DE WITTE BRIGADE IN RIEME, ERTVELDE, St. KRUIS WINKEL, MENDONK EN ROSTIJNE Opgestuurde documenten Wat de witte brigade in Ertvelde betreft heb ik daar niet veel info over, enkel van mijn grootmoeder, moeder van mijn pa, die vertelde, dat er na de oorlog plots veel witte brigadeleden waren die tijdens de oorlog nergens te bespeuren waren en na de oorlog opeens zo vaderlandslievend waren, maar eigenlijk persoonlijke afrekeningen deden. In haar straat bijvoorbeeld werd een vrouw kreupel geslagen, ze heeft de rest van haar leven in een rolstoel doorgebracht. Maar er zullen overal te lande wel uitwassen geweest zijn veronderstel ik. In Rieme was er een bepaald huis waar aan de muur een stafkaart bevestigd was met allerlei indicaties van zowel Riemse, Zelzaatse als Duitse stelling plaatsen. Deze kaart was overdag verscholen achter een houten plaat, waar een kapstok voor hing. ’s Avonds (als het veilig was) kwamen verzetsleden een voor een het huis binnen. De kaart werd ontbloot en nieuwe aantekeningen werden gemaakt, terwijl oude verwijderd werden. De kaart is gans de oorlog blijven hangen en werd nooit ontdekt. (Namen van de verzetslui werden hier op vraag van de familie weggelaten.
Tijdens de bezetting moest iedereen die over vergunde wapens beschikte deze inleveren aan “den Duits”. André Van Driesche had één van zijn revolvers in een doek gewikkeld en verstopt in zijn serre. Toch werd deze revolver door een Duitse soldaat gevonden (hoe ??) André werd opgepakt en vloog voor meerdere maanden in de Gentse gevangenis.
“Er was een verzet actief in Rieme” het participeerde met het beter uitgeruste verzet van Zelzate. Waarschijnlijk was hun geheime ontmoetingsplaats ergens verscholen op de zolder van de “Palace” in Zelzate. Bekende mannen van het verzet waren o.a. Roger Van Hyfte, Edmond Vereecke, Leopold Vereecke, Albert Van Hamme, AlfredVan Hamme en … Iedereen had een schuilnaam. Binnen de eigen familiekring wist men zelfs niet dat vader of zoon in het verzetactief waren. Eén van de verzetslui werd in Oostakker gefusilleerd.
De familie Coone heeft gedurende de ganse oorlog twee Duitse soldaten, die niet aan de oorlog wensten deel te nemen, ergens in huis verstopt. De eigenaar van een ontmantelde brouwerij (Alle koperen ketels werden immers door de Duitsers in beslag genomen) had zijn brouwerij omgevormd tot een champignon kwekerij.
Het nodige zaad voor de champignons werd door de Engelsen geleverd. Het betrof een champignonsoort dat bij de Duitsers zeer in trek was. De brouwer leverde aan de Duitsers, die uiterst tevreden waren. De brouwer werd na de oorlog bestempeld als een “zwarte”en werd bijna vermoord, ware het niet dat de 6 joden, die gans de oorlog voor de kweek van de champignons instonden (en aldus nooit zijn ontdekt door de Duitsers) Op het randje het leven van de brouwer gered hebben !
Op het “kasteeltje” (Goed Ter Looveren) werden er ook de ganse oorlog een paar deserterende Duitse soldaten verstopt in de “geheime kamer” (zie beschrijving van het Goed Ter Looveren in mijn teksten onder <ENVIRONMENT>
Mijn oom August en tante Margriet (De Van Spybroecks) uit de Rijbroekstraat in Evergem hebben ook de ganse oorlog een hooggeplaatste, deserterende Duitser op zolder verstopt. Naast hen woonde zijn broer nonkel Kamiel en tante Elisabeth samen met hun vier kinderen, die regelmatig bij nonkel Gust op bezoek kwamen. Nooit hebben zij iets gehoord of gezien. Na de oorlog is de bewuste Duitser mijn oom en tante nog komen opzoeken. Ze wisten niet wat hen overkwam toen de Duitse militair (die van adel was) hen een pak geld overhandigden.
Een vrij jonge juwelier Johannes, die ook experimenteerde met het bouwen van zenders en ontvangers (Later ON4HX) had een zender gebouwd, waarmee hij regelmatig contact met Londen had. Hij had er niets beter op gevonden dan uit te zenden vanuit een kelder, gelegen onder de “voeten” van de Duitsers, die in hetzelfde gebouw een vrij sterke “stoorzender” hadden opgesteld. De stoorzender moest beletten dat we hier konden luisteren naar “radio Londen”. Door uit te zenden van op dezelfde locatie, konden de Duitsers Johannes nooit “uitpeilen”. Op een bepaald moment ging een van de zendlampen stuk. Er waren toen nergens zendlampen te vinden. Doch bij het neerstorten van een vliegtuig repte Johannes zich naar het nog brandende vliegtuig, ritste alle onderdelen van de vliegtuigzender mee en kon aldus zijn eigen zender herstellen.
De slagpin van het vuurwapen van “Willy” Dit markant feit wordt beschreven bij de documenten van de familie Martens - Vereecke
Roger Herman Geboren op 25 aug. 1923 en overleden op zijn verjaardag, kon de Duitsers “niet ruiken”. Hij woonde eerst in Wetteren en later op Rieme in de Stationsstraat. Waar hij maar kon, saboteerde hij alles wat hij op “zijn weg” tegenkwam. Hij stak de banden van de Duitse voertuigen door, deed suiker in de benzinetanks van verscheidene voertuigen. Knipte telefoon en telegraafdraden door. Roger werkte alleen en was niet bij een verzetsgroep aangesloten. Door zijn steeds gevaarlijker wordende acties werd hij door een Duitser van zijn bed gelicht en onmiddellijk naar het concentratiekamp “Buchenwald” overgebracht. Daar ging hij door de hel. Hij kreeg enkel wat resten om te eten, nauwelijks genoeg om van te leven en juist afgemeten om niet te sterven. De (volgens hem) grootste vernedering was het tatoeëren van een nummer in zijn arm. Roger vermagerde zienderogen en was slechts nog “vel over het been”. Hij zag meerdere keren hoe makkers (als ze wat geluk hadden) , die nauwelijks nog op hun benen konden staan, geschopt, gestampt en geslagen werden. Meerdere zwaar verzwakte gevangenen werden, door zij die nog de kracht hadden, ondersteund onder de armen. Viel je toch neer, dan kreeg je in het beste geval stampen van een geweerkolf. In het slechtste geval werd je neergeschoten en moesten medegevangenen je wegdragen en begraven. Roger kookte ongezien af en toe “soep” van gras en brandnetels. Dit hield hem in leven ! Soms liet men het liedje “oh mijn papa” van Eddy calvert spelen. Op een zekere dag kwam een “mof” de barak waar Roger en zijn makkers zaten binnen. Hij zag een foto van één van de sukkelaars zijn vader hangen, ging er naar toe en brandde de ogen op de foto weg met zijn sigaret. Roger was een sterke man, maar steeds als hij dit liedje hoorde, jaren na de oorlog, barste hij steeds in tranen uit. Op het einde van de oorlog werd hij bevrijd. Hij haatte de Duitsers zo erg, dat hij jaren na de oorlog nog steeds represailles tegen hen ondernam. Kwam hij een Duitser tegen, of kwam er een Duitser aan zijn foorkraam, dan werd deze eerst genegeerd, kreeg geen “kaartje” om aan de attracties deel te nemen, werd publiekelijk vernederd en je kon er “donder op zeggen” maar indien mogelijk was hun voertuig beklad, gesaboteerd en meestal onherstelbaar. Roger was een “self made” man, maar was een van de beste technici uit de omgeving. Hij maakte niet alleen alles zelf, maar depanneerde menig foorkramer. Hij was bij ons “kind aan huis” en samen hebben we heel wat verwezenlijkt. Als aandenken bij zijn pensionering schonk hij mij een stroomgenerator, daterend van de tweede Wereldoorlog. De “generatrice” wordt nog wekelijks getest en staat “stand by” om mijn radiokamer (shack) van stroom te voorzien bij eventuele stroompannes.
Na zijn pensioen begon Roger miniatuur reproducties te bouwen van foorkramen, kindermolens, carrousels en orgels. Hij kon gewoon niet stil zitten. Ook hielp hij zijn kinderen waar het kon. Bouwde zelf een spik-splinternieuw viskraam voor zijn dochter en een schietkraam voor zijn zoon. Na het overlijden van zijn echtgenote (Maddy) die meter is van mijn generatrice begon Roger te sukkelen. Hij werd opgenomen in het rusthuis in Evergem. Voorbeeld van één van zijn creaties.
Na een tijdje begon hij te dementeren. Je kon tijdens gesprekken met hem moeilijk achterhalen wat werkelijkheid of fictie was. Behalve wanneer je over de oorlog begon was hij nog steeds bij volle verstand !
Mocht er tijdens zijn verblijf in het rusthuis een Duitser ook maar in zijn buurt gekomen zijn, dan kwam hij zeker niet levend het tehuis buiten. Zo diep zat deze periode in hem geworteld!
Bidprentje van Roger
De “scharensliep” Aimé De Man. Aimé had gedurende de oorlog een clandestiene zender en ontvanger, deze zat goed verstopt in zijn karretje, waarmee hij de verschillende gemeentes aandeed. Aimé werd beschouwd als een excentriekeling, doch was hij slimmer dan hij eruit zag ! Over zijn uitzendingen” is verder niets geweten. Zijn toestellen zijn nooit ontdekt. Waarschijnlijk zat zijn zend- ontvangst antenne in het dak van zijn karretje weggemoffeld. Op de volgende pagina ziet u het karretje.
Na de oorlog heeft Aimé zijn apparatuur ergens in een van zijn schuurtjes opgeborgen.
In 1972 kreeg ik zowel de zender als de ontvanger. De ontvanger was door insijpelend regenwater volledig vernield, zelfs het type nr. en alle andere kenmerken waren compleet onleesbaar geworden. Ik kon wel nog de afstemcondensatoren recupereren en heb die nog steeds in mijn bezit. De zender, die eveneens zwaar onder de weersomstandigheden geleden had, was een vliegtuigzender type ARC-5. Aangezien ik op dit moment nog geen “licentie” van Radiooperator had mocht ik niet in het bezit zijn van zendapparatuur. Ik heb de zender weggeschonken (tot grote spijt achteraf).
Foto van de AN/ARC-5 zender (Dit toestel met bijhorende schema’s staat volledig beschreven in het boek “Zenders 2” Uitgegeven door De Muiderkring b.v. Bussum – Nederland)
Willy De Munter Willy bezat ook clandestiene zenders en ontvangers, doch er zijn geen sporen terug te vinden van zijn (eventuele) activiteiten.
August Bru “Gustje” laatst gekende adres was in de Veldbrugstraat in Klein Rusland had eveneens zend- en ontvangst toestellen staan. De ontvanger was een R107 ZA 3050 (een foto van dit toestel vindt u terug onder “fotoalbum toestellen” en eveneens onder het “knopje” <MY STATION> bij de foto’s van de shack.) Enkel het uurwerk van de ontvanger ontbrak en is er door mij terug opgezet.
Gust was ook een uitstekend technieker, hij had de ontvanger deels omgebouwd en het was voor mij een hele klus om alle schakelingen en radiolampen weer in de oorspronkelijke staat te herstellen. De ontvanger werd geschonken aan het Canada museum in Adegem. Volgens overlevingen was Gust vrij actief betrokken bij het oorlogsgebeuren. Doch er zijn geen directe aanwijzingen dat hij participeerde in de verzetsgroep Rieme – Zelzate.
Op de volgende pagina’s staan documenten, die anoniem werden bezorgt. Mijn dank gaat dan ook uit naar de vele reacties die mij bereikten.
Een speciaal woord van dank aan Dhr. Eeckhout Michel uit Diksmuide !
De 24 door de Duitsers gefusilleerde verzetslui uit Rieme en Zelzate werden niet op het terrein van het executie oord van Rieme begraven. Dit in tegenstelling tot de gefusilleerden in Oostakker, die wel ter plaatse begraven werden. De tussen 17 april 1942 en 26 augustus 1943 Riemse gefusilleerden werden in de bossen van Limburg, meer bepaald in Hehtel begraven. Waarom ??
Rostijne: