Magazine van het ICT-onderzoek Platform Nederland (IPN) Jaargang 9 / nummer 4 / december 2012
ICT-onderzoek
‘De wereld is het lab geworden’
Vinden COMMIT-onderzoekers Maarten van Steen en Maarten de Rijke
Videozoekmachine wordt volwassen Dame Wendy Hall: Creating social machines for the greater good Functioneel programmeren van hardware
2
I/O ICT-onderzoek / december 2012
3
I/O ICT-onderzoek / december 2012
Binnen het COMMIT-programma werken twee Amsterdamse hoogleraren aan deelprojecten. De onderzoeken van Maarten van Steen (VU) en Maarten de Rijke (UvA) zijn heel verschillend, maar vullen elkaar tegelijkertijd goed aan. Bijna wekelijks worden over en weer bezoeken afgelegd. Ook met bedrijven en andere wetenschappelijke disciplines, van wiskunde tot geesteswetenschappen, vindt interessante kruisbestuiving plaats. Door Edith van Gameren
Editorial In October two important Dutch events were organized for ICT researchers: ICT.OPEN and ICTDelta. You will find an impression on pages 10 and 11. An interview with Dame Wendy Hall, one of the keynote speakers at ICT.OPEN, is to be found on pages 12 and 13 (in English). Also included in this issue is an interview with the winner of the ICT.OPEN Poster Award. Our leading article concerns the COMMIT projects Very large wireless sensor networks for well-being and Information retrieval for information services. Apart from all this, we are continuing our new series about the role of ICT in the Dutch top sectors. This issue presents the top sector Creatieve industrie. For our international readers we have included abstracts in English so you can appreciate the gist of most of the articles. Comments or suggestions for future articles are welcome at
[email protected]. 3 ‘De wereld is het lab geworden’ COMMIT-onderzoek door Maarten van Steen (VU) en Maarten de Rijke (UvA) 7 In gesprek met… Nico Baken (KPN en TU Delft) 8 ICT Roadmap voor de topsectoren Van enabler naar beslissende factor 10 ICT.OPEN en ICTDelta 2012 Een terugblik 12 Creating social machines for the greater good An interview with Dame Wendy Hall (key speaker at ICT.OPEN) 14 Blakend van ambitie, vol van ICT De plannen van de topsector Creatieve industrie 16 Videozoekmachine wordt volwassen Een interview met Cees Snoek (UvA), winnaar van de Nederlandse Prijs voor ICT-onderzoek
I/O ICT-Onderzoek is een uitgave van het ICT-Onderzoek Platform Nederland (IPN) en wordt vier maal per jaar gratis toegezonden aan ICT-onderzoekers en relaties van het IPN. IPN bestaat uit de informaticaonderzoeksscholen ASCI, IPA en SIKS, de onderzoeksinstituten CWI en NIRICT en de platforms SAFE en ProRISC. IPN wordt ondersteund door NWO Exacte Wetenschappen en de Technologiestichting STW. IPN is een landelijk overlegorgaan met als doel de ICT in Nederland als wetenschappelijke discipline een sterkere positie te geven. IPN wil de Nederlandse ICT-inspanningen coördineren en daarbij fungeren als hét aanspreekpunt voor ICT-onderzoek richting beleidsmakers, politiek, bedrijfsleven en andere maatschappelijke groeperingen. Redactie Robert van der Drift, Frank Karelse, Laura Jansen Coördinatie Daphne Roelands en Annemarijke Jolmers Eindredactie Daphne Riksen Aan dit nummer werkten mee Leendert van der Ent, Edith van Gameren, Paul Klint, Karina Meerman, Bennie Mols en Daphne Riksen Redactieadres Secretariaat IPN, p/a Chemische & Exacte Wetenschappen Postbus 93460, 2509 AL Den Haag Telefoon 070 349 42 15 E-mail
[email protected] Web www.ictonderzoek.net Ontwerp en opmaak Katja Hilberg Ontwerpers Fotografie Peter van Beek, Eric Brinkhorst, Hans Hordijk, Shutterstock Drukwerk Veenman+
18 Winnaar ICT.OPEN Poster Award Christiaan Baaij (UT) over het functioneel programmeren van hardware 19
Uitgelicht en Column
20
Promoties en Kalender
‘De wereld is het lab geworden’
Maarten de Rijke is hoogleraar Information Processing and Internet aan de UvA
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Cluster Chemische en Exacte Wetenschappen
Vorig jaar startte het COMMIT-programma als opvolger van Bsik. Onder de paraplu van het programma vallen 15 onderzoeksprojecten die allemaal weer onderverdeeld zijn in kleinere werkpakketten. Professor Maarten de Rijke (UvA) leidt het project Information retrieval for information services, zijn VU-collega Maarten van Steen zwaait de scepter bij Very large wireless sensor networks for well-being. Bij dit laatste project is een van de doelen om grote groepen mensen te monitoren en te managen: ‘crowd control’. Dat vereist onderzoek naar het opzetten van een grootschalig netwerk van
>>
4
I/O ICT-onderzoek / december 2012
5
I/O ICT-onderzoek / december 2012
relevante proeven doen. Ik ben er niet op gericht een ‘conferentieprobleem’ (zie kader) op te lossen. ‘Crowdmanagement’ is weliswaar ons onderwerp, maar primair gaat het mij om het IT-onderzoek. Een congres of een filmfestival is een goede plek om te experimenteren. Onze kennis moet in de studieboeken komen voor de volgende generatie informatici, niet voor de volgende generatie crowdmanagers.’
‘Volgende probleem graag’ Problemen die door de buitenwereld worden aangedragen – en dat zijn er vele; volgens beiden is de balans tussen de verschillende geldstromen bij informatica mooi in evenwicht – moeten in eerste instantie een uitdaging bieden voor wetenschappelijk onderzoek. ‘Als er al een oplossing voor is, verwijzen we bedrijven naar de plek waar ze die kunnen kopen’, stelt De Rijke, ‘en dan zeggen we: volgende probleem graag. Ook al is valorisatie binnen COMMIT een erkend doel, ‘dat er een markt voor is’ is geen reden een onderzoek uit te voeren. Een duidelijke onderzoeksagenda helpt die keuze te maken’, legt hij uit. ‘Je werkt aan een aantal grote vragen en zorgt dat je nog jaren vooruit kunt. Als een aanvraag niet past bij die agenda of je leert er niets van, zeg je nee.’ ‘Als informatici hebben wij het voordeel dat veel van onze wetenschappelijke fascinaties vanuit de buitenwereld gevoed kunnen worden’, vult Van Steen aan. Beide zijn ze dan ook voornamelijk tevreden over de manier waarop de publiekprivate samenwerking binnen COMMIT verloopt. ‘De kloof tussen bedrijven en wetenschappers is nog wel eens groot’, zegt Van Steen. ‘Dat heeft met de opstelling van beide partijen te maken: wetenschappers hebben de neiging zich terug te trekken in hun bastion. Bedrijven zijn vaak te ongeduldig: ‘Als het vandaag niet opgelost kan worden, laat dan maar’. De insteek van COMMIT is om beide partijen uit hun eigen hoek te krijgen en dat lukt heel goed.’ De Rijke valt hem bij: ‘Voor ons project hebben we interessante data nodig en het is essentieel om samen te werken met bedrijven en organisaties die over grote Gedrag van het netwerk tijdens ICT.OPEN hoeveelheden data beschikken. We kloppen dus bij de eigenaren van die data Bezoekers van ICT.OPEN, eind oktober, konden een staaltje aan. Bedrijven durven het aan en willen niet gisteren al resultaat. Ondertussen zien van het onderzoek van twee promovendi van Van Steen. komt er toch al snel iets uit waar men brood in ziet. Dat trekt ook weer nieuwe partners aan, er zijn er net weer vier aangehaakt. Universiteiten tonen wat meer De onderzoekers, Matthew Dobson en Claudio Martella, voersouplesse in het gevecht rond Intellectual Property Rights (IPR). Ik heb daar den een experiment uit om de interactie tussen de bezoekers geen moeite mee, laat het bedrijf maar betalen én bepalen, een universiteit is te volgen. Bezoekers konden – op vrijwillige basis – een lichtdoorgaans niet de aangewezen partij om een vinding te commercialiseren.’ gewicht sensor meekrijgen die met de andere sensoren kon communiceren. Belangrijkste doel was het ‘gedrag’ van het Dat de medewerkers van beide kanten letterlijk uit hun eigen bastion komen netwerk te onderzoeken. ‘We wilden weten of de apparaten blijkt wel uit fenomenen als de ‘embedded scientist’: mogen de data het bedrijf registreren dat ze bij elkaar in de buurt zijn’, aldus Van Steen. niet verlaten, dan gaat de wetenschapper naar de data toe. Het gebeurde bijvoorbeeld bij Hyves en het NFI. Andersom komen ook mensen uit de bedrijven ‘Dat lijkt gemakkelijk maar dat is al een hele uitdaging op één of twee dagen per week fysiek op de universiteit werken. zich. Het ging dus in eerste instantie om de vraag: kunnen we
‘Veel van onze wetenschappelijke fascinaties kunnen vanuit de buitenwereld gevoed worden’
Maarten van Steen is hoogleraar grootschalige gedistribueerde systemen aan de VU
mobiele apparaten en het verzamelen, verspreiden en verwerken van informatie in dat netwerk. Het project Information retrieval van De Rijke moet het mogelijk maken patronen te ontdekken in grote hoeveelheden data. Die moeten zorgen voor ‘beter geïnformeerde beslissingen’ en voorspellingen – over kleine dingen, zoals gepersonaliseerde aanbevelingen in een webwinkel, of over grote dingen zoals macro-economische politiek. Binnen COMMIT werken ze samen met een groot aantal partners: andere universiteiten maar ook bedrijven zoals Hyves, ANP, Thales en DevLab en organisaties als Nederlands Forensisch Instituut en het Instituut voor Beeld en Geluid.
het meten? De volgende stap kan zijn om profielen te matchen. Zo kun je bijvoorbeeld op een congres mensen vinden met een
Tekstanalysesoftware
soortgelijk profiel.’ Op dat moment komt ook het onderzoek
COMMIT is nog jong. De Rijke is ongeveer anderhalf jaar bezig met zijn Information retrieval for information services, Van Steens Very large wireless sensor networks for well-being loopt pas een jaar. Toch zijn er al mooie resultaten geboekt. De Rijke: ‘Wij hebben bijvoorbeeld tekstanalysesoftware opgeleverd waarmee de politie Gelderland-Zuid werkt in hun analysestraat voor het monitoren van online gedrag. Ze kunnen daarmee elementaire dingen opsporen zoals: gaat het bij twee berichten om dezelfde persoon? Verder hebben we samen met geesteswetenschappers algoritmiek gemaakt voor het doorzoeken van eeuwen krantenartikelen. Stel, je bent als historicus geïnteresseerd in hoe we door de jaren heen hebben aangekeken tegen het gebruik van verdovende middelen. Je kunt niet handmatig honderd miljoen krantenartikelen doorzoeken. Met slimme algoritmes kun je betekenis en stakeholders vinden.’ Zijn onderwerp – zoekmachines, informatieontsluiting, big data – is razend interessant omdat er van alle kanten belangstelling voor is. ‘Neem bijvoorbeeld reputatiemanagement’, zegt De Rijke. ‘Wat wordt er NU, realtime, over mijn bedrijf gezegd in de sociale media? Dat is algoritmisch interessant voor informatici, en vanuit de toepassing voor producenten van gebruiksproducten.’ Van Steen is pas een jaar bezig, maar de resultaten liggen reeds ‘om de hoek’. Soms zijn de problemen die de wetenschappers in de praktijk tegenkomen
van De Rijke in beeld: ‘Om een goede match te maken heb je algoritmiek nodig. Hoe interpreteer je gegevens en wat levert het op als je die aggregeert over een bepaalde tijd?’
Statistiek Het is al snel duidelijk dat beide heren warm lopen voor data. Een gemeenschappelijke conclusie is dat wiskunde onmisbaar is en dat met name statistiek enorm aan belang wint. ‘Ten eerste maakt de hoeveelheid data het mogelijk om goede steekproeven te nemen’, zegt De Rijke. ‘Een groot deel van ons leven zijn we online en dat levert bergen data op, van sociale media, zoekmachines et cetera. Tegelijkertijd maakt die grote hoeveelheid data het nodig om met steekproeven te werken. Je kunt onmogelijk nog alles verwerken.’ De wereld van 2012 is een geweldige speeltuin voor het fundamentele en experimentele onderzoek van De Rijke en Van Steen, waarbij valorisatie voortdurend voor het grijpen ligt. De scheidslijnen tussen fundamenteel onderzoek, experimenten en commerciële kansen zijn niet meer zo scherp. ‘Er is bijvoorbeeld een sterke interactie tussen algoritmiek – meer theoretisch – en experimenteren. Het is essentieel dat je metingen kunt doen en je modellen kunt toetsen aan de werkelijkheid’, aldus De Rijke. ‘We gebruiken toepassingen als inspiratiebron’, zegt Van Steen. ‘Zo kunnen we de juiste vragen stellen en
De wereld van 2012 is een geweldige speeltuin voor het fundamentele en experimentele onderzoek van De Rijke en Van Steen
De lichtgewicht sensoren die gebruikt zijn tijdens ICT.OPEN
>>
6
I/O ICT-onderzoek / december 2012
7
I/O ICT-onderzoek / december 2012
In gesprek met…
Nico Baken is Senior strategist en visionair bij KPN, en daarnaast hoogleraar Telecommunications, Netwerk Architectures and Services aan de TU Delft. Hij pleit voor een transsectorale renaissance, waarin sectoren samenwerken of in elk geval naar elkaar kijken, in plaats van ieder opnieuw het wiel uit te vinden. Door Karina Meerman
Weg met het zinloze Wat betekent uw functie van ‘senior strategist en visionair’ bij KPN? ‘Die functie is een bijzondere. Je kunt ook zeggen dat ik de hofnar ben van KPN. Die mocht in vroeger tijden zijn mening uiten zonder dat de koning hem doodschopte. Uiteraard moet het wel een goed onderbouwde, duidelijke mening zijn. Ik beweeg mij voor KPN in alle sectoren van het bedrijfsleven en doe daar mijn kennis en ervaring op.’
Een van de doelen van het project Very large wireless sensor networks for well-being is het monitoren en managen van grote groepen mensen: ‘crowd control’
basaler en tegelijkertijd complexer dan je vooraf kunt bedenken. ‘We zijn natuurlijk met crowdmanagers gaan praten, en wat bleek? Een van de problemen waar zij tegenaan lopen is dat ze simpelweg niet weten hoeveel mensen er bij elkaar zijn. Tellen is een probleem. Dat is een van de eerste dingen waar we aan zijn gaan werken en dat is zo goed als opgelost. We gaan tellen op basis van het aantal smartphones dat op een locatie aanwezig is. Ook dat klinkt weer eenvoudiger dan het is. Professors Maarten van Steen (VU) and Maarten de Rijke (UvA) Het komt erop neer dat we berichten sturen en verzamelen uit het netwerk en daaruit een steekproef nemen. Op basis daarvan kunnen are in charge of projects under the COMMIT umbrella, the use-inspired fundamental ICT-research program which started we tot op 25% nauwkeurig zeggen hoeveel mensen ergens aanwezig zijn. Hier zie je dat vrij fundamenteel onderzoek een heel toegepast last year. Van Steen manages Very large wireless sensor networks for well-being and de Rijke is in charge of Information retrieval for resultaat kan hebben.’ ‘Je kunt meten en tellen, en vervolgens information services. Both of them work with large amounts of ook begrijpen en voorspellen als je grotere aantallen over langere data. Van Steen is researching crowd control, which needs periodes volgt’, vult De Rijke aan. ‘Als je een tijd volgt hoeveel mensen er bijvoorbeeld om 8 uur ’s ochtends op Utrecht Centraal research on the establishment of a comprehensive network of zijn en daar allerlei factoren bij betrekt – zoals het weer en de dag mobile devices and the collection, dissemination and van de week – kun je patronen ontdekken en voorspellende modellen processing of information in the network. De Rijke’s project maken. Je kunt simulaties maken maar veel beter nog bestaande, tries to discover structures in large amounts of data to ensure echte data gebruiken. De wereld is ons lab geworden.’ I/O better informed decisions in small things like personalized recommendations in a shop or big things like macroeconomic decisions. Within COMMIT both work together with many partners: universities, research organizations and companies. Van Steen and De Rijke agree on the fact that the dividing line between fundamental and applied research is getting more and more diffuse. ‘The world has become our lab’, says De Rijke. ‘Of course we are driven by scientific fascination’, Van Steen says, ‘but we can find enough real-world problems to feed our fundamental questions.’ Public Private Partnership is improving, they conclude. ‘The aim of COMMIT is to get partners out of their traditional patterns. It works’, says Van Steen. ‘Companies are more patient in getting results, scientists are less inclined to withdraw in their bastion.’ ‘We even got something called the ‘embedded scientist’’, De Rijke says, ‘a researcher who is parachuted into the company which owns interesting data.’
Meer informatie over beide projecten op http://www.commit-nl.nl/
Wat is het belang van andere sectoren voor KPN?
‘In 2011 ging mijn inaugurele rede voor de TU Delft over het beheersen van strategische innovatie in een onzekere telecomwereld. Het woord telecom kan nu worden vervangen door zorg of energie. Behalve onzekerheid zijn er meer overeenkomsten. In 2002 rolde KPN ADSL uit. Gingen die gekke gebruikers ineens allerlei data uploaden! Zo’n asymmetrisch gebruik van het netwerk had KPN niet verwacht. Dat uploaden gebeurt ook in andere sectoren: mensen wier huis meer energie opwekt dan ze gebruiken en die dit terugleveren aan het net. Patiënten die zo deskundig zijn in hun eigen ziektebeeld, dat ze die kennis online ter beschikking stellen aan anderen.’
U noemt uploaden in deze context een holon. Wat is dat?
‘Een holon is een zelfstandig onderdeel dat bestaat bij de gratie van een groter geheel. Het fenomeen “uploaden” in mijn voorbeelden is een conceptueel holon en het komt voor in alle sectoren. Maar in plaats dat sectoren samenwerken of naar elkaar kijken, vinden ze ieder opnieuw het wiel uit. Dat hoeft dus niet: er zijn genoeg overeenkomsten om elkaar te kunnen helpen.’
Hoe kunnen sectoren van elkaar leren? ‘Niet alleen Nederland loopt overal vast: in de financiële sector, milieu, veiligheid en energie. Er is een transitie gaande van centraal naar decentraal, van hiërarchie naar peer-to-peer, van tijdelijk naar duurzaam. De mogelijkheden zijn fantastisch! In de bouw werkt bijvoorbeeld een bureau met 140 man aan een bouwbibliotheek en communicatieplatform voor bouwers, architecten en aannemers. Ook de gebruiker neemt deel. De zorg kan de patiënt echt centraal zetten en hem lid maken van zijn eigen zorgteam. Het zijn allemaal dezelfde bewegingen.’
Hoe komt het bedrijfsleven ooit zo ver dat ze van elkaar gaan leren? ‘De vaste lasten van huis, zorg en energie zullen in 2017 voor het gemiddelde huishouden te hoog zijn. Wat gaan mensen dan doen? Bedrijven die niet snappen dat ze dienstbaar moeten zijn aan de markt, kotsen zichzelf uit. Bedrijven zijn er voor ons en zo niet, dan pakt de klant zelf de regie. Dankzij Youp van ’t Hek weten we hoeveel schade de publieke opinie kan toebrengen. Luisteren naar de klant is geen moreel doel meer, maar een manier om te (over)leven.
Bezuinigingen lossen niets op, die transities wel. In financiële transacties, in bouw projecten, medische verrichtingen et cetera: zet moderne technologie in, er zijn zoveel mooie dingen te doen.’
Waarom omarmen we die prachtige mogelijkheden niet? ‘Wij voeden op tot onverschilligheid. Sinds het pleicosteen zijn we in 1,8 miljoen jaar – via een agriculturele, industriële en technologische revolutie – niet verder gekomen dan ons richten op geld. Onverschilligheid is een van de grootste ondeugden van deze samenleving. Ketens richten zich op groei, groei en nog eens groei, fragmenteren omwille van efficiëntie tot de eindgebruiker ergens letterlijk aan het eind van de keten bungelt. Dat werkt niet meer. Grote geesten als Frans van de Waal en Juni Daalmans pleiten voor empathie en een eind aan de onverschilligheid. In dit bestaan draait het om zingeving, om Het Goede Leven. Het is tijd voor een heuse, nieuwe renaissance, een transsectorale renaissance.’ I/O Nico Bakens TEDxAmsterdam-presentatie is te zien op http://www.youtube.com/watch?v=EDZtJaefpZE
8
I/O ICT-onderzoek / december 2012
9
I/O ICT-onderzoek / december 2012
De uitvoering van de ICT Roadmap staat op het punt te beginnen. Boegbeeld Amandus Lundqvist en één van de twee trekkers, Arnold Smeulders, schetsen wat daarvoor nodig was. Ook vertellen ze over hun ervaringen en trekken ze conclusies uit de vele contacten in het afgelopen jaar. ICT is een doorslaggevende succesfactor geworden, bijvoorbeeld als reddingsboei voor de wetenschap die verdrinkt in steeds meer data. Door Leendert van der Ent
ICT Roadmap voor de topsectoren
Van enabler naar beslissende factor Het topsectorenbeleid staat op de rit. Bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid tekenden voor alle negen topsectoren afgelopen voorjaar een innovatiecontract met maatregelen, plannen, budgetten en afspraken. ‘Een inventarisatie van de topsectoren leert dat minimaal dertig procent van het onderzoek ICT betreft. Een sector als logistiek is één grote ICT-uitdaging. Daarom is de positie van ICT als dwarsverband door alle sectoren ideaal’, zegt SURF-voorzitter Amandus Lundqvist. Als boegbeeld voor het dwarsverband ICT werkte hij het afgelopen jaar nauw samen met Arnold Smeulders, bestuursvoorzitter van COMMIT, en met Peter Apers, trekker van het dwarsverband ICT, aan de ICT Roadmap. Lundqvist: ‘Afgelopen jaar hebben we vooral geluisterd. Onze inventarisatie is nu afgerond. De Roadmap omvat zowel innoveren mét ICT als ván ICT. Het gold lang als een enabler, maar inmiddels is ICT eerder een “game changer”. De gesprekken leverden vier thema’s voor de ICT Roadmap op.’ Dit verraste Smeulders: ‘Mensen gebruiken ICT, maar vragen zelden hoe het beter kan. Toch rolden er vier breed gedragen thema’s uit.’ (zie kader) De ICT Roadmap wijst ook op andere punten, bijvoorbeeld dat de ICT tot 2020 veertigduizend medewerkers tekort komt. ‘De digitale geletterdheid moet beter. ‘Innovatief vakmanschap’ moet daar op het MBO voor zorgen, maar op HBO en universiteit moet het ook beter’, aldus Lundqvist. Ook voor valorisatie zijn grotere digivaardigheden belangrijk, samen met verbetering van de ICT-infrastructuur ICT Roadmap in vier thema’s en het aanhaken van het MKB. Het eerste thema is ‘ICT you can rely on’, over ICT die het privacy. Dit speelt zowel bij het hacking-risico rond de
Vraaggeïnspireerd
koppeling van radarsystemen op een oorlogsschip als bij het
Goed nieuws is dat de vraaggeïnspireerde aanpak werkt. ‘Deze term dekt de lading beter dan vraaggestuurd’, licht Smeulders toe. ‘Vraaginspiratie duidt op het over en weer continu verbeteren van de vraag.’ Lundqvist: ‘Daarbij ontkrachten we graag het misverstand dat vraaginspiratie niet fundamenteel kan zijn.’ Smeulders: ‘Einstein kwam tot zijn relativiteitstheorie toen hij bij een patentbureau aan de vraag werkte hoe je treinklokken kunt synchroniseren, die door bochten kleine afwijkingen oplopen. De wiskundige Poincaré werkte als mijnbouwingenieur en baseerde de topologie op de vraag hoe je in een gangenstelsel zeker kunt weten of en hoe je eruit komt.’ Lundqvist: ‘Wetenschap moet ergens toe leiden. Zonder maatschappelijke inspiratie loopt wetenschap het risico zich te verliezen in details. Publiek-private samenwerking gaat over elkaar enthousiasmeren en inspireren.’ Een volgende versie van de ICT Roadmap kan meer inspiratie vanuit de wetenschap gebruiken om sectoren de ICT-mogelijkheden te schetsen. Smeulders: ‘Het is niet onredelijk dat de samenleving verwacht dat wetenschappers vertellen
Het tweede thema is ‘ICT systems for monitoring and control’. Dat zijn embedded systemen en netwerken van sensoren waarmee fabrikanten van high-techsystemen het verschil maken. Bij het derde thema ‘Connected society’ gaat het onder andere om standaardisatie, interoperabiliteit en de uitdagingen van de logistiek als ICT-project. Tot slot is er ‘Data, data, data’, ook wel Big Data: hoe ga je om met de steeds maar groeiende hoeveelheden data en hoe haal je daar efficiënt nuttige kennis uit?
‘Zonder maatschappelijke inspiratie bestaat het risico dat de wetenschap zich verliest in details’
wat ze met belastinggeld doen. De wetenschap heeft een goed verhaal, met een langetermijnperspectief, en de ervaring leert dat de belastingbetaler dat verhaal accepteert. Vertel het, en inspireer de luisteraar met praktijkvoordelen!’ Visualisatie kan helpen de (on)mogelijkheden te verduidelijken; zien is begrijpen. Daarom is visualisatie een nuttige tussenstap van veld naar applicatie. Een visuele verduidelijking kan bedrijven binnen de vraaggeïnspireerde aanpak verduidelijken hoe ze van ICT-onderzoek kunnen profiteren. Het aanhaken van het MKB kan verlopen via bestaande kanalen, zoals Syntens. Smeulders: ‘Wel is een gedifferentieerd beleid nodig. Grote bedrijven ICT-Raad koppelt problemen aan oplossingen Op 24 oktober 2012 vond de eerste vergadering van de ICTvolgen hun eigen koers, maar het high-tech MKB is de trouwste klant van Raad plaats. Deze raad bevat vooral vertegenwoordigers van kennisinstellingen. Low-tech MKB is daarentegen veel moeilijker te bereiken, bedrijven en daarnaast vertegenwoordigers van NWO, STW, daar moet je ICT-mogelijkheden begrijpelijk aanreiken.’ brancheorganisaties, het ministerie van EZ en het Topteam. Lundqvist: ‘Het is belangrijk al die belangen samen te hebben.’
Big Data
Smeulders: ‘Het betekent veel handen schudden, maar dat
In het ‘topteam’ van het dwarsverband ICT zit naast Lundqvist en Smeulders ook Peter Apers – en is er een vacature. Smeulders: ‘Er ligt veel werk. Dat kun je het best met een klein team oppakken.’ Lundqvist: ‘Het komt er nu op aan om projecten en consortia op te zetten.’ Voor 2013 is er voor zestig miljoen euro aan projecten voorzien, waarvan bedrijven een kwart in cash bijdragen. De jaren erna moet het bedrag oplopen tot negentig en honderd miljoen, los van bedrijfsinvesteringen ‘in kind’. Zo kan bijvoorbeeld een bedrijf als KPN, dat onderzoek aan TNO uitbesteedt, met dezelfde investering zijn onderzoekscapaciteit vergroten en daardoor bijvoorbeeld meer geld in fundamenteel onderzoek steken. Smeulders geeft aan dat de agrosector al lang zo werkt: ‘De sector brengt dertig miljoen per jaar voor onderzoek op en plukt daar letterlijk de vruchten van.’ Op het gebied van Security en Big Data lopen er al calls. Big Data is een Big Issue. De astronomie en medische beeldverwerking zijn extreem data-intensief geworden. Zo loopt het ene na het andere vakgebied tegen de grenzen van de ICT aan. Smeulders: ‘STW kreeg een aanvraag voor een astronomieproject waar 1 TB per nacht wordt gegenereerd. Ondanks een geavanceerde microscoop ben je dan eigenlijk blind. De kunst is om data intelligent te selecteren, zoals het menselijk brein dat doet. Dat proces begint nu pas. Het illustreert dat de maatschappelijke impact van ICT alleen maar toeneemt. ICT is geen enabler meer, maar maakt het verschil. Daarom biedt de ICT als dwarsverband een ‘golden opportunity’ voor de ICT en voor Nederland.’ I/O
dient een doel. Sommige partijen hebben de oplossingen voor problemen van anderen. De ICT-sector heeft daarom baat bij meer communicatie.’ De ICT-Raad ziet toe op de inhoud van de ICT Roadmap en op de jaarlijkse actualisatie daarvan.
altijd moet doen en over het spanningsveld van veiligheid en
omgaan met gegevens van miljoenen TomTom-gebruikers.
Amandus Lundvist (l) en Arnold Smeulders (r): ‘Het komt er nu op aan om projecten en consortia op te zetten’
The ICT Roadmap is a horizontal link through the nine Top Sectors in the Dutch innovation policy. It accounts for at least thirty per cent of the research. In this article, Amandus Lundqvist and Arnold Smeulders depict their activities for the ICT Roadmap and share their experiences from the many contacts they had during the past year. They conclude that ICT has changed from enabler into differentiator. ICT research can for instance throw a lifeline to sciences operating at the borders of ICT possibilities and may offer companies the competitive edge they need.
10 I/O ICT-onderzoek / december 2012
11
ICTDelta 2012 Big Data, Big Data, Big Data Het kwam terug in alle aspecten van ICTDelta op 24 oktober in het Rotterdamse World Trade Center: Big Data en de actuele opgave al die data terug te brengen tot zinvolle informatie. Patrick Dewilde had het erover in zijn keynote speech over de grote vragen voor de toekomst. Amandus Lundqvist roerde het aan in zijn bijdrage over de praktische invulling van de ICT Roadmap. De data-explosie was een van de thema’s van ICTDelta, ingevuld met vijf parallelsessies, en ook de drukbezochte stand- en demomarkt (waar meer dan 40 organisaties aan deelnamen) gonsde ervan. Hoe kunnen bijvoorbeeld onderzoekers van NIZO Food Research in 22 miljoen artikelen efficiënt de informatie vinden die ze nodig hebben? Hoe inspireert de werking van het menselijk brein de ICT bij het vormgeven van de benodigde intelligente selectie van informatie? Ongeveer de helft van de pitches die werden gehouden in een opblaasbare
witte tent, die was afgeladen met bezoekers, richtte zich op oplossingen voor Big Data, zoals die van de TU Delft, van de Universiteit Twente, van SURFnet en van MonetDB. Maar natuurlijk kwam er tijdens ICT Delta nog veel meer aan de orde. Zo was ‘veilig en betrouwbaar’ eveneens een hoofdstroom in het rijke informatie-aanbod, evenals de andere thema’s van de ICT Roadmap: monitoren & aansturen, standaardisatie & open data, groei door ICT en talent & maatschappij. De dag werd afgesloten met keynotes van Mário Campelargo over het Europese programma Horizon 2020 en van Damian Bradfield, een van de oprichters van WeTransfer, over creativiteit en ondernemerschap. I/O
I/O ICT-onderzoek / december 2012
ICT.OPEN 2012 The interface for Dutch ICT Research In het World Trade Center in Rotterdam vond op 22 en 23 oktober de tweede ICT.OPEN-conferentie plaats. ICT.OPEN is de grootste conferentie over ICT- en informatica-onderzoek in Nederland en de opvolger van de conferenties SIREN//NL en STW.ICT. Van programmeren tot algoritmen, van elektronische circuits tot veiligheid en privacy – het kwam allemaal aan de orde. Zo vertelde professor Catholijn Jonker van de Interactive Intelligence Group van de TU Delft over de manieren waarop een team van mensen en robots optimaal kan samenwerken. Wat moeten robots van elkaar weten om optimaal te kunnen samenwerken in een team? Professor Frank van Harmelen van de Knowledge Representation and Reasoning Group van de VU provoceerde het aanwezige publiek met zijn stelling dat informatica weliswaar een natuurwetenschap is, maar zich nog in het stadium van alchemie bevindt, net zoals
de natuurkunde een paar eeuwen geleden. Kunnen we informatie als een natuurfenomeen opvatten? En als de informatica een natuurwetenschap is, wat zijn dan haar natuurwetten? De postersessies in de grote hal boden volop gelegenheid tot het uitwisselen van gedachten. Met elektronische badges volgden onderzoekers van de VU zelfs hoe de conferentiegangers zich gedurende de conferentie bewogen in de hoop daaruit te kunnen opmaken hoeveel interactie er daadwerkelijk plaatsvond. En zo werden informatici het studieobject van hun eigen vak, een onderwerp dat perfect aansloot bij de openingslezing van Dame Wendy Hall over Web Science en sociale machines (zie het interview met haar op de volgende pagina’s). I/O
12 I/O ICT-onderzoek / december 2012
13 I/O ICT-onderzoek / december 2012
The Internet has evolved from a read-only Web, via a read / write Web to a social Web in which humans are becoming part of the machine. Dame Wendy Hall, Professor of Computer Science at the University of Southampton, has always been at the forefront of the science that has led to social machines. By Bennie Mols
Creating social machines for the greater good Dame Wendy Hall is an atypical computer scientist. She doesn’t like programming. She doesn’t like geek speak. She likes dealing with people. ‘I am a people person, whereas an awful lot of computer scientists don’t like dealing with people,’ she says after having delivered her lecture ‘Web Science: The Theory and Practice of Social Machines’ at ICT.OPEN 2012 in Rotterdam last October. Web science is a perfect example of the unique interplay between the scientific and the engineering components of computer science: an interplay between fundamental scientific developments and the practical tool created by computer scientists: the Web. And the social machine is to web scientists what the telescope is to astronomers. ‘Social machines collectively use the power of the human brain, together with the power of machines, for the greater good,’ says Hall, adding, ‘although of course there will also be a greater bad.’ As Hall sees it, the main question that social machines can help us answer is how certain phenomena emerge on the Web. ‘A well-known example involves Twitter, a social machine that we use a lot in our scientific research in Southampton. Who influences whom on Twitter? Who are the creative thinkers? Who are the followers? Who amplifies messages? These are interesting questions to answer. Let me give another example of what a social machine can do in the medical domain. In a small country, only a few people might suffer from some rare disease. But on a global scale that can add up to a significant number of people. A social machine can help patients and their families share their knowledge and experiences.’
‘I am a people person, whereas an awful lot of computer scientists don’t like dealing with people’
Hall: ‘Astronomers are already sharing data gathered from different places around the world to create more powerful telescopes. Ideally there should be Web observatories all over the world, including the one we are building at Southampton, coordinated through the Web Science Trust, which is hosted at Southampton.’ In considering the potential of social machines, we have to remember, Hall says, that we are still in the very early days. ‘We are explorers in new terrain. It’s like with the computer in the 1940s. People still had to discover what computers are and what computer science is. More social machines fail than succeed. But looking at the failures is as important as looking at the successes. Actually, the Web itself is only so young and therefore still fragile. Governments and companies often don’t understand the digital ecosystem. Companies are afraid to be open and some even try to challenge the principle of net neutrality. Sometimes I feel that just as we could destroy the physical ecosystem on the planet, we could also destroy the digital ecosystem.’ In Hall’s view, humans are an essential part of the social machine: ‘Social machines are not Turing machines anymore. The social machine can be seen as Turing machines in combination with the unpredictable ‘us’. The Web is a sociotechnical system. Social machines are redefining what machines are. They are changing us. But how? The jury is still out. We need data, lots of data. The medical world could profit a lot from health data. We need to get health data out, whilst still ensuring privacy.’ Keeping a close eye on both the element of privacy and the terms under which data can be used is an important issue when it comes to collecting data. Another important issue is that many companies are reluctant to share the data they ‘own’. ‘But in the end,’ says Hall, ‘it’s all about return on investment. If the return is higher than the investment, then it’s worth sharing data.’
The social machine is to web scientists what the telescope is to astronomers
Role model
Wendy Hall was born in London in 1952. She received a bachelor’s degree and a PhD in mathematics from the University of Southampton. In 1984 she became a computer science lecturer at the same university. She did pioneering research in the field of multimedia and was the co-inventor of the Microcosm hypermedia system, a predecessor of the World Wide Web that ran on a closed network of computers. In 1994 she was appointed Professor of Computer Science at the University of Southampton. In 2006 she co-founded the Web Science Research Initiative (together with, among others, Tim Berners-Lee, the inventor of the World Wide Web). From 2008 to 2010 she was President of the ACM (Association for Computing Machinery). In 2009 she was awarded the title Dame Commander of the British Empire and she was elected as a Fellow of the Royal Society. From 2008 – 2011 she was a
Explorers
guest professor at Tsinghua University in Beijing. Wendy Hall
With the members of her research group at the University of Southampton, Hall is working to characterise and classify social machines, but also to build social machines of their own. She aims to develop a Web observatory where people all over the world can share the data they are gathering about the Web.
is married and has no children.
Now 60, Hall flies all over the world to give talks about Web Science and the potential of social machines. ‘I feel privileged that I am ending my scientific career on a real high. All that I have done before is coming together in what I am doing now.’ In 2012, Computer Weekly ranked her second among the ‘most influential women in UK IT’. Hall is seen as a role model for women in science. ‘I have accepted that role, although I have never had kids. I’ve never had to combine family with work and in that sense I am not a role model.’ Throughout her career, Hall has tried to involve more women in computer science. But sometimes she gets tired of the gender issue. ‘Then I think: this is just the way it is. Yes, we do need more women in programming, in building computer architectures, in senior positions, but the pipeline is so empty. Unfortunately it’s almost as if we have lost the battle in computer science. We have created this culture that women just don’t enjoy. On the other hand, women do enjoy talking about the social implications of computer science. My research group counts far more women than the average research group in computer science. That’s because our research is close to the social sciences and the humanities where there are more women than men. I have no problem involving more women in web science and that makes me happy.’ Although Hall likes to study and construct social machines, she is a late adopter herself. ‘I use Twitter, but only since 2009. I enjoy Twitter because it’s a good way to communicate with a large number of people. But I don’t use Facebook. I just don’t want to take the time for it. For me, computer science has always been about how people use computers. I have never been interested in writing programs or compilers. Honestly speaking, computers really annoy me. If I ever have problems with my computer or with the network, I give them to the technical support team to fix.’ I/O
14 I/O ICT-onderzoek / december 2012
15 I/O ICT-onderzoek / december 2012
De Nederlandse creatieve industrie streeft naar de Europese koppositie in 2020. ICT is voor deze sector cruciaal en kan doorslaggevend zijn om Nederland tot Europese creatieve hotspot te maken. Vooral het benutten van mogelijkheden voor cross-over biedt kansen om de ambitie te verzilveren, betogen prof.dr. Valerie Frissen en Freek van ’t Ooster van IMMovator. Door Leendert van der Ent
Topsector Creatieve industrie: blakend van ambitie, vol van ICT
Naast deze vijf netwerken zijn er twee overkoepelende netwerken die zich richten op erfgoed en business innovation. Zo is de ICT-ontsluiting van grote archieven een van de grote innovatiethema’s voor het netwerk Cultureel Erfgoed. Het tweede netwerk, CI Next, handelt bijvoorbeeld om onderzoek naar vernieuwende businessmodellen, anders denken over auteursrecht en de effectiviteit van bedrijfsecosystemen. Elk van deze zeven gebieden kent een eigen innovatienetwerk en een eigen kennis- en innovatie-agenda. Ze delen de behoefte aan hechtere samenwerking met kennisinstellingen en overheden, maar ook onderling. Eerste stap in die richting is CLICKNL, dat de netwerken met elkaar verbindt om de creatieve industrie te versterken en internationaal nog sterker op de kaart te zetten. Frissen: ‘Eén van de taken van CLICKNL is beschikbare kennis breder toepasbaar maken. Het intensiveren van de samenwerking tussen de kenniswereld en het creatieve bedrijfsleven zal de omzet ten goede komen. Universiteiten doen wel relevant onderzoek voor de creatieve industrie, maar herkennen die te weinig als doelgroep. Zij moeten een natuurlijke reflex krijgen om aan elkaar te denken.’
Cross-over
Freek van ’t Ooster: ‘Het ontwerpen en sturen van het gewenste gedrag van eindgebruikers biedt grote onontgonnen mogelijkheden in andere sectoren’ (Foto iMMovator)
De innovatie-agenda van de topsector Creatieve industrie uit december 2011 ziet onderzoek als de sleutel om het innovatieve vermogen te versterken. Dat is nodig om de ambities te realiseren. Valerie Frissen, directeur van
Amsterdam moet in 2020 de creatieve hotspot van Europa zijn Topsectorenbeleid Het kabinet wil topsectoren waarin Nederland wereldwijd uitblinkt verder versterken. Om dat te bereiken gaan overheid, bedrijfsleven, universiteiten en onderzoekscentra samen werken
Valerie Frissen: ‘Het onderzoek en de creatieve industrie moeten een natuurlijke reflex krijgen om aan elkaar te denken’ (Foto CLICKNL)
CLICKNL, het netwerk van de netwerken in de creatieve industrie: ‘Het doel is ambitieus, maar haalbaar. We zijn de snelstgroeiende topsector en worden steeds belangrijker voor de werkgelegenheid. Nu al is Nederland nummer drie in Europa, na Zwitserland en Malta. Er is veel toekomst potentieel, zeker als we de vele mogelijkheden benutten om waarde voor andere sectoren te creëren.’ Freek van ’t Ooster van het Hilversumse bedrijf IMMOVator en trekker van de deelsector Media & ICT: ‘Media is al Europees koploper in dienstenontwikkeling en vernieuwende multimediale formats zoals ‘The Voice’. Nederland is met zijn kleine thuismarkt, open cultuur en goede breedbandinfrastructuur een prachtig testland voor nieuwe diensten.’
aan kennis en innovatie. Er zijn negen topsectoren: tuinbouw en uitgangsmaterialen, water, agrofood, life sciences, chemie,
Kleinbedrijf dominant
hightech systemen en materialen, energie, logistiek en creatieve
Onder de topsector Creatieve industrie vallen uiteenlopende deelsectoren en netwerken waarin midden- en vooral kleinbedrijf met creatieve diensten hun brood verdienen. Het gaat om Media & ICT (Hilversum als trekker), Design (Eindhoven), Architectuur & Gebouwde Omgeving (Rotterdam), Gaming (Utrecht) en Fashion (Arnhem). Amsterdam is de creatieve hotspot van Nederland waar alle deelsectoren sterk vertegenwoordigd zijn.
industrie. ICT is een onderwerp dat meerdere topsectoren aangaat. De ICT Roadmap voor de topsectoren vormt de basis om de komende jaren de mogelijkheden van ICT nog beter te benutten door publiek-private samenwerking. In deze serie bezoekt I/O Magazine de topsectoren en vraagt naar hun plannen. Meer informatie over de ICT Roadmap: www.ictonderzoek.net
Media & ICT en Gaming staan vrijwel volledig in het teken van diensteninnovatie met behulp van ICT. Frissen: ‘Bijna elke deelagenda noemt ICT-vraagstukken. Neem Fashion met zijn trend naar webshops die de modeketen transformeren, Architectuur met smart cities en Design met veel aandacht voor de vormgeving van user interfaces.’ Van ’t Ooster: ‘De creatieve industrie bouwt diensten op de ICT-infrastructuur en met ICT-middelen, waaronder sociale media. Om die diensten effectief te exploiteren hebben bedrijven groot belang bij ontwikkelingen op het gebied van internet, mobiel, devices, cyber security, microbetalingen, identiteit en authenticatie.’ Bovendien kent de creatieve industrie veel mogelijkheden voor cross-overs naar (top) sectoren als zorg, energie, toerisme en logistiek – vaak nauw verweven met ICT. ‘De centrale noemer van de creatieve sector is het ontwerpen en sturen van het gewenste gedrag van eindgebruikers, wat allerlei mogelijkheden biedt in andere sectoren. Met centrale innovatiethema’s als Smart & Social Media, Big Data en Interactive Worlds helpen we niet alleen de eigen sector verder, maar kunnen we ook op bredere schaal cross-overs realiseren.’
‘Het gaat niet alleen om anders vormgeven, maar om echt anders denken’ The Dutch creative industry strives for a leading position in Europe in 2020. The top sector creative industry unites media and ICT, design, architecture, fashion, gaming, cultural heritage and business innovation. ICT is crucial to this sector – and thus for taking the European lead. Most promising are the ICT-driven opportunities for cross-overs to other sector such as healthcare, energy, tourism and logistics – to name but a few.
Chirurgische vlieguren Een geslaagd voorbeeld daarvan is serious gaming, waarin Nederland een vooraanstaande positie inneemt. Frissen: ‘Die deelsector kan een bijdrage leveren aan onderwijs, zorg en allerlei grote maatschappelijke uitdagingen. Er is bijvoorbeeld een serious game van Grendel Games op basis van Wii-technologie om de vaardigheden van chirurgen te trainen. Alle relevante bewegingen en lichaamskarakteristieken tijdens een laparoscopie-operatie werden nauwkeurig geanalyseerd en komen terug in het spel, zonder dat er een echte operatie op een virtueel lichaam wordt gesimuleerd. Het is puur entertainment, met achtervolgingen zoals we die ook in een gewone game zien.’ Dat bespaart kosten en biedt beginnende chirurgen een aantrekkelijke en effectieve manier om chirurgische vlieguren te maken. Frissen: ‘De meerwaarde zit erin dat het niet alleen gaat om anders vormgeven, maar om echt anders denken. Op heel veel terreinen liggen hiervoor nog mogelijkheden braak.’ Op het gebied van energie hebben energiebedrijven het bijvoorbeeld moeilijk om eindgebruikers in hun eigen taal te vertellen over ontwikkelingen als smart grids, laat staan om die breed geaccepteerd en toegepast te krijgen. De creatieve industrie kan zo’n boodschap bij uitstek overbrengen in communicatie, in media, maar ook in fysiek ontwerp van apparaten en strategisch design van diensten. ‘Een mooi voorbeeld is een brandstofbesparingsinitiatief van vrachtwagenfabrikant Scania. Een bestaande tool gericht op zuinig rijden sloeg niet aan, maar via een game waarin de trots van de chauffeur en beloning van die trots centraal stonden, maakten Zeeno, Logica en Scania er een groot succes van’, aldus Van ’t Ooster.
Vinden en aanvullen De aansluiting van universiteiten en kennisinstellingen op het kleinbedrijf is geen eenvoudige opgave. Van ’t Ooster: ‘De chirurgische game is overduidelijk vernieuwend. Maar binnen de topsectoren gelden zulke kortcyclische, praktijk- en projectgedreven projecten niet als ‘innovatie’. Andersom gaat de sector zelf op ICT-gebied uit van wat er nu al kan. Bedrijven passen geavanceerde kennis toe, bijvoorbeeld in algoritmen voor geïndividualiseerde massacommunicatie rond de content op nieuwssites. Maar ze vragen niet naar fundamentele vernieuwingen, omdat ze denken die macht als MKB’ers niet te hebben. De ervaring leert dat deze vernieuwingen vaak op wereldwijde schaal hun intrede doen (Google, Facebook, Apple). De echte ‘gamechangers’ komen vaak uit onverwachte hoeken en op onverwachte momenten. Maar niets weerhoudt ons ervan zelf gamechangers te ontwikkelen.’ Het verbinden van de kenniswereld met de creatieve industrie kan dat verbeteren. Frissen: ‘De mogelijkheden liggen overal; een ICT-onderzoeker kan zijn eigen belangstelling volgen om op interessante verbindingsmogelijkheden te stuiten, maar het is natuurlijk nog veel mooier om dat samen met partijen te doen die direct belang hebben bij de uitkomsten van het onderzoek.’ Een eerste call for proposals in juni 2012 was zes keer overtekend. De betrokken partijen denken na over mogelijke vervolgcalls. I/O
16 I/O ICT-onderzoek / december 2012
17 I/O ICT-onderzoek / december 2012
UvA-informaticus Cees Snoek heeft de Nederlandse Prijs voor ICT-onderzoek 2012 gewonnen. Hij ontving de prijs voor zijn onderzoek naar zoekmachines die op trefwoorden in videomateriaal zoeken.
brein visuele informatie begrijpt. Snoek: ‘Kort gezegd maakt het model een zo compact mogelijke beschrijving van de nabije omgeving van elk pixel. Hoe verandert in de omliggende pixels het contrast, de textuur en de beweging? Die beschrijving filtert alle toevalligheden eruit, zoals de opnamehoek of de schaduw. Zo ontwikkelde Lowe een algoritme dat alle mogelijke concepten aan kan. In het werk van Lowe zat nog geen kleurinformatie. Dat hebben wij er aan toegevoegd en die uitbreiding gebruikt nu ook de hele wereld in ons vakgebied. Een tweede belangrijke bijdrage aan de geboekte vooruitgang was het beschikbaar komen van heel veel beelddata en het vermogen van algoritmen om steeds beter te leren van al die voorbeelden.’ Snoek is de onderzoeksleider van de MediaMill Semantic Video Search Engine, een videozoekmachine van de UvA die jaarlijks hoge ogen gooit in een internationale wedstrijd voor videozoekmachines, georganiseerd door het Amerikaanse National Institute of Standards and Technology (NIST). In 2008, 2009 en 2010 won de UvA-zoekmachine de wedstrijd. ‘Dat laat zien dat ons onderzoek op wereldniveau zit,’ zegt Snoek, ‘en dat heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat ik nu de Nederlandse prijs voor ICT-onderzoek heb gewonnen.’
Door Bennie Mols
Het verhaal achter het beeld Snoek probeert niet alleen de huidige versie van de MediaMill Semantic Video Search Engine beter, sneller en robuuster te maken, hij wil ook nieuwe wegen inslaan. Een van die wegen moet het handmatig labelen van beelden automatiseren. Om bijvoorbeeld boten te herkennen geven de onderzoekers de computer een trainingset met een heleboel voorbeelden van boten, waaraan ze nu nog zelf het label ‘boot’ hebben gehangen. Snoek: ‘Dat handwerk wil ik vervangen door het verzamelen van gelabelde beelden van het internet. Dan loop je in eerste instantie tegen het probleem op dat veel labels helemaal niet hoeven te kloppen met het beeld. Een foto van een boot kan bijvoorbeeld het label ‘vakantie’ dragen. Maar we hebben inmiddels een algoritme ontwikkeld dat dit probleem op een effectieve manier oplost.’ Een tweede nieuwe weg die Snoek wil in slaan, is het interpreteren van een beeld in een gehele zin in plaats van alleen in een enkel concept, zoals nu nog gebeurt. ‘Neem een beeld waarop een vrouw en een fiets te zien zijn. De computer zou dan moeten herkennen of de vrouw langs de fiets loopt, of op de fiets rijdt, of misschien wel de fiets aan het stelen is. De computer moet dan niet alleen met zelfstandige naamwoorden op de proppen komen, maar ook met werkwoorden en voorzetsels. Het ultieme doel is dat een computer de beeldscène omschrijft in een verhaal, zoals mensen dat ook kunnen.’
Videozoekmachine wordt volwassen Een steeds groter deel van de gedigitaliseerde informatie bestaat uit beeld: van vakantiefoto’s op Facebook, homevideo’s op YouTube tot professionele filmreportages in beeldarchieven. Wat zou het handig zijn als we in die beelden net zo goed en snel zouden kunnen zoeken als zoekmachines kunnen in tekst. Zoek je filmbeelden van wielrenners die voor de camera ontkennen dat ze ooit doping hebben gebruikt, dan zou je de bijbehorende filmfragmenten met slechts een paar trefwoorden willen vinden: bijvoorbeeld ‘wielrenners’, ‘doping’ en ‘ontkenning’ of liever nog met een grammaticaal correcte opdracht als ‘Geef me alle filmfragmenten van wielrenners die voor de camera ontkennen dat ze ooit doping hebben gebruikt’. Dat lijkt veel eenvoudiger dan het is. In werkelijkheid is automatische beelddetectie een van de grootste uitdagingen in de informatica. Neem bijvoorbeeld het filmbeeld van een man die een overval pleegt op een slijterij. Het herkennen van individuele voorwerpen Cees Snoek (1978) studeerde Business Information Systems zoals ‘man’, ‘fles’ en ‘toonbank’ lukt een computer al vrij aardig, maar het aan de UvA en promoveerde er in de informatica (2005). begrijpen en onder woorden brengen van de relatie tussen alle individuele voorwerpen in een samengesteld beeld – in dit geval: ‘een man pleegt een overval Momenteel is hij universitair docent bij het Instituut voor op een slijterij’ – is voorlopig nog een brug te ver. Toch is er in de afgelopen Informatica van de UvA en hoofd R&D van het spin-offbedrijf Euvision Technologies. Snoek is gespecialiseerd in automatische tien jaar veel vooruitgang geboekt. En daaraan heeft informaticus Cees Snoek zoektechnieken voor video. Hij is de onderzoeksleider van de van de UvA een stevige bijdrage geleverd. MediaMill Semantic Video Search Engine, een videozoek-
Beeld en Geluid De beeldzoektechnieken die Snoek met zijn collega’s ontwikkelen, worden sinds kort ook in de praktijk toegepast. Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum gebruikt de technieken om meer dan 750.000 uur aan videomateriaal doorzoekbaar te maken. En het Nederlands Forensisch Instituut is geïnteresseerd in het toepassen van de techniek om bijvoorbeeld grote hoeveelheden in beslag genomen videomateriaal te filteren op de aanwezigheid van kinderporno. Het prijzengeld van EUR 50.000 dat verbonden is aan het winnen van de Nederlandse Prijs voor ICT-onderzoek is voor Snoek een welkome steun in de rug. ‘Een deel ervan wil ik gebruiken om buitenlandse onderzoekers van naam en faam naar Nederland te halen voor het geven van lezingen. Met een ander deel wil ik mijn promovendi ondersteunen bij de aanschaf van bijvoorbeeld een nieuwe computer of andere hardware. Verder wil ik ook een deel van het geld besteden om een samenwerking met China op te zetten. Een voormalige student van mij is nu universitair docent in Peking en dat contact kan ik gebruiken om de samenwerking met China uit te breiden.’ I/O
‘De computer moet herkennen of iemand langs een fiets loopt, op de fiets rijdt of misschien wel de fiets aan het stelen is’ Video and image retrieval
Computer scientist Cees Snoek, assistant professor at the University of Amsterdam, is the winner of the Dutch Prize for ICT-research 2012. On October 30 he received the prize, worth EUR 50.000, for his research on video and image retrieval. Snoek is the lead researcher of the award winning MediaMill
machine die driemaal als ’s werelds beste uit de bus kwam.
Doorbraak in beeldzoeken
Semantic Video Search Engine, which has won three times
In de afgelopen jaren won Snoek diverse onderzoeksbeurzen:
‘Tot eind jaren negentig probeerden wetenschappers computers beelden te laten begrijpen door modellen van voorwerpen te bouwen’, zegt Snoek. ‘Zo’n model vertelt de computer bijvoorbeeld dat een stoel vier poten heeft en dat een zeilboot een grote romp en een zeil heeft en omringd wordt door blauw water. Voor elk voorwerp had de computer een apart algoritme nodig. Dat heeft niet tot de gehoopte doorbraak in videozoeken geleid.’ Die doorbraak kwam pas met een model dat de Amerikaan David Lowe in 1999 ontwikkelde. Dit model is geïnspireerd op de manier waarop het menselijk
an international top competition. The Dutch Prize for
een NWO Veni-beurs in 2008, een Fulbright Junior Scholarship in 2010 en een NWO Vidi-beurs in 2012. Op 30 oktober 2012 ontving hij de Nederlandse Prijs voor ICT-onderzoek (voor onderzoekers onder de veertig jaar). Het prijzengeld van EUR 50.000 mag hij vrij besteden aan ICT-onderzoek. De prijs is ingesteld door het ICT-onderzoek Platform Nederland (IPN) en NWO Exacte Wetenschappen, met steun van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (KHMW).
Meer informatie op www.ceessnoek.info
ICT-research is an initiative of the ICT-research Platform Netherlands (IPN) and NWO Exacte Wetenschappen, supported by the Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (KHMW). The prize is meant for a computer scientist under 40, who has achieved a breakthrough in the field of information and communication technologies.
De poster van de ICT-prijs (verkrijgbaar in Nederlands of Engels) is aan te vragen via
[email protected]
18 I/O ICT-onderzoek / december 2012
19 I/O ICT-onderzoek / december 2012
Waarom is er een programmeertaal voor hardware nodig?
Zie je mogelijkheden voor gebruik van CλaSH in de industrie?
‘Voor het ontwerpen van digitale hardware gebruikt iedereen in Europa VHDL. Die taal is oorspronkelijk bedoeld om de formele specificaties voor een chip op te stellen en om deze chip te simuleren. Later kwam erbij dat je op basis van de VHDL-specificaties automatisch het schema kunt genereren waarmee chipleveranciers aan de gang gaan. Maar VHDL stamt uit 1987, toen chipdesigns veel kleiner waren dan nu, en is gebaseerd op de abstractiemechanismen van die tijd. Daarnaast kan de huidige tooling voor chipdesign niet met alle VHDLbeschrijvingen overweg. Jan Kuper van de vakgroep Computer Architecture for Embedded Systems (UT) heeft daarom een nieuwe functionele programmeertaal voor hardware ontwikkeld, CλaSH (spreek uit als ‘clash’). Daarmee kun je, net als in de softwarewereld, hardware generiek ontwerpen, zodat je sneller kunt reageren op veranderingen in de requirements.’
‘Omdat CλaSH nogal afwijkt van VHDL ben ik bang dat het vrij lastig te verkopen is. Dat zou immers grote omscholingtrajecten tot gevolg hebben. Ik zou het liefst als postdoc verder willen werken aan goede tooling en er in eerste instantie zelf hardware mee ontwerpen. Zo kun je aantonen dat dat met CλaSH veel sneller gaat. Tegelijkertijd wil ik de mogelijkheden onderzoeken om een eigen bedrijf te starten dat met behulp CλaSH hardware ontwikkelt. Maar het zou ook kunnen dat ik op zoek ga naar een positie bij een industriële partner die interesse heeft in CλaSH. Ik wil er in elk geval mee verder.’
Hoe ben je in dit onderwerp geïnteresseerd geraakt? ‘Tijdens mijn Masterstudie heb ik samen met een andere student de eerste compiler voor CλaSH gebouwd. Maar die was nog beperkt tot een subset van de specificaties. Tijdens mijn promotietraject wil ik de compiler uitbreiden zodat deze alle taalconstructen kan omzetten. Bovendien wil ik formeel bewijzen dat alle redeneringen kloppen en dat de compiler zijn werk binnen een bepaalde tijd klaar kan hebben. Aan het eind lever ik een compleet werkende compiler op met de daarbij horende documentatie. Er werken nu al Masterstudenten mee.’
Was je verrast dat je de ICT.OPEN Poster Award won? ‘Het was de derde keer dat ik de conferentie bijwoonde en een poster instuurde. Ik was erg verrast dat ik deze keer de prijs won. Blijkbaar heb ik mijn onderzoeksdoelen duidelijk kunnen weergeven en ook wat je aan dit onderzoek hebt. Wat me opviel was dat mijn poster van de drie geselecteerde de minste hoeveelheid tekst bevatte. Ik vind het belangrijk dat een poster er leuk uitziet, structuur heeft en ik probeer altijd plaatjes te gebruiken. Dat kan ook in de achtergrond. Van het prijzengeld, EUR 350, ga ik in ieder geval taart kopen voor de vakgroep. En met de feestdagen in aantocht zal het niet moeilijk zijn om voor de rest een goede bestemming te vinden.’
Wat waren de reacties op je poster tijdens ICT.OPEN? ‘De meeste collega-onderzoekers vinden het een leuk concept, een functionele programmeertaal voor hardware. Echt lastige vragen heb ik niet gekregen; in de academische wereld zijn ze wel overtuigd van het nut van functionele programmeertalen. Mensen met een achtergrond in software zijn vooral geïnteresseerd in het verschil tussen CλaSH en bestaande talen, zoals Haskell. Dat is overigens de programmeertaal waarop CλaSH is gebaseerd en waarmee ik de compiler heb geprogrammeerd. Haskell bevat veel goede ideeën voor abstractiemechanismen.’ I/O Meer informatie op http://clash.ewi.utwente.nl/ClaSH
Nieuw subsidiebeleid NWO-EW per 2013
ICT-onderzoekers krijgen bij NWO te maken met nieuwe vormen van ICT-onderzoekers krijgen bij NWO te maken met nieuwe vormen van financiering. Het geeft hen meer flexibiliteit en ruimte voor initiatief. financiering. Het geeft hen meer flexibiliteit en ruimte voor initiatief. Exacte wetenschappers, waaronder informatici, kunnen vanaf 2013 bij NWO-EW gebruikmaken van de volgende subsidievormen: Persoonsgericht: – De bestaande Vernieuwingsimpuls; – TOP-subsidies voor innovatieve onderzoekslijnen door individuen en groepen met een bewezen track record, én voor individuele, jonge onderzoekers. Samenwerkingsprogramma’s: – Programma’s gericht op de topsectoren, met participatie van de industrie; – Onderzoek buiten de topsectoren: bestaande en nieuwe (interdisciplinaire) samenwerkingsprogramma’s. Dit nieuwe beleid creëert nieuwe kansen voor vrij onderzoek, terwijl NWO-EW ook optimaal bijdraagt aan het topsectorenbeleid. terwijl NWO-EW ook optimaal bijdraagt aan het topsectorenbeleid. IPN adviseerde bij de ontwikkeling ervan. ‘EW heeft een goede balans weten te vinden waarin wij genoeg mogelijkheden zien voor ICT-onderzoekers’, aldus IPN-voorzitter Arnold Smeulders. Voor elke nieuwe subsidievorm komt begin 2013 uitgebreidere informatie beschikbaar. Meer informatie: informatie beschikbaar. Meer informatie: www.nwo.nl/ew.
CWI’er Floor Sietsma jongste promovendus ooit in Nederland
Floor Sietsma, onderzoeker bij CWI, is donderdag 13 december 2012 Floor Sietsma, onderzoeker bij CWI, is donderdag 13 december 2012 de jongste doctor in de Nederlandse academische geschiedenis geworden. De onlangs door lezers van het tijdschrift Quest uitgeroepen ‘Nerd van het Jaar’ is 20 jaar oud als ze haar proefschrift ‘Logics of Communication and Knowledge’ verdedigt aan de UvA. Haar promotieonderzoek gaat over kennisoverdracht in communiHaar promotieonderzoek gaat over kennisoverdracht in communicatie en maakt gebruik van epistemische logica, ofwel logica van kennis. Sietsma past dit onder andere toe in het reconstrueren van de gezamenlijke kennis in complexe e-mailconversaties met zichtbare (cc) en verborgen (bcc) ontvangers. Ook ontwikkelt Sietsma in haar proefschrift een complete logica van manipulatieve communicatie, zoals tijdens een spelletje blufpoker waarin deelnemers met wederzijds goedvinden liegen en bedriegen. Begin 2010 begon Sietsma op 17-jarige leeftijd haar promotieonderzoek. Ze had toen al een bachelor informatica en een master logica op zak en was als 12-jarige de jongste student ooit aan een Nederlandse universiteit. Voor haar onderzoek op het CWI kreeg ze vanwege haar bijzondere talenten een speciale, persoonlijke beurs van NWO-EW. Nu, na 2,5 jaar in plaats van de gebruikelijke vier jaar, heeft Sietsma al genoeg materiaal om te kunnen promoveren. (www.cwi.nl/~sietsma).
MEERVOUD voor dr. Tanya Ignatenko Dr. Tanya Ignatenko (Signal Processing Systems, TU/e) heeft een subsidie uit het NWO-programma MEERVOUD van NWO-EW in de wacht gesleept. Zij heeft nu de garantie dat zij bij positieve afronding van haar project doorstroomt naar een (andere) wetenschappelijke positie binnen de universiteit en voor minimaal 0,8 fte wordt opgenomen in de vaste formatie. Het programma MEERVOUD (MEER Vrouwelijke Onderzoekers als UD) is bedoeld om de doorstroom van getalenteerde vrouwelijke postdocs naar hogere wetenschappelijke posities te bevorderen. Ignatenko’s onderzoek richt zich op het ontwerpen van een nieuw, betrouwbaar biometrisch systeem dat op een veilige manier kan authenticeren én identificeren. Meer informatie op www.nwo.nl/ew.
Column
Programmeren van hardware met CλaSH
Uitgelicht
Christiaan Baaij (27) won in oktober tijdens ICT.OPEN de Poster Award voor zijn poster, getiteld ‘An Alternative to Composing Functions with State in CλaSH’. Hij hoopt eind 2013 te promoveren op zijn onderzoek naar een functionele programmeertaal voor hardwareontwikkeling. Door Daphne Riksen
Research Emission Rights Revisited Peer Review blijft de achilleshiel van het wetenschapsbedrijf. Zijn er betere alternatieven op komst?
In een eerdere column (augustus 2009) heb ik al eens mijn zorgen over het publicatiecircuit uitgesproken. De druk tot publiceren neemt alleen maar toe en goede reviewers zijn moeilijk te vinden. Ik schreef toen: ‘Geen wonder dat de boterberg uit de jaren ’70 inmiddels is vervangen door een publicatieberg waar we geen raad mee weten.’ Mijn voorstel was om publiceren als economisch spel te organiseren en emissierechten (Research Emission Rights, RER) voor publicaties in te voeren. Volgens het principe dat de vervuiler betaalt (nee, natuurlijk niet uw mooie artikel, maar al die andere onvoldragen stukjes) stelde ik voor om auteurs te laten betalen wanneer ze een artikel voor review indienen en reviewers te belonen voor elk review dat ze schrijven. Uit een recente blog blijkt dat inmiddels in de biomedische wetenschappen met een dergelijk systeem wordt geëxperimenteerd. De regels zijn eenvoudig: indienen van een manuscript voor review levert een schuld van -2 reviews op die gelijkelijk over de auteurs wordt verdeeld. Het schrijven van een review verhoogt de balans van de reviewer met +1. Indienen van een manuscript kan alleen bij een positieve balans. Tot zover lijkt dit voorstel erg op de RER’s uit mijn column en beoogt het een balans tussen aantallen publicaties en reviews. Een interessante toevoeging – geïnspireerd op ‘likes’ op Facebook en stemmechanismen in gemeenschappen als StackOverflow en Reddit – is de Peerage Essay Quality Score (PEQ-score) waarmee goede reviews beloond worden. Het systeem als geheel garandeert anonimiteit tijdens het reviewproces en volledige openheid daarna. Op deze manier worden collectieve normen ontwikkeld die definiëren wat een goed review is. Daarvan kunnen jonge reviewers weer leren. Een ander idee dat in dit systeem is verwerkt, is dat editors van verschillende tijdschriften kunnen ‘bieden’ op de artikelen die zij het meest geschikt vinden voor publicatie in hun eigen blad. Dit voorkomt dat auteurs met afgewezen manuscripten gaan leuren.
Wat denkt U, is het niet de hoogste tijd om ook in de informatica te gaan experimenteren met innovaties zoals hier geschetst? Ik ben benieuwd naar uw opinie.
20 I/O ICT-onderzoek / december 2012
Nick Palmer (VU, 3 oktober 2012) Smartphones: A Platform For Disaster Management Promotor: prof.dr.ir. H.E. Bal Venkatraman Iyer (TU Delft, 15 november 2012) Adaptability in Dynamic Wireless Networks Promotor: prof.dr. K.G. Langendoen Nora Baka (EUR, 16 november 2012) Anatomical shape and motion reconstruction from sparse image data Promotoren: prof.dr. W.J. Niessen, prof.dr.ir. B.P.F. Lelieveldt
Kalender Uitglicht
ASCI
Willem Haverkort (FOM/CWI, 21 maart 2013) Magnetohydrodynamic waves and instabilities in rotating tokamak plasmas Promotor: prof.dr.ir. Barry Koren (TU/e, CWI) Co-promotor: dr. Hugo de Blank (FOM Institute DIFFER)
IPA
Frank Stappers (TU/e, 8 november 2012) Bridging Formal Models – An Engineering Perspective Promotoren: prof.dr.ir. J.F. Groote, prof.dr. M.G.J. van den Brand Co-promotor: dr.ir. M.A. Reniers
Oytun Akman (TU Delft, 3 december 2012) Robust Augmented Reality Promotor: prof.dr.ir. P.P. Jonker
Cynthia Kop (VU, 13 november 2012) Higher Order Termination Promotor: prof.dr. J.W. Klop Co-promotor: dr. F. van Raamsdonk
Nezih Yigitbasi (TU Delft, 4 december 2012) Understanding and improving the performance consistency of distributed computing systems Promotor: prof.ir.dr. D.H.J. Epema
Werner Heijstek (UL, 5 december 2012) Software Architecture Design in Global and Model-Centric Software Development Promotoren: prof.dr. J.N. Kok, prof.dr. M.R.V. Chaudron
Azadeh Firouzian (EUR, 25 januari 2013) Automated analysis of intracranial aneurysm morphology and morphodynamics from CTA Promotor: prof.dr. W.J. Niessen
Wouter Kuiper (UT, 7 december 2012) Compositional Synthesis of Safety Controllers Promotor: prof.dr. J.C. van de Pol
CWI
Pia Kempker (VU en CWI, 23 november 2012) Coordination control of linear systems Promotoren: prof.dr. A.C.M. Ran (VU), prof.dr.ir. J.H.van Schuppen (CWI, TU Delft, VU) Inken Wohlers (CWI, 11 december 2012) Exact algorithms for pairwise protein structure alignment Promotor: prof.dr. Gunnar Klau (CWI, VU) Floor Sietsma (CWI, 13 december 2012) Logics of Communication and Knowledge Promotoren: prof.dr. J. van Eijck (CWI, UvA), prof.dr. K.R. Apt (CWI, UvA) Niek Bouman (CWI, 18 december 2012) Cryptography from Quantum Uncertainty, in the Presence of Quantum Side Information Promotoren: prof.dr. R.J.F. Carmer (CWI/UL), dr. S. Fehr (CWI) Immo Grabe (CWI/UL, 19 december 2012) Static Analysis of Unbounded Structures in Object-Oriented Program Promotor: prof.dr. F.S. de Boer (CWI, UL), prof.dr. M. Steffen (Universiteit Oslo) Erietta Liarou (CWI, 22 januari 2013) MonetDB/DataCell: Leveraging the Column-store Database Technology for Efficient and Scalable Stream Processing Promotor: prof.dr. M.L. Kersten (CWI/UvA) Co-promotor: dr. S. Manegold (CWI)
Luc Engelen (TU/e, 11 december 2012) From Napkin Sketches to Reliable Software Promotor: prof.dr. M.G.J. van den Brand Co-promotor: dr. S. Andova
Ammar Osaiweran (TU/e, 17 december 2012) Formal Development of Control Software in the Medical Systems Domain Promotoren: prof.dr.ir. J.F. Groote, prof.dr. J. Hooman
Harsh Beohar (TU/e, 22 januari 2013) Refinement of Communication and States in Models of Embedded Systems Promotoren: prof.dr. J.C.M. Baeten, prof.dr.ir. J.E. Rooda Co-promotor: dr.ir. P.J.L. Cuijpers Georgeta Igna (RUN, 22 januari 2013) Performance Analysis of Real-Time Task Systems using Timed Automata Promotor: prof.dr. F.W. Vaandrager
UT/CTIT
D.T. Pumareja (UT, 17 januari 2013) Groupware Requirements Evolution Patterns Promotoren: prof.dr. R.J. Wieringa, prof.dr. J.C. Looise M. Bahrepour (UT, 23 januari 2013) Artificial intelligence based event detection in wireless sensor networks Promotoren: prof.dr.ing. P.J.M. Havinga, dr. N. Meratnia
T. Lucassen (UT, 1 maart 2013) Trust in Online Information Promotor: prof.dr. J.M.C. Schraagen _____________________________________
CTIT
4 juni 2013 Jaarsymposium Locatie: Universiteit Twente, gebouw Waaier zaal 4
CWI
10 januari 2013 Internet New Year’s Event 2013 Nieuwjaarsbijeenkomst van ISOC. nl, W3C.nl en vele andere aan het internet en World Wide Web gerelateerde organisaties. Zie www.isoc.nl/activ/2013nieuwjaar.htm Locatie: ‘Het Sieraad’, Postjesweg 1, Amsterdam
UT
18 januari 2013 23rd meeting of Computational Linguistics in the Netherlands (CLIN 2013) http://hmi.ewi.utwente.nl/clin2013 26 april 2013 Vision(s) on Deception and Non-Cooperation (workshop in conjunction with IEEE International Conference on Automatic Face and Gesture Recognition 2013) Locatie: Shanghai, China http://hmi.ewi.utwente.nl/ vdnc-workshop/
STW
10 April 2013 Sense of Contact 15 – Sensors across the application domains Locatie: Kontakt der Kontinenten Soesterberg
________________________________________________________________________________
EIT ICT Labs Master School stimuleert instroom van Europese ICT-studenten
De Master School van EIT ICT Labs integreert academisch onderwijs, onderzoek en business development op pan-Europese schaal. Nieuw aan dit tweejarige programma is de combinatie van technologie, innovatie & entrepeneurship, en de samenwerking tussen 19 top-universiteiten ingebed in 6 Europese high-tech ecosystemen. Studenten starten het eerste jaar bij een zogenoemde ‘entry universiteit’ zoals TU Delft, TU/e of UT. Het tweede jaar vindt plaats bij een exit universiteit in bijvoorbeeld Finland, Duitsland, Frankrijk, Zweden of Italië. EU-studenten die toegelaten worden, ontvangen een tegemoetkoming voor collegegeld of mobiliteitskosten. Hiernaast kunnen excellente studenten proberen om een studiebeurs te verwerven van EUR 500 per maand en reiskostenvergoeding. Aanvragen voor deze studiebeurs moeten voor 1 april 2013 (EU-studenten) of 15 januari 2013 (niet-EU-studenten) binnen zijn bij de EIT ICT Labs Master School. Meer informatie: www.eitictlabs.masterschool.eu.
CWI simuleert hersenactiviteit op grafi sche kaarten
Neuroinformatici van het CWI zijn erin geslaagd complexe hersenactiviteit te simuleren op eenvoudige grafische kaarten. Het gesimuleerde brein telt 50.000 neuronen die 35 miljoen signalen per seconde uitwisselen. Dit is vergelijkbaar met de hersencapaciteit van insecten als mieren en huisvliegen. Onderzoekers Leszek Slazynski en Sander Bohte publiceerden hun resultaten in november in Network: Computation in Neural Systems. Het uiteindelijke doel, het simuleren van de 100 miljard neuronen van het menselijk brein, komt hierdoor sneller in zicht. Om te kunnen onderzoeken hoe alle hersencellen gezamenlijk intelligent gedrag genereren, ontwikkelen neuroinformatici steeds snellere en efficiëntere methoden. Volgens de CWI-onderzoekers kan het gebruik van grafische kaarten (GPU’s) simulaties van hersenen (gepulste neurale netwerken) tot tien keer sneller maken. Behalve voor simulatie van de hersenen zijn neurale netwerken ook toepasbaar bij taken waar gewone computers moeite mee hebben, zoals beeldherkenning of sociaal gedrag. Neuroinformatica is onderdeel van het Life Sciences-onderzoek aan het CWI. Dit onderzoek gebruikt fundamentele inzichten en technieken uit de wiskunde en informatica om de levenswetenschappen exacter en kwantitatiever te maken.