GYNAECOLOGIE
De verzakkingsoperatie
BEHANDELING
De verzakkingsoperatie Uw gynaecoloog heeft u geadviseerd een ‘verzakkingsoperatie’ te ondergaan om uw klachten te verhelpen. In deze folder leest u wat een verzakking is, hoe de behandeling in grote lijnen verloopt en wat u ervan kunt verwachten. U krijgt ook allerlei praktische tips om uw bekkenbodem zo min mogelijk te belasten.
Wat is een verzakking?
druk op uw buikorganen laag te houden, zodat er minder druk op uw bekkenbodem wordt uitgeoefend.
Bij een verzakking worden organen in de buik (de blaas, darm of baarmoeder) onvoldoende ondersteund. Om hier een beeld van te krijgen, kunt u uw buik vergelijken met een boodschappentas. Een tas met een slappe bodem houdt geen zware boodschappen. Een stevige tas kan meer dragen.
Een verzakking kan verschillende oorzaken hebben.
Zwangerschap en bevalling De voornaamste oorzaken van een verzakking zijn zwangerschap en bevalling. De steunweefsels van de baarmoeder en de schede (vagina) komen tijdens de zwangerschap en de bevalling onder spanning te staan en worden daardoor uitgerekt. Soms is deze spanning zo sterk dat het steunweefsel van de blaas en van de baarmoeder beschadigd raakt. Hierdoor vermindert de elasticiteit van de weefsels, en dat kan leiden tot een lichte verzakking.
In uw onderbuik gebeurt eigenlijk hetzelfde. Normaal worden uw buikorganen ‘gedragen’ door uw bekkenbodemspieren en steunweefsel, de bodem van uw buik. Als die bodem niet sterk genoeg meer is, kan uw blaas, darm of baarmoeder naar beneden zakken. U kunt rugpijn krijgen en/of een zwaar gevoel in uw buik of uw schede (vagina). Het kan ook zijn dat u een uitstulping in de schede voelt.
Ouder worden Een andere oorzaak kan het ouder worden zijn. Door onder meer hormoonveranderingen verslappen alle weefsels in het lichaam; ook het steunweefsel van de geslachtsorganen.
Als u geopereerd wordt, herstelt de gynaecoloog het steunweefsel. U kunt uw bekkenbodemspieren zelf sterker maken door te oefenen. De operatie en de oefeningen zorgen samen voor een stevigere bodem van uw buik. Daarnaast kunt u proberen de 1
De operatie
Erfelijke aanleg Tot slot is het zo dat verzakkingen erfelijk bepaald kunnen zijn.
Hoe de operatie precies verloopt, is afhankelijk van het type verzakking. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen: verzakkingen van • de baarmoeder; • de voorwand van de schede; • de achterwand van de schede.
Klachten Door een verzakking kunt u verschillende klachten krijgen. Vaak voorkomende klachten zijn: • spontaan urineverlies bij hoesten, persen, lachen, sporten; • problemen met de ontlasting (verstopping); • een zwaar, drukkend gevoel in de onderbuik, of het gevoel dat er iets naar buiten komt; • lage rugpijn.
De arts heeft u verteld welke situatie op u van toepassing is.
o Verzakking van de baarmoeder De baarmoeder mondt uit in de schede. Als de baarmoeder zakt, komt deze steeds dichter bij de ingang van uw schede. Op den duur kan de baarmoeder zelfs (gedeeltelijk) buiten uw vagina komen. Als de baarmoeder verzakt is, bestaan er twee operatieve mogelijkheden: • De baarmoeder wordt weer in de juiste positie geplaatst en dan vastgezet. De afstand tussen de ingang van de schede en de baarmoedermond wordt weer groter. • De baarmoeder wordt helemaal verwijderd.
Een verzakking hoeft alleen behandeld te worden als u klachten hebt. Als u er veel last van hebt, kan de arts u een operatie adviseren.
Het is niet zo dat deze klachten altijd worden veroorzaakt door een verzakking. Zo kan spontaan urineverlies bijvoorbeeld voorkomen bij afwijkingen aan de blaas, en komt lage rugpijn voor bij aandoeningen aan de wervelkolom. Ook verstopping kan allerlei andere oorzaken hebben, zoals een aandoening van de dikke darm. Wanneer de klachten niet door de verzakking veroorzaakt zijn, zullen ze na de operatie blijven bestaan en apart behandeld moeten worden.
o Verzakking van de voorwand van de schede Vaak komt een verzakking van de baarmoeder voor in combinatie met een verzakking van de voor- en/of achterwand van de schede. Als de voorwand van de schede is verzakt, is ook de blaas verzakt. De blaas rust namelijk voor een deel op de voorwand van de schede. Het is dan ook begrijpelijk dat dit type verzakking vaak samen gaat met problemen bij het plassen. 2
Tijdens deze operatie worden de blaas en de voorwand van de schede weer op hun normale plaats gebracht. De uitgerekte voorwand van de schede wordt hierbij iets ingekort.
Er moet altijd een goede reden zijn om gebruik te maken van een matje, zoals: • een verzakking die opnieuw optreedt na een eerdere operatie, • een bijzonder grote verzakking op jonge leeftijd.
Dit type verzakking kan nogal eens terugkomen, vooral als het ‘in de familie zit’, bij overgewicht of bij chronisch hoesten.
Voorbereiding thuis U begint thuis al met de voorbereidingen op de operatie.
o Verzakking van de achterwand van de schede De achterwand van de schede zit vastgegroeid aan het laatste gedeelte van de dikke darm, de endeldarm. Als de achterwand van de schede uitzakt, zal dus ook de dikke darm uitzakken. Dit kan verstopping (obstipatie) tot gevolg hebben.
Niet scheren/ontharen Om wondinfecties te voorkomen, adviseren wij u om het operatiegebied vanaf 10 dagen voor de ingreep niet meer te scheren/ontharen. Scheren veroorzaakt namelijk kleine wondjes, waarin bacteriën zich kunnen nestelen en vermenigvuldigen.
Bij de operatie wordt de achterwand van de schede van de dikke darm losgemaakt, waarna het verslapte steunweefsel van de bekkenbodem aan elkaar wordt gehecht. De bekkenbodem krijgt hierdoor meer stevigheid. De achterwand van de schede wordt daarna iets ingekort en weer gehecht.
De operatiedag U meldt zich op de operatiedag op de tijd en de afdeling die u van de afdeling Op-name hebt doorgekregen.
Voor de operatie
Matje
Voor de operatie doet u een operatiejasje aan en krijgt u paracetamol. U mag geen sieraden, haarspelden, make-up, nagellak, contactlenzen of een kunstgebit dragen.
Soms kiest de chirurg voor het gebruik van een ‘matje’ van soepele kunststof. Dit wordt via een kleine snede in de vagina in de bekkenbodem gebracht en daar vastgemaakt. Het matje wordt snel bedekt door bindweefsel en zorgt voor extra stevigheid.
U wordt in uw bed naar de operatiekamer gereden. Daar ontmoet u de anesthesist die u verder uitleg geeft over de narcose (verdoving). U krijgt een infuus in een bloedvat in uw arm. Via dit infuus kan zo nodig vocht, bloed of medicatie worden toegediend.
Het voordeel is, dat het matje ook op de lange termijn zijn stevigheid behoudt. Een nadeel is, dat de kans op complicaties groter is.
3
Na de operatie
Na afloop Na de ingreep wordt u naar de recovery (uitslaapkamer) gebracht. Hier controleert de verpleegkundige regelmatig uw bloeddruk, pols, bloedverlies en eventueel de wond. Als alles in orde is, gaat u weer terug naar de afdeling. De verpleegkundige belt uw contactpersoon om hem/haar op de hoogte te brengen. U krijgt dagelijks een prikje om trombose te voorkomen (de vorming van een bloedstolsel in de bloedbaan).
Het infuus blijft meestal een dag zitten. De katheter wordt de eerste dag na de operatie ‘s ochtends verwijderd, samen met de vaginale tampon. Dan kunt u weer zelf plassen. Soms lukt het niet meteen om de blaas goed leeg te plassen. Daarom controleren we met een echoapparaat of uw blaas helemaal leeg is. Mocht dat niet zo zijn, dan wordt de blaas een paar keer via een eenmalige katheter geleegd.
Katheter Voor de genezing is het belangrijk om de blaas en de schede de eerste dag na de operatie zoveel mogelijk te ontzien. Dat betekent dat de blaas niet sterk gevuld mag raken met urine. Daarom krijgt u tijdens de operatie een slangetje (katheter) in de blaas, waardoor de urine kan weglopen in een zakje. Tijdens de operatie kan een vaginale tampon worden ingebracht.
Vaak is dit probleem binnen 1 tot 3 dagen verholpen. Heel soms houdt het langer aan. In dat geval leert u uzelf te katheteriseren (het leegmaken van de blaas via een slangetje), totdat u zelf weer goed kunt plassen. Uw arts vertelt het u als dit nodig is. Eventueel krijgt u voor enkele dagen opnieuw een katheter.
Pijn en misselijkheid Na de narcose kunt u last hebben van misselijkheid, braken, keelpijn en heesheid. U hoeft zich hierover niet ongerust te maken. Deze klachten verdwijnen vanzelf na één of twee dagen. Tegen de misselijkheid kunt u een medicijn krijgen.
Als u goed herstelt, mag u waarschijnlijk na 2 tot 4 dagen weer naar huis.
Na de operatie start u direct met pijnstilling volgens een schema. Wij raden u aan de pijnstillende medicijnen volgens het schema te nemen, dus ook als u weinig pijn hebt. Goede pijnstilling helpt het herstel en zorgt dat u wat gemakkelijker kunt bewe-gen en ontspannen.
4
Herstelperiode thuis
Geslachtsgemeenschap Het is beter dat er de eerste 6 weken niets in de schede komt. Gebruik daarom geen tampons en wacht ook met geslachtsgemeenschap tot na die 6 weken.
In het ziekenhuis hebt u misschien het gevoel dat u tot heel wat in staat bent, maar eenmaal thuis valt dat vaak erg tegen. U bent sneller moe en kunt minder aan dan u verwacht. Het beste kunt u toegeven aan de moeheid en extra rusten. Te hard van stapel lopen heeft meestal een averechts effect. Uw lichaam geeft aan wat u kunt en wat niet. De duur van het uiteindelijke herstel verschilt van vrouw tot vrouw. Sommige vrouwen zijn na 6 weken hersteld, bij anderen vergt het een half jaar of nog langer voordat zij zich weer de oude voelen. Hieronder vindt u een aantal zaken waar u de eerste periode na uw operatie rekening mee moet houden. Daarnaast vindt u verderop in deze folder adviezen om uw herstel te bevorderen.
Ontlasting Het is belangrijk dat u tot minstens 3 maanden na de operatie een vlotte stoelgang hebt en niet hoeft te persen tijdens de ontlasting. Daarom krijgt u bij ontslag uit het ziekenhuis een recept mee voor een medicijn die uw darmwerking bevordert en uw ontlasting zacht houdt. U kunt de dosering zelf naar behoefte aanpassen. Drink daarnaast voldoende water; gemiddeld 2 liter per 24 uur. Lees voor meer informatie ook bijlage A, ‘Toiletadviezen’.
Bloederige afscheiding
Autorijden
De eerste weken kunt u nog wat bloed of bloederige afscheiding verliezen. Als u dat wilt, kunt u 2 keer per dag met de douche de buitenkant van de vagina schoonspoelen. Verliest u meer bloed dan bij een normale menstruatie, neem dan contact op met uw arts.
Werken
Uw reactievermogen kan tijdelijk verminderd zijn. Gaat u daarom goed na of dit (weer) in orde is voordat u gaat autorijden. Wanneer bovendien zitten niet te pijnlijk is, kunt u weer autorijden.
Vrouwen die buitenshuis werken, wordt over het algemeen geadviseerd zes weken niet te werken. Als u zich dan nog niet fit voelt, overleg dan met uw gynaecoloog, huisarts of bedrijfsarts.
Pijn Bij pijn kunt u zo nodig paracetamol gebruiken (maximaal 4 x 1000 mg per dag).
Wanneer neemt u contact met ons op?
Zwemmen/baden/douchen U mag direct na de operatie douchen. Wacht met het nemen van een bad of met zwemmen tot de bloederige afscheiding uit de vagina is gestopt en gebruik in deze periode geen tampons.
Vermoedt u dat u een blaasontsteking hebt, neem dan contact op met de huisarts. Gaat plassen moeizaam, hebt u 5
aanhoudende pijnklachten, verliest u meer bloed dan bij een normale menstruatie of bent u ongerust? Neem dan tijdens kantooruren gerust contact op met onze poli. Buiten kantooruren kunt u bellen naar de Spoedeisende Hulp. U vindt onze contactgegevens achter in deze folder.
Tijdens activiteiten zoals hoesten, niezen, lachen, tillen of duwen neemt de druk op uw bekkenbodem toe.
Controleafspraak en beheersen van de buikdruk. Zo maakt u de kans op een nieuwe verzakking aanzienlijk kleiner. Factoren die de kans op een nieuwe verzakking vergroten: • veel persen tijdens de ontlasting • geen juiste opvang van de buikdruk • longaandoening in combinatie met een verkeerde hoesttechniek • slechte tiltechniek (bijvoorbeeld bij het optillen van een kind) • zwakke bekkenbodemspieren of een slechte coördinatie van de bekkenbodemspieren
Ongeveer 6 weken na de ingreep hebt u een controleafspraak bij uw gynaecoloog. De arts bekijkt dan de wond en bespreekt het resultaat van de operatie met u. Het is voor uzelf en de gynaecoloog erg belangrijk dat u eventuele klachten meldt. De arts bespreekt tijdens dit bezoek ook met u of u alle werkzaamheden weer mag doen.
Bekkenfysiotherapie Bekkenfysiotherapie is een essentieel onderdeel van uw behandeling. Een bekkenfysiotherapeut kan de functie van uw bekkenbodemspieren beoordelen, een oefenprogramma op maat voor u maken en u adviezen geven voor uw dagelijks leven.
Op al deze punten kan de bekkenfysiotherapeut u adviseren. In principe bent u vóór de operatie al naar de bekkenfysiotherapeut verwezen. Hebt u nog geen verwijzing gekregen? Vraag hier dan om bij uw gynaecoloog.
Vooral in de eerste 6 weken na de operatie is het belangrijk dat u niet (bewust of onbewust) meer buikdruk zet dan u kunt opvangen met uw bekkenbodemspieren.
Locatie Bekkenfysiotherapie vóór de operatie is zinvol, ook als u een grote verzakking hebt. In deze periode wordt uw bekkenbodemfunctie beoordeeld en u kunt alvast leren wat buikdruk is. Na de operatie willen we die zo laag mogelijk houden. Dat lukt veel beter als u al geoefend hebt in het voelen
U kunt naar de bekkenfysiotherapeut in het St. Antonius Ziekenhuis. Als u naar een geregistreerd bekkenfysiotherapeut bij u in de buurt gaat, kijk dan op www.defysiotherapeut.com en • klik op ‘vind uw fysiotherapeut’
6
Activiteten
• kies type fysiotherapeut ‘bekkenfysio- therapeut’ • voer uw postcode in • kies 5 km of (eventueel) 10 km.
Voor een goed herstel is het belangrijk dat u: • de druk op uw buikorganen laag houdt en • tijdens het uitvoeren van een activiteit uw bekkenbodemspieren aanspant
De eerste 6 weken na uw operatie
Uit bed komen Rol eerst op uw zij. Duw uzelf omhoog met steun van elleboog en hand, terwijl u uw benen uit bed laat zakken. Adem hierbij rustig door.
Algemene adviezen Eerste 2 weken: Gun u zelf voldoende rust. U mag de eerste twee weken na uw operatie: • tillen tot 2 kilo; • de trap oplopen om naar bed te gaan; • een half uur achtereen staan of lopen; • niet bukken/rekken/strekken; • geen boodschappen doen; • geen huishoudelijk werk doen;
Opstaan uit stoel of bed Zet uw voeten op heupbreedte. Ga op het puntje van de stoel/het bed zitten, buig met gestrekte rug naar voren en duw uzelf vanuit uw benen omhoog (armsteun is meestal niet nodig). Adem rustig door.
Na 2-4 weken
Bukken/tillen
Twee tot vier weken na de ingreep mag u: • tillen tot 5 kg. • licht huishoudelijk werk verrichten; • maaltijden bereiden; • een uur wandelen (geen hond aan de riem uit laten);
Plaats uw voeten op heupbreedte. Zak met rechte rug door beide knieën, alsof u op een stoel gaat zitten (billen naar achteren). Adem rustig door. U vindt meer informatie in bijlage B. Bij het omhoog komen: duw uzelf omhoog vanuit uw benen.
Na 4-6 weken Vier tot zes weken na uw operatie mag u: • tillen tot 10 kg; • fietsen; • het wandelen uitbreiden; u mag langer dan een uur wandelen.
Als u tilt, til de last dan dicht tegen u aan. Draai vanuit uw benen, niet vanuit uw rug. U vindt meer informatie in bijlage B.
Autorijden
Staan
Uw reactievermogen kan tijdelijk verminderd zijn. Gaat u daarom goed na of dit (weer) in orde is voordat u gaat autorijden. Wanneer bovendien zitten niet te pijnlijk is, kunt u weer autorijden.
Sta met uw knieën heel licht gebogen (dus niet overstrekt, ‘op slot’). Strek u uit (kruin omhoog) dan staat u vanzelf goed. Vlak na een verzakkingsoperatie kunt u niet
7
Oefeningen
lang achtereen staan. Maar veel activiteiten kunt u prima zittend doen (zoals douchen, afdrogen, aankleden, strijken, eten voorbereiden en de was opvouwen). Dat is minder belastend.
In de eerste 6 weken na uw verzakkingsoperatie kunt u zich bewust worden van uw bekkenbodemspieren door de volgende oefening te doen (3 x per dag): • bekkenbodemspieren 3 tot 10 tellen aanspannen, 3 tot 10 tellen ontspannen (als u kunt: 10x herhalen); • bekkenbodemspieren 5 tot 15 x kort aanspannen; • eindig altijd met ontspanning: adem laag naar de buik.
Hoesten Als u uw bekkenbodemspieren aanspant vlak vóór en tijdens een hoest of nies, vangen uw spieren de druk op. U kunt de buikdruk ook verminderen door over uw schouder te kijken terwijl u hoest.
Traplopen
Trek niet uw buik in! Uw bekkenbodemspieren spant u aan door te doen alsof u uw plas ophoudt, een windje tegenhoudt of uw schede sluit en intrekt.
Trek u liever niet aan de leuning omhoog; daardoor spannen uw buikspieren aan en dat maakt de buikdruk hoger. Duw uzelf vanuit uw benen omhoog (zoals bij het opstaan uit een stoel) en gebruik de leuning alleen voor het evenwicht.
De periode na de eerste 6 weken Algemene adviezen Na 6 weken kunt u in overleg met uw bekkenfysiotherapeut uw activiteiten uitbreiden. U mag: • sporten; Rustig beginnen en langzaam opbouwen. • alle werkzaamheden buitenshuis weer hervatten; • geslachtsgemeenschap hebben.
Deze toiletadviezen gelden niet alleen voor de eerste 6 weken, maar ook daarna.
Toiletgebruik Een goede houding op het toilet is van essentieel belang om goed ontspannen uit te kunnen plassen en ontlasting te kunnen krijgen. U leest hier meer over in bijlage A, ‘Toiletadviezen’.
Blijf letten op een lage buikdruk en het licht aanspannen van uw bekkenbodem De buikdruk wordt hoger: • bij het persen om ontlasting te krijgen. • Probeer daarom niet te veel te persen. • Als u hier moeite mee hebt, bespreek dit dan met uw bekkenfysiotherapeut. 8
Bijlage A - Toiletadviezen
• bij hoesten en niezen. • Blijf zoveel mogelijk rechtop en probeer voorzichtig te hoesten en te niezen. • Tijdens een inspanning waarbij u de adem inhoudt. • Probeer altijd goed te blijven doorademen tijdens een inspanning, bijvoorbeeld bij het opstaan uit een stoel, opstaan uit bed of het optillen van een voorwerp. • Bij alle inspanningen waar u veel kracht bij zet. • Probeer daarom alle handelingen met zo min mogelijk krachtsinspanning te doen. Bijvoorbeeld bij het stofzuigen niet te veel duwen, maar de stofzuiger mond rustig over de vloer laten gaan. Denk ook aan strijken en schoonmaken; doe dit rustig en zet niet te veel kracht.
Voor het plassen gaat u rechtop op de wc zitten. De voeten plat op de grond en licht
naar buiten gedraaid, net als uw knieën. De kleding laat u tot over de knieën zakken. Nu probeert u de bekkenbodem te ontspannen om goed te kunnen plassen. Neem hiervoor rustig de tijd. Als u klaar bent, spant u de bekkenbodem een keer aan en laat weer los, daarna kantelt u het bekken een paar maal om de blaas goed te legen. Voor het opstaan nog een keer aanspannen om nadruppelen te voorkomen.
U vindt belangrijke tips in bijlage B, ‘Bed opmaken, tillen, oprapen, stofzuigen’.
Wilt u een afspraak maken met een van onze bekkenfysiotherapeuten? Neem dan contact op met ons secretariaat. Wij zijn op werkdagen bereikbaar. U vindt het telefoonnummer in het grijze kader achterin deze folder.
Voor de ontlasting gaat u met een wat bollere rug op de wc zitten. De rest van de uitgangshouding is hetzelfde als hierboven beschreven. Zo nodig mag u licht meepersen.
Voor informatie over de afdeling Bekkenfysiotherapie in het St. Antonius Ziekenhuis kunt u terecht op www.antoniusziekenhuis.nl
Op de volgende bladzijden staan de toiletadviezen stap voor stap beschreven.
9
Plasadviezen
Onderbreek de plas niet.
Ga op uw gemak recht op het toilet zitten. Houd uw schouders en armen ontspannen.
Wiebel na het plassen even heen en weer of buig even voorover om nadruppelen te voorkomen.
Zet uw voeten plat op de grond en houd de knieën iets uit elkaar. Laat uw kleding op uw enkels zakken. Pers alleen lichtjes als u het gevoel hebt dat u de blaas niet leeggeplast hebt.
Ontspan uw bekkenbodem en neem de tijd. Laat de plas zelf op gang komen en pers niet.
Span ten slotte uw bekkenbodem licht aan.
Dep u droog, zonder hard te vegen. 10
Ontlastingsadviezen
Als de ontlasting moeilijk gaat, kantel dan uw bekken een paar maal in ademtempo. Maak uw rug bol tijdens de uitademing en hol tijdens de inademing.
Ga met een iets ronde rug op het toilet zitten.
Zet uw voeten plat op de grond en houd de knieën iets uit elkaar. Laat uw kleding op uw enkels zakken.
Pers rustig mee met de aandrang. Tijdens het persen moet de bekkenbodem ontspannen blijven. Als het goed is, beweegt de anus hierbij iets naar beneden.
Ontspan uw bekkenbodem en neem rustig de tijd. Span ten slotte uw bekkenbodem licht aan. Veeg van voor naar achter, en vooral niet in de anus.
11
Bijlage B - Bed opmaken, tillen, oprapen, stofzuigen Blijf tijdens deze activiteiten rustig doorademen; zet uw adem niet ‘op slot’.
Bedden opmaken Zak door uw knieën bij de hoeken van het bed. Om in te stoppen kunt u één knie als steun op het bed zetten. Houd uw rug recht en buig in uw heupen.
Buk niet, maar
Maak een squat.
Blijf niet staan tijdens het instoppen, maar kniel met één been op het bed.
Tillen Span, voor u gaat tillen, uw bekkenbodemspieren aan. Ontspan pas weer als u gestopt bent met tillen. Adem rustig door. U kunt tillen wat uw bekkenbodemspieren kunnen ondersteunen.
Buk niet, maar Maak een squat en houd de last dicht bij uw lichaam.
12
Oprapen
Buk niet, maar
kniel op één knie en steun met uw arm op uw andere been.
U kunt ook op een been blijven staan, waarbij u uw andere been als tegenwicht voor uw lichaam gebruikt. Houd uw rug gestrekt. Steun met uw arm op het staande been.
Stofzuigen Als u rechtshandig bent, kunt u de slang op uw linkerheup vasthouden. Zo blijft u rechtop staan terwijl u zuigt, en voorkomt u dat u te veel op de stang gaat duwen.
Vragen? Hebt u de eerste weken nog vragen, klachten of is er iets onduidelijk? Neem dan gerust contact met ons op. Tijdens kantooruren kunt u bellen naar de poli Gynaecologie. Buiten kantooruren kunt u bellen naar de Spoedeisende Hulp. U vindt beide nummers in het grijze kader op de volgende pagina.
Op de website van het St. Antonius Bekkenbodemcentrum vindt u meer informatie. • Ga naar www.antoniusziekenhuis.nl • Kies Behandelcentra • Kies St. Antonius Bekkenbodemcentrum
13
St. Antonius Ziekenhuis T 088 - 320 30 00 E
[email protected] www.antoniusziekenhuis.nl
Spoedeisende Hulp 088 - 320 33 00 Gynaecologie 088 - 320 62 00 St. Antonius Bekkenbodemcentrum 088 - 320 25 50
Locaties en bezoekadressen
Ziekenhuizen
Poliklinieken
St. Antonius Ziekenhuis Utrecht Soestwetering 1, Utrecht (Leidsche Rijn)
St. Antonius Polikliniek Utrecht Overvecht Neckardreef 6, Utrecht
St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein Koekoekslaan 1, Nieuwegein
St. Antonius Polikliniek Houten Hofspoor 2, Houten St. Antonius Spatadercentrum Utrecht-De Meern Van Lawick van Pabstlaan 12, De Meern
14
Meer weten? Ga naar www.antoniusziekenhuis.nl
GYN 15/05-’14
Dit is een uitgave van St. Antonius Ziekenhuis