Militaire vluchtelingen in Nederland 1914-1918
362
De bevoorrading van de bevolking, de armoede, de hulporganisaties De ravitaillering van de bevolking liet reeds zeer spoedig van bij de bezetting te wensen over. De bestaande stocks waren onmiddellijk uitgeput. Bezet België bracht onvoldoende voedsel voort voor de behoeften van zeven miljoen inwoners. De bevolking was derhalve aan een strenge rantsoenering onderworpen.
wens om de blokkade van het vasteland zo doeltreffend mogelijk te maken, hinderden zeer sterk de bevoorrading. Hierdoor werd de Belgische bevolking toch geplaagd met ondervoeding of zeer dure smokkel. De buitenlandse hulp van ca 2.000 comités in vele (neutrale) landen werd dan verleend in geld in plaats van in voedings- en kledingswaren.
In het najaar van 1914 werd België -dat vastzat tussen Duitse oorlogsmachine en Britse blokkades- bedreigd door een enorme hongersnood. Er diende een nooit eerder vertoonde humanitaire hulpoperatie opgezet te worden voor ons land dat voor 80 procent van zijn voedselvoorziening afhankelijk was van import.
In het Oorlogsdagboek van Louis Lindemans maar vooral in Het frontblaadje “De stem uit Opwijck” lazen wij al heelwat over de rantsoenering en de noodzakelijke levenswijze qua voeding.
Met de toestemming van de bezetter werd in oktober 1914 het “Nationaal Hulp- en Voedingscomité” opgericht door Ernest Solvay (industrieel en sociaal denker) en Emile francqui (aanvankelijk financier en politicus, daarna vice-gouverneur van de “Société Générale”). Het zorgde voor import uit de Ver. Staten van levensmiddelen, die uitsluitend voor de Belgische bevolking waren bestemd. Met dit doel kwam in de Ver. Staten zelf de “Commission for Relief in Belgium” tot stand, onder voorzitterschap van Herbert Hoover (een erg gefortuneerde mijnbouwer en filantroop en latere president van de V.S. 1929-’33). Toen Amerika in 1917 zelf in oorlog kwam, werd de controle over de Amerikaanse leveringen waargenomen door een NederlandsSpaanse commissie. Via de haven van Rotterdam werden zo meer dan 5 miljoen ton levensmiddelen ingevoerd, op binnenschepen naar België verscheept en langs ca 140 verdeelpunten naar de gemeenten gebracht. Oorspronkelijk was er voldoende voedingsimport voorzien. De duikbotenoorlog en de Britse
Opvallend is de afwezigheid van vlees. Enkel de welstellenden konden zich dit veroorloven. De volkslagen moesten zich tevreden stellen met spek. In vele gevallen bedroeg het weekrantsoen 500 gr. voor twee personen, dit kostte 1,40 fr. Dit hoge bedrag —een arbeider verdiende voor de oorlog 2 fr. per dag— wijst op de rampzalige invloed der inflatie. Deze was het gevolg van de zeer zware oorlogsbelastingen geheven door de bezetter. Reuzel werd algemeen gebruikt voor het brood en in de keuken. Boter was enkel voor de rijken weggelegd; de margarine die overigens gemaakt werd van plantaardige olie uit de koloniën, verscheen in het geallieerde kamp slechts tijdens de oorlog. Onder de gerantsoeneerde goederen treffen wij naast soda voor de afwas ook “céréaline” aan. Dit was een mengsel van gebrande graansoorten ter vervanging van koffie. Arbeiders die zwaar handwerk verrichtten hadden recht op een bijkomende portie brood.
De bevoorrading Veel aspecten van de bevoorrading kunnen geïllustreerd worden met de teksten van gemeentelijke briefwisseliging, al van enkele dagen na het begin van de oorlog. Wij brengen hierna reprensatieve uitgaande briefwisselingen van het Opwijks en van het Mazels gemeentebestuur.
Opwijk N° 868. Aankoop van meel. Opwijck, 13 oogst 1914. Mijnheer de Gouverneur, als gevolg aan uwen brief van den 8 oogst laatstleden, hebben wij de eer U.E. te verzoeken om aan de maalderij “Drij Fonteinen te Vilvoorde” de toelating te willen geven van voor onze gemeente 10 000 kilogrammen meel af te leveren, aange-
363
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
zien bijna al onze bakkerijen reeds uitgeput zijn van meel.
N° 872
Aankoop van meel. Opwyck, den 14 augustus 1914. Mijnheer de Gouverneur; Ik heb de eer U.Ed. bijgaande schrijven te laten geworden, met beleefd verzoek de maalderij der Drie Fonteinen (Vilvoorde) de bestelde bloem te laten geworden, ‘t zij 20 zakken bloem en 500 Kos kort meel. Aan den Heer Gouverneur.
N° 875. Aankoop van meel. Opwijck, den 27 augustus 1914. Mijnheer de Gouverneur, Aangezien ons in de provincie Brabant alle vervoer per yzerenweg is afgesloten, hebben wij de eer U.E. te verzoeken, van aan eenen der Maalderijen “Op de Beeck van Mechelen” of “Reypens van Boom” de toelating te willen geven van voor onze gemeente zoohaast mogelijk 10 000 kilogrammen bloem af te leveren, aangezien bijna al onze bakkerijen reeds uitgeput zijn van meel. Terzelvertijd verzoeken wij U.Ed. uwe briefwisseling met onze gemeente te willen zenden naar het gemeentebestuur van Buggenhout. Den Heere Gouverneur der Provincie Antwerpen te Antwerpen.
N° 876 Aankoop van bloem en kruidenierswaren Opwijk, den 21 September 1914. Mijnheer de Gouverneur, Wij hebben de eer UEd. onzen brief te herinneren van den 27 Augusti laatstleden n° 875, waardoor wij UE. de toelating hebben gevraagd van voor onze gemeente 10.000 kilogrammen bloem te mogen aankoopen bij Mijnheer Reypens te Boom, aangezien al onze bakkerijen uitgeput zijn van meel. Daar wij desaangaande van UEd. nog geen antwoord ontvangen hebben, komen wij opnieuw smeeken ons de gevraagde toelating te willen toestaan. Terzelfdertijd verzoeken wij UEd. aan onze gemeente de toelating te willen verleenen omkruidenierswaren aan te koopen in de provincie Antwerpen. In afwachting, Mijnheer de Gouverneur, om drager dezer een gunstig antwoord te willen geven, bieden wij UEd. met onze voorafgaande dankbetuigingen, de verzekering onzer bijzondere hoogachting. De Heer Gouverneur der Provincie Antwerpen, te Anwerpen
N° 883 Voeding van het vee Opwijck, 3 December 1914. Mijnheer de Voorziter, Als gevolg aan den brief van heer Voorzitter van het provinciaal hulp- en voedingskomiteit, dagteekenende van den 25 November laatstleden, hebben wij de eer UE. te verzoeken voor onze gemeente te willen doen leveren, voor de voeding van het vee, 100 zakken zemels, 100 zakken lijnmeel en 100 zakken maïs. Den Heere Goossens, Voorzitter der provinciale landbouwcommissie, te Assche.
N° 884. Voeding der bevolking Opwijck, den 3 December 1914. Mijnheer de Voorzitter, Als gevolg aan den brief van heer Voorzitter van het Provinciaal hulp- en voedingskomiteit, dagteekenende van den 25 november laatstleden, hebben wij de eer U.E. te laten weten, dat het inventaris van tarwe, rogge en spelt dat in onze gemeente op 19den november nog bestond, U reeds sedert 19den dezelfde maand is toegestuurd. Terzelvertijd laten wij U.E. weten, dat onze gemeente 6 400 inwoners, meer 100 Duitsche soldaten te voeden heeft. Van deze bevolking mag men ten hoogste afrekenen 2 500 personen van landbouwersfamilies die nog graan bezitten, de overige 4 000 inwoners moeten gevoed worden met ieder 250 gram meel per dag, dus hebben wij nodig eenen totale hoeveelheid meel per dag van 1 000 kilogrammen. Het graan dat er te veel was, is reeds gerequisitionneerd en verbruikt. Onze gemeente verbindt zich den prijs van het tarwebrood vast te stellen aan 40 centiem den kilo, hetwelk door de bakkers zal verkocht worden. Wij durven U dus verzoeken van voor de voeding der bewoners onzer gemeente, zoo haast mogelijk nog te willen doen leveren 20 000 kilogrammen tarwemeel, 500 kilogr. rijst, 500 kilogrammen zout, 200 kilogr. erwten en 200 kilogrammen bonen. Den Heere Goossens, Voorzitter der Provinciale Landbouwcommissie te Assche.
N° 885
Hulp aan de afgebrande inwoners Opwijk, den 3 December 1914 Mijnheer de Voorzitter, Als gevolg aan den brief van den heer Voorzitter van het provinciaal hulp- en voedingskomiteit, dagteekenende van den 25 November laatstleden, hebben wij de eer UE. te verzoeken, hulp te willen verlenen aan de inwoners van tien huisgezinnen die in onze gemeente tijdens den oorlog zijn afgebrand. 1° Op zaterdag 26 september laatstleden, rond 1 ure namiddag, zijn er tengevolge van een gevecht tusschen Belgische en Duitsche troepen, in onze gemeente op het gehucht, eexken door de Duitsche soldaten, tien woningen met gansch den
364
inhoud (oogst, meubelen, beesten, kleedingstukken, beddegoed enz.) afgebrand. 2° Deze huisgezinnen zijn samengesteld als volgt: 1. Aerts Ludovicus 3 mannen (75, 26 en 25 j.) 2 vrouwen (69 en 39 j.) 2. De Clerck Ildefons 4 mannen (74, 34, 7 en 6 j.) 4 vrouwen (72, 6, 3 en 1 j.) 3. Aerts Paulus 1 man (46 j.) 4 vrouwen (15, 12, 10 en 7 j.) 4. Vereecken Joannes 5 mannen (72, 45, 14, 9 en 6 j.) 2 vrouwen (42 en 21 j.) 5. De Keersmaeker frans-Xaveer 2 mannen (19 en 8 j.) 4 vrouwen (24, 23, 16 en 12 j.) 6. Michiels Henricus 3 mannen (79, 44 en 40 j.) 1 vrouw (46 j.) 7. Waverijns Egied-Frans 2 mannen (32 en 31 j.) 1 vrouw (21 j.) 8. Van den Broeck Guillaume 1 man (25 j.) 2 vrouwen (24 en 1 j.) 9. Luypaert Ludovicus 1 man (52 j.) 10. Van der meeren Theophiel 4 mannen (58, 18, 14 en 6 j.) 2 vrouwen (59 en 27 j.) 3° Wij verlangen voor bovenvermelde huisgezinnen een hulp te ontvangen, in kleedingstukken, beddegerief en deksels. De Heer Goossens, Voorzitter der Provinciale Landbouwcommissie te Assche.
N° 959 Vraag voor kleedingstukken Opwijck, den 21 April 1915. Mijnheer de Voorzitter, Wij hebben de eer UEd. Hartelijk te bedanken voor de kleedingstukken en de deksels dewelke gij ons reeds hebt toegezonden voor de bewoners der afgebrande en geplunderde huizen onzer gemeente. Terzelfdertijd nemen wij de vrijheid UE. te verzoeken ons nog eene hoeveelheid kleedsels voor schoolkinderen, onderkleedsels, linnen, hemden, (schoenen), kousen enz. te willen verleenen voor de noodlijdenden onzer gemeente. Er zijn op het gehucht Nijverseel, verscheidene kinderen die zich naar de school niet kunnen begeven door gebrek aan voldoende kleedsel. Op dit gehucht zijn ook nog een veertigtal huisgezinnen die gedeeltelijk geplunderd zijn geweest en waarvan wij vroeger geene melding hebben gemaakt. Aanvaard, Mijnheer de Voorzitter, met onzen voorafgaanden dank, de verzekering onzer hoogachting De Burgemeester & schepenen (get. ) B. De Smedt De heer Janssen, Voorzitter van het Provinciaal Hulp- en Voedingskomiteit te Brussel.
N° 902 Eeksken Opwijk, 7 Januari 1915 Mijnheer de Voorzitter, Wij hebben wij de eer UE. grootelijks te bedanken, voor de kleedingstukken die gij aan onze noodlij-
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
dende afgebranden hebt willen verleenen. In hunnen naam onzen besten en welgemeende dank. Ingevolge uwen brief van den 28ste December laatstleden, hebben wij de eer UE. te laten weten, dat onze gemeente in nood verkeert. Wij hebben reeds 12000 franken geleend aan de Maatschappij van het Gemeentekrediet, voor krijgsvergoeding aan de bloedverwanten der soldaten onder de wapens, de gesneuvelden der gemeentebedienden en onderstand aan het Bureel van Weldadigheid, alsook nog 2000 franken aan bijzonderen voor dezelfde redenen. Onze gemeente zou wekelijks 1400 frank moeten uitgeven om de volledige uitbetaling der krijgsvergoeding te kunnen doen. Gelief ons in onze noodwendigheden ter hulp te komen en ons een voorschot te verleenen, ten einde bedoelde betalingen te kunnen blijven uitvoeren. De Heer Voorzitter van het Provinciaal Steun- en Voedingskomiteit, Eikstraat n° 16.
N° 921 Brief met dankbetuigingen aan het Consulaat van Amerika Opwijck, 25 Februari 1915 Mijnheer de Minister, In den naam van de gemeeneraad en van gansch de Opwijcksche bevolking achten wij het eene volstrekte plicht U Ed. onzen innigsten dank te uiten, voor al het goede dat het Amerikaansche Consulaat ons tot heden in deze droevige omstandigheden heeft bewezen. Wij bedanken U E. insgelijks voor al e milde giften die wij door de tussenkomst van Amerika voor onze armen en voor de bewoners van afgebrane huizen hebben ontvangen. Zonder uwe edelmoedige tusschenkomst hadde onze diepbedroefde bevolkin nog grooter gebrek aan levensmiddelen, kleedingstukken en andere behoeften geleden. Aanvaard, Mijnheer de Minister, met onze herhaalde dankbetuigingen de verzekering van onze eerbiedige gevoelens. De Burgemeester (get.) B. De Smedt. Aan zijne Excellentie de Minister der Vereenigde Staten van Amerika te Brussel
N° 948 Voeding van de bevolking Opwijck, 8 April 1915. Mijnheer de Voorzitter, Wij hebben de eer UE. hartelijk te bedanken voor de hoeveelheid meel die gij ons tot heden hebt oegestaan voor de voeding der bevolking onzer gemeente. Nochtans vinden wij ons gedwongen UE. ter kennis te brengen dat wij niet kunnen voorzien in de nodwendigheden onzer inwoners met de 6500 kilos die ons wekelijks worden toegezonden. Tot heden hebben 830 huisgezinnen, bevattende 4980 perso-
365
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
nen, meel ontvangen. Berekend aan 1.65 kil., waaraan iederen persoon recht heeft, maakt dit 82, 17 kilos. Er zijn ons sedert veertien dagen nog 30 aanvragen toegekomen, waavan de huisgezinnen te samen 180 personen tellen, aan dewelke wij, bij gebrek aan voorraadmeel nog geen gevolg hebben kunnen geven. Gezien de omstandigheden en de toestand waarin wij ons bevinden smeeken wij UE. om wekelijks 90.00 kilos te willen afzenden. De Heer Voorzttervan het Provinciaal Hulp- en voedingskomiteit.
N° 953 Werkeloozen Opwijck, 14 April 1915 Mijnheer de Voorzitter, Bij dezen hebben wij de eer U Ed. de stichting aan te kondigen van een lokaal komiteit voor hulp aan de werkeloozen onzer gemeente. Het is samengesteld als volgt: Mr Dr. Benoit De Smedt, Burgemeester en Voorzitter. Mr Louis Lindemans, provinciaal raadslid, ondervoorzitter Mr. Jozef Van Gestel, onderpastoor, schrijverschatbewaarder MR Peeter De Block, schepen. Mr Jozef De Smedt, advokaat Mr Jozef Van Malderen: gemeente-ontvanger. Mr Jozef Vereertbrugghen, veearts Mr Leon Buggenhout, gemeenteonderwijzer. Het Comiteit zal in alles handelen gelijkvormig met de bepalingen en het “Reglement pour le service d’ aide et protection aux Chômeurs.” dat ons van uwentwege is toegekomen. Ook zal de gemeente voor een tiende in de kosten van ondersteuning tusschenkomen. Een eerste voorloopige lijst is U Ed. toegezonden. Hij bevatte de namen van 300 werkeloozen. Als het comiteit zijne voorbereidende werkzaamheden vervuld heeft, zal U Ed. de volledige en omstandige staat der werkeloozen opgezonden worden, en dan hopen wij zoodra mogelijk over de toelage van uw Comiteit te kunnen beschikken om de uitdeeling der gelden te kunnen beginnen. De heer Janssen, voorzitter van het Provinciaal Steun- en Voedingskomiteit van Brabant, Eikstraat 16, Brussel.
N° 975 Gebruikte meubelen Opwijck, den 14 Mei 1915 Mijnheer de Voorzitter, Wij heben de eer UE. beleefd te verzoeken, ons eene hoeveelheid gebruikte meubelen voor de noodlijdende inwoners onzer gemeente te willen doen geworden. Ten dien einde laten wij UE. weten, dat er in onze gemeente tien huizen zijn afgebrand, drij grootelijks beschadigd door geschut, en een vijftigtal geplunderd.
De heer Janssen, Voorzitter van het Provinciaal Hulp- en Voedingskomiteit te Brussel.
N° 981 Voeding der bevolking Opwijck, den 27 Mei 1915 Mijnheer de Voorzitter, Wij hebben de eer UE. hartelijk te bedanken, voorde hoeveelheid meel, die gij ons tot heden hebt toegestaan, voor de voeding der bevolking onzer gemeene. Wij vinden ons nochtans opnieuw genoodzaakt, UE. ter kennis te brengen, dat wij niet kunnen voorzien in de noodwendigheid onzer inwoners met de 9.000 kilogr. die ons wekelijks worden toegestuurd. Tot heden hebben een 5500 personen meel ontvangen, berekend aan 1,600 kilo per persoon en per week is 88.00 kilos. Indien wij aan iedere persoon 1,750 kilo per week, waaraan hij recht heeft, willen beschikken, bedraagt dit te samen 96,25 kilos. Er zijn ons sedert eenige dagen nog verscheidene nieuwe aanvragen tot het bekomen van meel toegekomen, aan dewelke wij bij gebrek aan voorraad nog geen gevolg hebben kunnen geven. Gezien de omstandigheden en de toestand waarin wij ons bevinden, smeeken wij UE. ons wekelijks 10.000 kilos te willen afzenden. Onze bevolking beloopt van 1 Januari 1915 tot 6400 inwoners. De Heer Voorzitter van het Provinciaal Hulp- en Voedingskomiteit, Eikstraat 16 te Brussel.
N° 1048. Molens Opwijck, den 14 October 1915. Mijnheer de Voorzitter, Als gevolg aan uwen brief van den 7 October laatstleden E.E, 627, heb ik de eer U.E. te laten weten, dat er In onze gemeente vijf molens bestaan: 1°) Segers Petrus, Boochtstraat n° 112, in beweging gebracht door de electriciteit; opbrengst 1 200 kilos per dag, maalt gewoonlijk 3 dagen per week, 2°) Vandenbroeck Wwe Jan, Haanhofstraat n° 325, stoommolen; opbrengst 650 kilos per dag, 3°) Mostinckx Louis, Steenweg van Vilvoorde, n° 39, watermolen; 600 kilos per dag. 4°) Van Crornbrugge frans, Mansteenstraat n° 7, stoommolen, 1700 kilos per dag; maalt maar 45 dagen ‘s jaars. 5°) Callebaut Victor, Steenweg van Aalst n° 219; windmolen, opbrengst 1000 kilos, maalt gewoonlijk 3 dagen per week. Den Heere (Voorzitter) Gerstein, Voorzitter der Provinzial-Ernte-Kommission für die Provinz Brabant te Brussel.
N° 1065. Persoonlijke graanmolen. Opwijck den 10 Nov. 1915. Mijnheer de Voorzitter,
366
Als gevolg aan uwen brief van den 1 November laatstleden n° B.E. 906, heb ik de eer IL E. te laten weten, dat er in onze gemeente geene inwoners zijn, die eenen graanmolen bezitten voor hunne persoonlijke behoeften» Den Heere Voorzitter der Provinzial-ErnteKommission. te Brussel.
N° 1070. Over de verkoopplaats van voedsel. Opwijck, 15 November 1915. Mijnheer de Zivilkommissar, Als gevolg aan uwen brief van den 11den November laatstleden.Tageb. N° 8611/1II, heb ik de eer U.E. te laten weeten, dat er in onze gemeente eene verkoopplaats bestaat, welke echter niet van de gemeente afhangt, of ook niet van de gemeente gekontroleerd wordt. De gemeente staat in geene verhouding met deze verkoopplaats. Zij is alleenlijk afhankelijk van het nationaal voedingskomiteit. Er wordt meel verkocht en koloniale waren. De waren worden alleenlijk aangekocht te Brussel en te Vilvoorde. De verkoop geschiedt uitsluitelijk kontant en alleenlijk aan de Inwoners der gemeente. Er worden verkocht met eene kleine winst, dewelke echter aan de arme lieden ten goede komt. Den Heere Zivilkommissar beim Kaiserl. Kreischef te Brussel.
N° 1088. Prijs van het suiker Opwijck, den 22 December 1915. Mijnheer de Keizerlijke Kreischef, Als gevolg aan uwen brief van den 17 December laatstleden, Tageb. n° 9448/1II, heb ik de eer U.E. te laten weten, dat het Schepencollege onzer gemeente den prijs van het suiker vastgesteld heeft als volgt 1°) geraffineerd suiker (rangdierte Würfel) aan 98 franken de 100 kilogrammen. 2°) gekristalliseerde suiker, aan 82 fr. de 100 kilogrammen. 3°) geraffineerde suiker kassonade aan 95 frs. de 100 kilogrammen.
N° 1094
Hoogste prijzen – uitvoerverbod Opwijck, 31 December 1915 Mijnheer de Zivilkommissaris, In antwoord op uwen geëerd schrijven van 29 December, hebben wij de eer Ued. te berichten: (Tageb. N° 9686/III) 1) Onze gemeente heeft op eigen aanleiding geene hoogste prijzen voor waren vastgesteld. 2) Onze gemeente heeft het inzicht niet op eigen aanleiding hoogste prijzen vast te stellen. 3) Onze gemeente heeft in de drij laatste maanden geene verordeningen op eigen hand uitgevaardigd. 4) Onze gemeente heeft geen uitvoerverbod, uit haar gebied, van levensmiddelen uitgevaardigd. Den Heer Zivilkommisar beim Kaiserl. Kreischef, Brussel
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
N° 1138
Levering van kolen Opwijck, den 24 Febr. 1916. Mijnheer de Burgemeester, Ik heb de eer UE. te verzoeken zoohaast mogelijk gevolg te willen geven aan onzen brief van den 19 Januari laatstleden, n° 1110, aangaane de betaling der som van 365 franken, dewelke uwe gemeente ons verschuldigd is, voor levering van eenen wagen kolen van de duitsche soldaten. Aanvaard, Mijnheer de Burgemeester, de verzekering mijner eerbiedige achting. De Burgemeester (get.) B. De Smedt De Heere Burgemeester der gemeente Maxenzele
N° 1209
In beslag genomen aardappelen Opwijck, 29 April 1916. Mijnheer de Kommandant, Ik heb de eer Ued. te melden dat er in onze gemeente bij de volgende landbouwers nog aardappels in beslag genomen liggen: 1° Bij Wed. Jozef Haverals, te Opwijck-Mansteen 700 kilos. Hiervan zijn reeds geleverd 200 kilos. Blijven dus in beslag 500 kilos. 2° Bij Louis Robberecht, te Opwijck-Mansteen 800 kilos. Hiervan is nog niets geleverd. 3° Bij Meersman Benoit, te Opwijck-Mansteen 700 kilos. Hiervan zijn reeds geleverd 100 kilos. Blijven dus in beslag 600 kilos. 4° Bij Verdoodt Petrus, te Opwijck-Mansteen 1100 kilos. Hiervan zijn reeds geleverd 300 kilos. Blijven dus in beslag 800 kilos. Al de voormelde personen hebben mij ten stelligste verklaarddat zij, in geval deze aardappelen nog moeten geleverd worden, slechts plantaardappelen kunnen leveren. Ik neem dus de vrijheid Ued. te vragen de in beslag genomen hoeveelheden te willen vrijgeven om de bezitters toe te laten hunne aardappelen te planten. Aan den Heer Kommandant der bezettingstroepen te Assche
N° 1180 Aardappelvoorraden Opwijck, 1 April 1916. Mijnheer de Zivilkommissar, In antwoord op uw geëerd schrijven van 2 Februari 1916, nr. 10561/III, hebben wij de eer Ued. hieringesloten de rekening te zenden der aardappelvoorraden op 31 Meert, alsook een afschrift der geleibrieven B. Bijlage aan N° 1180 Gemeente Opwijk Aardappelvoorraad op 31 Meert 1916. Bij de nieuwe voorraadsopgave van 6 Meert zijn er totaal aangegeven 389.210 K°. Per ijzeren weg of rijtuig zijn er geene aardappelen in de gemeente uitgevoerd. Er zijn geen aardappelen uit andere gemeenten binnengekomen. Van 6 Meert tot 31 Meert zijn er 25 dagen verloopen. Voor de personen boven de 7 jaar maakt dit dus, aan 300 grammen per dag, een verbruik van 7 ½ K°. Voor de kinderen onder de 7 jaar, aan 200 grammen per dag, 5 K°. Voor de zwijnen aan 3 K° per dag, 75 K°.
367
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
Als gebruik voor menschen en zwijnen zijn er voor het tijdstip van 6 tot 31 Meert totaal af te trekken 58.582 ½ K°. Door den verkoop met geleibrieven zijn er af te trekken 743 K°. Dus een totaal van 59.325 ½ K°. Dus blijven er nog 389.210 – 59.325 ½ = 320.884 ½ K° . Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat er verscheidene duizenden kilos aardappelen door de bezettingstroepen onzer gemeente opgeeischt zijn. Doch hiervan is het ons onmogelijk rekening te houden bij de uitrekening der aardappelvoorraden daar zij door de troepen zelf, buiten onze tusschenkomst opgeëischt zijn.
Bijlage aan n° 1212 Gemeente Opwijck Aardappelvoorraad op 30 April 1916. Voorraad op 31 Meert: Op 31 Meert bleven er in de gemeente een totaal van 329.884 ½ kilos. Magazijn van het Steunkomiteit: Op 31 Meert lagen er in magazijn 5200 kilos. Er zijn deze maand aangekocht 1000 kilos. Dus totaal 6.200 kilos. Er zijn integendeel uitgedeeld 3607 kilos. Dus blijven er 2593 kilos, ‘t zij 5200 – 2593 = 2607 kilos minder dan verleden maand. Verkoop met geleibrieven: Er zijn binnen de gemeente verkocht met geleibrieven 1631 kilos. Opeischingen: Er zijn geleverd op 6 April te OpwijckStatie 450 kilos. Op 23 April te Merchtem-Statie 3000 kilos. Dus totaal 3450 kilos. Verbruik: Als verbruik van menschen en zwijnen zijn er af te trekken 67.735 ½ kilos. Er zijn dus totaal af te trekken: uit het magazijn 2607 kilos door verkoop met geleibrieven 1631 kilos door opeischingen 3450 kilos voor verbruik 67.735 ½ kilos 75.423 ½ kilos Dus blijft er in de gemeente nog op 30 April 329.884½ - 75.423½ = 254.461 kilos.
Verder zijn er verscheidene landbouwers die in plaats van tarwe, masteluin geleverd hebben. Wij hopen wel dat gij zoo goed zult zijn deze hoeveelheden van de tarwe af te trekken. Er staan ook nog kleine hoeveelheden tarwe op welke door den Heer opkooper bij de rogge genomen zijn daar de hoeveelheid zoo klein was. Het zijn de nummers 7, 10, 108, 297. Nr 68 heeft de 100 kilos rogge die hij te leveren had, bij de tarwe geleverd. Nr 136 staat nog te leveren 958 kilos tarwe. Hij had totaal te leveren 1458 kilos tarwe, maar op zijn bulletin staat bij missing rogge aangeduid. Hij heeft ons verklaard hiervoor zelf naar uwe bureelen geweest te zijn, en heeft daarop geleverd 500 kilos tarwe en 500 kilos rogge. Blijven dus nog 458 kilos tarwe te leveren. Nr 287 heeft op zijn invullingsbulletijn roeden ingevuld in plaats van aren. Wij hebben dit invullingsbulletijn met den Heer opkooper medegegeven om de zaak in regel te zetten. Wij betreuren dat dit nog niet geschied is. Eindelijk hebben wij bemerkt dat op het laatste blad, te beginnen van nummer 410, geene geleverde rogge meer afgetrokken is. Er zij nochtans verscheidene numers bij welke reeds rogge geleverd hebben.
N° 1252 Werk der aardappelschil. Opwijck, den 7 Juni 1916. Mijnheer de Voorzitter, Als gevolg aan uw schrijven van de 20 Mei laatstleden, hebben wij de eer U.E. te laten weten, dat wij U.E. de toelating geven, van ten bate van Uw Vaderlandsch en menschlievend werk, ten steun aan Belgisch oorlogsweezen en Krijgsinvalieden, langs onze gemeentebanen, de wilde vruchten, zooals beukennoten, eikels en wilde kastaniën te verzamelen. Den Heere Voorzitter der Samenwerkende Maatschappij “Werk der aardappelschil” Gijzelaarstraat, 16-18 Antwerpen.
N° 1296 N° 1250 Stapelplaats voor goederen Owijck, 7 Juni 1916. Mijnheer de Voorzitter van het provinciaal Oogstbureel, Brussel. Wij hebben de eer Ued. de goede ontvangst te melden van eenen omzendbrief van 2 Juni, en hebben als stapelplaats gekozen een lokaal van het gasthuis der gemeente. Als bewaker is aangesteld Petrus De Block, schepene onzer gemeente. Wij nemen de vrijheid Ued. de volgende operkingenn te maken overde lijst der te leveren granen: Nr 73 staat nog met zijne gansche hoeveelheid graan te leveren, ‘t zij 23 kilos tarwe en 589 kilos rogge. Hij heeft nochtans 412 kilos rogge geleverd, op voorstel van den Heer opkoper die hem daarmee ontslagen heeft. Hij heeft dus niets meer te leveren. Nr 254 staat nog met 506 kilos tarwe te leveren. Er zijn reeds 250 kilos van geleverd. Blijft dus maar 615 kilos. Nr 307 staat met 200 kilos tarwe reeds geleverd. Voorzoover we weten heeft hij nog niets geleverd. In alle geval wij bezitten er geen bon van.
Granen nog te leveren
Opwijck, 9 Juli 1916. Aan den Heer Voorzitter der Provinzial-ErnteKommision, Brussel Als gevolg op uw geëerde circulaire van 30 Mei hebben wij de eer Ued. hierbij de lijst te zenden der landbouwers onzer gemeente die nog achteruit zijn met graan te leveren. Volgens deze lijst zijn er nog te leveren: 38.318 kilos tarwe 52.771 kilos rogge 112 kilos masteluin. Ued. zal bemerken dat wij de hoeveelheden graan die door de kontroleurs nog in beslag genomen zijn, ook bijgevoegd hebben. Op 7 Juli hebben wij het bezoek onvangen der kontroleurs. Zij hebben nog doen leveren: bij Henri Van Cauter (nummer 69) 100 kilo tarwe. Bij Felix Van Nuffel (nummer 150) 83 kilo tarwe. De kontroleurs hebben ons bevolen U dit te laten weten. Hierbij zenden wij U ook het bordereel der granen die wij geborgen hebben in onze gemeentelijk magazijn. Gij zult bemerken dat er in magazijn geleverd zijn 1976 kilos tarwe, 2500 kilos rogge, 13 kilos maste-
368
luin. Deze voorraad is geheel aangekocht door het provinciaal oogstbureel op 30 Juni, behalve de 183 kilos tarwe waarvan wij U hooger schrijven. Deze zullen wij ook naar het depot van Vilvoorde laten brengen te zamen met de andere granen.
N° 110 Opwijck, 30 Januari 1917. Mijnheer de Zivilkommissar, Gevolg op uw schrijven van 10 Janari, nummer 8049.z. Wij hebben aan onze politieorganen order gegeven, op den goeden uitvoer van de verordeningen betreffende de voeding te waken. Voor hetgeen aangaat het opzoeken der aardappelvoorraden, zijn er door hulp der soldaten nog 22.000 K° aangekocht voor Brussel. Wij hebben er zelf nog wat aangekocht, welke zullen gebruikt worden voor de gemeentesoep Van al deze aardappelen zijn er nog geene geleverd uit oorzaak van den vorst. Al de beschikbare aardappelvoorraden zijn hiermede geleverd; er zullen er zelfs nog tew einig zijn voor de bevoorrading onzer gemeente.
N° 151 Opwijck, 20 Februari 1917. Mijnheer de Zivilkommissar, Antwoord op uw schrijven van 14 Februari, nr 9945. Er zijn tot heden in onze gemeente nog geene massamaaltijden ingericht, doch binnenkort zal de volkssoep ingericht worden. Deze zal uitsluitend bestemd zijn voor de behoeftigen. De voedingsmiddelen zullen verschaft worden door het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit. Het dagelijksch rantsoen zal zijn een halve liter per man. De kosten zullen gedekt worden door het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit.
N° 250 Opwijck, 23 April 1917. Aan het Provinciaal Oogstbureel, Brussel Wij hebben de eer U goede ontvangst te melden van uwen omzendbrief van 15 April. Wij hebben als voorloopige stapelplaats een lokaal van het gasthuis der gemeente genomen. Als bewaker hebben wij aangesteld mijnheer August Van Mulders, dorp nr. 13.
N° 378 Opwijck, 25 Juni 1917 Aan de Kohlenzentrale, Kanselarijstraat, Brussel Mijnheeren, Wij nemen de vrijheid Ued te verzoeken ons zoogauw mogelijk de 50 ton kolen Tout-Venant te willen doen opzenden welke reeds verscheidene maanden voor onze gemeente besteld zijn door Mr Rayer van Brainel’Alleud aan de koolmijn “Nord de Charleroi” op afkorting van kontrakt nr. 524. Deze kolen zijn uitsluitelijk bestemd voor de bezettingstroepen der gemeente, voor de volkssoep en arme bevolking onzer gemeente.
N° 547 Opwijck, 14 September 1917. Mijnheer de Zivilkommissar,
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
Gevolg op uw schrijven van 11 September, nr. 20053.z. Het nazicht van delandbouwstatistiek is door onze gemeente doorgevoerd. Het is gedaan door de zorgen van het plaatselijk hulp- en voedingskomiteit. Zij is gedaan door meting van de met graangewassen en aardappelen beplante gronden. Alle velden met graangewassen en aardappelen beplant zijn afzonderlijk gemeten. Er zijn als te weinig aangegeven vastgesteld: a) In ‘t geheel 142.85 hectaren. b) Afzonderlijk: 1) Rogge 46.79 hectaren 2) Tarwe 73.04 hectaren 3) haver is niet gemeten. 4) aardappelen 22.62 hectaren. N° 745 Kolen Opwijck, 2 December 1917. Mijnheer Jozef Verdoodt, ter gemeente. In antwoord op den brief van den heer De Roy van Merchtem van 1 December, zenden wij U volgende inlichtingen: Maandelijksch rantsoen noodig voor het gasthuis 1500 kilo gemeentehuis 750 kilo volkssoep 1600 kilo gemeentemagazijn 250 kilo de 5 smederijen der gemeente 4000 kilo eene bakkerij met kolen 1500 kilo Wij kennen anders geene kleinbedrijven die kolen noodig hebben.
Wij hebben uwe rekeningen van 4 en 15 Februari wel ontvangen. Gelief nota te nemen dat de rekening van den Heer Zivilkommissar in dato van 13 November 1917 aldus luidde: 70 ton ½ vette huiskolen aan 76.75 fr. per 1000 kg of 5372.50 10 ton 80.50 805.— 10 ton 93.-930.— 65 ton 75.70 4920.50 Totaal 155 ton tegen 12028.—fr. Rekent men tegen deze prijzen de doorsnedeprijs per 1000 kilo zoo bekomt men 77.60 fr., of per rantsoen van 120 kilo, 9.32 fr. Wij hebben de kolen aan de huisgezinnen gerekend tegen 9.40 fr. per rantsoen van 120 kilo. De 1210 rantsoenen hebben ons dus opgebracht 11374 fr. Wij hebben gestort op de Deutsche Bank 12028.— Wij hebben te goed volgens rek. nr. 109 86.25 Te zamen fr. 12114.25 Dus blijft er in ons voordeel 12114.25 – 11374.-- = 740.25 fr. in plaats van 244.15 fr. Gelief dit na te zien en ons te laten weten of wij akkoord gaan.
N° 1120 Opwijck, 10 Meert 1918. Mijnheer J. De Roy, Opzichter der kolenverdeeling voor Vlaanderen, Merchtem Aangezien het huidig rantsoen kolen van gemeentehuis, gasthuis en volkssoep volstrekt ontoereikend is, nemen wij de vrijheid U te verzoeken het rantsoen te willen verhoogen tot 3000 k° kolen voor het gasthuis, 3000 k° kolen voor de volkssoep, 1000 k° kolen voor het gemeentehuis.
369
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
N° 1303 De ondergeteekende, burgemeester der gemeente Opwijck, verklaart dat de vrouw Jan Baptist Berghman maar sedert 7 jaar getrouwd is en de boerderij voor hun eigen maar begonnen hebben een weinig voor den oorlog. De man is sedert vier jaar krijgsgevangen. Het land is van den slechtsten grond van gansch de gemeente en is bovendien slecht bewerkt. Wij verzoeken dus den Heer Voorzitter der Provinciale Kom. de boet van 1800 Mark nog merkelijk te willen verminderen. Opwijk, 15 Mei 1918. De burgemeester, (get.) B. De Smedt
N° 1379 Opwijck, 21 Juni 1918. Mijnheer de Zivilkommissar, Gevolg op uw schrijven van 14 Juni, nr. 29420.z. De volgende kommissiën bestaan in onze gemeente: Oogstkommissie: bestaat uit de Heeren Petrus De Block als voorzitter, Jan Vereertbrugghen en Jozef De Smedt als groote landbouwers, Jozef Van Mulders en Henri Geeurickx als kleine landbouwers, Jan Maervoet en Jan De Donder als burgers. Aardappelkommissie: bestaat uit de Heeren Benoit De Smedt, burgemeester als voorzitter, Adolf Heyvaert, gemeentesecretaris, Petrus De Block, schepen als plaatsvervangend voorzitter, Jozef De Smedt als kleine landbouwer, Jan Vereertbrugghen als groote landbouwer, Fernand Wynants en Jozef Temmerman als burgers die geen land bewerken.
N° 239 Kolen 29 Oct. 1918 Mijnheer de Zivilkommissar, Gevolg op uw schrijven van 10 December, nr. 23262.z. Er zijn deze week ter statie Opwijck omtrent 300 Ton kolen aangekomen, welke op donderdag, vrijdag verdeeld zijn aan de bevolking en vluchtelingen in rantsoen van 200 kilo per gezin.
Op 12 januari 1918 stuurde het Opwijks gemeentebestuur volgend gedrukt briefje aan alle landbouwers: Mijnheer, Op bevel der Duitsche overheid is Ued. verplicht, op aanstaanden Dinsdag om 9 ure (Belgische tijd) op het gemeentehuis te verschijnen met stalen van het graan dat gij nog te leveren hebt aan het Nationaal Komiteit. Iedere landbouwer moet persoonlijk komen. Wie niet verschijnt, wordt gestraft.
en in het voorjaar 1918: Mijnheer, Het gemeentebestuur heeft den volgenden brief van de Duitsche overheid ontvangen: Brussel, 30 Meert 1918. Als gevolg van de verordening van 21-2-1918 over gerst, haver, aardappelen enz. wordt het volgende verordend:
Gezien het niet zeker is dat de gemeente plantgoed genoeg in bezit heeft om de in het jaar 1910 beplante oppervlakte, verminderd met 25%, dus 149,67 hectaren te planten, zoo moeten onder alle omstandigheden ten minste evenveel aardappelen geplant worden als verleden jaar. Deze oppervlakte bedraagt voor onze gemeente 95,75 hectaren. Het is buiten twijfel dat de aangiften van 1917 verre beneden de werkelijk geplante hoeveelheden blijven. Zoo veel te meer zal ik er aan houden dat ten minste de aangegeven oppervlakte bebouwd wordt. Het gemeentebestuur moet den inhoud van dit schrijven onmiddellijk aan de aardappelplanters mededeelen. De gemeente is ervoor verantwoordelijk dat iedere aardappelplanter ten minste evenveel aardappelen plant als in 1917. De gemeente is eveneens verantwoordelijk dat op stukken land die sedert vorig jaar verkocht of verhuurd zijn, dezelfde oppervlakte aardappelen gezet wordt. Het aantal kilos dat per hectaar te leveren is, zal binnen kort bekend gemaakt worden. Ik maak er opmerkzaam op dat voor iederen kilo aardappelen die er te kort geleverd wordt, aan den planter eene geldboet zal opgelegd worden van ten minste 5 Mark (In sommige gevallen tot 10 Mark). Bovendien zal er aan de gemeente eene boet opgelegd worden in geval zij niet tot in de minste bijzonderheden aan hare plichten voldaan heeft. Deze plichten bestaan bijzonder hierin, onder hare verantwoordelijkheid te waken dat er genoeg aardappelen worden geplant, en alles te verhinderen wat hiertegen door de planters zou ondernomen worden. In de veronderstelling dat een landbouwer 100 kilo aardappelen te weinig levert, zoo zal hij ten minste 500 Mark boet te betalen hebben (In sommige gevallen tot 1.000 Mark). Voor 1000 kilo te kort geleverde aardappelen zal hij ten minste 5.000 Mark (In sommige gevallen tot 10.000 Mark) moeten betalen. In tegenstelling met deze straffen heeft de landbouwer die aan zijne leveringsplicht voldoet, het voordeel dat hij na gedane levering over de overschietende hoeveelheden vrij mag beschikken, en deze mag verkoopen tegen prijzen naar beliefte. In geval het mogelijk zal zijn, nog meer plantgoed als er noodig is om de oppervlakte van 1917 te beplanten, ter beschikking te stellen, zoo moet natuurlijk in verhouding meer geplant worden. De gemeente is eveneens verplicht hierover te waken. Ik maak er opmerkzaam op dat bovengenoemde straffen zonder genade zullen toegepast worden. Ik zal zorg dragen dat aan de landbouwers die door hunne handelwijze aan de bevolking de noodige voeding onttrekken, al hunne ongeoorloofde winst ontnomen wordt. Over de werkzaamheden der te benoemen kommissies en over het opmaken der lijsten zullen nog andere inlichtingen gegeven worden. De Zivilkommissar, (get.) von Wedderkop. Voor gelijkvormig afschrift: De Burgemeester, B. DE SMEDT
N° 1256
Aardappelkommissie Opwijck, 29 April 1918.
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
370
Mijnheer de Zivilkommissar, Gevolg op uw schrijven van 15 April, nr. 27363.z. Ziehier de namen der personen die door onzen gemeenteraad benoemd zijn als leden van de aardappelkommissie. Als groote landbouwer Jan Vereertbrugghen Als kleine landbouwer Jozef De Smedt Als burgers die geen land bewerken Fernand Wynants en Jozef Temmerman.
N° 1323 Verhageling Opwijck, den 27 Mei 1918 Aan de Provinzial Ernte-Kommission, Brussel Wij hebben de eer U te melden dat er op donderdag 23 Mei laatstleden, een gedeelte van den oogst onzer gemeente beschadigd is geweest door verhageling. Verscheidene landbouwers der gehuchten Mansteen, Weyenberg en Hulst, hebben ons desaangaande reeds eene klacht ingediend.
N° 314 Kolen 10 December 1918. Aan de gemeentemagazijnen van Braband, Brussel Gevolg op uw schrijven van 21 Nov. 1918. 1° Het aantal huisgezinnen der gemeente is 1450. 2° Het aantal stoven onmisbaar in de openbare besturen is 22 (met inbegrip der scholen). 3° Het aantal stoven onmisbaar voor de werken van openbaar nut is 3, 4° Er zijn drij kongregaties, het aantal stoven die hun onmisbaar zijn, is 15. 5° In het begin der maand waren er in de gemeente geen kolen in voorraad, 6° Onze gemeente moet gerangschikt worden in de landbouwgemeenten.
Mazenzele Maxenzele, den 10 Augustus 1917 Mijnheer de Burgerlijke Kommissaris bij den Keizerl. Kreischef – Koningsplaats –Brüssel Ingevolge uwen brief van 4 Augustus 1917, Tageb. n° 1833 …, heb ik de eer Ued te laten weten, dat er in onze gemeente, enkel eenen molen bestaat voor graan te malen, dewelke met kolen gestookt wordt; de maandelijksche hoeveelheid kolen tot het gebruik dezer is ongeveer een wagon
Maxenzele, den 10 Augustus 1917 Mijnheer de Burgerlijke Kommissaris bij den Keizerl. Kreischef – Koningsplaats –Brüssel - Land In antwoord op uw schrijven van 19 Juli 1917, Tageb. n° 17869.Z, heb ik de eer Ued te laten weten, dat er in onze kleine gemeente, gansch uit landbouwers bestaande, de inrichting van gemeenteslachtingen niet hoogst noodzakelijk is. Nochtans zoo de noodzakelijkheid er zich van voordeedt zoo zou het gemeentebestuur onmiddellijk maatregelen nemen.
Nr. 115 Kolenverdeeling
Maxenzele, den 2 October 1917
Aan den Heer Zivilkommissar Brüssel-Land - Koningsplein te Brussel Ingevolge verordening van den Heer GeneraalGouverneur in date 1 September 1917, heb ik de eer Ued te laten weten: 1e Het aantal huisgezinnen onzer gemeente beslaat ten getalle van 227, 2e Het getal kleinbedrijven ten getalle van 3, namelijk: De …… Jozef De Smedt a) De Maeseneer Louis, hoefsmid b) De Maeseneer Jules, hoefsmid c) Van der Straeten frans, maalder 3e Het getal onzer handelaars die patent betalen zijn ten getalle van drij, te weten: a) Weduwe Jozef De Smedt b) ………. Van der Straeten c) Weduwe frans De ……. Hoogachtend, De d.d. Burgemeester
Maxenzele, 9 Februari ‘18 Aanvraag van kolen Mijn de Voorzitter van het Provinciaal Ernte Kommission – Eikstraat nr. 20, Brussel Ik hen de eer Ued. hiernevens te doen geworden een aanvraag van den maalder frans Van der Straeten, onzer gemeente, tot het bekomen van kolen voor zijn stoommolen. De d.d. Burgemeester
Nr. 249 Maxenzele, 10 Februari ‘18 Aanvraag petroleum Mijnheer de Voorzitter van het Komiteit – Ernte Kommission – Eikstraat nr. 20, Brussel Ik hen de eer Ued. hiernevens te doen geworden: aanvraag van den maalder frans Vanderstraeten voor het bekomen van 5 liters petroleum, voor het kuisschen van zijn stoommachien. De d.d. Burgemeester
Uittreksel des Register der beraadslagingen der Gemeenteraad van Maxenzele Zitting van 12 December 1917. Tegenwoordig: M.M. Van Langenhove, d.d. Burgemeester, Van der Straeten, Vereertbrugghen, ……, DeVits, Esselens, Verdoodt en Michiels, secretaris. Dagorde: Beraadslaging aangaande den brief van den Heer Burgerlijke Kommissaris bij den Keizerl. Kreischef, te Brussel – Land, in dagteekening 5 December 1917 Tageb. 23000 Z. waartoe deze den gemeenteraad uitnoodigt tot het benoemen eener Kommissie betrekkelijk de aardappelen, ………, melk en boter. De Raad: Gezien bovengemelde brief: Besluit:
371
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
1° De Heer Carolus Van der Straeten, schepene, wordt benoemd, tot Voorzitter. 2° De Heer Petrus Sneppe, afgevaardigde der ..., als lid voor ... der voortbrengers van boter en melk en ... 3° De Heer Ludovicus Berghmans, hulponderwijzer, als lid van ... 4° Petrus Van de Velde, landbouwer, als lid der vereeniging der voortbrengers.
Een afschrift der tegenwoordige beraadslaging zal aan den Heer Burgerlijken Kommissaris gestuurd worden. Aldus gedaan in zitting, dagteekening alsvooren. De secretaris, De voorzitter, (get.) E. Michiels Voor gelijkvormig afschrift, Maxenzele, den 13 December 1917
Opwijk aan de rand van het “Etappegebied” – De smokkel Na het stopzetten van de invoer uit het buitenland werd het voedsel schaars, vooral nadat de bezetters een groter deel van de oogst opeisten. Door het strengere regime in het Etappegebied (zie pag. 283 e.v.), waar bet belang van het Duitse leger absoluut primeerde, was er
een intensere smokkel met de rest van het land. De prijs der levensmiddelen op de clandestiene markt was in 1918 vertienvoudigd. Opwijk lag aan de grens van het Etappegebied (Baardegem, Lebbeke, Buggenhout,...) en kende een levendige smokkel.
Het Nationaal Hulp- en Voedselcomité en de plaatselijke comité’s In 1914 sloot het Comité een overeenkomst met de Duitse bezetters, die toen niet beseften welke bloei de activiteiten van het Comité zouden kennen. Tevergeefs trachtten de Duitsers vat te krijgen op de organisatie. Toen dat niet lukte begonnen de bezetters opeisingen te doen en maakten ze zich geleidelijk meester van de distributie van grondstoffen. In de verschillende “Zentrale” moest verplicht geleverd worden door de landbouwers en de industriële bedrijven. De bestaande voorraden werden eveneens opgeëist. Naast de bevoorrading in voedingswaren, kleding en brandstoffen zorgde het Nationaal Hulp- en Voedingscomité, opgericht door Emile francqui, ook voor andere hulp. Zo werd de “Volkssoep” en de kindervoeding gesteund, de hulp aan familieleden van militairen en oorlogswezen, de hulp aan werklozen en aan de kantwerksters. Het Comité hielp ook daklozen, vreemdelingen en oorlogsinvaliden. Tenslotte patroneerde het Comité de coöperatieven voor leningen, goedkope woningen, de strijd tegen de tuberculose, de wederopbouw van woningen en het opsturen van voedselpakketten aan krijgsgevangenen.
Provinciaal Hulp- en Voedselcomité voor Brabant (1)
De werking van het nationaal hulp- en voedselcomité gebeurde naar de behoeftige bevolking toe via provinciale comite’s (9 comités + de toenmalige verstedelijke Brusselse agglomeratie), kantonnale of regionale comités en plaatselijke comit’s (over ‘t algemeen op gemeentelijk niveau). Zoals de andere Belgische provincies was ook Brabant niet gespaard gebleven van de oorlogsgruwelen: 5.842 huizen waren in vlammen opgegaan en er was schade aan 16.8486 huizen, 837 burgers waren vermoord en 2.112 werden getransporteerd als gevangenen naar Duitsland (werkkampen), langdurige en onvrijwillige werkloosheid trof 100.000 arbeiders,... Naast de algemene organisatie van de hulp- en voedselverdeling (naar de gewestelijk en plaatselijke comités toe) diende het Provinciaal comité ook de nodige aandacht en zorg te geven aan het toezicht en de controle van de organisatie en aan de relaties met de Duitse overheden.
Organisatie van de gewestelijke en plaatselijke comités De provincie Brabant (huidige Vlaams-Brabant + Waals-Brabant), met uitzondering van de toenmalige Brusselse Agglomeratie was verdeeld in 19 cantonnale of regionale comités: Aarschot, Anderlecht (landelijk), Asse , Braine
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
372
Eenzelvigheidskaart en identificatiebewijs van Louis Lindemans als lid van het Opwijks Steun- en Voedingscomiteit. Hij bezat dergelijk bewijs ook voor zijn functie bij het Regionaal Steun- en Voedingscomiteit (Asse).
d’Alleud, Diest, Genappe, Haacht, Halle, Jodoigne, Zoutleeuw, Sint-Kwintens-Lennik, Leuven, Nijvel, Perweze, Schaarbeek (landelijk), Sint-Joost ten Noode-Elsene-Ukkel (landelijke delen), Tienen-Glabbeek, Vilvoorde-Wolvertem en Waver. Samen waren zij verdeeld in 339 plaatselijke comités (gemeentelijk niveau). Opwijk en Mazenzele behoorden, samen met Asse, Bekkerzeel, Sint-Uliks-Kapelle, Kobbegem, Essene, Hamme, Hekelgem, Liedekerke, Sint-Katharina-Lombeek, Merchtem, MollemBollbeek, Relegem, Teralfene en Ternat, tot het gewestelijk comité Asse (in totaal 45.500 inwoners). Te Asse was er ook het reginale depot ingericht. De bijzondere taak van de gewestelijk comités was het Provinciaal Comité te helpen bij de organistie voor een rechtvaardige verspreiding van de hulp en het voedsel. Zij dienden toen te zien op de correcte toepassing van de geldende regels die hiervoor opgesteld waren door het Nationaal en het Provinciaal comité. De gewestelijke comités dienden een verbindingsorganisme te zijn tussen de lokale comités en het Provinciaal comité. De samenstelling en de werking van de lokale comités diende te gebeuren in overeenstemming met een reglement opgesteld door het Provinciaal comité.
Noch de leden van het Provinciaal comité, noch deze van de gewestelijke comités en de plaatselijke comités ontvingen een vergoeding. In vele (kleinere) localiteiten verzorgden de leden van het plaatselijk comité zelf de bevoorrading en de verdeling van de hulp. Maar door de langdurige situatie en de uitbreiding van de taken diende er personeel ingezet te worden. Eind 1918 beschikte het geheel van de Brabantse comités over 5.116 leden, 1.0491 bedienden en 6.607 werkmannen.
De plaatselijke werking in Opwijk In zijn Geschiedenis van Opwijk (1937-’39) schrijft Jan Lindemans (pag. 228): Een ander aspect van de oorlogsjaren is de werkzaamheid van het plaatselijk Hulp- en Voedingcomité dat, in samenwerking met het Nationaal Comité en de Amerikaansche « Commission for Relief in Belgium », de bevoorrading van de bevolking ter harte nam, steun verleende aan werkloozen en noodlijdenden. Dit comité kwam hier, zooals elders, tot stand in November 1914, onder voorzitterschap van Al. Ant. Lindemans. Het was gevestigd in de «Waag»: het was dus daar dat men de menschen zag aanschuiven met hun velerlei kleurige kaarten om de meest verscheidene eetwaren (vele tot dusver onbekende bij onze landsche bevolking!) te bemachtigen. In Februari 1916 kwam daar nog bij het Werk der Zuige-
373
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
lingenverpleging en Melkverschaffing aan kinderen, waardoor zoovele jonge levens gered werden. Het plaatselijk Hulp- en Voedingscomité van Opwijk was dus gevestigd in de Waag. Ook andere initiatieven ter ondersteuning van de bevolking gebeurden in nauw overleg binnen de gemeente. Zoals uit de verslagen van de Conferencie van Vincentius over 1914 tot en met 1918 blijkt, werd een groot deel van de ondersteuning gedaan door het “Komiteit”, dat veruit over de meeste middelen beschikte. De Conferencie verleende dan alleen nog aanvullende hulp en stelde een groot deel van zijn geldmiddelen ter beschikking van het “Komiteit”. Daarnaast zorgde de gemeente Opwijk voor een belangrijk deel van de geldmiddelen van het “Komiteit”. Zij financierde die in toenemende mate met kredieten, die tevens moesten zorgen voor de voortzetting van haar eigen werking, en die na de oorlog ca 250.000 fr. bedroegen. Het “Komiteit” stond in voor de vergoeding aan de familieleden van gemobiliseerde soldaten en van krijgsgevangenen, voor de voedselhulp aan de noodlijdenden en voor de ondersteuning van de werklozen. Geleidelijk ontstonden er dan nog speciale acties ten voordele van jonge kinderen en moeders, van schoolkinderen en van teringlijders. Naast de inwoners van de gemeente steunde men ook de vluchtelingen, die in juni 1917 en op het einde van de oorlog in Opwijk verbleven. Naast solidariteit en hulp uit binnen- en buitenland, waren er ook de problemen met de bezetter, de prijsstijgingen, de smokkel en allerlei andere misbruiken.
Secretaris-schatbewaarder: A. Van Mulders, bediende Leden: J. De Smedt, advocaat L. Lindemans, provincieraadslid V. Rombouts, politiecommissaris
Verdeling van de subsidies (in fr.) aan Opwijk door de afdeling Hulp van het Provinciaal Comité van Brabant (vanaf zijn ontstaan tot 31 december 1918) Volksvoeding, levensmiddelen, supplementen, verwarmingshulp (van 1914 tot 4 november 1917) 74.373,16 Hulp aan werklozen (van 1914 tot 4 november 1917) 263.259,20 Voedingshulp (van 4 nov. 1917 tot 4 november 1917) 307.611,06 Volkssoep (van 4 nov. 1917 tot 4 november 1917) 3.589,60 Onderhoudshulp 429.250,00 Schoolmaaltijden 23.807,73 Werk van het kind 20.659 Oorlogswezen 1.216,50 Hulp T.B.C. (?) 9.849,48 Franse geevacueerden 516.397,49 Belgische geevacueerden 21.111,40 Gratis klederenverdeling 16.184,30 Noodwoningen 2.740,00 Schoolhulp en welzijn 5.368,93 Algemene kosten van het plaatselijk comité 1.800,00 Totaal: 1.697.217,85 Subsidies niet afkomstig van het nationaal of provinciaal comité 78.221,46
Samenstelling van het comité: Voorzitter: Louis Lindemans, provincieraadslid (2) Ondervoorzitter: P. De Block, schepen Secretaris: J. Vereertbrugghen, veearts Schatbewaarder: J. De Smedt, brouwer Leden: A. Heyvaert, gemeentesecretaris J. Van Malderen, gemeenteontvanger V. Rombauts, politiecommissaris Afgevaardigde van de Belgische geevacueeden: R. Drouard, bediende V. Provost, wever
Ondercomité voor de volkssoep Voorzitter: P. De Block, schepen Ondervoorzitter: E. De Coster
De plaatselijke werking in Mazenzele Samenstelling van het comité: Voorzitter: Octaaf De Smet, pastoor Secretaris: F. De Cock, landbouwer Schatbewaarder: E. Esselens, landbouwer, gemeenteraadslid
374
Leden: F. De Smedt, landbouwer J. De Vits, landbouwer, gemeenteraadslid E. Verdoodt, landbouwer, gemeenteraadslid A. De Smedt, landbouwer Afgevaardigden van de Belgische geëvacueerden: M. Bevernage, dokter Afgevaardigde van de franse geëvacueerde: C. Prunez, werkman
Ondercomité voor de volkssoep Voorzitter: Octaaf De Smet, pastoor Secretaris-schatbewaarder: E. Esselens, landbouwer, gemeenteraadslid Leden: F. De Smedt, landbouwer J. Vereertbruggen, landbouwer, schepen
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
Ch. Van der Straeten, landbouwer, schepen J. Sablon, landbouwer, gemeenteraadslid
Verdeling van de subsidies (in fr.) aan Mazenzele door de afdeling Hulp van het Provinciaal Comité van Brabant (vanaf zijn ontstaan tot 31 december 1918) Volksvoeding, levensmiddelen, supplementen, verwarmingshulp (van 1914 tot 4 november 1917) 24.512,66 Hulp aan werklozen (van 1914 tot 4 november 1917) 24.705,50 Voedingshulp (van 4 nov. 1917 tot 4 november 1917) 29.149,86 Volkssoep (van 4 nov. 1917 tot 4 november 1917) 223,44 Onderhoudshulp 50.350,00 Schoolmaaltijden 5.786,29 Werk van het kind 1.244,00 Oorlogswezen ? Hulp T.B.C. (?) 623,25 Franse geevacueerden 161.052,94 Belgische geevacueerden 802,00 Gratis klederenverdeling 671,00 Noodwoningen ? Schoolhulp en welzijn 1.717,71 Algemene kosten van het plaatselijk comité 731,50 Totaal: 243.994,90 Subsidies niet afkomstig van het nationaal of provinciaal comité 11.905,92
Zowel in Opwijk als in Mazenzele (zoals op zowat plaatsen) waren er mensen die een zekere afkeer hadden van het (plaatselijk) hulp en – voedselcomité, ondermeer mensen die meenden onterecht behandeld en bediend te worden door het comité – zie hiervoor onder meer Het oorlogsdagboek van Louis Lindemans, 3 november 1917.
Enkele leden van het Opwijks Hulp- en Voedingscomité. V.l.n.r.: gemeentesecretaris Adolf Heyvaert, R. Drouard (vertegenwoordiger van de geëvacueerden van Halluin, politiecommissaris Rombauts en M. Bouville.
(1) Zie de uitgebreide Compte rendu des opérations du Comité Provincial de Secours et d’Alimentation pour le Brabant au 31 Décembre 1918, uitgegeven door het Comité Provincial de Secours et d’Alimentation pour le Brabant. Dit werk, dat wij enkel hebben voor de provincie Brabant, geeft ons, in diverse tabellen en presentaties nog een aantal andere verdere gegevens over de hulp en onderstand onze dorpen en onze Brabantse buurdorpen. - Opwijk, Asse en Hekelgem hadden tussen de 30 en 40% voedingsondersteunden, Mazenzele tussen 10 en 20 %, Merchtem, Mollem, Steenhuffel,... tussen 20 en 30 %, Wolvertem en Brussegem minder dan 10 %. - Opwijk, Merchtem, Steenhuffel,... hadden tussen de 500 en 1999 gebruikers van de
375
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
volkssoep en economische restaurants, Mazenzele, Mollem, Brussegem,... tussen de 200 en 499, Asse tussen 2.000 en 5.000. - in al onze Brabantse buurgemeenten was er een werk voor kinderwelzijn. - in Opwijk, Mazenzele, Merchtem, Asse,... bestond de schoolmaaltijd uit een koek of een beschuit. In Mollem kreeg men er een tas cacao of torréaline bij.
- Opwijk en Asse hadden een eetplaats voor tuberculozen. Mazenzele, Merchtem, Mollem,... niet. In Asse was er een dispensarium. - ... (2) Louis Lindemans was ook lid van het regionaal comité Asse.
Bereiding van de volkssoep in het gasthuis van Opwijk.
De werking van de Conferentie van Sint-Vincentius a Paulo te Opwijk 1914-1918 De Opwijkse Conferentie van de H. Vincentius a Paulo van Opwijk afdeling van de werd in 1856 door pastoor Van Hemel opgericht met een geestelijk doel en had tevens de opdracht de arme gezinnen te bezoeken en ook materieel te steunen. (1) De volgende verslagen (enkele verslagen van de wekelijkse vergaderingen, verslag over de werking in Opwijk tijdens de oorlogsjaren voor de algemene jaarlijkse vergadering van augustus 1919 (in Asse), verslagen van de werking tijdens de oorlog in de gedenkboekjes van respectievelijk 75 en 100 jaar bestaan van de Opwijkse conferentie) geven een levendig beeld van de materiële problemen van onze voorouders tijdens de Grote Oorlog.
(1) Vincentiusvereniging: genootschap van roomskatholieke leken, in 1833 opgericht door de fransman frédéric Ozanam (1813–1853), met het doel de christelijke idee van caritas daadwerkelijk te verwezenlijken. De vereniging werd genoemd naar haar grote voorbeeld Vincentius a Paulo, een in 1736 heilig verklaarde priester, die zich tijdens zijn leven hoofdzakelijk had ingezet voor de armenzorg. De vereniging organiseerde zich in kleinschalige lekenorganisaties -die uitsluitend mannelijke leden telden -gericht op individuele geloofsverdieping en geloofsbeleving in collectief verband. Naast materiële en geestelijke hulpverlening via huisbezoek werden geleidelijk allerlei andere werken aangevat: reclassering, kinderbescherming, lectuurvoorziening (volksbibliotheken), woonwagenwerk, voogdij. Hun aandacht voor de armen was een typische uiting van het negentiende-eeuwse katholiek caritatief en paternalistisch denken, dat het sociaal probleem als een armoedeprobleem bena-
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
376
derde. Dat dit in vele gevallen weinig bijdroeg tot de ontvoogding van de volksklassen, was in dit opzicht minder belangrijk. Dat op deze manier de gesteunde behoeftigen uit de greep van de socialisten bleven, vormde voor velen reeds voldoende motivatie. De Vincentianen kenden in België, na een aanvankelijk wat aarzelende start in 1841-1845, een haast spectaculaire verspreiding. Gedurende het eerste decennium (1842-1852) werden er 62 conferenties opgericht. Dit gebeurde voornamelijk in de steden van waaruit het Genootschap zich over het land verspreidde. Het volgende decennium (1853-1863) waren er reeds 378 conferenties. De vereniging is opgebouwd uit plaatselijke, min of meer zelfstandige afdelingen (conferenties), overkoepeld door regionale, diocesane en landelijke raden en één centraal hoofdorgaan (Parijs).
Enkele representatieve verslagen van de wekelijkse vergaderingen met onderwerpen specifiek over de oorlogsomstandigheden Zitting van 4 augustus 1914 Zitting van 4 Oogst. De zitting begint om 7 ure met de gewone gebeden en eene geestelijke lezing. Er waren acht leden aanwezig te weten, de HH. … Drie onzer werkende leden waren wettig belet, de Heer Jozef Vereertbrugghen uit ziekelijkheid en HH. Geeurickx en Van Den Broeck & Willems uit plicht jegens het Belgisch Vaderland. Na lezing wordt het verslag der voorgaande vergadering goedgekeurd. De schatbewarder maakt den toestand der kas kenbaar … De noodige kaarten worden uitgereikt. Heer Lindemans: “Onze toekomst schijnt bedreigd … Allerdroevigste tijden, breken aan … tijden, van tranen, en ellenden … Wij zullen betrachten, zooveel het eenigszins in onze macht is, die wonden te heelen … Laat ons daarom tot onze arme, tot onze bedrukte medebroeders gaan … Laat onze woorden nu dubbel zalvend vallen op die benauwde harten … Laat onze hand dubbel sterk wezen om de handen te vervangen, in het werk, van zoo meenige, lieve, afwezige hand … Laat onze almoes dubbel mild wezen … Stellen we dan ook ons pogen onder de bescherming van onzen machtigen Patroon, den H. Vincentius à Paulo … Dat Hij ons voorlichte, want Hij ook leefde in omstandigheden, die wij nu beleven. Later zal er misschien eene nieuwe maatschappij hoeven gesticht … Tot nu toe beschikken wij over eene goede kas die ruim zal kunnen voorzien in de eerste omstandigheden.” Eerwaarde Heer Walgrave, Proost: “Beminde Medebroeders, laat ons onze ondersteunde leden aanzetten om veel te bidden … sporen wij ze aan om veel ter H. Mis te komen
en dikwijls Ons Heer te komen ontvangen in Zijn troostelijk Sacrament, het H. Sacrament des Autaars. Vele onder onze Opwijckenaren zullen hunne geliefde zonen, bloedverwanten of vrienden weggemaaid zien in hun schoonsten levensbloei … Waar zal men meer steun en troost vinden dan bij Jezus die al wie belast en beladen is verkwikt.” Heer Voorzitter: “ Nu zal het ook, meer dan ooit noodig zijn bij onze noodlijdende broeders te gaan. Onze eerste en meeste hulp zal gevraagd worden in die huisgezinnen waarvan de vader of de groote kinderen naar Brussel of elders werken gingen en nu zijn binnengeroepen … want daar is het immers dat elke week gansch het zoo zuur gewonnen, maar groote loon totaal wegsmelt … We moeten gaan bij die menschen die wij vroeger aanzetteden tot het sparen al ware het een dag maar iets tegen de slechtere tijden … Iederen Zaterdag smeekt men daar om nieuw geld. En bij velen onder hen is die broodwinner, die arme vader of zoon nu heen … Wie zal hun dat ontbrekende weekloon kunnen geven? Binnen enkele dagen zal daar, aan de deuren dier huisgezinnen, de bleeke armoede reeds aankloppen. Daar zal onze grootste en beste werk te verichten vallen.” Eerwaarde Heer Van Gestel: “Uit de woelige zichting der studiekringen van dezen middag in Brussel is er misschien voor ons iets te leeren. Het Genootschap moet zijnen werkkring verwijden … breeder moeten gaan en wijder, onze menschlievende gedachten en werken … Ieder kan en moet zooveel het in zijne kracht is het zijne bijdragen om den droeven toestand te verbeteren… Troosten we rond ons de troosteloozen … bedeelen wij rijkelijk de noodlijdenden … zet de medeburgers aan om te steunen en te helpen … dringen we aan, bij de winkeliers opdat zij geene woekerij zouden begaan …” Aldus eindigt de droevige vergadering die wij wel ooit beleefden. De volgende vergadering is vastgesteld op Dinsdag 7 Oogst ten 7 uur. De d.d. schrijver (Leo Buggenhout) De Voorzitter (L. Lindemans)
Vergadering van 5den oktober [1916] Om 6 uren begint de zitting met het gewoon gebed en eene geestelijke lezing. Het verslag der voorgaande vergadering wordt voorgelezen en aangenomen. Twaalf leden waren aanwezig, de Heeren … De staat der kas wordt kenbaar gemaakt en den wekelijkschen onderstand toegestaan. De zitting eindigt met de geldomhaling en de slotgebeden. De schrijver (Jos Vereertbrugghen) De Voorzitter (L. Lindemans)
377
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
Samenvattend verslag van de werkzaamheden van 1915 van de Conferentie van Sint-Vincentius a Paulo te Opwijk.
Zitting van 12sten Oktober [1916] Om 6 uren begint de vergadering met het gebed en eene geestelijke lezing. Het verslag der voorgaande zitting wordt voorgelezen en goedgekeurd. Vijftien leden waren aanwezig, de Heeren … Nadat de staat der kas kenbaar gemaakt en de wekelijksche onderstand uitgedeeld wierd er overgegaan tot het uitreiken van eene groote hoeveelheid hemdens, kousen en slaaprobens. Iedere afdeeling bekwam zijn aandeel. De zitting eindigt met de geldomhaling en de slotgebeden. De schrijver (get. Jos Vereertbrugghen) De Voorzitter (get. L. Lindemans)
Vergadering van 19den Oktober [1916] Om 6 uren begint de vergadering met het openingsgebed en eene geestelijke lezing. Het verslag der voorgaande vergadering wordt voorgelezen en aangenomen. Vijftien leden waren aanwezig, de Heeren … De staat der kas wordt kenbaar gemaakt. De rondgang voor het dienstjaar 1916 wordt voorgoed geregeld en vastgesteld op 11de November. De zitting eindigt met de geldomhaling en de slotgebeden en een gebed voor onze drie medebroeders onder de wapens. De schrijver (get. Jos Vereertbrugghen) De Voorzitter (get. L. Lindemans)
378
Vergadering van 26sten Oktober [1916] Om 6 uren begint de zitting met het openingsgebed en eene geestelijke lezing. Het verslag der voorgaande vergadering wordt voorgelezen en aangenomen. Zeventien leden waren aanwezig. Zoo talrijk is de vergadering dees jaar nog niet eens geweest. De aanwezige leden waren de Heeren … De staat der kas wordt kenbaar gemaakt en de wekelijksche onderstand uitgedeeld. Tienduizend kilos kolen zijn er deze week door de zorgen van ‘t Genootschap ter statie aan de noodlijdende der gemeente uitgedeeld. De leden hadden 195 kaarten van 50 kilos ten huize der armen besteld. Eenige woorden nog over den rondgang en de zitting eindigt met de geldomhaling en de slotgebeden. De schrijver (get. Jos Vereertbrugghen) De Voorzitter (get. L. Lindemans)
Vergadering van 2de November [1916] Om 6 uur begint de vergadering met het openingsgebed en eene geestelijke lezing. Het verslag der voorgaande zitting wordt voorgelezen en aangenomen. Zeventien leden waren aanwezig, de Heeren … De staat der kas wordt kenbaar gemaakt en de noodige wekelijksche onderstand uitgedeeld. De Heer voorzitter wenscht ons goeden vooruitgang en eindigt met de slotgebeden. De schrijver (get. Jos Vereertbrugghen) De Voorzitter (get. L. Lindemans)
Zitting van 9sten November [1916] Om 6 uur begint de vergadering met het openingsgebed en eene geestelijke lezing. Het verslag der voorgaande zitting wordt voorgelezen en aangenomen. Zestien leden waren aanwezig, de Heeren … De staat der kas wordt kenbaar gemaakt en menigen nieuwen onderstand toegestaan. De Heer voorzitter geeft den uitslag der algemeene rondgang te kennen. Deze heeft opgebracht 1882,73 fr. daarbij 1800 Kos patatten, wat sargien, blokken en een pak saai (dit pak is aan ‘t gasthuis gegeven). Om samen te vatten heeft de rondgang voor ‘t dienstjaar 1916 dien van 1915 bereikt. De zitting in ‘t vervolg om 5 uren. De vergadering eindigt met de geldomhaling en de slotgebeden. De schrijver (get.) Jos Vereertbrugghen De Voorzitter (get.) L. Lindemans Zitting van 30ste Januari [1914] Om vijf uren begint de vergadering met het openingsgebed en eene geestelijke lezing. Het verslag der voorgaande zitting wordt voorgelezen en aangenomen. Vijftien leden waren aanwezig, de Heeren …
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
De staat der kas wordt kenbaar gemaakt. De Heer Voorzitter geeft lezing van den lijst kleedingstukken die wij ontvangen hebben en van die welke nog te verkrijgen zijn. Het aandeel dat wij te goed hebben overtreft het verkregene. Er wordt beslist van toekomenden Donderdag al de leden samen te vergaderen in ‘t Gasthuis waar de kleedingstukken zijn afgelost. Ieder lid zal daarvoor een lijstje gereed maken; … die huisgezinnen zullen slechts kleedingstukken bekomen die de geringste inkomsten hebben want het zijn altoos dezelfde niet, die ondersteuning verdienen. Toekomende vergadering om 6 uren. De schrijver (get.) Jos Vereertbrugghen De Voorzitter (get.) L. Lindemans
Zitting van 6de Februari [1917] Om 6 uren begint de vergadering. Zeventien leden waren aanwezig, de Heeren … De staat der kas wordt kenbaar gemaakt. Bij de uitdeeling der kleedingstukken waren de manshemdens, broeken, onderbroeken en flanelles en sargien; met een woord al het mansdingen niet uitgereikt. Dit wierd terzijde gelegd tegen eene mogelijke opeisching van ‘t mannevolk. Hetgeen toen reeds te vermoeden was, is nu reeds al geschied. Zestig pakken zijn met zorg gereed gemaakt. Eenieder beurt één hemd of een flanelle, een onderbroek, een capuchon, 500 grammen spek, een brood van 1200 grammen, een pakje extract, ééne sargie en 10 Marken. Toekomende Dinsdag zal de uitdeeling der overige kleedingstukken plaatsvinden. De vergadering eindigt met de geldomhaling en de slotgebeden. De schrijver (get. Jos Vereertbrugghen) De Voorzitter (get. L. Lindemans)
Zitting van 20sten Maart [1917] Om 6 uren begint de vergadering. Na het gebed geeft de Heer Voorzitter lezing van den brief van Mijnheer de Pierpont, nieuwe voorzitter der Genootschappen van den H. Vincentius in België en opvolger van wijlen Mijnheer Gustaaf Stenglhamber. Dertien leden waren aanwezig, de Heeren … De Heer Voorzitter deelt ons nog een schrijven mede uitgaande van den Hoogen Raad waardoor ons wordt kenbaar gemaakt dat de Kardinaal Mercier eene milde almoes heeft geschonken aan ‘t Genootschap. Wij zullen er ons aandeel in hebben maar zullen als vergoeding ons jaarlijksch aandeel in de kas van den Hoogen Raad te storten hebben. Er wordt lezing gegeven van den lijst der arme kinderen die ter gelegenheid hunner plechtige Communie een kleedsel gekregen hebben: zoo zijn er verscheidene; aan vijftien hunner, de armste uit, wordt nog eenen geldelijken onderstand van tien franken verleend.
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
De vergadering eindigt om zeven uren met de geldomhaling en de slotgebeden. De schrijver (get. Jos Vereertbrugghen) De Voorzitter (get. L. Lindemans)
Zitting van 27sten Maart [1917] Om 6 uren begint de vergadering met het openingsgebed en eene geestelijke lezing. Het verslag der voorgaande vergadeing wordt voorgelezen en aangenomen. De staat der kas wordt kenbaar gemaakt. Zestien leden waren aanwezig, de Heeren … Er is in ‘t Komiteit eenen heelen deel mansgoed en kinderkostuums toegekomen. Iedere afdeeling bekwam zijn aandeel: de uitdeeling geschiedde in ‘t Gasthuis na de vergadering; ‘t was waarlijk een groot pak dat ieder lid meekreeg. [einde blz.]
Zitting van 12ste Juni [1917]. Om 7 uren begint de vergadering met het openingsgebed en eene geestelijke lezing. Het verslag der voorgaande zitting wordt voorgelezen en aangenomen. Dertien leden waren aanwezig, de Heeren … De staat der kas wordt kenbaar gemaakt en de wekelijkschen onderstand verleend. De Heer Voorzitter maakt ons den feestdag van toekomenden vijdag indachtig en zet ons aan,dit jaar, den feestdagvan ‘t heilig Hert wel te vieren opdat ons België, op bijzondere wijze aan ‘t heilig Hert toevertrouwd, weldra van ‘t vijandelijk juk verlost weze. Daar in naburige dorpen al vluchtelingen zijn toegekomen, zoo spoort de Voorzitter ons aan, om zoo er in Opwijck ook toekomen, ‘t zij fransche vluchtelingen of Landgenoten, van deze goed te ontvangen, daar die menschen toch niets meer hebben. Terwijl wij nog in bezit van alles zijn. De vergadering eindigt met de geldomhaling en de de slotgebeden. De schrijver (get. Jos Vereertbrugghen) De Voorzitter (get. L. Lindemans)
Zitting van 3de Juli [1917] De vergadering begint om de gewone uur met het openingsgebed en eene geestelijke lezing. De staat der kas wordt kenbaar gemaakt. Dertien leden waren aanwezig: de Heeren … De Heer Voorzitter noodigt ons ook van de vluchtelingen te gaan bezoeken, om te zien of deze bij de burgers zijn ingenomen, of er behoorlijk plaats en logement is, of de inwoners over hunne vluchtelingen tevreden zijn; wat plaats er in de huisgezinnen nog is om nieuwe vluchtelingen te plaatsen zoo er nog moesten toekomen. Eenige afdeelingen worden gevormd en iedere afdeeling zal eene lijst opmaken.
379
De vergadering eindigt met de geldomhaling en slotgebeden. De schrijver (Jos. Vereertbrugghen) De Voorzitter (L. Lindemans)
Vergadering van 24sten Juli [1917] Om 7 uren begint de zitting met het openingsgebed en eene geestelijke lezing. Het verslag der voorgaande zitting wordt voorgelezen en aangenomen. Bij ‘t opgeven der kas wordt met reden opgemerkt dat de offer in de Mis en de omhaling in de algemeen vergadering zoo gering zijn dit jaar, nu de nood noch grooter is dan de vorige jaren en menige beurzen het zoo goed geven kunnen. Gelukkiglijk dat de Heer Voorzitter eene bijzondere gift van 30 frs. ontving. Er wordt nogmaals gesproken over den toestand der vluchtelingen en der families waar bij zij inwonen. De Heer Voorzitter geeft lezing van eenen heelen lijst families in Opwyck die, zoo er nog uitwijkelingen toekomen, gaarne hun aandeel zullen innemen. Deze lijst moet steeds aangroeien. De Heer Felix Van der Stappen wordt als werkend lid van ‘t Genootschap voorgesteld. Deze Heer werkend lid, toen hij Opwijck verliet, bleef elders ‘t Genootschap steeds getrouw en zou gaarne zijne plaatsvan vroeger innemen. De vergadering eindigt met de geldomhaling en de slotgebeden. De schrijver (Jos. Vereertbrugghen) De Voorzitter (L. Lindemans)
Zitting van 31ste Januari [1918] Om vijf uren begint de vergadering. Het verslag der voorgaande zitting wordt voorgelezen en aangenomen. De staat der kas wordt kenbaar gemaakt. Vijftien leden waren aanwezig: de Heeren … De Heer Voorzitter geeft lezing van den lijst kleedingstukken die wij ontvangen hebben en van diewelke te verkrijgen zijn. Het aandeel dat wij te goed hebben overtreft het gekregene. Er wordt beslist van toekomenden Donderdag al de leden samen te vergaderen in ‘t Gasthuis waar de kleedingstukken zijn afgelost. Ieder lid zal daarvoor een lijstje gereed maken; doch die huisgezinnen zullen slechts kleedingstukken bekomen die de geringste inkomsten hebben, want het zijn altoos dezelfde niet, die ondersteuning verdienen. Toekomende vergadering om 6 uren. De schrijver (Jos. Vereertbrugghen) De Voorzitter (L. Lindemans)
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
380
Zitting van 6de Februari [1918] Om 6 uren begint de vergadering. Zeventien leden waren aanwezig: de Heeren … De staat der kas wordt kenbaar gemaakt. Bij de uitdeeling der kleedingstukken waren de manshemdens, broeken, onderbroeken, flanelles en sargieen; met een woord al het mansdingen niet uitgereikt. Dit wierd ter zijde gelegd tegen eene mogelijke opeisching van ‘t mannevolk. Hetgeen toen reeds te vermoeden was, is nu reeds al geschied. Zestig pakken zijn met zorg gereed gemaakt. Eenieder bevat één hemd of een flanelle, een onderbroek, een capuchon, 500 grammen spek een brood van 1200 grammen: een pakje extrait, ééne sargie en 10 Marken. Toekomenden Dinsdag zal de uitdeeling der overige kleedingstukken plaatsvinden. De Vergadering eindigt met de geldomhaling en de slotgebeden. De schrijver (Jos. Vereertbrugghen) De Voorzitter (L. Lindemans)
In de jaarverslagen van respectievelijk 1914, 1915, 1916, 1917 en 1918, beschrijft voorzitter Louis Lindemans telkens gedetailleerd de bijzondere sociale werking van de Conferentie.
a/ Wij waren 1914. 21 w. leden, waarvan 3 aan ‘t front, en circa 200 eerleden, waarvan 12 id. 3 afw. reeds in 1915 vervangen, 2 gestorven – 2 ontslag waarvan een vervangen door zijn vader – nog andere, in ‘t geheel 9 nieuwe w. leden. b/ Wekel. Verg., teeken van leven. In den zomer zoowel als in den winter, - uur stipt – volgens de voorschriften van ‘t reglement. Eene der redens van het bestendig voortduren, bloei Sedert 1857, 3150 wek. zitt., waarvan … verslag geboekt staat. ‘t Is de gansche geschiedenis van de liefd. … sedert meer dan ½ eeuw. Bijwonen der vergad.: lijst … Slechts 2 à 3 min dan de helft der zittingen. c/ Werkzaamheden: Bijzond. werk: Onderstand aan noodlijdende: Bezoeken der armen ten hunnen huize. Gem. verdeeld in 10 sekties – 2 leden per sektie – Getal: 26 begin 14 – 14 Aug. 14 – klimt tot 74 - in 1915 tot 160. 160 h. die wekelijks bezocht werden – Buitengewone iever zekere leden bezochten tot 15 huizen. ‘t Was de schoone tijd. ‘t Was niet vol te houden. N.C. stichtte het Werkloozenfonds …
Deze omvangrijke verslagen werden voorgelezen op de jaarlijkse algemene vergadering, die telkens op Kerstmis, 25 december, gehouden werd.
Geene bezoeken meer … schier geen werk meer!
In het kader van dit boek worden deze omvangrijk getuigenissen niet gepubliceerd. Zij zullen in voorkomend geval het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke publicatie.
Wij moesten ons beperken, bij het ondersteunen van schamele armen die niet durven nog willen klagen, - van zieke behoeftigen – van huishoudens met talrijke kinderen – het vergeven van toelagen aan de Kindermelk en andere bijz. werken.
Verslag over de werking in Opwijk tijdens de oorlogsjaren voor de algemene jaarlijkse vergadering van 10 augustus 1919 in Asse, door voorzitter Louis Lindemans. Het is blijkbaar de tekst van zijn toespraak. Hij is enigszins in “telegramstijl”, met afkortingen, schrappingen,... Assche 10 Aug. 1918 In onzen brief kort na den wapenstilstand, aan de Conf. Van B., betreurde onze alg. V. het verdwijnen van 46 conferenties. “Deze conf. hebben uit het oog verloren den geest, het bovennatuurlijk doel van ons Gen. Zij zagen in de Conf. slechts een werk van stoffelijke Weldaad. Zij achtten het werk van V. voortaan zonder doel, zonder nut, en maakten plaats voor de offic. steunk.” G. dank! de c. van Opw. behoort niet tot de 46 c. die hunne werkzaamheden gestaakt hebben. Wij bestaan sedert 63 j., en ‘t is niet na 63 j. … dat de zonen etc…. de eerste stichters het werk hunner vrome voorzaten laten vallen. Al onze leden, w. en eerl. bleven getrouw…
‘t Komiteit zorgde voor alles, centralizeerde alle liefdadige instellingen. Geld werd … ja blindelings weggesmeten.
Doch, daar wij over geld beschikten, en zelf voor een nogal aanzienlijke spaarpot, - konden wij voorzien in zekere toestanden, waar de tusschenkomst van het Kom. gansch ontoereikend was: 1. Zoo hadden wij in 1915 de kans, in een van de deftigste en aanzienlijkste handelh. van Br. … een gr. aankoop te doen van kleedingstukken, aan zeer voordeelige prijzen, ja … 100 br. Onderbr. Slaaplijven, kinder … 700 h. kousen sargiën (in ‘t geheel voor circa 4000 fr.) Onder streng opzicht verdeeld tusschen meer dan 200 huisg. Rekening houdende … fiche … tehuis besteld – 2. Zoo nog bekostigde V. grootendeels de kleeding van arme eerste kommunicanten en vormelingen. 3. ‘t Was door de zorgen van onze leden dat aan de opgeeischte jongens, bij hun treurig vervoer naar D., een reiszak ter hand gesteld werd, overvloedig voorzien van kleedsel, deksel en voedsel. En toen 29 Juni 1917, onverwacht rond de 600 fr. vluchtelingen te Opwyck toekwamen, waren het de leden van V. die de gem. overheid den ganschen dag en de volg. dagen ter zij stonden,
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
om de – te herberg, in hunne eerste, dringenste noodwendigheden te voorzien. Overiges het pl. Kom. vond in de werk. leden zijne beste getrouwste helpers. Niet een liefdewerk mag als vreemd aan het G. aanzien worden. Een woord over de geldmiddelen waarover wij beschikten: schier uitsluitelijk a/ omhalingen in de wek. zittingen en de alg. verg. b/ offer in de missen die 4 maal ‘s jaars c/ en bijzonder: opbrengst van de alg. omhaling door leden in al de huizen der gem. ‘s donderdags in Allerzielenweek. Deze laatste bedroeg in 1914, 1954 fr., vermeerderde van jaar tot jaar zoodat ze over 1918, 2905 fr. bedroeg ‘t zij 1000 fr. meer dan in het 1ste oorlogsjaar. In tegendeel giften in natuur, namelijk in aardappelen, verminderden van jaar tot jaar. In 1915 haalden wij nog rond de 20 zakken rond. Daarenboven konden wij nog aan zeer hoffelijke prijzen 150 zakken aankoopen. Zoodat wij rond 170 zakken konden verdeelen tusschen ongeveer 200 huisgezinnen. In 1916 waren de kaarten gekeerd. Slechts 4 zakken! … Wij stonden er voor lijk de Godd. Meester, toen men hem, om 5000 te spijzen slechts 5 br. nanbood. Wij hoopten dat het mirakel der verm. der brooden zich onder eenen anderen vorm zou vernieuwen. Maar ‘t mirakel kwam niet, noch in 16, noch in 17, noch in 18. HH. Eene vraag welke wij ons jaarlijksch verslag moeten beantwoorden is deze: worden de 4 feestdagen van het Genootschap, niet allen door de werkende leden, maar ook door de eerleden plechtig gevierd 1e door eene alg. comm. 2e door het deelnemen ‘s namiddags aan de alg. vergadering van al de leden. “Het vieren van de 4 f. van het Gen., lezen wij in het Handboek der Conf. Is eene van die plichten waarvan men zich het meest doordringen moet.” Inderdaad hoe zouden wij onze werken kunnen doen bloeien, zoo wij over haar Gods zegen niet inriepen? Waardoor zouden wij vervangen die eenheid van hert, welke uit de godv. plechtigheden, uit de alg. verg. voortspruit. Zonder deze zou de band, die al de leden der Conf. in een sluit, weldra verslappen en verdwijnen. God dank! De 4 j. verg. werden gedurende de oorlogsjaren tamelijk wel bijgewoond. Een 100tal leden, soms meer, soms min, waren doorgaans aanwezig. Bijz. de verg. van Kerstmis was altijd talrijk. Die vergaderingen, - schier de eenige publieke vergaderingen die wij, ondanks het verbod van de D. bezetting, konden houden, waren telkens voor de Conf. eene gelegenheid het beste deel van het volk op de hoogte te houden van den alg. toestand, van de alg. noodwendigheden, en in droeve tijden, de gemoederen op te beuren, te versterken.
381
Zoo konden wij in die alg. verg. conferentiën, voordrachten geven over de Voeding der Zuigelingen (Kindermelk), over de bestrijding van den woekerhandel, over solidariteit en menschenliefde – over het herbergen van vluchtelingen en vreemdelingen. Andere malen, ontleenden wij aan de Gesch. Van onzen patr. de H. V. à Paulo, de wondere liefdewerken door den H. Vincentius tot stand gebracht gedurende de bl. oorlogen die in zijnen tijd ook, in frankrijk en in de naburige landen woedden… In de alg. verg. werden ook den d. overweldiger niet gespaard. Een zekeren keer, gaf een pater Capucien lezing, niettegenstaande van de treffendste deelen van den heugelijken brief van Kard. Merc. “Vaderlandsliefde en standvastige lijdzaamheid.” Die brief, door de D. ten strengste verboden, voorgelezen, uitgelegd, verklaard. Al de wandaden, moordingen, plunderingen, van de D. opgesomd, geschandvlekt … Of dit de verg. opbeurde! Vooral de alg. vergadering van Kerstmis, altijd talrijk bijgewoond, was voor ons een gelegenheid om aan onze Vaderlandsliefde volle lucht te geven. Ik herinner mij nog altijd de eerste oorlogs Kerstdag 1914, toen wij verslag gegeven hadden over den alg. toestand der Conf. en neergeslagen mismoedigd de droevige toekomst inzagen, - hoe eensklaps als eene rilling door de zaal liep, toen een van ons den naam van den beminden Koning Albert deed toejuichen, en eene geestdriftige hulde bracht aan onze gesneuvelden, aan onze IJzerhelden. En telkens, elk der 4 oorlogsjaren, op Kerstmis, terwijl eenige stappen van daar, de Duitschen, rond hunnen kerstboom, Weinacht vierden met heesche dronken stemmen schreeuwden voor hunnen Keizer, juichten wij onzen koning toe…, hem, die ginder achter den IJzer, tusschen onze jongens, op de eerste lijn stond, hem die in zijn diepbeproefd hert toen gansch het gansche belg. volk sloot. Albert, den welbeminden, den edelmoedigen, den onversaagde, den groote, groot en hooggeprezen tusschen alle koningen der aarde! Na dat verslag Ik zou U nog een woord willen zeggen – maar ik maak misschien misbruik van uwe aandacht – ik … over de werkzaamheden van onze 4. 3 werkende en 12 eerleden aan het front. Zij ook waren niet onwerkzaam. Alhoewel niet vereenigd in eene conf. – ‘t geen onmogelijk was, - brachten zij nochtans iets tot stand, - gansch in den geest van het Genootschap, zoodanig dat de beste conf. niet beter zou verricht hebben, - iets eigenaardigs en tevens uiterst stichtend – en dat wel bij middel van een eenvoudig soldaten- gazetje “De Stem uit O.”, een der 1ste sold. Gazetjes die aan het front het licht zagen. Gesticht einde 1915 door … alle 14 dagen .. Het zou spreken, zeiden de stichters, van O., over Opwijckenaars tot Opwijckenaars. Het zou aan onze jongens nieuws brengen uit het geliefde geboortedorp: sterfgevallen, huwelijken, geboorten. Nieuws ook uit het leger: vrome wapenfeiten,
382
onderscheidingen. Nieuws over krijgsgevangenen, gekwetsten, zieken, gesneuvelden. In de oogen van de stichters zou het een middel zijn om door gedurige herinnering aan den geboortegrond, aan het vaderlijk dak, aan vader, aan moeder, - den ouden chr. geest in onze jongens te handhaven en ze tegen de zedelijke gevaren te vrijwaren. En dit edel programma werd prachtig uitgevoerd. Niets zoo boeiend, niets zoo stichtend als de lezing van de 30 n. die verschenen. Het dagelijksch nieuws dat zij meedelen geeft telkens aanleidingtot een heilzamen raad, tot een stichtend woord, alles in eigen, goedige soldatentaal. Een enkel voorbeeld (staaltje). Nr. 5 kondigt eenige huwelijken aan in Opwijck. “Ja, schrijft het bladje, ja, ginder vrijen ze en trouwen ze maar voort, - en wij die in onze vrijage ten minste zoo ver waren als zij, wij moeten wachten, altijd maar wachten. Geduld, jongen, geduld. Het duurt lang, ‘t zal misschien nog lang duren, maar ‘t is toch nen dag dichter bij ‘t einde: eenmaal is ‘t onze beurt. Daarom houden wij onze herten rein en vlekkeloos, opdat wij bij tehuis komen zeggen kunnen: Meisje lief, hier ben ik met mijne zuivere, onverdeelde liefde zoo lange voor u bewaard, en nu blijf ik bij U voor immer!” Is dat niet schoon! Moet dat geenen diepen, stichtenden indruk gemaakt hebben op jongens, verwijderd, etc. Dit waren de stof van eene heele voordracht. De werking onzer medebroeders aan het front waren voor ons een voorbeeld, een aanwakkering. Ze toont ons tevens dat het werk van S.V., in zijnen waren geest opgevat, zich kan plooien, aanschikken aan de verschillende toestanden. Deze frontleden zijn sedert teruggekeerd en hebben hunne plaats hernomen in onze rangen. Zij kwamen tot ons verhard, verstaald in den strijd. Zij brachten ons jong bloed, nieuwe krachten, nieuwe gedachten, nieuw leven. Wij, hunne oudere medebroeders, wij blikken met vertrouwen de toekomst te gemoed.
Verslag van de werking tijdens de oorlog, in het gedenkboekje bij het diamanten Jubelfeest, 11 oktober 1931. III. — De Oorlogstijd 1914... Ongelukstijd! Toen brak de oorlog uit met zijn nasleep van ellende en achteruitgang op alle gebied. In 1916 zei M. Lindemans: «We zijn door den oorlog 60 à 70 jaar teruggekeerd in de Geschiedenis. We leven terug in de jaren 1850 ongeveer...» Telkenmale we vergaderden werd van Augusti 1914 een gebed gezegd voor de drie werkende en de negen eereleden van ons Genootschap, onder de wapens. Enkele keeren werd veiligheidshalve de wekelijksche vergadering ge houden ‘s Zondags na de Hoogmis. (Toch niet geschorst of onderbroken.)
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
De oorlog was een tijd waarop velen dachten dat ze bij gebrek aan erkend burgerlijk gezag, alles doen mochten. De nood was daarbij soms prangend. Maar arm en deftig zouden ook samen wonen, besloot onze Conferentie. Hoe zouden we echter aan onze arme gezinnen, waarvan het aantal zoo groeide, den noodigen onderstand kunnen verleenen met onze schaarsche inkomsten? Dat was onmogelijk. Wat dan? Er werd samenwerking gewenscht en beproefd met het Nationaal Steunkomiteit. In gemeenzaam akkoord werden er bv. in 1915 uitgedeeld: kleedingstukken, sarges en beddegoed; kleedsel voor Eerste-Communiekanten; 2 wagons kolen; verder aardappelen, brood, erwten, rijst, spek, vleesch, meel, winkelwaren; gebruikte kleederen uit Amerika, enz. Hetzelfde jaar werd voor meer dan 4200 fr. in een groot handelshuis te Brussel kleedingstukken aangekocht aan zeer voordeelige prijzen en alles werd tusschen ongeveer 200 gezinnen verdeeld. De werkloozen ontvingen op de negen eerste oorlogsmaanden 60,150 fr., waarvan 6000 fr. ten laste onzer gemeente. Opwijk telde 250 a 260 soldaten onder de wapens. Veertig ervan werden krijgsgevangen: deze ontvingen in 1915 zeven verzendingen met eetwaren en in ‘t begin van den winter een pak warme kleeren en kousen. Achter het front stichtten, gedurende de oorlogsjaren, een handvol Opwijkenaars, waartusschen enkele onzer leden, op hun eentje een soldatenbladje «DE STEM UIT OPWIJCK» De stichters waren de Heeren Jan Buggenhout zaliger, Aloïs De Smedt, Louis Geeurickx, Paul Lindemans en Eug. Van den Broeck. De geest van dat soldatengazetje was in den vollen zin van het woord «Vincentiaans » en zou spreken over ... alles, zoo ge wilt, maar eigen en andermans zaligheid bewerken; trachten onze soldaten rein te houden voor God en de afwezige Geliefden. In Oktober 16 verscheen het eerste nummer met als titelversiering den toren van Opwijk: middenpunt der herinneringen uit de geboorteplaats dat ons denken doet aan onze ouders die ons onze plichten leerden en aan het zaligend parochieleven. De taal moest bijzondere hoedanigheden hebben en vooral eenvoudig en aantrekkelijk, vermits het grootste deel onzer Opwijksche soldaten maar simpele jongens uit het volk waren. Nummer 2 in November spreekt natuurlijk van Allerzielen en de plichten jegens duurbare afgestorvenen. In n° 6, Nieuwjaar 16, schrijft J.-B. zaliger: « Beste Vrienden, Verbeeldt U ‘nen goeien sterken onderaardschen « abri » dag en nacht met een keersken verlicht, en waar ik het 83e uur in ben: nu zittend, dan liggend, soms geknield, maar nooit rechtstaande. Daar schrijf ik U deze regelen:
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
In naam van den opstelraad van ons bladje wensch ik U allen een zalig en gelukkig Nieuwjaar ... Daarom vergeet uwe ziel niet. Onteert ze niet door woorden en daden een christen onwaardig. Voedt ze aan de H. Tafel, en dikwijls. Ze heeft het meer noodig dan ooit. Houdt er vrede in, vrede in oorlogstijd, en veel dingen zullen gemakkelijker gaan. Toont dat ge van Opwijk zijt... Bidden we voor malkaar een Vaderonsken, zoo zullen we nog meer toonen dat wij broeders zijn. Eene gezonde ziel in een gezond lichaam, dat wenschen we U. » In 16 en 17 was het rustig aan ‘t front, maar juist die gedwongene rust was een gevaar. Daarom komt « De Stem van Opwijk » weer de soldaten waarschuwen tegen al de dreigende zielsgevaren en hen herinneren aan de christelijke verplichtingen, b. v. artikeltjes voor de verlofgangers, bijzonder voor die naar Parijs of andere groote steden gingen. En zoo streed het bladje voort zijn eigen strijd, een of tweemaal per maand en beurde onze jongens onophoudelijk op in hun waarlijk droeven toestand. In 1918 kwam dan eindelijk de vrede, de langverwachte. De oorlog had allerlei werken van stoffelijken aard zien geboren worden: het Nationaal Komiteit met al zijn vertakkingen. Honderd duizenden frank moesten worden uitgekeerd, waar wij er slechts twee a drie duizend beschikbaar hadden. Een zeer klein getal gezinnen kon door ons bereikt worden en aldus ontsnapte de groote massa der door - ‘t komiteit - ondersteunden aan onzen invloed. Het goede dat we doen konden was gering. Zoo kloeg onze Voorzitter op de Algemeene Vergadering van einde 1918: «Wij hebben niet al het goede kunnen stichten, wat we zouden willen stichten hebben. De omstandigheden lieten ons zulks niet toe.» Het officiëele, het schatrijke Nationaal Komiteit met zijn ijskoude aalmoes stond ons in den weg. En toch deed elk wat hij kon en kon er bekomen worden wat het voorgaande met omstandigheid getuigt. In 1919 treurde na den wereldoorog de Algemeene Voorzitter van België dat er gedurende de ongeluksjaren zes-en-veertig conferentiën ver-
383
dwenen waren. Maar onze Conferentie stond bereid, was immer op den post gebleven, wachtende op gunstige tijden om terug in volle intense werking te treden.
Enkele verwijzingen naar de werking tijdens de oorlogsjaren in het verslag van het honderdjarig bestaan in 1957 door voorzitter Leo Buggenhout. Gedurende de eerste wereldoorlog 1914-1918 steunde men in medewerking van het Nationaal Steuncomiteit: kleedsel, sarges, beddegoed, aardappelen, brood, erwten, rijst, spek, vlees, meel, winkelwaar, gebruikte klederen uit Amerika, hele .wagons kolen, voor meer dan 4.000 frank kledingstukken in een groot Brussels warenhuis aangekocht. Wekelijks had er een deling plaats van aardappelen: 2 kilo per persoon boven de zeven jaar, 1½ kilo voor de anderen. Nog een voorbeeld van onze werkzaamheid in die jaren: 60 pakken waren in gereedheid gebracht en geschonken aan de mannen en jongelingen, die opgeëist werden, met als inhoud: hemd, onderbroek, kap, halve kilo spek, brood van 1.200 gram, pak extract, sargie, 10 mark. … Onze Brei-kamer. Wij noemden hierhoger «De Spinkamer». Zo zouden wij gedurende de droeve oorlogsjaren 19141918 kunnen spreken van een andere werkgelegenheid «Onze Brei-kamer». Wij kochten breiwol en schonken ze aan onze armen om ze te verwerken. Maar, spijtig genoeg, alle huismoeders kenden de zo nuttige kunst van breien niet of moesten uit werken gaan. Daarom gelastte een afdeling der «Kristene Moeders» zich welwillend daarmee: voor de prijs der breiwol kregen wij mooi en warme afgewerkte stukken als kousen, sjaals, pull-overs, mutsen, handschoenen, combinaisons, e.d.m. Die edelmoedige werking der Kristen Moeders bleef bestaan tot ongeveer twintig jaar later.
384
Bevoorrading, armoede, de hulporganisaties
Oorlogskant. Om gelden in te zamelen ten bate van de oorlogsslachtoffers werden fraaie kantwerkjes gemaakt en verkocht. Het Nationaal Hulp- en Voedingscomité steunde ook werkloze kantwerksters door hen de grondstoffen te verschaffen en de kantwerken te verkopen. Kantwerk, 29x45 cm., middenstuk in naaldkant (“joit de Venise”) en boord op “Duchesse”-wijze. Let op de jaartallen 1914 (boven leeuw links), 1915 (boven leeuw rechts en 1916 (onder wapenschild).
De toneelgroep van de Opwijkse Zangmaatschappij vóór de Sint-Pauluszaal dd. 30 juni 1918. Met de kermisdagen gaf zij een voorstelling ten voordele van het Steuncomité.