Schiet deze algemene kennis tekort, dan wordt een andere professional ingeschakeld. Wel probeert de wijkverpleegkundige in veel gevallen het professionele netwerk overzichtelijk te houden, ten behoeve van de cliënt en de doelmatigheid en doeltreffendheid van dienstverlening door professionals. Wanneer de diensten van de wijkverpleegkundige overbodig worden bevonden door de wijkverpleegkundige zelf na doorschakeling naar een collega, wordt het contact in de regel afgebroken. Ten aanzien van toepassing van kennis over wet- en regelgeving gaat het vaak om handelen dat niet per se tot de gebruikelijke werkzaamheden van een wijkverpleegkundige horen. Wanneer cliënten problemen hebben bij het interpreteren en gebruik maken van weten regelgeving rondom zorg en welzijn, helpt de wijkverpleegkundige desgevraagd mee. Dit gebeurt met name bij personen die aanvragen voor financiering van hulpmiddelen moeten invullen, of bij regelingen voor minima-inkomens en schuldenproblematiek. Duidelijk wordt dat dit zowel over zorggerelateerde zaken gaat maar ook over meer financieel-materiële of sociale kwesties bijvoorbeeld ten aanzien van huisvesting. De wijkverpleegkundige vult - al dan niet samen met de cliënt - formulieren in waarvan de cliënt aangeeft deze niet zelfstandig in te kunnen vullen. Vaak gaat het concreet om de aanvraag van Wmo-indicaties of formulieren met betrekking tot bijstandsuitkeringen. Ten aanzien van het oordeelkundig inzetten van de eigen kennis en kunde blijkt uit de registraties dat de wijkverpleegkundige met de cliënten over zowel fysiek als psychisch welbevinden spreken. Het lijkt hierbij het meest expliciet over fysieke zaken te gaan, waarbij vaak ook kan worden ingegrepen (interventie of doorverwijzing). Psychische aspecten worden in de narratieven vooral gesignaleerd. Voor wat betreft emotionele ondersteuning zien we dat de wijkverpleegkundige deze wel kan bieden. Meestal wordt voor psychische en materiële Jansen, Kwakernaak en De Veld
27
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
ondersteuning doorverwezen naar andere hulpverleners. Soms wordt op psychische hulp afwijzend gereageerd (bijvoorbeeld bij allochtonen), en kan de wijkverpleegkundige contact blijven houden over het psychische doordat ze primair wordt geassocieerd met het fysieke. Hieruit rijst de vraag of de wijkverpleegkundige de juiste kennis in huis heeft om de betreffende (psychologische) ondersteuning te bieden en of het adequaat is dat deze op dergelijke hulpvragen ingaat: Hoe bewaakt de wijkverpleegkundige haar professionele grenzen? Ten aanzien van het invullen van de wijkgerichte rol als zichtbare schakel komt geen scherp beeld naar voren. De wijk wordt doorgaans niet zo zichtbaar in de interventies, aangezien de locale context voor zowel wijkverpleegkundige als cliënt waarschijnlijk als gegeven geldt. Als de wijk wel zichtbaar wordt in de narratieven gaat het met name over de plaats waar men woont of over de plaats waar een gemeenschapsactiviteit wordt uitgevoerd. Wijkverpleegkundigen werken veel met doorverwijzingen en contacten met andere hulpverleners in de wijk. Daar past ook bij dat er veel vragen worden gesteld aan anderen ten aanzien van hun beleid of interventies met als doel om daarmee te kunnen afstemmen of afstemming tussen anderen te kunnen veroorzaken. In die zin wordt er dus duidelijk wel in een context van een lokaal netwerk geopereerd. In tabel 7 zijn de uitkomsten te zien volgens de outcome categoriën van de kantelbox. In deze tabel staat direct onder de categorie “Anders”, die in feite een verzamelcategorie is, als meest voorkomende uitkomst dat de formele zorg (beter) is georganiseerd, gevolgd door doorgeleiding naar zorg/hulp en ondersteuning van de mantelzorger. Dit zijn allemaal uitkomsten die te maken hebben met zorg of hebben een medische insteek. Vervolgens volgt een verbetering van de eigen regie van cliënt. Onderaan staan de meer sociale en culturele activiteiten, afbouw formele en opbouw informele zorg, en gezondheidsbevorderende activiteiten. In deze ordening zitten de uitkomsten dus kennelijk sterk in de organisatie van en doorgeleiding naar zorg en ondersteuning, en minder sterk in het anders organiseren van meer welzijnsgerichte interventies.
Tabel 7. Frequenties van de uitkomstcategorieën in de kantelboxen. Uitkomstcategorie
Frequentie
Anders
104
Formele zorg is (beter) georganiseerd
78
Doorgeleid naar andere zorg/hulp Mantelzorg heeft ondersteuning gekregen/is ontlast
62
Cliënt heeft (meer) regie over eigen leven
46
Doorgeleid naar gezondheidsbevorderende activiteiten (cursussen, bewegen)
28
Jansen, Kwakernaak en De Veld
55
28
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
Informele zorg is (meer) betrokken
21
Formele zorg is (deels) afgebouwd
17
Doorgeleid naar sociale activiteiten (bv vrijwilligerswerk, buurtcentrum)
14
Om toch te controleren of er daadwerkelijk geen verband zit tussen de handelingen en uitkomsten in de kantelboxen zijn de interventies geanalyseerd in relatie tot deze uitkomstcategorieën. Hieruit komt naar voren dat er inderdaad geen duidelijke samenhang zichtbaar wordt. Wel wordt duidelijk dat het resultaat bij het afsluiten van de bemoeienis van de wijkverpleegkundige is ingevuld, ongeacht of dat een natuurlijke afsluiting is of slechts het afsluiten van de bemoeienis van de wijkverpleegkundige. Ook zijn er bij dezelfde cliënt vaak over een langere periode diverse handelingen verricht tijdens meerdere bezoeken en zijn tussentijdse resultaten niet weergegeven. Daarnaast is de interpretatie van resultaatcategorieën ambigu: het begeleiden van een opname naar een verpleeghuis wordt bijvoorbeeld soms gescoord als ‘Doorgeleid naar gezondheidsbevorderende activiteiten’ ipv ‘Doorgeleid naar andere zorg/hulp’. Mogelijke oplossing hiervoor is een duidelijke instructie om zorg te dragen voor een eenduidige interpretatie van de categorieën. Concluderend kunnen we constateren dat wijkverpleegkundigen zichtbare schakel zich voor een belangrijk deel gedragen zoals gewenst volgens de richtlijnen van gekanteld werken. Zo stimuleren ze sociale netwerkcontacten en regisseren ze soms in dat netwerk. Ook hebben ze goede kennis van het zorg en welzijnsnetwerk, dat ze gebruiken om door te geleiden waar mogelijk. Signaleren vormt een belangrijk aspect van het werk, echter het is niet altijd duidelijk of de wijkverpleegkundigen op alle gebieden voldoende competentie of kennis hebben. Vooral in het grijze gebied van de overlap met psychosociale dienstverlening bestaat het risico buiten eigen kennis te handelen. Het is een aandachtspunt om hierin de wijkverpleegkundige te ondersteunen om grenzen te stellen aan eigen dienstverlening hetgeen de client ten goede komt. Dit kan overigens zeer wel te maken hebben met het feit dat de wijkverpleegkundige zichtbare schakel veelal in zwakkere wijken wordt ingezet waar de complexiteit van casuïstiek al hoger is en er vaak sprake is van meervoudige problematiek.
Kenmerkende citaten uit de kantelboxen: Regie toestaan “Dhr is blij met onze zorg en mijn bemoeienissen maar geeft aan voorals nog de regie in eigen handen te willen houden. Diverse problemen besproken die ik zie. Mobiliteit, zelfzorg, eten en drinken , activiteiten en sociale contacten. Dhr gaat nadenken en verwacht mij binnen kort weer op huisbezoek”
Sociaal netwerk “Hij heeft geen contact meer met [X] en [Y]. Zij hebben gezegd geen contact te willen als [cliënt] met [Z] om-
Jansen, Kwakernaak en De Veld
29
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
gaat. Ik heb aangegeven dat hij er slecht uit ziet en dat ik me zorgen maak. Dit is sinds dat hij met [Z] omgaat. Aangegeven dat hij mij zelf wel eens gezegd heeft dat [Z] een verkeerde invloed op hem heeft. Dit heeft ze nu niet, aldus [cliënt] volgende week weer een afspraak gemaakt. Dhr. heeft wel een leesbril laten aanmeten in de tijd dat ik geen contact met hem had.”
Samenhang in zorg en welzijn “Regelmatig voer ik overleg met nachtzorg en met Initio. Verder wordt het plan zo helder mogelijk bij gehouden. Dit om te voorkomen dat alle thuiszorgmedewerkers wat anders gaan doen waardoor situatie nog onduidelijker wordt. Hiervoor overleg ik ook regelmatig met [collega 1] of [collega 2] wat te doen in deze situatie.” “Uitgebreid overleg met verschillende partijen over aanvraag zorg. Overleg met Reumaverpleegkundige, Maatsch. werk Klimmendaal, Huisarts, WMO, Inizio, zorgkantoor. Uiteindelijk aanvraag voor 20 uur per week hulp met spoed gedaan, ondersteund door verschillende verklaringen. Aanvraag tav [X].”
Kennis over wet- en regelgeving “Huisbezoek + administratie. Bij dhr. gebeld met Menzis en informatie gevraagd over vergoedingen leesbril en gebit. Dit voor dhr. op papier gezet. Dhr. voelt zich sinds een paar dagen niet goed, last van hoesten en pijn onderin zijn buik. Wil het nog een aantal dagen aankijken en zal dan de huisarts bellen. Ziet er slecht uit. Zegt wel goed te eten en drinken. Is na traplopen helemaal op. Afgesproken dat ik volgende week weer kom en dan verder kijken naar gebit en bril. Dhr. voelt zich nu niet goed genoeg om de deur uit te gaan. Optie thuisbegeleiding besproken, dhr. vond dit een goed idee. Ik ga bij CIZ bg ind aanvragen. Dhr. vindt 1 keer per week een huisbezoek voldoende."
Eigen kennis en kunde “[cliënt] is door AMK bij zijn moeder weggehaald. Moeder is boos en snapt niet waarom. Heeft geen ondersteuning van mantelzorg. Afgesproken dat we dagelijks blijven komen om de benen te verzorgen , maar ook wat emotionele ondersteuning te geven.”
Jansen, Kwakernaak en De Veld
30
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
4. Conclusies Hieronder wordt kort ingegaan op de resultaten per onderzoeksvraag en wordt het globale beeld beschreven vanuit de overstijgende inzichten van de analyses.
Vraag 1. Welk type interventies zetten de wijkverpleegkundigen in bij de in de kantelbox gebruikte situatiecategorieën? Wijkverpleegkundigen zichtbare schakel zetten over het algemeen interventies in die passen bij de situatie zoals ze die in het begin van een cliëntcontact constateren
Vraag 2. Welk type individuele interventies komen veel voor? en Vraag 3. Hoe verschillen deze interventies over cliëntcategorieën? De meeste interventies richten zich op somatische en psychische gezondheid, maar er wordt ook veel gewerkt aan zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. In medische en traditioneel verpleegkundige kwesties wordt actiever handelend ingegrepen dan bij (psycho-) sociale kwesties waar wordt geïnformeerd, geadviseerd of wordt doorgeleid. Er zijn er accentverschillen tussen cliëntgroepen, waaruit blijkt dat de wijkverpleegkundigen een op maat benadering hanteren passend bij de kenmerken van het cliënttype.
Vraag 4. Wat is het verschil tussen wat de wijkverpleegkundige als resultaat ziet en wat uit de analyse van de interventies blijkt? Wijkverpleegkundigen zichtbare schakel gedragen zich als gekantelde professionals. Als grensprofessionals kan echter handelen buiten de eigen kennis en kunde ook kwetsbaar maken.
Uit de resultaten rijst het volgende overstijgende beeld. De wijkverpleegkundige zichtbare schakel vervult een zeer dynamische functie in het zorg en welzijnslandschap, waarbij telkens opnieuw afwegingen moeten worden gemaakt en een balans moet worden gezocht in verschillende dilemma’s. De belangrijkste van deze dilemma’s zijn: a) De spanning tussen de eigen kracht van de cliënt (wat kan iemand zelf) en het ontbreken van zelfredzaamheid (wat kan iemand niet of niet meer zelf); b) De spanning tussen het actief verrichten van handelingen of voor de cliënt oplossen van problemen tegenover het coachen van de cliënt in diens pogingen om deze problemen zelf op te lossen;
Jansen, Kwakernaak en De Veld
31
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
c) De spanning tussen ingrijpen in gevallen waarbij een cliënt naar de mening van de wijkverpleegkundige niet in staat is zichzelf adequaat te verzorgen (bemoeizorg) tegenover het respecteren van de wens van een cliënt zo te leven als hij of zij zelf verkiest. Bovenstaande dilemma’s vereisen een hoge mate van flexibiliteit en normatieve beroepsuitoefening, die in schril contrast staat met in de gezondheidszorg ver doorgevoerde protocollisering en standaardisering. Het vraagt van de wijkverpleegkundige zichtbare schakel dat deze zich los kan maken van vooraf vastgestelde stappenplannen, en een op de cliënt toegesneden iteratief traject kan doorlopen. Het zijn echter geen onbekende dilemma’s, want ze behoren tot de kern van de beroepsuitoefening van sociaal werkers of andere professionals die zich met psychosociale hulpverlening bezig houden (Hortulanus, 2012). In feite zien we aan bovenstaande constatering dat wijkverpleegkundigen zichtbare schakel niet alleen inhoudelijk de schotten tussen zorg en welzijn moeten overstijgen, maar dat ze ook in staat moeten zijn om met de professionele ambivalenties om te gaan die intrinsiek zijn aan het sociaal werk. Waar de wijkverpleegkundige qua achtergrond en opleiding gewend is te werken vanuit een medisch kader, vereist dit dan ook het schakelen tussen verschillende werelden van zorg en welzijn, waarvan de ene wellicht voelt als thuis en de ander als ver van huis. Men zou bijna kunnen spreken van de wijkverpleegkundige zichtbare schakel als ten dele een soort “medisch sociaal werker”. In het sociale domein is een belangrijke meerwaarde van de wijkverpleegkundige zichtbare schakel paradoxaal genoeg echter juist dat deze een medische en zorgachtergrond heeft. Dit maakt namelijk dat het binnenkomen bij en contact onderhouden met traditioneel moeilijk bereikbare cliënten in het welzijnswerk, zoals zorgmijders en allochtonen, beter mogelijk wordt. Waar psychosociale hulpverlening soms als stigmatiserend wordt gezien en wordt geweigerd kan een hulpverlener met een medische signatuur voor een cliënt namelijk nog wel acceptabel zijn. Als deze hulpverlener vervolgens wel oog heeft voor psychosociale en welzijnsproblematiek en daarbij in staat is om deze adequaat te signaleren en door te verwijzen, kan deze juist de vooruitgeschoven post zijn voor een breder team van professionals die specialistisch kunnen interveniëren als dat nodig is. Met name de recente landelijke ontwikkelingen op het gebied van integrale wijkteams zijn daarbij relevant, omdat de wijkverpleegkundige zichtbare schakel in dergelijke teams een belangrijke rol kan vervullen. In de sociale wijkteams zien we tevens een tendens naar meer generalistische manieren van werken als teamlid, zonder de eigen expertise als professional uit het oog te verliezen. Soms wordt van de betrokken professionals verwacht dat ze weinig gecodificeerd, maar intuïtief , pragmaJansen, Kwakernaak en De Veld
32
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
tisch en flexibel kunnen handelen. De huidige resultaten sluiten hierbij aan. In essentie is de wijkverpleegkundige zichtbare schakel een grenswerker, die juist in overgangsgebieden van de eigen en andere disciplines opereert en gedijt. Kortom: de wijkverpleegkundige zichtbare schakel brengt met het gekanteld werken volgens Welzijn Nieuwe Stijl nieuwe elementen en mogelijkheden in het wijknetwerk in, maar zij krijgt er nieuwe dilemma’s en mogelijk lastige perspectieven voor terug. Het is echter belangrijk om daarbij te allen tijde het bredere beeld van integrale zorg- en dienstverlening voor ogen te houden. Het ontstaan van de wijkverpleegkundige zichtbare schakel staat immers niet op zichzelf maar vormt een onderdeel van een veel bredere tendens om de burger in zijn eigen omgeving centraal te stellen in de zorg en welzijndienstverlening. Professionals moeten beter en meer integraal gaan samenwerken om de zorg betaalbaar, beschikbaar en op niveau te houden en ze hebben daarbij de inzet van burgers, cliënten en patiënten hard nodig. Als grensprofessional is de wijkverpleegkundige zichtbare schakel in staat om zowel “harde” als “zachte” interventies te plegen en daar oordeelkundig in te kunnen schakelen. Dit is waarschijnlijk niet de oorspronkelijke bedoeling van de benaming “zichtbare schakel” geweest, maar kan desalniettemin worden gezien als een kenmerkende kwaliteit.
Jansen, Kwakernaak en De Veld
33
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
5. Aanbevelingen Op grond van de bevindingen komen we tot de volgende aanbevelingen: -
De wijkverpleegkundige zichtbare schakel bij STMG blijkt sterk in het flexibel en op maat interveniëren bij verschillende typen cliënten. Ze is in feite een nieuw soort “grenswerker”. Een belangrijke competentie in dat verband is dat de wijkverpleegkundige zich bewust is van haar professionele grenzen. Voorkomen moet worden dat de wijkverpleegkundigen vanuit een servicegerichte houding intervenieert waar haar vaardigheden te kort schieten, in plaats van door te geleiden;
-
In lijn met de vorige aanbeveling vormt de wijkverpleegkundige een belangrijke aanvulling op een multidisciplinaire configuratie in sociale of integrale wijkteams. Waar een sociaal werker niet binnen komt kan een wijkverpleegkundige op medische gronden misschien wel binnen komen en namens het team een vinger aan de pols houden dan wel ingrijpen. Achtergrondsteun vanuit de andere disciplines is dan wel essentieel;
-
Uit de bevindingen blijkt dat wijkverpleegkundige tot op zekere hoogte methoden en technieken inzet die van oudsher meer passen bij het sociale domein. Er moet nader worden bekeken of de opleidingen van aankomend wijkverpleegkundigen adequaat voorbereiden op deze taken. In de opleidingen zou voldoende (wellicht meer dan nu) aandacht moeten zijn voor: (psycho-)sociale en welzijnsdomeinen van levenskwaliteit; normatieve aspecten van het sociaal werk; professionele dilemma’s en ambivalenties;
-
Ondanks dat de huidige analyse veel inzichten heeft opgeleverd, valt meer profijt te halen uit de wijze van registreren met behulp van kantelboxen. Om analyses ten behoeve van beleid en het leerproces van professionals te vereenvoudigen zou het goed zijn om de invulinstructie voor de registratie met behulp van kantelboxen meer eenduidig te maken en goede afspraken te maken over interpretatie (intersubjectiviteit).
Jansen, Kwakernaak en De Veld
34
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
6. Referenties Biene, M. van, Basten, F., Erp, M. van, Hoof, P. van, Meesters, J., Satink, T., Joosten, H., Hulst, H. van der, Lenkhoff, M., & Lips, K. (2008). De standaardvraag voorbij: narratief onderzoek naar vraagpatronen. HAN: LDVK. Culler, J. (2001). The pursuit of signs: semiotics, literature, deconstruction. London: Routledge. Holstein, J. A., & Gubrium, J. F. (2000). The self we live by: narrative identity in a postmodern world. Oxford University Press. Hortulanus, R. (2011). Ambivalenties in het sociale domein. Amsterdam: SWP. Hummelink, A., & Ten Have, S. (2012). De wijkverpleegkundige ‘Zichtbare schakel’ van Stichting Thuiszorg Midden- Gelderland: Een maatschappelijke meerwaarde? Narratief onderzoek naar ervaringen van cliënten en samenwerkingspartners van STMG over de maatschappelijke meerwaarde van de wijkverpleegkundige ‘Zichtbare schakel’. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Afstudeerscriptie Opleiding HBO-V. Jansen, E., Meesters, J., Pijpers, R., & Van Biene, M. (2013). What’s your story: using narratives of elderly to improve services in integrated service area’s. Paper gepresenteerd tijdens 3e ENSACT Joint European Conference, 16-19 april, Istanbul. Kam, G. de, Damoiseaux, D., Dorland, L., Pijpers, R., Van Biene, M., Jansen, E., & Slaets, J. (2012) Kwetsbaar en zelfstandig. Een onderzoek naar de effecten van woonservicegebieden voor ouderen. Nijmegen: Radboud Universiteit. Kesteren, J. van, Hoeijmakers, M., Conradi, M., & Bezemer, C. (2012). Zichtbare schakel in beeld! De opmerkelijke revival van de wijkverpleegkundige in Nederland: Inventarisatie, analyse en samenvatting van onderzoeken bij 96 Zichtbare Schakel projecten, tussenstand september 2012. Rapport: ZonMW. Meesters, J., Basten, F., & Van Biene, M. (2010). Vraaggericht werken door narratief onderzoek. Journal of Social Intervention, 19, 21–37. Schalock, R., & Begab, M. (1990). Quality of life: perspective and issues. Washington DC: American Association on Mental Retardation.
Wester, F. & Peters, V. (2004). Kwalitatieve analyse: uitgangspunten en procedures. Bussum: Coutinho. World Health Organisation (2002). ICF, Nederlandse vertaling van de “International Classification of Functioning Disability and Health”. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. ZonMW (2013). Wijkverpleegkundige Zichtbare Schakel. De wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt. Opgevraagd dd. 15 mei 2013 van http://www.zonmw.nl/nl/programmas/programma-detail/zichtbare-schakel-dewijkverpleegkundige-voor-een-gezonde-buurt/algemeen/.
Jansen, Kwakernaak en De Veld
35
HAN Sociaal
Zichtbaar schakelen in de wijk
Verdiepend onderzoek STMG Wijkverpleegkundige ZS
Bijlage 1: Globale strategieën voor de analyses Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn narratievensets geconstrueerd op basis van categorieëncombinaties zoals vermeld bij elke onderzoeksvraag. 1. Welk type interventies zetten de wijkverpleegkundigen in bij de in de kantelbox gebruikte situatiecategorieën? Per kantelboxcategorie voor de situatie is een uitdraai gemaakt van alle casussen met bijbehorende interventies die daaronder vallen. Omdat dit erg grote sets van narratieven bevatte en het daarnaast om veel dubbelingen kon gaan is de strategie gevolgd dat er per narratievenset toegewerkt is naar saturatie: als de set geen nieuwe elementen meer opleverde is de analyse gestaakt. Vanwege de dubbelingen in de analyses is er voldoende vertrouwen dat zo de gehele set is geanalyseerd. 2. Welk type individuele interventies komen veel voor? Er is gekeken naar de mate van voorkomen (frequenties) van de de verschillende WAT categorieën van het vraaganalyse-instrument en de “Wat troffen we aan?” categorieën uit de kantelboxen. Deze zijn naast elkaar gezet en het patroon is vergeleken. Daarnaast is vanuit de “Wat troffen we aan?” categorieën een inhoudelijke analyse gemaakt van het verloop van interventies per categorie.
3. Hoe verschillen deze interventies over cliëntcategorieën? Vragen 2 en 3 hangen sterk samen. De strategie van vraag 2 is voortgezet met het uitsplitsen van de “Wat troffen we aan categorieën, naar cliëntgroepen Allochtoon, Mantelzorger, Geen Mantelzorger, Zorgmijder en Complex. De lijsten van frequenties van voorkomen over categorieën per cliëntgroep zijn in met elkaar gecorreleerd met rangorde correlaties om eventuele verschillen in interventiepatroon op het spoor te komen.
4. Wat is de discrepantie tussen wat de WV als resultaat ziet en wat uit de analyse vd interventies blijkt? De volgende procedure is gevolgd 1. Op basis van een vergelijking van de categorieën van het codeersysteem met de indicatoren Schakelkracht uit het actieleertraject (van de reflector) zijn de gecodeerde narratieven gelinked aan het veronderstelde modelgedrag volgens schakelkracht; 2. Deze matches hebben gefungeerd als werkhypothesen: we verwachten dat de narratieven per indicator van de reflector geen discrepanties of opvallende afwijkingen laten zien. 3. Deze werkhypothesen zijn geëvalueerd: wat is de daadwerkelijke inhoud van de narratieven.
Jansen, Kwakernaak en De Veld
36
HAN Sociaal